ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:56 PM Page 5
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn
5
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 9:15 PM Page 6
1 Wat bepaalt economische groei? We schrijven 1960. Ik was vijf jaar en woonde in Denderwindeke, een landelijk dorp op nauwelijks 20 kilometer van Brussel. Mijn thuis was een kleine boerderij; in de stal was er plaats voor een varken en in de schuur werd hout opgeslagen. Een diepvriezer om vlees en groenten in te bewaren was er niet en dus werd het vlees gepekeld. Af en toe reed er een auto voorbij, meestal die van de graaf van het kasteel van Zandbergen. Bij een familie die een televisie had, ging ik één keer per week naar ‘Schipper naast Mathilde’ kijken. Vandaag woon ik in Ninove, een provinciestad. Ik kijk niet vaak tv. Mijn drie computers met internetaansluiting zijn een venster op de wereld en ook onmisbare werkinstrumenten. In mijn badkamer kom ik tot rust in het duomassagebad. Met mijn wagen geraak ik overal. Ik kan mobiel bellen over de hele wereld met mijn smartphone. Turkije is mijn favoriete vakantiebestemming, enkele snipperdagen breng ik steevast door in Heerlen, Nederland.
Reëel bbp per capita voor België (1900 = 100) 1200 1100 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100
19
00 19 05 19 10 19 15 19 20 19 25 19 30 19 35 19 40 19 45 19 50 19 55 19 60 19 65 19 70 19 75 19 80 19 85 19 90 19 95 20 00 20 05 20 10 20 15
0 Bron: Maddison
1
6
a Wat is economische groei? b Waarom is die in de afgelopen eeuw niet gelijkmatig verlopen?
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:56 PM Page 7
2
Welke factoren bepalen economische groei? Laat je inspireren door bovenstaande foto’s. De productiemiddelen arbeid, kapitaal en technologie bepalen samen de productiemogelijkheden van een land. Ook de infrastructuur die de overheid ter beschikking stelt, is een productiefactor. Vroeger werd de natuur als een aparte productiefactor beschouwd. De onbewerkte bodem die een landbouwer gebruikt, kun je onder natuur indelen, maar eens de bodem verrijkt is met kunstmest wordt hij kapitaal. Omdat de opdeling in ‘natuur’ en ‘kapitaal’ moeilijk haalbaar is, brengen we natuur onder bij de kapitaalgoederen. In bijgaande afbeeldingen staan de autofabriek en de machines voor het kapitaal. De werknemers vormen de factor arbeid. De assemblagemethode en de software voor de design van nieuwe automodellen vormen de factor technologie. Een degelijk wegennet, havens en ook een politiek stabiele omgeving zullen de onderneming helpen in haar groei. Zo heeft ook de overheid een bijdrage in de productiemogelijkheden van de fabriek. De productie van deze autofabriek is echter slechts een onderdeel van de totale productie van een land. Je leerde vorig jaar dat macro-economie de grootheden op het niveau van een land bestudeert. We zullen het dus hebben over arbeid, kapitaal en technologie als inputs van de economie en het bbp als output. De uitdrukking 'economische groei' gebruiken we om een toename van het bbp per capita aan te duiden. 1 Wat bepaalt economische groei?
7
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:56 PM Page 8
1.1 KAPITAAL
Wanneer een onderneming start of wil uitbreiden, heeft ze kapitaalgoederen nodig. Die moeten worden gefinancierd. Ondernemingen kunnen op twee manieren aan financieel kapitaal komen: lenen of aandelenkapitaal uitgeven. Lenen betekent dat een ontlener geld krijgt in ruil voor een belofte de som terug te betalen met interest. Bij de uitgifte van aandelenkapitaal wordt de verstrekker van het financieel kapitaal mede-eigenaar van de onderneming. De vergoeding, een dividend, is afhankelijk van de resultaten van de onderneming. Aandeelhouders kunnen eventueel ook genieten van een waardetoename van de onderneming. Grote ondernemingen zijn op de beurs genoteerd en hun succes wordt vertaald in stijgende beurskoersen.
1.1.1 DE ROL VAN HET BINNENLANDS SPAREN BIJ DE KAPITAALVORMING 1.1.1.1 SPAREN
Vlamingen hebben grootste spaarpot Ruim een op de drie Vlamingen bezit een spaarpot, vastgoed niet inbegrepen, waar ten minste 50 000 euro in zit. Het Europese gemiddelde bedraagt slechts 12 %. En wat we zelf sparen, sparen we beter: de Walen komen aan 19 % rijk volk. Zelfs de Zwitsers moeten het met minder doen dan de Vlamingen. U en ik vragen zich natuurlijk af waarom wij niet bij dat ene derde 50 000-plussers maar weer bij die andere twee derde moeten behoren. Bron: De Standaard
Waarom sparen Amerikanen zo weinig? De Amerikanen hebben jarenlang verzuimd te sparen omdat ze genoten van een enorme stijging van hun vermogen. Door de almaar klimmende huizenprijzen en de goed boerende beurzen voelden de Amerikanen zich rijk. De welvaart maakte van de Amerikanen superoptimisten en voorzorgsparen was dan niet nodig. Een andere reden voor het beperkte sparen van de Amerikanen is dat ze gemakkelijk een lening voor de aankoop van een huis krijgen. Nauwelijks 5 % van de prijs moeten ze zelf op tafel leggen en de rest kunnen ze lenen. Ook daarvoor moeten ze niet sparen. 'Vandaag sparen de Amerikanen zowat 1 % van hun inkomen', zegt Van der Sande, Amerikaspecialist van KBC. Van der Sande schat dat de spaarquote in de VS de volgende jaren naar 4,5 % zal evolueren. Bron: De Standaard
8
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:56 PM Page 9
Waarom sparen Japanners zoveel? Japanse gezinnen sparen ongeveer 20 % van hun inkomen, ongewoon veel is dat. Alhoewel dit hoge sparen voor een deel verklaard wordt door culturele factoren zijn er toch ook een aantal andere elementen. Japanners hebben een hoge levensverwachting. Een lange periode van pensioen staat hen te wachten en daarvoor dient flink gespaard tijdens de loopbaan. Ondanks de crash in de Japanse vastgoedprijzen in het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw blijft Japan een verschrikkelijk duur land om een appartement of huis te kopen. In ‘het land van de rijzende zon’ is het bedrag dat bij aankoop zelf dient gefinancierd, erg hoog. Hiervoor dient dus stevig gespaard of zelfs geleend bij de ouders. Het sparen om later de kinderen een erfenis te kunnen nalaten is ook een traditie. Veel oude Japanners leven na de pensionering bij hun kinderen en in ruil voor de aandacht en vriendschap laten ze de kinderen dan een mooie erfenis na. Voorzorgsparen gebeurt wel minder in Japan. Tot de jaren negentig kende Japan het systeem van ‘levenslange tewerkstelling’. Men startte en eindigde zijn carrière in dezelfde onderneming. Maar ook Japanse reuzen (bijvoorbeeld Sony) moesten herstructureren en braken met deze traditie. Bron: vertaald en bewerkt ‘Principles of Economics’ Robert Frank
Spaarquote van de gezinnen in enkele EU-landen (2009) Denemarken
7,9 %
Verenigd Koninkrijk
6,3 %
Zweden
15,6 %
België
18,3 %
Nederland
13,4 % Bron: Febelfin
Mooie lingerie loont altijd Ook in het economisch moeilijke jaar 2008 kende lingeriefabrikant Van de Velde een omzetgroei. De winst (na belastingen) kwam uit op 28 600 000 euro. Daarvan werd 40 % aangewend om de aandeelhouders een dividend uit te betalen. De rest werd toegevoegd aan de ‘overige reserves’. Bron: Jaarrekening Van de Velde
Begrotingsoverschot Millenniumjaar 2000 was voor de Belgische overheid een historisch jaar! Het jaar 2000 vormde de bekroning van een lange periode van aangehouden saneringen van de overheidsfinanciën. Voor het eerst sinds 1950 werd geen tekort maar een beperkt begrotingsoverschot van 0,1 % van het bbp gerealiseerd. Ook in 2006 sloot de begroting af met een beperkt overschot. Bron: www.nbb.be
3
a Wat betekent sparen? b Wie spaart en waarom? Gezinnen sparen om uiteenlopende redenen. Men wil doelstellingen op lange termijn realiseren. Een comfortabele oude dag betekent sparen tijdens de actieve loopbaan, want het pensioen is ontoereikend om de levensstandaard te behouden. Het verwerven van een eigen woonst is ook een langetermijndoelstelling. Eerst moet er een stevig bedrag gespaard worden, want lang niet alles kan worden geleend. 1 Wat bepaalt economische groei?
9
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:56 PM Page 10
Een tweede reden om te sparen is om jezelf en je familie beschermen tegen onvoorziene uitgaven. Een gezondheidsprobleem brengt een dure operatie met zich of er is onverwacht jobverlies. Gezinnen zouden zo’n drie tot zes maanden inkomen opzijhouden om aan deze noodgevallen het hoofd te kunnen bieden. Er is nog een derde reden om te sparen. Sommigen willen een erfenis nalaten aan hun kinderen of een schenking doen voor een goed doel. Deze spaarvorm komt meer voor bij de hogere inkomens. Zo heeft iedereen zijn eigen redenen om een appeltje voor de dorst te hebben. Ondernemingen zullen meestal een deel van de winst niet uitkeren aan de aandeelhouders, ze vormen reserves. Ook een bedrijf wil een buffer aanleggen voor de slechtere jaren, maar meestal zal dit spaargeld gebruikt worden om uitbreiding mogelijk te maken. Als de overheid een begrotingsoverschot heeft, kan ze beginnen aan de afbetaling van de schuld die vooral in de jaren zeventig werd opgebouwd. 4
Evalueer de financiële gezondheid van gezinnen, ondernemingen en de overheid. Bespreek de evolutie. Zoek op de website www.belgostat.be recente cijfers i.v.m. het spaargedrag van deze drie groepen. Analyseer aan de hand van volgende tabel. (Voor de gezinnen: Prognoses van het Federaal Planbureau voor het economisch budget >> Rekening van de particulieren. Voor de bedrijven: Prognoses van het Federaal Planbureau voor het economisch budget >> Rekening van de ondernemingen. Voor de overheid: Overheidsfinanciën >> Niet-financiële rekeningen >> Ontvangsten, uitgaven en vorderingentekort van de overheid. Voor het bbp: Prognoses van het Federaal Planbureau voor het economisch budget >> Bbp en belangrijkste bestedingscategorieën tegen lopende prijzen.)
1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
Evolutie van het binnenlands sparen (miljard euro) Overschot of tekort In % van het bbp Bbp Gezinnen Bedrijven Overheid (lopende p) Gezinnen Bedrijven Overheid 15,0 5,0 -8,9 202,1 13,0 5,3 -7,8 206,9 11,1 5,4 -4,3 217,1 9,1 4,4 -1,5 225,2 9,5 4,1 -1,4 235,7 10,6 -0,3 -0,2 251,7 13,4 -4,3 0,9 258,9 15,4 0,5 -0,4 267,6 13,6 2,1 -0,5 274,7 10,4 3,7 -0,7 289,6 7,0 10,4 -8,0 303,4 7,8 1,9 1,0 318,8 9,4 3,0 -0,3 335,8 10,7 -4,8 -3,7 346,4 17,4 2,8 -19,2 340,8 9,9 14,3 -13,9 356,1 8,2 9,5 -14,4 369,8 10,7 7,3 -15,2 376,1 11,4 4,7 383,0
Bron: www.belgostat.be
10
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:56 PM Page 11
Om een idee te hebben of een economie over voldoende kapitaal beschikt om te investeren in nieuwe kapitaalgoederen, moeten we kijken naar het sparen. Het sparen van gezinnen is in België altijd belangrijk geweest maar is de laatste jaren aan een langzame daling begonnen. Het sparen door bedrijven (winsten reserveren) kent eveneens een dalende trend. Maar de grote ommekeer is bij de overheid te vinden: gedurende tientallen jaren had de overheid grote begrotingstekorten, maar sinds 2000 is er ongeveer begrotingsevenwicht. Sinds 2008 eist de economische crisis echter haar tol en is er opnieuw een tekort. Economen voorspellen dat die toestand nog enige tijd zal aanhouden.
1.1.1.2 RECHTSTREEKSE FINANCIERING De onderneming kan het kapitaal rechtstreeks ophalen bij de kapitaalverschaffers in de vorm van aandelen of obligaties. Ze kan het geld ook bij een financiële instelling lenen. Dit is dan een onrechtstreekse weg omdat de kapitaalverschaffers het geld eerst aan de financiële instellingen bezorgen, die het op hun beurt uitlenen aan bedrijven.
a AANDELEN
Fortis stuurt Belgische adel naar bedelstaf Bernard ’t Serstevens, telg uit een eeuwenoud adellijk geslacht, nipt bedaard van zijn glaasje port. 'Hoogmoed, leugen en diefstal, dat zijn de drie oorzaken van de val van Fortis', zegt hij. Uit het handelsregister van Brussel blijkt dat Bernard 't Serstevens tot op de dag van vandaag met zijn zeven kinderen eigenaar is van 3,8 miljoen Fortisaandelen. Dat is 0,1 % van het kapitaal. In april 2007, toen Fortis de hoogste koers uit zijn geschiedenis bereikte, 29,78 euro, waren de effecten die de familie toen bezat 94 miljoen euro waard. Bij de crash van het aandeel bedroeg de laagste koers 57 cent of 2,17 miljoen euro totale waarde voor de adellijke familie, een verlies van 92 miljoen euro. Bron: De Standaard
5
Wat kan een aandeelhouder wel en niet verliezen? Een aandeel is het eigendomsbewijs van de deelname in het kapitaal van een onderneming. De aandeelhouder is dus mede-eigenaar van de onderneming. Dit betekent dat hij mee het beleid van de onderneming kan bepalen op de vergadering van aandeelhouders. Het betekent ook dat hij de risico’s van het ondernemen zal ervaren: als de onderneming het goed doet, zal er een dividend en een waardevermeerdering van het aandeel inzitten; als de zaken slecht gaan, zal er geen dividend worden uitgekeerd en zal het aandeel in waarde dalen. Bij een faillissement kan de volledige inbreng verloren gaan. Een aandeelhouder is beperkt aansprakelijk, dit betekent dat hij enkel de ingebrachte som in het kapitaal van de onderneming kan verliezen. Zijn privévermogen kan niet worden aangesproken om in geval van faillissement de schulden van de onderneming te dekken.
1 Wat bepaalt economische groei?
11
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:56 PM Page 12
Een beurskrant geeft de volgende info. Onderneming Koers Munt Dividend Dividendrendement K/W Hoogste-laagste 360 d. Colruyt
6
40,40 euro
1,02
2,53 %
16,84
44,73
35,67
Wat betekenen de begrippen koers, dividend, dividendrendement en K/W? De geldsom die de aandeelhouder aan de onderneming geeft bij uitgifte van aandelen noemen we de nominale waarde van het aandeel. Deze waarde staat ook vermeld op het aandeel. De waarde die het aandeel na verloop van tijd volgens de balans van de onderneming heeft, noemen we de boekwaarde. We bekomen die door de activa te verminderen met de schulden en de voorzieningen en ze vervolgens te delen door het aantal aandelen. Aandelen van grote ondernemingen worden op de aandelenmarkt verhandeld. Iedere dag zorgen vraag en aanbod voor een beurskoers van de aandelen. Op de primaire markt verzamelt de onderneming geld bij de start of kapitaalverhoging. Op de secundaire markt worden de aandelen dagelijks verhandeld. De potentiële aandeelhouder wil weten of een aandeel duur dan wel goedkoop is. Hij kan het dividendrendement (dividend gedeeld door beurskoers) vergelijken met de rente op risicoloze spaarrekeningen. Hij kan ook de beurskoers met de winst per aandeel vergelijken (K/W), m.a.w. hij vraagt zich af hoeveel keer de winst per aandeel hij betaalt voor het aandeel. Vanzelfsprekend zal hij dit getal liefst zo laag mogelijk zien.
7
Bezoek de website van De Tijd: www.tijd.be. a Zoek de beurskoers van Colruyt. b Vergelijk het dividendrendement met de rente op spaarrekeningen. c Zoek of bereken de K/W. d Vergelijk het aandeel met dat van een sectorgenoot en maak een evaluatie. Venture capital of durfkapitaal Deelname in het kapitaal van een onderneming kan risico’s inhouden. En wat met venture capital of durfkapitaal? Bedrijven willen investeren in de ‘nieuwe economie’: de elektronische sector, biotechnologie en de medische sector of gezondheidssector. Enorme groeiperspectieven, maar ook enorme risico’s. Wie wil vermogen ter beschikking stellen om deze veelbelovende ondernemingen op te starten of uit te breiden? In het ene land worden al gemakkelijker fondsen gevonden voor deze nieuwe economie dan in het andere.
12
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:56 PM Page 13
Venture capital (in % bbp) 6 5 4 3 2 1
U Po SA rt Ve ug re a ni F gd in l l Ko an d n De ink r ne i m jk ar k Zw en ed en
Po Sl len ov ak ije Ita Ne l de ië rla Ho nd ng a Ro rij em e Oo en st ië en rij k Sp an Du j its e la Eu nd ro zo ne Eu ro Bel pe g i se ë Un Ie ie rla Fr nd an kr ijk
0
Bron: Eurostat
8
Vergelijk België met de andere landen van de EU en de VS.
b OBLIGATIES Grote ondernemingen en de overheid kunnen obligatieleningen plaatsen bij de kapitaalverschaffers. Voor een obligatielening zijn belangrijk: de coupon, de vervaldag, het kapitaal en het rendement. De coupon vertegenwoordigt het vaste bedrag aan interesten dat de ontlener ieder jaar betaalt. De vervaldag is de dag waarop interesten of het leningsbedrag moeten worden betaald. Het kapitaal is de geldsom die geleend werd en op de vervaldag moet worden uitgekeerd. Het rendement is de procentuele jaarlijkse opbrengst die de obligatie geeft indien ze wordt aangehouden tot de vervaldag. We bekomen het rendement door de coupon te delen door de koers van de obligatie. Ook obligaties hebben een primaire en een secundaire markt. Op de primaire markt halen ondernemingen en de overheid het geld op en op de secundaire markt worden de obligaties verhandeld. Vraag en aanbod zorgen er iedere dag voor een prijs. Een uittreksel uit de beursberichten: Munt
Looptijd
Coupon
Roerende voorheffing
Coupondag
Notering
AB Inbev EUR Staatsbon EUR Rabobank AUD
2014-‘19 2014-‘19 2014-‘19
6,570 3,100 6,000
15 % 15 % 15 %
27/02 04/03 23/04
108,00 100,35 97,75
Uitgever
Rendement 6,08 % 3,09 % 6,14 %
1 Wat bepaalt economische groei?
13
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:56 PM Page 14
9
a Waarom is het rendement bij de lening Rabobank hoger dan bij de staatsbon? b Waarom is het rendement bij AB Inbev hoger dan bij de staatsbon? Bij het bepalen van de coupon (de jaarlijkse interestvergoeding) zal natuurlijk gekeken worden naar de stand van de interestvoeten wereldwijd. Maar ook de kwaliteit of solvabiliteit van de ontlener speelt een grote rol. Veronderstel een obligatielening van de Belgische Staat en een van een privéonderneming. Indien de rentevoet gelijk is, zal iedereen kiezen voor de lening van de overheid omdat men, ondanks de hoge staatsschuld, toch meer vertrouwen heeft in de overheid dan in een onderneming. Het privébedrijf moet dus iets meer rente betalen om ook een aantal kapitaalverschaffers te bekoren. De kwaliteit van de ontlener wordt weergegeven met een rating. Zeer betrouwbare ontleners (bijvoorbeeld de overheid of een grote bankinstelling) krijgen de beste rating: AAA. Zo gaat het dan naar omlaag tot B en C, tot men uitkomt bij de ‘junk bonds’, de ‘vuilbakleningen’. Dit zijn leningen met een hoog risico en dito rendement. Een obligatielening uitgedrukt in een vreemde munt geeft een wisselrisico. Het vertrouwen in de toekomstige evolutie van een munt als AUD is niet bijster groot, want er is een hoog rendement. Hoe kleiner het vertrouwen dat een munt uitstraalt, des te hoger de vergoeding om die munt vast te houden. Ten slotte speelt ook de looptijd van de lening een rol bij het bepalen van de rentevoet. Hoe langer de looptijd, des te hoger de rentevoet. Dat is logisch, want hoe meer tijd een ontlener van geld krijgt om er een winstgevende activiteit mee te ontwikkelen, des te hoger de vergoeding is die hij voor het geleende geld kan betalen.
10 Er is een negatief verband tussen de prijs en het rendement van een obligatie. Veronderstel een lening van 1 000 euro aan 5 % interest per jaar en een looptijd van een jaar. a Wat is het rendement? b Een dag later stijgen de interestvoeten naar 10 % per jaar. Is de obligatie nog concurrentieel in vergelijking met de nieuwe? Hoeveel moet de koers bedragen om er nog geïnteresseerden voor te vinden? 11
Vergelijk aandelen met obligaties.
1.1.1.3 ONRECHTSTREEKSE FINANCIERING Ondernemingen kunnen voor hun financieringsbehoefte uiteraard ook terecht bij de financiële instellingen. Deze vervullen een zeer belangrijke rol in de economie. Ze verzamelen spaargelden van gezinnen, bedrijven en eventueel de overheid en lenen die weer uit o.a. aan bedrijven die een investering willen financieren. Groeien vraagt geld De onderneming Belcart van Isabel (zie vorig jaar) bestaat enkele jaren en wil uitbreiden. De productie van allerlei golfmateriaal zou voor groei moeten zorgen. Hiervoor is een productieatelier nodig en alhoewel de onderneming prima resultaten boekte en de winst in de onderneming bleef, dient nu toch uitgekeken naar een financiering via een financiële instelling. Het te lenen bedrag is 750 000 euro en Isabel zou dit in ongeveer tien jaar willen terugbetalen. 12
14
Waar kan ze terecht? Wat kun je haar aanbevelen? Geeft de overheid een steuntje? Misschien kan ze ook uitbreiden zonder eigenaar te worden van het productieatelier? (Internetzoekopdracht)
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:56 PM Page 15
Investeringskredieten zijn kredieten die de aankoop van kapitaalgoederen financieren. Kapitaalgoederen kunnen zijn: grond, gebouwen, materieel, machines … Het gaat dus om goederen die op duurzame wijze gebruikt worden in de onderneming. Het geleende geld wordt binnen een vooraf bepaalde termijn terugbetaald. Die periode valt normalerwijze samen met de verwachte economische levensduur van de aangekochte investeringsgoederen. Zo kan met de opbrengsten uit de investering de lening terugbetaald worden. Een financiële instelling die een investeringskrediet verstrekt, zal aan het betrokken bedrijf de nodige waarborgen op terugbetaling vragen: hypotheek, pand, borgstelling, maar natuurlijk is het commerciële succes van de onderneming de beste waarborg. De interestvoet kan vast of variabel zijn en de terugbetalingen gebeuren maandelijks, driemaandelijks, zesmaandelijks of jaarlijks. Er is ook nog een andere manier om investeringsgoederen te financieren: leasing. Leasing is een algemene term en aan het begrip wordt niet steeds dezelfde betekenis toegekend. Leasing is in feite een financieringstechniek waarbij de leasinggever een bepaald investeringsgoed aankoopt op instructie van de investeerder, de leasingnemer. De leasinggever verhuurt dan het bewuste goed gedurende een vooraf overeengekomen periode aan de leasingnemer. De leasingnemer kiest zelf zijn materiaal en is vrij in zijn keuze van de leverancier. Er zijn twee verschillende vormen van leasing. Financiële leasing is een 100 %-financiering die in een huurovereenkomst wordt gegoten. In het contract worden de periodieke huuraflossingen gestipuleerd en is ook een aankoopoptie opgenomen. De leasingnemer wordt beschouwd als economische eigenaar en is gerechtigd het goed af te schrijven. De leasinggever blijft juridische eigenaar. Full service leasing is een huurcontract met inbegrip van een volledig dienstenpakket. Het kan bijvoorbeeld gaan om een vaste huurprijs die toereikend is om voor een wagen alle onderhoud, bandenwissels, vervangwagen, verzekering en pechverhelping te voorzien. Het huurcontract bevat geen aankoopoptie.
1.1.2 DE ROL VAN HET BUITENLANDS SPAREN BIJ DE KAPITAALVORMING 1.1.2.1 WAT IS BUITENLANDS SPAREN? Je koopt een nieuwe Toyota Avensis voor 25 000 euro bij de Belgische importeur van Toyota. Die betaalt de Japanse autofabriek met een cheque 20 000 euro. Wat kan die Japanner doen met deze cheque? Hij kan bijvoorbeeld voor een bedrag van 15 000 euro Belgische chocolade kopen. Per saldo heeft Japan dan nog een tegoed van 5 000 euro op Europa. Voor Europa is er een buitenlands sparen ten bedrage van het handelstekort. Of … Europa heeft een schuld aan Japan. Als wij goederen en diensten kopen in het buitenland betekent dat een inkomen voor het buitenland. Omgekeerd is er voor ons een inkomen als buitenlanders Belgische producten kopen. Het verschil tussen de waarde van de goederen en diensten die geëxporteerd en geïmporteerd worden door een land, vormt het buitenlands sparen. Als de import groter is dan de export, is er een positief buitenlands sparen, bij export groter dan import is er dan een negatief buitenlands sparen.
1 Wat bepaalt economische groei?
15
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:56 PM Page 16
13
Geef aan hoe de volgende transacties het buitenlands sparen beïnvloeden.
a Een Belgische exporteur verkoopt software aan Turkije. De Belg gebruikt de ontvangen Turkse lires om aandelen te kopen van een Turkse onderneming.
b Een Saoudi verkoopt olie aan België. Hij gebruikt de euro om een Belgische staatslening te kopen.
c De Saoudi gebruikt de euro om Belgische chocolade te kopen. d De Saoudi koopt met de euro fruit in Marokko. De Marokkaan koopt met de euro een Belgische staatslening. Landen met handelstekorten worden door de rest van de wereld gefinancierd. Deze landen worden soms met de vinger gewezen als zouden ze niet in staat zijn op de competitieve wereldmarkt een aanbod te doen dat aantrekkelijk genoeg is. Hun ‘minderwaardige’ producten laten onvoldoende export toe om hun import te compenseren. Dit wordt al eens gezegd over de VS. Economen zijn het hiermee niet volledig eens. In een land als de VS hebben gezinnen en overheid hoge uitgaven in verhouding tot hun inkomen. De binnenlandse productie is te laag om de vraag het hoofd te bieden, zodat er meer geïmporteerd moet worden dan geëxporteerd. Met hoge import en lage export krijg je natuurlijk een tekort op de handelsbalans. Dit hoeft niet te betekenen dat het exportpakket van dat land echt van inferieure kwaliteit is. Bovendien wordt er door de hoge uitgaven te weinig gespaard om de investeringen te financieren. Er ontstaat voor de VS een vermogensinstroom uit het buitenland en de te kleine nationale besparingen worden aangevuld met buitenlands kapitaal. Zo gaat het overgrote deel van het wereldspaargeld jaarlijks naar de VS. 14
Wat is het gevolg als een land als de VS vele jaren na elkaar een handelstekort heeft? Maar vermogensstromen ontstaan vooral autonoom. Kapitaal zoekt de beste vergoeding voor het laagste risico. Als een land een vrij hoge interestvoet heeft en een laag risico, zal er een kapitaalinstroom zijn.
1.1.2.2 BUITENLANDSE INVESTERINGEN OF IS BELGIË ‘THE PLACE TO BE’? België heeft een zeer open economie. De invoer en uitvoer bedragen een belangrijk percentage van het bbp. Maar zijn buitenlandse bedrijven even happig om in België te investeren?
België in top vijf bij buitenlandse investeerders Ons land is het vijfde aantrekkelijkste land van Europa voor buitenlandse investeerders. Dat blijkt uit cijfers van consultant Ernst & Young. Hoewel het aantal buitenlandse investeringen is gestegen, leverde dat een pak minder banen op. België is er in 2012 in geslaagd 169 directe buitenlandse investeringen aan te trekken, of 10 % meer dan het jaar voordien. Met die cijfers zijn we goed voor een vijfde plaats in Europa. In 2011 bezette België nog de zesde plaats. De cijfers komen van consultant Ernst & Young, en worden al enkele jaren bijgehouden. Minder goed nieuws is dat die investeringen vorig jaar slechts 2 939 jobs opleverden. Gemiddeld gaat het om 17 banen per project, of 18 % minder dan in 2011. Dat is een absoluut dieptepunt in het voorbije decennium. In 2003 werden nog gemiddeld 46 jobs per buitenlands investeringsproject gecreëerd. België doet het nu 60 % slechter dan het Europees gemiddelde, en valt zo uit de Europese top-15. “En dat terwijl België zo afhankelijk is van buitenlandse investeringen voor het creëren van jobs, meer dan de buurlanden”, merkt economieprofessor Leo Sleuwaegen van de KULeuven op. Ons land gaat ook in tegen de Europese trend. Gemiddeld daalde het aantal buitenlandse investeringsprojecten op het continent (-2,8 %), maar het aantal nieuwe jobs per project steeg met 8 %. Vooral het Verenigd Koninkrijk krijgt buitenlandse geldschieters over de vloer, of bijna een op vijf van het Europees totaal. Ook Duitsland scoort goed (+4,5 %), terwijl Frankrijk (-12 %) en Nederland (-5 %) sterk achteruitboerden. In België gaat het in de meeste gevallen (63 %) om nieuwe investeringen, wat hoopgevend is. Daartegenover staat echter dat het veelal om investe16
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:57 PM Page 17
ringen in zakenkantoren of marketing & sales gaat, met weinig toegevoegde waarde en weinig jobs. Vlaanderen was goed voor zowat de helft van de buitenlandse investeringen, terwijl Wallonië een opvallende inhaalbeweging maakte. Met 52 projecten werd het tweede hoogste cijfer ooit van de voorbije tien jaar opgetekend. Vooral Amerikaanse bedrijven zien potentieel in ons land. Het gaat om ruim de helft van de projecten (58 %), terwijl ook Duitsland een sterke stijging liet zien. Investeringen uit de BRIC-landen blijven marginaal, maar dat lijkt een algemene Europese trend te zijn. Bron: www.metrojobs.be
Buitenlandse investeringen (in % bbp) EU
2,8
Griekenland
0,7
Polen
0,7
Portugal
0,9
Malta
3,2
Duitsland
4,3
Verenigd Koninkrijk
4,3
Ierland
4,9
Nederland
6,6
Denemarken
8,0
Zweden
8,4
België
13,5
Luxemburg
193,5 Bron: Eurostat
15
a Waarom investeren buitenlandse bedrijven in België? b Evalueer buitenlandse investeringen vanuit het standpunt van de overheid. Buitenlandse ondernemingen die in België willen investeren, kunnen zonder problemen een onderneming oprichten of een filiaal openen. Er zijn geen regels die vereisen dat Belgische staatsburgers een gedeelte van het eigen vermogen van de vennootschap dienen te bezitten en aan de overheveling van winsten naar het moederbedrijf zijn geen restricties verbonden. Buitenlandse bedrijven kunnen aanspraak maken op dezelfde investeringsfaciliteiten als binnenlandse bedrijven. Die investeringsfaciliteiten bestaan uit financiële tegemoetkomingen, gunstige belastingmaatregelen en werkgelegenheidsmaatregelen. Subsidies voor onderzoek en ontwikkeling en directe financieringshulp komen van de gewesten, fiscale maatregelen van de federale overheid. Investeringssteun wordt verleend voor onderzoek en ontwikkeling, milieuvriendelijke productietechnieken, innovatieve ontwikkelingen en ook voor startende kleine bedrijven. Buitenlandse bedrijven verkiezen België dikwijls omwille van zijn strategische ligging in het centrum van Europa en omwille van de hooggeschoolde en talensterke arbeidsbevolking. Een bedrijf als Volvo weet heel goed dat België een goede investeringsplaats is. 1 Wat bepaalt economische groei?
17
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:57 PM Page 18
1.1.2.3 DE ROL VAN DE WERELDBANK In 1944 werd in het Amerikaanse dorpje Bretton Woods de ‘International Bank for Reconstruction and Development’ opgericht. Meestal spreekt men echter over de Wereldbank. Zoals de naam doet vermoeden was het aanvankelijk de taak van de bank om financieringsmiddelen te verschaffen aan landen die na WO II de economie wilden heropbouwen. Dat lukte verbazingwekkend snel en toen werd het de voornaamste taak van de Wereldbank om economische projecten in ontwikkelingslanden te financieren. Maar die tweede taak is na vele decennia nog niet voltooid. De ‘International Finance Corporation’ (IFC) is een dochter van de Wereldbank. Ze ondersteunt duurzame investeringen in de private sector van ontwikkelingslanden. Uiteraard is het de bedoeling hiermee de economische groei te ondersteunen en zo de levensstandaard van de mensen te verbeteren. Vanzelfsprekend heeft IFC een uit de kluiten gewassen website: www.ifc.org. 16
Bezoek de website en los de opdrachten op.
a Wie kan een beroep doen op de IFC? b Doet de IFC aan ontwikkelingshulp? c Welke dienstverlening verzorgt de IFC? 17
Maak een kleine case van een door jou gekozen land en activiteit door IFC gesteund (bijvoorbeeld de IT-sector in India). De IFC werkt aan marktvoorwaarden. Ze gaat niet in concurrentie met andere private investeerders maar zorgt voor een aanvulling. Ze zal projecten ondersteunen die aan de voorwaarden voldoen, waar dus geld mee te verdienen is, maar die om een of andere reden elders niet tegen redelijke voorwaarden aan financiering of technische ondersteuning geraken. Zo krijgt de renovatie van het Kabul Serena Hotel in Afghanistan de steun van de IFC. De aanwezigheid van de IFC wordt door iedereen, dus ook door andere potentiële buitenlandse investeerders, als een bonus ervaren omwille van de status van een sterke, onafhankelijke internationale organisatie. De IFC is ook bemiddelaar tussen ondernemingen en regeringen. Deze hebben het volle vertrouwen in de organisatie en anderzijds beseffen ondernemers dat de IFC weet wat zaken doen is.
18
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:57 PM Page 19
1.2 ARBEID 1.2.1 VAN SLAVENDRIJVERS TOT EMPLOYABILITY Onder arbeid verstaan we de lichamelijke en intellectuele prestaties van medewerkers tijdens het productieproces. Iedereen kent de parodie van Charlie Chaplin op de industrialisatie en het bandwerk in de film ‘Modern Times’. Tot het begin van de twintigste eeuw was een werknemer uitsluitend een productiemiddel. Hij mocht gerust zijn hersenen aan de ingang van de fabriek afgeven om een ganse dag dezelfde monotone arbeid te verrichten. De arbeider werd alleen beschouwd als een kostenfactor. Rond 1920 ontdekte Elton Mayo dat die arbeider ook een mens is. ‘The worker is a human being.’ En als men aandacht heeft voor die mens, presteert die ook beter. De Human Relationsgedachte kreeg schoorvoetend gestalte. Eerst zorgde de onderneming voor de materiële welvaart (loon, voeding in refters, bedrijfswoningen …), later voor de psychische noden (behoefte aan belangstelling, erkenning, zich thuis voelen …). Met de forse economische groei van de jaren zestig deden in de industrie steeds gesofisticeerdere machines hun intrede en werd de dienstensector steeds belangrijker. Bedrijven kregen dan ook aandacht voor de opleiding van hun personeel. Vanaf de jaren tachtig zien bedrijfsleiders in dat de productiefactor arbeid het verschil maakt tussen succes en mislukking. De Human Resource Managementgedachte kent nu algemeen bijval. De evolutie naar de kenniseconomie wordt ingezet. Voortdurende ontwikkeling van kennis, vaardigheden en competenties zijn nodig. De creativiteit van elke medewerker wordt ontgonnen en de relatie tussen de werknemer en de onderneming wordt zakelijker en individueler geregeld. Flexibiliteit is een heel belangrijk begrip geworden. De werknemer van vandaag evolueert mee met het bedrijf waarin hij werkt. De geëmancipeerde hoger opgeleide medewerker verhuurt zijn diensten aan de werkgever van zijn keuze. Lifetime employment bestaat niet meer. 18
a Toon aan dat het onderscheid tussen arbeiders en bedienden voorbijgestreefd is. b Wat betekent employability? c Waarom geeft een onderneming aandelen aan zijn beste medewerkers?
1 Wat bepaalt economische groei?
19
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:57 PM Page 20
1.2.2 TE KOOP OP DE ARBEIDSMARKT Sommige mensen willen werken en vinden geen job, anderen hebben meer geluk. Er is ook een groep mensen die niet wil werken, althans niet op wat wij de arbeidsmarkt noemen.
Beroepsbevolking Tim was 23 toen hij aan de UG zijn einddiploma archeologie behaalde. Na enkele vakanties in Turkije kreeg hij zin om in dit land zijn kennis toe te passen. Taalkundig kan hij zich al behoorlijk uit de slag trekken. Maar de plannen van Tim gaan niet door. De toetredingsonderhandelingen van Turkije tot de EU blijven maar aanslepen en de werkloosheid is er hoog. Tim gaat stempelen en volgt een cursus informatica van de VDAB. Tatjana had meer geluk. Na haar studies TEW kon ze al vlug aan de slag op de hoofdzetel van Colruyt in Halle. Maar na haar huwelijk met Lander verhuisde ze naar Limburg waar ze nu bij Ford Genk mee de herstructureringslijnen uitzet. Cloë is getrouwd met David en ging na haar studies vertaler-tolk werken in het filiaal van American Airlines in Brussel. Het stel heeft drie kinderen van acht, tien en twaalf jaar. David is huisman; zorgen voor zijn drie kinderen en zijn vrouwtje vindt hij een fulltime job.
19
Behoren Tim, Tatjana en David tot de beroepsbevolking? Wie hoort wel en niet bij de beroepsbevolking? De mensen die tewerkgesteld zijn plus degenen die onvrijwillig werkloos zijn vormen samen de beroepsbevolking. De activiteitsgraad is de verhouding van de beroepsbevolking tot de totale bevolking. De participatiegraad geeft weer hoeveel mensen van de beroepsactieve leeftijd (15 tot 64 jaar) ook willen toetreden tot de arbeidsmarkt. De beroepsbevolking wordt dus afgewogen tegenover het aantal mensen op beroepsactieve leeftijd. De werkgelegenheidsgraad geeft weer hoeveel mensen van de beroepsactieve leeftijd ook daadwerkelijk een job hebben. Nu worden zij die voltijds of deeltijds werken, vergeleken met de groep mensen op beroepsactieve leeftijd. In bijgaande tabellen vind je de cijfers die de evolutie op de arbeidsmarkt in een aantal Europese landen weergeven.
20
a Verklaar: iedere Belg werkt bijna voor drie. b Zoek recentere cijfers. Ga naar www4.vlaanderen.be\dar\svr\Pages\default.aspx >> Cijfers >> Arbeidsmarkt >> Arbeidsaanbod >> Verdeling van de bevolking tussen 15 en 64 jaar naar arbeidsmarktsituatie, volgens geslacht en internationale vergelijking (nr. 28). Klik op de tabel. c Bereken de totale beroepsbevolking en de totale beroepsactieve bevolking. d Bereken de participatiegraad, de werkgelegenheids- en de werkloosheidsgraad en stel deze variabelen grafisch voor in de grafieken op de volgende bladzijden. e Maak een Europese vergelijking i.v.m. de arbeidsmarkt op basis van de grafieken.
20
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:57 PM Page 21
Regio 1996
De beroepsbevolking (x 1000) Aantal werkenden Aantal werklozen 1998 2000 2006 1996 1998 2000 2006
België 3 853 3 926 4 041 4 233 Duitsland 35 292 35 194 35 977 36 833 Frankrijk 22 065 22 359 23 293 24 668 Nederland 6 874 7 347 7 807 8 152 EU-15 147 205 150 577 156 395 168 616
Regio
404 3 444 3 146 476 18 215
384 3 852 3 098 340 17 222
308 3 120 2 669 220 14 419
383 4 244 2 474 332 14 330
Regio
Aantal niet-beroepsactieven op beroepsactieve leeftijd (x 1000) 1996 1998 2000 2006
België Duitsland Frankrijk Nederland EU-15
2 444 16 306 11 757 3 160 80 508
2 397 16 173 11 844 2 905 79 024
2 370 15 979 11 778 2 685 77 052
Totale bevolking op beroepsactieve leeftijd (x 1000) 1996 1998 2000 2006
1996
2 325 13 456 11 987 2 480 72 408 Totale beroepsbevolking (x 1000) 1998 2000 2006
België Duitsland Frankrijk Nederland EU-15
Regio
1996
Participatiegraad (%) 1998 2000 2006
België Duitsland Frankrijk Nederland EU-15
Regio België Duitsland Frankrijk Nederland EU-15
1996
Werkgelegenheidsgraad (%) 1998 2000 2006
Regio
1996
Werkloosheidsgraad (%) 1998 2000 2006
België Duitsland Frankrijk Nederland EU-15
1 Wat bepaalt economische groei?
21
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:57 PM Page 22
%
80,0
Participatiegraad
78,0 76,0 74,0 72,0 70,0 68,0 66,0 64,0 62,0 60,0 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
% 80,0
Werkgelegenheidsgraad
78,0 76,0 74,0 72,0 70,0 68,0 66,0 64,0 62,0 60,0 58,0 56,0 54,0 52,0 50,0 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
22
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:57 PM Page 23
% 16,0
Werkloosheidsgraad
15,0 14,0 13,0 12,0 11,0 10,0 9,0 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
1.2.3 KAN DE PARTICIPATIEGRAAD OMHOOG?
Leerplicht Een minderjarig kind wordt leerplichtig voor een periode van twaalf schooljaren. Het eerste schooljaar begint het jaar dat het kind zes wordt en het laatste schooljaar eindigt het jaar dat het kind achttien wordt. De eerste dag van zijn achttien jaar, wanneer het kind burgerlijk meerderjarig wordt, is het niet langer leerplichtig. Bron: www.ond.vlaanderen.be
Hoger onderwijs In 1830 zijn er in België vier universiteiten met samen in totaal bijna 1 500 studenten. In 1912 zijn dat er nog maar 8 300, in 1949 zo’n 17 500. Pas in de jaren zestig wordt het hoger onderwijs gedemocratiseerd en stijgt het aantal studenten. De overheid bevordert de democratisering en breidt de bestaande instellingen uit. In 1990 zijn er 60 000 universiteitsstudenten. Het hoger niet-universitair onderwijs groeide sinds de jaren zestig sneller dan het universitair onderwijs: van 20 000 in 1960 tot haast 100 000 in 2000. België is koploper in Europa qua deelname van 20-24 jarigen aan het hoger onderwijs. Bron: www.klasse.be
1 Wat bepaalt economische groei?
23
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:57 PM Page 24
Pensioen De officiële pensioenleeftijden zijn vanaf 2010 voor mannen en vrouwen 65 jaar. De wettelijke brugpensioenleeftijd bedraagt op dit ogenblik 60 jaar maar kan, bij wijze van afwijking, worden verlaagd. Bron: www.ccecrb.fgov.be
Gemiddelde pensioenleeftijd in enkele sectoren (2010) Onderwijs Gezondheidszorg Bouw Metaal Productie transportmiddelen 55,0
56,0
57,0
58,0
59,0
60,0
61,0
Jaar Bron: RSZ
Doorwerken na 62 rendeert De laatste drie jaren van je loopbaan tellen makkelijk driedubbel voor je pensioenbedrag. Voor wie tot zijn vijfenzestigste werkt, is dat iets meer dan 150 euro. Per jaar is dat 1 800 euro. Die pensioenbonus komt boven op de normale (kleine) verhoging van het pensioenbedrag die voortvloeit uit een jaar langer werken. In de praktijk komt dat erop neer dat elk gewerkt jaar na de leeftijd van 62 jaar voortaan zo goed als driedubbel telt voor het pensioen. Wie maar een gemiddeld pensioen heeft – dat bedraagt maar 1 000 euro per maand in dit land – kan zijn pensioenbedrag met een vijfde tot een kwart verhogen door drie jaar langer te werken. Bron: De Standaard
Huisvrouwen zijn zeldzaam in Vlaanderen Er zijn niet veel voltijdse huisvrouwen meer in Vlaanderen, althans niet bij de jongere generaties. Bij vrouwen tussen 25 en 49 jaar is nu meer dan acht op de tien beroepsactief. Van jongere vrouwen wordt meer dan ooit verwacht dat ze 'bijdragen tot de actieve welvaartstaat' door zelf een betaalde baan uit te oefenen. Bron: De Standaard
21
a Verklaar de veranderingen in de participatiegraad. b Waarom en hoe moet die verder verhoogd worden? De participatiegraad kan door tal van elementen beïnvloed worden: • Belangrijke maatschappelijke veranderingen waren en zijn de emancipatiebeweging en de verbetering van het opleidingsniveau van onze jongeren. Vanaf de jaren zestig willen de vrouwen niet alleen ‘baas in eigen buik’ zijn, ze willen ook een eigen inkomen. Meer dan 30 jaar later zijn er steeds minder huisvrouwen te bespeuren. Tegelijkertijd krijgen de jongeren, dankzij de toegenomen koopkracht van de gezinnen, de kans om langer te studeren. Dat resulteert in een groot aantal bachelors en masters.
24
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:57 PM Page 25
• Een aangepaste wetgeving kan de participatiegraad ook veranderen. Zo zorgde de invoering van de leerplicht tot 18 jaar ervoor dat minder jongeren uit de beroepsactieve leeftijd van 16-65 jaar ook daadwerkelijk konden toetreden tot de arbeidsmarkt. De pensioenleeftijden werden in tijden van grote werkloosheid verlaagd om jongeren ook een kans te geven. Zo gaat de participatiegraad natuurlijk omlaag. De laatste jaren is de trend gekeerd. Langer werken is de boodschap en her en der wordt de pensioenleeftijd opnieuw opgetrokken. • De economische omgeving zal natuurlijk ook de mensen kunnen aanmoedigen of ontmoedigen om toe te treden tot het heir der werkenden. Zo zal een goed betaalde baan in een fraaie arbeidsomgeving en liefst vlakbij, aanmoedigend werken. Vele uren file rijden om een slecht betaalde en ondergewaardeerde job uit te oefenen zullen dat niet. Om de beoogde 70 % participatiegraad te bereiken zal vooral de leeftijdsgroep van 55 tot 65 jaar in de toekomst langer moeten werken. Het fenomeen van een veel hogere werkzaamheid bij de ouderen wordt employability genoemd. De laatste tendensen zijn wel dat mensen vrijwillig iets langer willen werken. Het is aan de overheid om met de juiste maatregelen uit te pakken, de wortel werkt nog altijd beter dan de zweep. Je moet mensen niet verplichten maar aanmoedigen, dan gaat een pak kennis en ervaring niet verloren.
1.2.4 HEEFT
ONS LAND VOLDOENDE ARBEIDSKRACHTEN? Leeftijdspiramide: België op 01.01.2010
1899 1904 1909 1914 1919 1924 1929 1934 1939 1944 1949 1954 1959 1964 1969 1974 1979 1984 1989 1994 1999 2004 2009
10
8
6
4
2
Vrouwen
0
2
4
6
8
110 105 100 95 90 85 80 75 70 65 60 55 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 10
Verstreken leeftijd
Geboortejaar
Mannen
Effectief per leeftijd en geslacht (in %) Bron: www.statbel.fgov.be 1 Wat bepaalt economische groei?
25
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:57 PM Page 26
Activiteitsstructuur van de bevolking 1970-2012 1970 1980 1990 2000 2012 Totale bevolking 9 637 752 9 848 249 9 767 380 10 239 085 11 035 948 Bevolking jonger dan 15 j. 2 277 264 1 987 879 1 806 216 1 800 094 1 869 521 Bevolking tussen 15-64 j. 6 073 035 6 446 809 6 673 793 6 723 898 7 241 955 Bevolking 65 j. en ouder 1 287 453 1 413 561 1 487 371 1 715 093 1 924 472 Totale beroepsbevolking 3 769 291 4 164 000 4 294 000 4 647 000 5 190 000 Werkenden 3 698 538 3 795 000 3 891 000 4 236 000 4 553 000 Werkzoekenden 70 753 369 000 403 000 411 000 637 000 Niet-actieve bevolking 5 868 461 5 684 249 5 473 380 5 592 085 5 845 948 Bron: www.statbel.fgov.be en www.belgostat.be
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Levensverwachting (2011) Japan 83 Italië 82 Griekenland 81 België 80 China 76 Turkije 76 Congo 58 Zuid-Afrika 58 Zimbabwe 54 Swaziland 50 Bron: wikipedia.org
22
a Hoeveel mensen zijn in België maximum inzetbaar op de arbeidsmarkt? b Bespreek de toekomst van de Belgische arbeidsmarkt. Om aan een groot bbp per inwoner of capita te geraken moeten voldoende mensen bereid zijn mee te werken. We vergelijken de beroepsbevolking met de totale bevolking. Uiteraard kun je van iemand van 80 niet verwachten dat hij economisch actief is. We moeten dus ook rekening houden met de samenstelling van de bevolking. België krijgt binnen een tiental jaren af te rekenen met de grijze golf, de babyboomers van na WO-II gaan met pensioen. Dat betekent een sterke terugloop van het aantal mensen dat in ons land economisch actief zal zijn. De participatiegraad is in ons land in vergelijking met andere landen laag. En als we die zouden uitdrukken in VTE (voltijds equivalenten), zou die nog lager zijn. Vrij veel mensen in ons land werken immers deeltijds.
26
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:57 PM Page 27
1.2.5 KWALITEIT VAN DE ARBEID In 1920 werden ongeschoolde arbeiders in de fabriek van Henry Ford goed betaald om met eenvoudige taken auto’s te assembleren. Vandaag loopt dat in een Ford-fabriek wel even anders. Verschillende modellen worden op één lijn gebouwd. De eenvoudige taken worden afgestaan aan robots en computergestuurde machines. Voor het gebruik en onderhoud van deze hightech zijn goed opgeleide mensen nodig. Totale binnenlandse werkgelegenheid volgens opleiding 2002 2004 2006 Lager onderwijs Lager secundair ond. Hoger secundair ond. Professionele bachelor Master
2008
2012
396 900 349 072 321 269 301 896 754 961 706 750 672 099 653 279 1 520 612 1 566 433 1 646 369 1 808 308 761 102 834 219 882 533 827 721 636 257 682 698 710 559 864 694
866 840 1 762 463 1 849 731
Bron: www.statbel.fgov.be
Percentage van de totale bevolking in de leeftijdscategorie 25-64 jaar met minstens hoger secundair onderwijs 2000 2004 2008 2012 EU België Duitsland Spanje Slovakije Italië
64,4 58,5 81,3 38,6 83,8 45,2
68,4 64,3 83,9 45,0 87,0 49,3
71,5 69,6 85,3 51,0 89,9 53,3
74,2 71,6 86,3 54,4 91,7 57,2 Bron: Eurostat
EU België Duitsland Spanje Slovakije Italië
Percentage 18-jarigen nog in opleiding 1999 2003 2007 69,3 74,9 76,8 85,3 88,0 89,4 85,1 86,9 84,8 64,8 68,2 70,0 91,9 93,8 69,7 75,9 78,1
2011 80,7 89,9 90,1 79,8 84,5 79,1 Bron: Eurostat
1 Wat bepaalt economische groei?
27
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:58 PM Page 28
23
a Heeft de Belgische beroepsbevolking de nodige kwalificaties om voor het nodige human capital te zorgen?
b Vergelijk met de andere landen uit de tabel. De human capital-gedachte houdt de volgende redenering in: opleiding en training van de werknemer betekenen meer kennis en vaardigheden wat dan weer voor een hogere productiviteit zorgt, een betere concurrentiepositie en dus meer winst. Het personeel wordt niet als een kost, maar als een waardevol actief benaderd, de sleutel tot succes in de harde concurrentiestrijd. Wie moet dan voor de financiering van die opleiding en training zorgen? De ondernemingen, de overheid of de betrokkenen zelf? Ze hebben er alvast allemaal belang bij. De onderneming heeft meer winstkansen met goed opgeleid personeel. De overheid ziet de tewerkstelling en belastingontvangsten toenemen en de werkloosheidsuitkeringen dalen. Beter opgeleide mensen leven gezonder, begaan minder misdaden, hebben een kwalitatief hoogstaande vrijetijdsbeleving. De werknemer met een goede opleiding krijgt een interessante en goed betaalde baan. Er zijn dus tal van (externe) voordelen te rapen met een beter opgeleide beroepsbevolking. Gesofisticeerde machines, robots en computers kunnen best productiviteitsverhogend werken, maar je moet dan wel de gepaste mensen vinden om ze te bedienen. Eén werknemer op drie van de beroepsbevolking heeft hoger onderwijs gevolgd. Dat moet voldoende zijn, want niet elke job is voor een ingenieur weggelegd, er bestaat in elke economie ook nog heel wat ongeschoolde arbeid. Het oudere gedeelte van de bevolking heeft een minder uitgebreide opleiding gekregen dan de huidige schoolgaande jeugd. Dat heeft niets met competentie of werklust te maken, maar wel met economische realiteit. In de jaren vijftig en zestig van vorige eeuw waren er minder middelen om langer te studeren. Toch zou het verkeerd zijn deze oude garde als minder opgeleid opzij te schuiven. Veel mensen hebben kennis door zelfstudie vergaard en met de jaren komt er ook een ervaringsaspect bij. Deze mensen kunnen de economie nog grote diensten bewijzen.
28
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 9:15 PM Page 29
1.2.6 WAT MET DE STRUCTUREEL WERKLOZEN? Aangezien de arbeidsmarkt een markt is met tal van restricties (bijvoorbeeld minimumlonen) is het vanzelfsprekend dat er geen marktevenwicht ontstaat waar vraag en aanbod bij een evenwichtsprijs aan elkaar gelijk zijn. In werkelijkheid is er een onevenwicht en zo kennen wij grote werkloosheid.
1.2.6.1 WIE IS STRUCTUREEL WERKLOOS?
Problemen bij Volvo Trucks en ArcelorMittal Het einde is nog niet in zicht voor de arbeiders van Volvo Trucks en ArcelorMittal. Bij beide bedrijven blijft het regime van economische werkloosheid zeker tot de zomer behouden. Eerder kondigde ook Volvo Cars al aan dat de arbeiders tot aan de zomervakantie 32 dagen thuis moeten blijven. Bij Volvo Trucks moeten de arbeiders twee tot drie dagen per week stempelen. Het productievolume ligt er vijftig procent lager dan normaal en beterschap is nog niet meteen in zicht. Bij ArcelorMittal zijn ongeveer drieduizend arbeiders een tot twee dagen per week economisch werkloos. Bron: De Standaard
Herstructurering bij GM Het nieuwe GM zal achttien- tot twintigduizend personeelsleden minder tellen dan het oude. Elf fabrieken en drie distributiecentra zullen definitief dicht moeten. Dat betekent dat tegen 2011 meer dan een derde van de huidige 54 000 personeelsleden die aangesloten zijn bij de vakbond, zijn werk zal verliezen. Bijna driekwart van de vakbondsleden had zich vorige week uitgesproken voor de herstructurering. Het personeel aanvaardt ook minder aantrekkelijke contracten en een bevriezing van de lonen. In totaal biedt GM in de VS aan 92 000 mensen werk. Bron: De Standaard
Airbus wil deel productie verplaatsen Twee belangrijke Europese luchtvaartgroepen, Airbus en Dassault Aviation, zijn van plan om een deel van hun productie te delokaliseren naar gebieden waar de goedkopere dollar wordt gebruikt. De vliegtuigen van Airbus en Dassault worden nu in dure euro's geproduceerd, terwijl de verkoopprijzen in die sector in dollars worden uitgedrukt. Dat zorgt met de koersstijging van de euro voor een alsmaar groter concurrentieel nadeel ten opzichte van de Amerikaanse concurrenten. En dat terwijl Airbus miljarden moet besparen. In Europa werken bijna een half miljoen mensen in de luchtvaartindustrie. Bron: De Standaard
24
a Wat betekent delokaliseren? b Vergelijk de vormen van werkloosheid.
1 Wat bepaalt economische groei?
29
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:58 PM Page 30
1.2.6.2 MEER WERK EN TOCH MEER WERKLOOSHEID Werkgelegenheid per bedrijfstak x 1000 1981 1990 2000 Zelfstandigen 613 676 695 Landbouw, jacht, bosbouw en visserij 20 23 24 Industrie 886 774 661 Bouwnijverheid 219 186 191 Diensten 1 966 2 187 2 522 Binnenlandse werkgelegenheid 3 704 3 846 4 093
2008 710 28 593 209 2 897 4 437
2012 742 20 557 219 3 015 4 553
Bron: www.belgostat.be
Beroepsbevolking 1970-2012 (mannen + vrouwen op 30 juni) 1970 1980 1990 2000 2008 Totale bevolking 9 637 752 9 848 249 9 767 380 10 239 085 10 707 600 Totale beroepsbevolking 3 769 291 4 069 479 4 179 236 4 451 268 4 779 600 Werkenden 3 698 538 3 747 169 3 814 540 4 142 818 4 445 900 Werkzoekenden 70 753 322 310 364 696 474 427 333 700
2012 11 035 948 5 190 000 4 553 000 637 000
Bron: www.meta.fgov.be
25
a Verklaar hoe tijdens de afgelopen decennia voor België meer werk samenging met meer werkloosheid. b Verklaar de evolutie van de tewerkstelling in de bedrijfstakken.
1.2.6.3 OPLEIDING TOT WERKLOZE? Niet-werkende werkzoekenden Vlaanderen (juni 2013) Studieniveau Werkloosheidsduur Laaggeschoold Middengeschoold Hooggeschoold < 1 jaar 53 662 40 345 17 078 1 tot 2 jaar 16 781 8 877 3 130 28 871 12 675 4 586 >− 2 jaar 99 314 61 897 24 794 TOTAAL
Totaal 111 085 28 788 46 132 186 005 Bron: VDAB
26
Welk verband is er tussen werkloosheidsduur en opleiding?
1.2.6.4 STRUCTUREEL ONVINDBAAR
Knelpuntberoepen De lijst met knelpuntberoepen die de VDAB publiceerde, oogt heel klassiek. Beroepen als ingenieur, verpleegkundige, gespecialiseerde informatici en gespecialiseerde bouwvakkers staan al jaren symbool voor de krapte aan werkzoekenden in Vlaanderen.
30
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:58 PM Page 31
Het concept 'knelpuntberoep' betekent overigens niet dat de betrokken werkgevers geen enkele geschikte kandidaat vinden. Het duidt erop dat de invulling van een vacature veel moeizamer en trager verloopt en vaker in een mislukking uitmondt. De studiedienst van de VDAB heeft een resem opmerkelijke verschillen gevonden tussen het profiel van de knelpuntberoepen en dat van de niet-knelpuntberoepen. Globaal blijkt de moeilijkheidsgraad om vacatures in te vullen niet af te hangen van het vereiste diploma of de gevraagde talenkennis. Zo geldt er bij 53,1 % van de knelpuntvacatures geen enkele diplomavereiste. Bij de niet-knelpuntberoepen is dat 43,9 %. De verklaring daarvoor ligt bij het grote aantal huishoud- en schoonmaakjobs in het systeem van de dienstencheques; dat is een heus knelpuntberoep. Eenzelfde verrassende verhouding als het gaat om de gevraagde talenkennis van de sollicitanten. Bij 78,7 % van de knelpuntjobs volstaat de kennis van het Nederlands; slechts bij 8,1 % van de knelpuntjobs moeten de kandidaten drie of meer talen machtig zijn. Bron: VDAB
27
a Hoe verklaar je het hoge aantal knelpuntberoepen op een ogenblik dat er zoveel werkloosheid is?
b Doe voorstellen om de knelpuntberoepen weg te werken. 1.2.6.5 GELIJKE KANSEN OP ARBEIDSMARKT?
Allochtonen komen moeilijk aan de bak 12 % van de Belgische inwoners is geboren in het buitenland. Maar met de integratie van die allochtone bevolking op de Belgische arbeidsmarkt is het pover gesteld. Vooral vrouwen van buitenlandse origine hebben het moeilijk op de Belgische arbeidsmarkt. Bij de vrouwen die afkomstig zijn van buiten de EU-15, is er maar een op de drie professioneel aan de slag, terwijl de werkloosheid bij hen 3,3 keer hoger ligt dan bij de autochtone Belgische vrouwen. Men zoekt de oorzaak onder meer bij de werkloosheidsval. Vaak gaat het immers om laaggeschoolde vrouwen, die terechtkomen in jobs waar het verschil tussen loon en werkloosheidsuitkering te klein is. Nog een pijnlijke vaststelling is dat ook allochtonen van de tweede generatie het moeilijk blijven hebben op de Belgische arbeidsmarkt. Nochtans hebben zij toegang gehad tot dezelfde scholings- en opleidingsmogelijkheden als Belgische kinderen. Maar in de praktijk lopen zij, vaak door een taalhandicap, niet alleen op school maar ook later op de arbeidsmarkt een achterstand op. Bron: De Standaard
1 Wat bepaalt economische groei?
31
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:58 PM Page 32
Ik ben Turk, dus blijkbaar crimineel Murat Caliskan uit het Oost-Vlaamse Wippelgem heeft een advocaat en het Centrum voor Gelijkheid van Kansen ingeschakeld na een racistisch antwoord van het beveiligingsbedrijf Euro-Lock uit Drongen op zijn sollicitatie. Hij solliciteerde via mail bij Euro-Lock voor een baan als technicus-verkoper. De volgende morgen kreeg hij een mailtje terug. Kort maar correct: ‘Wij moeten u jammer genoeg melden dat u niet de geschikte persoon bent voor de vacante betrekking binnen ons bedrijf.’ Alleen was de secretaresse vergeten de interne mail die eronder hing te wissen. Daarin stond: ‘Kan jij die persoon afwimpelen? Een vreemdeling die beveiliging zal verkopen, dat heb ik nog niet gezien.’ ‘Toen ik dat las, heb ik zitten schreien, om zoveel flagrant racisme’, zegt Caliskan, ‘samen met alle vreemdelingen word ik gelinkt aan onveiligheid. Ik ben dus een crimineel, enkel vanwege mijn naam, want ik heb nooit iemand van dat bedrijf ontmoet.’ Bron: De Standaard
Het studieniveau en de studierichting spelen een zeer belangrijke rol bij de slaagkansen van schoolverlaters op de arbeidsmarkt. Een onderzoek leert dat allochtonen de arbeidsmarkt meestal met een lagere scholing en slechter scorende diploma’s betreden, waardoor ze minder snel een job vinden. 28
Hebben allochtonen minder kansen op de arbeidsmarkt? Werkloosheid die te wijten is aan de structuur van het productieproces noemen we structurele werkloosheid. De aanbodzijde van de economie is dus verantwoordelijk. De veranderende productiewijze zorgt voor grote wijzigingen in de vraag naar arbeidskrachten door bedrijven. • De laatste decennia zagen we in België enerzijds veel jobs verdwijnen door diepte-investeringen (productiefactor arbeid wordt vervangen door kapitaalgoed) en door de verhuis van eenvoudige productieprocessen naar lagelonenlanden. • Minimumlonen zorgen ook voor structurele werkloosheid bij laaggeschoolden. Door het opleggen van die minimumlonen worden arbeiders met een lage productiviteit niet aangeworven. De loonkosten die betaald moeten worden, zijn hoger dan de opbrengsten die de arbeiders realiseren. • Wanneer op lange termijn de consumptiegewoonten van een bevolking veranderen, leidt dat ook tot het verdwijnen van bedrijven en dus tot werkloosheid. De vraag naar vlas verdween door de productie van synthetische draad, en ook bedrijven en jobs in de traditionele textielsector verdwenen. Conjuncturele of economische werkloosheid is werkloosheid die verband houdt met schommelingen in de economische conjunctuur. Dit keer is de vraagzijde van de economie de boosdoener. In tijden dat het economisch wat minder gaat, worden minder nieuwe werknemers aangenomen, worden contracten niet verlengd en mensen ontslagen. Vandaag zorgt een kwalitatieve discrepantie tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt ook voor frictionele werkloosheid. Het aanbod van arbeid voldoet niet aan de kwalitatieve eisen van de vraag. Een ingenieur moet bijvoorbeeld ook viertalig zijn en universiteiten zorgen alleen voor een wetenschappelijke opleiding. Ook een gebrek aan mobiliteit kan oorzaak zijn van werkloosheid. Bijvoorbeeld: in de Antwerpse haven is er vraag naar een vertaler en die is wel beschikbaar, maar hij woont in Ieper. Die wrijving of frictie op de arbeidsmarkt leidt dan zowel tot werkloosheid als tot knelpuntberoepen, jobs waarbij de invulling van een vacature bijzonder moeilijk verloopt. Ook de emancipatiebeweging en de migratiebewegingen van de voorbije decennia hebben hun invloed gehad op de arbeidsmarkt. In de jaren zestig van de vorige eeuw deden de vrouwen massaal hun intrede op de arbeidsmarkt. Het statuut van huisvrouw werd naar de prullenmand verwezen en het professionele leven werd gecombineerd met het gezinsleven. In dezelfde periode gaven tienduizenden gastarbeiders gehoor aan de lokroep van de groei-economieën van het Westen; zo werd het tekort aan laaggeschoolde arbeidskrachten weggewerkt.
32
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:58 PM Page 33
1.3 TECHNOLOGIE
1.3.1 WAT IS TECHNOLOGIE? Technologie is een vorm van kennis die toegepast wordt om op een steeds efficiëntere manier te produceren. Het kan gaan om de productie van genetisch gewijzigde landbouwgewassen of van een kwalitatief optimale wijn. Ook de productie van snelwerkende pijnstillers met minder nevenwerkingen, van trefzekerder gevechtsvliegtuigen of de knowhow om een rockconcert te organiseren noemen we technologie. Alle technieken die de productiehoeveelheid van arbeid en kapitaal verhogen, noemen we technologie.
Landen
België China Finland Duitsland Japan Verenigde Staten
Groei bbp per capita (in %) 2008 1,0 9,6 0,3 1,1 –1,0 –0,4
2010 2,4 10,4 3,3 4,2 4,7 2,4
2012 –0,3 7,8 –0,2 0,7 1,9 2,2
Uitgaven R&D in % van bbp 2008 1,97 1,47 3,70 2,69 3,47 2,84
2010 2,03 1,70 3,93 2,82 3,36 2,90
2012 1,99 3,88 2,82 -
Hightech-export in % van totale export 2008 8 26 17 13 17 26
2010 10 28 11 15 18 20
2012 10 26 9 15 17 18
Bron: www.worldbank.org
29
a Welk voordeel heeft een land als het veel geld uitgeeft aan R&D? b Is geld uitgeven voor R&D nodig om de economie te zien groeien? c Bespreek de situatie van België.
1 Wat bepaalt economische groei?
33
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:58 PM Page 34
1.3.2 PRODUCEERT BELGIË TECHNOLOGIE? Een onderneming die een nieuwe techniek of een nieuw product ontwikkelt, neemt daar snel een patent op om te voorkomen dat anderen ‘de uitvinding’ zouden namaken en er munt uit zouden slaan. Aantal researchers R&D (per miljoen inwoners) voor 2012 België China Finland Duitsland Japan Groot-Brittannië
3 563 863 7 722 3 979 5 180 3 794 Bron: Eurostat
Van een land als België wordt steevast gezegd dat ‘knowhow’ de enige grondstof is waarover het land beschikt.
UHasselt lanceert veelbelovend MS-onderzoek De verwachtingen rond Apitope Diepenbeek zijn groot. Het moet nieuwe kandidaat-geneesmiddelen voor auto-immuunziekten zoals multiple sclerose (MS) ontwikkelen. ATX-MS-1467 heet het meest veelbelovende middel van het bedrijf. Voorts moet het Diepenbeekse bedrijf producten voor diagnostiek van MS en reuma op de markt brengen. Het bedrijf bouwt voort op het Hasselts onderzoekwerk van de universiteit. Apitope heeft tien miljoen euro aan vers Limburgs geld opgehaald om de verdere groei te financieren. Dat is een van de grootste biotechinvesteringen in Europa van dit jaar. Bron: De Standaard
Europa’s braindrain stoppen Ongeveer 400 000 Europese wetenschappers zijn naar de VS geëmigreerd. Nochtans, het oude continent heeft de vindingrijkheid van deze mensen nodig om technologie tot stand te brengen en op die manier te zorgen voor jobs en economische groei. Waarom verlaten de wetenschappers Europa? Slechte werkomstandigheden en minder goede lonen. Verder een verstikkende bureaucratie in Frankrijk en Duitsland en de betere carrièrekansen in de VS. Aan de andere kant van de Atlantische Oceaan komen de meeste wetenschappers in de industrie terecht en dan zijn de kansen om een loopbaan inhoudelijk en financieel uit te bouwen legio. In Europa verzeilen potentiële onderzoekers in onderwijsfuncties of aan de univ, waar een vlakke loopbaan dreigt en waar ook bureaucratie heerst. Bron: Time
34
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:58 PM Page 35
EU lokt buitenlandse studenten met beurs Om de braindrain naar de Verenigde Staten te stoppen, lanceert de Europese Commissie een beurzensysteem om studenten en professoren uit de hele wereld in de Europese Unie te laten studeren. Europese wetenschappers kunnen daardoor ook samenwerken met collega's buiten de Unie. Volgens de Europese Commissie hebben de Europese universiteiten te weinig succes bij studenten en docenten van buiten de Europese Unie. De politieke, culturele en economische invloed van Europa in de wereld lijdt daaronder. Maar het schept ook een concurrentieprobleem. Erasmus World stelt aan 4 200 studenten en 1 000 professoren uit nietEU-landen beurzen ter beschikking om twee jaar lang cursus te volgen aan universiteiten in verscheidene lidstaten. De beurzen zijn aanzienlijk: 1 600 euro per maand voor studenten en 13 000 euro voor hoogleraren. Volgens de Commissie moeten die bedragen zo hoog zijn om voldoende en degelijke kandidaten aan te trekken en de concurrentie met de Verenigde Staten aan te kunnen. Bron: De standaard
30
a Vergelijk België met andere landen op het gebied van kenniseconomie. b Wat is een spin-off? c Evalueer de maatregelen die de Europese Unie neemt om wetenschappers terug te winnen. Technologische verandering heeft plaats wanneer nieuwe ideeën omgezet worden in nieuwe technieken die de productie verhogen. We denken aan de stalen ploeg, de windmolen, de oogstmachine, de auto, de telefoon, de computer, het vliegtuig en ook lasers. Economen spreken van een uitvinding als er nieuwe kennis ontstaat zoals de chip. Innovatie betekent dat nieuwe kennis toegepast wordt in een nieuw product zoals de computer. Verspreiding van de innovatie wil zeggen dat er nieuwe aanwendingen zijn zoals processoren in nieuwe producten als de automatische garagepoort. Ook organisatie hoort onder de technologievlag. Een betere organisatie kan aanleiding geven tot minder bureaucratie en verhoogt de arbeidsproductiviteit. Een aanmoedigingsprogramma om de werknemers aan te zetten hun ideeën niet voor zichzelf te houden, maar te communiceren met het management, kan ook voor productiviteitsverbetering zorgen. Zo was de idee van Henry Ford om auto’s te assembleren aan een ‘lopende band’ geniaal. Iedere arbeider kon zich specialiseren in een beperkte activiteit en zo kon een auto in een halfuur geproduceerd worden in plaats van in twaalf uur. De productiviteit nam toe en zo ook de lonen. Soms kan het gebruik van nieuwe technologie arbeidsbesparend dan wel kapitaalbesparend werken. Robots nemen de plaats in van arbeiders in de spuitafdeling van de autofabriek. Maar het inzetten van een nachtploeg in dezelfde fabriek is dan weer kapitaalbesparend, want er worden veel meer auto’s gemaakt met minder machines per auto. Globaal genomen is nieuwe technologie niet arbeidsvernietigend, integendeel. De laatste tientallen jaren is dankzij de technologie de productiviteit enorm vooruitgegaan en er werken nu meer mensen dan pakweg 30 jaar geleden. Door de technologische vooruitgang zijn de kosten gedaald, waardoor meer producten in het bereik van de massa kwamen. Daardoor kan er meer geproduceerd worden. Opleiding en training van medewerkers zorgen voor een verhoging van de kennis en de vaardigheden. Opgeleide mensen vormen human capital en dit komt niet vanzelf. Mensen offeren hun tijd op om bij te leren en ondernemingen zorgen voor de financiering.
1 Wat bepaalt economische groei?
35
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:59 PM Page 36
Technologie is gemakkelijk te kopiëren. Uitvinders proberen met een patent hun vondst te beschermen. Hier is een rol weggelegd voor de overheid. De internationale gemeenschap heeft het echter moeilijk om de wereld een internationale patentwetgeving te doen naleven. China kopieert schaamteloos wat andere landen met veel geld en inspanningen tot stand brachten. Als mensen en bedrijven merken dat anderen gaan lopen met de vruchten van hun inspanningen, zullen ze weinig zin hebben om grote financiële offers te doen op zoek naar nieuwe technologie. Technologie komt niet vanzelf. Ook Edison betaalde enkele technici om samen met hem te werken aan de ontwikkeling van een van de grootste uitvindingen ter wereld. Bedrijven in de farmasector geven enorme bedragen uit aan R&D. Ze hopen op een dag een nieuw geneesmiddel op de markt te kunnen brengen en daarmee duizenden mensen te helpen, maar ook veel geld te vergaren. Met octrooien proberen ze een tijdlang een monopolie te verwerven in de exploitatie van een nieuwe technologie. Maar na verloop van tijd kan de ganse wereld gebruikmaken van de nieuwe kennis. Onder meer hier is er een belangrijke rol weggelegd voor de overheid, namelijk het financieren van R&D. En wat te denken van de enorme sommen die gaan naar onderzoek van een ruimteschild, terwijl meerdere farmabedrijven nog steeds zoeken naar het medicijn om AIDS te genezen?
Henry Ford (1863–1947) Henry Ford werd geboren op 30 juli 1863 in Michigan, in een gezin van welstellende boeren. Hij was de oudste van zes kinderen. Hij ging naar school tot zijn vijftiende en toonde veel interesse voor mechanica. Zijn vader wou dat hij de boerderij zou overnemen, maar Henry had andere ambities. Hij trok naar Detroit waar hij een bedrijfje opende om stoommachines te repareren. In 1888 trouwde hij met Clara Bryant en hij ging werken in de Edison Illuminating Company. Twee jaar later was hij al baas van de ingenieurs. Hij ontmoette Thomas Edison en werd een goede vriend. Hij maakte zijn eerste auto’s met een tweecilindermotor. De auto was heel licht en was uitgerust met fietswielen. Samen met kolenhandelaar Malcomson richtte hij in 1903 de Ford Motor Company op. Ze maakten eenvoudige, goedkope auto’s door ze te assembleren op een band. Het succes was groot. Wanneer Henry Ford ouder werd, liet zijn gezondheid hem in de steek en in 1938 kreeg hij een beroerte. Hij kon de fabriek overlaten aan kleinzoon Henry Ford II. Hij stierf in 1947. De leuze van Henry Ford was: ‘Geld is de oorzaak van alle kwaad, tenzij het aangewend wordt voor het goede doel!’
De EU is er zich van bewust dat ze dringend de technologische achterstand met de VS moet wegwerken. Toch is Europa geen woestijn op het vlak van R&D. De EU heeft een grote internationaal erkende deskundigheid op het gebied van het geneeskundig onderzoek en de milieuwetenschappen en staat aan de spits op talrijke onderzoeksdomeinen binnen de chemie, de natuurkunde, de farmacie, de ruimtevaart, de telecommunicatie en het vervoer. Maar als men de technologische achterstand met de VS wil wegwerken, moet er meer geld gaan naar R&D. Bovendien zal Europa meer inspanningen moeten doen om de wetenschappelijke verwezenlijkingen om te zetten in commerciële technologieën.
36
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:59 PM Page 37
Waarom stagneerde de Chinese economie in de Sungperiode (960-1270)? De Sungperiode was een periode van grote technologische vooruitgang. Uitvindingen als papier, buskruit, het waterrad en het kompas zijn niet de minste. Toch konden deze innovaties de economie geen duw geven! Handel en industrie hadden een lage status, goed opgeleide mensen hielden zich er niet mee bezig. Bovendien had de keizer het recht om beslag te leggen op de eigendommen van zijn onderdanen of om controle te verwerven over hun handel. De beste manier om status (en welvaart) te verwerven was mee te doen aan de ‘staatsexamens’ die om de drie jaar werden gehouden. De besten werden in het bureaucratisch ambtenarenapparaat opgenomen en konden daar levenslang macht en welvaart verwerven, meestal door corruptie. China had geen groep welvarende ondernemers. De enorme uitvindingen van die tijd vertaalden zich niet in economische groei. Nieuwe wetenschappelijke kennis moet commerciële toepassingen krijgen in nieuwe producten of een efficiëntere manier van produceren. Dan draagt de productiefactor technologie ten volle bij tot economische groei.
1 Wat bepaalt economische groei?
37
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:59 PM Page 38
1 Wat zijn de determinanten van economische groei? 2 Waarom sparen Vlamingen nog altijd zeer veel, maar toch minder dan vroeger? 3 Waarom sparen bedrijven? 4 Moet de overheid ook sparen? 5 Waarom sparen Japanners zoveel meer dan Amerikanen? 6 Kan een aandeelhouder als mede-eigenaar mee het beleid bepalen van de onderneming? 7 Kan de boekwaarde van een aandeel kleiner zijn dan de nominale waarde? 8 Koop je best een aandeel met een hoge of een met een lage K/W? 9 Vergelijk aandelen met obligaties op het vlak van liquiditeit. 10 Is een rentestijging een goede zaak voor een belegger in obligaties? 11 Hoe verzekert een bankinstelling zich van een gegarandeerde terugbetaling bij het verstrekken van een investeringskrediet? 12 Wat verstaan we onder buitenlands sparen? 13 Welke gevolgen hebben handelsoverschotten voor de wisselkoers van de munt van het betrokken land? 14 Mag men buitenlandse bedrijven gunstvoorwaarden bieden om zich hier te vestigen? 15 Verantwoord de bestaansreden van het IFC. 16 Geef het verschil tussen de participatiegraad en de werkgelegenheidsgraad. 17 Zal men de participatiegraad verhogen door langer te werken of door de niet-actieven uit de beroepsactieve leeftijd op te trommelen? 18 Wie moet volgens jou de financiële last dragen van bijkomende beroepsopleidingen: de overheid, de persoon die de opleiding krijgt, de bedrijven? 19 Moet Europa nog een technologische kloof dichten met de VS? 20 Geef met een eigen voorbeeld het verschil tussen een uitvinding en een innovatie. 21 Is het zich vrij verspreiden van kennis een goede of een slechte zaak voor de wereld? 22 10 % van de beroepsbevolking heeft slechts lager onderwijs gevolgd. In de globale bevolking ligt dat percentage veel hoger. Verklaar. 23 Waarom draagt de groei van kapitaalgoederen per gewerkt uur minder bij tot de productiviteitsgroei dan de groei van de technologie? 24 In wat verschilt structurele van conjuncturele werkloosheid? 25 Hoe is het mogelijk dat een informaticus, behorend tot de knelpuntberoepen, toch werkloos is? 26 Waarom kunnen de VS of Japan laaggeschoolde arbeidskrachten gemakkelijker tewerkstellen? 27 Zorgt nieuwe technologie langs een verbetering van de productiviteit voor structurele werkloosheid? 28 Zullen er op een perfect vrije arbeidsmarkt (structurele) werklozen zijn?
38
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:59 PM Page 39
1
Gelijke kansen voor allochtonen
Kan de overheid ervoor zorgen dat allochtonen dezelfde kansen hebben op de arbeidsmarkt? 2
Groei in West-Duitsland maar niet in Oost-Duitsland!
Waarom herstelde West-Duitsland zo snel van de Tweede Wereldoorlog? Na de Tweede Wereldoorlog moesten de Amerikanen hun economie herschikken, in de plaats van oorlogstuig werden er koelkasten en auto’s gemaakt. Via de befaamde Marshallhulp werd aan West-Europa financiële hulp geboden voor de wederopbouw na WO-II, maar tegelijkertijd werd er ook een bijkomende afzetmarkt gecreëerd voor de Amerikanen. Duitsland beschikte op het einde van WO-II over een goed opgeleide bevolking, met flink wat goede wetenschappers en ingenieurs. Het land had (en heeft nog steeds) een goed systeem dat scholing voor een deel in de industrie laat gebeuren. Vandaag noemt men dat ‘on-the-job-training’. Bovendien kwam er nog de migratie van 20 000 ingenieurs uit het Europa van de Sovjets. Dit human capital droeg bij tot de groei van de productieve industriesector. In 1960 was West-Duitsland al een groot exporteur van topkwaliteitsgoederen en de inwoners genoten toen al een van de hoogste levensstandaarden in Europa. Waarom werd de kloof met Oost-Duitsland zo groot? 3
Kleine groeiverschillen geven grote welvaartsverschillen!
In 1950 hebben Frankrijk en Duitsland een bbp per hoofd in $ van 1990 van respectievelijk 5 200 en 4 200. Van 1950 tot 2000 laat Frankrijk een gemiddelde groei van 2,6 % optekenen, het Wirtschaftswunder van Duitsland gaf 3,1 % gemiddelde groei. Bereken het bbp per hoofd in 2000 voor Frankrijk en Duitsland. 4
Migratie verhoogt productiviteit
Hoe kan de migratie van een arbeider uit Bangladesh naar België zijn productiviteit verhogen? Wat zegt je antwoord over het incentive om te migreren? 5
Solving problems or creating problems?
‘In the United States, innovation is all about solving a problem, while in Europe it is more about doing science.’ Wie heeft het bij het rechte eind?
1 Wat bepaalt economische groei?
39
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:59 PM Page 40
6
Kenniseconomie
Roland Duchâtelet vindt het gevaarlijk te denken dat Europa kan overleven met een kenniseconomie. ‘Dat zou betekenen dat we hier zo slim zijn dat we veel betere producten kunnen ontwikkelen dan elders. Laat de Chinezen die producten maken, want de grote winst blijft toch hier. China produceert meer en meer en evolueert in sneltreinvaart naar een soort productiehal voor de hele wereld.’ Duchâtelet gelooft er echter niet in. Volgens de ondernemer is China binnen tien jaar de belangrijkste wereldmogendheid. ‘Vandaag storen de Chinezen zich weinig aan westerse patenten en hun ethiek van zakendoen is dikwijls erg bedenkelijk’, zegt Duchâtelet. ‘Naast productie vloeit steeds meer kennis naar China. Straks richten ze zelf bedrijven op zodat de winsten in China blijven. Er moeten fiscale stimuli komen om de industriële productie hier te houden. Om dat te realiseren zonder formele handelsbeperkingen is de voor de hand liggende oplossing de belasting op werknemers die industriële producten in Europa produceren, af te schaffen en ze te vervangen door een belasting op de producten zelf, onafhankelijk van het feit of die producten in Europa of in China worden gemaakt.’ Wim Beazar gelooft sterk in een synchronisatie tussen industrie, levensstandaard en wetenschap. ‘Onze levensstandaard loopt voorop terwijl de industrie stilaan achterop begint te lopen. Arbeidsintensieve industriële activiteiten zoals de autobouw gedijen wellicht beter in een omgeving waar het gemiddelde opleidingsniveau en de levensstandaard lager zijn. Om terug te keren naar een evenwicht moeten de verwachtingen naar omlaag of de industriële activiteiten moeten verschuiven naar een volgend niveau met meer toegevoegde waarde. Maar kan een kenniseconomie op zich wel bestaan?’ ‘We moeten rekening houden met de verhuizing van de klassieke bedrijven. Er zijn twee categorieën: de filialen van buitenlandse bedrijven in België en de Belgische bedrijven die verhuizen. De ergste vorm is de verhuizing van de buitenlanders. Want wanneer een Ford verdwijnt, blijft enkel een leeg gebouw en een sociale catastrofe achter. Wanneer een Belgisch bedrijf verhuist, dan blijft het hoofdkwartier overeind en de jobs die hier blijven, worden opgewaardeerd.’ ‘De Vlaamse kenniswerker zal steeds meer het vliegtuig in moeten om zijn werk uit te voeren voor klanten in het buitenland. Maar we zijn in Europa goed voorbereid, zeker wat talenkennis betreft.’
a Waarom kan Europa volgens Roland Duchâtelet niet overleven met een kenniseconomie? Wat is volgens hem de oplossing? b Ook voor Wim Beazar is de kenniseconomie voor Vlaanderen niet het wondermiddel. Verklaar. c Formuleer een eigen mening over de ‘kenniseconomie van de toekomst’ en de rol die er voor jou is weggelegd. 7
Poldermodel of fjordenmodel?
Volgens professor Leo Sleeuwaegen heeft het poldermodel zijn beste tijd gehad. Dat bewijzen de ontslagen bij Ford Genk. Vlaanderen moet zich concentreren op het fjordenmodel en naar het voorbeeld van Finland, kennisintensieve industrieën en diensten ontwikkelen die concurreren op kwaliteit. Zoek op het net de betekenis van de begrippen ‘poldermodel’ en ‘fjordenmodel’ en pas toe op Vlaanderen.
40
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:59 PM Page 41
8
Hoor je erbij?
Geef aan of de volgende personen deel uitmaken van: 1 de bevolking op actieve leeftijd, 2 de beroepsbevolking, 3 de werkenden. Personen
1
2
3
Je gezin: … … … … Leraar van 49 jaar Huisvrouw van 45 jaar Gepensioneerde mijnwerker van 53 jaar Werkloze staalarbeider van 40 jaar Actieve advocaat van 72 jaar Scholier van 14 jaar Gehandicapt meisje van 25, werkzoekend Minister van 45 jaar
9
Grotere beroepsbevolking
Bedenk verschillende manieren om de beroepsbevolking te laten toenemen. Evalueer deze oplossingen. 10 Arbeidsproductiviteit en welvaart Productie per arbeider is niet hetzelfde als productie per persoon. België doet het zeer goed op het vlak van productie per arbeider, veel minder goed op het vlak van productie per persoon. Verklaar.
1 Wat bepaalt economische groei?
41
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:59 PM Page 42
11 Asfalt en de jungle
Een
weg van 1 765 km van het noorden naar het zuiden van Brazilië, dwars doorheen het regenwoud, is een moedige poging om economische groei en ecologie te verzoenen. Tijdens het regenseizoen heb je veertien dagen nodig om deze weg af te leggen en ben je ook veel geld kwijt aan mannen die je met tractoren uit de modder slepen. Binnen vier jaar moet de BR-163-snelweg geasfalteerd zijn. Grondstoffen zullen sneller hun weg vinden naar Europa en Azië. Computers en gsm’s zullen sneller van Manaus naar Sao Paulo kunnen en de isolatie van honderden duizenden mensen zal een einde kennen. Cicero Pereira da Silva Oliveira zegt: ‘Enerzijds zal de weg ontwikkeling brengen, anderzijds zal er landspeculatie, drugstrafiek en geweld komen.’ Het asfalteren van de weg is een groot deel van de oplossing voor het logistieke probleem van Brazilië. De weg zal een tolweg worden, uitgebaat door privéfirma’s. De voordelen zijn immens: de boeren kunnen hun producten sneller en vooral goedkoper tot in de havens brengen, wat de Braziliaanse landbouwproducten nog veel competitiever zal maken. Het gevaar is natuurlijk dat de weg de ontbossing van het Amazonewoud zou versnellen. Sedert de jaren zestig is 15 % van het woud verdwenen. Volgens bepaalde schattingen kan 30 à 40 % van het woud tegen 2020 ontbost worden. Tot 40 km van de weg is het bos in gevaar. Maar de overheid is zich van haar taak bewust. Dringend wordt er werk gemaakt van het regelen van eigendomstwisten in de zone/omgeving van de weg. En dan komt er ook een groot ecologisch plan om in de invloedszone van de weg (één miljoen vierkante kilometer en 1,7 miljoen mensen) voor een bescherming van het regenwoud te zorgen. Ook de internationale gemeenschap speelt een rol. De Europese klanten van Grupo André Maggi, 's werelds grootste sojaproducent, zijn bezorgd omtrent het lot van het regenwoud. Het doel is te zorgen voor een systeem van certificaten dat aan klanten waarborgt dat de producent de ecologische wetten naleeft. Grupo André Maggi wil een lening van 30 miljoen dollar van de International Finance Corporation (IFC). En ook deze dochter van de Wereldbank wil meewerken als aan ‘groene normen’ wordt voldaan. Bron: The Economist
Wanneer kunnen economische groei en bewaring van het regenwoud verzoend worden? 12 België en China Vergelijk België met China op het gebied van beschikbaarheid van productiemiddelen. 13 Wall Street Klopt het volgende bericht? ‘Op Wall Street waren vandaag de beren aan het feest. Bij koersen die gemiddeld 5 % lager doken waren de verkopers in de meerderheid tegenover de kopers.’ 14 Paradox Verklaar de paradox: ‘België heeft prima specialisten op gebied van biotechnologie en de medische sector, maar Belgische bedrijven in deze sector geraken niet aan het nodige venture capital.’
42
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:59 PM Page 43
15 Buitenlandse bedrijven Geef enkele voorbeelden van buitenlandse bedrijven die zich in jouw regio vestigden. 16 Italiaanse bedrijven Waarom zijn er zoveel Italiaanse bedrijven actief in het Waalse Gewest? 17 Buitenlandse investeringen Vlaanderen blijft buitenlandse autoconstructeurs aanmoedigen om zich bij ons te vestigen. Zo wou de Vlaamse Regering de navorming betalen van de arbeiders van Ford Genk. Bewijs dat dit dweilen met de kraan open is. 18 Voltijds equivalenten Verklaar hoe een participatiegraad uitgedrukt in voltijds equivalenten nog lager ligt dan de gebruikelijke participatiegraad. 19 Human capitalgedachte Zoek een bedrijf uit jouw omgeving dat de human capitalgedachte hoog in het vaandel voert. 20 Vergelijking van het dividendrendement Website: www.tijd.be.
a Zoek de beurskoers en boekwaarde van twee mno’s uit eenzelfde sector (bijvoorbeeld de financiële sector) of uit twee verschillende sectoren (bijvoorbeeld Deceuninck en Van de Velde). b Vergelijk de dividendrendementen met elkaar (en met de rente op spaarrekeningen). c Zoek of bereken de K/W. d Conclusie? 21 Vergelijking tussen de gewesten In de tabellen op de volgende bladzijde wordt de evolutie in de arbeidsmarkt in de gewesten van ons land weergegeven.
a Zoek recentere cijfers. Ga naar www4.vlaanderen.be\dar\svr\Pages\default.aspx >> Cijfers >> Arbeidsmarkt >> Arbeidsaanbod >> Verdeling van de bevolking tussen 15 en 64 jaar volgens arbeidsmarktsituatie en geslacht, internationaal vergeleken (nr. 28 – klik op de tabel) en naar >> Cijfers >> Demografie >> Bevolking - Gewesten >> Bevolking per Gewest (nr. 2). b Bereken de beroepsbevolking en de beroepsactieve bevolking. c Bereken de activiteitsgraad, de participatiegraad, de werkgelegenheids- en de werkloosheidsgraad en stel grafisch voor. d Wat kun je afleiden uit deze grafieken i.v.m. de arbeidsmarkt in de gewesten? Deze oefening kan ook worden opgelost in de Excel-rekenmap OEF21 Vergelijking van de beroepsactieve bevolking tussen de gewesten LL.xls.
1 Wat bepaalt economische groei?
43
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:59 PM Page 44
Evolutie in de arbeidsmarkt (in duizendtallen) Regio
1996
Vlaams Gewest Waals Gewest Brussels Gewest België Regio Vlaams Gewest Waals Gewest Brussels Gewest België Regio
Aantal werkenden 1998 2000 2006
Aantal werklozen 1998 2000 2006
1996
2 388 2 426 2 498 2 610 1 142 1 167 1 202 1 259 322 334 342 364 3 853 3 926 4 041 4 233 Aantal niet-beroepsactieven op beroepsactieve leeftijd 1996 1998 2000 2006 1 386 1 370 1 323 1 269 826 804 818 816 233 223 229 239 2 444 2 397 2 370 2 324 Totale bevolking op beroepsactieve leeftijd 1996 1998 2000 2006
155 186 62 404 1996 5 899 3 321 951 10 170 1996
136 182 65 384
113 137 139 168 56 78 308 383 Totale bevolking
1998 2000 2006 5 927 5 953 6 079 3 333 3 347 3 414 955 964 1 019 10 214 10 263 10 511 Totale beroepsbevolking 1998 2000 2006
Vlaams Gewest Waals Gewest Brussels Gewest België Activiteitsgraad (%)
Regio
1996
1998
2000
Participatiegraad (%)
Regio
2006
Vlaams Gewest Waals Gewest Brussels Gewest België
1996
Vlaams Gewest Waals Gewest Brussels Gewest België
Regio
Werkgelegenheidsgraad (%) 1996
1998
2000
2006
Vlaams Gewest Waals Gewest Brussels Gewest België
Regio
Werkloosheidsgraad (%) 1996
Vlaams Gewest Waals Gewest Brussels Gewest België
44
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn
1998
2000
2006
1998
2000
2006
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:59 PM Page 45
%
Activiteitsgraad
45,0 44,0 43,0 42,0 41,0 40,0 39,0 38,0 37,0 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
%
80,0
Participatiegraad
78,0 76,0 74,0 72,0 70,0 68,0 66,0 64,0 62,0 60,0 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
1 Wat bepaalt economische groei?
45
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:59 PM Page 46
% 66,0
Werkgelegenheidsgraad
64,0 62,0 60,0 58,0 56,0 54,0 52,0 50,0 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
% 20,0
Werkloosheidsgraad
18,0 16,0 14,0 12,0 10,0 8,0 6,0 4,0 2,0 0,0 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
46
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:59 PM Page 47
22 Het verloop van de Belgische spaarquote De spaarquote van de Belgische gezinnen stond in 2008 op het laagste niveau sinds het begin van deze eeuw. Dat blijkt uit de statistische gegevens van de Federale Overheidsdienst Economie. De spaarquote lag het voorbije jaar op 12,3 %. De spaarquote drukt uit hoeveel procent van het beschikbare inkomen gemiddeld wordt gespaard. De Belgische spaarquote zit traditioneel bij de hoogste in Europa. In 2000 en 2001 stond ons land nog aan de top; in 2008 bezetten we de vijfde plaats, voorafgegaan door Duitsland (17,1 %), Oostenrijk (16,4 %), Frankrijk (15,5 %) en Italië (15,1 %). In het Verenigd Koninkrijk was er het voorbije jaar een negatieve spaarquota van 0,3 %. Per 100 pond die daar werd verdiend, gaf men 100,3 pond uit. Bron: De Morgen
Spaarquote van de particulieren 1988 16,0 1993 21,2 1995 20,0 1996 18,0 1997 17,0 1998 15,7 1999 15,8 2000 15,4 2001 16,4 2002 17,3 2003 16,7 2004 15,4 2005 14,9 2006 15,6 2007 16,4 2008 16,6 2009 18,3 2010 15,4 2011 14,4 2012 15,1 2013 15,2 2014 15,2 2015 2016 2017 2018
1 Wat bepaalt economische groei?
47
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:59 PM Page 48
a Wat is de betekenis van ‘spaarquote’? Zoek eventueel op het net. b Vul de tabel aan met recentere cijfers, die je o.a. kunt vinden via www.google.be (tik ‘Spaarquote’ in als zoekterm). c Stel de evolutie van de spaarquote vanaf 1988 grafisch voor. d Hoe is de spaarquote in ons land geëvolueerd? e Vergelijk met Europa. Zoek op het net. Deze oefening kan ook worden opgelost in de Excel-rekenmap OEF22 Spaarquote LL.xls.
% 24,0
Spaarquote
23,0 22,0 21,0 20,0 21,0 20,0 19,0 18,0 17,0 16,0 15,0 14,0 13,0 12,0 11,0 10,0 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018
48
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:59 PM Page 49
23 Finland, meest competitieve economie ter wereld Ondanks de rigide arbeidsmarkt, de sterke vakbonden en de hoge belastingen is Finland de meest competitieve economie ter wereld. De Finnen onttronen de Verenigde Staten van Amerika, die jarenlang de koploper zijn geweest. In de Growth Competitiveness Index (GCI) kijkt men naar de structurele kenmerken van een land die in de komende vijf jaar tot groei kunnen leiden. De factoren zijn gerelateerd aan de macroeconomische omgeving, de overheid en de technologie. Finland scoort vooral zeer hoog voor overheid en technologie. De grote winnaars in 2001 zijn Canada (van zes naar drie), Australië (van elf naar vijf) en Nieuw-Zeeland (van negentien naar tien). Deze landen scoren hoog als gevolg van het gestegen belang van de factor ‘aantal afgestudeerden in het hoger onderwijs’. Singapore (van twee naar vier), Ierland (van vier naar elf) en Hong Kong (van zeven naar dertien) verloren heel wat plaatsen omdat hun economie er onvoldoende in slaagt de investeringsgeleide groei om te zetten in een op innovatie gebaseerde groei. België zakt van de zestiende naar de negentiende plaats.
1 Wat bepaalt economische groei?
49
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:59 PM Page 50
Growth competitiveness index ranking Land 2001 2000 Finland 1 5 Verenigde Staten 2 1 Canada 3 6 Singapore 4 2 Australië 5 11 Noorwegen 6 15 Taiwan 7 10 Nederland 8 3 Zweden 9 12 Nieuw–Zeeland 10 19 Ierland 11 4 Verenigd Koninkrijk 12 8 Hong Kong 13 7 Denemarken 14 13 Zwitserland 15 9 IJsland 16 23 Duitsland 17 14 Oostenrijk 18 17 België 19 16 Frankrijk 20 21 Japan 21 20 Spanje 22 26 Korea 23 28 Israël 24 18 Portugal 25 22 Italië 26 29 Chili 27 27 Hongarije 28 25 Estland 29 Maleisië 30 24 Slovenië 31 Mauritius 32 35 Thailand 33 30 Zuid-Afrika 34 32 Costa Rica 35 37 Griekenland 36 33 Tsjechië 37 31 Trinidad en Tobago 38 China 39 40 Slovakije 40 38
2012 3 7 14 2 20 15 13 5 4 23 27 8 9 12 1 30 6 16 17 21 10 36 19 26 49 42 33 60 34 25 56 54 38 52 57 96 39 84 29 71
Bron: www.weforum.org/issues/competitiveness-0/gci2012-data-platform/
Wat moet België doen om naar de top tien te klimmen?
50
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:59 PM Page 51
24 Premie voor knelpuntberoepen Zoek op het net de studierichtingen waarvoor in Vlaanderen aan startende studenten een ‘aanmoedigingspremie’ gegeven wordt. Welke richtingen? Hoeveel bedraagt de premie? Hou je er straks bij je studiekeuze rekening mee? 25 Zo mooi, zo blond, zo slim
Mariska Blommaert is jong (24), ze heeft brains en beauty. Als we zangeres Petra Pollack mogen geloven, dan kom je er in het leven zonder slag of stoot met deze eigenschappen. Mariska was in 2003 Miss Vlaanderen. ‘Na de studies communicatiebeheer verkeerde ik in twijfel. Ga ik werken of doe ik er nog een studieschepje bovenop? De arbeidsmarkt was toen immers heel erg slapjes. Ik koos voor het studieschepje: Pers & voorlichting, radio en tv. Ik liep stages bij Ketnet en Topradio Randstad Mechelen. Eind juni mocht ik dan opnieuw een velletje met grote onderscheiding afhalen.’ ‘Deze jongedame was klaar voor de arbeidsmarkt, maar de markt niet voor mij! Ik deed vakantiewerk als receptioniste, ging werken in de horecasector, ik verstuurde hopen cv’s maar het antwoord was altijd hetzelfde: geen ervaring, te hoog gekwalificeerd enz. “Blijven zoeken naar werk” was mijn slogan, aangezien ik geen inkomen had en ook geen recht op een uitkering.’ Bron: Visie
Waarom vond Mariska niet gemakkelijk werk? 26 Structurele werkloosheid in mijn streek Maak een kleine case rond de vergelijking van de structurele werkloosheid in jouw regio en in Vlaanderen/België. Waarom zijn er verschillen/gelijkenissen tussen de cijfers van jouw regio en van Vlaanderen? Probeer aan de hand van de gevonden data de toekomstige evolutie te voorspellen van de structurele werkloosheid in jouw streek. 27 Schrap de werkloosheidsuitkering Wat denk je van het Engelse statement ‘If you try, you’ll get a job’ en het bijbehorende voorstel om iedereen na acht weken werkloosheidsuitkering te schrappen? In Vlaanderen zijn 46 000 mensen langer dan twee jaar werkloos. Geef voor- en nadelen van het voorstel. 28 Hoge lonen en delokalisatie • Hoge lonen doen bedrijven delokaliseren en leiden tot structurele werkloosheid. • Een competitieve economie leidt tot werkgelegenheid en maakt hoge lonen mogelijk. Kies voor een van beide stellingen. Zoek op het net naar informatie/documentatie. Illustreer je uiteenzetting met voorbeelden (landen, bedrijven). 29 VDAB zorgt voor werk Evalueer de inspanningen die de VDAB via haar website (www.vdab.be) doet om vraag en aanbod van arbeid met elkaar in contact te brengen. Mocht iedereen uit de groep van de actieve leeftijd toegang hebben tot deze website, zou de werkloosheid dan verdwijnen?
1 Wat bepaalt economische groei?
51
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:59 PM Page 52
30 Werkloosheid hoog in Europa Waarom zijn de werkloosheidscijfers in Europa de laatste 20 jaar zo hoog? (In België voortdurend rond de 10 % van de beroepsbevolking.) 31 Loon of tewerkstelling Hoe zullen volgende gebeurtenissen het loon en de tewerkstelling van ongeschoolde arbeidskrachten in de autofabriek beïnvloeden? a De vraag naar het type wagen door de fabriek gemaakt, neemt toe. b Een sterke stijging van benzineprijzen doet pendelaars overstappen naar het openbaar vervoer. c Mensen hebben betere tewerkstellingskansen en willen minder fabriekswerk doen. d De fabrieksdirectie introduceert nieuwe assemblagelijnen die het aantal auto’s per ongeschoolde arbeider verhoogt en minder fouten geeft. e Robots worden geïntroduceerd om de meest eenvoudige assemblagetaken uit te voeren. f De ongeschoolde arbeiders worden lid van een vakbond. 32 Meer of minder werken? Hoe zullen volgende gebeurtenissen het aanbod van arbeid beïnvloeden?
a De pensioenleeftijd wordt verhoogd. b Een verhoogde productiviteit veroorzaakt loonsstijgingen. c Een oorlogsvoorbereiding leidt tot het instellen van de dienstplicht en veel jonge mensen worden opgeroepen.
d Meer mensen beslissen om kinderen te hebben. e Socialezekerheidsvoorzieningen worden verbeterd. 33 Structureel werkloos? Geef aan welke van de volgende mensen tot de groep structureel werklozen behoren. Motiveer je antwoord. Hoe zou je de andere soorten werklozen kunnen noemen? a Marcel verloor zijn job wanneer de staalfabriek haar deuren sloot. Hij mankeert de kwalificaties om in een andere industrietak te werken. b Betty verloor haar job in de autofabriek. De economie kende een danige dip dat het aanschaffen van een nieuwe auto door veel gezinnen uitgesteld werd. Volgend jaar zou de economie opnieuw aantrekken en dan hoopt ze een nieuwe kans te krijgen. c Jacques is een ongeschoolde arbeider die in het drukke zomerseizoen hotelkamers kuist. De rest van het jaar is hij werkloos. d Wai Ho volgde een universitaire opleiding maar na zijn promotie in juni wees hij eerst een paar werkaanbiedingen af wegens niet in overeenstemming met zijn kwalificaties. Begin oktober ging hij aan de slag. e Tatjana is software-ingenieur bij een Amerikaanse multinational. Ze werd werkloos toen het Belgische filiaal gesloten en naar India overgeplaatst werd. Een aanbod als chief executive van het filiaal in Ranchi wees ze af.
52
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:59 PM Page 53
34 Migratie Is migratie oorzaak of oplossing voor structurele werkloosheid? 35 Welke landen hebben beste groeivooruitzichten?
Kortetermijngroeivooruitzichten worden bepaald door veranderingen in de vraag. Bij langetermijnvooruitzichten geeft de beschikbaarheid over de beste productiefactoren de doorslag. De eerste productiefactor waarover een land dient te beschikken is kapitaal. Natuurlijk beschikt een land best over een eigen nationaal sparen om de groei mogelijk te maken. Het ontbreken ervan zal echter geen echt obstakel zijn. Het grootste deel van de wereld kent een vrije mobiliteit van kapitaal. En aangezien geld steeds naar de beste aanwending zoekt, zal een land met groeiperspectieven maar met een te klein nationaal sparen geen probleem hebben om aan buitenlandse centen te komen. De beschikbaarheid over een voldoende grote en goed gekwalificeerde beroepsbevolking kan wel het verschil maken. Bevolkingsaantallen en leeftijden kunnen perfect voorspeld worden. Alleen eventuele migratie is een probleem in de voorspelling. Als de participatiegraad en de werkloosheidsgraad constant blijven, kan voor de komende tien jaar voorspeld worden welke economie het beste perspectief biedt. Italië kent al een daling van de bevolking op actieve leeftijd. Duitsland ziet zijn arbeidspotentieel per jaar met 0,25 % dalen. Groot-Brittannië en Japan kennen nog een minuscule groei en de Franse bevolking op actieve leeftijd groeit nog met 0,25 % per jaar, in Canada met 0,5 % en in de VS met 0,75 %! Het Amerikaanse arbeidspotentieel wordt bovendien nog ondersteund door migratie. Concluderend: de VS de beste vooruitzichten en Duitsland de slechtste? Verschillen in groeicijfers van de productiviteit zullen in de toekomst belangrijker blijken dan demografische evolutie. De productie per arbeider maakt het verschil. En deze productiviteit is afhankelijk van de ‘kwaliteit’ van de arbeider, technologie en ook de beschikbaarheid over de vierde productiefactor overheid voor wat bijvoorbeeld infrastructuur betreft. Als demografische cijfers gecombineerd worden met productiviteitsvoorspellingen komt GrootBrittannië als winnaar uit de bus. Duitsland wordt dan met goede productiviteitscijfers maar slechte demografische cijfers, tweede. Frankrijk, Canada en Italië vormen de middengroep. De VS en Japan sluiten de rij. De Amerikanen denken zelf dat ze veel beter dan deze voorspelling zullen presteren. Hun eeuwige optimisme zal voor een investeringsgeleide groei zorgen, ook al blijft hun legendarische consumentisme achterwege. Voorspellingen kunnen fout blijken als parameters die als onveranderd verondersteld werden toch zouden veranderen. Als Italië, Frankrijk en Duitsland hun hoge werkloosheid kunnen terugdringen door een flexibeler arbeidsmarkt en ook hun participatiegraad zouden opdrijven … worden de beste groeicijfers in deze landen verwacht! Bron: Robert Frank, Principles of Macro-economics
Maak een langetermijngroeivoorspelling voor België.
1 Wat bepaalt economische groei?
53
ECON6AW-KWI inner_Thema 6_ECON6AW-KWI inner 19/06/14 4:59 PM Page 54
36 Alleen hervorming arbeidsmarkt schept banen
Werkgelegenheid blijft een zaak van ondernemingen, niet van politici. Bedrijven zijn nochtans geen legbatterijen voor jobs. Ze moeten winst maken om te overleven in een markt met globale concurrentie. Werk verschaffen is voor ondernemingen geen doel, maar een middel. Naarmate het ondernemingsdoel vordert, is er meer middel nodig en groeit dus echte werkgelegenheid. Uiteraard is het essentieel om de loonkosten te doen dalen, althans de parafiscale en fiscale lasten die werkgevers bovenop de lonen moeten ophoesten. In verhouding tot de totale arbeidskosten zijn die lasten nergens in de Europese Unie hoger dan in België. Een hervorming van de Belgische arbeidsmarkt in de diepte is niet mediageniek, maar heel belangrijk, en bovendien budgettair neutraal. De arbeidswetgeving bijschaven zodat ondernemingen gemakkelijker mensen kunnen aanwerven wanneer de conjunctuur herneemt, is de beste structurele ondersteuning voor werkgelegenheid die de overheid kan bieden. Het verraderlijke moeras van de arbeidsduur, de loonreglementering, het ondraaglijke verbod tot uitlenen van personeel, de loden procedure voor deeltijdarbeid en de wildgroei aan ontslagprocedures en werknemersstatuten, zijn maar enkele van de terreinen die dringend sanering vergen. En die hervorming hoeft niet op de rug van de werknemer te gebeuren. In de discipline van moderne arbeidswetgeving moet België volgen waar haar belangrijkste handelspartners al zijn voorgegaan. Nederland is hier traditioneel de meester, maar Spanje en Italië zijn recente laureaten, en Duitsland en Frankrijk ijverige studenten. België moet nu die moeilijke oefening durven maken, anders dreigt ook op dat vlak een concurrentiehandicap. Bron: De Standaard
Is structurele werkloosheid wegwerken een zaak voor ondernemingen of voor de overheid? 37 Participatiegraad en potentieel bbp Waarom heeft een land als de VS een veel grotere participatiegraad dan België en dus langs een grotere beroepsbevolking een groter potentieel bbp? 38 Knelpuntberoepen Geef vijf knelpuntberoepen en duid telkens aan waarom ze bij de 200 knelpuntberoepen horen. 39 Verwerkende nijverheid Kunnen in België de jobs in de verwerkende nijverheid helemaal verdwijnen?
54
De ontwikkeling van het bbp op lange termijn