DE PENANTEN
IN HET ZWARTE
WATERBIJ
HASSELT
door Mr. J. Belonje Een "penant" is een metselwerk, dat poort-openingen ter zijde afsluit. Wij kennen dat woord hier doorgaans in deze zin, maar vooral in Belgie wordt een penant meestal een "muurdam" of trumeau genoemd. 1 Als zodanig is
deze benaming hoofdzakelijkbij de bouwkunde in gebruik, maar ook komt zij voor als term der militaire versterkingskunst. In dat laatste geval vormt de penant een gemetseld eilandje in een vaart of rivier, hetwelk met anderen in combinatie dan dienen moet ter vasthouding van de uiteinden van schotbalken waarmede men de waterloop te keren wenst of af te dammen. De schotbalken worden dan zoals gebruikelijk geplaatst in sleuven of sponningen, die in de zijkanten der penanten in het metselwerk zijn uitgespaard: een constructie die min of meer een vergelijkingmet een (stenen) beer of damsluis toelaat. Reeds in oude tijden hebben de ingenieurs der Genie gebruik gemaakt van de mogelijkheid om penanten te plaatsen en het stelsel om dit bouwsysteem toe te passen heeft zich, ofschoon dat misschien wat vreemd klinkt, tot in onze tijd kunnen handhaven. De aanwezigheid van het verschijnsel vormt een weinigopvallende zaak; vandaar wellicht, dat er bij verloop van tijd door de vestingbouwkundigenniet of nauwelijks aandacht aan geschonken zal zijn. Wanneer ik hier een paar voorbeelden uit de geschiedenis der Nederlandse fortificatien mag aanhalen, zal het goed zijn in de eerste plaats te wijzen op de penanten in een reeks van 8 in getal die correspondeerde op twee landhoofden, in 1834 dwars over de rivier de Donge gelegd zijn om dit water tussen de vesting Geertruidenberg enerzijds en de keel van de Lunet anderzijds zo nodig tijdelijk af te dammen teneinde een inundatie in werking te kunnen stellen.? Mede ter handhaving ener inundatie in front van de Stelling van Amsterdam heeft de Genie in de verlengden van de zg. Slaperdijk en overdwars in de ringvaart van de Haarlemmermeerpolder eveneens oenanten opgemetseld terwijl zijte land in de onmiddellijkenabijheid twee houten loodsen op stenen voet bouwde, dienstdoende om de voor tijd van nood gereserveerde schotbalken voorshands in goede bewaring te kunnen houden (1888). Zowel het eerstbeschrevene als het andere kunstwerk heeft men na afloop van de Tweede Wereldoorlog op grond van de ontvangen klachten van de 221
zijde van de scheepvaart, volledig opgeruimd. Andere voorbeelden waren te vinden in front van dat deel der Nieuwe Hollandse Waterlinie eerder geheten de "Linie van Utrecht". Daarover was o.m. sprake in de jaarverslagen der Ie Directie van de dienst der Genie van 1818 en 1824 in deze bewoordingen: "De Werken tot deze Linie behoorende bestaan voor alsnog in 1. In de Inundatie Keerkade en verhoogde wegen, met de zich daarin bevindende duikers, stenen pen anten, bruggen en andere beweegbare waterkeeringen ... ". 3
Gelijk gezegd werden penanten dan gebouwd als kleine eilandjes, uitmakende een rechte reeks in het dwarsprofiel van de betrekkelijke waterloop en gesteld op zulke onderlinge afstanden als de lengten der tussen te plaatsen schotbalken met te verwachten druk en aandrang van het water zouden kunnen toelaten. Daarom hing het aantal van de te grondvesten penanten in zorgvuldigeberekening afvan het tc overspannen water. Het systeem yond uit de aard der zaak toepassing waar het uitsparen van kosten toelaatbaar was en bovendien waar de noodwendigheid van gehandhaafde doorvaart groot was zodat noch de aanleg van een sluis, laat staan van een stenen beer wenselijk moest worden geacht. De Stad Hasselt aan het Zwarte Water, door overrompeling sedert 10 oktober 1582 aan de Staatse zijde gekomen, bleef weliswaar bij voortduringeen steunpunttegende Spanjaardenvan deze maar "swacke Stadt" en de geschillen, gerezen over de manier haar bezet te houden, leverden de verdedigende partij talrijke zorgen op. Immers aanvankelijk lag hier Fries garnizoen enjuist over de tegenwoordigheid van deze troepen rezen in de Nederlanden aanhoudende onderlinge twisten van bedenkelijke aard.' Niettemin: een aanslag van Spaanse zijde ondernomen bleef tevergeefs.' Omstreeks een eeuw later zou de kleine vesting Hasselt opnieuw een rolzij het een bescheidene - in de oorlog zijn toebedeeld. Waarschijnlijk omdat de bisschop van Munster de door haar bezetting verlaten stad Hasselt had ingenomen en deze vesting tot 1674 op 16 mei kon behouden," is de Raad van State er naderhand toe overgegaan ter plaatse de situatie te verbeteren maar vooral de militaire positie der omgevingop meer deugdelijke wijze te verzckeren. Niemand minder dan de befaamde vestingbouwkundigeMenno baron van Coehoorn werd ten deze door de Koning-Stadhouder en de Staten bij beschikking van 28 december 1697 advies gevraagd. Coehoorn kon echter in verband met het "strenge wintersaisoen" niet aanstonds vertrekken. Het werd eerst 4 maart toen hij met als uitgangspunt Zwolle een inspectie kon aanvangen. In Den Haag teruggekeerd rapporteerde hij de 18e april in schriftelijke vorm. N a eerst de middelen van defensie der Stad Zwolle afgehandeld te hebben ginghij in deze bewoordingen verder:7 222
"waaromme vervolgens inspectie hebbe genoomen van de avenues in de landstreeke gelegen tusschen de rivieren de Vecht en Yssel en bevonden, dat wanneer men de Vecht bij de Berkemer Brugge eenen steenen Beer maakte en daarin de nodige schuttingen op een vereischt peil, dat door het opstouwen dezer rivier niet aIleen alle de landen in het front dezer stad gelegen, tot aan de Borgh en Nieuwe Schans zouden onder water gezet worden ter diepte van 1,2 it 3 voeten, maar ook de landen aan de linker
zijde van de Vecht langs de Nieuwe Zwolsche Weg tot aan de groote moerassen, gelegen achter Roveen, gelijkik dat in het doorpasseeren van genoemde dorp hebbe geobserveerd. Deze inundaties kunnen door een vijand niet afgetapt worden indien men aan den Yssel bij de Nieuwe Schans, zodanige werken maakt, die de vijanden het hoofd kunnen bieden, en die passage disputeren, over zulks dat den vijand belet zoude worden, langs die post in de provintie van Vriesland of Groningen te konnen komen. AIle welke werken, te weeten de steenen beer en schuttingen in de Vecht het versterken van die voomoemde forten aan den Yssel en het verhoogen der dijken aan wederzijden van de Vecht enz. zoude kunnen gemaakt worden, voor een somma van drie honderd duizend guldens." Blijkbaar hebben de autoriteiten nog meer willen weten, want het staat vast dat hun deskundige bij uitnemendheid op 20 september 1700 een nieuw verslag indiende gewijd speciaal aan "de avenues en de passagien van de moeren tussen Hasselt en Coevorden...". 8 Het is weIzeker dat Coehoom weldra de opdrachtontvangen heeftom zijn plannen hier althans in beginselte verwerken want de berichten luiden, dat hij niet aIleen de stad en vesting Hasselt heeft versterkt maar tevens de omgeving met werken voorzien heeft die ontleenden "hunne voomame sterkte van de laagte des omliggenden gronds, welke dezelve bij een nat jaargetijde veelal ontoegankelijk maakt, uitgezonderd over de smalle dijkendie naar de stad leiden. Boven dit kan door middel van penanten, die even boven.Hasselt dwars door 't Zwarte Water geplaatst zijndeze stroom en vooral ook de Vegt opgestopt en dus eene overstrooming veroorzaakt worden."? De kosten schijnen gevoteerd geweest te zijn door de Raad van State op 11 november 1701,10 ofschoon J. Geesink schreef, dat de penanten reeds in 1697 gebouwd waren. Het is zeker, dat de overheid de zaak van de penanten niet uit het oog verloren heeft. Er bleef bijvoorbeeld een ongetekende memorie bewaard gedateerd Leeuwarden 1726, waarin het navolgende over dit onderwerp is aangehaald: 11 "Soo hebbe ick tot voldoeninge van Uwe Eed. Mogende Resolutie van den 7 April 1721 (: waar bij gelast ben de Caarte van de moerassen en 223
Plan der Penanten in het Zwarte Water door de kapitein-ingenieur der Genie Knollaert, 1780. 224
foto: Algemeen Rijksarchief;
225
verdere gelegentheeden van de frontieren aan de kant van Wedde en Westwoldingerlandt en Drenthe te continueeren tot aan het Zwarte Water tussen Zwol en Hasselt tot aan de pinanten of water keeringh aldaer gemaeckt:) dit begonnen werck langs de Veght gecontinueert tot de Veght aen de Berckenbrugge gelijk neffens gaende vierde stuck van de voorengemelde Caart aentoont hebbende dit stuck geperfecteert: ten eynde van het jaar 1723: (dogh seedert dien tijdt geabsorbeert waaren met het vervolgen van deese Caart:) nae het Zwarte Water toe stil gestaan. Edogh alsoo tot het generale consept (: in Uwe Eed. Mogende Resolutien vooren gemelt vervat:) nootsakelijck vereyst wert datter nogh een vijfde water schutting sluys tussen de laest genoemde aen de Regge: en de pinanten int Zwarte Water werde gelegt, en dat ter plaatse de Ruijtenbergh genaemt in de inhoeck van de Rivier tussen de twee Redouten op de portee rings Caerte met letter T: aengeteekent. en dan ten laesten de penanten of waterkeeringe in het Zwarte Water in dien staat gestelt: om niet aIleen tot een waterschuttinge (: om daer door een inundatie te formeeren:) te dienen maar ook daer aen een schuttingsluijs." Dat de penanten hun origine aan de Baron van Coehoorn te danken hebben, blijkt bovendien nog duidelijk uit de Memorie die de toenmalige Directeur van de Fortificatien P. de La Rive op 24 februari 1753 aan de Raad van State he eft gepresenteerd over het bewuste onderwerp. Hij schreef;'" "Nu eens het oog vestigende op Zwol, Hasselt met de pas over Rooveen vinde om deselve in meer versekeringe te brengen teegens eenen aen en inval van een vijand, dat den Generael Coehoorn reets daer in heeft voorsien, met het leggen van de pinanten in Zwarte Water tusschen de Riviere de Vegt en de Stad Hasselt ten eijnde daer meede (: nae het Zwarte Water gestopt zijde:) alles te inondeeren jae zelvs rontom Zwol uytgesondert een hoogte aen de Dijser en Sasse poorten, en vervolgens nae de Ligtmis op Hasselt door welke opstoppinge van 't Zwarte Waeter het een
vijand zeer difficijlzal gemaakt worden om zelfs na Zwol en de Ligtemiste komen en tot meerder houdinge van het water sou het van uijterste aen gelegenthijtsijn om van Hasselt nae Roveen den dijkte doen verhoogen en verswaeren om het waeter daer tegens op te setten ten eijnde niet teveel waters voortloopende verlooren wierde. Om deese inondatie dus te formeeren sal het Swarte Water moeten gestopt worden soo als is gedaen geweest, maar om altijd den dijkin 't Swarte Water te houden behoorde de toe en uijtgangen nae de Pinanten sodanig verbreet te worden dat daerdoor alle de openingen van de Penanten ten getaele van agt haere werkinge konde doen om de navigatie nae Zwol onbelemmert t'e behouden en ten dien eijnde het daer aen mankeerende te remedieeren en sulcx eens gedaen 226
sijnde soo sullen de Pinanten aen het oogmerk bij allen tijd en geleegentheeden kunnen voldoen. Edog staat dan nog in agt te nemen dat om dese pinanten te decken tegens alle aenval een werk daarvoor behoorde gelegt te worden waarvan reeds een project is overgegeven aen Haer Edel Mogenden in den j aeren 1748." De Directeur gaf met nadruk te kennen, dat wanneer de scheepvaart op Zwolle hier volkomen zou worden afgesneden, dit voor de "negotie" van de ingezetenen bizonder schadelijk uit zou vall en. Hij berekende tenslotte dat een schutsluis tussen de penanten met het verbeteren van die laatstgenoemde kunstwerken, alles tezamen met het leggen van een dijk door het Zwarte Water f 200.000,- zou vragen, ongerekend nog een vijftal
schutsluizen in de rivier de Vecht, welke volgens grover calculatie elk bovendienf 70.000,- vergen zouden. Het is overigensweIzeker, dat deze overwegingen van de Directeur een uitvloeisel zijn geweest van het verlangen van een betere consolidatie Va..fl het penanten-systeem. Hier uitte zich dat tenslotte in het treffen van noodmaatregelen door de StatenGeneraal in 1742 in verband met bedreigingen door de plotselinge aanwezigheid van een Frans leger ten oosten van de Republiek. Bij de verbeteringen die toen tot stand gebracht zijn werd naderhand uitgegaan van het "Plan van de situatie bij de Pinante aan het Zwarte Water extenderende ter Regte van de Pinante tot aan de herberge het Prinsje digt voor de Poorte van Hasselt en aan de linker tot aan de Mond van de Rivier de Vegt" met bovendien het "nieuwe gegravene canaal met zijne Pinanten" getekend door J.J. Clesheim te Zwolle op 13 september 1757 als bijlage van de Memorie door Clesheim in samenwerking met A.C. Veltgen opgesteld dd. 13 oktober 1755. Een berekening der dedomagementen wegens gedeterioreerde landen en uitgevoerde vergravingen wegens de werken 'omtrent de Penanten bij Hasselt" werden vervolgens vastgesteld bij resolutie van Gedeputeerden van 9 augustus 1757 en 26 oktober 1759Y De aandacht voor de penanten bleef sedert levendig en daarom kreeg de kapitein-ingenieur A.J. Knoilaert de opdracht het kunstwerk nogmaals duidelijk op een plan vast te leggen. Hij heeft zich in 1780 op voortreffelijke wijze van zijn taak gekweten door het leveren van een "Kaart van de Penanten Dijk met deszelfs Penanten geleegenin 't Zwarte Water tussen Zwolle en Hasselt."14Men ziet daarop de waterloop tussen de Genneger- en Mastenbroeker dijken en op de eerstgenoemde dijk sluit aan ter hoogte van de boerderij "Winters Nest" de inundatie-kade, die met een enkele knik dwars overloopt en het Dude Diep ongemoeid laat. De volgende watergang, het Zwarte Water, bevat een zevental penanten tussen twee U-vormige versterkte landhoofden, alzo ter plaatse acht 227
watervakken uitsparende. Op een afstandje waakten twee bescheiden redouten (waarvan een de karakteristieke naam droeg van "Kijk in de Vecht" aan de westzijde bij de samenvloeiing van de wateren) voor de noodzakelijke bescherming van de werken. Op ruimer terrein nog is de situatie van het een en ander duidelijkte zien op een van de bladen van het "Frontier van de Yssel", waarschijnlijk vervaardigd door de luitenantingenieur H. van Hooff in 1783.15 Ook overigens bleef men in die periode nog wel attent, hetgeen bijvoorbeeld bewezen wordt door het feit dat de water-doorgangen tussen de penanten in 1790 en 1791 provisioneel gesloten zijn geweest. Daartoe waren toen nodig 270 stuks balken te verdelen over de acht openingen, elk hoog 18 voeten, die 32 schotbalken per stuk vereisten. Toen nu de Republiek in het tijdvak 1793-1795 opnieuw in een grote oorlog werd betrokken en het strijdtoneel zich op een gans ander territoir gingafspelen, vielweldra te verwachten, dat een IJsselfront geen aandacht meer zou trekken. Maar toen daama de Franse Genie op uitdrukkelijk bevel van Napoleon zich met de defensie in onze noordelijke en oostelijke gebiedsdelen moest inlaten, zal de verhouding in de politiek tot de buurlanden op deze flank's Keizers' aandacht hier nog een tijdlang blijvend gevestigd hebben. Napoleon had reeds twee maanden na de inlijving van het Koninkrijk Holland de nodige directieven verstrekt aan zijn toenmalige InspecteurGeneraal der Genie, Henri Gratierl Comte Bertrand, om o.a. in deze streken een uitvoerig onderzoek naar de defensieve middelen in te stellen. Dat geschiedde in een afzonderlijke "note pour le general Bertrand" gegeven te St. Cloud op 19 september 1810.16 Het was ook stellig in verband met het door hem te verwachten rapport, dat hij bij diens bezoek aan Rotterdam op 26 oktober 1811 aan Bertrand schreef, dat naar het hem voorkwam, de positie van Den Helder van strategische betekenis was." In een "rapport sur la frontiere de l'Issel", dat door de generaal Bertrand op 15 november 1810 te Parijs werd ingeleverd gaat deze uitvoerig in op de betekenis van Hasselt en op de mogelijkheid om daar te inunderen, waarover hij twijfel uitdrukt. Hij beklaagt zich erover niet in staat te zijn "de donner des ides plus positives sur les inondations mais cette place est abandonnee depuis longtemps"." De generaal der Genie Dejean'? noteerde op dit door hem ontvangen document: "J'ai remis ce rapport et les douze plans y joints au Depot central des Fortifications 26 Xbre 1810." Ook tengevolge van de onzekerheden in dit bericht vervat maar ongetwijfeld wel in verband met het feit, dat er in de Franse buitenlandse politiek voorshands nauwelijks angst meer bestond voor ondememingen uit oostelijke richting tegen het ingelijfdeHolland werd Hasselt nog in die tijd 228
gedemilitariseerd en er bleven daar nog over twee militaire etablissementen in een totaal vervallen staat, te weten een houten bergloods, waarin de schotbalken voor de penanten van het Zwarte Water, alsook een oude toren. Aannemelijk is dat de Genie omstreeks die tijd tevens heeft afgezien van bemoeienis ten aanzien van de gereveteerde muur langs de rechter dijk van het Z warte Water, zuid van de Stad Hasselt. 20
Zeer losjes bleven ook na de tijd der inlijvingde relaties met de militaire Genie in stand: er was sedert 30 juli 1815 een nieuwe "wagter" hier aangesteld en op 27 mei 1816 was er door het ministerie van Oorlog een contract van aanneming tot stand gekomen tot "het leveren en stellen van een nieuwe wipbrug over de inundatiesluis en reparaties en herstellingen aan het metselwerk van de sluis". 21 Daartegenover onthult het" Algemeen Verslag der Genie" over het jaar 181822 dat in dit dienstjaar de schotbalken, zoals dat heette "ten voordele van het Rijk"waren verkocht! Tijdens hetjonge Koninkrijkder Nederlanden waren de verhoudingen met Pruisen zowel als met Hannover alleen maar gunstig te noemen, zodat voor Koning Willem I van die zijde nauwelijks moeilijkheden te wachten waren. De aandacht van het Nederlandsche Departement van Oorlog liet zich dan ook aan het "Frontier van de II ssel" niets meer gelegenliggenen het was dan ook geen wonder, dat de in deze streken bevelvoerende Genieautoriteit, de kolonel-Directeur W. Valter-' in hetjaarverslag zijner 2e Directie over 1829 een ware klaagzang aanhief betreffende de jammerlijke toestanden in zijn ressort. Aan de hand van sprekende voorbeelden maakte hij daarin duidelijk over "ellendige" verwaarlozing, die daar al langer dan 10 jaar heerste, hoe het frontier "van de Dollard tot aan de Vecht geen noemenswaardige beletselen aan eenen doordringenden vijand kon aanbieden." Het kruitmagazijn, dat de plaats innam op het eiland aan de stad Hasselt bij de Engpoort met het daarbij gelegen gebouw, waarin de schotbalken voor de penanten opgeslagen waren geweest, werd in 1821 verkocht'" en kolonel Valter kon in zijnjaarverslag over 1829 constateren: "op grond eener dispositie van Zijne Koninklijke Hoogheid de Commissaris Generaal van Oorlog dd. 5 Mei 1829 no. 11 is bij Proces-Verbaal van den 16 Junij daaraenvolgende de aanwijzing geschied door de Eerste Luitenant Ingenieur Van Brienen van Ramerus" en den Heere Hoofdingenieur van de Waterstaat in de Provincie Overijssel M.G. Beijerink, van de oude vestingwerken der Stad Hasselt, die tot waterkering gediend hebben, ten einde gevolgte kunnen geven aan de magtigingvan Z.M. aan den Minister van Binnenlandsche Zaken, om met het Stedelijk Bestuur aldaar eene overeenkomst aan te gaan wegens de overgave daarvan aan hetzelve." Tot voor kort waren steeds de Dwars- of Keerdijken, gelegen bij de 229
gemetselde penanten in het Zwarte Water bovenwaarts met de Vecht geacht tot afdamming in militair gebruik geweest te zijn. Het grasgewas van de dijken met de bijliggende gronden werd toen telkenmale voor 3 jaar tegen f 60,- per jaar verpacht en de Magazijn-meester der artillerie te
Coevorden was daarvoor met de incassering belast. Na de overdracht heeft de Generale Staf, bepaald in een periode toen ue mogelijkheid ener verdediging van een oostelijk- of Yssel-fronties opnieuw de aandacht der Regering kreeg, toch nog eenmaal het door Coehoorn bedachte systeem van penanten aan een onderzoek willen onderwerpen. Men belastte daarom de toenrnalige overste der Genie J.O.L. van Ingen met het uitwerken van een memorie over het formeren ener inundatie door deze penanten." Vervolgens is het hierbij echter gebleven en de eisen van de scheepvaart om tot algehele verwijdering van de penanten te komen vonden meer en meer gehoor. Dat leidde ertoe dat er in september 1880 met behulp van een detachement Genietroepen uit het bataljon Mineurs en Sappeurs vijf van de gemetselde penanten der schotbalksluis opgeruimdwerden. En dat waren dan dus de restanten van de min of meer uit goedkooptein de XVIIe eeuw aangelegde penanten, die door Coehoorn waren aangebracht overdwars door het zuideinde van het Nieuwe Diep, waar dat tezamen met het nu nagenoeg verlande Oude Diep overgaat in het Waaigat. Aansluiting hadden die penanten op dijkjes als wederkerige verlengingen tegen de landhoofden, waarvan nu slechts spaarzame restanten in het landschap terug te vinden zijn door weggetjesvan ietwat verhoogd niveau (het meest duidelijke is dat hetwelk aan zijn westzijde uitkomt op de Hasseltse dijk). Tenslotte is aIleen de Redoute "Kijk in de Vecht" in haar vroegere standplaats nog te controleren aan de hand van de militaire kaart, die hier het woord "Schansje" vermeldt. 27 Als allerlaatste werd er nog een van de bouwsels der penanten opgeruimd, weer met medewerking der Genie, injanuari en maart 1913. Zodat de Archivaris van Zwolle in zijn eerder aangehaald geschriftkon vermelderi" dat in 1939, lang dus na de volledige verdwijningvan de kunstwerken uit Coehooms tijd, onder Hasselt nog gesproken werd van "De Penanten". NOTEN 1.
2
230
In de 2e betekenis aangehaald door Dr. C. Kruijskarnp "Van Dale Groot Woordenboek der N ederlandse Taal" II, 's-Gravenhage 1976, bldz. 1833, kolom 2; zie ook "Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Acadernie" 1923, bldz. 761. C.J. Mollenberg "Onuitgegeven Bronnen voor de Geschiedenis van Geertruiden-
3.
4. 5. 6.
7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
16.
17. 18.
berg", 's-Hertogenbosch 1899, bldz. 178. Deze reeks penanten schijnt eerstna de 2e Wereldoorlog weggebroken te zijn; de plaats vindt men met stippellijn aangeduid op de oudere edities van de "Stafkaart", 1:50.000, "Geertruidenberg" no. 44 en de Chromo-Topografische Kaart, 1:25.000, no. 584, a.v. Archief van Oorlog, Genie inventaris 146 Depot Algemeen Rijksarchief te Schaarsbergen. Er waren daar o.a. penanten geconstrueerd "nevende brug over de Wetering op het N:O: einde der Quakeldijk"; zie archief a.v. "Plans van Gebouwen" H.86. Zie ook: G.A. van Kerkwijk "Handleiding tot de kennis van den Vestingbouw, voor de Kadetten der Genie en Artillerie", Breda 1846, bldz. 348 evv. Onder hopmar; Martena; vgl. Everhart van Reyd "Voornaemste Gheschiedenissen in de Nederlanden ende elders", Arnhem 1626, bldz. 317-320. Pieter Bor Christiaensz "Nederlantsche Oorloghen" III, Leiden 1626, boek XIX, fol", 34 b. Ook de Fransen hebben Hasselt een tijd bezet gehouden, vgl. Me. P. Valkenier "Vervolgvan't VerwerdEuropa", Amsterdam 1688, bldz. 376, 382, 386/7 ,445, 816/7 en G.B. Depping "Geschichte des Krieges des Miinsterer und Coiner, im Biindnisse mit Frankreich gegen Holland in den Jahren 1672,1673 und 1674", Miinster 1840, S.71, 112, 118/9, 136, 187. J.G.W. Merkes "Memorie behelzende eenige der belangrijkste Krijgsgebeurtenissen gedurende het Leven van Menno Baron van Coehoorn", 's-Gravenhage 1825, bldz. 121 noot 1 en 123. Vgl. bldz. 119 (met noot) Jhr. J .W. van Sypesteyn "Het Leven van Menno Baron van Coehoorn", Leeuwarden 1860. "Tegenwoordige Staat van Overijssel", Leiden 1803, bldz. 206/7 en Algem. RijksarchiefOorlog, Genie Plans van Vestingen H.6 en 7 en Plans van Gebouwen Z 8 en 10. Van Sypesteyn t.a.p, bldz. 139, 140; J. Geesink "UitZwolle's Verleden Schetsen van Stad en Omgeving", Zwolle 1946, bldz. 104. Archief van Oorlog, Genie E.S a, bldz. 72/3. Algem. Rijksarchief Oorlog, Genie Memorien E.Sa "Linie van de Ems" (MS.) resp. bldz. 43 evv. en 73/4. Zie voor het plan Geesink "Zwolle's Verleden" t.a.p. bldz. 104; voorts "Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven" XLVI,2, 1923, bldz. 422 en Archiefv. Oorlog, Genie "Memorien" Z.16. Archief van Oorlog, Genie, Plans van Gebouwen Z.1 0; zie de ajbeelding. Blad C, beide helften, Archief v. Oorlog Genie, situatie-kaarten Y 11. Voor Hermanus van Hooff, 1740-1809, zie (met portret in uniform) "Nederland's Patriciaat" XXIV, 1938, bldz. 144/5. Voor de penanten voorts de Memorie Z.48 a.v. inzake het formeren ener inundatie daardoor door H. Weenink van 1774 en "Atlas van Historische Vestingwerken in Nederland" II, 1. Overijssel, bldz. 8. "Publicaties van het Genootschap voor Napoleontische Studien" XIV, 1963, bldz. 592. Bertrand, geboren 1770, wordtdoor O. Aubry "Sainte Helene" I,Paris 1935, p. 86 sqq. genoemd "ingenieur plus que soldat, officier applique, sans vues, pourtant il a ete choisi, promu, etabli par Napoleon". Hij was gouverneur van Illyrie en in 1813 werd hij "grand marechal du palais"; hij maakte met zijn vrouw Fanny Dillon Napoleon's ballingschap op Elba mee en met zijn gezin stond hij aan Napoleon's sterfbed. C.F. Gijsberti Hodenpijl "Napoleon in Nederland", Haarlem 1904, bldz. 205/6. Ontleend aan de archieven van de Franse Genie.
231
19. "Napoleontische Studien", XIV, 1963, bldz. 665/6. 20. Archief van Oorlog, Genie Depot Schaarsbergen 2e directie van Fortificatien, rangschikking van de "plaatsen in staat van abandon". Zie de duidelijke afbeelding van de gereveteerde dijk tegenover bldz. 24. Mr. H. Schelhaas e.a. "Rivieren en Beken in Overijssel", Zwolle 1978. 21. Inventaris Genie "Contracten van Oorlog" Depot Schaarsbergen, I, bldz. 125. 22. Archief Genie a.v. 23. Willem VaIter, geb. Haarlem 8 maart 1773, + Utrecht 12 december 1830; zoon van Jan en Everdina van der Laan, gehuwd (4 kinderen) met Catharina Elisabeth Henriette Thorbecke, ridder Ned. Leeuwen Legioen van Eer; was een oom van de staatsman Thorbecke; 2e luit. der Genie en artillerie 22 maart 1796; l e luit. 12 juli 1798; kapitein 21 februari 1805; majoor 19 februari 1815; 1t.-koloneI6juni 1816; kolonel bij K.B. van 21 juli 1828 no. 18, directeur in de 2e Directie. Zie over hem: "Verslagen van's Rijks Oude Archieven" XVII, 1894, bldz. 39, no. 15; Dr. J. Brandt-van der Veen "Het Thorbecke Archief", I, II en III, Utrecht 1955-1967, passim en Mr. H.W. Tydeman "Levensbyzonderheden van den Luitenant-Generaal Baron R.C.T. Krayenhoff", Nijmegen 1844, bldz. 166/7, 178,181,241,244,274,397,413 en 416. 24. A.J. van der Aa "Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden" V, Gorinchern 1844, bldz. 2lO. 25. Jhr. Jan Anne van Brienen van Ramerus, geboren Amsterdam 26 oktober 1800, + Nijmegen 21 juni 1854, ridder der Orde van de Nederlandse Leeuw; 2e luitenantder Genie 2juli 1818; Ie luit. 11 maart 1825; 2e kapitein 20 maart 1831; Ie kapitein 19 februari 1835; majoor 16 april 1853; non-activiteit door ongesteldheid 1854; vgl. "Nederland's Adelsboek" XXXVIII, 1940, bldz. 546 sub 2. Hij heeft als kapitein-ingenieur een copie vervaardigd van het plan van de ingenieur Freysheym (archief Genie a.v. Plans van Vestingen H 6a). . 26. Archief van Oorlog, Genie Mernorien Z 42: zij sloot voor een deel aan op de Memorie a.v. door H. Ween ink van 1774 (Z,48). Jan Otto Leendert van Ingen, geb. 9 november 1799, + Delft lO mei 1871; 2e luit. ingenieur 19 augustus 1821; Ie luit. 16 augustus 1829; kapitein 11 december 1837; majoor 11 september 1856; 1t.-koloneI14 november 1859 en gepensioneerd metde rang van kolonel31 juli 1862. Hij moest zijn memorie dus hebben opgesteld tussen nov. 1859 enjuli 1862. 27. Chromo-Topografische Kaart van het Koninkrijk der Nederlanden, schaal 1:25.000 no. 288 "Hasselt", verkend 1932. 28. Zie noot lO, bldz. lO6 en D. van den Berg "Geschiedenis van het Bataillon Mineurs en Sappeurs, later Korps thans Regiment Genietroepen", Breda 1923, bldz. 108 en 110.
232