Tilburg University
De ontwikkelingen van slachtofferzorg en -hulp in Nederland, de functionarissen slachtofferzorg op de parketten Groenhuijsen, Marc Published in: Onthaal van slachtoffers op rechtbank en parket
Publication date: 1994 Link to publication
Citation for published version (APA): Groenhuijsen, M. S. (1994). De ontwikkelingen van slachtofferzorg en -hulp in Nederland, de functionarissen slachtofferzorg op de parketten. In E. van Kerckhoven, M. Puttaert, & G. Raets (Eds.), Onthaal van slachtoffers op rechtbank en parket. (pp. 26-38). Brussel: Slachtofferhulp Vlaanderen.
General rights Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain • You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal Take down policy If you believe that this document breaches copyright, please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.
Download date: 03. jan. 2016
ONTWIKKELINGEN IN SLACHTOFFERZORG Inleiding De vereniging Landelijke Organisatie Slachtofferhulp is in 1984 opgericht. Het doel van de vereniging is het bevorderen en verbeteren van hulpverlening aan slachtoffers van misdrijven en verkeersongevallen zodanig dat de door hen geleden materiële of immateriële schade wordt weggenomen. Het signaleren, zo mogelijk opheffen en voorkomen van knelpunten in de samenleving, waardoor slachtoffers van misdrijven en verkeersongevallen onnodig worden achtergesteld. Verspreid over het land bestaan inmiddels 67 Buro's Slachtofferhulp. Van oudsher zijn de meeste Buro's Slachtofferhulp van start gegaan in een centrumgemeente. Nadien is gekozen voor een regionale aanpak en is de LOS de 59 WGR regio's gaan hanteren voor slachtofferhulp, rondom de grote steden zijn daarnaast zgn. LOS regio's geformeerd, waardoor de LOS in totaal 63 regio's in Nederland bestrijkt. Momenteel zijn er nog 7 regio's waar geen Buro Slachtofferhulp gevestigd is. Grofweg vallen de volgende typen te onderscheiden: - buro's die zijn aangehaakt bij het algemeen maatschappelijk werk - buro's die zijn aangehaakt bij een vrijwilligersorganisatie - buro's die onderdeel zijn van de politieorganisatie - zelfstandige buro's die een zelfstandige stichting hebben gevormd; deze groep groeit snel In 1990 zijn 25.000 slachtoffers geholpen door de Buro's Slachtofferhulp. Naar delictsoort werden meer slachtoffers van geweld en vermogenscriminaliteit bereikt en in mindere mate zedendelicten. 14% hiervan is een verkeersslachtoffer. Wijze van contactlegging Uit onderzoek naar de contactlegging met Buro's Slachtofferhulp blijkt dat de meeste verwijzigingen lopen via de politie. In 1990 bedroeg het percentage dat door de politie werd verwezen 43,3%. Verontrustend is, dat hoewel dit nog een aanzienlijk aantal is, de verwijzingen afnemen. In 1988 werd nog 55% door de politie verwezen. Hierop kom ik later nog terug. In toenemende mate wordt door medewerkers van een Buro een spreekuur verzorgd op een politieburo of is het Buro Slachtofferhulp met een voorpost gevestigd in een politieburo. Daarnaast wordt door een zogenaamde actieve benadering door de Buro's Slachtofferhulp contact opgenomen met slachtoffers met het aanbod tot hulp (31,0%). Uit onderzoek is gebleken dat de LOS 1 op de 100 slachtoffers in Nederland bereikt en helpt (noot 1). Ook uit ervaringen in het buitenland blijkt dat met direct hulverleningsaanbod meer slachtoffers worden bereikt. De hulpverlening van de Buro's Slachtofferhulp vindt plaats door vrijwilligers en bestaat uit informatieverstrekking en advisering, psychosociale hulpverlening, concrete dienstverle-
ning, conflictbemiddeling, schaderegeling, actieve doorverwijzing en samenwerking en belangenbehartiging. Voor een optimale verwijzing en belangenbehartiging bij alle Buro’s zou sprake moeten zijn van een hechte samenwerking met de politie. Zoals gezegd de praktijk heeft geleerd dat gemiddeld 43,3% van alle slachtoffers door de politie wordt gewezen op een plaatselijk/regionaal Buro. Deze bilaterale samenwerking groeit momenteel bij veel Buro’s uit tot een samenwerkingsverband waarin de voor slachtoffers relevante organisaties participeren. Een regelmatig overleg, onderlinge consultatie en verwijzing, samenwerking t.a.v. schadevergoeding zijn enkele aspecten van deze netwerkvorming, evenals de reeds genoemde voorpost op een politiebureau. Dit betekent, dat in het netwerk rond het Buro Slachtofferhulp samenwerkingsen verwijzingsafspraken gemaakt moeten worden met diverse instanties. Immers, de problematiek van slachtoffers kan zeer complex in elkaar steken. Verhouding met politie en justitie: Het slachtoffer heeft middelen ter beschikking om de politie en het openbaar ministerie tot een aktiever beleid aan te zetten. Politie en openbaar ministerie moeten vanaf 1 april 1987 slachtoffers van alle misdrijven zo goed mogelijk informeren over hun rechten en over de procedure rond de zaak. Deze verplichting vindt zijn grondslag in de zgn. slachtoffercirculaire van de procureurs-generaal bij de gerechtshoven. Deze circulaire is gebaseerd op de richtlijnen van de werkgroep justitieel beleid en slachtoffer, genoemd naar diens voorzitter, Mr. F.A. Vaillant. De politie heeft nadrukkelijk tot taak gekregen: 1. op zorgvuldige wijze opnemen van de aangifte door het slachtoffer, waaronder zonodig doorverwijzing naar een hulpverlenende instantie 2. het geven van algemene informatie over de gang van zaken na aangifte, waaronder het vragen of het slachtoffer schadevergoeding wenst 3. het opnemen van relevante gegevens over het slachtoffer in de aangifte en het weergeven van de bemoeienissen van de politie met het slachtoffer/de aangifte 4. het zo mogelijk bemiddelen bij schadevergoeding. Een soortgelijke verplichting is opgelegd aan het openbaar ministerie. De gedragslijn voor het O.M. houdt in: 1. slachtoffers die dat wensen, moeten op de hoogte worden gehouden van het verloop van de procedure 2. informatieverstrekking over de diverse mogelijkheden voor schadevergoeding 3. de gelegenheid geven de vordering als beledigde partij daadwerkelijk in te stellen 4. correct doorgeven van de zittingsdatum en het uur van de behandeling van de strafzaak 5. het zoveel mogelijk achterwege laten van voeging ad informandum van zaken waarin slachtoffers te kennen hebben te geven zich als beledigde partij te stellen 6. het voeren van een onderhoud met slachtoffers van ernstige delicten.
Op grond van de circulaire dient de politie in het procesverbaal slachtoffergerichte relevante informatie op te nemen. Met name welke schade geleden is, of aanspraak wordt gemaakt op vergoeding, of een regeling tot vergoeding van de schade getroffen kan worden. Daarnaast dient te worden nagegaan of aan de kant van de dader vergoedingsmogelijkheden bestaan. De politie bevordert in een zo vroeg mogelijk stadium een schaderegeling. De praktijk: Uit o.a. door het Ministerie van Justitie gehouden onderzoek naar de uitvoering van de Circulaire Slachtofferbeleid is gebleken dat deze richtlijn niet voldoende wordt uitgevoerd. De kennis en vaardigheden, bij m.n. de politie, een van de belangrijkste verwijzingsinstanties, blijken nog steeds onvoldoende te zijn. Overigens is de LOS van mening dat bij politie wel goede bedoelingen bestaan over slachtofferzorg, maar dat de politie niet over voldoende capaciteit en financiële mogelijkheden beschikt om bijvoorbeeld optimaal aan deskundigheidsbevordering te kunnen doen. Van belang is voorts te onderkennen dat het slachtoffer als aangever naast informatieverstrekking emotionele erkenning en ondersteuning nodig heeft. Onderdeel kan zijn verwijzing naar een Buro Slachtofferhulp. Dat dat alleen niet voldoende is blijkt wel uit de reeds tot stand gekomen gespecialiseerde diensten, zoals op het gebied van zedendelicten. Verder moet onderkend worden dat deze deskundigheidsbevordering niet een eenmalige gebeurtenis is, maar zoals uit het onderzoek van Voskuijl (noot 2) naar voren komt, regelmatig herhaald moet worden wil de gegeven informatie beklijven. De Buro's Slachtofferhulp zouden bij de uitvoering en scholing van politie en justitie een belangrijke rol kunnen spelen. In verschillende regio's worden al scholingen georganiseerd door coördinatoren van de Buro's. Scholingen die zoals blijkt uit het bovengenoemde onderzoek noodzakelijk zijn en waaraan mede gelet op de uitbreiding van taken in het kader van Terwee behoefte zal bestaan bij deze functionarissen. De afstemmming tussen instellingen die bij slachtofferhulp zijn betrokken is , zo merkte de staatssecretaris in zijn inleiding tijdens een slachtofferstudiedag in Middelburg op 15 mei jl op, nog niet optimaal. Alarmerend is dat uit het onderzoek van Leenders blijkt dat 79% van de Gemeentepolitie en 92,9% van de Rijkspolitie geen afspraken heeft met Buro's Slachtofferhulp in hun regio. Een aantal corpsen wisten niet of er wel een Buro Slachtofferhulp in hun werkgebied gevestigd was. In 35,7% van de corpsen wordt standaard de folder over slachtofferhulp uitgereikt. De LOS doet er alles aan de samenwerking te verbeteren en is landelijk een project gestart om in de regio's tot een goed sluitend netwerk te komen.
40% van de corpsen geeft aan in het onderzoek van Leenders dat de samenwerking tussen politie en Buro Slachtofferhulp beter zou kunnen. Uit het genoemde onderzoek blijkt verder dat de uitvoering van Vaillant bij de politie op capaciteitsproblemen stuit en het feit dat slachtofferhulp niet als prioriteit c.q. geen politietaak wordt gezien. Dit laatste moet gelet op het feit dat de richtlijnen Vaillant door Justitie niet voor niets zijn uitgewerkt en doorgevoerd, een doorn in het oog van de staatssecretaris zijn. De politieman/vrouw die niet conform deze richtlijn functioneert, oefent zijn werk niet goed uit en zou dit aan zijn conduitestaat moeten merken. Over het algemeen doet de politie zo blijkt uit het onderzoek van Leenders weinig aan schaderegeling. De taak beperkt zich tot het geven van informatie. Zoals hierboven is aangegeven is de praktijk en de theorie over slachtofferhulp nog niet op elkaar aangesloten. Bekijken we de praktijk met name aan de hand van de huidige en toekomstige schademogelijkheden dan zien we het volgende: Schadevergoedingsmogelijkheden: Men kan de diverse mogelijkheden om schadevergoeding te verkrijgen in vijf groepen verdelen: 1. strafrechtelijk 2. administratief 3. privaatrechtelijk 4. partikuliere fondsen 5. teruggave van in strafrechtelijk beslag genomen goederen In dit kader beperk ik mij tot de inning van schadevergoeding d.m.v. het straf(proces)recht. De Minister van Justitie heeft een aantal voorstellen gedaan om de rechtspositie van het slachtoffer binnen het strafproces te verbeteren met de bedoeling meer af te doen voor de zitting. De voorstellen van Terwee, voor de achtergronden van deze commissie verwijs ik naar de vorige sprekers: 1. het creëren van een nieuwe, bijkomende straf: de schadevergoedingsstraf 2. het creëren van een nieuwe bijzondere voorwaarde: storten van geld in een slachtofferfonds 3. aanpassing van de procedure om schadevergoeding te eisen binnen het strafproces ( de voeging in het strafproces als benadeelde partij) 4. wijziging van de Wet Voorlopige Regeling Schadefonds Geweldsmisdrijven. Door de invoering van deze nieuwe regels zal de politie een veel belangrijkere rol krijgen. Van belang is dat op een juiste wijze aan "fact finding" wordt gedaan. Getuigen, w.o. het slachtoffer, moeten zo spoedig mogelijk en volledig worden verhoord. Voor de bewijsvoering ook in de eventuele civiele procedure, zijn deze gegevens van belang. Het slachtoffer is gebaat bij een juiste weergave van hetgeen gebeurd is, waardoor zijn kansen op goed einde al aan het begin van de procedure door zijn (rechts)hulpverlener kunnen worden beoordeeld. Een slachtoffer die na jarenlange
procedure te horen krijgt dat de getuige iets anders verklaard dan bij de politie omdat de vraag niet goed begrepen had, wordt extra getraumatiseerd. Achtergrondinformatie zoals de invloed van het delict op de financiële en persoonlijke situatie van het slachtoffer kan van belang zijn. Hierbij zal de politiefunctionaris met de nodige omzichtigheid te werk moeten gaan. De solvabiliteit van de dader moet onderzocht worden. Het slachtoffer moet tijdig op de hoogte worden gebracht van schadevergoedings(on)mogelijkheden en bereidheid tot vergoeding door de dader. Een en ander vergt de nodige kennis, gesprekstechnieken en sociale vaardigheden. De Gemeentepolitie Leiden heeft in 1987 een project ter bemiddeling van de schade tussen dader en slachtoffer gestart in het kader van slachtofferhulp. Dit project hield in dat de verdachte reeds aan de rechercheur kon kenbaar maken of hij bereid was tot schadevergoeding aan het slachtoffer. De politie vervulde dan een actieve en bemiddelende rol: de politiefunctionaris als schaderegelaar was in dienst van de politie. Het gevolg voor de verdachte kon zijn een politiesepot of transactie. In 1988 is dit experiment positief geëvalueerd. Wel werd het werk door de politiefunktionarissen als arbeidsintensief bestempeld. De tendens is dat in toenemende mate tegenwoordig door de Buro's Slachtofferhulp bemiddeld wordt tussen slachtoffers en daders. In 1990 gebeurde dit in 10% van de zaken. Van belang is dan ook dat duidelijk afspraken worden gemaakt tussen Buro Slachtofferhulp en politie. Toekomstige ontwikkelingen Intussen is overgegaan tot een regionale indeling van de politie in 26 regio's in het land. Deze regionalisering heeft gevolgen voor de taken van de politie. Welke taken zijn regionaal van belang en wat hoort tot de "basispolitiezorg". Ervan uitgaande dat de richtlijnen Vaillant en Terwee onverkort gelden, zal een heroriëntatie op de basisvoorziening slachtofferzorg noodzakelijk zijn. In het bovenstaande is weergegeven dat in de huidige situatie deze zorg nog niet in ieder politieburo voor vol wordt aangezien. Afhankelijk van de interesse van de individuele ambtenaar wordt slachtofferhulp bedreven. Door de regionalisering zal mogelijk een verschuiving van slachtofferhulp op decentraal nivo naar een meer regionaal nivo plaatsvinden. Een ontwikkeling die wellicht voor de coördinatie goed is, maar voor de uitbouw van slachtofferzorg op plaatselijk nivo af te raden is. De basispolitiezorg hoort op elk politieburo thuis. Belangrijk is om duidelijk te omschrijven waaruit de zorg bestaat en welke voorzieningen daartoe in het leven geroepen moeten worden.
Dit kan betekenen dat de samenwerking met de Buro’s Slachtofferhulp uitgebreid moet worden. Welke taakverdeling staat het ministerie dan voor ogen en zitten daar niet gevaarlijke aspecten aan. Wie is bij schaderegeling aansprakelijk. Op grond van de richtlijn Vaillant moet de politie dit werk doen. Verder kan schadebemiddeling strijdig zijn met het uitgangspunt van de LOS dat de contacten kortdurend moeten zijn. De subsidiëring van het Ministerie is op deze doelstellingen gebaseerd en gerealiseerd dient te worden dat een taakverzwaring bij coördinatoren van de Buro's niet mogelijk is. Terwee eist een kwalitatieve en kwantitatieve specialisatie die de Buro's Slachtofferhulp op dit moment niet hebben. De Buro's Slachtofferhulp worden bemand met vrijwilligers die op het gebied van schaderegeling geschoold moeten worden. Dat schaderegeling heel wat haken en ogen heeft blijkt wel uit het dadingsexperiment in Amsterdam. Bij het experiment strafrechtelijke dading in Amsterdam ging het om door het Openbaar Ministerie geselecteerde zaken, waarin al tot vervolging was besloten. Een aantal kritische kanttekeningen zijn hier op zijn plaats. Het doel van de schaderegeling is het voorkomen van strafrechtelijke vervolging. Het slachtoffer speelt een ondergeschikte rol. De selectie wordt niet gemaakt op grond van gerechtigheid voor het slachtoffer, maar om het strafrechtelijk apparaat te ontlasten. Deze tendens is ook waar te nemen in experimenten in Den Haag. Door het parket is recent een project schaderegeling geïntroduceerd voor de regio Delft e.o. De corpschef beoordeelt alle in te zenden processen verbaal. Alleen first-offenders en zaken waarbij geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf te verwachten is, worden voorgedragen voor schaderegeling. Helaas zit er voor een slachtoffer die te maken krijgt met een recidivist geen regeling in. In samenwerking met de ANWB heeft onderzoek plaatsgevonden naar hulpverlening aan verkeersslachtoffers (plan van aanpak noot 3). Hieruit is het volgende gebleken: 1. Er is nog onvoldoende besef van de bijzondere problemen van verkeersslachtoffers. 2.Er is onvoldoende informatie, opvang en begeleiding. 3. Schadevergoedingsmogelijkheden onder meer door het schuldaansprakelijheidsbeginsel en bewijsproblemen zijn te beperkt. 4. het schaderegelingsproces is te omslachtig en te ingewikkeld. Deze knelpunten gelden niet alleen voor de verkeersdelictslachtoffers, maar ook voor de overige strafzaken waarin schadebemiddeling aan de orde is. Hierboven is geschetst welke bewijsproblemen kunnen ontstaan indien getuigen niet zorgvuldig ondervraagd worden en hoeveel werk de schadebemiddeling voor de politie betekent. Dit geldt nog sterker indien gebruik wordt gemaakt van de Buro's Slachtofferhulp, die werken met vrijwilligers. Bij twee Buro's Slachtofferhulp zijn projecten gestart schaderegeling en politieregionalisering.
Leiden heeft van de politie voor een project subsidie ontvangen dat bestemd is voor de uitwerking van het plan regionalisering in Hollands Midden en de samenwerking met Buro Slachtofferhulp in deze regio, waarbij betrokken wordt de gevolgen van de invoering van Terwee. Een van de vragen die aan de orde komt, is welke huisvesting is het meest geschikt voor een Buro Slachtofferhulp. Kan de onafhankelijkheid van een Buro Slachtofferhulp wel voldoende gewaarborgd worden. Welke afspraken kunnen worden gemaakt over taakverdeling tussen politie en Buro Slachtofferhulp. Wie zorgt voor scholing en kennisoverdracht bij vrijwilligers en politie. Het tweede buro dat subsidie voor een project in het kader van de regionalisering betreft Buro Slachtofferhulp Haarlem. Onderzocht zal worden op welke wijze slachtofferzorg kan worden uitgebreid over de hele regio. Om optimaal de belangen van het slachtoffer in de wirwar van regionalisering en nieuwe regelgeving te waarborgen stelt de LOS voor dat op ieder politieburo een aandachtsfunctionaris slachtofferzorg op ieder politieburo benoemd wordt. In overleg met deze functionaris en het Buro Slachtofferhulp kan het parket richtlijnen op het gebied van slachtofferzorg formuleren die aangepast aan de regio toegepast dienen te worden. Scholing en deskundigheidsbevordering De Vereniging Landelijke Organisatie Slachtofferhulp heeft voor haar leden een basiscursus ontwikkeld waarin op uiteenlopende gebieden w.o. verwerking van trauma’s, gespreksvoering, civiele en strafrechtelijke mogelijkheden en categoriale hulpverlening scholing wordt gegeven. Daarnaast worden vervolgcursussen, themadagen en trainingen voor vrijwilligers en coördinatoren verzorgd. De invoering van "Terwee" zal zorgvuldig door de coördinatoren voorbereid moeten worden en vrijwilligers zullen begeleid moeten worden. Door de uitbreiding van de schadevergoedingsmogelijkheden zal het aantal hulpvragers en de lengte van de contacten tussen buro en slachtoffers toenemen. Het slachtoffer heeft niet alleen bij de schadebemiddeling, maar ook bij de tenuitvoerlegging begeleiding nodig. Noodzakelijke voorzieningen Voldoende kennis en scholing bij zowel politie als Buro's Slachtofferhulp. De scholing bij de politie dient slachtoffergericht te zijn. Zoals reeds is opgemerkt dient aan de afwijzende houding bij de politie t.a.v. slachtofferzorg consequenties verbonden te worden, zoals het niet in aanmerking brengen voor promoties. De scholing zou, gelet op de kennis en ervaring die de LOS heeft, gegeven moeten worden door de LOS. Door beëindiging van de subsidie voor de medewerkster publiciteit en ontwikkeling en coördinatie van de scholing, door het Ministerie van Binnenlandse Zaken, is dit in de toekomst niet mogelijk. Voldoende administratieve ondersteuning voor de Buro's Slachtofferhulp. Justitie beschikt momenteel over een computersysteem
waarmee invoering van slachtoffergegevens vergemakkelijkt is. Dit betekent dat in de toekomst meer slachtoffers bereikt worden en dat de werkdruk voor de Buro’s Slachtofferhulp zal toenemen. Een groot deel van deze werkdruk kan door adminstratieve ondersteuning bij de Buro’s Slachtofferhulp worden ondervangen. Voorzieningen voor telefonische bereikbaarheid. Niet in alle regio’s zijn Buro’s Slachtofferhulp aangesloten op de 24 uurs bereikbaarheid van bijv. politie of crisisinterventie. Financiële ruimte om dit te bewerkstelligen ontbreekt. Goede overlegstructuur met de politie en justitie. Samenvatting Samenvattend is de LOS van oordeel dat ondanks de goede wil van de politie en de op stapel staande wettelijk wijzigingen op het gebied van slachtofferzorg het verleden leert dat nog veel verbeteringen nodig zijn. Om die reden pleit de LOS voor een aandachtsfunctionaris slachtofferzorg, op het nivo van hoofdinspecteur, in ieder politieburo met als taken: -schaderegelingsprocedures -tijdige doorverwijzing -controle op naleving Vaillant/Terwee -contactpersoon voor Buro Slachtofferhulp Daarnaast zijn uitbreidingen op het gebied van de schadevergoedingen voor slachtoffers noodzakelijk. Gedacht wordt aan de slachtoffertax, waarover de LOS overigens ook enige bedenkingen heeft, een waarborgfonds voor nietgemotoriseerd verkeer, een uitbreiding van het schadefonds geweldsmisdrijven, een garantiefonds voor schadevergoedingen die in het kader van Terwee aan de dader worden opgelegd en de schaderegelingen die tussen slachtoffer en dader worden bewerkstelligd (Justitie dient garant te staan voor betaling van de schadevergoeding), uitbreiding van de schadevergoedingsmogelijkheden voor nabestaanden. Tenslotte wijst de LOS op de problematiek van een toenemende groep verkeersslachtoffers. Een problematiek die specifieke vaardigheden eist op het gebied van financiële, emotionele ondersteuning van slachtoffers. Verwezen wordt naar de conclusies en aanbevelingen van het Plan van Aanpak.
noot 1: onderzoek naar de implementatie van de richtlijn Vaillant bij de Nederlandse politie door Stephan Leenders: Zolang de klant maar geen slachtoffer is, maart 1990 noot 2: Training police officers on the job in a more oriented approach
noot 3: Blauwdruk, Plan van Aanpak en Achtergrondnotitie, hulpverlening aan slachtoffers, ANWB/LOS, maart 1991
YH\notitie\0080ni