De onzichtbare gorilla
Christopher Chabris en Daniel Simons
De onzichtbare gorilla Selectieve waarneming en valse intuïtie Vertaald door Jan Willem Reitsma
Uitgeverij De Arbeiderspers Amsterdam · Antwerpen
Copyright © 2010 Christopher F. Chabris en Daniel J. Simons Copyright Nederlandse vertaling © 2011 Jan Willem Reitsma / bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam Oorspronkelijke titel: The Invisible Gorilla And Other Ways Our Intuitions Deceive Us Uitgave: Crown Publishers, New York Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Herengracht 370-372, 1016 ch Amsterdam. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Herengracht 370-372, 1016 ch Amsterdam. Omslagontwerp: Bram van Baal Omslagfotografie: © Absodals/Getty Images isbn 978 90 295 7504 1 / nur 770
Inhoud
Inleiding – alledaagse illusies 7 1 – ‘Dat had ik dan toch wel gezien?’ 11 2 – De coach die wurgde 59 3 – Wat slimme schakers en domme boeven gemeen hebben 101 4 – Op wie moet je lijken: een weerman of een speculant? 142 5 – Overhaaste conclusies 180 6 – Slim worden, en vlug een beetje! 220 Conclusie – de mythe van de intuïtie 266 Dankwoord 287 Noten 293
Inleiding – alledaagse illusies
Drie dingen zijn onverwoestbaar: staal, diamant en een gebrek aan zelfkennis. Benjamin Franklin, Poor Richard’s Almanack (1750) Ongeveer twaalf jaar geleden voerden wij een eenvoudig experiment uit met studenten psychologie die toentertijd op Harvard studeerden. Tot onze verbazing is het uitgegroeid tot een van de bekendste experimenten uit de psychologie. Het duikt op in studieboeken en wordt over de hele wereld behandeld tijdens inleidende colleges over de psychologie. Het is besproken in tijdschriften als Newsweek en The New Yorker en in televisieprogramma’s als Dateline nbc. Het experiment is zelfs tentoongesteld in het Exploratorium in San Francisco en in andere musea. Het experiment is zo populair omdat het op een humoristische manier iets onverwachts en ingrijpends duidelijk maakt over de manier waarop wij mensen naar onze wereld kijken – en over de dingen die we niet opmerken. In het eerste hoofdstuk van dit boek zul je lezen wat ons experiment inhield. Nu we er paar jaar over hebben kunnen nadenken, beseffen we dat het tekenend is voor een algemener principe van de werking van de menselijke geest. We denken allemaal dat we kunnen zien wat er voor onze neus staat, dat we belangrijke gebeurtenissen uit ons verleden goed kunnen onthouden, dat we begrijpen wat de grenzen van onze kennis zijn en dat we kunnen bepalen wat oorzaak en gevolg is. Maar deze intuïtieve overtuigingen kloppen vaak niet en worden ingegeven door illusies die de beperkingen van ons denkvermogen verhullen. We moeten eraan worden herinnerd dat schijn bedriegt, omdat 7
we uiterlijke verschijning opvatten als een correct uithangbord van innerlijke, onzichtbare eigenschappen. We moeten eraan worden herinnerd dat goedkoop duurkoop is omdat we anders kijken naar geld dat we binnenkrijgen dan naar geld dat we al hebben. Ook het advies van Benjamin Franklin over onverwoestbare zaken maakt duidelijk dat we vraagtekens moeten zetten bij het intuïtieve geloof dat we echt zelfkennis bezitten. Terwijl we het leven doorlopen, gedragen we ons alsof we weten hoe onze geest werkt en waarom we doen wat we doen. Het is verbazingwekkend hoe vaak we werkelijk geen flauw benul hebben van onze drijfveren. De onzichtbare gorilla gaat over zes alledaagse illusies die ons leven diepgaand beïnvloeden: illusies over aandacht, herinnering, zelfvertrouwen, kennis, oorzakelijkheid en potentieel. Dit zijn misvattingen over ons denken die niet gewoon onjuist, maar op een gevaarlijke manier onjuist zijn. We gaan onderzoeken wanneer en waarom deze illusies ons beïnvloeden, welke gevolgen ze hebben voor het menselijk leven en hoe we ons aan hun invloed kunnen onttrekken of deze invloed kunnen minimaliseren. Wij gebruiken het woord ‘illusies’ in weloverwogen analogie met visuele illusies, zoals de welbekende oneindige trap van M. C. Escher: ook al weet je dat er iets niet klopt aan de afbeelding in haar totaliteit, toch blijf je ieder afzonderlijk onderdeel als een echte trap zien. Alledaagse illusies zijn net zo hardnekkig: ook al besef je in welke opzichten onze opvattingen en intuïties onjuist zijn, toch blijven ze hardnekkig bestand tegen verandering. We noemen dit alledaagse illusies omdat ze ons gedrag letterlijk elke dag beïnvloeden. Elke keer dat je in de auto je mobieltje oppakt, omdat je denkt dat je genoeg aandacht voor het verkeer op de weg overhoudt, word je door zo’n illusie beïnvloed. Elke keer dat je denkt dat iemand die zich zijn verleden verkeerd herinnert een leugenaar moet zijn, val je ten prooi aan een illusie. Elke keer dat je iemand verkiest tot teamleider omdat die persoon het meeste zelfvertrouwen uitstraalt, word je door een illusie beïnvloed. Elke keer dat je aan een nieuw project begint in het rotsvaste vertrouwen dat je weet hoe lang je erover zult doen, lijd je onder een illusie. Er is vrijwel geen aspect van het menselijk gedrag dat niet door alledaagse illusies wordt beïnvloed. 8
Als universitair docenten die beroepshalve psychologische experimenten bedenken en uitvoeren, hebben we ontdekt dat hoe meer we de werking van de geest bestuderen, hoe meer we de invloed van deze illusies op ons leven waarnemen. Ook jij kunt zo’n röntgenvisie op de werking van je eigen denken ontwikkelen. Wanneer je dit boek uit hebt, zul je een glimp kunnen opvangen van de man achter het gordijn en de katrollen en touwtjes die je gedachten en opvattingen beheersen. Als je eenmaal hebt kennisgenomen van alledaagse illusies, zul je de wereld met andere ogen bezien. Je zult zien hoe illusies je gedachten en daden bepalen, en hoe ze het gedrag van alle mensen om je heen beïnvloeden. En je zult doorhebben hoe journalisten, directeuren, reclamemakers en politici – met opzet of toevalligerwijs – hun voordeel doen met deze illusies om daarmee verwarring te stichten of mensen te overreden. Je inzicht in alledaagse illusies zal ervoor zorgen dat je de wijze waarop je het leven benadert gaat herijken om de beperkingen – en de werkelijk sterke kanten – van je geest te verklaren. Misschien verzin je zelfs manieren om deze inzichten toe te passen voor je eigen vermaak of gewin. Uiteindelijk zal deze blik door de sluiers die je waarneming van jezelf en je wereld vervormen je in contact brengen met de werkelijkheid, misschien wel voor het allereerst.
9
1 – ‘Dat had ik dan toch wel gezien?’
Rond twee uur ’s nachts, op de kille, bewolkte ochtend van 25 januari 1995 verliet een groep van vier zwarte mannen de plaats waar een schietpartij had plaatsgevonden bij een hamburgerrestaurant in de wijk Grove Hall in Boston.1 Terwijl ze in een goudkleurige Lexus wegreden, meldde de politieradio bij abuis dat het slachtoffer een politieagent was. Dat zorgde ervoor dat agenten uit meerdere districten zich aansloten bij een achtervolging op hoge snelheid over een afstand van dertien kilometer. In de chaos die een kwartier tot twintig minuten duurde, raakte één politiewagen van de weg en knalde op een geparkeerde vrachtwagen. Uiteindelijk kwam de Lexus slippend tot stilstand op een doodlopende weg, Woodruff Way in de wijk Mattapan. De verdachten sprongen uit de auto en renden in verschillende richtingen weg. Een van de verdachten, de vierentwintigjarige Robert ‘Smut’ Brown iii, gekleed in een zwart leren jack, stapte uit aan de passagierszijde van de auto en sprintte naar het gaashek langs de doodlopende weg. De voorste auto in de achtervolging, een ongemarkeerde politiewagen, stopte links van de Lexus. Michael Cox, een gelauwerde politieagent van de bendebestrijdingseenheid die in de nabijgelegen wijk Roxbury was opgegroeid, sprong van de passagiersstoel en zette de achtervolging op Brown in. Cox, die eveneens zwart was, was die avond in burger; hij droeg een spijkerbroek, een zwart jack met capuchon en een regenjack.2 Cox bereikte het hek vlak na Smut Brown. Terwijl Brown eroverheen klauterde, bleef zijn jack aan het metaal haken. Cox strekte zijn armen uit naar Brown en probeerde hem omlaag te trekken, maar Brown slaagde erin zich aan de andere kant te laten neervallen. Cox maakte zich op om het hek te beklimmen om 11
hem te achtervolgen, maar net toen hij daarmee begon, werd hij van achteren op zijn hoofd geslagen met een stomp voorwerp, waarschijnlijk een knuppel of zaklamp. Hij viel op de grond. Een andere politieagent had hem aangezien voor een verdachte en vervolgens werd Cox door een aantal agenten in elkaar geslagen. Ze sloegen hem op zijn hoofd, zijn rug, in zijn gezicht en op zijn mond. Kort daarop schreeuwde iemand: ‘Kappen, kappen! Hij is een politieman, hij is een politieman.’ Toen vluchtten de agenten weg en lieten Cox buiten westen op de grond achter met gezichtwonden, een hersenschudding en nierletsel.3 Intussen ging de achtervolging van de verdachten door en verschenen er meer agenten ter plaatse. Een van de eersten was Kenny Conley, een grote, sportieve man uit het zuiden van Boston die vier jaar geleden bij het korps was gekomen, niet lang na zijn middelbareschoolexamen. De patrouillewagen van Kenny Conley stopte op ongeveer twaalf meter afstand van de goudkleurige Lexus. Conley zag hoe Smut Brown over het hek klom, zich aan de andere kant liet vallen en ervandoor ging. Conley achtervolgde Brown over het hek, rende bijna anderhalve kilometer achter hem aan, hield hem uiteindelijk aan onder bedreiging met een pistool en sloeg hem in de boeien op een parkeerplaats op River Street. Conley had niet meegedaan aan de mishandeling van agent Cox, maar had de vervolging ingezet terwijl Cox van het hek omlaag werd getrokken. Hij was vlak bij de plaats waar de molestatie plaatsvond over het hek geklommen. Hoewel de andere verdachten van moord waren opgepakt en die zaak als afgedaan werd beschouwd, bleef de molestatie van Cox onopgelost. Gedurende de volgende twee jaar probeerden rechercheurs van Interne Zaken en een rechtbankjury te achterhalen wat er op de doodlopende weg was voorgevallen. Welke agenten hadden Cox in elkaar geslagen? Waarom hadden ze dat gedaan? Hadden ze hun zwarte collega gewoon aangezien voor een van de zwarte verdachten? Maar als dat zo was, waarom waren ze er dan vandoor gegaan en hadden ze niet om medische bijstand verzocht? Er zat weinig schot in de zaak en in 1997 droeg de plaatselijke officier van justitie de zaak over aan het federaal gezag, zodat dit de mogelijke schending van burgerrechten kon onderzoeken. 12
Cox noemde de namen van drie agenten die hem die avond zouden hebben aangevallen, maar zij ontkenden allemaal dat ze iets van de mishandeling afwisten. In de eerste processen verbaal stond dat Cox gewond was geraakt toen hij uitgleed over een stuk ijs en op de kofferbak van een van de patrouillewagens was gevallen. Hoewel velen van de bijna zestig aanwezige agenten moeten hebben geweten wat Cox was overkomen, gaf niemand toe dat hij iets van de mishandeling afwist. Dit is bijvoorbeeld wat Kenny Conley, die Smut Brown aanhield, onder ede verklaarde: v: Dus u verklaart dat u over het hek heen klom, slechts enkele seconden nadat u hem over het hek heen zag klimmen? a: Ja. v: En in die tijd hebt u niet gezien dat een zwarte politieagent in burger hem achtervolgde? a: Nee, dat niet. v: U verklaart zelfs dat hij niet werd achtervolgd door een zwarte politieagent in burger? a: Ik heb niet gezien dat hij werd achtervolgd door een zwarte politieagent in burger. v: En als hij hem achtervolgd had, zou u hem dan hebben gezien? a: Dat zou ik gezien hebben. v: En als hij de verdachte vasthield terwijl de verdachte zich boven op het hek bevond, en hij aan hem trok, zou u dat dan ook gezien hebben? a: Dat had ik moeten zien. Toen hem op de man af gevraagd werd of hij het zou hebben gezien als Cox had geprobeerd om Smut Brown van het hek te trekken, antwoordde hij: ‘Dat had ik dan toch wel gezien?’ De korte antwoorden van Conley wijzen erop dat hij een onvrijwillige getuige was, die door zijn advocaten was geadviseerd om alleen met ‘ja’ en ‘nee’ te antwoorden en zelf geen informatie aan te dragen. Aangezien hij de agent was die de achtervolging had ingezet, bevond hij zich in een ideale positie om te weten wat er was voorgevallen. Zijn standvastige weigering om toe te geven dat hij Cox 13
gezien had, maakte het onmogelijk voor de federale officieren om de agenten te vervolgen die aan de molestatie hadden deelgenomen, en uiteindelijk werd niemand aangeklaagd wegens mishandeling. De enige die in verband met deze zaak van een misdrijf werd beschuldigd, was Kenny Conley zelf. In 1997 werd hij aangeklaagd wegens meineed en belemmering van de rechtsgang. Het om was ervan overtuigd dat Conley tijdens zijn verklaring had gelogen: dat hij onder ede de buitenissige bewering deed dat hij niet had gezien wat zich vlak voor zijn neus afspeelde. Net als de agenten die in hun rapporten ontkenden enige weet te hebben van de mishandeling, weigerde Conley zijn collega’s te verlinken. Kort na de aanklacht tegen Conley schreef Dick Lehr, een vooraanstaande onderzoeksjournalist uit Boston, zelfs dat ‘het Cox-schandaal laat zien dat het politiekorps van Boston een zwijgplicht hanteert [...] een hechte kring van agenten die zichzelf beschermen met gelogen verhalen’.4 Kenny Conley bleef bij zijn verhaal, en zijn zaak kwam voor de rechter. Smut Brown verklaarde in de rechtszaal dat Conley de agent was die hem had aangehouden. Hij vertelde ook dat hij achterom had gekeken nadat hij aan de andere kant van het hek was neergevallen en had gezien dat er een lange blanke agent bij de mishandeling aanwezig was. Een andere agent verklaarde eveneens dat Conley daar bij was. De juryleden konden niet bevatten dat Conley naar het hek had kunnen rennen in achtervolging van Brown zonder de mishandeling te zien, of zelfs zonder agent Cox te zien. Na afloop van het proces verklaarde een van de juryleden: ‘Ik vond het moeilijk om te geloven dat hij ondanks de chaotische situatie niets had gezien.’ Jurylid Burgess Nichols zei dat een ander jurylid hem had verteld dat zijn vader en oom bij de politie hadden gezeten, en dat agenten werden geïnstrueerd om ‘alles op te merken’ omdat ze ‘getrainde vaklui’ zijn.5 Aangezien de jury de eigen verwachtingen, en die van Conley, niet kon verenigen met Conleys verklaring dat hij Cox niet had gezien, bevond de jury hem schuldig. Kenny Conley werd veroordeeld wegens meineed en belemmering van de rechtsgang, en kreeg 34 maanden gevangenisstraf opgelegd.6 In 2000, nadat het 14
hooggerechtshof weigerde zijn zaak te behandelen, werd hij ontslagen door het politiekorps van Boston. Terwijl zijn advocaten hem uit de gevangenis hielden door steeds opnieuw beroep aan te tekenen, begon Conley aan een nieuwe carrière als timmerman.7 Dick Lehr, de journalist die over de zaak-Cox en de ‘blauwe muur van zwijgzaamheid’ had geschreven, ontmoette Kenny Conley in de zomer van 2001 pas voor het eerst in levenden lijve. Na deze ontmoeting begon Lehr zich af te vragen of Conley misschien toch de waarheid had gesproken over wat hij had gezien en ervaren tijdens zijn achtervolging van Smut Brown. Vervolgens nam Lehr de voormalige politieagent mee voor een bezoekje aan Daniels laboratorium op Harvard. Aapjes kijken Wij tweeën leerden elkaar ruim tien jaar geleden kennen toen Chris promotieonderzoek deed bij de faculteit psychologie op Harvard University en Daniel daar onlangs was gearriveerd als wetenschappelijk docent. Onze werkkamers waren vlak bij elkaar en we ontdekten algauw dat we allebei geïnteresseerd waren in de wijze waarop mensen hun visuele wereld waarnemen, onthouden en erover nadenken. De zaak van Kenny Conley was in volle gang toen Daniel de jongerejaarsstudenten een cursus onderzoeksmethodiek gaf en Chris zijn onderwijsassistent was. In het kader van dit vak hielpen de studenten ons tijdens de uitvoering van een aantal experimenten. Een daarvan is inmiddels beroemd. Het is gebaseerd op een ingenieuze reeks onderzoeken over visuele aandacht en visueel bewustzijn die in de jaren 1970 werd uitgevoerd door de baanbrekende cognitief psycholoog Ulric Neisser. Neisser was verhuisd naar Cornell University, waar Daniel tijdens zijn laatste jaar van zijn promotieperiode zat, en de vele gesprekken die zij voerden inspireerden Daniel om voort te bouwen op het eerdere, baanbrekende onderzoek van Neisser. Met onze studenten als acteurs en een tijdelijk leegstaande etage van het psychologiegebouw als decor maakten we een filmpje van twee teams die rondliepen en basketballen naar elkaar overspeelden. Het ene team droeg witte shirts en het andere zwarte. Daniel stond achter de camera en deed de regie. Chris coördineerde de 15
actie en hield bij welke scènes we moesten draaien. Vervolgens monteerden we de film digitaal en kopieerden hem op videobanden, waarmee onze studenten uitwaaierden over de campus van Harvard om het experiment uit te voeren.8 Ze vroegen vrijwilligers om zwijgend het aantal passes van de spelers met witte kleding te tellen, maar om de passes van de spelers in het zwart te negeren. De video duurde nog geen minuut. Als je zelf de test wilt doen, stop nu dan met lezen en surf naar de website die hoort bij dit boek, theinvisiblegorilla.com. Daar staan links naar diverse experimenten die we in dit boek bespreken, inclusief een kortere versie van de video met de basketbalpasses. Bekijk de video goed en let erop dat je zowel alle passes via de lucht als gestuiterde passes via de vloer meetelt. Direct nadat de video was afgelopen, vroegen onze studenten de proefpersonen om te vertellen hoeveel passes ze hadden geteld. Voor de lange versie was het juiste antwoord 34, of misschien wel 35. Eerlijk gezegd maakt dat niet uit. De opdracht om passes te tellen diende om de mensen een activiteit te laten verrichten waarvoor ze hun aandacht op het scherm moesten richten, maar we waren niet werkelijk geïnteresseerd in hun vermogen om passes te tellen. We testten namelijk iets anders. Halverwege de video liep een studente in een levensgroot gorillapak het beeld in, stopte midden tussen de spelers, draaide zich naar de camera, ramde zich op de borst en liep dan weer weg. Ze was ongeveer negen seconden in beeld. Nadat we de proefpersonen hadden gevraagd naar de passes, stelden we de vragen waar het eigenlijk om ging: v: Is je iets bijzonders opgevallen terwijl je de telopdracht uitvoerde? a: Nee. v: Is je iets anders opgevallen, buiten de spelers? a: Nou, er waren een paar liften, en de letter S was op de muur geschilderd. Ik weet niet wat die S’en betekenden. v: Heb je íémand anders gezien dan de spelers? a: Nee. v: Heb je een gorilla opgemerkt? a: Een wat?!? 16
Tot onze verbazing had ongeveer de helft van de proefpersonen in ons onderzoek de gorilla niet opgemerkt! Sindsdien is het experiment vele malen herhaald, onder verschillende omstandigheden, met verschillende toeschouwers en in verschillende landen, maar de uitkomst is altijd hetzelfde: ongeveer de helft van de mensen merkt de gorilla niet op. Hoe is het mogelijk dat mensen niet zien hoe pal voor hun neus een gorilla langsloopt, zich naar hen toedraait, zich op de borst ramt en wegloopt? Wat maakte de gorilla onzichtbaar? Deze waarnemingsfout wordt veroorzaakt door een gebrek aan aandacht voor het onverwachte object, en daarom heeft deze de wetenschappelijke naam inattentional blindness of onaandachtigheidsblindheid. Deze naam dient ter onderscheiding van vormen van blindheid die worden veroorzaakt door beschadigingen aan gezichtsorganen; in dit geval zien mensen de gorilla niet, maar niet omdat ze een oogkwaal hebben. Wanneer mensen hun aandacht op een specifiek gebied of aspect van hun visuele wereld richten, merken ze onverwachte voorwerpen doorgaans niet op, zelfs niet wanneer die onverwachte voorwerpen opmerkelijk zijn, potentieel van belang zijn en zich bevinden in de richting waar ze heen kijken.9 Met andere woorden: de proefpersonen concentreerden zich zozeer op het tellen van de passes dat ze ‘blind’ waren voor de gorilla die pal voor hun neus stond. We zijn dit boek echter niet gaan schrijven vanwege onaandachtigheidsblindheid in het algemeen of het gorilla-onderzoek in het bijzonder. Het feit dat mensen dingen niet opmerken, is belangrijk, maar wat nog veel meer indruk op ons maakte, was de verbazing van de mensen toen ze beseften wat ze over het hoofd hadden gezien. Toen ze de video nogmaals bekeken, ditmaal zonder de passes te tellen, waren ze allemaal prima in staat de gorilla te zien en waren geschokt. Sommigen riepen spontaan uit: ‘Heb ik dat over het hoofd gezien?’ of ‘Dat bestaat niet!’ Een man die later werd getest door de makers van Dateline NBC voor hun uitzending over het onderzoek, zei: ‘Ik weet zeker dat die gorilla de eerste keer niet voorbijkwam.’ Andere proefpersonen hebben ons ervan beticht dat we de band hadden verwisseld terwijl ze niet opletten. Het gorilla-onderzoek maakt aanschouwelijk, op dramatischer 17
wijze dan enig ander onderzoek, hoe krachtig en alles doordringend de aandachtsillusie is. We ervaren veel minder van onze visuele wereld dan we denken. Als we ons volledig bewust waren van de grenzen van onze aandacht, zou deze illusie verdwijnen. Tijdens het schrijven van dit boek hebben we het enquêtebureau Surveyusa ingehuurd om een representatieve groep Amerikaanse volwassenen te vragen naar hun opvattingen over de werking van de menselijke geest. We ontdekten dat ruim 75 procent van de bevolking denkt dat ze zulke onverwachte gebeurtenissen wel zouden opmerken, zelfs als hun aandacht op iets anders gericht was.10 (We zullen in dit boek nog veel vaker spreken over de uitslagen van deze enquête.) Het is inderdaad zo dat we bepaalde aspecten van onze wereld bijzonder levendig ervaren, met name die waar onze aandacht op gericht is. Maar die rijke ervaring leidt onvermijdelijk naar de misvatting dat we álle gedetailleerde informatie om ons heen verwerken. Kort gezegd: we weten hoe levendig we bepaalde aspecten van onze wereld ervaren, maar we zijn ons volslagen onbewust van aspecten van onze wereld die buiten het brandpunt van onze aandacht vallen. Onze levendige ervaring maskeert een opvallende geestelijke blindheid. Je gaat ervanuit dat visueel opvallende of ongewone voorwerpen je aandacht zullen trekken, maar in de praktijk merk je die vaak helemaal niet op.11 Sinds we in 1999 over ons experiment publiceerden in het tijdschrift Perception onder de titel ‘Gorillas in Our Midst’,12 is het een van de meest vertoonde en besproken onderzoeken uit de hele psychologie geworden. In 2004 kregen we er een Ig Nobelprijs voor toegekend (voor ‘prestaties die mensen eerst aan het lachen maken en vervolgens aan het denken zetten’). Er is zelfs over het experiment gesproken door personages in een aflevering van de televisieserie csi.13 We zijn de tel kwijtgeraakt van het aantal keren dat mensen ons hebben gevraagd of we die video met de basketballers en de gorilla wel eens hebben gezien. De onzichtbare gorilla van Kenny Conley Dick Lehr nam Kenny Conley mee naar het laboratorium van Daniel omdat hij over ons gorilla-experiment had gehoord, en 18
wilde kijken hoe goed Conley het ervan zou afbrengen. Conley was fysiek imposant, maar stoïcijns en zwijgzaam. Die dag voerde Lehr voornamelijk het woord. Daniel nam hen mee naar een kleine kamer zonder ramen in zijn laboratorium waar hij Conley de gorillavideo liet zien en hem vroeg om de passes van de spelers met de witte kleding te tellen. Vooraf viel niet te voorspellen of Conley de onverwachte gorilla wel of niet zou opmerken – ongeveer de helft van de mensen die de video bekijken, zien de gorilla. Bovendien zou het vermogen of onvermogen van Conley om de gorilla op te merken niet bewijzen dat hij zes jaar geleden wel of niet had gezien dat Michael Cox op Woodruff Way werd mishandeld. (Dat zijn allebei belangrijke kwesties, waar we straks op zullen terugkomen.) Maar Daniel was evengoed nieuwsgierig hoe Conley zou reageren als hij kennisnam van de wetenschappelijke verklaring. Conley telde de passes goed en merkte de gorilla op. Zoals gebruikelijk bij mensen die de gorilla wel zien, leek hij oprecht verbaasd dat andere mensen die over het hoofd konden zien. Zelfs toen Daniel uitlegde dat mensen vaak onverwachte gebeurtenissen niet opmerken wanneer hun aandacht op iets anders is gericht, vond Conley het nog steeds moeilijk om te accepteren dat andere mensen iets over het hoofd konden zien wat voor hem zo overduidelijk was. De aandachtsillusie is zo diep ingesleten en zo alomtegenwoordig dat alle betrokkenen bij het proces van Kenny Conley handelden vanuit een onjuist idee over de werking van de hersenen: de misvatting dat mensen veel meer aandacht hebben voor de wereld om hen heen – en daarom veel meer zouden moeten opmerken en onthouden – dan daadwerkelijk het geval is. Conley had zelf tegenover de rechtbank verklaard dat hij de gruwelijke mishandeling van Michael Cox had moeten opmerken als hij daar werkelijk vlak langs was gelopen. Tijdens de behandeling van het hoger beroep probeerden zijn advocaten aan te tonen dat hij niet langs de mishandeling was gerend, dat zijn verklaring omtrent zijn aanwezigheid bij de mishandeling onjuist was, en dat beschrijvingen van het incident door andere politieagenten niet klopten. Al die argumenten berustten op de veronderstelling dat Conley alleen 19
de waarheid kon spreken als hij de mishandeling niet had kunnen zien. Maar stel nu dat Conley zich op de doodlopende weg op Woodruff Way had bevonden in een levensechte variant op ons gorilla-experiment? Het is mogelijk dat hij vlak bij de mishandeling van Cox was, en zelfs zijn ogen erop richtte, zonder dat hij deze echt had gezien en onthouden. Conley was bang dat Smut Brown over het hek zou klimmen en ontkomen, en hij achtervolgde zijn verdachte met een enorme concentratie, die hij zelf ‘tunnelvisie’ noemde. De openbare aanklager vond die gedachte van Conley bespottelijk. Hij zei dat Conley niet door tunnelvisie werd belemmerd om de mishandeling te zien, maar door videomontage, ‘door Cox opzettelijk uit beeld te snijden’.14 Maar als Conleys aandacht voldoende op Brown gericht was, net zoals onze proefpersonen gericht waren op het tellen van de basketbalpasses, is het heel goed denkbaar dat hij vlak langs de mishandeling liep en deze toch niet opmerkte. In dat geval is het enige onjuiste deel van Conleys getuigenverklaring zijn verklaarde geloof dat hij Cox had moeten zien. Het opvallendste aan deze zaak is dat Conleys eigen verklaring het voornaamste bewijs was dat hij in de buurt van de mishandeling was geweest, en dat dit bewijs, in combinatie met een verkeerd begrip van de werking van de menselijke geest, en de blauwe muur van stilzwijgen die door de andere agenten was opgetrokken, de reden was waarom het om hem vervolgde wegens meineed en belemmering van de rechtsgang. Het om, en de jury die hem veroordeelde, gingen ervan uit dat ook hij zijn collega’s in bescherming nam. Kenny Conley werd uiteindelijk in juli 2005 in hoger beroep vrijgesproken. Conley zegevierde echter niet omdat de officieren van justitie of een rechter ervan overtuigd waren of was geraakt dat hij de waarheid sprak. Het hof van beroep in Boston oordeelde dat hij geen kans op een eerlijk proces had gekregen omdat het om zijn advocaten niet had ingelicht over een memo van de fbi die twijfel wierp op de geloofwaardigheid van een van de getuigen à charge.15 Toen het om in september 2005 besloot om hem niet opnieuw te vervolgen, waren zijn juridische perikelen eindelijk voorbij. Op 19 mei 2006, ruim elf jaar na het incident op 20
Woodruff Way dat zijn leven veranderde, trad Conley opnieuw in functie als agent van het Bostonse politiekorps, maar pas nadat hij gedwongen was om op zijn zevenendertigste dezelfde politieopleiding te doorlopen als een nieuwe rekruut.16 Hij kreeg 647.000 dollar aan achterstallig salaris toegekend voor de jaren dat hij niet bij het korps had gediend17 en in 2007 werd hij bevorderd tot rechercheur.18 In dit boek zullen we nog vele voorbeelden en verhalen presenteren die, net als het verhaal van Kenny Conley, duidelijk maken wat een enorme invloed alledaagse illusies op ons leven kunnen hebben. Maar eerst geven we je twee belangrijke waarschuwingen. Ten eerste, zoals Robert Pirsig schrijft in Zen en de kunst van het motoronderhoud: ‘Het ware doel van de wetenschappelijke methode is om met zekerheid vast te stellen dat de natuur je niet heeft misleid om te denken dat je iets weet, wat je eigenlijk helemaal niet weet.’19 Maar de wetenschap kan ook niet alles, en hoewel ze ons in álgemene zin kan vertellen hoe melkwegstelsels ontstaan, hoe dna wordt getranscribeerd in proteïnen en hoe onze geest de wereld waarneemt en onthoudt, is ze nauwelijks bij machte om één enkele gebeurtenis of individueel geval te verklaren. Door de werking van alledaagse illusies is het vrijwel nooit mogelijk om te bewíjzen dat een bepaald incident volledig is veroorzaakt door een bepaalde denkfout. Het is niet zeker dat Conley de molestatie over het hoofd heeft gezien als gevolg van onaandachtigheidsblindheid. Het is zelfs niet eens zeker dat hij die inderdaad niet opgemerkt heeft (hij zou die gezien kunnen hebben en er vervolgens consequent over gelogen hebben). Zonder onderzoek te doen naar aandachtigheid onder dezelfde omstandigheden als die waarin Conley zich bevond (een nachtelijke achtervolging van iemand die over een hek geklommen is, het gevaar van iemand achtervolgen die van moord verdacht wordt, de onbekende omgeving en een groep mannen die iemand molesteert), kunnen we niet inschatten hoe groot de kans is dat Conley inderdaad niet heeft gezien wat hij beweerde niet gezien te hebben. We kunnen echter wel zeggen dat de intuïtie van de mensen die hem veroordeelden en een straf oplegden hen volledig op een dwaalspoor bracht. Het is wél zeker dat de politierechercheurs, 21
de aanklagers, de juryleden en tot op zekere hoogte Kenny Conley zelf allemaal leden onder de aandachtsillusie en geen rekening hielden met de mogelijkheid – volgens ons zelfs de zeer grote kans – dat Conley de waarheid sprak over waar hij was geweest én over wat hij op die avond in januari in Boston niet had gezien. Het tweede belangrijke feit dat je in je achterhoofd moet houden is het volgende: we gebruiken verhalen en anekdotes om ons betoog kracht bij te zetten, omdat verhalen fascinerend, memorabel en eenvoudig te begrijpen zijn. Maar mensen zijn geneigd om ook geloof te hechten aan overtuigende verhalen achteraf over de reden van een voorval als er geen doorslaggevend bewijs bestaat van de ware oorzaak van die gebeurtenis. Daarom proberen we al onze voorbeelden te onderbouwen met wetenschappelijk onderzoek van de bovenste plank, gebruiken we eindnoten om onze bronnen te documenteren en bieden we onderweg aanvullende informatie. Ons doel is om je te laten zien hoe alledaagse illusies onze gedachten, beslissingen en daden beïnvloeden, en je ervan te overtuigen dat ze een grote invloed op ons leven uitoefenen. Wij geloven dat je dit met ons eens zult zijn wanneer je onze argumenten en bewijzen hebt overdacht, en dat je heel anders tegen je eigen gedachten en gedrag zult gaan aankijken. We hopen dat je daar vervolgens ook naar zult handelen. Dus als je verder leest, lees dan met een kritisch oog en probeer open te staan voor de mogelijkheid dat je geest niet precies werkt zoals je denkt. De kernonderzeeër en het vissersschip Weet je nog wat het eerste grote internationale incident was onder president George W. Bush? Het gebeurde nog geen maand nadat hij in functie was getreden, op 9 februari 2001.20 Rond 13:40 uur gaf kapitein Scott Waddle, de gezagvoerder van kernonderzeeër uss Greeneville bij Hawaii, bevel tot een verrassingsmanoeuvre die bekend staat als een ‘noodduik’, waarbij een onderzeeër plotseling duikt. Hierna liet hij een ‘noodlediging van de voornaamste ballasttank’ uitvoeren, waarbij onder hoge druk water uit de belangrijkste ballasttanks wordt weggeblazen, waardoor de onderzeeër zo snel mogelijk aan de oppervlakte komt. Tijdens 22
zo’n manoeuvre, die ook voorkomt in bioscoopfilms als The Hunt for Red October, schiet de boeg van de onderzeeër werkelijk uit het water omhoog. Terwijl de Greeneville naar de oppervlakte raasde, hoorden de bemanning en passagiers een harde knal en het hele schip schudde. ‘Jezus!’ riep Waddle. ‘Wat was dat, verdomme?’ Zijn schip was met hoge snelheid naar boven gekomen pal onder een Japans vissersschip, de Ehime Maru. De boeg van de Greeneville, die speciaal was versterkt voor het doorklieven van dik ijs in het noordpoolgebied, had de romp van het vissersschip doormidden gesneden. Er begon diesel te lekken uit de brandstoftanks en de Ehime Maru maakte water. Binnen enkele minuten maakte het schip slagzij en begon bij de achtersteven te zinken, terwijl de opvarenden naar voren, naar de boeg toe klauterden. Velen van hen bereikten de drie reddingsboten en werden gered, maar drie bemanningsleden en zes passagiers kwamen om het leven. De Greeneville was niet ernstig beschadigd en geen van zijn opvarenden raakte gewond. Wat was er misgegaan? Hoe was het mogelijk dat een modern, technologisch geavanceerde onderzeeër, met de nieuwste sonar en een ervaren bemanning, een vissersschip met een lengte van bijna zestig meter vlakbij niet had opgemerkt? In een poging om dit ongeluk te verklaren, documenteert het rapport met 59 pagina’s van het National Transportation Safety Board uitputtend alle wijzen waarop de officieren zich niet hadden gehouden aan de vaste procedures, alle afleiding waarmee ze te maken hadden omdat ze rekening moesten houden met een burgerdelegatie die te gast was, alle fouten die ze gaandeweg maakten en alle miscommunicatie die bijdroeg aan het slecht bijhouden van de werkelijke positie van de Ehime Maru. Het rapport bevat geen aanwijzingen dat drank, drugs, psychische stoornissen, vermoeidheid of persoonlijke conflicten enige invloed hadden op het handelen van de bemanning. Het rapport is echter vooral interessant vanwege de cruciale vraag die het niet eens probeert te beantwoorden: waarom kapitein Waddle en de stuurman van dienst de Ehime Maru niet hadden gezien toen ze door de periscoop keken. Voordat een onderzeeër een noodduikmanoeuvre uitvoert, keert hij terug tot periscoopdiepte, zodat de gezagsvoerder zich 23
ervan kan vergewissen dat er geen ander schepen in de omgeving zijn. De Ehime Maru had zichtbaar moeten zijn via de periscoop, en kapitein Waddle keek in de juiste richting, maar toch merkte hij het schip niet op. Hoe was dat mogelijk? Het rapport van het ntsb benadrukt de korte duur van de blik door de periscoop, evenals correspondent Stone Phillips van Dateline nbc: ‘Maar als Waddle langer door de periscoop had gekeken, of deze hoger had uitgeschoven, had hij de Ehime Maru wellicht gezien. Volgens hem lijdt het geen twijfel dat hij in de juiste richting keek.’ Geen van deze rapporten overweegt een andere redenen waarom Waddle het nabijgelegen vaartuig over het hoofd zag, een verzuim waar Waddle zich zelf ook over verbaasde. Maar de uitkomst van ons gorilla-experiment heeft ons duidelijk gemaakt dat de bevelhebber van uss Greeneville, ondanks al zijn ervaring en deskundigheid, mogelijk wel in de richting van het schip heeft gekeken en dit domweg niet heeft opgemerkt. De sleutel is wat hij verwachtte te zullen zien terwijl hij keek. Zoals hij later zei: ‘Ik was er niet naar op zoek, en ik verwachtte het evenmin.’21 Onderzeeërs komen maar zelden pal onder een ander schip naar boven, dus je hoeft geen slapeloze nachten te hebben over je volgende vaartochtje. Maar dit soort ongelukken waarbij iemand ‘keek maar niets zag’ komt op het vasteland regelmatig voor. Misschien heb je wel eens ervaren dat je vanuit een parkeerplaats of een zijweg de weg opdraaide en dan opeens moest remmen om een aanrijding te vermijden met een auto die je tot dan toe helemaal niet had opgemerkt. Na een ongeluk zeggen automobilisten vaak: ‘Ik keek die kant op en ze verschenen opeens uit het niets. [...] Ik zag ze niet aankomen.’22 Deze situaties zijn vooral zo onrustbarend omdat ze indruisen tegen de menselijke intuïtie over de denkprocessen die een rol spelen bij aandacht en waarneming. We denken dat we alles zouden moeten zien wat zich voor onze neus bevindt, maar in werkelijkheid zijn we ons op ieder moment slechts bewust van een klein gedeelte van onze visuele wereld. Het idee dat je kunt kijken en toch niets zien, is domweg onverenigbaar met wat we van ons eigen denkproces begrijpen, en dit onjuiste inzicht kan tot onvoorzichtige of overmoedige beslissingen leiden. 24