VERSLAG OVER HET EERSTE BEZOEK VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE IN DE LIDSTATEN IN HET KADER VAN DE UITVOERING VAN ARTIKEL 5 VAN RICHTLIJN
93/99/EEG VAN DE RAAD TER BEOORDELING VAN DE NATIONALE METHODES VOOR DE OFFICIËLE CONTROLE OP LEVENSMIDDELEN
INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING........................................................................................................................... 1
2.
ALGEMENE SITUATIE ...................................................................................................... 3
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 2.12 2.13 3. 3.1 3.2 3.3
CONTROLESTRUCTUREN ....................................................................................................... 3 OPLEIDING VAN HET PERSONEEL ........................................................................................... 4 BUDGET - PERSONELE MIDDELEN .......................................................................................... 5 PRIORITEITEN ...................................................................................................................... 5 REGISTRATIE EN CERTIFICERING VAN BEDRIJVEN/INRICHTINGEN ............................................ 6 FREQUENTIE VAN DE CONTROLE ........................................................................................... 7 BEVOEGDHEDEN VAN DE CONTROLERENDE INSTANTIES ......................................................... 7 MINPUNTEN VAN DE CONTROLE ............................................................................................ 8 CONTROLE OP INGEVOERDE LEVENSMIDDELEN ...................................................................... 8 INFORMERING VAN DE CONTROLEURS EN DE CONSUMENT .................................................. 9 OPLEIDING VAN DE WERKNEMERS IN DE LEVENSMIDDELENBRANCHE .................................. 9 EVALUATIE VAN DE CONTROLEDIENSTEN .......................................................................... 9 LABORATORIA................................................................................................................. 9 AANBEVELINGEN............................................................................................................ 10 AANVULLING EN BIJWERKING VAN INFORMATIE ................................................................... 10 NADERE BESTUDERING VAN BEPAALDE ONDERWERPEN ........................................................ 10 EVALUATIE VAN DE CONTROLES TER PLAATSE IN AANWEZIGHEID VAN DE CONTROLEURS ....... 10
VERSLAG OVER HET EERSTE BEZOEK VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE IN DE LIDSTATEN IN HET KADER VAN DE UITVOERING VAN ARTIKEL 5 VAN RICHTLIJN 93/99/EEG VAN DE RAAD TER BEOORDELING VAN DE NATIONALE METHODES VOOR DE OFFICIËLE CONTROLE OP LEVENSMIDDELEN
1.
INLEIDING Artikel 5 van Richtlijn 93/99/EEG van de Raad betreffende aanvullende maatregelen inzake de officiële controle op levensmiddelen bepaalt dat de Commissie de door de bevoegde instanties van de lidstaten bij de officiële controle van levensmiddelen toegepaste systemen op gelijkwaardigheid en doeltreffendheid controleert.
Hiertoe is door de Commissie een inspectiedienst opgericht, die eerst onder het Directoraat-generaal Industrie en later onder het Directoraat-generaal Consumentenbeleid en bescherming van de gezondheid van de consument ressorteerde. De functionarissen van deze dienst zijn gemachtigd om deze controles uit te voeren. Deze bezoeken moesten de ambtenaren een goed beeld geven van de functionering en de verantwoordelijkheid van de bevoegde instanties. Bij het verzamelen van informatie is uitgegaan van de Richtlijnen betreffende de officiële controle op levensmiddelen (89/397/EEG en 93/99/EEG). Door de inspectiediensten voor levensmiddelen is uitvoerige informatie verstrekt over: I.
de juridische bevoegdheid in zaken die verband houden met de controle op levensmiddelen, vooral om bij gevaar voor de gezondheid adequate maatregelen te kunnen nemen;
II.
het beleid, de educatie en vaststelling van prioriteiten inzake de officiële controle;
III.
de financiële, personele en instrumentele middelen die voor de controle op levensmiddelen zijn toegewezen (bijzonderheden);
IV.
de betrekkingen tussen de centrale autoriteiten en de controlerende instanties;
V.
de maatregelen ter waarborging van correcte uitvoering van het recht en het centraal beleid bij de toepassing van het controlesysteem.
De bezoeken hebben plaats gehad tussen februari 1995 en juni 1997 en duurden in elke lidstaat een week. Zij werden afgelegd door twee functionarissen van de Commissie die meestal vergezeld waren van een nationale deskundige van een andere dan de bezochte lidstaat. Deze deskundigen waren gekozen uit de door de lidstaten overgelegde lijsten. Via een aan de permanente vertegenwoordigingen gestuurde vragenlijst is vooraf informatie van de lidstaten over bovengenoemde punten verkregen. Alle bezoeken verliepen op dezelfde wijze: I.
een inleidende vergadering met de bevoegde centrale autoriteiten; bezoek aan de centrale laboratoria;
II.
een vergadering met de regionale en lokale autoriteiten (afhankelijk van de structuur van de overheid in het betreffende land); bezoek aan controleeenheden en laboratoria;
III.
een afrondende evaluatievergadering met de bevoegde autoriteiten en presentatie van een verslag; 2
IV.
officiële overdracht van het verslag Vertegenwoordiging van het bezochte land.
aan
de
Permanente
De informatie is aan de hand van een vragenlijst voor gebruik door de functionarissen van de Commissie tijdens de vergaderingen en bezoeken verzameld. De bezoeken werden vergemakkelijkt door de volle medewerking van alle ontmoete autoriteiten. Deze bezoeken moeten worden beschouwd als de eerste fase van de controle, als bedoeld in artikel 5 van Richtlijn 93/99/EEG, bieden daarnaast de mogelijkheid om de officiële controlesystemen te begrijpen en te evalueren en zullen tot aanvullende bezoeken over in dit verslag vermelde thema’s moeten leiden. 2.
ALGEMENE SITUATIE De in de Gemeenschap geproduceerde levensmiddelen staan onder officiële controle om bescherming van de volksgezondheid en de consument en een eerlijke concurrentie te waarborgen. Alle levensmiddelen worden in de lidstaten gecontroleerd, ongeacht de lidstaat waar zij vandaan komen. Ook in alle fases van de productie, opslag en distributie heeft controle plaats. 2.1
Controlestructuren Er zijn twee systemen. Het hangt van de politieke en bestuurlijke structuur in het betreffende land af welk van de twee wordt toegepast: I.
bevoegdheden voor de wetgeving en voor de uitvoering van de controles die door één of meer ministeries met controle-eenheden op regionaal of provinciaal niveau worden uitgeoefend.
II.
bevoegdheden voor de wetgeving die door één of meer ministeries of een nationaal agentschap worden uitgeoefend en bevoegdheden voor de uitvoering van controles die door regionale of gemeentelijke instanties worden uitgeoefend, waarbij de centrale autoriteiten voor de coördinatie zorgen. In enkele gevallen zijn de centrale autoriteiten bevoegd om bepaalde controles uit te voeren, vooral op de invoer.
In enkele lidstaten is een herstructurering van de controlediensten aan de gang (overdracht of herverdeling van de bevoegdheden). Er wordt op gewezen dat in verscheidene landen gemeentes met meer dan een bepaald aantal inwoners de controle op hun grondgebied met hun eigen dienst verrichten. In de meeste gevallen kon de functionering van deze diensten niet worden beoordeeld. Spreiding van de bevoegdheden over verschillende ministeries heeft soms als risico dat niet volledig kan worden vastgesteld welk ministerie 3
waarvoor verantwoordelijk is (met als gevolg dat sommige sectoren niet worden gecontroleerd of dat bevoegdheden elkaar overlappen en er tweemaal wordt gecontroleerd). Hieruit vloeit de behoefte aan een betere coördinatie tussen ministeries voort. Er is echter ook samenwerking tussen ministeries geconstateerd. De toewijzing van controlebevoegdheden aan regionale of lokale instanties maakt coördinatie door de centrale of regionale autoriteiten des te noodzakelijker. 2.2
Opleiding van het personeel Blijkens de ontvangen informatie worden in de meeste landen op grond van de aard van de ter plaatse uit te voeren controletaken twee soorten personeel geworven: I.
personeel met een universiteitsdiploma: scheikundige, levensmiddelenscheikundige, “environmental health officers”, ingenieurs, artsen, farmaceuten en veeartsen voor de functie van ”inspecteur” (in het algemeen belast met de controle in bedrijven.
II.
personeel met een voortgezette (of middelbare) opleiding, aangevuld met een beroepsopleiding – waarvan de duur per land verschilt – aan instellingen, scholen of door de dienst zelf, gevolgd door stages, voor de functie van controleur (in het algemeen belast met de controle op de detailhandel, restaurants en monsternemingen). Minstens 3 landen beschikken over een “politiekorps” voor de levensmiddeleninspectie waarvoor politiebeambten geworven worden.
In vrij veel landen zou sedert enkele jaren alleen nog maar personeel geworven worden met een middelbare opleiding, aangevuld met het diploma “environmental health officer”, dat na 3 of 4 jaar studie aan een hierin gespecialiseerd instituut wordt gehaald. Uit deze opleidingen blijkt dat het personeel in de meeste gevallen niet alleen belast is met de controle op levensmiddelen maar ook met andere sectoren van de volksgezondheid en hygiëne. Niet in alle landen lijken specifieke eisen aan de basisopleiding van het personeel te worden gesteld. Hierover moet aanvullende informatie worden ingewonnen, vooral over de inhoud van de beroepsopleiding (onderwezen vakken en praktijkonderricht). Voortgezette opleiding wordt in alle lidstaten geboden (zowel door de ministeries als door de regionale instanties) maar er zijn verschillen. Het belangrijkste thema schijnt HACCP (Hazard Analysis and Critical Control Points – risicoanalyses en kritische controlepunten) in bedrijven te zijn. Op
4
dit punt zijn sommige landen achter bij andere. In verscheidene landen zijn de controleurs, volgens hun zeggen, onvoldoende hierop voorbereid. Grondige bestudering van de in de voortgezette opleiding behandelde onderwerpen is wenselijk vooral om informatie onder de lidstaten te verspreiden. Uitwisselingen van ambtenaren tussen ambtlelijke diensten van de LidStaten in het kader van de interne markt (het programma Karolus) schijnt op prijs te worden gesteld, waarbij kennis en een beschouwing over de controlesystemen wordt verworven. 2.3
Budget - personele middelen Afhankelijk van de toegepaste systemen wordt de controle met nationale, regionale of lokale middelen of een combinatie hiervan gefinancierd. In het algemeen zijn de controles, op speciale gevallen na, gratis maar sommige landen verlangen een bijdrage voor hygiënekeuringen, monsternemingen, analyses, inspecties of een combinatie van deze activiteiten. Het is moeilijk om de budgetten van de lidstaten voor controle te vergelijken. Bij de berekeningen worden niet altijd dezelfde taken in aanmerking genomen en de activiteiten van de controleurs hebben in het algemeen niet alleen betrekking op levensmiddelen. In de meeste gevallen beaamden de bezochte instanties dat het personeel zou moeten worden uitgebreid. Aanvullende informatie over de personeelssterkte in alle landen is noodzakelijk.
2.4
Prioriteiten In de meeste landen bepalen de centrale autoriteiten of commissies van regionale autoriteiten de prioriteiten. Daarbij wordt in het bijzonder rekening gehouden met de resultaten van de controles van de uitvoerende instanties, de gecoördineerde Europese programma’s en de adviezen van wetenschappelijke commissies. De rol van de uitvoerende instanties bij de bepaling van de hoofdprioriteiten verschilt van land tot land. Er is vaak geconstateerd dat de controleresultaten te laat door de uitvoerende instanties aan de centrale of regionale autoriteiten worden doorgegeven. Deze vertragingen kunnen de bepaling van de juiste prioriteiten in gevaar brengen en leiden tevens tot vertragingen bij de overdracht van de controlestatistieken van de lidstaten aan de Commissie. De risico-evaluatie, voorzien in de Gemeenschaftswetgeving (Richtlijn 93/43/EEG betreffende de hygiëne van levensmiddelen), één van de factoren bij de keuze van de prioriteiten, geschiedt, afhankelijk van de lidstaat, op meer of minder geavanceerde wijze. De prioriteiten worden opgenomen in jaarprogramma’s voor de inspectie en bemonstering, 5
gerichte acties, maandelijkse campagnes en gecoördineerde Europese programma’s. Naast de hoofdprioriteiten die afhankelijk van het bestuurlijke systeem van het land worden voorgeschreven of aanbevolen, worden in alle landen prioriteiten op grond van de specifieke kenmerken van regio’s of lokale eenheden vastgesteld. Gebleken is dat de controle op inrichtingen voor collectieve maaltijdverstrekking (vooral die van crèches, scholen en verzorgingstehuizen) in alle landen een prioriteit is. Sommige landen hebben voor de planning van de controles op inrichtingen/bedrijven een risico-evaluatiesysteem ontwikkeld en ingevoerd dat op verscheidene criteria voor het bepalen van het risico en de frequentie van de uit te voeren controles berust. Dit systeem vereist in hoge mate computerondersteuning en voorafgaande registratie van alle inrichtingen/bedrijven. Het ziet ernaar uit dat dit systeem vroeg of laat in alle lidstaten het traditionele, subjectievere systeem, berustend op de eigen ervaring van de controleurs van inrichtingen/bedrijven, vermoedens en kennis van de sociale en economische situatie van de regio’s – de handel in risicoproducten inbegrepen – zal verdringen. 2.5
Registratie en certificering van bedrijven/inrichtingen Er bestaan op dit punt enige verschillen tussen de lidstaten. Weliswaar is in de meeste landen voor bedrijven of bepaalde categorieën bedrijven hygiënische keuring (na overlegging van een dossier aan de controlerende instanties en een inspectie van deze instanties) en een keurmerk vereist maar voor verkooppunten (zowel vaste als mobiele), inrichtingen voor collectieve maaltijdverstrekking en importfirma’s schijnen deze verplichtingen niet in alle landen te bestaan of nog te worden ingevoerd. Bij afwezigheid van deze verpflichtingen, kan een inventaris en een afdoende controle van al deze instanties niet verzekerd worden. Afhankelijk van de bestuurlijke structuur van de landen geven: I.
de centrale autoriteiten (één van de ministeries) of de regionale autoriteiten de keuringscertificaten af; hetgeen de uniformiteit ten goede komt;
II.
de lokale instanties (waaronder de gemeentes) de keurmerken af. In sommige landen verichten deze ook de keuringen; hetgeen ten koste kan gaan van de uniformiteit.
In enkele landen of lokale eenheden waar de registratie van alle bedrijven/ inrichtingen, de hierop betrekking hebbende gegevens, de verslagen over bezoeken en de overdracht van lijsten aan andere controlerende instanties gecomputeriseerd zijn, is vooruitgang bespeurd. Daarentegen hebben 6
andere bezochte diensten erkend dat zij niet in staat zijn om een register van alle te controleren bedrijven/inrichtingen bij te houden (vooral niet in de restaurantsector). Nadere bestudering van dit onderwerp is noodzakelijk. 2.6
Frequentie van de controle De risico-evaluatie, vermeld onder 2.4, is één van de criteria waarmee bij de frequentie van de controles rekening wordt gehouden. Dit criterium is het best ontwikkeld in landen waar de programmering van de controles geautomatiseerd is (zie hier boven). In de meeste landen worden op advies of voorschrift van de centrale autoriteiten de productie van bederfelijke waren één keer in de maand en de opslag van conserven één keer in de twee jaar gecontroleerd. Uit de controlebezoeken en -statistieken is echter gebleken dat verscheidene landen met name als gevolg van een tekort aan personeel hier niet in slagen en dat hierdoor de “controledruk” in de lidstaten aanzienlijk verschilt.
2.7
Bevoegdheden van de controlerende instanties Uit de bezoeken is gebleken dat de controleurs in alle landen over de vereiste bevoegdheden beschikken om toepassing van de regelgeving af te dwingen en in geval van gevaar voor de gezondheid de nodige maatregelen te nemen en dat zij in sommige landen ook politiebevoegdheden hebben. De controlerende instantie is niet altijd bevoegd om levensmiddelen die een gevaar voor de gezondheid betekenen, in beslag te nemen. Soms moet ook de met de volksgezondheid belaste autoriteit zich hierover uitspreken. Hetzelfde geldt voor de vernietiging van in beslag genomen levensmiddelen. In enkele landen mag alleen de bevoegde gerechtelijke instantie hiertoe besluiten. Het besluit tot sluiting van een onderneming of inrichting die een gevaar voor de gezondheid betekent, moet in sommige landen door de met de volksgezondheid belaste instantie of een gemeentelijke instantie worden bevestigd. In alle landen leiden overtredingen, afhankelijk van de ernst hiervan, vooral tot waarschuwingen, procesverbalen en administratieve of strafrechtelijke sancties. Er moet echter op worden gewezen dat verscheidene landen in het algemeen een repressieve aanpak hanteren maar dat andere, met uitzondering van ernstige overtredingen, voorstander van een educatieve attitude ten opzichte van bedrijven/inrichtingen zijn met het doel fouten te corrigeren. Dit blijkt uit de statistieken over de geregistreerde overtredingen. De algemene tendens lijkt echter in de richting van de educatieve attitude te gaan.
7
2.8
Minpunten van de controle (1)
HACCP in bedrijven
Evenals bij de opleiding van inspecteurs in HACCP is er ook bij de invoering van dit systeem in bedrijven in alle lidstaten een grotere of kleinere achterstand (maar in een paar landen zal het systeem in 1997 in alle bedrijven worden ingevoerd), volgens de verklaringen ontvangen van de controleautoriteiten en enkele prompte bezoeken die werden uitgevoerd. Het kleinbedrijf, het restaurantbedrijf en vooral voor de detailhandel (het systeem is in vrijwel geen enkele lidstaat ingevoerd) zouden veel verder achter zijn dan de grote bedrijven. Sommige lidstaten zouden overwegen om van de detailhandel de toepassing van praktijkrichlijnen in plaats van HACCP te eisen. Met de uitwerking van deze praktijkrichtlijnen zijn de lidstaten overigens al meer of minder ver gevorderd. In sommige lidstaten waar men een educatieve opvatting van controle heeft, werken de controleurs in kleine bedrijven en in de handel mee aan de uitwerking van HACCP-systemen. Deze hulp valt misschien niet altijd met de taak van controleur te verenigen. Te late toepassing van HACCP betekent dat niet voldaan wordt aan de eisen, als bedoeld in Richtlijn 93/43/EEG betreffende de hygiëne van levensmiddelen. (2)
Andere onderwerpen
In vele lidstaten is aan het licht gekomen dat onvoldoende gecontroleerd wordt op chemische risico’s en vooral op additieven, verontreinigingen en materialen waarmee levensmiddelen in contact komen. 2.9
Controle op ingevoerde levensmiddelen Op dit punt zijn er enige verschillen tussen de lidstaten die voornamelijk op de gebruikte systemen terug te voeren zijn. De toegepaste systemen zijn: I.
controles in meer of minder nauwe samenwerking (afhankelijk van de lidstaat) met de douaneautoriteiten op de punten waar levensmiddelen de Gemeenschap binnenkomen: controle van de papieren van alle of alleen van bepaalde levensmiddelen (afhankelijk van de lidstaat) en analyses van aselecte of verdachte partijen voor alle of bepaalde levensmiddelen.
II.
controles op reeds op de markt gebrachte levensmiddelen op dezelfde basis als levensmiddelen van Europese herkomst.
III.
toepassing van het verantwoordelijkheidsbeginsel, in de eerste plaats bij de importeur, met toetsing van de interne controlesystemen (vooral HACCP) die door de importeur zijn 8
ingevoerd om ervoor te zorgen dat de ingevoerde levensmiddelen aan de communautaire en nationale bepalingen voldoen. Het gevolg hiervan is dat de “controledruk” op ingevoerde levensmiddelen tussen de lidstaten verschilt; hetgeen er in sommige gevallen toe leidt dat voor ingevoerde levensmiddelen een soepelere regeling wordt gehanteerd dan voor communautaire. Deze kwestie zal ter plaatse nader moeten worden bestudeerd. 2.10
Informering van de controleurs en de consument De informering van de controleurs over met name de wetgeving en de aanpassing hiervan, de jurisprudentie en de inspectie- en bemonsteringsprocedures (soms onderverdeeld naar soort bedrijf/ inrichting) verschilt van lidstaat tot lidstaat. Hetzelfde geldt voor de informering van de consument over de veiligheid van levensmiddelen. Nader onderzoek op deze gebieden is gewenst, vooral voor verspreiding van informatie onder de lidstaten.
2.11
Opleiding van de werknemers in de levensmiddelenbranche Enkele landen verlangen een beroepsopleiding voor de werknemers. In bepaalde landen werken de controlerende instanties mee aan de scholing van de werknemers op het gebied van de hygiëne, vooral door cursussen, lezingen of het uitgeven van brochures. Hierover zou nadere informatie moeten worden gevraagd.
2.12
Evaluatie van de controlediensten Terwijl in bepaalde landen de evaluatie van de prestaties van de controlerende diensten door de centrale autoriteiten, soms als gevolg van de staatsstructuur van het land, alleen betrekking heeft op bestudering van de controlestatistieken van deze diensten, hebben andere landen een – momenteel alleen nog intern – auditsysteem ingevoerd of hebben hier een begin mee gemaakt. Naast de ontwikkeling van dit systeem wordt kwaliteitsborging in de diensten ingevoerd. De ontwikkeling op dit gebied dient te worden gevolgd.
2.13
Laboratoria De laboratoria waarvan voor de officiële controle gebruik wordt gemaakt, zijn in het algemeen van de staat maar er wordt ook gebruik gemaakt van privaatrechtelijk laboratoria. De erkenning van de laboratoria, als bedoeld in Richtlijn 93/99/EEG, is afhankelijk van de lidstaat al meer of minder ver gevorderd. In enkele gevallen is nog niet zeker of op 1 november 1998 wel aan de Richtlijn wordt voldaan. De keuringsorganen zijn in het algemeen privaatrechtelijke 9
instellingen en vaak worden de afdelingen van een laboratorium één voor één gekeurd. Afhankelijk van het land is gekozen voor keuring op basis van eenmalige tests of testbatterijen. In een groot aantal landen verrichten laboratoria naast de officiële analyses analyses voor particulieren, waardoor tegenstrijdige belangen niet volledig zijn uitgesloten. De rol van de laboratoria bij de bepaling van de controleprioriteiten verschilt van land tot land. 3.
AANBEVELINGEN Uit de resultaten van de eerste bezoeken komt duidelijk naar voren dat overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 93/99/EEG deze bezoeken moeten worden voortgezet om aanvullende informatie te verkrijgen en op verscheidene gebieden enkele onderwerpen grondig te bestuderen teneinde de controlesystemen vollediger te evalueren, vooral terzake van: 3.1
Aanvulling en bijwerking van informatie
I.
bevoegdheden en activiteiten van bepaalde ministeries, diensten en coördinatiecommissies;
II.
activiteiten van gemeentelijke diensten in bepaalde landen;
III.
vorderingen bij de erkenning van laboratoria.
Elke belangrijke wijziging in de administratieve structuur van de controlediensten van een land zou tot een nieuwe evaluatie moeten leiden. 3.2
Nadere bestudering van bepaalde onderwerpen
I.
opleiding van de controleurs, voortgezette opleiding;
II.
informatie en instructies van de controle-instanties aan hun personeel; informering van de consument;
III.
evaluatie van de controlediensten door de nationale of regionale autoriteiten;
IV.
certificering en registratie van de te controleren bedrijven/inrichtingen;
V.
opleiding van het personeel in de levensmiddelenbranche.
3.3
Evaluatie van de controles ter plaatse in aanwezigheid van de controleurs
I.
controles op ingevoerde levensmiddelen;
II.
controles op HACCP in bedrijven; 10
III.
controles op additieven, verontreinigingen en materialen waarmee levensmiddelen in contact komen;
IV.
controles in prioritaire sectoren, zoals inrichtingen voor collectieve maaltijdverstrekking;
V.
methodes om bedrijven te controleren en monsters van levensmiddelen te nemen.
Hiertoe zullen in januari 1998 bezoeken van een week aan alle lidstaten worden gorganiseerd, waarbij het verzamelen van aanvullende informatie met nadere bestudering van bepaalde thema’s en een evaluatie van de controleactiviteiten ter plaatse zal worden gecombineerd. Te allen tijde zouden bovendien dringend noodzakelijke bezoeken moeten kunnen worden georganiseerd, met name in de volgende gevallen: I.
om controleurs te vergezellen naar een bedrijf waarop “een tijdige waarschuwing” betrekking heeft en, zo nodig, naar andere bedrijven in dezelfde sector;
II.
als uitvloeisel van de goedkeuring van een beschermingsclausule voor een derde land ter toepassing van artikel 10 van Richtlijn 93/43/EEG inzake levensmiddelenhygiëne.
11