BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten
INHOUD p. 1/ De onderzoeksbevoegdheden van de btw-administratie in het kader van de controle op de belastingtoestand van een belastingplichtige p. 7/ De principes van behoorlijk bestuur p. 7/ Relatiegeschenken van geringe waarde p. 8/ Lichting van de optie van een leasing en voordeel in natura
De onderzoeksbevoegdheden van de btw-administratie in het kader van de controle op de belastingtoestand van een belastingplichtige
1. Een aankondiging van een bezoek, een vraag om inlichtingen zijn onmiskenbare voorboden van een belastingcontrole in het domein van de directe belastingen of van de btw. Om gepast te reageren op de vragen van de ambtenaren van de administratie is het belangrijk dat u weet welke onderzoeksbevoegdheden de btwadministratie heeft. Mag zij naar mijn woonplaats of arbeidsplaats komen op eender welk uur van de dag of nacht ? Mag zij mijn documenten zomaar meenemen ? Welke documenten moet ik haar voorleggen ? Mag zij mijn bank, mijn buren, mijn leveranciers, … ondervragen ? In dit artikel proberen we u een beknopt antwoord te geven op al die vragen die een controle van de btw-administratie doen rijzen.
II. Bewaringsplicht 2. Artikel 60, § 1, 1e lid van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (afgekort Btw-Wetboek) stelt dat de boeken, facturen en an1
dere stukken waarvan het Btw-Wetboek of zijn uitvoeringsbesluiten het houden, het opmaken of het uitreiken voorschrijven, dienen te worden bewaard door de personen die ze hebben gehouden, opgemaakt, uitgereikt of ontvangen. Deze bewaringsplicht geldt voor elke persoon, al dan niet onderworpen aan de btw. Het gaat dus niet alleen om de belastingplichtige en zijn leveranciers, maar ook om zijn klanten (al dan niet btw-plichtig). De lijst van de documenten die krachtens het BtwWetboek moeten worden bijgehouden, opgemaakt of uitgereikt is lang. Zo betreft deze bewaringsplicht1 inzonderheid de facturen en als zodanig geldende documenten, de handelsboeken en boekingsstukken, de contracten, de stukken met betrekking tot de bestellingen, de verzendingen, afgiften en leveringen van goederen, de rekeninguittreksels2 en de betalingsstukken, alsook de andere boeken en stukken met betrekking tot de
1
Cf. M. CEULEMANS, Apprendre la TVA, Guide Pratique, Edipro, Luik, 2010, p. 189.
2
Cf. rb. Luik, 28 oktober 2004, kohier nr. 00-2924-A, Fiscalnet.
P a c i ol i N r . 350 B I B F - I P C F / 29 ok tob er - 11 n ov embe r 2 0 1 2
P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in de weken 28-33
I. Inleiding
werkzaamheid, de documenten betreffende de analyses, de programma’s en de uitbating van geïnformatiseerde systemen. De bewaringstermijn van de boeken, facturen en andere stukken die krachtens het Btw-wetboek of zijn uitvoeringsbesluiten moeten worden bijgehouden, opgemaakt of uitgereikt bedraagt, in principe, zeven jaar. Het vertrekpunt van de termijn verschilt naargelang het handelsboeken of facturen en andere stukken betreft. Voor de boeken vangt de termijn aan op 1 januari van het jaar volgend op hun afsluiting. Voor de facturen en overige stukken vangt hij aan op 1 januari van het jaar volgend op hun datum. Een grondiger onderzoek van de bewaringsplicht van een belastingplichtige valt niet binnen het bestek van deze bijdrage.
De belastingplichtige die niet in België gevestigd is en geen aansprakelijke vertegenwoordiger heeft laten erkennen dient aan de btw-administratie een adres in België mee te delen waar de boeken en andere stukken ter inzage zullen worden voorgelegd (artikel 61, § 1, 5e lid van het Btw-Wetboek). 5. De enige beperking van de bevoegdheid van de btw-administratie is het doel dat zij met de voorleggingsplicht wenst te bereiken. De voorlegging van de stukken aan de ambtenaren van de btw-administratie moet hun in staat stellen om : – de juiste heffing van de btw na te gaan voor de handelingen waarbij de betrokkene partij is geweest; – uit de voorgelegde boeken, facturen en andere stukken de gegevens over te nemen die nuttig worden geacht voor de controle op de heffing van de btw met betrekking tot alle handelingen verricht door derden4.
III. Onderzoeksbevoegdheden 1. Voorlegging van stukken A. Toelichting 3. Artikel 61, § 1 van het Btw-Wetboek legt iedereen op om de boeken, facturen en andere stukken die hij dient te bewaren, zonder verplaatsing, ter inzage voor te leggen aan de btw-administratie. Zo werd gevonnist dat het boek met de reserveringen dat een restauranthouder bijhoudt eveneens onder deze voorleggingsplicht valt3. Deze voorlegging is niet aan een bijzondere voorwaarde onderworpen; ze moet gebeuren door de betrokken persoon of een daartoe gemachtigde persoon «op ieder verzoek van de administratie». 4. Gaat het om een btw-eenheid, dan is het de vertegenwoordiger die door de overige leden werd aangeduid die de door de btw-administratie opgevraagde stukken moet voorleggen. De administratie kan niettemin eisen dat het lid van de btw-eenheid zelf de voorlegging van de boeken, facturen en andere stukken die hem aanbelangen verricht (artikel 61, § 1, 2e lid van het Btw-Wetboek).
3
Cf. rb. Hasselt, 12 november 2009, kohier nr. 08/184/A, Fiscalnet.
2
Indien het door de ambtenaar van de administratie opgevraagde stuk niet belangrijk is, mag de betrokken persoon weigeren om het voor te leggen. We raden in dat geval aan om de weigering schriftelijk te motiveren zodat u een bewijs achter de hand hebt.
B. Voorlegging zonder verplaatsing 6. De voorlegging moet «zonder verplaatsing» gebeuren, dat wil zeggen op de plaats waar de boeken, facturen en andere stukken zich bevinden. Doorgaans is dit de maatschappelijke zetel, de exploitatiezetel of de woonplaats van de belastingplichtige. Het valt echter voor dat de stukken tijdelijk bij de boekhouder van de belastingplichtige liggen. In dat geval wordt de controle vaak bij deze laatste verricht. De ambtenaren van de btw-administratie zijn echter niet verplicht om zich naar die plaats te begeven5. De boeken, facturen en andere stukken moeten dan naar de maatschappelijke zetel of naar de woonplaats van de belastingplichtige worden overgebracht zodat ze daar door de ambtenaren kunnen worden geraadpleegd. 4
Cf. nr. 563 van de Btw-handleiding.
5
Cf. nr. 564 van de Btw-handleiding.
P a c i ol i N r . 350 B I B F - I P C F / 29 ok tob er - 11 n ov embe r 2 0 1 2
In afwijking van de voornoemde regel moet het register van de teruggaven op elk verzoek van de administratie op het controlekantoor worden voorgelegd. Anders moet de belastingplichtige de btw waarvan hij de teruggaaf heeft bekomen, terugstorten (artikel 4, § 2 van het koninklijk besluit nr. 4 met betrekking tot de teruggaven inzake btw).
C. Boeken, facturen en andere stukken gehouden, opgemaakt, uitgereikt, ontvangen of bewaard door middel van een geïnformatiseerd systeem 7. Wanneer de boeken, facturen en andere stukken door middel van een geïnformatiseerd systeem worden gehouden, opgemaakt, uitgereikt, ontvangen of bewaard behelst de voorleggingsplicht de volgende verplichtingen : a) de verplichting om de op informatiedragers geplaatste gegevens in een leesbare en verstaanbare vorm voor te leggen (overhandiging van een afgedrukt document); b) de verplichting om een geïnformatiseerde kopie van de gegevens voor de btw-administratie te maken; c) de verplichting om de informaticabewerkingen te verrichten die nodig worden geacht om de juiste heffing van de btw na te gaan. De belastingplichtige heeft ook een bewaringsplicht voor wat het gebruikte materiaal betreft, maar dat slaat niet op de licenties van de nodige software. Bovendien moet elke belastingplichtige die de inen uitgaande facturen elektronisch bewaart en wiens plaats van bewaring zich in een andere lidstaat bevindt een recht van toegang, downloading en gebruikneming langs elektronische weg voor deze facturen verlenen.
D. Factuur opgesteld in een andere taal dan één van de landstalen 8. Wanneer de facturen in een andere taal dan één van de landstalen opgesteld zijn, kan de btwadministratie eisen dat de facturen voor de leveringen van goederen of dienstprestaties die in België plaatsvinden alsook die welke de in België gevestigde belastingplichtigen ontvangen hebben naar één van de landstalen worden vertaald.
E. Retentierecht 9. De voorlegging gebeurt zonder verplaatsing. Dat betekent dat de ambtenaren van de administratie de stukken niet zomaar mogen meenemen om ze te raadplegen. Dat onderzoek moet in principe gebeuren daar waar de voorlegging van de boeken, facturen en andere stukken plaatsvindt. Artikel 61, § 2 van het Btw-Wetboek wijkt van die regel af door een retentierecht te verlenen aan de ambtenaren van de btw-administratie indien zij dat nodig achten om de verschuldigdheid van de btw of van een boete aan te tonen. Enkel in die omstandigheden hebben de ambtenaren van de btw-administratie het recht om de boeken, facturen en overige stukken alsook de kopieen op informatiedragers te behouden. 10. Aangezien de onderzoeksbevoegdheden van de ambtenaren van de btw-administratie de belastingplichtige niet mogen verhinderen om zijn activiteit uit te oefenen, strekt hun retentierecht zich niet uit tot de boeken die nog niet afgesloten zijn. Wanneer die boeken echter op een geïnformatiseerd systeem worden bewaard, hebben de btwambtenaren het recht om kopieën van die boeken in de door hun gewenste vorm op te vragen. 11. Bij de uitoefening van het retentierecht moet, tegen ontvangstbewijs, een inventaris worden opgemaakt alsook een proces-verbaal waarin de stukken die de btw-ambtenaren hebben meegenomen nauwkeurig worden opgelijst. De termijn van teruggaaf staat nergens vermeld in het Btw-Wetboek. In de praktijk kan de belastingplichtige met de ambtenaren van de administratie afspreken dat zij sommige stukken gedurende een zekere periode in hun bezit mogen houden om de ongemakken die hun aanwezigheid op zijn maatschappelijke zetel of woonplaats veroorzaakt, te beperken6.
6
3
Cf. rb. Brussel, 25 januari 1991, F.J.F., 1991, p.435.
P a c i ol i N r . 350 B I B F - I P C F / 29 ok tob er - 11 n ov embe r 2 0 1 2
F. Termijn waarbinnen de boeken, facturen en overige stukken moeten worden voorgelegd
Artikel 62, § 2 van het Btw-Wetboek beoogt een bijzondere hypothese.
12. Het Btw-Wetboek legt geen termijn op. In de praktijk zal de termijn vermeld staan in het verzoek van de btw-administratie. We zijn van oordeel dat zij in een redelijke termijn dient te voorzien. Het gebeurt ook vaak dat het verzoek om de boeken, facturen en overige stukken voor te leggen ter gelegenheid van het bezoek zelf gebeurt. In dat geval zal het bericht dat doorgaans het bezoek aankondigt preciseren welke stukken ter beschikking van de ambtenaren van de administratie moeten worden gehouden.
G. Sanctie 13. De laattijdige voorlegging of weigering tot voorlegging wordt gestraft met een administratieve geldboete gaande van 25 tot 2 500,00 euro (artikel 70, § 4 van het Btw-Wetboek). Sinds 1 juli 2012 schommelt deze boete tussen 50 en 5 000,00 euro7.
2. Vraag om inlichtingen A. Principe 14. Artikel 62, § 1 van het Btw-Wetboek staat de ambtenaren van de administratie toe om bij iedere persoon inlichtingen op te vragen om de juiste heffing van de btw in hoofde van de ondervraagde persoon, al dan niet belastingplichtige, of ten laste van derden8 met wie deze persoon verrichtingen afsluit, na te gaan. De vraag om inlichtingen mag geen inlichtingen behelzen met een te algemene draagwijdte of inlichtingen die voor de ondervraagde buitensporig veel werk meebrengen of die de controleambtenaar zelf in de boekhouding kan terugvinden9.
Krachtens deze bepaling is elke belastingplichtige of lid van een btw-eenheid, eigenaar of houder van een zakelijk recht (opstal, erfpacht, vruchtgebruik, …) op een voor hypotheek vatbaar goed, ertoe gehouden zijn hoedanigheid van belastingplichtige of van lid van een btw-eenheid kenbaar te maken aan de notaris die belast is met het opmaken van de akte houdende vervreemding of hypotheekstelling betreffende dat goed.
B. Vorm van het antwoord 15-. Het antwoord op de vraag om inlichtingen mag mondeling of schriftelijk worden verstrekt. De voorkeur moet worden gegeven aan de schriftelijke mededeling opdat men een bewijs zou hebben en elke wijziging in de verklaringen van de ondervraagde persoon zou worden vermeden.
C. Termijn waarbinnen de btw-administratie een antwoord dient te ontvangen 16. Ook hier voorziet het Btw-Wetboek niet in een antwoordtermijn. De btw-handleiding preciseert dat het om een redelijke termijn moet gaan die zal worden getoetst aan de volgende elementen : de aard en de omvang van de gevraagde inlichtingen, de administratieve en boekhoudkundige organisatie van de betrokkenen en de vrijwaring van de belangen van de Schatkist10.
D. Grenzen aan de bevoegdheid van de btwadministratie ? 17. In de uitoefening van haar bevoegdheden moet de administratie de privacy en het beroepsgeheim waartoe sommige personen gehouden zijn, in acht nemen. Zo werd inzonderheid gevonnist dat het contract tussen de belastingplichtige en zijn accountant gedekt is door het beroepsgeheim11. Op het vlak van btw bestaat er geen bankgeheim. Krachtens artikel 62bis van het Btw-Wetboek mogen de ambtenaren van de administratie, om de juiste toepassing van de btw ten laste van derden
7
Cf. programmawet van 22 juni 2012, verschenen in het BS van 28 juni 2012.
8
Cf. rb. Brussel, 24 december 2010, F.J.F., nr. 2011/142.
10 Cf. nr. 568/3 van de Btw-handleiding.
9
Cf. nr. 568/2 van de Btw-handleiding.
11 Cf. Brussel, 30 november 2006, F.J.F., nr. 2007/266.
4
P a c i ol i N r . 350 B I B F - I P C F / 29 ok tob er - 11 n ov embe r 2 0 1 2
na te gaan, de voorlegging eisen van de boeken en andere stukken dan die welke worden bedoeld in artikel 60, § 1, 1e lid alsook de verstrekking van inlichtingen door de Bank van de Post, de bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen wanneer zij op grond van een machtiging uitgereikt door de daartoe aangestelde ambtenaar door de minister van Financiën handelen; in de praktijk is dit doorgaans de bevoegde gewestelijke directeur.
E. Sanctie 18. Het niet of het laattijdig antwoorden wordt gestraft met een administratieve geldboete gaande van 25 tot 2 500,00 euro (artikel 70, § 4 van het Btw-Wetboek). Sinds 1 juli 2012 schommelt het bedrag van die boete tussen 50 en 5 000,00 euro12.
3. Bezoekrecht A. Beschrijving 19. De btw-administratie heeft het recht om bezoeken ter plaatse af te leggen (artikel 63 van het BtwWetboek). Zo moet de belastingplichtige de ambtenaren van de btw-administratie vrije toegang verlenen tot de ruimten waar hij zijn activiteit uitoefent zodat zij zijn belastingtoestand kunnen controleren. Dat bezoek mag op elk ogenblik plaatsvinden zonder voorafgaande verwittiging door de ambtenaren van de btw-administratie, op voorwaarde dat ze in het bezit zijn van een aanstellingsbewijs13. In de praktijk sturen ze meestal een bericht waarin ze hun bezoek aankondigen. We raden u, als boekhouder, aan om uw cliënt tijdens dat bezoek bij te staan.
– door middel van de gebruikte uitrusting en met de bijstand van de betrokken persoon de betrouwbaarheid na te gaan van de geïnformatiseerde inlichtingen, gegevens en bewerkingen door onder meer de voorlegging te vorderen van stukken die speciaal zijn opgesteld om de op informatiedragers geplaatste gegevens om te zetten in een leesbare en verstaanbare vorm15; – de aard en de belangrijkheid vast te stellen van de activiteit die er wordt uitgeoefend en van het daarvoor aangestelde personeel, alsook van de aanwezige goederen, met inbegrip van de productie- en vervoermiddelen.
B. Lokalen waar (vermoedelijk) een activiteit wordt uitgeoefend 21. Artikel 63, § 2 van het Btw-Wetboek bepaalt dat het begrip «ruimten waar een activiteit wordt uitgeoefend», inzonderheid slaat op de kantoren, de fabrieken, de werkplaatsen, de opslagplaatsen, de bergplaatsen, de garages alsook de als fabriek, werkplaats of opslagplaats gebruikte terreinen. Deze opsomming is niet limitatief zodat de ambtenaren van de btw-administratie alle ruimten mogen betreden waar een activiteit wordt of vermoedelijk wordt uitgeoefend. Zo werd gevonnist dat de woning van de belastingplichtige een beroepsruimte vormde omdat de ambtenaren van de administratie vanaf het voetpad via een openstaande deur hebben kunnen vaststellen dat de zogeheten woning ook als opslagplaats voor voertuigen werd gebruikt16. In een antwoord op een parlementaire vraag heeft de minister van Financiën verklaard dat een bankkluis die boeken en stukken over de economische activiteit bevat als een beroepsruimte moet worden aangemerkt en dat de ambtenaren van de administratie dus het recht hadden om ze te openen.
20. Het bezoek ter plaatse moet de ambtenaren van de btw-administratie in staat stellen om : – alle boeken en stukken die zich aldaar bevinden, te onderzoeken14;
Het bezoekrecht slaat ook op de plaatsen waar tijdelijk een activiteit wordt uitgeoefend, zoals een bouwwerf bijvoorbeeld17.
12 Cf. programmawet van 22 juni 2012, verschenen in het BS van 28 juni 2012.
15 Cf. Vraag nr. 126 van Mevr. Trees Pieters van 23 november 1999 (N.), Vr. & Antw., Kamer, 2000-2001, p. 8047.
13 Cf. Cass., 12 november 2009, kohiernr. F.07.0076.N/I, Fiscalnet.
16 Cf. rb. Bergen, 22 december 2010, kohier nr. 09/2791/A, Fiscalnet.
14 Cf. Cass., 16 december 2003, kohier nr. P031087N, Fiscalnet.
17 Cf. nr. 582/3 van de Btw-handleiding.
5
P a c i ol i N r . 350 B I B F - I P C F / 29 ok tob er - 11 n ov embe r 2 0 1 2
C. Bewoonde gebouwen of lokalen
oefend niet in dat men het recht heeft om de documenten op te sporen en te doorzoeken.
22. Indien het om bewoonde gebouwen of lokalen gaat, mag dit bezoek enkel plaatsvinden tussen vijf uur ’s morgens en negen uur ’s avonds, met de machtiging van de politierechter (artikel 63, 3e lid van het Btw-Wetboek). Er werd gevonnist dat de loutere aanwezigheid van boekhoudstukken in een lokaal op zich niet volstaat om te besluiten dat er waarschijnlijk belastbare handelingen in dat privélokaal werden verricht. Indien de ambtenaren het professionele karakter van het kantoor pas na het betreden van het bewoonde lokaal en hun installatie in dat kantoor hebben vastgesteld, strookt hun handelwijze niet met artikel 63 van het Btw-Wetboek dat voorschrijft dat er minstens een vermoeden van belastbare handeling moet zijn vooraleer men de woning mag betreden18.
In een arrest van 16 december 2003 heeft het Hof van Cassatie echter toegegeven dat de ambtenaren van de btw-administratie de bevoegdheid hebben om de boeken en stukken te onderzoeken die zich in de beroepslokalen bevinden zonder de belastingplichtige vooraf te moeten vragen hun de documenten in kwestie voor te leggen21.
F. Sancties 25. Elke schending van deze verplichting wordt gestraft met een administratieve geldboete gaande van 25 tot 2 500,00 euro (artikel 70, § 4 van het Btw-Wetboek). Sinds 1 juli 2012 schommelt dat bedrag tussen 50 en 5 000,00 euro22.
D. Vervoermiddelen
IV. Verjaringstermijnen
23. Dit bezoekrecht strekt zich ook uit tot alle vervoermiddelen, met inbegrip van de containers die worden of vermoedelijk worden gebruikt om in het Btw-Wetboek bedoelde handelingen te verrichten, ten einde de vervoerde goederen, boeken en stukken te onderzoeken.
Het Btw-Wetboek voorziet niet in specifieke onderzoekstermijnen. Bijgevolg mogen de ambtenaren van de administratie onderzoeksdaden stellen zolang de verjaringstermijnen van de eis tot invordering van de belasting, interesten en fiscale boetes niet verstreken zijn.
Deze controle slaat dus op alle vervoerde goederen, meer bepaald die welke over de weg worden vervoerd, ongeacht of ze al dan niet vergezeld zijn van handelsdocumenten of documenten opgelegd door andere reglementeringen19.
De verjaringstermijnen van de eis tot invordering schommelen tussen drie en zeven jaar. We verwijzen u hiervoor naar artikelen 81bis en volgende van het Btw-Wetboek die we hier niet nader bespreken.
E. Is het bezoekrecht een vorm van huiszoeking ?
Tot slot kunnen we stellen dat de administratie over ruime, maar niet over onbeperkte bevoegdheden beschikt. De belastingplichtige en zijn boekhouder houden de regels die we hiervoor hebben overlopen dus best nauwlettend in het oog.
24. Volgens het hof van beroep te Antwerpen luidt het antwoord op die vraag negatief.20 In casu oordeelt het hof dat het feit dat de BBI de keukens van een restauranthouder doorzoekt en de laden van een bureau opent om er uiteindelijk een reeks bezwarende documenten voor de btw-belastingplichtige te ontdekken een niet-toegestane huiszoeking vormt. Volgens het hof houdt het bezoekrecht aan de plaatsen waar een beroepsactiviteit wordt uitge-
Julie VAN THEMSCHE Advocate aan de Balie van Luik Advocatenkantoor HERVE
18 Cf. rb. Hasselt, 17 november 2010, kohier nr. 08/108/A, Fiscalnet. 19 Cf. nr. 571 van de Btw-handleiding.
21 Cf. Cass., 16 december 2003, R.G.C.F., 2005, p.284.
20 Cf. Antwerpen, 22 mei 2000, Fiscoloog nr. 757/1; Antwerpen, 13 mei 2011, Fisc. Koerier, 2001, p.187.
22 Cf. programmawet van 22 juni 2012, verschenen in het BS van 28 juni 2012.
6
P a c i ol i N r . 350 B I B F - I P C F / 29 ok tob er - 11 n ov embe r 2 0 1 2
De principes van behoorlijk bestuur Sinds een twintigtal jaar, en meer bepaald sinds een heel bekend arrest van 27 maart 1992, veroordelen de rechtbanken die zich dienen uit te spreken over belastinggeschillen soms de belastingadministratie wanneer deze ervoor kiest volledig terug te komen op praktijken (aftrek, niet-belasting) die ze eerder had aanvaard in identieke feitelijke omstandigheden. Volgens het beginsel van de rechtszekerheid moet het gewettigd vertrouwen van het rechtssubject in acht worden genomen wanneer deze op basis van dit vertrouwen heeft gehandeld. Anders gezegd moet de belastingplichtige over een minimum aan zekerheid beschikken over het bestaan en de inhoud van zijn rechten en verplichtingen, zowel ten aanzien van zijn medeburgers als van de administratie. Zoals professor en ambtenaar Pascal Vanbalberghe schrijft (in zijn beroepsopleidingscursus) : «de belastingplichtigen moeten vooraf weten wat hen al dan niet is toegestaan, op welke rechten ze kunnen en zullen kunnen aanspraak maken ten aanzien van hun partners in de maatschappij en welke verplichtingen ze moeten in acht nemen. Aldus omschreven is zekerheid dus een essentiële vereiste in een Rechtsstaat» (vrije vertaling). De oorsprong van deze principes gaat terug tot een arrest van het Hof van Cassatie van 27 maart 1992 waarvan de overwegingen bindend zijn voor de be-
lastingadministratie, ongeacht de belastingmaterie. De feiten van dit princiepsarrest kunnen als volgt worden samengevat : een dealer van wagens had de btw op de facturen in mindering gebracht zonder dat hij de vereiste formaliteiten voor deze aftrek in acht had genomen. De btw-administratie had echter op geen enkel moment bezwaren geopperd tegen deze aftrek. Tien jaar later verwierp een btw-ambtenaar deze aftrek en voerde aan dat de wettelijke vereisten niet waren nageleefd. Het Hof van Cassatie oordeelde dat de administratie het rechtszekerheidsbeginsel had miskend. Het hof was van mening dat «het recht op rechtszekerheid onder meer inhoudt dat de burger moet kunnen vertrouwen op wat door hem niet anders kan worden opgevat dan als een vaste gedrags- of beleidsregel van de overheid; dat daaruit volgt dat de door de overheid opgewekte gerechtvaardigde verwachtingen van de burger in de regel moeten worden gehonoreerd». Dit is een arrest waarnaar soms nuttig kan worden verwezen wanneer we het slachtoffer zijn van plotse en onverantwoorde koerswijzigingen van de belastingadministratie.
Pierre-François COPPENS Belastingconsulent, Jurist
Relatiegeschenken van geringe waarde Een relatiegeschenk is een geschenk dat in het kader van de beroepsactiviteit wordt aangeboden aan één of meer klanten of commerciële tussenpersonen met als doel de omzet te handhaven of te verbeteren, klanten te binden of nieuwe klanten te maken. In principe zijn relatiegeschenken maar ten belope van 50 % aftrekbaar (artikel 53, 8° WIB 1992). 7
Reclameartikelen die opvallend en blijvend de benaming van de schenkende onderneming dragen, zijn echter volledig aftrekbaar. Er moeten echter drie voorwaarden tegelijk zijn vervuld : de artikelen moeten bestemd zijn voor een heel grote verspreiding, ze moeten van geringe waarde zijn (zoals sleutelhangers, agenda’s, aanstekers, kogelP a c i ol i N r . 350 B I B F - I P C F / 29 ok tob er - 11 n ov embe r 2 0 1 2
pennen, ...) en de naam of het logo van de onderneming moet erop zijn aangebracht. Ook kosten die worden gemaakt voor de verdeling van gratis stalen zijn volledig aftrekbaar. Juwelen of waardevolle vulpennen kunnen dus niet als reclameartikelen worden beschouwd (zelfs als de naam van de onderneming erin gegraveerd is). Hetzelfde geldt voor artikelen waarop de benaming van de onderneming niet opvallend is aangebracht of waarvan die vermelding gemakkelijk kan worden verwijderd.
De rechtspraak oordeelde onlangs dat een geboortegeschenk van 797 euro dat een vennootschap had gegeven aan een zakenrelatie die pas vader was geworden geen geringe waarde heeft. Gevolg : de vennootschap werd onderworpen aan de aanslag geheime commissielonen van 309 % (dus geen gewone verwerping van 50 %). Deze principes moeten dus nauwgezet worden nageleefd om fiscale tegenvallers te vermijden.
Pierre-François COPPENS Belastingconsulent, Jurist
Lichting van de optie van een leasing en voordeel in natura Wanneer een werkgever een voertuig (voertuig voor gemengd gebruik bestemd voor het vervoer van personen) ter beschikking stelt aan zijn werknemer, geeft dat, zoals u weet, aanleiding tot een voordeel van alle aard dat belastbaar is bij die werknemer. Wanneer een dergelijk voertuig in leasing werd genomen, vormen de verzaking aan het lichten van de optie door de werkgever en de verwerving van de optie door de werknemer ook een bezoldiging (VAA) in de zin van artikel 30 WIB 1992, voor zover het voordeel werd toegekend uit hoofde of naar aanleiding van de beroepswerkzaamheid van de werknemer (Administratieve Commentaar nr. 26/18.1 en 36/13). In een arrest van 17 maart 2011 oordeelde het Hof van Cassatie, volgens een strikte interpretatie van de belastingwet, dat er geen belastbaar VAA meer is wanneer de echtgenoot van de bedrijfsleider de aankoopoptie licht. Volgens het hof geniet immers de echtgenoot (die noch zaakvoerder noch bestuurder is) het voordeel. Op te merken valt dat de fiscus echter nog altijd de vennootschap kan belasten (tegen het tarief van 33,99 %) door ervan uit te gaan
dat de vennootschap een abnormaal of goedgunstig voordeel heeft toegestaan aan de echtgenoot. Dat blijft echter nog steeds voordeliger dan de belasting van het VAA in de personenbelasting. Een arrest van het hof van beroep van Brussel van 14 oktober 2010 illustreert de problematiek van de beëindiging van leasing van bedrijfswagens : het geschil ging om een bijkomende aanslag in de personenbelasting (aanslagjaar 1998) op het voordeel van alle aard dat de belastingplichtige werd geacht te verkrijgen uit het voertuig dat zijn werkgever had geleaset en hem tot dan gratis ter beschikking had gesteld. De belastingplichtige genoot een VAA door het voertuig in zijn eigen naam aan derden te verkopen tegen de prijs van 330 000 BEF terwijl de prijs van de aankoopoptie bij de leasingovereenkomst 30 000 BEF bedroeg.
Pierre-François COPPENS Belastingconsulent, Jurist
Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Jean-Marie CONTER, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail :
[email protected], URL : http: //www.bibf.be. Redactie : Jean-Marie CONTER, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Xavier SCHRAEPEN, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met kluwer – www.kluwer.be
8
P a c i ol i N r . 350 B I B F - I P C F / 29 ok tob er - 11 n ov embe r 2 0 1 2