De opleiding van een nieuwe priester voor Israël Een serie preken over de profeet Samuël en koning Saul Deel 4 1 Samuël 2 Gereformeerde Kerk Vrouwenpolder – 28 september 2008 – 9:30 uur 1 Gereformeerde Kerk Bergen op Zoom – 24 mei 2009 – 9:00 uur Votum en zegengroet Openingspsalm: Ps 34:1 en 6 – Ps 40:4 en 7 Verootmoediging in gebed Wetslezing en zingen: Ps 119:7 Gebed om de opening van het Woord en de Verlichting door de Geest Schriftlezing: 1 Sam 2:11-36 Zingen: Ps 56:1 en 4 Tekst: 1 Sam 2:11, 18, 21b, 26; 1 Sam 3,1a HET HERSTEL VAN DE PRIESTERDIENST in ISRAËL 1. priester-profetie 2. priester-opleiding 3. priester-toekomst Na de preek zingen: Ps 62:6 Dankzegging en voorbeden Collecte voor 1e de Kerk en 2e Onderhoud gebouwen Slotzang: Gezang 459:1, 2, 5, 7 en 8 (LvdK) Zegen
Tekst voor de preek is: 1 Samuël 2:11.18.21.26: ... De jongen bleef achter onder de hoede van de priester Eli om de HEER te dienen. .... 18 De kleine Samuel diende de HEER, en droeg daarbij een linnen priesterhemd. .... 21 De HEER zag inderdaad naar Hanna om: ze werd opnieuw zwanger en baarde nog vijf kinderen, drie zonen en twee dochters, terwijl de jonge Samuel dicht bij de HEER opgroeide. ... 26 Intussen groeide Samuel verder op. Hij was zeer geliefd, zowel bij de HEER als bij de mensen. 1 Sam 3:1a: De jonge Samuel diende dus de HEER, onder de hoede van Eli.
De tekst van de preek is: Geliefde gemeente van onze HEER Jezus Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes, Dit is het aangrijpende relaas van een kleine jongen die door zijn moeder al op ongeveer driejarige leeftijd wordt achtergelaten in het internaat van de school bij het heiligdom van de HEER God te Silo. De kleine kostschool stond onder toezicht van Eli de priester. Zoals we weten was Samuël het vurig gewenste kind van Hanna, de tweede vrouw ‘van’, die gepest is door haar mede-echtgenote Peninna. De moeder van Samuël was de vernederde vrouw die overdreven genegenheid ontving van haar man en op een bijzondere manier een kind gebeden heeft van God. Ze kréég dat kind, de jongen Samuël en gaf hem zodra het mogelijk was weer 1
In totaal andere vorm is deze preek ooit gehouden in de Gereformeerde Kerk van Voorburg - 4 september 1994 - 10:00 uur.
1
aan de Heer terug. Dat ‘gewenste’ kind groeide dus al vanaf ongeveer z’n kleuterleeftijd op onder het mentoraat van Eli, die oude priester en rechter, die onuitstaanbare zonen had. Je kunt niet vroeg genoeg beginnen met de dienst van de HEER, dat is waar. Samuël ging naar de priester-kleuterschool. Maar die school stond tóén beslist niet zo goed bekend, omdat hij bij de ontmoetingstent, de tabernakel, stond, waar de sfeer van Gods heerlijkheid moest hangen, maar waar een vunzige lucht hing van misstanden, verloedering en bederf. Het wás daar niet pluis. Is dat wel een ideale omgeving om je kind naar school te sturen? Je kunt zeggen: tja, Samuël moest wel, hij was nog jong en had geen keus, want zijn moeder Hanna had het aan de HEER beloofd! Hanna liet haar gewenste zoon daar achter, in een onveilige sfeer waar je slapeloze nachten van krijgt. De vijf teksten die ik gelezen heb over Samuël die laten iets heel opvallends zien over de ontwikkeling van de jonge Samuël. Maar die teksten staan als het ware als haken om heel ingrijpende, profetische woorden die heel dramatische gevolgen aankondigen over hoe de HEER korte metten maakt met zijn priesters die alleen maar dingen doen die de HEER verboden heeft. Kan het anders, kan er geen kindvriendelijker leeromgeving worden gecreëerd voor die jonge, kwetsbare jongen Samuël? Is deze jongen dan wel geroepen, en ging hij, een kleine jongen nog, een duistere toekomst tegemoet? Is er voor dit kind van God een levensweg om te gaan in het vooruitzicht gesteld, zonder te weten waar hij komen zou? Nee, want het leven van Samuël, en zijn taak in het leven, is van stap tot stap door God bepaald. Samuël mocht een kleine taak in het huis van God onder toezicht van Eli. Hij kreeg veel zaken te zien en te horen die beslist niet geschikt waren voor jeugdige kijkers! Maar voor de Heer is hem een grote taak in het Rijk van God de HEER weggelegd. Terwijl Samuël onder toezicht kwam van de priester Eli, werd hij door God geroepen en direct kreeg hij al te maken met dingen waarvan wij zeggen dat het voor volwassenen al stuitend is. Wat moeten wij met die tegenstrijdige belangen? Natuurlijk, het werd de hoogste tijd dat er een eind kwam aan het liederlijke gedrag van Eli’s zonen. Als wij scherp toezien op de dingen die ons zijn meegedeeld in het boek Samuël dat zien we twee dingen: Hoe de HEER de hervorming van de priesterdienst in Silo ter hand gaat nemen en hoe tegelijkertijd de vorming van de priester, profeet en rechter Samuël gewoon door gaat. Het verrassende is dat beide zaken te maken hebben met de groei van het geloof. Hadden we het vorige week over groeien in Christus, hoe dat gaat en waarom er groei moet zijn, vandaag een heel praktische les, uit het leven van Gods volk gegrepen over hoe de HEER God groei geeft. Ik verkondig u dáárover het evangelie van Gods verlossing van de boze onder het thema: HET HERSTEL VAN DE PRIESTERDIENST in ISRAËL 1. priester-profetie 2. priester-opleiding 3. priester-toekomst 1. priester-profetie In wat voor een wereld kwam Samuël terecht? Zijn mentor, de leraar Eli was best wel goedwillend, maar zijn zónen, nou die waren door en door slecht. Wat Eli indertijd dácht van Hanna, toen ze diep bedroefd op de grond lag en tot de HEER bad, dat geldt zeker van zijn zonen: zij waren nietswaardige lieden, etterbakken door en door, zonen van Belial. Ze rekenden niet met de HEER. Dat is eigenlijk te zwak gezegd, zij dachten alléén maar aan zichzelf. Ze erkénden de HEER niet als God. Hun leven was niet bepaald een voorbeeld van 2
het wandelen met God. Hun leven was niet verbonden met de Heer van het Léven, maar aan de dood, zou je met Psalm 18,5-6 kunnen zeggen. Ze deden álles wat God verboden had. Hun héle leven was één voortdurend overtreden van Gods wet. Het bleef niet bij een keer 'vallen' in de zonde. Hun leven was doortrokken van slechtheid. De vrouwelijke vrijwilligsters in de tabernakel waren niet veilig voor hen, het offervlees voor de Heer was niet heilig voor hen, het brood dat aan de Heer werd geofferd werd ook niet voor Hem bestemd. De priesters moesten leven van de offers die de HEER eiste van zijn volk. Wat de HEER hen daarbij gaf, was genoeg om van te leven (Ex 29,27; Lev 7,34v; Num 18,18). Want de HEER is nooit karig. Toch waagden Chofni en Pinechas het om het volk én de HEER te bestelen. Hoe dat ging met de vredeoffers, daarvan lezen we een voorbeeld, 1 Sam 2, 13-17. Ze wensten vers vlees, niet een stuk offervlees dat eerst gekookt was voor de offeraars èn de priesters, nadat de vetstukken voor de HEER waren verbrand. En hoe de priesters door het volk ook voorzichtig vermaand werden over het recht van de HEER: “laat eerst het vet verbranden, dan kun je kiezen wat je wilt”, de priesters eisten zelfs met geweld hun deel. Is het een wonder dat het volk zich vertwijfeld afvroeg wat de dienst van de HEER dan nog voorstelde? Het volk ging het offer van de HEER minachten. Is zo'n offer een geschenk van het volk aan de HEER? Nee, als het zó moet, dan kun je beter niét offeren, dacht men. En men bleef weg bij de tempel. De trouweloosheid en de ontrouw van de priesters had tot gevolg dat het volk de héle dienst van de HEER verliet. Het zag er hopeloos uit voor de priesterdienst én het volk van God. En dat alles kreeg nog een extra zwaar accent door de onwil en de onmacht van Eli om zijn zonen in het gareel te krijgen. Er zijn namelijk twee zaken die van doorslaggevend belang zijn voor het wangedrag van Chofni en Pinechas. Zij hielden van vers offervlees en van vers vrouwenvlees. Zeker, Eli deed persoonlijk niet met die praktijken mee, en hij heeft het ook wel bij herhaling gezegd...., maar hij kón niet geloofskrachtig optreden om zijn zonen daadwerkelijk te stoppen. In de wet worden vrouwen genoemd die werk doen in het heiligdom, Exodus 38,8, bij de ingang van de tent der samenkomst. Wat ze voor werk gedaan hebben, weten we niet precies. Het voornaamste werk werd door de levieten gedaan, zodat het kleine werkjes geweest zullen zijn, zeg maar vrijwilligerswerk. Door Chofni en Pinechas werden deze vrouwen voor perverse zaken bij de ingang van de tabernakel vastgehouden en misbruikt. Het kwaad van de tempelprostitutie is bekend van de Kanaänitische tempels. De zonen van Eli hebben zich er óók aan overgegeven. En u kunt zich voorstellen dat dit verschrikkelijke kwaad vanuit de tabernakel zich verspreidde over het héle land! Eli heeft er oog voor gehad dat zijn zonen dingen deden die niet door de beugel konden, hij heeft er bij herhaling op gewezen dat het niet goed is, maar toch dééd hij niets. Hij beschermde de dienst van de HEER niet tegen dat verschrikkelijke duivelse gedrag. Het hoorde tot zijn ambt, zijn taak om juist dáár tegen op te treden, - hij was toch hogepriester èn rechter, geestelijk leider van het volk? - maar hij deed er niets aan. Het slappe vermaan heeft geen enkel resultaat gehad. Eli heeft wél veel verdriet gehad om zijn zonen, maar hij was geen krachtdadig figuur, zonder ruggengraat. En hij begon er trouwens ook te láát mee, toen hij al 'zeer oud' was. Maar, zo lezen we, zijn te late woorden hadden óók geen effect, omdat de HEER andere plannen had met die ‘verachtelijke lieden’ Chofni en Pinehas. Wánt “de HEER had namelijk besloten hen te doden”, vers 25. God ging zijn rechtvaardige straf aan hen voltrekken en het is eerst wat de HEER doet is het hart van deze zonen verharden. God sluit soms mensen in hun zonden op, er is dan menselijkerwijs gesproken geen weg meer terug. 3
Wij moeten niet vergeten dat door de zonde van deze eigenwijze zonen het verbond tussen de HEER en Israël werd aangetast. En dáárop doelt Eli kennelijk in vers 25: Wanneer mensen elkaar kwaad doen, kan God als scheidsrechter optreden, maar wanneer mensen zondigen tegen de HEER, wie zal dan voor hen pleiten? Het gaat over een zonde tegen God, laat de HEER dan maar zijn oordeel geven, denkt Eli. Over dat oordeel dat de HEER aankondigt over het huis van Eli, vanwége die slechte daden van zijn zonen, lezen we in vers 27 - 36. God zendt een profeet, een man Gods, naar Silo tot Eli als hoofd van zijn familie om de plechtige godsspraak aan te zeggen. “Dit zegt de HEER ...”, begint de profetie. Het is geen actie van de onbekende profeet om het herstel te beginnen. De HEER zélf grijpt in. De profetie herinnert aan de instelling van de priesterdienst van Aäron, nog in Egypte. God stelde toen al in dat de vuuroffers voor de nakomelingen van Aäron waren. Zij kregen zo het erfdeel van de HEER, éér en traktement. Genoeg om van de leven, van de tafel van de HEER. En dan komt het keiharde verwijt, de veroordeling in de vorm van een retorische vraag: “waarom veráchten jullie mijn offers, zoals Ik die voorgeschreven had?” Meteen erop valt voor Eli persoonlijk en zijn zonen het doek, en dáárin zijn héle priesterdienst: “Jullie gaan je te buiten aan het vlees en het brood dat volgens mijn voorschrift bij het heiligdom wordt gebracht. Kennelijk sla jij je zonen hoger aan dan Mij ...” En dan volgt de veroordeling. De HEER heeft zéker voor altijd zijn verbondspriesters aangesteld om dienst te doen in zijn huis, ‘voor eeuwig’. Dus toch geen dienst 'voor eeuwig'? De HEER wijst dan op de verbondsvoorwaarden. Van Gods kant zijn de beloften en eisen inderdaad ‘eeuwig’, vast en onherroepelijk. Maar als de menselijke partij van dit verbond de voorwaarden niét in acht neemt, als zij ontrouw zijn in de dienst, dan zal de HEER zó niet verder gaan. De HEER is trouw aan zijn Woord. Eli en zijn huis worden veroordeeld, ómdat ze de dienst van de God van het Verbond verraden hebben. En dan komt de andere kant van de verbondsmedaille in werking: de straf op de overtreding van Gods verbond. Deze priesters hebben hun zalving te schande gemaakt. God zal daarover oordelen. Dáárom zal het huis van Eli gebroken worden (in Numeri 25,12-13, nadat Aärons zoon Pinechas te horen kreeg van God via Mozes, na zijn doortastende optreden in die trieste afgoderij bij Baäl-Peor: “Maak daarom bekend dat ik een vriendschapsverbond met hem sluit: Ik beloof dat hij en zijn nakomelingen voor altijd het priesterschap zullen bekleden, omdat hij voor zijn God is opgekomen en verzoening voor de Israëlieten bewerkt heeft.”). Dat betekent dat de priesterdienst van de lijn van Itthamar over zal gaan naar de lijn van Eleazar. Een oude van dagen zal daar niet meer gevonden worden. Zelfs de glorie en de glans van de tabernakel - voorzover nog aanwezig - zal óók verdwijnen. De zuivering van de tempeldienst is een wéldaad voor Israël, maar het huis waar de Naam van de HEER gevestigd is, zal wel schade oplopen. Het herstel komt dóór het oordeel van God over dat ontrouwe priestergeslacht. Er zal echter nog een enkeling overblijven om dienst te doen, maar een hoge leeftijd zal niemand in het huis van Eli meer halen. Ik herinner u aan die andere gebeurtenis die hier aan verbonden is, uit de tijd van Saul en David. Is dat niet de profetie over de priestermoord te Nob èn de redding van Abjathar? (1 Samuël 22, 18-23; vgl. zijn verbanning naar Anathot, 1 Koningen 2,26-27). Tóch jong gestorven.
De HEER zál zijn weldaden bewijzen aan zijn volk Israël. Gelukkig dat het welzijn en het heil van Gods volk niét in handen van mensen ligt. Wat Hanna geprofeteerd heeft, dat gaat de HEER nu bewerken: Hij doodt wie zijn dienst onteren, en Hij roept tot leven wie Hij wil, 1 Samuël 2,6a. Het middel dat de HEER gebruikt om zijn volk en zijn priesterdienst tot leven te roepen is de priester-opleiding van Samuël. 2. priester-opleiding U heeft zich misschien afgevraagd wat toch de reden moet zijn dat er over de
4
priesteropleiding van de jonge Samuël, vers 18 - 21, geschreven wordt tussen de twee mededelingen over de slechtheid van Eli’s zonen. In vers 11 lazen we de jonge Samuël achter bleef onder de hoede van de priester Eli om de HEER te dienen. In vers 18 lezen we dat de kleine Samuël de HEER diende en daarbij een linnen priesterhemd droeg. Terloops lezen we nog aan het eind van een soort flash-back over Hanna, vers 18-21 dat de jonge Samuël dicht bij de HEER opgroeide (1 Sam 2,21). In vers 26 staat dat Samuël intussen verder opgroeide. “Hij was zeer geliefd, zowel bij de HEER als bij de mensen.” (Is het geen bewijs van Samuëls geslaagde vorming: de eer van mensen, én van de HEER God krijgen?). In 1 Samuël 3,1 staat: “De jonge Samuël diende dus de HEER onder de hoede van Eli”. De tegenstelling tussen de dienst van die jonge Samuël en de zonen van Eli is niet groter voor te stellen. De jonge Samuël groei in geloof en dienst onder de ogen van Eli – die het dus wel goed wist hoe het moet – en die klieren van zonen van Eli trekken zich niets van God of van mensen aan. Zie u wel hóe de groei van Samuël plaats vindt te midden van een door en door verloederde omgeving, maar dat deze jongen een heel stabiele groei doormaakt, in zijn geloof, in zijn dienst, en in zijn leven? Samuël viel óp daar, met zijn linnen priesterhemd en zijn ongeknipte haren. Het was voor iedereen duidelijk zichtbaar dat hij aan de HEER gewijd was. Zijn moeder kwam jaarlijks met een mooi kledingsstuk voor de kleine priester-in-de-groei. De zorgzame moeder zal zeker met haar zoon gesproken hebben over van alles en nog wat, maar óók over de dienst van de HEER, die zó aan herstel toe was. De offergang van het gezin Elkana was óók om de jonge Samuël te bevestigen in zijn dienst voor het aangezicht van de HEER. Het gezin Elkana, met Hanna, heeft gelééfd uit het geloof in de HEER. Terwille van Samuël, die Eli dient, mag Eli zijn priesterzegen uitspreken over zijn moeder Hanna. Wanneer Hanna nóg vijf kinderen krijgt, dan wordt dáárin de zegen van de HEER voelbaar over trouwe dienst. De HEER God neemt op zijn tijd het verdriet om de kinderloosheid weg en laat haar delen in de een grote kinderzegen. De offerdienst van Elkana’s gezin heeft de toekomst. Hanna ontvangt de zégen, terwijl de zonen van Eli géén toekomst hebben, zoals we al vernomen hebben uit die oordeels-profetie. De dienst van de HEER vraagt trouw, eist het hart hélemaal op. Het hart dat gericht moet zijn op niets anders dan de priesterdienst van de verzoening naar Gods wil. Dan zál men ook de verbondszegen van de HEER ontvangen. De offerdienst van Hanna, die voltooid is door de hogepriester Jezus Christus aan het kruis, heeft genade gevonden in Gods ogen. Dié liefdedienst van Christus straalt dóór in de liefde van Hanna en Samuël voor de HEER en zijn dienst. En zij léven uit de beloften. Er is een lichtpunt van de genade in een sfeer van zonde en bederf. Toch was de opleiding van Samuël een harde leerschool. Zijn leermeester Eli was op dit punt wel trouw en toegewijd, maar de omgeving van de priesterschool, de sfeer buiten de school was door en door verdorven. Hoe lééf je in een on-christelijke school als gedoopt kind? “De jonge Samuël groeide intussen op bij de HEER.” Dat is geen aanduiding dat hij trouw op de priesterschool ging bij Eli in de tabernakel. Hij werd zich niet alleen geleidelijk aan bewust van de slechtheid van Hofni en Pinehas, maar hij leerde óók steeds scherper onderscheiden wat de wérkelijke dienst van de HEER was, en wat zonde was. Hij groeide niet alleen op 'bij' de HEER, maar hij groeide óók 'in' de HEER. Hij groeide in geloof. Hij werd een volwassene in het geloof en de dienst, dat was zijn groei. Dat wordt ook opgemerkt door de bezoekers van de tabernakel. Samuël nam toe in aanzien en in gunst. De mensen mochten hem graag. De dienst van de HEER die door het liederlijke gedrag van Hofni en Pinehas in láág aanzien was gekomen, krijgt weer langzamerhand die eervolle betekenis, mede door de integriteit van Samuël. Maar het is niet, 5
omdát Sámuël zo'n perfecte jongen is. De HEER heeft hem gespaard. Zijn opleiding in bedenkelijke omgeving is door de HEER gezegend. De HEER ziet om naar zijn volk; Hij ziet zijn Zoon Jezus Christus, en Hij zégent de jongen Samuël persoonlijk om de priesterdienst weer te herstellen. De dienst van de HEER, de ófferdienst, krijgt weer status en aanzien, gewicht en verhevenheid. Samuël mag er het zijne aan doen. Maar ín zijn eerlijke, betrouwbare optreden doet God een greep naar het hart van zijn volk. Dat is een bemoediging voor ons in déze tijd! In deze tijd klagen we vaak dat iedereen via de pers en de journaals nog dezelfde dag in geuren en kleuren kennis kan nemen van de schandalen die zich voor doen in de kerk. “Kijk nou eens hóe slecht en stiekem, hoe misdadig die christenen wel zijn...” Het is goed om te weten dat God zelf ook een andere kant van het kerkelijk leven laat zien. De oprechtheid, de integriteit en de eerlijkheid van gelovigen, zoals Samuël. Hoe klein, hoe onaanzienlijk ze ook zijn, ze vállen op in hun leven met de HEER! 3. priester-toekomst Wat van Samuël geldt, dat kan en dat móét ook van uw kind of uw kinderen gezegd worden. Hij was aan de HEER gewijd. Hij kreeg een bijzondere taak toebedeeld, omdat hij éérst geroepen was door de HEER. Wij moeten toch niet denken dat wij ons met Samuël kunnen identificeren. We zijn aan de HEER gewijd, omdat wij verlost zijn door Christus. En dat stempelt ons leven. Onze taak is van een heel andere aard dan die van Samuël. Gelóven èn uit het geloof in Christus, uit dankbaarheid het goede werken, uit liefde voor Christus, dat verbindt ons met hem. Daar is een levenslange leerschool voor nodig. En denk nóóit dat er in die levensschool zaken zijn die niet zo nauw steken. Het oordeel over die goedwillende, maar slappe Eli en zijn slechte zonen is tot op de dag vandaag een afschrikwekkend voorbeeld. Maar denk óók niet dat door uw onderwijs thuis en op de gereformeerde scholen en door uw strengheid tegenover uw kinderen, u óóit in staat bent om ze te bewaren bij de beloften van het Verbond. God zelf heeft zijn eigen Zoon, zijn Eniggeboren Zoon aangesteld als een uiterst, een volmaakt betrouwbaar priester. Oneindig veel béter dan die ellendige priesterdynastie van Eli. God gaf wel een profeet om het aan te kondigen, maar Hij gaf geen priestergeslacht in de lijn van Samuël, om blijvend orde te scheppen in de chaos van de tempeldienst en zó verlossing te bewerken. Samuël gelóófde en diende met een volkomen toegewijd hart zijn HEER en hij kon veel, maar ook hij had zijn eigen zonen Joël en Abia, 1 Samuël 8,2, niet in de hand. Zij werden, ondanks de rechtschapenheid van hun vader Samuël, toch corrupte rechters, die omkoopbaar waren (1 Samuël 8,3). Zijn eigen zonen léken dus op Chofni en Pinehas. De priesterdienst van Samuël heeft het volmaakte niet kunnen brengen. Heeft het wáre herstel niet kunnen brengen en kon niet waardig genoeg zijn om de priesterdienst op perfecte wijze te kunnen volbrengen. De voortwoekerende zonde in de dienst kón niet anders dan uitlopen op het definitieve oordeel. Onder Salomo wordt Zadok hogepriester. Hij was uit het geslacht van Aäron. Maar óók hij was geen 'betrouwbaar priester' en kon de verlossing niet bewerken. Een verlossing die op vaste grondslag is gegeven, komt van dé Priester die door de HEER zelf is aangesteld. Een betrouwbaar priester in ootmoed en gehoorzaamheid, in álles onderworpen aan wat God in zijn wet had bepaald, Jezus Christus. Denken we aan de opleiding en de vorming van Samuël, aan de door en door slechte omgeving waarin hij gevormd is. Dan denk je gemakkelijk: och, wat maakt het uit waar ik mijn kinderen naar school stuur. Als mijn kinderen deugen dan kunnen ze ook in een ongunstige omgeving een goede voorbereiding op hun carrière krijgen. Mijn broeder en 6
zuster, dat is het punt niet. De jonge Samuël is met een rechte rug door een slechte omgeving gekomen. Het is niet dankzij het karakter van Samuël, of dankzij de goede invloed van Eli, ondanks zichzelf en zijn zwakte, maar het is vanwege de zegen van God die gegeven is in de opleiding van de jonge Samuël dat wij bevestigd worden in Gods beloften. Wij leren dat God geheel vrij en soeverein doet wat Hij zich vóór de grondlegging van de wereld voorgenomen heeft. Zijn kind Samuël kreeg daarin een plaats, omdat God dacht aan het plan met zijn Zoon Christus Jezus die uitverkoren was voor de taak om niet alleen God volk maar de hele wéreld te redden, Efeziërs 1. De jongen Samuël, het volk Israël of de priesterdienst van mensen staan niet in het middelpunt. De Zóón vergadert zich een heilige natie, gekocht met zijn bloed - priester en offerlam tegelijk. In de oordeelsprofetie over Eli's huis licht daarom óók de toekomst van die verlossing op. Wie lééft uit die verlossing, die valt het niet zwaar om de geestelijke offers te brengen die Gode welgevallig zijn, 1 Petrus 2,5. Want die lééft in Christus, en groeit in Christus, zoals Samuël. Amen. © dr. Dirk Griffioen
7