De onderwijsvisitatie Tandheelkunde Een evaluatie van de kwaliteit van de opleidingen Tandheelkunde aan de Vlaamse universiteiten
De onderwijsvisitatie Tandheelkunde Exemplaren van dit rapport kunnen tegen betaling verkregen worden op het VLIR-secretariaat Egmontstraat 5 - 1000 Brussel Tel. 02 512 91 10 - Fax 02 512 29 96
[email protected] – www.vlir.be Wettelijk depot: D/2003/2939/6
Voorwoord In dit rapport brengt de visitatiecommissie Tandheelkunde verslag uit over haar bevindingen, conclusies en aanbevelingen die resulteren uit het onderzoek dat zij in de maanden november en december 2002 heeft verricht naar de kwaliteit van de academische opleiding Tandheelkunde in Vlaanderen. Dit initiatief kadert in de werkzaamheden van de universiteiten en van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) met betrekking tot de kwaliteitszorg van het academisch onderwijs. De opleidingen Tandheelkunde zijn voor de tweede maal gevisiteerd. Tijdens dit proces werd de nieuwe procedure voor de onderwijsvisitaties van de tweede ronde gevolgd. De meest in het oog springende vernieuwing binnen deze procedure is het kwantificeren en het opnemen van vergelijkende tabellen in de visitatierapporten. Vanaf de tweede ronde beoordeelt de visitatiecommissie de opleidingen op 17 kwaliteitsaspecten en drukt ze dit oordeel ook uit in de vorm van een letterscore. Daaraan gekoppeld is in het rapport, naast de beschrijvende vergelijking, een tabel opgenomen waarin de opleidingen onderling worden vergeleken. De VLIR meent op die wijze onder meer de transparantie van de rapporten te vergroten. In deze lijn werd tevens beslist om de publieke toegankelijkheid van de visitatierapporten te bevorderen door ze integraal op de webstek van de VLIR te plaatsen. Verder wordt de onderzoeksgebondenheid van het onderwijs nadrukkelijker in de evaluatie betrokken en wordt aan de visitatiecommissie gevraagd expliciet aandacht te besteden aan een aantal extra aandachtpunten omtrent de onderzoeksgebonden component van het onderwijs. In de nieuwe procedure is verder vastgelegd dat de visitatiecommissie haar referentiekader waarin de kwaliteitsaspecten zijn uitgewerkt, vooraf aan de opleidingen voorlegt en met hen bediscussieert. Een nieuw element in het visitatieproces is dat de visitatiecommissie nagaat wat er met de aanbevelingen van haar collega’s uit de eerste visitatieronde werd gedaan binnen de opleidingen. Met de vernieuwde procedure heeft de VLIR ook willen anticiperen op de invoering van de bachelor-master structuur, in het bijzonder op de veralgemening van (internationale) systemen van kwaliteitszorg en accreditatie. Het rapport is in de eerste plaats bedoeld voor de betrokken opleidingen en faculteiten, en is in het bijzonder gericht op kwaliteitshandhaving en -verbetering. Daarnaast wil het rapport ook de bredere samenleving inlichten over de wijze
3
05/2003
waarop de betrokken faculteiten omgaat met de kwaliteit van hun onderwijs. Aan deze opdracht wordt ruimschoots voldaan, niet alleen in de afzonderlijke opleidingsrapporten, maar ook in dat gedeelte van het rapport waarin de situatie aan de verschillende universiteiten op een aantal kwaliteitsaspecten wordt vergeleken. De lezer moet zich echter terdege realiseren dat het rapport slechts een momentopname biedt van het academisch onderwijs in de Tandheelkunde in Vlaanderen en dat de rapportering van de visitatiecommissie slechts één fase is in het proces van kwaliteitszorg. De visitatie Tandheelkunde was niet mogelijk zonder de inzet van al diegenen die binnen de universiteiten betrokken waren bij de voorbereiding en uitvoering ervan. Ik dank dan ook allen die hebben bijgedragen aan het goede verloop van deze visitatie. Daarnaast echter is de VLIR in het bijzonder veel dank verschuldigd aan de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor de grote mate van deskundige inzet waarmee zij hun opdracht hebben uitgevoerd. Als voorzitter van de VLIR hoop en verwacht ik ten slotte dat dit rapport door de vele behartenswaardige bemerkingen die het bevat, zal bijdragen, en dit zowel op korte als op lange termijn, tot een verdere bloei van het academisch onderwijs in de Tandheelkunde in Vlaanderen.
F. Van Loon Voorzitter VLIR
05/2003
4
Inhoud Voorwoord
3
Deel 1: Algemeen deel
7
I. De onderwijsvisitatie Tandheelkunde
9
1. Inleiding
9
2. De betrokken opleidingen
9
3. De visitatiecommissie
9
3.1.
Samenstelling
3.2.
Taakomschrijving
10
3.3.
Werkwijze
10
9
4. Korte teugblik op de visitatie
11
5. Opzet en indeling van het rapport
12
II. Het referentiekader Tandheelkunde
13
III. De opleidingen in vergelijkend perspectief
17
1. Onderwijsprofiel, doelstellingen en eindtermen.
17
2. Programma
18
2.1.
Opbouw en inhoud van het programma
18
2.2.
Onderwijsleersituatie
20
2.3.
Toetsing en evaluatie
21
3. Afstudeerwerk/Eindverhandeling/Scriptie en Stage
22
3.1.
Afstudeerwerk/Eindverhandeling/Scriptie
22
3.2.
Stage
24
5
05/2003
4. Studenten Studentenprofiel en studentenaantallen
25
4.2.
Slaagcijfers en rendementen
27
5. Studeerbaarheid
28
5.1
Studietijd
28
5.2.
Studievoorlichting en –begeleiding
29
6. Afgestudeerden
29
7. Opleiding als organisatie
30
8. Gebouwen en infrastructuur
32
9. Personeel en personeelsbeleid
33
10. Internationalisering
34
11. Onderzoekscomponent van het onderwijs
35
12. Interne kwaliteitszorg
05/2003
25
4.1.
36
12.1
Zelfevaluatierapport
36
12.2
Interne kwaliteitszorg
36
13. Bama
37
IV. Vergelijkende tabel kwaliteitsaspecten
39
Deel 2: Opleidingsrapporten
43
1. Vrije Universiteit Brussel
45
2. Katholieke Universiteit Leuven
65
3. Universiteit Gent
85
Bijlagen
105
Bijlage 1: Personalia van de leden van de visitatiecommissie
107
Bijlage 2: Voorbeelden van bezoekschema’s
111
Bijlage 3: Reactie vanwege de opleiding Tandheelkunde K.U.Leuven
117
6
Deel 1 Algemeen deel
7
05/2003
05/2003
8
I. De onderwijsvisitatie Tandheelkunde 1.
Inleiding
In dit rapport brengt de visitatiecommissie Tandheelkunde verslag uit van haar bevindingen over de academische opleidingen Tandheelkunde aan de Vlaamse universiteiten, die zij in de periode november en december 2002, in opdracht van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) heeft gevisiteerd. Dit initiatief past in het kader van de werkzaamheden van de VLIR op het vlak van de externe kwaliteitszorg, waarmee de Vlaamse universiteiten gevolg geven aan de decretale verplichting terzake.
2.
De betrokken opleidingen
De visitatiecommissie heeft de opleidingen Tandheelkunde bezocht aan de volgende universiteiten: – van 20 t.e.m 22 november 2002:
Vrije Universiteit Brussel
– van 11 t.e.m. 13 december 2002:
Katholieke Universiteit Leuven
– van 17 t.e.m. 19 december 2002:
Universiteit Gent
De volgorde van de bezoeken is veelal bepaald door overwegingen van pragmatischorganisatorische aard. De commissie is er zich van bewust dat deze volgorde, zij het impliciet, een invloed kan hebben gehad op de visitatie. Ze heeft er evenwel zorgvuldig over gewaakt dat in alle opzichten vergelijkbare beoordelingen en adviezen tot stand kwamen.
3.
De visitatiecommissie
3.1. Samenstelling De visitatiecommissie Tandheelkunde werd ingesteld door de VLIR bij besluit van 8 februari 2002. De commissie had de volgende samenstelling:
De onderwijsvisitatie Tandheelkunde
9
05/2003
Voorzitter: Prof. dr. A. Plasschaert, hoogleraar cariologie en endodontologie, Katholieke Universiteit Nijmegen. Leden: Dhr. J. Dombret, tandarts met een algemene tandartspraktijk, Brugge; Prof. dr. I. Lambrichts, hoofddocent morfologie, Limburgs Universitair Centrum; Dhr. H. Wellens, voormalig voorzitter van het Nascholingsinstituut van het Verbond der Vlaamse Tandartsen; Prof. R. Zwierstra, directeur van het Onderwijsinstituut Faculteit der Medische Wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen. Mevr. S. Verfaillie, stafmedewerkster kwaliteitszorg verbonden aan het VLIRsecretariaat, trad op als secretaris van de commissie. Mevr. M. Bronders, coördinator kwaliteitszorg, heeft haar taak in de periode maart-mei 2003 tijdelijk overgenomen. Voor een kort curriculum vitae van de leden van de visitatiecommissie wordt verwezen naar bijlage 1.
3.2. Taakomschrijving De opdracht aan de visitatiecommissie, die in het instellingsbesluit is omschreven, luidde als volgt: a. op basis van de door de faculteiten aan te leveren informatie en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken, zich een oordeel te vormen over de kwaliteit van de opleiding (inclusief de kwaliteit van de afgestudeerden) en over de kwaliteit van het onderwijsproces (inclusief de kwaliteit van de onderwijsorganisatie), mede gelet op de eisen/verwachtingen die voortvloeien uit de facultaire taak iedere student voor te bereiden op de zelfstandige beoefening van de wetenschap of de beroepsmatige toepassing van wetenschappelijk kennis; b. het formuleren van aanbevelingen om te komen tot kwaliteitsverbetering.
3.3. Werkwijze 3.3.1. Voorbereiding De visitatiecommissie hield haar installatievergadering op 19 september 2002. Tijdens deze vergadering werden de commissieleden verder ingelicht over het visitatieproces en hebben zij zich voorbereid op de af te leggen bezoeken. Verder heeft de commissie een referentiekader geformuleerd (hoofdstuk II.), waarin de minimumeisen werden vastgelegd waaraan het te visiteren onderwijs naar haar opvatting zou moeten voldoen. Daarnaast werd het programma van de bezoeken opgesteld en werd een eerste bespreking gehouden van de zelfevaluatierapporten.
05/2003
10
De onderwijsvisitatie Tandheelkunde
3.3.2. Bezoek aan de instellingen De tweede bron van informatie wordt gevormd door de gesprekken die de commissie tijdens haar bezoek aan de betreffende faculteiten heeft gevoerd met alle geledingen die zijn betrokken bij het Tandheelkunde-onderwijs. De gesprekken zijn voor de commissie een goede aanvulling geweest op de zelfevaluatierapporten. Tijdens elk bezoek werd ook de mogelijkheid tot aanvullende/extra gesprekken voorzien. Deze konden plaatsvinden op verzoek van de visitatiecommissie zelf of op verzoek van betrokken personen uit de bezochte universiteit. Verder heeft de commissie kennis genomen van aanvullende informatie, zoals verslagen, voorbeelden van examenvragen, schriftelijk studiemateriaal, tijdschriften en handboeken, die door de opleidingen ter beschikking werden gesteld. Ook werden door de visitatiecommissie nog vóór de bezoeken eindverhandelingen opgevraagd en bekeken. Tevens werden onderwijsruimten, practicumruimten, pre-klinikieken, klinieken computerfaciliteiten en bibliotheken bezocht. Deze hebben de commissie een goed beeld gegeven van de omgeving waarin het onderwijs plaatsvindt. Aan het einde van elk bezoek werden, na intern beraad van de visitatiecommissie, de voorlopige bevindingen mondeling gepresenteerd aan de gevisiteerde opleidingen.
3.3.3. Rapportering Als laatste stap in het visitatieproces heeft de commissie haar bevindingen, conclusies en aanbevelingen in voorliggend rapport vastgelegd. Bovendien heeft zij, overeenkomstig de bepalingen voor de visitaties in de tweede ronde, een letterscore toegekend aan 17 kwaliteitsaspecten. De faculteiten werden in de gelegenheid gesteld om op de concepten van het rapport te reageren. De commissie heeft de reacties van de faculteiten in de mate dat zij zich hierin kon vinden in het rapport verwerkt. De bezoekschema’s van de visitatiecommissie zijn toegevoegd als bijlage 2.
4.
Korte terugblik op de visitatie
De commissie heeft de haar toegekende opdracht met veel belangstelling uitgevoerd. De visitatie heeft de leden van de commissie niet alleen de kans geboden om het academisch onderwijs in de Tandheelkunde in Vlaanderen van naderbij te bekijken, maar het was voor haar tevens een unieke gelegenheid om onder vakgenoten veelvuldig te reflecteren en te debatteren over de aard en de toekomst van dit onderwijs. De commissie heeft tijdens deze discussies steeds getracht om, vanuit een kritische ingesteldheid, een constructieve bijdrage te leveren aan de kwaliteit van het Vlaamse onderwijs in de Tandheelkunde.
De onderwijsvisitatie Tandheelkunde
11
05/2003
Ook met het voorliggend rapport hoopt de commissie een bijdrage te leveren tot de verdere positieve ontwikkeling van het onderwijs in de Tandheelkunde in Vlaanderen. Zij wenst met het rapport in de eerste plaats een discussie op gang te brengen binnen de betrokken faculteiten met de bedoeling na te gaan op welke punten verbetering nodig is en in welke mate dit binnen de gegeven randvoorwaarden te verwezenlijken is. Verder hoopt de visitatiecommissie dat voorliggend rapport in zijn geheel ook aan de buitenwereld nuttige informatie verschaft en een goed inzicht geeft in de kwaliteit van de gevisiteerde opleidingen. Tot slot wenst de visitatiecommissie haar dank te betuigen aan al diegenen die binnen de universiteiten betrokken zijn geweest bij de voorbereiding en de uitvoering van de visitatie.
5.
Opzet en indeling van het rapport
Het voorliggend rapport bestaat uit twee delen. In het eerste deel van het rapport beschrijft de visitatiecommissie het referentiekader van waaruit zij de gevisiteerde opleidingen heeft beoordeeld (hoofdstuk II.) en worden de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van de commissie in vergelijkend perspectief weergegeven (hoofdstukken III. en IV.). In het tweede deel van het rapport brengt de commissie verslag uit over de verschillende opleidingen die zij heeft gevisiteerd. De deelrapporten werden geordend naar de chronologische volgorde van de bezoeken.
05/2003
12
De onderwijsvisitatie Tandheelkunde
II. Het Referentiekader Tandheelkunde De visitatiecommissie heeft voorafgaand aan de bezoeken een referentiekader opgesteld. Zij heeft daarbij, net als de Nederlandse visitatiecommissie Tandheelkunde dit in 1999 deed, aansluiting gezocht bij het referentiekader van de vorige (gezamenlijke) Vlaams-Nederlandse visitatie Tandheelkunde (1994), om zo de continuïteit in het proces van kwaliteitsbewaking te benadrukken. Verder kadert het referentiekader binnen de decretale verplichtingen die voor de universiteiten van kracht zijn (universiteitsdecreet 1991 en uitvoeringsbesluiten) en de richtlijnen in de ‘Handleiding voor de onderwijsvisitaties in de tweede ronde’ (VLIR, 2001). In de tweede visitatieronde is voorzien dat het referentiekader na het indienen van de zelfevaluatierapporten door de betrokken opleidingen en vóór het visitatiebezoek wordt voorgelegd aan de opleidingen. Bij aanvang van elk visitatiebezoek is ook een moment voorzien waarop het referentiekader wordt besproken met de opleidingsverantwoordelijken. Alle opleidingen hebben zich akkoord verklaard met de inhoud van het referentiekader. Het onderstaand referentiekader wordt door de voltallige visitatiecommissie gedragen. In het referentiekader worden twee delen, die niet los van elkaar kunnen beschouwd worden, onderscheiden: een eerste deel, dat vooral betrekking heeft op het product van onderwijs en studie, en een tweede deel, dat vooral betrekking heeft op de processen van onderwijs en studie.
Het product van onderwijs en studie Het product van de studie Tandheelkunde is de tandarts. Het kandidaatsdiploma Tandarts heeft volgens de visitatiecommissie slechts een gering civiel effect: zij beschouwt dit als tussenstation in de opleiding tot tandarts. Zij vindt het essentieel dat de opleiding Tandheelkunde als één geheel wordt beschouwd. De visitatiecommissie heeft kennis genomen van de hervorming van de structuur van het hoger onderwijs, i.c. de invoering van de bachelor/master-structuur. Het
Referentiekader
13
05/2003
gegeven dat de visitatiecommissie over de voorbereidingen op deze vernieuwing geen kwantitatieve uitspraken doet, sluit niet uit dat plannen in dit verband tijdens de gesprekken in de universiteiten kunnen betrokken worden. De visitatiecommissie heeft het volgende referentiekader voor de afstuderende tandarts vastgesteld: – De afstuderende tandarts is in staat om te functioneren in zijn beroep (hetzij in een solo-, hetzij in een groepspraktijk); – Hij is in staat om aan personen, die zich melden voor de professionele verzorging van het oro-faciale systeem, zorg te verlenen volgens eigentijdse kennis, kunde en opvattingen door anamnese, analyse, diagnose, voorlichting, instructie, therapie en rehabilitatie, dan wel zorg te dragen voor adequate verwijzing naar een specialist of collega. Daarbij dient hij rekening te houden met de objectieve noden, de wensen en de mogelijkheden van de patiënt. – Hij heeft zich de bekwaamheden van medisch expert (op oro-faciaal vlak) en preventiedeskundige eigen gemaakt. Hij heeft noties van management en is ertoe opgeleid om in een open en constructieve sfeer met mensen te communiceren en samen te werken. – De afstuderende tandarts dient zich bewust te zijn van de snelle kennisvermeerdering, hij dient een attitude te hebben ontwikkeld om hiermee om te gaan en de kennis bij te houden en te actualiseren door gerichte literatuurstudie en het volgen van post-academische cursussen. – De afstuderende tandarts dient te beschikken over de attitude en de vaardigheden die noodzakelijk zijn om deel te nemen aan de activiteiten van het wetenschappelijk forum van zijn discipline. In concreto betekent dit onder meer dat hij in staat is om kritisch de op hem gerichte literatuur te lezen, cursussen te volgen, en aan discussies deel te nemen. De afstuderende tandarts dient hierbij wetenschappelijke criteria te kunnen hanteren. – De afstuderende tandarts dient een attitude te hebben ontwikkeld om eigen werk kritisch te evalueren. Hij handelt op deontologisch correcte wijze. Processen van onderwijs en studie De visitatiecommissie hanteert de volgende algemeen-onderwijskundige uitgangspunten: 1. Onderscheiden wordt: a. een opleidingsprogramma: het onderwijs dat de opleiding biedt; b. een studieprogramma: hetgeen van de student verwacht wordt en op welke resultaten hij wordt getoetst. 2. De opleiding is verantwoordelijk voor de wetenschappelijke en de beroepsvoorbereidende kwaliteit, de effectiviteit, de efficiëntie en de actualiteit van het opleidingsprogramma. Dit programma is afgeleid uit de hiervoor genoemde
05/2003
14
Referentiekader
eisen die aan de afstuderende tandarts zijn te stellen. Het opleidingsprogramma wordt gekenmerkt door verschillende vakgebieden, waarbij zowel differentiatie als integratie van deze vakgebieden van belang zijn. 3. De student is mede verantwoordelijk voor de kwaliteit en de voortgang van zijn studie. 4. Om deze verantwoordelijkheid te kunnen dragen dient het opleidingsprogramma haalbaar te zijn en moet het voltooid kunnen worden in de ervoor gestelde tijd. Het opleidingsprogramma dient ruimte te laten voor keuzen door de student. Daarbij wordt onder meer gedacht aan keuzen in verband met de inhoud van het programma, het les/leermateriaal, de leermethode, stagemogelijkheden en internationale ervaringen. Voorts dient de opleiding voor ieder opleidingsonderdeel helder geformuleerde schriftelijke informatie (in druk of elektronisch) te verstrekken over toelatingseisen, doelstellingen, onderwijsaanbod, studiepunten, evaluatiemethode en -moment(en). De opleiding dient de doelstellingen van een opleidingsonderdeel voor de student duidelijk te relateren aan andere opleidingsonderdelen en aan het einddoel van de opleiding. 5. Het opleidingsprogramma werpt geen belemmeringen op aan een efficiënt tijdgebruik door de student. Over het programma is duidelijke en schriftelijke informatie voorhanden. De opleiding zorgt voor een gunstig leerklimaat voor professionele ontwikkeling en persoonlijke groei. 6. Voor zover de wetgeving dit toelaat, zouden studenten die, al of niet tijdelijk, een hoger studietempo hebben dan de mediane student (de student waarop het opleidingsprogramma is afgestemd) de gelegenheid moeten krijgen dit hogere tempo aan hun studievoortgang ten goede te laten komen. Studenten die, al of niet tijdelijk, een lager tempo hebben, moet de mogelijkheid geboden worden om door herkansing hun achterstand in te lopen. 7. Aan de omvang en samenstelling van het opleidingsprogramma liggen metingen of verantwoorde schattingen van de studielast/studietijd (de aan studie en het volgen van onderwijs bestede tijd) ten grondslag. Deze waarden zijn bij zowel studenten als docenten bekend. Er dienen op regelmatige basis docenten- en programmaevaluaties plaats te vinden in de opleiding. De resultaten hiervan dienen zichtbaar in het onderwijs te worden ingebracht. 8. De opleiding heeft een systeem van studie- en studentenbegeleiding dat tot doel heeft het voorkomen en tijdig signaleren van studieproblemen, alsmede het doen van suggesties voor oplossingen. Het omvat daartoe onder meer een registratie- en terugkoppelingssysteem voor de studievoortgang. Studiebegeleiding werkt zowel in het algemeen als voor de individuele student en is voor elke student beschikbaar. 9. Het academisch personeel is in de gelegenheid om zich zowel op de universiteit als daarbuiten te professionaliseren via een gestructureerd vormingsaanbod, waarin zowel didactiek als inhoudelijke tandheelkundige aspecten aan bod komen.
Referentiekader
15
05/2003
05/2003
16
III. De opleidingen in vergelijkend perspectief In dit hoofdstuk geeft de visitatiecommissie in vergelijkend perspectief een overzicht van haar bevindingen over de opleidingen Tandheelkunde. Zij besteedt daarbij voornamelijk aandacht aan elementen die haar het meest in het oog zijn gesprongen of die zij belangrijk acht, en aan vaststellingen die zij in meerdere opleidingen heeft gedaan. De lezer dient er zich derhalve bewust van te zijn dat het niet de bedoeling van de commissie is, de deelrapporten in dit hoofdstuk in detail te herhalen.
1.
Onderwijsprofiel, doelstellingen en eindtermen
De doelstellingen en eindtermen zijn in de zelfevaluatierapporten van de opleidingen Tandheelkunde aan de K.U.Leuven en de UGent duidelijk omschreven. De vertaling van de doelstellingen naar de eindtermen is bovendien helder en gedetailleerd weergegeven. Volledigheidshalve dient in de doelstellingen en eindtermen aan de UGent nog in een aantal aanvullingen (o.a. inzake de actieve betrokkenheid van studenten bij wetenschappelijk onderzoek en het doen van verslaggeving over onderzoek) te worden voorzien om in overeenstemming te zijn met de door de visitatiecommissie geformuleerde minimumeisen. In het zelfevaluatierapport van de opleiding Tandheelkunde aan de VUB is het onderscheid tussen de doelstellingen en eindtermen niet altijd even duidelijk te maken. Om zowel de doelstellingen als de eindtermen meer in overeenstemming te brengen met de door de commissie geformuleerde minimumeisen, is onder meer een sterkere accentuering nodig van wetenschappelijke vorming, psychosociale en communicatieve vaardigheden, competentieontwikkeling en life-longlearning. De vertaling van de doelstellingen en eindtermen naar de programma’s is transparant voor wat de K.U.Leuven en de UGent betreft. In het Brusselse zelfevaluatierapport werd deze vertaling niet geëxpliciteerd. Studenten worden in geen van de gevisiteerde opleidingen structureel betrokken bij het formuleren van de doelstellingen en eindtermen.
De opleidingen in vergelijkend perspectief
17
05/2003
Het onderwijsprofiel van de Gentse tandheelkunde-opleiding is conceptueel goed ontwikkeld en werd in het zelfevaluatierapport goed beschreven. Hoewel nog niet helemaal operationeel heeft het onderwijsconcept in grote mate ingang gevonden in het onderwijs. Om het onderwijsprofiel van de Leuvense opleiding te vervolledigen, dient nog een duidelijke onderwijskundige filosofie te worden uitgetekend. Het onderwijsprofiel van de opleiding Tandheelkunde te Brussel is nog in zeer beperkte mate uitgewerkt en vraagt om meer collectieve reflectie. De visitatiecommissie concludeert op basis van het ter beschikking gestelde materiaal en de gesprekken tijdens haar bezoeken dat de doelstellingen van de Gentse en Leuvense opleidingen Tandheelkunde binnen o.a. de gegeven juridische en financiële randvoorwaarden haalbaar zijn. Met betrekking tot de Brusselse tandheelkunde-opleiding vindt zij dat met name de financiële randvoorwaarden ongunstig zijn.
2.
Programma
2.1. Opbouw en inhoud van het programma Studenten leggen (sinds het academiejaar ’97-’98) een proef af alvorens toegelaten te worden tot de opleiding Tandheelkunde. De opleiding zelf omvat vijf studiejaren, gespreid over twee cycli. De eerste cyclus van de opleiding (kandidaturen) neemt decretaal twee jaar in beslag, de tweede cyclus (tandartsjaren of proefjaren) drie jaar. De Brusselse opleiding maakt sinds het academiejaar ’97-’98 gebruik van een nieuw programma, dat over de jaren progressief is ingevoerd. In het academiejaar ’01-’02 zijn de eerste studenten van het nieuwe programma afgestudeerd. Te Gent en Leuven zijn sinds het academiejaar ’99-’00 in de tandheelkunde-opleidingen nieuwe programma’s in gebruik. In het academiejaar ’03-’04 zullen de eerste studenten van deze nieuwe programma’s afstuderen. Aan de VUB is het programma in de vijf studiejaren voor alle studenten hetzelfde. De UGent voorziet in het derde proefjaar in één keuzevak. Aan de K.U.Leuven vullen de studenten in het tweede en derde tandartsjaar het verplichte programmagedeelte aan met keuzevakken en Capita Selecta. Alle opleidingen voorzien eveneens in aangepaste programma’s voor studenten Biomedische Wetenschappen en Arts of buitenlandse studenten die later in de opleiding instromen. (Met name aan de UGent ligt later instappen in de opleiding Tandheelkunde niet voor de hand, gezien de specifiek tandheelkundige oriëntatie van het kandidatuursprogramma.) In de Brusselse kandidaturen Tandheelkunde ligt de nadruk hoofdzakelijk op basiswetenschappelijke en biomedisch gerichte opleidingsonderdelen. Daarnaast zijn er een beperkt aantal opleidingsonderdelen die de tandheelkunde tot onderwerp hebben. Het Leuvense programma van de eerste cyclus bestaat hoofdzakelijk uit basiswetenschappen (eerste semester van de eerste kandidatuur), basisbiologische en
05/2003
18
De opleidingen in vergelijkend perspectief
medische opleidingsonderdelen. Daarnaast krijgen de studenten handvaardigheidstraining en worden de studenten ingeleid in een aantal specifiek tandheelkundige opleidingsonderdelen. Het Gentse programma, dat conceptueel is opgevat als een geheel van blokken en lijnen, laat moeilijk toe een inhoudelijke scheiding te maken tussen de kandidaturen en de proeven. Vanaf de eerste kandidatuur worden de studenten vertrouwd gemaakt met specifiek tandheelkundig georiënteerde thema’s en praktische vaardigheden. De tweede cyclus bestaat in alle opleidingen uit klinisch gerichte opleidingsonderdelen, die in het bijzonder de tandheelkunde behandelen. Vrijwel alle klinische aspecten, zoals conserverende tandheelkunde, prothetische tandheelkunde, parodontologie, endodontologie, stomatologie, orthodontie en dento-maxillo-faciale orthopedie, en kindertandheelkunde komen in de betrokken opleidingen vroeger of later in de tweede cyclus aan bod. De visitatiecommissie heeft waardering voor de programmahervormingen, die recent in de opleidingen werden doorgevoerd. Zij beoordeelt de opbouw van de programma’s als voldoende voor de VUB, als voldoende tot goed voor de K.U.Leuven en als goed voor de UGent. De inhoud van de programma’s is naar mening van de commissie voldoende (VUB) tot goed (K.U.Leuven, UGent). De drie programma’s in beschouwing nemend, merkt de visitatiecommissie het volgende op: – De veranderingen in de programma’s hebben geleid tot een meer tandheelkundige oriëntatie bij de aanvang van de opleidingen. De wetenschappelijke aanpak is weliswaar versterkt, maar dat zou nog kunnen worden geïntensifieerd. – De integratie in de tandheelkundige kliniek en de integrale behandelingsplanning dient in alle opleidingen verder versterkt te worden. Om de opleidingen te helpen de kwaliteit van hun programma’s te handhaven heeft de visitatiecommissie ook per opleiding een aantal opmerkingen geformuleerd over elementen die nog verbetering behoeven. Hiervoor wordt verwezen naar de deelrapporten. Tot slot heeft de visitatiecommissie met betrekking tot het programma ook nagegaan in welke mate er aandacht wordt geschonken aan het ontwikkelen van vaardigheden bij de studenten. Wat de communicatievaardigheden van de Gentse en Leuvense tandheelkundestudenten betreft, worden in de opleiding zowel de mondelinge als schriftelijke vaardigheden goed gestimuleerd. In de Brusselse opleiding lijken de mondelinge vaardigheden meer gehanteerd te worden dan de schriftelijke. Studenten lijken in geen van de betrokken opleidingen warm te lopen voor het gebruik van informatie- en communicatietechnologie tijdens hun studies. Hun computervaardigheden kunnen tijdens de opleidingen nog worden verbeterd. In de programma’s wordt onvoldoende aandacht besteed aan praktijkbeheer en voorbereiding op mogelijke samenwerkingsvormen. Er is te Brussel meer aandacht gewenst voor levenslang leren. In Gent neemt de aandacht hiervoor in de tandheel-
De opleidingen in vergelijkend perspectief
19
05/2003
kunde-opleiding toe. Aan de K.U.Leuven is er binnen de opleiding aandacht voor levenslang leren vastgesteld. Het zelfstandig werken (VUB) en het kritisch denken (K.U.Leuven, UGent, VUB) kunnen nog versterkt worden.
2.2. Onderwijsleersituatie De visitatiecommissie heeft in de opleiding Tandheelkunde aan de VUB geen onderwijskundige filosofie kunnen onderscheiden en zij heeft moeite gehad om de onderwijskundige filosofie in de opleiding aan de K.U.Leuven éénduidig te definiëren. De ontwikkeling van het onderwijsprofiel in de Tandheelkunde aan de UGent is gepaard gegaan met de opbouw van de onderwijsleeromgeving. Hoewel nog niet helemaal operationeel heeft het onderwijsconcept in grote mate ingang gevonden in het onderwijs. De opleidingen maken gebruik van uiteenlopende werkvormen. De theoretische opleidingsonderdelen worden doorgaans via hoorcolleges aan de studenten overgedragen. Als praktijk zijn er werkcolleges en praktische oefeningen. Concreet gaat het daarbij over de natuurwetenschappelijke practica en de praktijkgerichte opleidingsonderdelen (zoals de ‘kijkstages’, de prekliniek en de kliniek). Zowel aan de K.U.Leuven als de VUB wordt een (externe) klinische stage ingericht. Aan de K.U.Leuven worden de bovenvermelde werkvormen ook aangevuld met begeleide zelfstudie. In het tandheelkunde-onderwijs van de UGent wordt gebruik gemaakt van problem-based tutorials en gestuurde zelfstudie. Zowel aan de K.U.Leuven als de UGent wordt in de opleidingen Tandheelkunde onderwezen vanuit een perspectief van evidence-based onderwijs. Gelet op het belang van de oriëntatie op de toekomstige beroepsuitoefening wordt geadviseerd groepsgewijs leren en werken met name aan de K.U.Leuven en de VUB verder te stimuleren. De toepassing van meer actieve werkvormen wordt aanbevolen ten aanzien van alle gevisiteerde opleidingen. De begeleide zelfstudie aan de K.U.Leuven dient verder bevorderd te worden. Vanwege de Brusselse opleidingsverantwoordelijken is er terughoudendheid ten aanzien van de introductie van onderwijsvernieuwende projecten vastgesteld. Informatie- en communicatietechnologie vinden in toenemende mate ingang in de opleidingen Tandheelkunde aan de K.U.Leuven en de UGent. Met betrekking tot het digitale leerplatform Blackboard (dat in gebruik is aan de K.U.Leuven) beveelt de visitatiecommissie aan om het actiever ten bate van het leerproces van de studenten aan te wenden. De geplande introductie van een digitaal leerplatform in de Gentse opleiding ervaart de visitatiecommissie als wenselijk en noodzakelijk. Ondanks de goede uitwerking van elektronisch studiemateriaal door enkele personen is in de opleiding Tandheelkunde aan de VUB van een veralgemeende digitale leeromgeving nog geen sprake. De Leuvense opleiding heeft recent twee preklinische DENTSIM-units aangekocht, teneinde studenten in de gelegenheid te stellen autonoom in een virtuele praktijk-
05/2003
20
De opleidingen in vergelijkend perspectief
omgeving verschillende tandpreparatietechnieken te leren. De opleiding heeft daarmee een belangrijk nieuw eigentijds leermiddel in huis gehaald, dat in de eerste twee studiejaren van de opleiding is geïntroduceerd. Het academisch tandheelkundepersoneel aan de K.U.Leuven doceert doorgaans op basis van eigen cursusmateriaal, dat van uitstekende kwaliteit is. De visitatiecommissie heeft vastgesteld dat in de tandheelkunde-opleidingen aan de UGent en de VUB soms (gedeeltelijk) verouderd cursusmateriaal in gebruik is. Ook blijkt dat in overeenstemming met het onderwijskundige blok-principe aan de UGent nog een aantal cursussen beter geïntegreerd kunnen worden. Zowel de Gentse als de Leuvense opleiding worden door de visitatiecommissie aangemoedigd om meer (nationale en internationale) kernboeken in het onderwijs te introduceren. De studenten zijn over het algemeen tevreden over het aangeboden onderwijs. De contacten tussen het personeel en de studenten zijn overal goed.
2.3. Toetsing en evaluatie Aan de UGent is de eerste cyclus Tandheelkunde georganiseerd volgens een semestersysteem en de tweede cyclus volgens een jaarsysteem. Aan de K.U.Leuven en de VUB wordt in de opleidingen een semestersysteem gevolgd. Theoretische opleidingsonderdelen worden in de Tandheelkunde aan de K.U. Leuven doorgaans schriftelijk, schriftelijk met mondelinge toelichting of mondeling met schriftelijke voorbereiding geëxamineerd. Aan de UGent worden theoretische opleidingsonderdelen in de eerste cyclus voornamelijk schriftelijk geëvalueerd en in de tweede cyclus meestal mondeling, al dan niet voorafgegaan door een schriftelijke voorbereiding. Het niveau en de relatieve moeilijkheidsgraad van de Gentse en de Leuvense examens beoordeelt de visitatiecommissie als goed. Inzicht en vaardigheden komen hierin in goede mate aan bod. Aan de VUB wordt het merendeel van de theoretische opleidingsonderdelen mondeling geëxamineerd, wat de inschatting van het niveau en de relatieve moeilijkheidsgraad van de examens door de commissie bemoeilijkte. Zij heeft op basis van de informatie in het zelfevaluatierapport en tijdens de gesprekken de indruk opgedaan dat het evenwicht tussen het toetsen van kennis en inzicht tijdens de examens varieert per opleidingsonderdeel. Met betrekking tot de VUB merkt de visitatiecommissie op dat de kleinschaligheid van de opleiding Tandheelkunde tot een snelle en persoonlijke terugkoppeling leidt. Deze informele gewoonten lijken echter tegelijkertijd onduidelijke evaluatiecriteria en toetsingsregelingen in de hand te werken. De evaluatiecriteria van individuele docenten zijn niet éénduidig. De visitatiecommissie spreekt dan ook haar bezorgdheid uit over het grote aandeel mondelinge examens in de beoordeling van de studenten. Ook wat de opleidingen Tandheelkunde aan de K.U.Leuven en de UGent betreft is er sprake van een groot mondeling aandeel in de examens bij de beoordeling van studenten. De commissie is van mening dat bij het afleggen van
De opleidingen in vergelijkend perspectief
21
05/2003
theoretische examens bij voorkeur van verschillende toetsmethodes wordt gebruik gemaakt, welke leiden tot afzonderlijke scores. Voor de evaluatie van praktijkgerichte opleidingsonderdelen is doorgaans permanente evaluatie voorzien. Voor de klinische activiteiten moeten de studenten een minimum aantal basisverrichtingen uitgevoerd hebben alvorens deel te kunnen nemen aan de bijhorende examens. Uit de gesprekken met de studenten is gebleken dat de kwaliteitscriteria voor de evaluatie van de praktijkgerichte opleidingsonderdelen zoals gehanteerd door het assisterend academisch personeel voor de (pre)kliniek aan de VUB variëren. Van kalibrering tussen beoordelaars in de klinische fase zijn binnen de Gentse opleiding een paar voorbeelden aanwezig, die best meer structureel doorgevoerd kunnen worden. Het zou goed zijn met betrekking tot de permanente evaluatieprocedures van de Gentse klinische activiteiten meer onderling overleg te voorzien, ten einde de terugkoppelings- en beoordelingsmogelijkheden in het klinisch onderwijs beter uit te werken. Aan de K.U.Leuven wordt met een Visueel Analoge Score (VAS) aangegeven waar de student zich precies in zijn klinisch leerproces bevindt. De visitatiecommissie is terughoudend ten aanzien van het gebruik van deze score. Zij heeft de indruk dat de studenten hiermee vrij uniforme beoordelingen bekomen, die hen te weinig gedetailleerde terugkoppeling geven over hun vorderingen. Ook de mondelinge toelichtingen die hierbij worden voorzien, blijken naar het oordeel van de studenten soms te beperkt. Daarom adviseert de visitatiecommissie om de beoordeling van de kliniek te herbekijken. De visitatiecommissie evalueert in het bijzonder de eindwerkpatiënt (K.U.Leuven), de multidisciplinaire patiënt (UGent) en de patiëntcasus (VUB) als goede toetsingsinstrumenten voor het probleemoplossend vermogen. De visitatiecommissie is er voorstander van dat de Brusselse opleiding Tandheelkunde een toetsbeleid ontwikkelt. Zowel met betrekking tot de theoretische als de praktische opleidingsonderdelen concludeert de visitatiecommissie dat de tandheelkunde-opleidingen aan de K.U.Leuven en de UGent verder dienen na te denken over hun toetsfilosofie en -methodieken. De visitatiecommissie adviseert dat de opleidingsverantwoordelijken zich hiervoor internationaal heroriënteren.
3.
Afstudeerwerk/Eindverhandeling/Scriptie en Stage
3.1. Afstudeerwerk/Eindverhandeling/Scriptie In de opleiding Tandheelkunde aan de VUB staat het afstudeerwerk geprogrammeerd in het derde tandartsjaar, waar het 5 studiepunten (op een totaal van 60) vertegenwoordigt. Aan de K.U.Leuven staat de eindverhandeling met een waarde
05/2003
22
De opleidingen in vergelijkend perspectief
van 3 studiepunten onder de noemer van ‘Capita Selecta’ geprogrammeerd in het tweede en derde tandartsjaar. In beide opleidingen kiezen de studenten tussen het maken van een literatuurstudie of deelname aan een onderzoeksproject. Zowel aan de K.U.Leuven als de VUB zijn de instructies en criteria voor de eindverhandelingen duidelijk geformuleerd. De gestelde eisen voor een literatuurstudie zijn goed. Op basis van de steekproef van afstudeerwerken en eindverhandelingen die de commissie heeft bestudeerd, acht zij het niveau ervan voldoende aan de VUB en goed aan de K.U.Leuven. De bibliografieën van de Brusselse studenten zijn soms beperkt en bevatten vooral verwijzingen naar oudere literatuur. Om het actualiteitsgehalte van de werken te garanderen, wordt daarom vaak voor aanvullingen via het internet gekozen. Het actualiteitsgehalte van de Leuvense eindverhandelingen en de uitgebreide bibliografieën zijn goed. Een kritische analyse van de bestudeerde literatuur lijkt in de Brusselse eindwerken vaak en in de Leuvense eindwerken in sommige gevallen te ontbreken. De afstudeerwerken en eindverhandelingen zijn overwegend literatuurstudies, zonder inbreng van eigen onderzoeksresultaten en -methoden. De visitatiecommissie is van oordeel dat de meerwaarde hiervan voor de studenten dan ook beperkt is. Zij pleit er voor het afstudeerwerk en de eindverhandeling uit te breiden tot de participatie in onderzoek of het uitvoeren van een eigen onderzoek, gekoppeld aan meer wetenschappelijke reflectie over het betreffende onderzoek. Hiervoor dient in een uitbreiding van het aantal studiepunten te worden voorzien. Omtrent de begeleiding van de afstudeerwerken en eindverhandelingen werden geen problemen vastgesteld. De beoordelingsprocedures lijken vlot te verlopen. De mondelinge presentatie en beoordeling van de afstudeerwerken/eindverhandelingen naast schriftelijke rapportage wordt gewaardeerd. De opleiding aan de UGent is de mening toegedaan dat, gelet op de studielast van de preklinische en klinische activiteiten in het programma en de tijd nodig om van een volwaardige scriptie te kunnen spreken, het programmeren van een scriptie in de opleiding niet haalbaar is. Als klinische en praktijkgerichte opleiding verkiest zij dan ook doorheen de opleiding een kritisch wetenschappelijke reflectie gespreid over verschillende opdrachten, die telkens uitmonden in een persoonlijk werk. Niettemin meent de visitatiecommissie dat het een vereiste is van een academische opleiding om een scriptie te programmeren. De literatuurstudie, die in de tweede kandidatuur door de studenten wordt uitgevoerd, acht de visitatiecommissie een goede voorbereiding op het maken van een scriptie. Het onderzoeksproject dat in het nieuwe curriculum is ingeschreven in het tweede en derde proefjaar is conceptueel goed uitgewerkt, maar hiervoor dient in het programma ook nog effectief tijd te worden voorzien.
De opleidingen in vergelijkend perspectief
23
05/2003
3.2. Stage Onder de stages verstaat de visitatiecommissie de praktijkgerichte onderdelen van de opleidingen, zoals de ‘kijkstages’, de prekliniek, de kliniek en de externe (klinische) stages. Aan de VUB (eerste kandidatuur) en aan de K.U.Leuven (tweede kandidatuur) zijn ‘kijkstages’ voorzien. De preklinische en klinische activiteiten zijn in alle gevisiteerde opleidingen goed georganiseerd en degelijk onderbouwd. De prekliniek vangt in de K.U.Leuven en de UGent aan in de eerste kandidatuur en loopt respectievelijk door tot in het derde tandartsjaar en tweede proefjaar. Het zelfstandig klinisch werken staat in beide opleidingen geprogrammeerd vanaf het eerste tandartsjaar/ proefjaar. De visitatiecommissie is er voorstander van om in alle opleidingen, en in het bijzonder in de VUB, het aanbod van prekliniek en kliniek te vervroegen en tevens in omvang uit te breiden. De visitatiecommissie spreekt in het bijzonder haar waardering uit over de externe stage te Brugge die de Leuvense studenten in het derde tandartsjaar uitvoeren. Ook de stage in het Brugman Ziekenhuis voor tandheelkundestudenten aan de VUB wordt door de visitatiecommissie positief beoordeeld. De visitatiecommissie geeft aan de opleiding te Gent in overweging om naast een interne stage ook een stage extra muros in te richten. Het bezoeken van rusthuizen is hiertoe bijvoorbeeld een goede aanzet, al geeft de visitatiecommissie er de voorkeur aan dat de externe stage een langere periode in beslag zou nemen. De studenten hebben zich in de drie opleidingen positief uitgelaten over deze praktijkgerichte activiteiten. Ook de assisterende academische personeelsleden zijn zeer tevreden over hun aandeel in dit tandheelkunde-onderwijs. Met name aan de UGent en de VUB is vastgesteld dat de combinatie van het werk in een privé-praktijk met het werk in de opleiding zowel voor hen als voor de studenten een verrijking vormt. De begeleiding tijdens de verschillende praktijkgerichte momenten verloopt in alle gevisiteerde opleidingen vlot. Zoals hoger vermeld, dient nog wel in de drie opleidingen het beoordelingsbeleid aangepast te worden. Verder merkt de visitatiecommissie op dat de studenten tijdens hun praktische opleiding nergens tekort aan patiënten hebben. Het dient bewaakt te worden dat studenten ook voldoende bijzondere patiëntencategorieën behandelen, zoals ouderen, personen met een handicap en medisch gecompromitteerde patiënten (vooral UGent en VUB). De visitatiecommissie beveelt aan om tijdens de praktijkgerichte onderwijssituaties in alle opleidingen op systematische wijze aandacht te besteden aan praktijkbeheer en samenwerkingsvormen, EHBO/reanimatie, sociale en medische aspecten. Teamwork en ergonomie verdienen met name aan de K.U.Leuven en de VUB een verhoogde aandacht. Met betrekking tot de K.U.Leuven merkt de visitatiecommissie op dat dient bewaakt te worden dat studenten actief betrokken worden bij complexe behandelingen. Preventieve tandheelkunde wordt in het theoretische gedeelte van de opleidingen
05/2003
24
De opleidingen in vergelijkend perspectief
behandeld, maar de vertaling ervan naar de praktijk dient in alle betrokken opleidingen nog meer geëxpliciteerd te worden.
4.
Studenten
4.1. Studentenprofiel en studentenaantallen1 Aan de VUB stromen ongeveer een gelijk aantal mannen als vrouwen in de opleiding in. Aan de K.U.Leuven en de UGent zijn de vrouwelijke studenten in de meerderheid. Er is over de periode ’90-’91 t.e.m. ’01-’02 in de drie opleidingen een constante instroom van (een klein aantal) buitenlandse studenten vastgesteld. Het studentenprofiel is overal goed. Tabel 1A biedt een overzicht van het aantal generatiestudenten in de opleidingen Tandheelkunde in Vlaanderen in de periode ’90-’91 t.e.m. ’01-’02. Tabel 1B en 1C bieden een overzicht van respectievelijk het totaal aantal eerstecyclusstudenten en tweedecyclusstudenten in de opleidingen Tandheelkunde in Vlaanderen in de periode ’90-’91 t.e.m. ’01-’02. Voor de cijfers met betrekking tot de aantallen studenten in de afzonderlijke studiejaren wordt verwezen naar de deelrapporten. Tabel 1A Generatiestudenten Tandheelkunde voor de periode ’90-’91 t.e.m. ’01-’02.
1.
Acad. j.
VUB
K.U.Leuven UGent
’90-’91
12
69
26
’91-’92
11
43
46
’92-’93
20
40
44
’93-’94
19
61
36
’94-’95
18
82
39
’95-’96
22
70
41
’96-’97
16
42
31
’97-’98
3
30
21
‘98-’99
2
12
8
’99-’00
3
17
9
’00-’01
1
16
10
’01-’02
1
25
24
De gegevens voor de academiejaren ’90-’91 t.e.m. ’99-’00 zijn afkomstig uit de VLIR-databank Studentenstatistieken. De gegevens voor de academiejaren ’00-’01 en ’01-’02 werden door de opleidingen zelf verstrekt.
De opleidingen in vergelijkend perspectief
25
05/2003
Tabel 1B Totaal aantal studenten in de eerste cyclus Tandheelkunde voor de periode ’90-’91 t.e.m. ’01-’02. Acad. j.
VUB
K.U.Leuven UGent
’90-’91
45
117
69
’91-’92
37
111
91
’92-’93
45
98
102
’93-’94
49
107
95
’94-’95
51
142
92
’95-’96
54
142
92
’96-’97
50
98
82
’97-’98
26
83
70
‘98-’99
16
52
46
’99-’00
16
38
37
’00-’01
10
35
26
’01-’02
8
45
48
Met betrekking tot de instroom in de opleidingen stelt de commissie vast dat samen met de invoering van de toelatingsproef (’97-’98) een daling van het aantal generatiestudenten en kandidatuursstudenten werd ingezet. De instroom in de kandidaturen is over de periode ’97-’98 t.e.m. ’01-’02 gedaald tot kritische aantallen in de K.U.Leuven en de UGent, en subkritische aantallen in de VUB. De commissie juicht toe dat op interuniversitair niveau gesprekken gaande zijn om dit probleem op de VUB het hoofd te bieden. Verder blijkt uit recente gegevens die de commissie ontving dat er in het academiejaar 2002-2003 te Leuven en te Gent een toename is van het aantal studenten dat de studies tandheelkunde aanvat. In de tweede cyclus is de daling van het aantal studenten ook voelbaar, zij het nog in mindere mate. Oorzaken hiervan zijn enerzijds studenten die pas in het eerste tandartsjaar of proefjaar de opleidingen binnenkomen en anderzijds de vertraging in de doorwerking van de verminderde instroom in de eerste cyclus. Het gaat hierbij onder meer om studenten met een (kandidaats)opleiding Arts, Biomedische Wetenschappen en buitenlandse studenten. De studentenaantallen in de eerste cyclus worden door deze latere instroom in de tweede cyclus - zij het slechts gedeeltelijk - gecompenseerd. Ook voor de tweede cyclus evalueert de visitatiecommissie de studentenaantallen als kritisch (K.U.Leuven en UGent) tot subkritisch (VUB). Met name aan de VUB ontbreekt het de opleiding volgens de visitatiecommissie aan een beleid omtrent de instroom.
05/2003
26
De opleidingen in vergelijkend perspectief
Tabel 1C Totaal aantal studenten in de tweede cyclus Tandheelkunde voor de periode ’90-’91 t.e.m. ’01-’02. Acad. j.
VUB
K.U.Leuven UGent
’90-’91
40
139
68
’91-’92
52
130
73
’92-’93
68
156
80
’93-’94
71
155
86
’94-’95
66
159
98
’95-’96
68
150
101
’96-’97
56
154
94
’97-’98
65
148
96
’98-’99
58
149
95
’99-’00
50
143
97
’00-’01
50
128
78
’01-’02
42
95
61
4.2. Slaagcijfers en rendementen2 De slaagcijfers van de kandidatuursstudenten (en de generatiestudenten in het bijzonder) zijn sinds de invoering van de toelatingsproef overal verbeterd. Wat de Gentse en Leuvense tweede cyclus betreft, zijn de slaagcijfers over de gehele periode ’89-’90 t.e.m. ’00-’01 goed tot zeer goed. De slaagpercentages in het Brusselse eerste jaar tandarts liggen, door de vele uren praktijk in combinatie met theoretische opleidingsonderdelen, nog net iets lager dan verwacht; in de twee laatste tandartsjaren zijn ze goed. Voor de cijfers met betrekking tot de slaagcijfers in de afzonderlijke studiejaren van de gevisiteerde opleidingen wordt verwezen naar de deelrapporten. Het rendement van de opleidingen is goed.
2. De gegevens voor de academiejaren ’89-’90 t.e.m. ’99-’00 zijn afkomstig uit de VLIR-databank Studentenstatistieken. De gegevens voor de academiejaren ’00-’01 werden door de opleidingen zelf verstrekt.
De opleidingen in vergelijkend perspectief
27
05/2003
5.
Studeerbaarheid
5.1. Studietijd Aan de UGent is samen met de invoering van het nieuwe programma Tandheelkunde een studietijdmeting opgezet, waarvan de resultaten op het ogenblik van het visitatiebezoek evenwel nog niet besproken waren. De visitatiecommissie hecht er belang aan dat de opleiding niet heeft gewacht tot de volledige invoering van het programma om met deze analyse van start te gaan. De Leuvense opleiding kiest ervoor om haar nieuwe programma in alle studiejaren in te voeren alvorens er een studietijdmeting op uit te voeren. In afwachting van de studietijdmeting wordt de studeerbaarheid op andere wijzen en zowel formeel als informeel bewaakt. Aan de VUB worden in het tandheelkunde-onderwijs geen studietijdmetingen uitgevoerd en zijn deze voorlopig ook niet gepland. De schriftelijke bevraging van de Brusselse tandheelkundestudenten (die door de Dienst Onderwijszaken in het academiejaar ’01-’02 werd gehouden en die informatie over de studeerbaarheid van de opleiding bevat) werd door een te beperkt aantal studenten beantwoord om representatieve resultaten te bekomen. Op basis van de gesprekken met de tandheelkundestudenten heeft de commissie de indruk dat aan de VUB globaal een vrij goede overeenstemming tussen de begrote en reële studietijd bestaat. De introductie van het semestersysteem vraagt van de studenten wel een aanpassing: in dat systeem is er voor hen minder tijd voorzien om dezelfde hoeveelheid leerstof te verwerken. Naar aanleiding van gesprekken met de Leuvense tandheelkundestudenten verwacht de commissie dat in de tweede kandidatuur een hoge studielast wordt vastgesteld. Ook het huidige derde tandartsjaar (oud programma) blijkt zwaar te zijn. Ondanks het feit dat de visitatiecommissie de indruk heeft gekregen dat de studeerbaarheid van de tandheelkundeopleiding aan de UGent met de invoering van het nieuwe programma verbeterd is, is deze toch soms - onder meer op basis van opmerkingen van de studenten zorgelijk gebleken. De zwaarte van de opleidingen als geheel mag hoe dan ook in geen van de drie gevisiteerde opleidingen onderschat worden. In alle betrokken opleidingen dient ook nagegaan te worden of de spreiding van de opleidingsonderdelen over de verschillende semesters evenwichtig is. De visitatiecommissie heeft via de Brusselse tandheelkundestudenten geen signalen over studiebelemmerende factoren gekregen. Met betrekking tot de Tandheelkunde aan de K.U.Leuven heeft ze vastgesteld dat tijdens de prekliniek en de kliniek het verouderde materiaal er soms toe leidt dat studenten vertraagd of geremd worden in hun werkzaamheden. Aan de UGent ervaart ze het als een probleem dat er soms onvoldoende patiënten zijn op de dienst waar de studenten kliniek lopen, terwijl andere diensten op datzelfde ogenblik handen tekort komen.
05/2003
28
De opleidingen in vergelijkend perspectief
5.2. Studievoorlichting en -begeleiding In alle opleidingen wordt ten behoeve van abituriënten in een gevarieerd aanbod van studievoorlichtingsactiviteiten voorzien. Studenten die de opleiding Tandheelkunde ook effectief doorlopen kunnen te Gent en te Leuven bovendien rekenen op een accuraat informatieaanbod, waar dit aan de VUB minder gestructureerd lijkt. Studenten verkrijgen overal de nodige informatie over de stage en mogelijkheden om verder te studeren. Aan de VUB blijven tijdens de opleiding gevarieerde beroepsmogelijkheden (zoals onder meer doctoreren) onderbelicht. Zowel de K.U.Leuven als de VUB verstrekken respectievelijk voldoende informatie over de eindverhandeling en het afstudeerwerk. Internationale uitwisselingsmogelijkheden komen aan de UGent en de VUB minder aan bod. Alle betrokken opleidingen bieden een kwalitatief goede studiegids aan. De visitatiecommissie adviseert wel ten aanzien van de K.U.Leuven en de VUB om alle opleidingsonderdelen in de studiegids in dezelfde mate van detaillering te beschrijven. Tijdens hun opleiding kunnen de tandheelkundestudenten ook beroep doen op het begeleidingsaanbod van de diensten voor studieadvies. Aan de VUB maken de tandheelkundestudenten hiervan evenwel weinig gebruik, mogelijk omdat de Dienst Studieadvies en de tandheelkunde-opleiding niet op dezelfde campus zijn gesitueerd. Met betrekking tot eerstekandidatuursstudenten worden in alle opleidingen bijzondere initiatieven genomen. Het monitoraat en het systeem van peter/meterschap (K.U.Leuven), de facultaire studiebegeleiding en de vraagbaaksessies (UGent) en het zelfstudiecentrum (VUB) worden door de visitatiecommissie gewaardeerd. Verder is in de opleidingen sprake van directe studiebegeleiding: studenten kunnen met hun vragen rechtstreeks bij het personeel terecht.
6.
Afgestudeerden
Omdat de eerste studenten van het nieuwe Gentse en Leuvense tandheelkundeprogramma pas in het academiejaar 2003-2004 zullen afstuderen, was het voor de visitatiecommissie aan de K.U.Leuven en de UGent onmogelijk met afgestudeerden grondig over het nieuwe programma te reflecteren. Ook aan de VUB heeft de visitatiecommissie tot haar spijt niet met afgestudeerden kunnen praten, die het nieuwe programma van de opleiding volledig hadden doorlopen. Over de oude programma’s werd zowel waarderend als kritisch gesproken. Uit de informatie in het Leuvense zelfevaluatierapport blijkt dat veel Leuvense alumni kiezen voor een vervolgopleiding (eventueel leidend tot een doctoraat), waarna ze meestal in een solo-praktijk terecht komen. De Brusselse afgestudeerden gaan (al dan niet na een vervolgopleiding) in toenemende mate in groepspraktijken aan het werk. De afgestudeerden van de opleiding Tandheelkunde aan de UGent werken, mogelijk na vervolgstudies, voornamelijk voltijds. In welk type praktijk ze terechtkomen werd daarbij niet gespecificeerd.
De opleidingen in vergelijkend perspectief
29
05/2003
Het aandeel oudstudenten dat na een tandheelkunde-opleiding aan de UGent en de VUB in het wetenschappelijk onderzoek terechtkomt is verwaarloosbaar. De waardering die het beroepenveld ten aanzien van de afgestudeerde tandartsen van de gevisiteerde opleidingen heeft, is door de visitatiecommissie moeilijk in te schatten. Zij heeft tijdens haar visitatiebezoeken niet de indruk opgedaan dat zich in dit verband problemen zouden stellen. De doelstellingen die door de opleidingen worden vooropgesteld worden volgens de commissie voldoende (VUB) tot goed (K.U.Leuven, UGent) bereikt. Aan de K.U.Leuven en de UGent bestaan als alumniverenigingen respectievelijk de Leuvense Universitaire Tandheelkundige Vereniging (LUTV) en DENT-ALUMNI. Het aantal leden is respectievelijk groot en behoorlijk aan de K.U.Leuven en de UGent. Aan de VUB ontbreekt een vereniging voor afgestudeerde tandartsen. De afgestudeerde tandartsen blijken ook weinig interesse te tonen voor de Oud-studentenbond (OSB) van de VUB. Zowel deze alumniverenigingen (K.U.Leuven, UGent) als post-academische vormingen (K.U.Leuven, UGent, VUB) leiden ertoe dat oud-studenten in contact blijven met hun opleiding. Het inschakelen van alumni als wetenschappelijk of klinisch medewerker in de opleidingen zorgt eveneens voor een band tussen de opleidingen en de afgestudeerden. De vertegenwoordiging van een alumnus in de Permanente Onderwijscommissie Tandheelkunde aan de K.U.Leuven garandeert de formele input van afgestudeerden in het opleidingsprogramma. De visitatiecommissie beveelt de VUB aan om de contacten met haar afgestudeerde tandartsen te versterken.
7.
De opleiding als organisatie
De organisatiestructuur van de universiteiten, faculteiten en opleidingen is de visitatiecommissie vooraf aan en/of tijdens haar bezoeken helder toegelicht. De opleiding Tandheelkunde aan de K.U.Leuven streeft actief naar een meer autonome positie. Het lijkt de Faculteit Geneeskunde aan mogelijkheden te ontbreken om tot de voor de opleiding Tandheelkunde noodzakelijke verruiming van de budgetten te komen. De Gentse opleiding Tandheelkunde is goed ingebed in de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen en het Universitair Ziekenhuis. De visitatiecommissie wijst er wel op dat de werkings- en investeringskredieten moeten gegarandeerd worden, onder meer om de tandheelkundige infrastructuur te vernieuwen. Op basis van haar bezoek meent de visitatiecommissie dat de opleiding Tandheelkunde aan de VUB binnen de Faculteit Geneeskunde en Farmacie een betere positionering verdient. De commissie heeft tevens geconstateerd dat middelen die de VUB voor de opleiding Tandheelkunde ontvangt niet in dezelfde mate (maar minder) voor de Tandheelkunde worden ingezet. Op het niveau van de opleidingen Tandheelkunde bestaan verschillende advies- en beslissingsorganen, waaronder de Departementsraad en de Permanente Onderwijscommissie Tandheelkunde (K.U.Leuven), de Opleidingscommissie Tandheel-
05/2003
30
De opleidingen in vergelijkend perspectief
kunde (UGent), de Departementsraad en de Onderwijscommissie Tandheelkunde (VUB). De verantwoordelijkheid van het academisch personeel, het administratief en technisch personeel en de studenten is aan de K.U.Leuven en de UGent in de verschillende advies- en beslissingsorganen (en dit op alle niveaus van de instelling) duidelijk omschreven. Hiermee is de basisvereiste voor de inbreng van de verschillende geledingen in de werkzaamheden van de opleidingen zelf en de instellingen goed gewaarborgd. Ook in de praktijk blijken de organen in het algemeen goed te functioneren. De visitatiecommissie heeft in de opleiding Tandheelkunde aan de VUB een gebrekkig functioneren van de formele overlegstructuren vastgesteld. Er wordt opvallend weinig van de formele overlegstructuren gebruik gemaakt. Daarbij signaleert de visitatiecommissie ook een vermenging van taken en bevoegdheden, een tekort aan overleg tussen de eerste en de tweede cyclus en een gebrek aan studentenvertegenwoordiging. Het probleem van de vermenging van de taken en bevoegdheden merkt de visitatiecommissie ook op ten aanzien van de K.U.Leuven en de UGent. Op het niveau van de opleidingen is geen helder en formeel onderscheid gemaakt tussen de personen/ organen die bepaalde voorstellen (zoals programmahervormingen) in de opleiding ontwikkelen, daarover een besluit nemen en vervolgens de operationalisering van deze voorstellen bewaken. Dit is nochtans wenselijk Wat de studentenvertegenwoordiging betreft heeft de visitatiecommissie vastgesteld dat aan de VUB op het niveau van de opleiding jaarvertegenwoordigers verkozen zijn, die evenwel niet in de formele organen van de opleiding zetelen. Aan de UGent voelen de studentenvertegenwoordigers in de Opleidingscommissie Tandheelkunde zich voorlopig nog weinig thuis en zouden ze op meer ondersteuning moeten kunnen rekenen vanwege het academisch personeel om hun rechten en plichten in de Opleidingscommissie Tandheelkunde te leren kennen en zo hun mandaat volwaardig te kunnen invullen. De communicatie binnen de Gentse en Leuvense opleidingen Tandheelkunde verlopen doorgaans vlot. Studenten kunnen voor informatie terecht op de websites van de opleidingen. Ter verbetering van de communicatie lijkt het aan de UGent wel aangewezen de valvae meer te gebruiken of hiervan bijvoorbeeld een elektronische versie te voorzien. De bijna maandelijkse nieuwsbrief van de opleiding Tandheelkunde aan de K.U.Leuven brengt zowel het personeel, als de studenten op de hoogte van beslissingen en gebeurtenissen die de opleiding aanbelangen. Aan de VUB is ten aanzien van de studenten, die mede dankzij het informele gebruik van de opleidingsstructuur op een grote flexibiliteit van de opleidingsverantwoordelijken kunnen rekenen, tegelijkertijd ook sprake van enige willekeur. Het gebrek aan overleg tussen de academische personeelsleden leidt ertoe dat praktische vragen van studenten laat of met tegenstrijdige reacties beantwoord worden. Voornamelijk in de kandidaturen, waar studenten geregeld onderwijs volgen met geneeskundestudenten, blijken zij daarnaast ook soms te laat of verkeerd geïnformeerd te worden over het al dan niet doorgaan van colleges.
De opleidingen in vergelijkend perspectief
31
05/2003
8.
Gebouwen en infrastructuur
Tijdens haar bezoeken werd de commissie rondgeleid langs de onderwijsruimten, de practicumruimten, de (pre)klinieken, de computerinfrastructuur, en de bibliotheken die door de opleidingen Tandheelkunde in gebruik zijn. De auditoria en seminarielokalen worden overal goed onderhouden en zijn voldoende tot goed uitgerust met didactisch materiaal. Op de VUB (campus Jette) is de centrale bibliotheek zeer ordelijk en toegankelijk georganiseerd. De tandheelkundebibliotheek is echter qua kwaliteit en kwantiteit te beperkt. Wat de K.U.Leuven betreft, is de biomedische bibliotheek op de Campus Gasthuisberg zeer goed uitgerust, zowel op het vlak van boeken als tijdschriften. Op de campus St. Rafaël is weliswaar een zelfstudieruimte met talrijke CD-roms aanwezig, echter er is ook behoefte aan een degelijke bibliotheek. Terwijl aan de UGent voor het tandheelkunde-onderwijs het tijdschriftenbestand redelijk lijkt, valt het op dat het boekenbestand eerder beperkt is. Studenten kunnen ter ondersteuning van hun studie in de bibliotheek wel gebruik maken van CD-Rom’s en gedigitaliseerde informatie. De visitatiecommissie vindt het zorgelijk dat deze bibliotheek verhuist. De Brusselse studenten kunnen op de campus Jette gebruik maken van verschillende computerfaciliteiten. De informatisering van het zelfstudiecentrum, waar vooral eerstekandidatuursstudenten terechtkunnen, en van de bibliotheken dient nog wel verder op punt te worden gezet. Te Leuven worden op de Campus Gasthuisberg de computerlokalen geprezen. De computerinfrastructuur die (in de gangen van het gebouw) vrij toegankelijk is voor studenten spreekt daarentegen weinig aan. De visitatiecommissie is van mening dat eerder gekozen moet worden voor geïnformatiseerde studieruimtes, met meer privacy, eerder dan marginale werkplekken. Ook is de visitatiecommissie er voorstander van een uitgebreid en vrij toegankelijk computerlokaal (met afprintmogelijkheden) in St. Rafaël zelf te voorzien. Op de Universiteit Gent dient het gebouw P8 nog met een afzonderlijk en vrij toegankelijk computerlokaal (met afprintmogelijkheden) te worden uitgerust. Computergebruik en benodigde infrastructuur dient er beleidsmatig meer aandacht te krijgen, ook wat de uitrusting van de werkruimten van het personeel betreft. De preklinieken en klinieken zijn, rekening houdend met de huidige studentenaantallen, in de drie opleidingen voldoende ruim. In zowel de K.U.Leuven, de UGent als de VUB heeft de visitatiecommissie echter (sterk) gedateerde preklinische en klinische infrastructuur waargenomen. In geen van de drie opleidingen is de informatievoorziening met betrekking tot patiëntenbehandeling (en studentenbeoordeling) in de kliniek geautomatiseerd. De commissie beveelt aan hier belangrijke voortgang te boeken in de komende periode. In de gevisiteerde opleidingen is voor de studenten nood aan pauze- en studieruimten.
05/2003
32
De opleidingen in vergelijkend perspectief
9.
Personeel en personeelsbeleid
De visitatiecommissie heeft in de drie gevisiteerde opleidingen kennis gemaakt met gemotiveerde mensen. De visitatiecommissie stelt vast dat in de Leuvense opleiding Tandheelkunde een voldoende aantal zelfstandige academische personeelsleden (ZAP) zijn tewerkgesteld. Wat het ZAP betreft, is er in de opleidingen Tandheelkunde aan de VUB en de UGent een tekort aan omkadering vastgesteld. Beide opleidingen hadden op het moment van het visitatiebezoek een aantal uitgeschreven vacatures. Na de invulling hiervan zal het aantal ZAP-leden aan de UGent op een aanvaardbaar aantal gebracht worden. Aan de VUB moet na het invullen van de mandaten ook nog aan uitbreiding van het ZAP gedacht worden. De werkbelasting van het ZAP ligt in de gevisiteerde opleidingen hoog. Het ZAP verbonden aan de opleidingen is overwegend mannelijk (K.U.Leuven en UGent) en doorgaans voltijds aan de opleidingen verbonden. De benoemingen van het professoraat variëren van docent tot hoogleraar aan de VUB, van hoofddocent tot gewoon hoogleraar aan de K.U.Leuven en van docent tot gewoon hoogleraar aan de UGent. De gemiddelde leeftijd van een ZAP-lid in de Tandheelkunde is aan de VUB tussen de 30 en de 50 jaar. De meerderheid van de ZAP-leden maakt aan de K.U.Leuven deel uit van de leeftijdscategorie 40-49 jaar en aan de UGent van de leeftijdscategorie 50-59 jaar. Het assisterend academisch personeel (AAP) bestaat in alle opleidingen Tandheelkunde uit een vrij ruime groep van jonge medewerkers. Aan de UGent en de VUB zijn de AAP-leden haast uitsluitend deeltijds benoemd en respectievelijk voor 3/4 en voor 1/2 samengesteld uit praktijkassistenten. Aan de K.U.Leuven zijn alle AAP-leden praktijkassistenten met een voltijdse benoeming. De onderwijsbelasting van het AAP is niet te onderschatten. Aan de VUB komen de AAP-leden in de Tandheelkunde, die onderzoek in hun functieomschrijving hebben staan, hier slechts in beperkte mate toe. Met betrekking tot het AAP aan de UGent beveelt de visitatiecommissie aan om versnippering van onderwijsopdrachten te voorkomen. Het administratief en technisch personeel (ATP) heeft een niet te onderschatten rol in het tandheelkunde-onderwijs. In alle opleidingen is er binnen de werkingstoelage een (te) beperkt aantal ATP-leden. Het ATP is doorgaans voltijds aangesteld. Aan de K.U.Leuven en de VUB bestaat deze groep voor de helft uit mannen en de helft uit vrouwen. Het ATP-kader van de opleiding Tandheelkunde aan de UGent bestaat overwegend uit mannen. De omvang van de gehele omkadering staat, indien alle functies worden ingevuld (UGent, VUB), in een redelijke tot goede verhouding tot het studentenaantal. De verhouding tussen het zelfstandig en het assisterend academisch personeel is aan de K.U.Leuven en de VUB in het voordeel van het assisterend personeel. Aan de UGent staat de verhouding in het voordeel van het zelfstandig personeel.
De opleidingen in vergelijkend perspectief
33
05/2003
De didactische kwaliteiten van de Brusselse, Leuvense en Gentse staf en de onderzoekskwaliteiten van de Gentse en Leuvense staf zijn in het algemeen beschouwd goed. De onderzoekskwaliteit van de Brusselse staf heeft de visitatiecommissie onvoldoende bestudeerd. Van het centrale aanbod van onderwijsprofessionalisering wordt door het tandheelkundepersoneel aan de VUB weinig en aan de K.U.Leuven en de UGent regelmatig gebruik gemaakt. Het bevorderingsbeleid dat ten aanzien van het personeel in elke universiteit geldt, is tijdens de visitatiebezoeken besproken. De visitatiecommissie moedigt de Brusselse opleiding Tandheelkunde aan om (mogelijk in samenwerking met de Faculteit Geneeskunde en Farmacie) een gestructureerd en doordacht personeelsbeleid op en uit te bouwen.
10. Internationalisering Binnen de Gentse en Leuvense tandheelkunde-opleidingen is wat het personeel betreft een positieve oriëntatie op internationalisering aanwezig. Het academisch personeel heeft uitgebreide internationale contacten. Ervaringen opgedaan op basis van deze contacten en op basis van deelname aan onderwijsgerichte internationale uitwisselingsprojecten komen het Gentse en Leuvense tandheelkundeonderwijs ten goede. Ook resultaten van internationale onderzoeksgerichte samenwerkingsverbanden worden naar het onderwijs teruggekoppeld. Verder geven gastcolleges het onderwijs een internationale dimensie. Het in omvang beperkte academische tandheelkundepersoneel aan de VUB laat moeilijk regelmatige deelname aan docentenuitwisselingen toe. De beperkte internationale contacten die het professoraat onderhoudt, worden wel in de mate van het mogelijke ten bate van het onderwijs gebruikt. Er is sporadisch sprake van gastcolleges. Leuvense tandheelkundestudenten kunnen in het kader van het Europese Socratesprogramma in Bristol, Dresden en Parijs studeren. Er bestaat ook een uitwisseling met Philadelphia en Stellenbosch. In het kader van hetzelfde programma kunnen Gentse tandheelkundestudenten naar Bergen, Glasgow, Kopenhagen, Dresden en Malmö. Brusselse tandheelkundestudenten kunnen op basis van persoonlijke contacten van het professoraat naar Aken en Gdansk. Het aantal studenten dat ook effectief naar het buitenland gaat is overal evenwel beperkt. Het aantal buitenlandse studenten dat aan de tandheelkunde-opleidingen in Vlaanderen komt studeren ligt hoger, maar verdient toch ook aanmoediging. De visitatiecommissie adviseert de tandheelkunde-opleiding aan de K.U.Leuven om voor de verslagen van de studenten over hun buitenlands verblijf duidelijke richtlijnen op te stellen. Zij beveelt de Gentse opleiding aan om na te gaan of ze
05/2003
34
De opleidingen in vergelijkend perspectief
kunnen aansluiten bij het facultaire ontwikkelingslandenbeleid. Met betrekking tot de opleiding Tandheelkunde aan de VUB concludeert zij dat een verhoging van het internationale karakter van het onderwijs, alsook de ontwikkeling van een internationaliseringsbeleid noodzakelijk is.
11. Onderzoekscomponent van het onderwijs De visitatiecommissie heeft aan de VUB een zeer geringe en aan de K.U.Leuven en de UGent een goede betrokkenheid van het tandheelkundepersoneel bij onderzoek vastgesteld. Er zijn binnen de Brusselse opleiding weinig middelen beschikbaar tot het uitvoeren van onderzoek en het academisch personeel beschikt daarnaast wegens een hoge onderwijslast ook over te weinig tijd om te komen tot publicaties van wetenschappelijke artikels. De geringe onderzoeksoutput binnen de opleiding vertaalt zich ook naar een beperkte onderzoekscomponent in het onderwijs. De beperkte tijd die het academisch personeel aan onderzoek kan besteden, is volgens de visitatiecommissie verontrustend. Binnen de Gentse en Leuvense opleidingen wordt een ruime waaier aan specialisaties in de tandheelkunde vertegenwoordigd. In de uitvoering van hun opdrachten is met betrekking tot het Gentse en Leuvense academische personeel duidelijk zowel een ruime onderzoeks- als onderwijscomponent te onderscheiden. Het onderwijs wordt toegerust met een onderzoeksgerichte dimensie. De onderzoekskwaliteiten van de staf worden positief (UGent) tot zeer goed (K.U.Leuven) beoordeeld. De tijd voor de studenten om zelfstandig ervaring op te doen in verband met wetenschappelijk onderzoek wordt in alle gevisiteerde opleidingen substantieel te laag gevonden. Studenten worden naar het oordeel van de visitatiecommissie te weinig gestimuleerd om zelf wetenschap te bedrijven. Het afstudeerwerk, de eindverhandeling of de scriptie zou voor alle studenten moeten uitgebreid worden tot de participatie in onderzoek of het uitvoeren van een eigen onderzoek, gekoppeld aan meer wetenschappelijke reflectie over het betreffende onderzoek. Zij is de mening toegedaan dat postacademisch onderwijs de continuïteit in de wetenschappelijke vorming van de student dient te verzekeren. Het aantal doctoraten in de Brusselse tandheelkunde-opleiding dient dringend toe te nemen. Aan de UGent en vooral aan de K.U.Leuven zijn in de Tandheelkunde veel doctoraten in voorbereiding. In deze beide opleidingen wordt ook frequent deelgenomen aan internationale wetenschappelijke congressen. Aan de K.U.Leuven werd in de opleiding Tandheelkunde een gerichte onderzoeksfilosofie vastgesteld. Dit ontbreekt echter nog binnen de Brusselse en Gentse opleidingen Tandheelkunde. Aan de UGent is men bezig hiervoor de nodige stappen te ondernemen.
De opleidingen in vergelijkend perspectief
35
05/2003
12. Interne kwaliteitszorg 12.1. Zelfevaluatierapport De visitatiecommissie heeft zich aan de hand van de zelfevaluatierapporten in voldoende tot goede mate op haar bezoeken kunnen voorbereiden. Vragen die tijdens de lectuur van de rapporten waren gerezen, zijn tijdens haar bezoeken uitgebreid aan bod kunnen komen. De mate waarin de verschillende geledingen inbreng hebben gehad in de zelfevaluatierapporten en geïnformeerd waren over de finale versie ervan, varieerde van opleiding tot opleiding.
12.2. Interne kwaliteitszorg De interne kwaliteitszorg wordt binnen de opleiding Tandheelkunde te Leuven gecoördineerd door de Permanente Onderwijscommissie Tandheelkunde (POC) en de (centrale) Dienst Universitair Onderwijs (DUO). De vierjaarlijkse interne evaluatie van de opleiding, de individuele docentenevaluaties en de onderwijskundige scholing van het academisch personeel worden als goede initiatieven beschouwd. Aan de UGent wordt de interne kwaliteitszorg binnen de opleiding Tandheelkunde gecoördineerd door de Opleidingscommissie Tandheelkunde en de (facultaire) Kwaliteitscel Onderwijs (KCO). De studietijdmeting, de focusgroepen en de onderwijsevaluaties worden door de visitatiecommissie gewaardeerd. Zowel in de K.U.Leuven als de UGent beoordeelt de visitatiecommissie de onderwijsevaluaties voornamelijk als docentgericht en nog te weinig programmagericht. Aan de K.U.Leuven dient de kwaliteitsbewaking die door de POC zelf wordt uitgevoerd nog verder gesystematiseerd te worden. De kwaliteitszorg lijkt in de tandheelkunde-opleiding aan de VUB op opleidingsniveau voornamelijk informeel en daardoor soms weinig inzichtelijk te worden georganiseerd. Er wordt van de bestaande organen en diensten op weinig gestructureerde wijze gebruik gemaakt. De informele kwaliteitszorg van de opleiding kadert binnen een formele en doorzichtige overlegstructuur van de Faculteit Geneeskunde en Farmacie en de universiteit. De onderwijsevaluaties, die door de Dienst Onderwijszaken tweejaarlijks worden georganiseerd, worden als initiatief wel positief geëvalueerd. Het dient echter vermeld dat de evaluaties een te geringe respons kennen bij de studenten om van representatieve resultaten te kunnen spreken. De betrokkenheid van de Gentse en Leuvense tandheelkunde-studenten bij de verschillende kwaliteitsbewakingsprocedures is groot. De inbreng van de Leuvense studenten in de Permanente Onderwijscommissie Tandheelkunde is goed. In de Opleidingscommissie Tandheelkunde (UGent) hebben de studentenvertegenwoordigers duidelijk nog nood aan activatie. Van formele studentenvertegenwoordiging is in de Tandheelkunde aan de VUB zelden sprake.
05/2003
36
De opleidingen in vergelijkend perspectief
De rol en betrokkenheid van de afgestudeerden in de opleiding Tandheelkunde aan de UGent en de VUB zijn beperkt. De vertegenwoordiging van een alumnus in de Permanente Onderwijscommissie Tandheelkunde garandeert aan de K.U.Leuven de formele input van afgestudeerden in het opleidingsprogramma. De opleidingen zijn in grote mate ingegaan op de aanbevelingen van de voorgaande visitatiecommissie, wat de huidige commissie waardeert. Met betrekking tot de UGent blijft de invoering van een scriptie wel een punt van onenigheid tussen de tandheelkunde-opleiding en de visitatiecommissies. De procedures voor curriculumherziening en -innovatie heeft de visitatiecommissie in geen van de betrokken opleidingen in detail bekeken. Zij kan hierover bijgevolg geen uitspraak doen. In de opleiding Tandheelkunde aan de K.U.Leuven en de UGent is vanwege de opleidingsverantwoordelijken een gezonde interesse ten aanzien van onderwijsinnovatie vastgesteld. Zij trachten zich (ook met een blik op het buitenland) regelmatig onderwijskundig bij te scholen. In de tandheelkunde-opleiding aan de VUB blijkt terughoudendheid te bestaan ten aanzien van onderwijsinnovatie. Op het vlak van onderwijsprofessionalisering worden in alle universiteiten initiatieven genomen op centraal niveau, die aan de VUB zelden en aan de K.U.Leuven en de UGent frequent door het tandheelkundepersoneel worden bijgewoond. Met betrekking tot de VUB is het aan te bevelen zowel het zelfstandig als het assisterend academisch personeel te stimuleren om aan dit aanbod deel te nemen. Aan de tandheelkunde-opleiding van de UGent beveelt de visitatiecommissie aan om de deelname aan dit aanbod meer gestructureerd en continu te organiseren. In alle opleidingen kunnen de studenten beroep doen op één of meerdere ombudspersonen. De tandheelkundestudenten te Brussel en Leuven kennen de ombudspersonen goed en consulteren deze regelmatig. Dit geldt ook voor de UGent, zij het vooral voor de tweedecyclusstudenten. Met betrekking tot de eerste cyclus dient over de ombudsdiensten meer en heldere informatie te worden verspreid. Aan de K.U.Leuven verkiezen de tandheelkundestudenten per studiejaar ook een academisch personeelslid (peter/meter), dat als hun vertrouwenspersoon optreedt.
13. Bama De visitatiecommissie is de mening toegedaan dat haar conclusies en aanbevelingen zich uitstrekken tot de opleidingen in hun huidige situatie. De commissie heeft zich derhalve niet gericht op de geplande structuurhervorming van het hoger onderwijs. Dat neemt niet weg dat de opmerkingen die de commissie maakt in dit rapport wel degelijk relevant zijn, en dit ook in de bachelor/masterstructuur.
De opleidingen in vergelijkend perspectief
37
05/2003
05/2003
38
IV. Vergelijkende tabel kwaliteitsaspecten In de hierna volgende tabel wordt het oordeel van de commissie op de kwaliteitsaspecten die samen het kwaliteitsprofiel van de opleiding vormen, weergegeven. De letterscores geven aan in welke mate de bij de visitatie betrokken opleiding voor het betreffende kwaliteitsaspect aan de gestelde eisen voldoet. Voor het toekennen van de letterscores heeft de commissie zich gebaseerd op een referentiekader en op de aandachtspunten die als index voor het betreffende kwaliteitsaspect gelden. Het referentiekader van de commissie wordt beschreven op p. 13 (later in te vullen) van dit visitatierapport. De aandachtspunten zijn terug te vinden in de ‘Handleiding voor de onderwijsvisitaties in de tweede ronde (VLIR 2001)’. Vanzelfsprekend moeten de tabel en de daar in opgenomen letterscores gelezen en geïnterpreteerd worden in samenhang met de oordelen die in de tekst van het rapport zelf (vergelijking en de deelrapporten) gemaakt worden. Het is de bedoeling om, door de opleidingen naast elkaar te plaatsen, een beter zicht te geven op de diversiteit in kwaliteit. En, hoewel door deze presentatievorm de neiging zal toenemen om universiteiten of opleidingen te rangordenen, zal het eenieder duidelijk zijn dat de kwaliteit van een opleiding niet terug te brengen is tot één cijfer. De vele facetten van kwaliteit zijn niet zo maar optelbaar en het aanbrengen van een rangorde zou de werkelijkheid dan ook geweld aan doen. Ten slotte wijst de commissie er op dat er tot heden bij de visitaties in Vlaanderen nog maar weinig ervaring bestaat met het hanteren en toepassen van de letterscores. Ze wijst er op dat de gehanteerde procedure eerder leidt tot nivellering dan handhaven van extremen naar boven én beneden.
Vergelijkende tabel kwaliteitsaspecten
39
05/2003
05/2003
A
Zeer goed Met betrekking tot het kwaliteitsaspect is een niveau gerealiseerd dat in alle opzichten (alle aandachtspunten) zeer goed is en internationale vergelijking kan doorstaan. Voor dit aspect kan de beoordeelde opleiding als voorbeeld functioneren.
B
Goed Het niveau van het kwaliteitsaspect beantwoordt aan de verwachtingen en is het product van een doordacht beleid.
C
Voldoende Het kwaliteitsaspect beantwoordt aan de basisstandaard of basisnorm voor een universitaire opleiding.
D
Onvoldoende Het kwaliteitsaspect ligt beneden de gestelde verwachting. Beleidsaandacht op dit punt is nodig.
E
Volstrekt onvoldoende Het kwaliteitsaspect beantwoordt in het geheel niet aan de gestelde verwachting. Het lage niveau heeft een kwaliteitsverlies voor de opleiding als gevolg.
40
Vergelijkende tabel kwaliteitsaspecten
KWALITEITSASPECTEN
VUB
K.U.Leuven
UGent
1.
C-D
B
B
2a. Opbouw van het programma
C
B/C
B
2b. Inhoud van het programma
C
B
B
Onderwijsprofiel, doelstellingen en eindtermen
3.
Onderwijsleersituatie
C/D
B/C
B/C
4.
Toetsing en evaluatie
D
B/C
B/C
5.
Afstudeerwerk/Eindverhandeling/ Scriptie
C
B/C
-1
Stage
B
B
B
7a. Studentenprofiel
B
B
B
7b. Studentenaantallen
E
C
C
8.
Slaagcijfers en rendementen
B
B
B
9.
Studeerbaarheid
B/C
B
B
10. Kwaliteit van de afgestudeerden
C
B
B
11. Waardering van afgestudeerden vanuit het beroepenveld2
-
-
-
12. De opleiding als organisatie
D
B
B
13. Gebouwen en infrastructuur
C/D
C/D
C/D
14. Personeel en personeelsbeleid
C
B
B
15. Internationalisering
D
C
C
16. Onderzoekscomponent van het onderwijs
D
B/C
B/C
17. Interne kwaliteitszorg
D
B
B
6.
1.
In de Gentse opleiding wordt geen scriptie geprogrammeerd.
2. Dat de visitatiecommissie enkel met afgestudeerden van de oude programma’s heeft gesproken, vormt voor haar de aanleiding om dit kwaliteitsaspect niet te scoren.
Vergelijkende tabel kwaliteitsaspecten
41
05/2003
05/2003
42
Deel 2 Opleidingsrapporten
43
05/2003
05/2003
44
De opleiding Tandheelkunde binnen de Faculteit Geneeskunde en Farmacie van de Vrije Universiteit Brussel 1.
Onderwijsprofiel, doelstellingen en eindtermen
De visitatiecommissie heeft vooraf en tijdens haar visitatiebezoek bij herhaling het onderwijsprofiel, de doelstellingen en eindtermen van de opleiding ter sprake gebracht. Het profiel van de opleiding is in het zelfevaluatierapport slechts in zeer beperkte mate uitgewerkt. Ook uit de gesprekken blijkt dat in dit verband weinig collectieve reflectie bestaat. De opleiding richt zich op het opleiden van studenten tot algemeen tandarts, en dit meer vanuit tandheelkundige deelbehandelingen dan gericht op integrale patiëntenzorg. De wetenschappelijke onderbouwing lijkt secundair aan de klinische oriëntatie. De doelstellingen van de opleiding zijn in het zelfevaluatierapport zeer algemeen geformuleerd. De vertaling ervan in eindtermen ontbreekt eveneens enige detaillering ervan. Het onderscheid tussen de doelstellingen en eindtermen is bovendien niet altijd even duidelijk te maken. Om zowel de doelstellingen als de eindtermen meer in overeenstemming te brengen met de door de commissie geformuleerde minimumeisen, is onder meer een sterkere accentuering nodig van wetenschappelijke vorming, psycho-sociale en communicatieve vaardigheden, competentieontwikkeling en life-long-learning. De doelstellingen en eindtermen verwijzen verschillende keren naar de wetenschappelijke achtergrond, waarover studenten aan het einde van hun opleiding dienen te beschikken. In die beschrijving ontbreekt echter het ervaring opdoen met wetenschappelijk onderzoek. In het programma blijkt dit inderdaad ook weinig aan bod te komen. De vertaling van de doelstellingen en eindtermen naar het programma is niet geëxpliciteerd in het zelfevaluatierapport. Studenten worden niet structureel betrokken bij het formuleren van de doelstellingen en eindtermen van de opleiding; deze zijn door hen niet of weinig gekend.
Vrije Universiteit Brussel
45
05/2003
De visitatiecommissie concludeert op basis van het ter beschikking gestelde materiaal en de gesprekken tijdens haar bezoek dat de doelstellingen van de opleiding binnen o.a. de gegeven juridische en financiële randvoorwaarden moeilijk haalbaar zijn. Met name de financiële randvoorwaarden zijn voor de opleiding ongunstig. Ook de beperkte personeelsomkadering werkt remmend op de opleiding. Daaraan voorafgaand ligt de vraag naar de levensvatbaarheid van de opleiding. Daartoe wordt verwezen naar hoofdstuk 13 van dit deelrapport. Aanbevelingen: – Teken gezamenlijk een helder academisch onderwijsprofiel uit. – Formuleer de doelstellingen en eindtermen specifieker en vollediger. – Verduidelijk de vertaling van de doelstellingen naar de eindtermen. – Expliciteer de vertaling van de doelstellingen en eindtermen naar het programma. – Verbeter de randvoorwaarden waarbinnen de opleiding haar doelstellingen dient te realiseren.
2.
Programma
2.1. Opbouw en inhoud van het programma Studenten leggen (sinds het academiejaar ’97-’98) een proef af alvorens toegelaten te worden tot de opleiding Tandheelkunde. De opleiding zelf omvat vijf studiejaren, gespreid over twee cycli. De eerste cyclus van de opleiding (kandidaturen) neemt decretaal twee jaar in beslag, de tweede cyclus (tandartsjaren) drie jaar. De opleiding maakt sinds het academiejaar ’97-’98 gebruik van een nieuw programma, dat over de jaren progressief is ingevoerd. In het academiejaar ’01-’02 zijn de eerste studenten van het nieuwe programma afgestudeerd. Met uitzondering van studenten die niet in de eerste kandidatuur Tandheelkunde, maar later in de opleiding instromen, is het programma in de vijf studiejaren voor alle studenten hetzelfde. In de kandidaturen ligt de nadruk daarbij hoofdzakelijk op basiswetenschappelijke en biomedisch gerichte opleidingsonderdelen. Daarnaast zijn er een beperkt aantal opleidingsonderdelen die de tandheelkunde tot onderwerp hebben. Het programma van de tandartsjaren bestaat uit klinisch gerichte opleidingsonderdelen, die in het bijzonder de tandheelkunde behandelen. Conserverende tandheelkunde, prothetische tandheelkunde, parodontologie, stomatologie, orthodontie en dento-maxillo-faciale orthopedie komen daarbij vanaf het eerste jaar tandarts aan bod. Ook opleidingsonderdelen zoals farmacologie en heelkunde zijn in het curriculum van de tandartsjaren opgenomen. (Kindertandheelkunde wordt niet als afzonderlijk opleidingsonderdeel geprogrammeerd.) De opbouw van het programma is, gegeven de huidige inhoudelijke invulling ervan,
05/2003
46
Vrije Universiteit Brussel
behoorlijk. Met de programmahervorming op het einde van de jaren ’90 is adequaat ingespeeld op de toegenomen wetenschappelijke kennis van laatstejaarsstudenten van het secundair onderwijs. Gegeven het concept van de opleiding is er globaal genomen sprake van een goede sequentiële opbouw van de opleidingsonderdelen binnen de kandidaturen en binnen de tandartsjaren (verticale integratie). Het opleidingsonderdeel ‘Psychologie’ (eerste kandidatuur, eerste semester) verdient wel een meer systematische opvolging doorheen de gehele opleiding. Het valt de visitatiecommissie op hoe sterk het programma binnen elk studiejaar is opgebouwd uit afzonderlijke disciplines (gebrek aan horizontale integratie). Ook ontbreekt het volgens haar in het programma aan keuzemogelijkheden voor de studenten. De opleiding kiest ervoor - door de kandidaturen een nog weinig tandheelkundig, maar vooral een basiswetenschappelijk en biomedisch karakter te geven - de overstap van studenten uit andere opleidingen naar de opleiding Tandheelkunde (tweede kandidatuur en eerste tandartsjaar) open te houden. De visitatiecommissie is van oordeel dat met deze laatste keuze de studenten Tandheelkunde te laat in de opleiding in contact komen met tandheelkunde. Zij beveelt de opleidingsverantwoordelijken aan om de practica van de natuurwetenschappelijke basiswetenschappen in de kandidaturen te reduceren, teneinde meer ruimte te bieden aan tandheelkundig gerichte opleidingsonderdelen. Dit zou het ook mogelijk maken om het aandeel van de prekliniek en de kliniek in het programma te laten toenemen en beiden vroeger in de opleiding van start te laten gaan. De inhoudelijke invulling van het programma beoordeelt de visitatiecommissie als voldoende. Het niveau van het programma voldoet doorgaans aan de verwachtingen van de visitatiecommissie. Het actualiteitsgehalte dient in sommige gevallen (zoals dat van de implantologie en endodontologie) te worden verbeterd. Om de opleiding te helpen de inhoudelijke kwaliteit van haar programma te handhaven formuleert de visitatiecommissie volgende suggesties: – De visitatiecommissie adviseert een toename van het tandheelkundig karakter van de opleidingsonderdelen in de eerste cyclus. – Het gehele programma mist een sterke sociaal-wetenschappelijke oriëntatie: communicatieve vaardigheden tussen student en patiënt, psychologie, sociologie, ... komen in te beperkte mate aan bod in het huidige programma. Ook EHBO en reanimatie dienen verankerd te worden in het programma en dit doorheen de verschillende studiejaren. – Informatie- en communicatietechnologie in de beroepsuitoefening vormde op het moment van het visitatiebezoek nog geen duidelijk aandachtspunt binnen de opleiding. Hiervan dient werk gemaakt te worden. – De opleiding is zich terdege bewust van de verschuivingen in de patiëntenpopulatie. Toch is het belangrijk de aandacht erop te vestigen dat de studenten theoretisch meer voorbereid worden op bijzondere patiëntencategorieën (ouderen, gehandicapten, medisch gecompromitteerde patiënten,...) – De visitatiecommissie moedigt de opleiding aan om in het kader van de tand-
Vrije Universiteit Brussel
47
05/2003
heelkundige klinische behandeling meer aandacht te besteden aan algemeen medische aspecten. – In het derde jaar tandarts is de integratie van de kliniek slechts ten dele gerealiseerd. De visitatiecommissie moedigt de opleidingsverantwoordelijken dan ook aan de integratie systematisch verder uit te bouwen, en in de mate van het mogelijke uit te breiden naar de gehele tweede cyclus. Hierbij dient beoogd dat patiënten integraal worden behandeld en dat daartoe de geëigende staf wordt ingezet (niet departementaal, maar integraal). Logischerwijze volgt hieruit ook dat de behandelingsplannen een geïntegreerd karakter krijgen. – De invloed van onderzoek op het onderwijs dient te worden versterkt. – Verhoog het wetenschappelijke karakter van de opleiding door de studenten halverwege hun studies een literatuuronderzoek met kritische analyse te laten verrichten en door een verslaggeving van eigen wetenschappelijk onderzoek als afstudeerwerk te programmeren. Met betrekking tot het programma heeft de visitatiecommissie ook nagegaan in welke mate er aandacht wordt geschonken aan het ontwikkelen van vaardigheden bij de studenten. Wat de communicatievaardigheden van de studenten betreft, worden in de opleiding de mondelinge vaardigheden meer gehanteerd dan de schriftelijke. Studenten lijken weinig warm te lopen voor het gebruik van informatie- en communicatietechnologie tijdens hun studies. Hun computervaardigheden kunnen tijdens de opleiding nog worden verbeterd. In het programma wordt onvoldoende aandacht besteed aan praktijkbeheer en voorbereiding op mogelijke samenwerkingsvormen. Er is meer aandacht gewenst voor levenslang leren. De studenten krijgen goede mogelijkheden om probleemoplossend te leren werken. Kritisch denken en zelfstandig werken verdienen echter nog meer stimulans. Aanbevelingen: – Zorg voor meer integratie in de opbouw en de inhoud van het programma en dit zowel horizontaal als verticaal. – Introduceer keuzevakken in het programma. – Reduceer de practica in de natuurwetenschappelijke basisvakken. – Bewaak het actualiteitsgehalte van de opleidingsonderdelen. – Geef aan de basisvakken in de eerste cyclus een meer tandheelkundige oriëntatie. – Verbeter de aandacht voor sociale wetenschappen (incl. communicatieve vaardigheden), algemeen medische integratie in kliniek, EHBO/reanimatie, ICT in de beroepsuitoefening en bijzondere patiëntencategorieën (ouderen, gehandicapten, …). – Laat de prekliniek en kliniek eerder in curriculum van start gaan. – Besteed meer aandacht aan levenslang leren.
05/2003
48
Vrije Universiteit Brussel
– Besteed aandacht aan praktijkbeheer en voorbereiding op mogelijke samenwerkingsvormen. – Verhoog het wetenschappelijke karakter van de opleiding door de studenten halverwege hun studies een literatuuronderzoek met kritische analyse te laten verrichten en hierover schriftelijk te laten rapporteren.
2.2. Onderwijsleersituatie De studenten zijn over het algemeen zeer tevreden over het aangeboden onderwijs. De kleinschaligheid en laagdrempeligheid wordt door hen als een troef van de opleiding beschouwd. De kleine groepen en het goede contact met het personeel laten toe dat inhoudelijke problemen op korte termijn en individueel of in groep kunnen besproken worden. In het zelfevaluatierapport wordt gewezen op het klassieke karakter van de gebruikte werkvormen. De opleiding baseert zich op het traditionele onderscheid tussen theorie en praktijk. Het theoretische gedeelte wordt hoofdzakelijk met hoorcolleges ingevuld. Onder de praktijk worden de werkcolleges en praktische oefeningen begrepen. Concreet gaat het daarbij over de natuurwetenschappelijke practica en de praktijkgerichte opleidingsonderdelen (zoals de ‘kijkstages’, de prekliniek, de kliniek en de (externe) klinische stage). De visitatiecommissie heeft in de opleiding geen onderwijskundige filosofie kunnen onderscheiden. Er is weliswaar sinds het academiejaar ’97-’98 een vernieuwd programma ingevoerd, maar daarbij is niet van een expliciete onderwijskundige filosofie uitgegaan, noch werd dit systematisch en bewust gekoppeld aan de opbouw van de onderwijsleeromgeving. Probleemgeoriënteerd leren krijgt sporadisch aandacht, maar is niet het veralgemeend leerconcept van de opleiding. De onderwijsleeromgeving is over de academiejaren veeleer ad hoc tot stand gekomen. Gelet op het belang van de oriëntatie op de toekomstige beroepsuitoefening wordt geadviseerd groepsgewijs leren en werken te stimuleren. Ondanks de goede uitwerking van elektronisch studiemateriaal door enkele personen is ook van een veralgemeende digitale leeromgeving geen sprake. Er is vanwege de opleidingsverantwoordelijken terughoudendheid ten aanzien van de introductie van onderwijsvernieuwende projecten vastgesteld. Er wordt doorgaans gebruik gemaakt van verouderde studieboeken, die weliswaar aan de hand van persoonlijke aanvullingen van het professoraat worden vervolledigd. De beschikbaarheid van internationale handboeken en tijdschriften is gering. Aanbevelingen: – Formuleer een onderwijsvisie binnen de opleiding. – Stel probleemgeoriënteerde en interactieve onderwijsvormen bespreekbaar en introduceer interactieve onderwijsvormen.
Vrije Universiteit Brussel
49
05/2003
– Verbreed en verdiep de digitale ondersteuning van het leerproces. – Maak in het onderwijs gebruik van meer en van meer recente tekstboeken.
2.3. Toetsing en evaluatie Vermits (met uitzondering van de eerste kandidatuur) het merendeel van de theoretische opleidingsonderdelen mondeling wordt geëxamineerd, is het de visitatiecommissie niet mogelijk het niveau en de relatieve moeilijkheidsgraad van de examens goed in te schatten. Zij heeft op basis van de informatie in het zelfevaluatierapport en tijdens de gesprekken de indruk opgedaan dat het evenwicht tussen het toetsen van kennis en inzicht tijdens de examens varieert per opleidingsonderdeel. De kleinschaligheid van de opleiding leidt tot een snelle en persoonlijke terugkoppeling. Deze informele gewoonten lijken echter tegelijkertijd onduidelijke evaluatiecriteria en toetsingsregelingen in de hand te werken. De evaluatiecriteria van individuele docenten zijn niet éénduidig. De visitatiecommissie spreekt dan ook haar bezorgdheid uit over het grote aandeel mondelinge examens in de beoordeling van de student. Het zelfevaluatierapport stelt dat de vorderingen van studenten in de praktijkgerichte opleidingsonderdelen van het eerste jaar tandarts op regelmatige tijdstippen worden getoetst. Indien een student niet slaagt, krijgt hij hiervoor een herkansingsmogelijkheid. Het tweede jaar tandarts voorziet in een practicumexamen in de voorexamenweek op het einde van de lentevakantie. Dit examen wordt als een kwalificatieproef beschouwd, alvorens met zelfstandige patiëntenbehandeling te beginnen. Er is geen klinisch eindexamen voorzien. De visitatiecommissie evalueert in het bijzonder de patiëntcasus als een goed toetsingsinstrument voor het probleemoplossend vermogen. Uit de gesprekken met de studenten is gebleken dat de kwaliteitscriteria zoals gehanteerd door het assisterend academisch personeel voor de (pre)kliniek variëren. De visitatiecommissie is er voorstander van dat de opleiding binnen het kader van de Onderwijscommissie Tandheelkunde een toetsbeleid ontwikkelt. Hierbij moet wat de theoretische opleidingsonderdelen betreft een prioriteit gemaakt worden van een kritische analyse van de betrouwbaarheid en de validiteit van mondelinge examens. De visitatiecommissie is de mening toegedaan dat de opleiding voor de theoretische examens er goed aan doet verschillende toetsmethodes te introduceren, die leiden tot afzonderlijke scores. Deze afzonderlijke valorisaties kunnen in het eindtotaal (verschillend) gewogen worden. Ook het gewicht van theorie en praktijk in de totaalscore van de studenten dient opnieuw overwogen worden. Van het bekendmaken bij de studenten van formatieve en summatieve toetsingselementen dient eveneens een aandachtspunt te worden gemaakt. Verder dienen de evaluatiecriteria van individuele academische personeelsleden in zowel het theoretische als praktische deel van de opleiding onderling afgestemd te worden.
05/2003
50
Vrije Universiteit Brussel
In de opleiding is sinds het academiejaar ’02-’03 een semestersysteem ingevoerd. De overgang naar dit systeem vraagt zowel voor de studenten als de opleidingsverantwoordelijken een aanpassing. Zoals later in dit deelrapport beschreven staat, is de visitatiecommissie er voorstander van om in het licht van deze aanpassingen het programma te onderwerpen aan een studeerbaarheidsanalyse. Gezien het belang van de continue ontwikkeling van tandheelkundige vaardigheden, dient ook te worden nagegaan of het semestersysteem een zinvolle optie is in combinatie met het huidige programma van de tweede cyclus. Het is met betrekking tot de voorbereiding van de examens van de studenten essentieel dat zij hun examenrooster tijdig ter beschikking krijgen. Aanbevelingen: – Ontwikkel een toetsbeleid. – Varieer in toetsmethoden.
3.
Afstudeerwerk en stage
3.1. Afstudeerwerk Het afstudeerwerk staat geprogrammeerd in het derde tandartsjaar, waar het 5 studiepunten (op een totaal van 60) vertegenwoordigt. Dit eindwerk heeft volgens het zelfevaluatierapport tot doel de studenten met de meer theoretische en wetenschappelijke aspecten van hun opleiding kennis te laten maken. De studenten dienen zelfstandig de literatuur over een bepaald thema in de tandheelkunde op te zoeken, deze kritisch door te nemen en te verwerken tot een conclusie. In het kader van het afstudeerwerk is het eveneens mogelijk om rond een onderzoeksthema te werken. Het eindcriterium waaraan het afstudeerwerk moet voldoen, is dat van een Nederlandstalig overzichtsartikel. In het algemeen zijn de instructies en criteria voor de eindverhandelingen zeer duidelijk geformuleerd. De gestelde eisen voor een literatuurstudie zijn goed. Op basis van de steekproef van afstudeerwerken die de commissie heeft bestudeerd, acht zij het niveau ervan voldoende. De bibliografieën van de studenten zijn soms beperkt en bevatten vooral verwijzingen naar oudere literatuur. Om het actualiteitsgehalte van de werken te garanderen, wordt daarom vaak voor aanvullingen via het internet gekozen. Een kritische analyse van de bestudeerde literatuur is nagenoeg afwezig. De schriftelijke presentatie van de eindwerken is in het algemeen goed. De afstudeerwerken zijn overwegend literatuurstudies, zonder inbreng van eigen onderzoeksresultaten en -methoden. De visitatiecommissie is van oordeel dat de meerwaarde hiervan voor de studenten dan ook beperkt is. Een uitbreiding van het afstudeerwerk tot de participatie van studenten in onderzoek of het uitvoeren van een eigen onderzoek, gekoppeld aan meer wetenschappelijke reflectie over
Vrije Universiteit Brussel
51
05/2003
het betreffende onderzoek wordt hier als suggestie geformuleerd. Hiervoor dient in een uitbreiding van het aantal studiepunten te worden voorzien. Omtrent de begeleiding van het afstudeerwerk werden geen problemen vastgesteld. De beoordelingsprocedure van de eindwerken lijkt vlot te verlopen. De mondelinge presentatie en beoordeling daarvan naast schriftelijke rapportage wordt gewaardeerd. Aanbevelingen: – Breid het afstudeerwerk uit van een literatuurstudie naar een actieve deelname aan onderzoek. – Bewaak de kritische beschouwing van de studenten op het literatuuronderzoek.
3.2. Stage Onder de stages verstaat de visitatiecommissie de praktijkgerichte onderdelen van de opleiding, zoals de ‘kijkstages’, de prekliniek, de kliniek en de externe klinische stage. De opleiding voorziet in de eerste kandidatuur al ‘kijkstages’, wat de visitatiecommissie steunt. De preklinische en klinische activiteiten zijn goed georganiseerd en degelijk onderbouwd. De prekliniek geeft de studenten de mogelijkheid om vertrouwd te geraken met de tandheelkunde. De kliniek laat de studenten toe om zich degelijk te vervolmaken. De studenten hebben zich positief uitgelaten over deze activiteiten. Ook de assisterende academische personeelsleden zijn zeer tevreden over hun aandeel in dit tandheelkunde-onderwijs. De combinatie van hun werk in een privé-praktijk met hun werk in de opleiding vormt zowel voor hen als voor de studenten een verrijking. De begeleiding tijdens de verschillende praktijkgerichte momenten verloopt vlot. Zoals hoger vermeld, dient nog wel het beoordelingsbeleid aangepast te worden. Verder merkt de visitatiecommissie op dat de studenten tijdens hun praktische opleiding geen tekort aan patiënten hebben. Het dient wel bewaakt te worden dat studenten ook voldoende bijzondere patiëntencategorieën (ouderen, gehandicapten, medisch gecompromitteerde patiënten, …) behandelen. Verder zou de visitatiecommissie tijdens de stagemomenten de aandacht willen zien toenemen in verband met praktijkbeheer en samenwerkingsvormen, teamwork, ergonomie, EHBO/reanimatie, sociale en medische aspecten. Preventieve tandheelkunde wordt in het theoretische gedeelte van de opleiding behandeld, maar de vertaling ervan naar de praktijk dient nog meer geëxpliciteerd te worden. De visitatiecommissie beveelt aan mogelijkheden voor externe stages in praktijken en instituten op te nemen in het programma. De stage in het Brugman Ziekenhuis
05/2003
52
Vrije Universiteit Brussel
is hier een goed voorbeeld van. Daarnaast is de visitatiecommissie is er voorstander van om het aanbod van prekliniek en kliniek in de opleiding te vervroegen en tevens in omvang uit te breiden. Aanbevelingen: – Verbeter de aandacht voor bijzondere patiëntencategorieën, praktijkbeheer en samenwerkingsvormen, teamwork, ergonomie, EHBO/reanimatie, preventieve tandheelkunde, sociale en medische aspecten. – Vervroeg het aanbod van prekliniek en kliniek in de opleiding. – Introduceer meer externe stages.
4.
Studenten
4.1. Studentenprofiel en studentenaantallen1 Tabel 1
Totaal aantal studenten Tandheelkunde voor de periode ’90-’91 t.e.m. ’01-’02 Acad. j.
Gen.stud.
1e kan
2e kan
’90-’91 ’91-’92 ’92-’93 ’93-’94 ’94-’95 ’95-’96 ’96-’97 ’97-’98 ’98-’99 ’99-’00 ’00-’01 ’01-’02
12 11 20 19 18 22 16 3 2 3 1 1
28 18 29 36 33 38 31 11 7 7 3 2
17 19 16 13 18 16 19 15 9 9 7 6
Acad. j.: Academiejaar Gen. stud.: Generatiestudent 1e kan: Eerste kandidatuur 2e kan: Tweede kandidatuur
1.
1e j. tand. 2e j. tand. 3e j. tand. 18 24 26 24 19 26 20 24 19 15 18 9
10 18 24 24 25 20 22 19 20 16 16 20
12 10 18 23 22 22 14 22 19 19 16 13
1e j. tand.: Eerste jaar tandarts 2e j. tand.: Tweede jaar tandarts 3e j. tand.: Derde jaar tandarts
De gegevens voor de academiejaren ’90-’91 t.e.m. ’99-’00 zijn afkomstig uit de VLIR-databank Studentenstatistieken. De gegevens voor de academiejaren ’00-’01 en ’01-’02 werden door de opleiding zelf verstrekt.
Vrije Universiteit Brussel
53
05/2003
Met betrekking tot de instroom in de opleiding stelt de commissie vast dat samen met de invoering van de toelatingsproef (’97-’98) een daling van het aantal generatiestudenten en kandidatuursstudenten werd ingezet. De instroom in de kandidaturen is over de periode ’97-’98 t.e.m. ’01-’02 gedaald tot subkritische aantallen. De opleiding erkent dit probleem. De commissie juicht toe dat op interuniversitair niveau gesprekken gaande zijn om dit probleem het hoofd te bieden. In de tandartsjaren is deze daling ook voelbaar, zij het in mindere mate. Oorzaak hiervan zijn studenten die pas in het eerste jaar tandarts de opleiding binnenkomen. Het gaat hierbij onder meer om studenten met een (kandidaats)opleiding Arts en buitenlandse studenten. De extreem lage studentenaantallen in de kandidaturen worden door deze latere instroom in de tandartsjaren licht gecompenseerd, al blijven ze ook in de tandartsjaren ontegensprekelijk onder de kritische grens. Het ontbreekt de opleiding volgens de visitatiecommissie aan een beleid omtrent de instroom. De opleiding oefent - zeker in de laatste academiejaren - ongeveer een gelijke aantrekkingskracht uit op vrouwelijke en mannelijke studenten. Er is over de periode ’90-’91 t.e.m. ’01-’02 een instroom van buitenlandse studenten vastgesteld. Het studentenprofiel is goed. Aanbevelingen: – Teken een beleid uit ten aanzien van de instroom. – Bewerkstellig een substantieel hogere instroom als afzonderlijke opleiding of in samenwerking met één of meerdere opleidingen.
4.2. Slaagcijfers en rendementen2 De slaagcijfers van de kandidatuursstudenten (en de generatiestudenten in het bijzonder) zijn sinds de invoering van de toelatingsproef verbeterd. In het eerste jaar tandarts liggen de slaagpercentages echter net iets lager dan verwacht. Uit het zelfevaluatierapport en de gesprekken met de studenten blijkt dat dit vooral komt doordat het programma overladen wordt door vele uren praktijk in combinatie met theoretische opleidingsonderdelen. De slaagcijfers in de twee laatste tandartsjaren zijn opnieuw goed. Het rendement van de opleiding is goed. Een meerderheid van de studenten studeert zoals gepland na 5 jaar af als tandarts.
2. De gegevens voor de academiejaren ’89-’90 t.e.m. ’99-’00 zijn afkomstig uit de VLIR-databank Studentenstatistieken. De gegevens voor de academiejaren ’00-’01 werden door de opleiding zelf verstrekt.
05/2003
54
Vrije Universiteit Brussel
Tabel 2 Slaagpercentages studenten Tandheelkunde voor de periode van ’89-’90 t.e.m. ’00-’01 (verhouding aantal geslaagden t.o.v. het aantal studenten ingeschreven op de rol, uitgedrukt in percent). Acad. j. ’89-’90 ’90-’91 ’91-’92 ’92-’93 ’93-’94 ’94-’95 ’95-’96 ’96-’97 ’97-’98 ’98-’99 ’99-’00 ’00-’01
Gen.stud. 15 75 73 45 37 17 41 50 100 100 100 0
1e kan
2e kan
37 64 72 43 39 27 42 48 45 83 100 50
76 94 84 100 77 83 63 95 93 100 78 80
Acad. j.: Academiejaar Gen. stud.: Generatiestudent 1e kan: Eerste kandidatuur 2e kan: Tweede kandidatuur
5.
1e j. tand. 2e j. tand. 3e j. tand. 100 89 88 81 92 84 58 90 79 79 100 92
85 80 94 92 83 84 65 91 100 90 88 84
100 100 80 94 96 86 91 93 100 100 95 100
1e j. tand.: Eerste jaar tandarts 2e j. tand.: Tweede jaar tandarts 3e j. tand.: Derde jaar tandarts
Studeerbaarheid
5.1. Studietijd De informatie met betrekking tot de studietijd waarover de opleiding zelf beschikt, is (zowel in het zelfevaluatierapport als in de realiteit) schaars. De opleiding voert zelf geen systematische studietijdmetingen uit. Verder kende de schriftelijke bevraging van de studenten (die door de Dienst Onderwijszaken in het academiejaar ’01-’02 werd gehouden en die informatie over de studeerbaarheid van de opleiding bevat) een te beperkte deelname van de tandheelkundestudenten om representatieve resultaten te bekomen. Op basis van de gesprekken met de studenten heeft de commissie de indruk dat globaal een vrij goede overeenstemming tussen de begrote en reële studietijd bestaat. De introductie van het semestersysteem vraagt van de studenten wel een aanpassing: in dat systeem is er voor hen minder tijd voorzien om dezelfde hoeveelheid leerstof te verwerken. De visitatiecommissie adviseert dan ook om in de toekomst studietijdmetingen op te zetten, zodat de verhouding tussen de feitelijke en de begrote studietijd effectief kan worden nagegaan. Daarbij dient - rekening houdend met de invoering van het semestersysteem - voornamelijk de verdeling van de studietijd binnen de studiejaren te worden geobserveerd.
Vrije Universiteit Brussel
55
05/2003
De visitatiecommissie heeft via de studenten geen signalen over studiebelemmerende factoren gekregen. Aanbeveling: – Introduceer studietijdmetingen in de opleiding.
5.2. Studievoorlichting en -begeleiding De Dienst Studieadvies en de opleiding voorzien ten behoeve van abituriënten in een gevarieerd aanbod van studievoorlichtingsactiviteiten. Tijdens de opleiding zelf is sprake van een minder gestructureerd informatieaanbod. Over het afstudeerwerk en de mogelijkheden om verder te studeren wordt tijdens de opleiding de nodige informatie verstrekt. Internationalisering en het toelichten van meer gevarieerde beroepsmogelijkheden (zoals bijvoorbeeld het doen van onderzoek of doctoreren) komen echter minder aan bod. De studiegids van de opleiding is adequaat bevonden. De leerstofomschrijvingen van de opleidingsonderdelen variëren wel in omvang en kwaliteit. Tijdens hun opleiding kunnen de studenten ook beroep doen op een begeleidingsaanbod van de Dienst Studieadvies. Het feit dat deze dienst op een andere campus is gevestigd (Campus Etterbeek) dan de opleiding zelf (Campus Jette), is waarschijnlijk de onderliggende reden van de geringe deelname van tandheelkundestudenten aan dit aanbod. Het zelfstudiecentrum dat op de Campus Jette is gesitueerd en zich vooral op eerstekandidatuursstudenten richt, kan op een grotere (maar toch nog steeds beperkte) interesse van de studenten rekenen. Het leerstijlenonderzoek dat het zelfstudiecentrum bij eerstekandidatuursstudenten uitvoert wordt door de visitatiecommissie gewaardeerd. In de opleiding zelf is sprake van directe studiebegeleiding: studenten kunnen met hun vragen rechtstreeks bij het personeel terecht. Aanbeveling: – Structureer het informatieaanbod over internationalisering en beroepsmogelijkheden.
6.
Afgestudeerden
De visitatiecommissie heeft tot haar spijt niet met afgestudeerden kunnen praten, die het nieuwe programma van de opleiding volledig hadden doorlopen. Afgestudeerden van het oude programma lijken overwegend de doorgevoerde vernieuwingen als een verbetering te ervaren. Zelf hebben zij tijdens hun opleiding
05/2003
56
Vrije Universiteit Brussel
de confrontatie met de gevarieerde patiëntsituaties gewaardeerd, alsook de laagdrempelige contacten tussen de staf en de studenten. Uit de informatie in het zelfevaluatierapport blijkt dat afgestudeerden in toenemende mate terechtkomen in groepspraktijken, en dit soms na een specialisatieopleiding. Het aandeel oudstudenten dat in het wetenschappelijk onderzoek terechtkomt is verwaarloosbaar. Behalve op basis van informele contacten met het beroepenveld, is het de opleiding onmogelijk de waardering van oudstudenten door het beroepenveld in te schatten. Ook de commissie moet op dit punt het antwoord schuldig blijven. Zij heeft tijdens haar visitatiebezoek alleszins niet de indruk opgedaan dat zich in dit verband problemen zouden stellen. De doelstellingen die door de opleiding worden vooropgesteld worden volgens de commissie grotendeels gehaald. Een vereniging voor afgestudeerde tandartsen en een contactbrief ontbreken. Weliswaar is er de Oud-studentenbond (OSB) van de VUB. De afgestudeerde tandartsen blijken hiervoor weinig interesse te tonen. Er blijven hoofdzakelijk contacten met afgestudeerde tandartsen bestaan via bijscholingscursussen en vervolgopleidingen. Alumni die deelnemen aan een vervolgopleiding worden als wetenschappelijk of klinisch medewerker gedeeltelijk mee ingeschakeld in het tandheelkunde-onderwijs. De commissie beveelt aan de contacten met afgestudeerden te versterken in het kader van life-long-learning. Dit kan ook van betekenis zijn voor het werven van meer studenten. Aanbeveling: – Versterk de contacten met alumni.
7.
De opleiding als organisatie
De organisatiestructuur van de Vrije Universiteit Brussel, de Faculteit Geneeskunde en Farmacie en de opleiding Tandheelkunde is de visitatiecommissie voornamelijk tijdens het visitatiebezoek duidelijk geworden. Op facultair niveau is sprake van een heldere formele organisatiestructuur. Op basis van haar bezoek meent de visitatiecommissie dat de opleiding Tandheelkunde binnen de Faculteit Geneeskunde en Farmacie een betere positionering verdient. Binnen de opleiding zijn de advies- en beslissingsorganen geïnstalleerd, zoals deze centraal vanuit de universiteit worden voorgesteld. Zo bestaan er op opleidingsniveau een Departementsraad (of Raad van de Vakgroepkoepel Tandheelkunde) en een Onderwijscommissie Tandheelkunde, die beiden voor het beheer van de opleiding instaan. De visitatiecommissie is de mening toegedaan dat, wat de opleiding Tandheelkunde betreft, sprake is van een vlakke en bijgevolg weinig hiërarchische organisatie.
Vrije Universiteit Brussel
57
05/2003
Gezien de kleinschaligheid van de opleiding leidt dit op het eerste zicht ook tot weinig problemen. Nochtans heeft de visitatiecommissie een gebrekkig functioneren van deze formele overlegstructuren vastgesteld. Er wordt opvallend weinig van deze formele overlegstructuren gebruik gemaakt. Daarbij signaleert de visitatiecommissie ook een vermenging van taken en bevoegdheden, een tekort aan overleg tussen de eerste en de tweede cyclus en een gebrek aan studentenvertegenwoordiging. Wat de verdeling van de taken en bevoegdheden betreft, merkt de visitatiecommissie op dat er geen scheiding is tussen de personen/organen die bepaalde voorstellen (zoals programmahervormingen) in de opleiding ontwikkelen, daarover een besluit nemen en vervolgens de operationalisering van deze voorstellen bewaken. Het overleg tussen de eerste cyclus, die hoofdzakelijk basiswetenschappelijk en biomedisch gericht is, en de tweede cyclus, die hoofdzakelijk de tandheelkunde behandelt, dient op gang gebracht te worden om onder meer de verticale integratie van de opleiding beter te garanderen. Op het niveau van de opleiding zijn onder de studenten jaarvertegenwoordigers verkozen, die evenwel niet in de formele organen van de opleiding zetelen. Ten aanzien van de studenten, die mede dankzij het informele gebruik van de opleidingsstructuur op een grote flexibiliteit van de opleidingsverantwoordelijken kunnen rekenen, is tegelijkertijd ook sprake van willekeur. Het gebrek aan overleg tussen de academische personeelsleden leidt ertoe dat praktische vragen van studenten (bijvoorbeeld inzake semestrialisering) laat of met tegenstrijdige reacties beantwoord worden. Voornamelijk in de kandidaturen, waar studenten geregeld onderwijs volgen met geneeskundestudenten, blijken zij daarnaast ook soms te laat of verkeerd geïnformeerd te worden over het al dan niet doorgaan van colleges. De commissie heeft geconstateerd dat middelen die de VUB voor de opleiding Tandheelkunde ontvangt niet in dezelfde mate (maar minder) voor de Tandheelkunde worden ingezet. Aanbevelingen: – Effectueer formele overlegstructuren, met gescheiden taken en bevoegdheden ten aanzien van voorbereiding, besluitvorming, organisatie, implementatie en evaluatie. – Verhoog de participatie van staf en studenten binnen deze formele overlegstructuren. – Verbeter de positionering van de opleiding Tandheelkunde in de faculteit. – Verruim de financiële positie van de opleiding.
8.
Gebouwen en infrastructuur
De opleiding is gevestigd op de Campus Jette en maakt daar gebruik van verschillende faciliteiten. Tijdens haar bezoek werd de commissie rondgeleid langs de
05/2003
58
Vrije Universiteit Brussel
onderwijsruimten, de practicumruimten, de (pre)kliniek, de computerinfrastructuur, het zelfstudiecentrum en de bibliotheken. De auditoria en seminarielokalen worden goed onderhouden en zijn voldoende uitgerust met didactisch materiaal. Ze zijn voor de studenten gemakkelijk bereikbaar. De centrale bibliotheek is zeer ordelijk en toegankelijk georganiseerd. De tandheelkundebibliotheek is qua kwaliteit en kwantiteit te beperkt. Het aantal tandheelkundige boeken en tijdschriften is gering en voor een groot deel verouderd. De visitatiecommissie heeft bij haar bezoek aan het Tandheelkundig Instituut (gebouw K) regelmatig gedateerde infrastructuur waargenomen. Het is de commissie niet duidelijk geworden wat de plannen zijn van de opleiding om de onderwijsvoorzieningen, de prekliniek, de kliniek en het tandtechnisch labo te renoveren. De budgettaire voorwaarden hiertoe dienen dan wel gecreëerd te worden. De visitatiecommissie is er voorstander van om de ruimtelijke omvang van de prekliniek te beperken, ze beter uit te rusten en de vrijgekomen ruimte in te richten als (geïnformatiseerde) studieruimte voor de studenten. Hoewel de kliniek verzorgd overkomt, is zowel het concept als de uitrusting aan vernieuwing toe. In de prekliniek en de kliniek dient overigens meer aandacht uit te gaan naar ergonomie. De bezochte snijzaal geeft een verzorgde indruk, maar is qua uitrusting voorbijgestreefd. De overige practicumruimten zijn goed bevonden. De studenten kunnen op de campus gebruik maken van verschillende computerfaciliteiten. De informatisering van het zelfstudiecentrum, waar vooral eerstekandidatuursstudenten terechtkunnen, en van de bibliotheken dient nog wel verder op punt te worden gezet. Aanbevelingen: – Actualiseer en breid de literatuurbestanden in de bibliotheken uit. – Bevorder het computerondersteund onderwijs op het vlak van apparatuur en elektronische leeromgeving. – Vernieuw de infrastructuur van de prekliniek en de kliniek. – Voorzie een (geïnformatiseerde) studieruimte voor de studenten.
9.
Personeel en personeelsbeleid
De visitatiecommissie heeft zowel bij het zelfstandig academisch personeel (ZAP) als het assisterend academisch personeel (AAP) en administratief en technisch personeel (ATP) kennis gemaakt met enthousiaste en gemotiveerde mensen. Nochtans zijn hun carrièreperspectieven en statuten niet altijd even aantrekkelijk. Wat het ZAP betreft, is er een tekort aan omkadering. De opleiding had op het moment van het visitatiebezoek twee uitgeschreven vacatures, die moeilijk blijken
Vrije Universiteit Brussel
59
05/2003
ingevuld te kunnen worden. Zolang beide opdrachten vacant blijven, blijft ook de (onderwijs)belasting van de huidige ZAP-leden verhoogd. Naast de invulling van beide mandaten moet overigens toch ook een uitbreiding van het ZAP overwogen worden, zodat de huidige ZAP-leden naast hun uitgebreide onderwijsopdrachten meer ruimte krijgen om aan onderzoek te werken. Het ZAP verbonden aan de opleiding is uitsluitend mannelijk, en slechts gedeeltelijk voltijds aan de opleiding verbonden. De benoemingen van het professoraat variëren van docent tot hoogleraar. De gemiddelde leeftijd van een ZAP-lid is tussen de 30 en de 50 jaar. Het AAP bestaat uit een vrij uitgebreid team van medewerkers, die weliswaar haast uitsluitend deeltijds zijn benoemd. De helft van het AAP is tewerkgesteld als praktijkassistent. Er is bij het AAP sprake van een evenwichtige verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen. Hun gemiddelde leeftijd situeert zich tussen de 20 en de 40 jaar. De onderwijsbelasting van het AAP is niet te onderschatten. Die AAP-leden, die onderzoek in hun functieomschrijving hebben staan, komen hier slechts in beperkte mate toe. Er zijn nagenoeg geen doctoraten in voorbereiding. Het ATP heeft een niet te onderschatten rol in het tandheelkunde-onderwijs. Er is binnen de werkingstoelage sprake van een beperkt aantal ATP-leden, die allemaal voltijds binnen de opleiding werken. Het ATP, gemiddeld tussen de 30 en de 40 jaar oud, bestaat voor de helft uit mannen en de helft uit vrouwen. De omvang van de gehele omkadering staat, indien alle functies worden ingevuld, in een redelijke verhouding tot het studentenaantal. De verhouding tussen het zelfstandig en het assisterend academisch personeel is in het voordeel van het assisterend personeel. De didactische kwaliteiten van de staf zijn in het algemeen beschouwd goed. Van het centrale aanbod van onderwijsprofessionalisering wordt evenwel weinig gebruik gemaakt, ook niet door het AAP. De onderzoekskwaliteit van de staf heeft de visitatiecommissie onvoldoende kunnen bestuderen. Het bevorderingsbeleid dat ten aanzien van het personeel geldt, is van kracht in de gehele universiteit. Dit is in het zelfevaluatierapport helder uiteengezet. Met betrekking tot het ATP merkt de visitatiecommissie op dat zij vrij lage graden bekleden in verhouding tot het werk dat zij uitvoeren. Met name in de personeelscategorieën van het ZAP en het ATP lijken bevorderingen langer dan gewenst op zich te laten wachten. De visitatiecommissie moedigt de opleiding aan om (mogelijk in samenwerking met de Faculteit Geneeskunde en Farmacie) een gestructureerd en doordacht personeelsbeleid op en uit te bouwen. Aanbeveling: – Werk een gestructureerd en doordacht personeelsbeleid uit.
05/2003
60
Vrije Universiteit Brussel
10. Internationalisering Het internationaliseringsbeleid dat binnen de universiteit en de faculteit van kracht is, komt niet tot zijn recht in de opleiding Tandheelkunde. Het feit dat in de opleiding het professoraat onder een hoge werkdruk gebukt gaat en de opleiding slechts een relatief gering aantal studenten telt, leidt er onder meer toe dat van de internationalisering van de opleiding geen prioriteit wordt gemaakt. Studenten kunnen op basis van persoonlijke contacten van het professoraat naar Aken (Duitsland) en Gdansk (Polen), maar maken hiervan nauwelijks gebruik. Een uitwisseling met een buitenlandse universiteit blijkt weinig actief te worden aangemoedigd. Ook studenten uit het buitenland komen zelden via een internationaal uitwisselingsprogramma aan de tandheelkunde-opleiding van de VUB studeren. Niet alleen de studenten, maar ook het professoraat en het assisterend academisch personeel blijkt minder dan verwacht aan uitwisselingen deel te nemen. Tijdelijke overdracht van taken van het ZAP is moeilijk, gezien het beperkte aantal dat er reeds is. De beperkte internationale contacten die het professoraat onderhoudt, worden in de mate van het mogelijke ten bate van het onderwijs gebruikt. Er is sporadisch sprake van gastcolleges. Aanbeveling: – Verhoog het internationale karakter van het onderwijs en ontwikkel beleid daartoe.
11. Onderzoekscomponent van het onderwijs De visitatiecommissie heeft een zeer geringe betrokkenheid van het personeel bij onderzoek vastgesteld. Er zijn binnen de opleiding weinig middelen beschikbaar tot het uitvoeren van onderzoek en het deelnemen aan internationale wetenschappelijke congressen. Het academisch personeel beschikt daarnaast wegens een hoge onderwijslast ook over te weinig tijd om te komen tot publicaties van wetenschappelijke artikels. De beperkte tijd die zowel het ZAP als het AAP aan onderzoek kan besteden, is volgens de visitatiecommissie verontrustend. Het aantal doctoraten in de opleiding dient dringend toe te nemen. Een gerichte onderzoeksfilosofie ontbreekt binnen de opleiding. De geringe onderzoeksoutput binnen de opleiding vertaalt zich ook naar een beperkte onderzoekscomponent in het onderwijs. Ondanks het feit dat in de eerste cyclus een goede aanzet tot wetenschappelijk denken wordt vastgesteld, ontbreekt het in dit verband in de tweede cyclus aan continuïteit. Het afstudeerwerk, dat tot doel heeft de studenten met de meer wetenschappelijke aspecten van de opleiding te laten kennismaken, zou voor alle studenten moeten uitgebreid worden tot de participatie in onderzoek of het uitvoeren van een eigen onderzoek, gekoppeld aan meer wetenschappelijke reflectie over het betreffende onderzoek.
Vrije Universiteit Brussel
61
05/2003
Aanbevelingen: – Versterk de wetenschappelijke activiteiten van het academisch personeel. – Bevorder de actieve participatie van studenten in onderzoek. – Werk een gerichte onderzoeksfilosofie uit.
12. Interne kwaliteitszorg 12.1. Zelfevaluatierapport Het open en eerlijke karakter van het zelfevaluatierapport heeft ertoe bijgedragen dat de visitatiecommissie zich voldoende op het visitatiebezoek heeft kunnen voorbereiden. Vragen die tijdens de lectuur van het rapport waren gerezen, zijn tijdens het visitatiebezoek uitgebreid aan bod kunnen komen, en dit bij alle geledingen van de opleiding. Het zelfevaluatierapport was weinig gekend bij het assisterend academisch personeel, het administratief en technisch personeel en de studenten. Ook niet alle ZAP-leden bleken geïnformeerd over de inhoud van het rapport. De visitatiecommissie verwacht dat het zelfevaluatierapport, samen met het visitatierapport, in de toekomst als uitgangspunt wordt genomen voor de verdere opbouw van het opleidingsbeleid.
12.2. Interne kwaliteitszorg Het zelfevaluatierapport omschrijft inzake de interne kwaliteitszorg twee aspecten: de Onderwijscommissie Tandheelkunde, die de voorbije jaren voornamelijk het curriculum heeft hervormd, en de onderwijsevaluaties georganiseerd door de Dienst Onderwijszaken van de VUB. De visitatiecommissie formuleert in dit verband verschillende bedenkingen. De kwaliteitszorg lijkt op opleidingsniveau voornamelijk informeel en daardoor soms weinig inzichtelijk te worden georganiseerd. Er wordt van de bestaande organen en diensten op weinig gestructureerde wijze gebruik gemaakt. Wat niet in de wandelgangen kan worden opgelost, wordt tijdens een ad hoc vergadering besproken. Van formele studentenvertegenwoordiging is daarbij zelden sprake. De opleiding is wel in grote mate ingegaan op de aanbevelingen van de voorgaande visitatiecommissie. De informele kwaliteitszorg van de opleiding kadert binnen een formele en doorzichtige overlegstructuur van de Faculteit Geneeskunde en Farmacie en de universiteit. De procedures voor curriculumherziening en -innovatie heeft de visitatiecommissie niet in detail bekeken. Zij kan hierover bijgevolg geen uitspraak doen.
05/2003
62
Vrije Universiteit Brussel
De studentenbetrokkenheid in de opleiding is - hoewel niet via formele kanalen groot. De contacten met de staf zijn van dien aard dat problemen gemakkelijk aangekaart kunnen worden. Zoals eerder gesteld, sluit de flexibele houding van de opleidingsverantwoordelijken de willekeur ten aanzien van de studenten niet uit. De studentenvertegenwoordiging binnen de Faculteitsraad is goed geregeld, zij het beperkt. De rol en de verdere betrokkenheid van de afgestudeerden in de opleiding zijn nagenoeg onbestaand. De recente bevraging van de afgestudeerden door de opleiding kan wel van pas komen in het kader van verdere curriculumopbouw. De visitatiecommissie heeft vastgesteld dat de ombudspersoon goed gekend is en wanneer nodig is ook gecontacteerd wordt. Een belangrijke factor in de interne kwaliteitszorg zijn de onderwijsevaluaties, die door de Dienst Onderwijszaken tweejaarlijks worden georganiseerd. Doel van deze evaluaties is te komen tot een verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Evaluaties met negatieve resultaten worden op korte termijn opgevolgd aan de hand van een remediëringsplan. De evaluaties kennen echter een te geringe respons bij de studenten om van representatieve resultaten te kunnen spreken. Dit moet beter worden bewaakt. De opleiding blijkt terughoudend te staan ten aanzien van onderwijsinnovatie. Op het vlak van onderwijsprofessionalisering worden initiatieven genomen op centraal niveau, maar deze worden zelden door tandheelkundepersoneel bijgewoond. Het is aan te bevelen zowel het zelfstandig als het assisterend academisch personeel te stimuleren om aan dit aanbod deel te nemen. Aanbevelingen: – Bouw de interne kwaliteitszorg binnen de opleiding uit. – Verhoog de rendabiliteit van de curriculumevaluaties. – Bevorder de didactische professionalisering van het academisch personeel.
13. Nawoord De visitatiecommissie stelt zich ernstige vragen over de levensvatbaarheid van de opleiding. Niet alleen liggen de inschrijvingen dermate laag dat het inrichten van een opleiding voor een handvol studenten in vraag kan gesteld worden, ook de meerderheid van de andere onderwijsfactoren vragen dringend om een grondige bezinning en een kosten/baten-analyse. De commissie juicht toe dat op bestuurlijk niveau gesprekken gaande zijn om dit probleem het hoofd te bieden, maar onderstreept er tegelijkertijd de noodzaak van. Zij onderschat de kwaliteit en de inzet van het academisch personeel in deze opleiding niet. Zij hoopt dat een mogelijke samenwerking met een andere opleidingen de opleiding in staat zal stellen om enerzijds haar kwalitatief sterke kenmerken te delen en verder uit te bouwen en anderzijds haar kwalitatief zwakke kenmerken te remediëren.
Vrije Universiteit Brussel
63
05/2003
05/2003
64
De opleiding Tandheelkunde binnen de Faculteit Geneeskunde van de Katholieke Universiteit Leuven 1.
Onderwijsprofiel, doelstellingen en eindtermen
Zoals het in haar opdracht lag, heeft de visitatiecommissie vooraf en tijdens haar bezoek het onderwijsprofiel, de doelstellingen en eindtermen van de opleiding met verschillende geledingen besproken. De doelstellingen en eindtermen zijn in het zelfevaluatierapport duidelijk en volledig omschreven. Een gedetailleerde en onderbouwde bespreking van de doelstellingen, gekoppeld aan een vertaling ervan in eindtermen, heeft de visitatiecommissie een helder beeld gegeven van het type tandheelkundeopleiding dat te Leuven wordt beoogd, met name een klinisch georiënteerde opleiding met een sterke (eigen) wetenschappelijke onderbouwing. De visitatiecommissie is van oordeel dat de doelstellingen en eindtermen van de opleiding goed overeenstemmen met de door haar geformuleerde minimumeisen. Terwijl de vertaling van de doelstellingen en eindtermen naar het programma voor de visitatiecommissie transparant is, is dit minder het geval voor de onderwijskundige vertaling naar de werkvormen die in de opleiding in gebruik zijn. Dit laatste, dat in verband staat met de onderwijsleersituatie, wordt door de opleiding wel degelijk in het zelfevaluatierapport besproken. De professionele onderbouwing van de onderwijskundige filosofie komt echter minder duidelijk over. De visitatiecommissie concludeert dat er binnen de opleiding wel een programmaprofiel is uitgewerkt, maar dat de relatie daarvan tot een éénduidig interpreteerbare (en coherente) onderwijskundige filosofie versterkt dient te worden. Voor een goed onderwijsprofiel is dit laatste noodzakelijk. Studenten worden niet structureel betrokken bij het formuleren van de doelstellingen en eindtermen van de opleiding; deze zijn door hen niet of weinig gekend.
Katholieke Universiteit Leuven
65
05/2003
De visitatiecommissie concludeert op basis van het ter beschikking gestelde materiaal en de gesprekken tijdens haar bezoek dat de doelstellingen van de opleiding binnen o.a. de gegeven juridische en financiële randvoorwaarden haalbaar zijn. Aanbeveling: – Verduidelijk gezamenlijk de onderwijskundige filosofie om het onderwijsprofiel van de opleiding te vervolledigen.
2.
Programma
2.1. Opbouw en inhoud van het programma Studenten leggen (sinds het academiejaar ’97-’98) een proef af alvorens toegelaten te worden tot de opleiding Tandheelkunde. De opleiding zelf omvat vijf studiejaren, gespreid over twee cycli. De eerste cyclus van de opleiding (kandidaturen) neemt decretaal twee jaar in beslag, de tweede cyclus (tandartsjaren) drie jaar. De opleiding maakt sinds het academiejaar ’99-’00 gebruik van een nieuw programma, dat over de jaren progressief wordt ingevoerd. In het academiejaar ’03-’04 zullen de eerste studenten van het nieuwe programma afstuderen.1 Het programma van de eerste cyclus bestaat hoofdzakelijk uit basiswetenschappen (eerste semester van de eerste kandidatuur), basisbiologische en medische opleidingsonderdelen. Daarnaast krijgen de studenten in het eerste jaar handvaardigheidstraining en worden de studenten in het tweede jaar ingeleid in een aantal specifiek tandheelkundige opleidingsonderdelen. Tijdens het eerste semester van de tweede kandidatuur komen de studenten in contact met patiënten. In de tandartsjaren bestaat het programma uit klinisch gerichte opleidingsonderdelen, die in het bijzonder de tandheelkunde behandelen. Conserverende tandheelkunde, prothetische tandheelkunde, parodontologie, orthodontie en dento-faciale orthopedie komen daarbij vanaf het eerste tandartsjaar aan bod. Vanaf het tweede tandartsjaar worden ook stomatologie en kindertandheelkunde behandeld. Met uitzondering van studenten die niet in de eerste kandidatuur Tandheelkunde, maar later in de opleiding instromen, is het programma in de kandidaturen en het eerste tandartsjaar voor alle studenten hetzelfde. In het tweede en derde tandartsjaar vullen de studenten het verplichte programmagedeelte aan met keuzevakken en Capita Selecta.
1.
05/2003
Indien de visitatiecommissie naar het programma van de opleiding refereert, refereert zij naar het volledig nieuwe programma, tenzij anders wordt vermeld.
66
Katholieke Universiteit Leuven
De visitatiecommissie heeft veel waardering voor de programmaherziening, die recent werd doorgevoerd. De uitbreiding van het programma van de eerste cyclus met een tandheelkundige prekliniek en klinische stages wordt als een verbetering van het programma beschouwd. Ook het inbrengen van een geïntegreerde algemene kliniek en opleidingsonderdelen naar keuze in de tweede cyclus ervaart de visitatiecommissie als belangrijke vorderingen. De visitatiecommissie is tevreden over de opbouw en de inhoud van het programma. Met de doorgevoerde hervormingen is er sprake van een verbeterde horizontale en verticale integratie. Het programma is van een goed wetenschappelijk niveau en heeft een goed actualiteitsgehalte. Om de opleiding te helpen de kwaliteit van haar programma te handhaven geeft de visitatiecommissie ter overweging volgende aanbevelingen: – In het derde jaar tandarts staat een algemene kliniek geprogrammeerd. De visitatiecommissie heeft vastgesteld dat de integratie van deze kliniek nog ten dele is gerealiseerd. Zij moedigt de opleidingsverantwoordelijken dan ook aan de integratie systematisch verder uit te bouwen (horizontale integratie), en in de mate van het mogelijke uit te breiden naar de gehele tweede cyclus (verticale integratie). Hierbij dient beoogd dat patiënten integraal worden behandeld en dat daartoe de geëigende staf wordt ingezet (niet departementaal, maar integraal). Logischerwijze volgt hieruit ook dat de behandelingsplannen een geïntegreerd karakter krijgen. – Om de verticale integratie van de opleiding te bevorderen, raadt de visitatiecommissie aan om de basisopleidingsonderdelen en tandheelkundige opleidingsonderdelen verder op elkaar af te stemmen. – Dat de opleiding de prekliniek en kliniek vroeger geprogrammeerd heeft is goed. De visitatiecommissie adviseert dat de opleiding de mogelijkheden nagaat om voor deze programmaonderdelen nog meer tijd vrij te maken. Concreet kunnen deze nog vroeger in het curriculum van start gaan, zonder daarbij de huidige voorziene studietijd in dit verband te laten afnemen. – In het licht van de geformuleerde eindtermen raadt de visitatiecommissie de opleiding aan om de verdeling van de studietijd over de verschillende afdelingen (conserverende tandheelkunde, prothetische tandheelkunde, parodontologie, stomatologie, orthodontie en dentofaciale orthopedie) te herschikken. – De visitatiecommissie beveelt aan in het programma (en met name in de prekliniek en kliniek) meer aandacht voor ergonomie te hebben. – EHBO maakt deel uit van het curriculum. Dit thema vraagt echter om meer herhaling doorheen de opleiding en dient gepaard te gaan met de nodige praktijkoefeningen. – De invoering van een elektronisch patiëntdossier zou de studenten meer vertrouwd kunnen maken met dat aspect van de dagelijkse beroepspraktijk. – Psychosociale aspecten gerelateerd aan beroepsuitoefening in het curriculum zouden een basiswetenschappelijke component moeten hebben en een praktisch-toegepaste component in de latere jaren.
Katholieke Universiteit Leuven
67
05/2003
Met betrekking tot het programma heeft de visitatiecommissie ook nagegaan in welke mate er aandacht wordt geschonken aan het ontwikkelen van vaardigheden bij de studenten. Wat de communicatievaardigheden van de studenten betreft, worden in de opleiding zowel de mondelinge als schriftelijke vaardigheden goed gestimuleerd. Studenten lijken eerder terughoudend ten aanzien van het gebruik van informatie- en communicatietechnologie tijdens hun studies. Hun computervaardigheden kunnen tijdens de opleiding wellicht nog worden verbeterd. In het programma wordt onvoldoende aandacht besteed aan praktijkbeheer en voorbereiding op mogelijke samenwerkingsvormen. Er is binnen de opleiding aandacht voor levenslang leren vastgesteld. Dit dient verder aangemoedigd, daar bij de afgestudeerden enig gebrek aan wetenschappelijke zelfstudie lijkt te ontbreken. De studenten krijgen goede mogelijkheden om probleemoplossend te leren denken en werken. Ook zelfstandig werken krijgt de nodige stimulans. Het kritisch denken kan, verwijzend naar de eindverhandeling, nog versterkt worden. Aanbevelingen: – Breid in de tweede cyclus de horizontale en verticale integratie van de algemene kliniek uit. – Bevorder verder de verticale integratie tussen de basisopleidings onderdelen en tandheelkundige opleidingsonderdelen. – Besteed meer tijd aan de prekliniek en kliniek door deze nog eerder in curriculum van start te laten gaan. – Herschik de verdeling van de studietijd over de verschillende afdelingen tandheelkunde. – Verbeter de basiswetenschappelijke component en de praktischtoegepaste component van psychosociale aspecten gerelateerd aan beroepsuitoefening. – Verbeter de aandacht voor ergonomie. – Voorzie de nodige herhaling en praktijkoefeningen inzake EHBO. – Introduceer een elektronisch patiëntdossier. – Besteed aandacht aan praktijkbeheer en voorbereiding op mogelijke samenwerkingsvormen.
2.2. Onderwijsleersituatie De studenten zijn over het algemeen zeer tevreden over het aangeboden onderwijs. Zij ervaren een goed contact tussen henzelf en het (academisch) personeel. Dit leidt ertoe dat de studenten zich voldoende vrij voelen om rechtstreeks of via hun
05/2003
68
Katholieke Universiteit Leuven
vertegenwoordiging in de Permanente Onderwijscommissie Tandheelkunde inhoudelijke of praktische problemen aan te kaarten. In het zelfevaluatierapport wordt gewezen op een waaier aan didactische werkvormen, die in het tandheelkunde-onderwijs in gebruik zijn. De theoretische opleidingsonderdelen worden doorgaans via hoorcolleges aan de studenten gebracht. Onder de praktijk worden de werkcolleges en praktische oefeningen begrepen. Concreet gaat het daarbij over de natuurwetenschappelijke practica en de praktijkgerichte opleidingsonderdelen (zoals de ‘kijkstages’, de prekliniek, de kliniek en de externe (klinische) stage). Dit geheel aan werkvormen wordt aangevuld met begeleide zelfstudie. Het gehele onderwijs wordt door de opleiding getypeerd als evidence-based en problem-based learning. De visitatiecommissie heeft, zoals hoger reeds aangehaald, moeite gehad om de onderwijskundige filosofie van de opleiding éénduidig te definiëren. De invoering van het nieuwe programma ging gepaard met een toegenomen aandacht voor nieuwe werkvormen. Hiermee heeft de opleiding er naar gestreefd een duidelijker onderwijskundig standpunt in te nemen dan vroeger het geval was. Het denken omtrent didactische werkvormen vraagt om een systematische analyse van de koppeling tussen het programma en de onderwijsleeromgeving. Het verder uittekenen van een onderwijsfilosofie zal de opleiding brengen tot het niveau van een verder geïntegreerd onderwijskundig concept. Eens dit gerealiseerd, dient erover gewaakt dat de theorie van de onderwijsfilosofie in overeenstemming wordt gebracht met de praktijk van het didactisch handelen. Actieve werkvormen, groepswerk en begeleide zelfstudie dienen verder bevorderd te worden. Informatie- en communicatietechnologie vinden in toenemende mate ingang in de opleiding. Met de introductie van Blackboard in de opleiding is een belangrijke stap gezet naar de digitalisering van de leeromgeving, wat de visitatiecommissie waardeert en steunt. Uit de gesprekken met het academisch personeel is gebleken dat zij erg gedreven zijn om Blackboard in ruime mate binnen de opleiding uit te werken. De visitatiecommissie heeft de indruk dat op het ogenblik van het visitatiebezoek de toepassing van Blackboard voorlopig nog vaak beperkt bleef tot passief gebruik ervan (zoals het beschikbaar stellen van cursusmateriaal zodat studenten het kunnen downloaden) en dat het nog weinig werd aangewend om de interactie tussen studenten en academische personeelsleden te stimuleren. De visitatiecommissie denkt in dit laatste geval bijvoorbeeld aan het opzetten van een portfolio door de studenten en het introduceren van zelftoetsen om het gebruik van Blackboard te bevorderen. Uit de gesprekken met de studenten leidt de visitatiecommissie af dat ze nog weinig zichtbaar gebruik maken van deze mogelijkheden om te studeren. De visitatiecommissie concludeert in dit verband dan ook dat er nog sprake is van een leerproces, zowel bij studenten als academische personeelsleden. DENTSIM is een interactief simulatie- en navigatiesysteem voor training in psychomotorische handvaardigheden en begeleide zelfstudie. De opleiding heeft recent
Katholieke Universiteit Leuven
69
05/2003
twee preklinische DENTSIM-units aangekocht, teneinde studenten in de gelegenheid te stellen autonoom in een virtuele praktijkomgeving verschillende tandpreparatietechnieken te leren met een stijgende moeilijkheidsgraad. De opleiding heeft daarmee een belangrijk nieuw eigentijds leermiddel in huis gehaald. De commissie heeft kennis genomen dat dit leermiddel in gebruik is in de eerste twee studiejaren van de opleiding. Het is lovenswaardig dat in de plannen voor invoering van dit systeem in het onderwijs, ook de onderzoekscomponent ter evaluatie van de effecten op het leerproces zijn meegenomen. Het academisch personeel doceert doorgaans op basis van eigen cursusmateriaal, dat van uitstekende kwaliteit is. Het aantal (nationale en internationale) handboeken dat in het onderwijs wordt gebruikt is echter gering, zo werd door de studenten bevestigd. De visitatiecommissie beveelt de opleidingsverantwoordelijken dan ook aan om meer kernboeken in het onderwijs te introduceren. Aanbevelingen: – Integreer de onderwijsvisie binnen de opleiding en breng deze in de praktijk tot uitvoering. – Introduceer groepsgewijs leren. – Verdiep de digitale ondersteuning van het leerproces. – Bevorder het gebruik van kernboeken tijdens de opleiding.
2.3. Toetsing en evaluatie De visitatiecommissie heeft aan de hand van een helder opgesteld document kunnen nagaan wanneer in de opleiding welke toetsvormen gebruikt worden. Theoretische opleidingsonderdelen worden doorgaans schriftelijk, schriftelijk met mondelinge toelichting of mondeling met schriftelijke voorbereiding geëxamineerd. Het niveau en de relatieve moeilijkheidsgraad van de examens beoordeelt de visitatiecommissie op basis van ingekeken examenvragen als goed. Zij heeft op basis van de informatie in het zelfevaluatierapport en tijdens de gesprekken vastgesteld dat deze veeleer op inzicht toetsen dan op kennis, wat zij positief waardeert. De visitatiecommissie is met het oog op objectiviteit bezorgd over het grote aandeel mondelinge examens in de beoordeling van de studenten. Zij is de mening toegedaan dat de opleiding voor de theoretische examens er goed aan doet verschillende toetsmethodes te introduceren, die leiden tot afzonderlijke scores. Deze afzonderlijke valorisaties kunnen in het eindtotaal gewogen worden. Van kalibrering zijn binnen de opleiding reeds een paar interessante voorbeelden aanwezig. Het zou goed zijn deze meer structureel door te voeren. Het zelfevaluatierapport stelt dat studenten in de praktische opleidingsonderdelen permanent worden geëvalueerd. In de kandidaturen worden er telkens tussentijdse
05/2003
70
Katholieke Universiteit Leuven
toetsen voorzien en een examen. De studenten worden in de kliniek permanent geëvalueerd aan de hand van het logboek van de student. Met een Visueel Analoge Score (VAS) wordt daarbij aangegeven waar de student zich precies in zijn leerproces bevindt. De student moet een minimum aantal basisverrichtingen uitgevoerd hebben alvorens deel te kunnen nemen aan klinische examens. Tijdens klinische examens wordt volgens het zelfevaluatierapport geëvalueerd op kennis, handvaardigheid, ergonomie en contactuele eigenschappen bij patiënten. Inzake het gebruik van de VA-score is de visitatiecommissie terughoudend. Zij heeft de indruk dat de studenten hiermee vrij uniforme beoordelingen bekomen, die hen te weinig gedetailleerde terugkoppeling geven over hun vorderingen. Ook de mondelinge toelichtingen die hierbij worden voorzien blijken naar het oordeel van de studenten soms te beperkt. Daarom adviseert de visitatiecommissie om de beoordeling van de kliniek te herbekijken. De visitatiecommissie beschouwt het examen ‘eindwerkpatiënt’ als een goed toetsingsinstrument. Studenten moeten deze casus in al zijn aspecten voor een jury presenteren bij aanvang en bij het beëindigen van de behandeling. In de opleiding werd in het academiejaar ’01-’02 een semestersysteem ingevoerd. De overgang naar dit systeem vraagt zowel voor de studenten als de opleidingsverantwoordelijken een aanpassing, vooral vanwege de gewenste continuïteit in de patiëntenbehandeling. Op basis van opmerkingen van studenten vraagt de visitatiecommissie om de spreiding van de examens te bewaken. Zowel met betrekking tot de theoretische als de praktische opleidingsonderdelen concludeert de visitatiecommissie dat de opleiding verder dient na te denken over de toetsfilosofie en -methodieken van de opleiding. De visitatiecommissie adviseert dat de opleidingsverantwoordelijken zich hiervoor internationaal heroriënteren. Aanbevelingen: – Optimaliseer het toetsbeleid. – Varieer in toetsmethoden. – Voer structureel permanente evaluatie in als formatieve toetsmethode.
3.
Eindverhandeling en stage
3.1. Eindverhandeling De eindverhandeling staat onder de noemer van ‘Capita Selecta’ geprogrammeerd in het tweede en derde tandartsjaar. Dit eindwerk krijgt in het derde tandartsjaar de waarde van drie studiepunten (op een totaal van 60). De eindverhandeling heeft volgens het zelfevaluatierapport tot doel de studenten in contact te brengen met wetenschappelijk onderzoek en dit ofwel via een kritisch literatuuronderzoek ofwel via deelname aan eenvoudige (klinische of fundamentele) onderzoeks-
Katholieke Universiteit Leuven
71
05/2003
projecten binnen de School voor Tandheelkunde, Mondziekten en Kaakchirurgie. In beide gevallen wordt van de studenten verwacht dat zij een synthese kunnen maken uit de wetenschappelijke literatuur op basis van evidence-based informatie. In het algemeen zijn de instructies en criteria voor de eindverhandelingen duidelijk geformuleerd. De gestelde eisen voor een literatuurstudie zijn goed. Op basis van de steekproef van eindverhandelingen die de commissie heeft bestudeerd, acht zij het niveau ervan goed. Ook het actualiteitsgehalte van de werken is goed. De inhoud van de eindverhandelingen wordt gestoffeerd op basis van uitgebreide bibliografieën. Het taalgebruik is goed, de schriftelijke presentatie is wisselend van kwaliteit. Een kritische beschouwing van de studenten op het literatuuronderzoek lijkt in een aantal gevallen te ontbreken. Ondanks de bijzondere maatregelen die de opleiding hiervoor treft, waaronder het statuut student-onderzoeker, kiezen de studenten overwegend voor het maken van een literatuurstudie, en dit zonder inbreng van eigen onderzoeksresultaten en -methoden. De visitatiecommissie is van oordeel dat de meerwaarde hiervan voor de studenten dan ook beperkt is. Zij pleit er bijgevolg voor de studenten actiever aan te moedigen tot de participatie in onderzoek of het uitvoeren van een eigen onderzoek, gekoppeld aan meer wetenschappelijke reflectie over het betreffende onderzoek. De opleiding dient hoe dan ook een volwaardigere plaats aan de eindverhandeling te geven door meer studiepunten aan de eindverhandeling toe te kennen en dit des te meer indien zij de participatie van studenten aan onderzoek wil stimuleren en waarderen. Omtrent de begeleiding van de eindverhandeling werden geen problemen vastgesteld. De beoordelingsprocedure lijkt vlot te verlopen. De commissie heeft waardering voor de publieke presentatie van de eindverhandeling en de wijze waarop deze worden beoordeeld. Aanbevelingen: – Ken aan de eindverhandeling meer studiepunten toe. – Bewaak de kritische beschouwing van de studenten op het literatuuronderzoek. – Laat alle studenten participeren in onderzoek of laat ze zelf onderzoek uitvoeren, resulterend in een eindverhandeling.
3.2. Stage Onder de stages verstaat de visitatiecommissie de praktijkgerichte onderdelen van de opleiding, zoals de ‘kijkstages’, de prekliniek, de kliniek en de externe (klinische) stage te Brugge.
05/2003
72
Katholieke Universiteit Leuven
De opleiding voorziet in de tweede kandidatuur in een beperkte ‘kijkstage’. De preklinische activiteiten vangen aan in de eerste kandidatuur en lopen door tot in het derde tandartsjaar. Het zelfstandig klinisch werken staat geprogrammeerd vanaf het tweede semester van het eerste tandartsjaar. De externe stage van drie maanden in Brugge waar (uitgezonderd de studenten die voor hun studie in het buitenland verblijven) alle studenten aan deelnemen, is voorzien in het derde tandartsjaar. Al deze praktijkgerichte onderdelen zijn volgens de visitatiecommissie goed georganiseerd en degelijk onderbouwd. Zij spreekt in het bijzonder haar waardering uit over de externe stage te Brugge. De studenten hebben zich zeer positief uitgelaten over deze activiteiten. Ook de assisterende academische personeelsleden zijn zeer tevreden over hun aandeel in dit tandheelkunde-onderwijs. De begeleiding tijdens de verschillende praktijkgerichte momenten verloopt vlot. Zoals hoger vermeld, dient nog wel het beoordelingsbeleid aangepast te worden. Verder merkt de visitatiecommissie op dat de studenten tijdens hun praktische opleiding geen tekort aan patiënten hebben. Het dient wel bewaakt te worden dat studenten actief betrokken worden bij enerzijds complexe behandelingen en anderzijds bijzondere patiëntencategorieën (ouderen, gehandicapten, medisch gecompromitteerde patiënten,...). De visitatiecommissie beveelt aan om tijdens de praktijkgerichte onderwijssituaties op systematische wijze aandacht te besteden aan praktijkbeheer en samenwerkingsvormen, teamwork, ergonomie, EHBO/ reanimatie, sociale en medische aspecten. Preventieve tandheelkunde wordt in het theoretische gedeelte van de opleiding behandeld, maar de vertaling ervan naar de praktijk dient nog meer geëxpliciteerd te worden. De visitatiecommissie is er voorstander van om het aanbod van prekliniek en kliniek nog meer in de opleiding te vervroegen en tevens in omvang uit te breiden. Aanbevelingen: – Verbeter de aandacht voor bijzondere patiëntencategorieën, praktijkbeheer en samenwerkingsvormen, teamwork, ergonomie, EHBO/reanimatie, preventieve tandheelkunde, sociale en medische aspecten. – Betrek studenten voldoende actief bij complexe behandelingen. – Vervroeg het aanbod van (pre)kliniek in de opleiding.
Katholieke Universiteit Leuven
73
05/2003
4.
Studenten
4.1. Studentenprofiel en studentenaantallen2 Tabel 1 Totaal aantal studenten Tandheelkunde voor de periode ’90-’91 t.e.m. ’01-’02. Acad. j.
Gen.stud.
1e kan
2e kan
’90-’91 ’91-’92 ’92-’93 ’93-’94 ’94-’95 ’95-’96 ’96-’97 ’97-’98 ’98-’99 ’99-’00 ’00-’01 ’01-’02
69 43 40 61 82 70 42 30 12 17 16 25
86 63 52 81 99 94 62 41 20 20 19 28
31 48 46 26 43 48 36 42 32 18 16 17
Acad. j.: Academiejaar Gen. stud.: Generatiestudent 1e kan: Eerste kandidatuur 2e kan: Tweede kandidatuur
1e j. tand. 2e j. tand. 3e j. tand. 56 38 63 58 47 53 57 45 54 48 28 21
38 55 39 59 56 43 52 53 44 54 47 28
45 37 54 38 56 54 45 50 51 41 53 46
1e j. tand.: Eerste jaar tandarts 2e j. tand.: Tweede jaar tandarts 3e j. tand.: Derde jaar tandarts
Met betrekking tot de instroom in de opleiding stelt de commissie vast dat samen met de invoering van de toelatingsproef (’97-’98) een daling van het aantal generatiestudenten en kandidatuursstudenten werd ingezet. De instroom in de kandidaturen is over de periode ’97-’98 t.e.m. ’01-’02 gedaald tot kritische aantallen. Deze daling is ook in de tandartsjaren merkbaar, zij het minder sterk. De verhoogde instroom in de tweede cyclus vanuit de kandidaatsopleidingen Tandheelkunde aan het LUC en de UA, die de Leuvense opleiding traditioneel kende, is door de sluiting van deze beide opleidingen weggevallen. Studenten die pas in het eerste jaar tandarts de opleiding binnenkomen (onder meer studenten met een (kandidaats)opleiding Arts of Biomedische Wetenschappen en buitenlandse studenten), compenseren wel enigszins de daling van het studentenaantal in de kandidaturen. Ook voor de tweede cyclus evalueert de visitatiecommissie de studentenaantallen als kritisch. De commissie is zich bewust van de inspanningen die zowel de Dienst Studieadvies als de opleiding doen om potentiële studenten warm te maken voor het volgen van
2. De gegevens voor de academiejaren ’90-’91 t.e.m. ’99-’00 zijn afkomstig uit de VLIR-databank Studentenstatistieken. De gegevens voor de academiejaren ’00-’01 en ’01-’02 werden door de opleiding zelf verstrekt.
05/2003
74
Katholieke Universiteit Leuven
een opleiding Tandheelkunde. Zij hoopt dat zij er in zullen slagen om het studentenaantal in de toekomst substantieel te verhogen.3 De vrouwelijke studenten zijn in de meerderheid. Er is over de periode ’90-’91 t.e.m. ’01-’02 in de gehele opleiding een constante instroom van een klein aantal buitenlandse studenten vastgesteld. Het studentenprofiel is goed. Aanbeveling: – Bewerkstellig een hogere instroom.
4.2. Slaagcijfers en rendementen4 Tabel 2 Slaagpercentages studenten Tandheelkunde voor de periode van ’89-’90 t.e.m. ’00-’01 (verhouding aantal geslaagden t.o.v. het aantal studenten ingeschreven op de rol, uitgedrukt in percent). Acad. j.
Gen.stud.
1e kan
2e kan
’89-’90 ’90-’91 ’91-’92 ’92-’93 ’93-’94 ’94-’95 ’95-’96 ’96-’97 ’97-’98 ’98-’99 ’99-’00 ’00-’01
57 56 56 46 48 36 28 46 50 75 -
55 53 57 43 47 39 30 52 51 70 73 86
94 90 94 91 88 74 85 67 71 88 84 89
Acad. j.: Academiejaar Gen. stud.: Generatiestudent 1e kan: Eerste kandidatuur 2e kan: Tweede kandidatuur
1e j. tand. 2e j. tand. 3e j. tand. 93 95 97 97 91 85 94 89 96 96 100 93
100 97 98 97 93 95 98 94 92 98 94 96
98 98 100 100 100 98 95 98 98 100 95 100
1e j. tand.: Eerste jaar tandarts 2e j. tand.: Tweede jaar tandarts 3e j. tand.: Derde jaar tandarts
3. Uit recente gegevens die de commissie ontving blijkt dat er in het academiejaar 2002-2003 een sterke toename is van het aantal studenten dat de studies tandheelkunde aanvat. 4. De gegevens voor de academiejaren ’89-’90 t.e.m. ’99-’00 zijn afkomstig uit de VLIR-databank Studentenstatistieken. De gegevens voor de academiejaren ’00-’01 werden door de opleiding zelf verstrekt.
Katholieke Universiteit Leuven
75
05/2003
De slaagcijfers van de kandidatuursstudenten (en de generatiestudenten in het bijzonder) zijn sinds de invoering van de toelatingsproef verbeterd. Wat de tweede cyclus betreft, zijn de slaagcijfers over de gehele periode ’89-’90 t.e.m. ’00-’01 goed. Het rendement van de opleiding is goed. Een meerderheid van de studenten studeert zoals gepland na 5 jaar af als tandarts.
5.
Studeerbaarheid
5.1. Studietijd Uit het zelfevaluatierapport en de gesprekken tijdens het visitatiebezoek is gebleken dat de opleidingsverantwoordelijken duidelijk begaan zijn met de studeerbaarheid van de opleiding. Zowel formeel (via de Permanente Onderwijscommissie Tandheelkunde), als informeel (via het peter/meterschap en de ombudspersonen) wordt de studeerbaarheid in het oog gehouden. Concreet is met het nieuwe programma (op basis van een geschatte studiebelasting) gekozen voor een verlaging van de (begrote) studietijd. Ook de invoering van het semestersysteem in 2001 is gepaard gegaan met een reductie van de (beoogde) studietijd. Dat de opleiding er bewust voor heeft gekozen om het nieuwe programma in alle studiejaren in te voeren alvorens er een studietijdmeting op uit te voeren, heeft de visitatiecommissie verbaasd. De opleiding beschikt weliswaar over de nodige flexibiliteit en dynamiek om gesignaleerde problemen aan te pakken en op te lossen naar het daaropvolgende academiejaar toe. De visitatiecommissie had nochtans verwacht dat tegelijkertijd al werk zou gemaakt zijn van een studietijdmeting in de kandidaturen en het eerste jaar tandarts. Met de studietijdmeting in het academiejaar 2002-2003, gepland voor het gehele nieuwe programma, wordt beoogd een helder beeld te krijgen van de studiebelasting. Dit kan slechts betrekking hebben op de eerste vier studiejaren. Naar aanleiding van gesprekken met de studenten verwacht de commissie dat met name in de tweede kandidatuur een hoge studielast zal bestaan. Ook het huidige derde tandartsjaar (oud programma) blijkt zwaar te zijn. Over de studielast van het derde jaar in het nieuwe curriculum is nog geen uitspraak te doen. De zwaarte van de opleiding als geheel mag hoe dan ook niet onderschat worden. Met de geplande studietijdmeting zal meteen ook kunnen nagegaan worden of de spreiding van de opleidingsonderdelen over de verschillende semesters evenwichtig is. De visitatiecommissie heeft als studiebelemmerende factor vastgesteld dat tijdens de prekliniek en de kliniek het verouderde materiaal er soms toe leidt dat studenten vertraagd of geremd worden in hun werkzaamheden.
05/2003
76
Katholieke Universiteit Leuven
Aanbeveling: – Volg het programma systematischer op aan de hand van formele studietijdmetingen.
5.2. Studievoorlichting en -begeleiding Zowel de Dienst Studieadvies, als de Faculteit Geneeskunde en de opleiding voorzien ten behoeve van aankomende studenten in een gevarieerd aanbod van studievoorlichtingsactiviteiten. Ook tijdens de opleiding zelf is het informatieaanbod accuraat. De studenten verkrijgen gemakkelijk de nodige informatie over de eindverhandeling, de stage, internationale uitwisselingsprojecten, mogelijkheden om verder te studeren en beroepsmogelijkheden. De studiegids maakt de informatie over de opleiding op een duidelijke en gebruiksvriendelijke manier toegankelijk voor de studenten. De visitatiecommissie adviseert wel alle opleidingsonderdelen in de studiegids in dezelfde mate van detaillering te beschrijven. Tijdens hun opleiding kunnen de studenten ook beroep doen op een begeleidingsaanbod van de Dienst Studieadvies. Daarnaast wordt in het bijzonder in het eerste semester van de eerste kandidatuur een monitoraat ingericht. Studenten kunnen hier terecht voor groepssessies of individuele begeleiding in verband met de basiswetenschappen. Er bestaat in de opleiding ook een systeem van peter/meterschap, waarbij per studiejaar een lid van het academisch personeel als vertrouwenspersoon optreedt. Verder is sprake van directe studiebegeleiding: studenten kunnen met hun vragen rechtstreeks bij het personeel terecht.
6.
Afgestudeerden
Omdat de eerste studenten van het nieuwe programma pas in het academiejaar 2003-2004 zullen afstuderen, was het voor de visitatiecommissie onmogelijk met afgestudeerden grondig over het nieuwe programma te reflecteren. De aanwezige afgestudeerden hebben evenwel samen met de visitatiecommissie de tijd genomen om over hun eigen opleiding te reflecteren. Hieruit bleek dat het omgaan met literatuur (keuze van literatuur en het kritisch lezen van artikels) en praktijkbeheer meer aan bod hadden mogen komen. Het oordeel van de alumni, dat zij na hun studie voldoende zijn uitgerust voor zelfstandige praktijkuitoefening, is verscheiden. Ze staan positief tegenover het stagejaar, dat vanaf 2007 aan de opleiding wordt gekoppeld Uit de informatie in het zelfevaluatierapport blijkt dat veel alumni kiezen voor een vervolgopleiding (eventueel leidend tot een doctoraat). De meeste afgestudeerden komen terecht in een solo-praktijk. Recent stelt zich meer een tendens naar groepspraktijken.)
Katholieke Universiteit Leuven
77
05/2003
De waardering die het beroepenveld ten aanzien van de afgestudeerde tandartsen van de K.U.Leuven heeft, is door de visitatiecommissie moeilijk in te schatten. Zij heeft noch tijdens het doornemen van de voorbereidende documenten, noch tijdens haar visitatiebezoek de indruk opgedaan dat zich in dit verband problemen zouden stellen. De doelstellingen die door de opleiding worden vooropgesteld, worden volgens de commissie goed bereikt. De Leuvense Universitaire Tandheelkundige Vereniging (LUTV) is de alumnivereniging voor de tandartsen, afgestudeerd in Leuven. Het aantal leden is groot. Via LUTV en de post-academische vormingen die de opleiding Tandheelkunde verzorgt, is het contact tussen de oudstudenten en de opleiding informeel, maar frequent en zeer goed. Ook door het inschakelen van alumni als wetenschappelijk of klinisch medewerker in de opleiding blijft het contact onderhouden. De vertegenwoordiging van een alumnus in de Permanente Onderwijscommissie Tandheelkunde garandeert de formele input van afgestudeerden in het huidige opleidingsprogramma.
7.
De opleiding als organisatie
De organisatiestructuur van de Katholieke Universiteit Leuven, de Faculteit Geneeskunde, de School voor Tandheelkunde, Mondziekten en Kaakchirurgie en de opleiding Tandheelkunde is in het zelfevaluatierapport helder uiteengezet. Op het niveau van de opleiding bestaan verschillende advies- en beslissingsorganen, waarvan de Permanente Onderwijscommissie Tandheelkunde voor het onderwijs een centrale rol speelt. De verantwoordelijkheid van het academisch personeel, het administratief en technisch personeel en de studenten is in de verschillende advies- en beslissingsorganen (en dit op alle niveaus van de instelling) duidelijk omschreven. Hiermee is de basisvereiste voor de inbreng van de verschillende geledingen in de werkzaamheden van de opleiding zelf en de instelling goed gewaarborgd. Ook in de praktijk blijken de organen, en in het bijzonder de Permanente Onderwijscommissie Tandheelkunde, naar ieders tevredenheid te functioneren. De visitatiecommissie merkt wel op dat, wat de verdeling van de taken en bevoegdheden betreft, op het niveau van de opleiding geen helder en formeel onderscheid is tussen de personen/organen die bepaalde voorstellen (zoals programmahervormingen) in de opleiding ontwikkelen, daarover een besluit nemen en vervolgens de operationalisering van deze voorstellen bewaken. De communicatie binnen de opleiding verloopt op een open en vlotte manier. De bijna maandelijkse nieuwsbrief brengt zowel het personeel, als de studenten op de hoogte van beslissingen en gebeurtenissen die de opleiding aanbelangen. De visitatiecommissie evalueert dit als een goed initiatief dat de mogelijkheid biedt om zowel formele als meer informele besprekingen naar alle geledingen te vertalen. Ook de website van de opleiding is gebruiksvriendelijk.
05/2003
78
Katholieke Universiteit Leuven
De opleiding streeft actief naar een meer autonome positie. Het lijkt de Faculteit Geneeskunde aan mogelijkheden te ontbreken om tot de voor de opleiding Tandheelkunde noodzakelijke verruiming van de budgetten te komen. Aanbevelingen: – Effectueer een scheiding van taken en bevoegdheden tussen bestuur, Permanente Onderwijscommissie Tandheelkunde en uitvoerenden. – Verruim de financiële positie van de opleiding.
8.
Gebouwen en infrastructuur
Met uitzondering van de colleges voor de basiswetenschappen vinden de onderwijsactiviteiten van de opleiding plaats op de Campus Gasthuisberg en de Campus St. Rafaël. Tijdens haar bezoek werd de commissie rondgeleid langs de onderwijsruimten, de practicumruimten, de (pre)kliniek, de computerinfrastructuur, het Centrum voor Zelfstudie en Vaardigheidstraining en de bibliotheken op beide campussen. Op de Campus Gasthuisberg worden zowel de auditoria als de computerlokalen goed onderhouden en zijn ze ruim voldoende uitgerust met didactisch materiaal. De computerinfrastructuur die (in de gangen van het gebouw) vrij toegankelijk is voor studenten spreekt daarentegen weinig aan. De visitatiecommissie is van me ning dat eerder gekozen moet worden voor geïnformatiseerde studieruimtes, met meer privacy, eerder dan marginale werkplekken. De biomedische bibliotheek op de Campus Gasthuisberg is zeer goed uitgerust, zowel op het vlak van boeken als tijdschriften. Het bibliotheekbestand is uitgebreid en van een uitstekend actualiteitsgehalte. De infrastructuur is aangenaam, modern en verzorgd. De practicumlokalen die de visitatiecommissie bezocht, maakten een gedateerde indruk. Op de Campus St. Rafaël is voor de opleiding een beperkte oppervlakte voorzien. De auditoria en seminarielokalen zijn uitgerust met de nodige basis aan didactisch materiaal. In vergelijking met de Campus Gasthuisberg is de opleiding op de Campus St. Rafaël op het vlak van bibliotheekinfrastructuur onderbedeeld. De opleiding voelt de nood niet om een dergelijk uitgeruste bibliotheek op de Campus St. Rafaël uit te bouwen. De visitatiecommissie wijst erop dat, gezien de decentrale ligging van de Gasthuisbergbibliotheek en de tijd die studenten op de Campus St. Rafaël doorbrengen, toch een bibliotheekruimte moet worden ingericht. Het zelfstudielokaal van het Centrum voor Zelfstudie en Vaardigheidstraining vormt hiertoe volgens de commissie slechts een eerste aanzet. Er is zowel voor een bibliotheek als voor zelfstudie nood aan ruimte, privacy, meer computers en tijdschriften. De talrijke
Katholieke Universiteit Leuven
79
05/2003
CD-Rom’s, die in het zelfstudielokaal ter beschikking liggen van studenten, zijn wel alvast een pluspunt. De infrastructuur van de prekliniek en de kliniek is gedateerd en de ruimte van de boxen is te eng om ergonomisch en met de nodige privacy te kunnen werken. De visitatiecommissie vraagt in dit verband ook aandacht voor werkomstandigheden en hygiëne. Het dient wel vermeld dat de opleiding het Centrum voor Zelfstudie en Vaardigheidstraining voorzien heeft van twee gloednieuwe DENTSIM-units, wat de visitatiecommissie waardeert. Het Kotnet-initiatief wordt door de visitatiecommissie geapprecieerd. Hoewel studenten op hun kot of in de buurt van de Campus St. Rafaël van computers gebruik kunnen maken, is de visitatiecommissie er voorstander van een uitgebreid en vrij toegankelijk computerlokaal (met afprintmogelijkheden) in St. Rafaël zelf te voorzien. Er is voor de studenten ook nood aan een pauze- en studieruimte. Overigens verdient het aanbeveling om een meer patiëntvriendelijke omgeving te scheppen. De plannen om de opleiding Tandheelkunde op de Campus Gasthuisberg onder te brengen kunnen niet op korte termijn gerealiseerd worden. De visitatiecommissie acht het, net als de opleidingsverantwoordelijken, wenselijk dat de School voor Tandheelkunde, Mondziekten en Kaakchirurgie op termijn samen met de School voor Geneeskunde op één lokatie wordt ondergebracht. Dit mag de opleiding er niet van weerhouden om de infrastructuur in St. Rafaël te vernieuwen, zolang de verhuizing nog niet gerealiseerd is. Aanbevelingen (voor de Campus St. Rafaël): – Richt een ruimere bibliotheek in, die de nodige privacy garandeert en voldoende geïnformatiseerd is. – Voorzie een pauze- en studieruimte voor de studenten. – Vernieuw de infrastructuur van de prekliniek en de kliniek, en verbeter de werkomstandigheden. – Creëer een patiëntvriendelijker omgeving.
9.
Personeel en personeelsbeleid
De visitatiecommissie stelt vast dat in de opleiding een voldoende aantal zelfstandige academische personeelsleden (ZAP) en assisterende academische personeelsleden (AAP) zijn tewerkgesteld. Zowel het ZAP als het AAP is sterk gemotiveerd om haar opdrachten (onderwijs, onderzoek, dienstverlening) uit te voeren. Bij het ZAP dat alle theoretische colleges voor zijn rekening neemt, is meer nog dan bij het AAP sprake van een te hoge werkbelasting. De aandacht voor patiëntenzorg is in beide personeelsgroepen groot.
05/2003
80
Katholieke Universiteit Leuven
Ook het administratief en technisch personeel (ATP) zet zich enthousiast in voor zijn werk. Het ATP heeft een niet te onderschatten rol in het tandheelkunde-onderwijs. Er is binnen de werkingstoelage evenwel sprake van een te beperkt aantal ATP-leden. Met name de secretariële ondersteuning van de opleiding dient in aantal toe te nemen. Het ZAP verbonden aan de opleiding is overwegend, maar niet uitsluitend mannelijk. Het is, op een uitzondering na, voltijds aan de opleiding verbonden. De benoemingen van het professoraat variëren van hoofddocent tot gewoon hoogleraar. De meerderheid van de ZAP-leden is van middelbare leeftijd (40 tot 49 jaar). Daarnaast is er een minderheid van jongere (30 tot 39 jaar) en oudere ( 50 tot 59 jaar) ZAP-leden. Alle functies zijn, met oog voor de verschillende specialisaties binnen het vakgebied van de tandheelkunde, ingevuld. Het AAP bestaat uit een ruime groep van medewerkers, die haast uitsluitend het statuut van praktijkassistent met een voltijdse benoeming heeft. Verhoudingsgewijs bestaat deze groep uit 1/3 mannen en 2/3 vrouwen. Hun gemiddelde leeftijd situeert zich rond 26 jaar. Er zijn binnen de opleiding verschillende doctoraten in voorbereiding. Het huidige ATP-kader is grotendeels voltijds, met een nagenoeg gelijke spreiding over de twee geslachten. Rekening houdend met het takenpakket, heeft de visitatiecommissie de indruk dat ze correct ingeschaald zijn. De omvang van de gehele omkadering staat in een goede verhouding tot het studentenaantal. De verhouding tussen het zelfstandig en het assisterend academisch personeel is in het voordeel van het assisterend personeel. De visitatiecommissie heeft geen reden om te twijfelen aan de didactische kwaliteiten van de staf. In 1998 werden tijdens een interne evaluatie de didactische kwaliteiten van het ZAP doorgelicht, en op basis daarvan bijgestuurd. Voor het AAP bestaat geen gestructureerde evaluatie. Van het centrale aanbod van onderwijsprofessionalisering blijkt regelmatig gebruik gemaakt te worden, niet in het minst door jonge docenten en het AAP. Een aantal van de stafleden geniet een internationale reputatie op het gebied van onderzoek. De onderzoekskwaliteit van de staf wordt door de visitatiecommissie hoog ingeschat. Het bevorderingsbeleid dat ten aanzien van het personeel geldt, is van kracht in de gehele universiteit. Dit is aan de hand van de beschikbaar gestelde informatie helder uiteengezet. Er is sprake van een goed facultair personeelsbeleid, waarin de opleiding Tandheelkunde streeft naar meer autonomie. Aanbevelingen: – Herleid de werkdruk van het ZAP tot redelijke proporties. – Voorzie in een gestructureerde evaluatie voor het AAP. – Breid het ATP, met name in het voordeel van de secretariële ondersteuning van de opleiding, uit.
Katholieke Universiteit Leuven
81
05/2003
10. Internationalisering Binnen de opleiding is wat het personeel betreft een actieve oriëntatie op internationalisering aanwezig. Het academisch personeel (van alle afdelingen) heeft uitgebreide internationale contacten. Ervaringen opgedaan op basis van deze contacten en op basis van deelname aan onderwijsgerichte internationale uitwisselingsprojecten komen het Leuvense tandheelkunde-onderwijs ten goede. Ook resultaten van internationale onderzoeksgerichte samenwerkingsverbanden worden veelvuldig teruggekoppeld naar het onderwijs. Verder krijgt het onderwijs via talrijke gastcolleges een internationale dimensie. De internationale uitwisselingsmogelijkheden van studenten zijn beperkt. Studenten kunnen in het kader van het Europese Socratesprogramma in Bristol, Dresden en Parijs studeren. Informatie in dit verband kan door studenten doorgaans probleemloos worden ingewonnen. De visitatiecommissie is de mening toegedaan dat het huidige aantal tandheelkundestudenten dat aan een buitenlandse instelling studeert te laag is, en dit zeker in vergelijking met de aantallen studenten die bij het ontstaan van het Europese Erasmusprogramma (voorloper van Socrates) vanuit de opleiding naar het buitenland gingen. Het aantal buitenlandse studenten dat via een uitwisselingsprogramma aan de tandheelkundeopleiding in Leuven komt studeren zit in de lift, maar verdient eveneens verdere aanmoediging. De verslagen die studenten over hun buitenlands verblijf indienen zijn inhoudelijk sterk verschillend en in een aantal gevallen te summier opgevat. De visitatiecommissie adviseert hiervoor duidelijke richtlijnen op te stellen. Aanbevelingen: – Stimuleer en faciliteer buitenlandse en Leuvense studenten in hun deelname aan een internationale uitwisseling. – Stel duidelijke richtlijnen op voor het verslag dat studenten schrijven over hun studieverblijf in het buitenland.
11. Onderzoekscomponent van het onderwijs De visitatiecommissie heeft een grote betrokkenheid van het academisch personeel bij onderzoek vastgesteld. De opleidingsverantwoordelijken besteden hun tijd in ruime mate aan onderzoek en dit naast de talrijke onderwijs- en dienstverleningsactiviteiten die ze eveneens voor hun rekening nemen. Binnen de opleiding wordt een ruime waaier aan specialisaties in de tandheelkunde vertegenwoordigd. Het academisch personeel bestaat onder meer uit een aantal mensen die een internationale erkenning genieten op tandheelkundegebied. Er wordt frequent deelge-
05/2003
82
Katholieke Universiteit Leuven
nomen aan internationale wetenschappelijke congressen. Meerdere personeelsleden zetelen in redactieraden van wetenschappelijke tijdschriften. Binnen de opleiding worden op regelmatige basis doctoraten afgeleverd. Er is sprake van een gerichte onderzoeksfilosofie. De onderzoeksgerichtheid van het academisch personeel is eveneens in het onderwijs terug te vinden. Er wordt binnen de opleiding gedoceerd vanuit een wetenschappelijke achtergrond. De tijd voor de studenten om zelfstandig ervaring op te doen in verband met wetenschappelijk onderzoek wordt echter substantieel te laag gevonden. Studenten worden naar het oordeel van de visitatiecommissie te weinig gestimuleerd om zelf wetenschap te bedrijven. Als eindverhandeling maken de studenten een kritisch literatuuroverzicht of participeren ze in een onderzoeksproject binnen de School voor Tandheelkunde, Mondziekten en Kaakchirurgie. Deze laatste keuze wordt slechts in een beperkt aantal gevallen gemaakt. De eindverhandeling zou voor alle studenten moeten uitgebreid worden tot de participatie in onderzoek of het uitvoeren van een eigen onderzoek, gekoppeld aan meer wetenschappelijke reflectie over het betreffende onderzoek. Aanbeveling: – Verhoog de zelfstandige participatie van studenten in onderzoek.
12. Interne kwaliteitszorg 12.1. Zelfevaluatierapport De visitatiecommissie heeft zich aan de hand van het zelfevaluatierapport in goede mate kunnen voorbereiden op haar bezoek aan de opleiding. Het rapport, dat soms versluierend positief overkwam, was voorzien van een degelijke sterkte/ zwakte-analyse. Het gehele document is te typeren als een gestructureerde analyse en bespreking van de opleiding, die vooral beschrijvend is opgevat. Vragen die tijdens de lectuur van het rapport waren gerezen, zijn tijdens het visitatiebezoek uitgebreid aan bod kunnen komen, en dit bij alle gesprekspartners. Het zelfevaluatierapport was goed gekend bij alle geledingen van de opleiding. Het aandeel van de studenten in de samenstelling van het document is wel beperkt gebleven.
12.2. Interne kwaliteitszorg De interne kwaliteitszorg wordt binnen de opleiding gecoördineerd door de Permanente Onderwijscommissie Tandheelkunde (POC) en de (centrale) Dienst Universitair Onderwijs (DUO). Er worden volgens de visitatiecommissie inzake
Katholieke Universiteit Leuven
83
05/2003
interne kwaliteitszorg een aantal goede initiatieven genomen. Zo wordt door DUO in samenwerking met de POC (ongeveer) vierjaarlijks een interne evaluatie van de opleiding gehouden. Daarbij vindt onder meer van elke vak/docentcombinatie een evaluatie plaats. DUO voorziet eveneens in individuele docentenevaluaties en onderwijskundige scholing van het academisch personeel. De visitatiecommissie kan zich niet van de gedachte ontdoen dat de interne kwaliteitszorg, die door DUO wordt uitgevoerd, eerder docent- dan programmageoriënteerd is. De kwaliteitsbewaking die door de POC zelf wordt uitgevoerd is meer programmagericht, maar kan nog verder gesystematiseerd worden. Hierbij wordt onder meer verwezen naar de betrokkenheid van de POC-leden bij de studeerbaarheid van de opleiding, maar het voorlopige gemis aan studietijdmetingen. De studenten worden op intensieve wijze betrokken in de verschillende kwaliteitsbewakingsprocedures. Ook in de POC is hun vertegenwoordiging democratisch geregeld en wordt hun inbreng oprecht in rekening gebracht in beslissingen die de opleiding aanbelangen. Het mandaat voor een afgestudeerde in de POC vormt een goed uitgangspunt voor opvolging van het programma. De opleiding is in grote mate ingegaan op de aanbevelingen van de voorgaande visitatiecommissie, wat de huidige commissie waardeert. De procedures voor curriculumherziening en -innovatie heeft de visitatiecommissie niet in detail bekeken. Zij kan hierover bijgevolg geen uitspraak doen. De studenten verkiezen per studiejaar een academisch personeelslid (peter/meter), dat als hun vertrouwenspersoon optreedt. Ook verkiezen ze een ombudspersoon, die optreedt tijdens de examenperiodes. Zowel de vertrouwenspersonen als de ombudspersoon zijn door de studenten goed gekend. De studenten lijken ook regelmatig van hun diensten gebruik te maken. De opleidingsverantwoordelijken tonen een gezonde interesse ten aanzien van onderwijsinnovatie. Zij trachten zich (ook met een blik op het buitenland) regelmatig onderwijskundig bij te scholen. Op het vlak van onderwijsprofessionalisering worden initiatieven genomen op centraal niveau, die frequent door het tandheelkundepersoneel worden bijgewoond. De opleidingsverantwoordelijken hebben aangegeven een onderwijsgericht onderzoeksproject over innovatieve preklinische onderwijsbegeleiding te willen opzetten. De visitatiecommissie hoopt dat de opleiding hiervoor in de toekomst op de nodige steun van de universiteit kan rekenen.
Aanbeveling: – Systematiseer de programmagerichte interne kwaliteitszorg binnen de opleiding.
05/2003
84
Katholieke Universiteit Leuven
De opleiding Tandheelkunde binnen de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen van de Universiteit Gent 1.
Onderwijsprofiel, doelstellingen en eindtermen
Zoals het in haar opdracht lag, heeft de visitatiecommissie vooraf en tijdens haar bezoek het onderwijsprofiel, de doelstellingen en eindtermen van de opleiding met verschillende geledingen besproken. De doelstellingen en eindtermen zijn in het zelfevaluatierapport duidelijk en degelijk geformuleerd. De vertaling van de doelstellingen naar de eindtermen is in het zelfevaluatierapport helder en gedetailleerd weergegeven. Volledigheidshalve zou in de doelstellingen en eindtermen meer aandacht moeten geschonken worden aan de samenwerking van de tandarts binnen en buiten de beroepspraktijk. Ook dient de actieve betrokkenheid van studenten bij wetenschappelijk onderzoek en het doen van verslaggeving over onderzoek expliciete aandacht te krijgen. Competentieontwikkeling komt in het programma aan bod, maar staat onvoldoende vermeld bij de doelstellingen en eindtermen. Door in deze aanvullingen te voorzien, zullen ze in overeenstemming zijn met de door de visitatiecommissie geformuleerde minimumeisen. De doelstellingen en eindtermen kaderen binnen een onderwijsprofiel dat naar mening van de visitatiecommissie uitstekend werd uitgewerkt. Het oude onderwijsconcept, dat gericht was op disciplinegebonden opleidingsonderdelen, werd verlaten ten voordele van een concept gericht op blokken en lijnen. Per studiejaar worden verschillende opeenvolgende blokken geprogrammeerd, die thematisch worden opgevat. De lijnen lopen in de verschillende studiejaren door. Deze zijn meer vaardigheid- en attitudegericht of behandelen thema’s die een meer algemene basis vormen bij het handelen en denken van de tandarts. Het onderwijsprofiel is conceptueel goed ontwikkeld en werd in het zelfevaluatierapport goed beschreven.
Universiteit Gent
85
05/2003
Hoewel nog niet helemaal operationeel heeft het onderwijsconcept in grote mate ingang gevonden in het onderwijs. De visitatiecommissie typeert de opleiding als praktijkgericht. Studenten worden niet structureel betrokken bij het formuleren van de doelstellingen en eindtermen van de opleiding; deze zijn door hen niet of weinig gekend. De visitatiecommissie concludeert op basis van het ter beschikking gestelde materiaal en de gesprekken tijdens haar bezoek dat de doelstellingen van de opleiding binnen o.a. de gegeven juridische en financiële randvoorwaarden haalbaar zijn. Aanbevelingen: Schenk in de doelstellingen en eindtermen meer aandacht aan: – de samenwerking van de tandarts binnen en buiten de beroepspraktijk, – het wetenschappelijk onderzoek en de verslaggeving, – competentieontwikkeling bij de studenten.
2.
Programma
2.1. Opbouw en inhoud van het programma Studenten leggen (sinds het academiejaar ’97-’98) een proef af alvorens toegelaten te worden tot de opleiding Tandheelkunde. De opleiding zelf omvat vijf studiejaren, gespreid over twee cycli. De eerste cyclus van de opleiding (kandidaturen) neemt decretaal twee jaar in beslag, de tweede cyclus (proefjaren) drie jaar. De opleiding maakt sinds het academiejaar ’99-’00 gebruik van een nieuw programma, dat over de jaren progressief wordt ingevoerd. In het academiejaar ’03-’04 zullen de eerste studenten van het nieuwe programma afstuderen.1 Het programma is conceptueel opgevat als een geheel van blokken en lijnen. Dit betekent, zoals in het zelfevaluatierapport wordt opgemerkt, dat het nu moeilijk is een inhoudelijke scheiding te maken tussen de kandidaturen (waar de nadruk ligt op basiskennis) en de proeven (waar de nadruk ligt op klinische vorming). Vanaf de eerste kandidatuur worden de studenten vertrouwd gemaakt met specifiek tandheelkundig georiënteerde thema’s en praktische vaardigheden.De lijnen in het programma zijn ‘Klinische en Communicatieve Vaardigheid’, ‘Handvaardigheid’, ‘Klinische Vaardigheid’ en ‘Maatschappelijke Tandheelkunde’.
1.
05/2003
Indien de visitatiecommissie naar het programma van de opleiding refereert, refereert zij naar het volledig nieuwe programma, tenzij anders wordt vermeld.
86
Universiteit Gent
In het blokonderwijs komt cariologie en parodontologie vanaf de tweede kandidatuur aan bod. In het eerste proefjaar worden daar endodontologie en prothetische, restauratieve en preventieve tandheelkunde aan toegevoegd. Vanaf het tweede proefjaar worden ook mondpathologie, kindertandheelkunde en orthodontie behandeld. Met uitzondering van studenten die niet in de eerste kandidatuur Tandheelkunde, maar later in de opleiding instromen, is het programma in de kandidaturen en het eerste en tweede proefjaar voor alle studenten hetzelfde. In het nieuwe programma hebben de studenten in het derde proefjaar één keuzevak. Later instappen in de opleiding Tandheelkunde ligt overigens niet voor de hand, gezien de specifiek tandheelkundige oriëntatie van het kandidatuursprogramma. De visitatiecommissie heeft waardering voor de programmaherziening, die recent werd doorgevoerd. Dat het nieuwe programma werd uitgewerkt binnen een coherente onderwijsfilosofie wordt als een meerwaarde beschouwd. De opleiding heeft hiermee een waardevolle stap gezet naar verbetering. Het programma is van een goed wetenschappelijk niveau en heeft een goed actualiteitsgehalte. Met de lijn ‘Maatschappelijke Tandheelkunde’ onderstreept de opleiding zijn maatschappelijke georiënteerdheid. Het naar voren halen van de preklinische activiteiten naar de eerste kandidatuur en de start van de kliniek in de tweede kandidatuur bevorderen de kwaliteit van het programma. De aanzet tot verticale integratie komt tot uiting in de spreiding van de algemene basisvakken over zowel de kandidatuurs- als proefjaren. Met het principe van blokken en lijnen is de aandacht voor horizontale en verticale integratie toegenomen. Onduidelijk is hoe in de curriculumstructuur de relatie tussen blokken en lijnen is. De visitatiecommissie adviseert om de blok- en lijnstructuur meer consistent in het programma zichtbaar te maken en beide vormen van integratie te blijven bewaken en te versterken. Het inbrengen van een multidisciplinaire patiënt in het derde proefjaar ervaart de visitatiecommissie als een goede eerste stap in de richting van integrale patiëntenzorg. Zij geeft de opleiding in overweging om het principe van de multidisciplinaire patiënt uit te breiden naar het tweede proefjaar. Hierbij dient beoogd dat niet één maar meerdere patiënten integraal worden behandeld en dat daartoe de geëigende staf wordt ingezet (niet departementaal, maar integraal). Logischerwijze volgt hieruit ook dat de behandelingsplannen een geïntegreerd karakter krijgen. De invoering van een elektronisch patiëntdossier kan de studenten meer vertrouwd maken met dat aspect van de dagelijkse beroepspraktijk. De commissie acht de keuzemogelijkheden in het programma te beperkt en adviseert om de keuzeruimte in het programma uit te breiden en ook het keuzeaanbod te verbreden. Met betrekking tot het programma heeft de visitatiecommissie nagegaan in welke mate er aandacht wordt geschonken aan het ontwikkelen van vaardigheden bij de
Universiteit Gent
87
05/2003
studenten. Aan de communicatievaardigheden van de studenten besteedt de opleiding veel aandacht. De mondelinge vaardigheden van de studenten lijken op basis van de ter beschikking gestelde informatie beter dan de schriftelijke vaardigheden. Studenten lijken vrij terughoudend ten aanzien van het gebruik van informatie- en communicatietechnologie tijdens hun studies. Hun computervaardigheden kunnen tijdens de opleiding nog worden verbeterd. In het programma wordt onvoldoende aandacht besteed aan praktijkbeheer en voorbereiding op mogelijke samenwerkingsvormen. De aandacht voor levenslang leren neemt toe. De studenten krijgen goede mogelijkheden om probleemoplossend te leren werken en denken. Zelfstandig werken krijgt de nodige stimulans. Het kritisch denken kan versterkt worden. Concluderend oordeelt de visitatiecommissie positief over de opbouw en de inhoud van het programma. Aanbevelingen: – Versterk de horizontale en verticale integratie. – Breid het principe van integrale patiëntzorg uit naar het tweede proefjaar. – Introduceer een elektronisch patiëntdossier. – Breid de keuzeruimte in het programma, alsmede het aantal keuzevakken uit. – Besteed aandacht aan praktijkbeheer en voorbereiding op mogelijke samenwerkingsvormen.
2.2. Onderwijsleersituatie De studenten zijn over het algemeen tevreden over het aangeboden onderwijs. Sommigen onder hen formuleerden bedenkingen over de groeipijnen waarmee de invoering van het nieuwe programma soms gepaard gaat. Met name de studenten die het oude programma nog volgen, hebben aangegeven weinig boodschap te hebben aan de vernieuwingen. De studenten van het nieuwe programma ervaren het soms als moeilijk dat de praktisch-organisatorische maatregelen nog niet vloeiend verlopen. De commissie beseft dat de invoering van een nieuw programma tijdelijk ongemakken oproept. Het contact tussen de studenten en het (academisch) personeel is overwegend goed. Studenten voelen zich doorgaans voldoende vrij om rechtstreeks inhoudelijke of praktische problemen aan te kaarten. Zij geven wel de indruk nog te moeten wennen aan het gebruik van de formele communicatiekanalen, i.c. de Opleidingscommissie Tandheelkunde.
05/2003
88
Universiteit Gent
In het zelfevaluatierapport wordt gewezen op verschillende didactische werkvormen, die in het tandheelkunde-onderwijs in gebruik zijn. De theoretische opleidingsonderdelen worden doorgaans via hoorcolleges aan de studenten gebracht. De praktische toepassing van de theorie gebeurt aan de hand van werkcolleges, (vaardigheids)oefeningen, (geïntegreerde) practica, problem-based tutorials, gestuurde zelfstudie, … en dit vanuit een perspectief van evidence-based onderwijs. De visitatiecommissie is de mening toegedaan dat de invoering van het nieuwe programma is gepaard gegaan met een toegenomen aandacht voor nieuwe werkvormen. Naar haar mening kiest de opleiding nog meer dan gewenst voor klassiek onderwijs, met name hoorcolleges. De toepassing van meer actieve werkvormen wordt aanbevolen. Informatie- en communicatietechnologie vinden in toenemende mate ingang in de opleiding. De opleiding maakte op het ogenblik van het visitatiebezoek hoofdzakelijk gebruik van projectiemogelijkheden en CD-Rom’s in het onderwijs. De visitatiecommissie adviseert erover te waken dat kritisch wordt omgegaan met videomateriaal dat op DVD wordt overgezet. Er zijn plannen om een digitaal leerplatform in de universiteit en aldus in de opleiding te introduceren. Deze ontwikkeling ziet de visitatiecommissie, net als de opleidingsverantwoordelijken, als noodzakelijk. De visitatiecommissie heeft vastgesteld dat in de opleiding soms gedeeltelijk verouderd cursusmateriaal in gebruik is. Ook blijkt dat in overeenstemming met het blok-principe nog een aantal cursussen beter geïntegreerd kunnen worden. Het aantal (nationale en internationale) handboeken dat in het onderwijs beschikbaar is en wordt gebruikt is beperkt. (Studenten beschikken wel over een lijst van aanbevolen literatuur.) De visitatiecommissie beveelt de opleidingsverantwoordelijken aan om meer kernboeken in het onderwijs te introduceren. Aanbevelingen: – Breng de o.nderwijsleeromgeving verder in overeenstemming met het onderwijsconcept. – Implementeer de digitale ondersteuning van het leerproces. – Actualiseer het cursusmateriaal en integreer het in het kader van het nieuwe onderwijsconcept. – Bevorder het gebruik van kernboeken tijdens de opleiding.
2.3. Toetsing en evaluatie De eerste cyclus is georganiseerd volgens een semestersysteem en de tweede cyclus volgens een jaarsysteem.
Universiteit Gent
89
05/2003
In de eerste cyclus worden theoretische opleidingsonderdelen voornamelijk schriftelijk geëvalueerd. Deze bevragingen, zo heeft de visitatiecommissie kunnen vaststellen, zijn van goede kwaliteit. In de tweede cyclus zijn de examens van de blokken meestal mondeling, al dan niet voorafgegaan door een schriftelijke voorbereiding. Het niveau en de relatieve moeilijkheidsgraad van deze examens beoordeelt de visitatiecommissie op basis van ingekeken examenvragen als goed. Zij heeft op basis van de informatie in het zelfevaluatierapport en tijdens de gesprekken vastgesteld dat deze zowel gericht zijn op kennis als op inzicht en vaardigheden. Studenten (van zowel de eerste als de tweede cyclus) krijgen voldoende terugkoppeling over de afgelegde examens en de behaalde resultaten. De visitatiecommissie formuleert in verband met de ondervragingen van de theoretische opleidingsonderdelen wel twee bedenkingen. Op de eerste plaats vraagt het onderwijsconcept dat de blokken waarin kennisinhouden van verschillende disciplines zijn geïntegreerd ook aan de hand van geïntegreerde examens worden geëvalueerd. Tijdens het visitatiebezoek is gebleken dat dit in een aantal gevallen reeds goed loopt. De integratie dient echter nog tot alle blokken te worden veralgemeend en dit zowel in de eerste als de tweede cyclus. Dit zou bijvoorbeeld via het aanbrengen van casussen kunnen gerealiseerd worden. Op de tweede plaats is de visitatiecommissie met het oog op objectiviteit bezorgd over het grote aandeel mondelinge examens in de beoordeling van de studenten van de tweede cyclus. De commissie is van mening dat bij het afleggen van theoretische examens bij voorkeur van verschillende toetsmethodes wordt gebruik gemaakt, welke leiden tot afzonderlijke scores. Deze afzonderlijke valorisaties kunnen dan worden gewogen, leidend tot een eindcijfer. Het zelfevaluatierapport stelt dat voor de vorderingen van de studenten tijdens praktische opleidingsonderdelen permanente of een combinatie van permanente en periodegebonden evaluatie wordt aangewend. Voor de klinische activiteiten moeten de studenten een minimum aantal basisverrichtingen uitgevoerd hebben alvorens deel te kunnen nemen aan de bijhorende examens. Professioneel gedrag vormt tijdens dit evaluatieproces een belangrijk criterium. Van kalibrering tussen beoordelaars in de klinische fase zijn binnen de opleiding een paar voorbeelden aanwezig. Het zou goed zijn deze meer structureel door te voeren. De permanente evaluatieprocedures van de klinische activiteiten variëren tussen de afdelingen. De visitatiecommissie is van mening dat het goed zou zijn hierover meer onderling overleg te voorzien. Zij adviseert dan ook om de terugkoppelingsen beoordelingsmogelijkheden in het klinisch onderwijs beter uit te werken. De visitatiecommissie beschouwt het principe van de multidisciplinaire patiënt in het derde proefjaar als een goed toetsingsinstrument. Studenten moeten deze casus in al zijn aspecten presenteren bij aanvang en bij het beëindigen van de behandeling. Zowel met betrekking tot de theoretische als de praktische opleidingsonderdelen concludeert de visitatiecommissie dat de opleiding verder dient na te denken over de toetsfilosofie en -methodieken van de opleiding. De visitatiecommissie adviseert dat de opleidingsverantwoordelijken zich hiervoor internationaal heroriënteren.
05/2003
90
Universiteit Gent
Aanbevelingen: – Optimaliseer het toetsbeleid. – Varieer in toetsmethoden. – Voer structureel een eenduidige kalibratie in. – Voer structureel permanente evaluatie in als formatieve toetsmethode.
3.
Scriptie en stage
3.1. Scriptie De opleiding is de mening toegedaan dat, gelet op de studielast van de preklinische en klinische activiteiten in het huidige programma en de tijd nodig om van een volwaardige scriptie te kunnen spreken, het programmeren van een scriptie in de opleiding niet haalbaar is. Als klinische en praktijkgerichte opleiding verkiest zij dan ook doorheen de opleiding een kritisch wetenschappelijke reflectie gespreid over verschillende opdrachten, die telkens uitmonden in een persoonlijk werk. Op deze wijze beoogt de opleiding het kritisch wetenschappelijk denken te ontwikkelen in de verschillende gebieden van de tandheelkunde en dit aansluitend bij de ontwikkeling van de klinisch-praktische vaardigheden en het professioneel handelen dat de studenten zich tijdens de opleiding eigen maken. Hiervan zijn in zowel het oude als het nieuwe curriculum goede voorbeelden terug te vinden. Niettemin meent de visitatiecommissie dat het een vereiste is van een academische opleiding om een scriptie te programmeren. Ook de voorgaande visitatiecommissie heeft dit als een tekort ervaren. De literatuurstudie, die in de tweede kandidatuur door de studenten wordt uitgevoerd, acht de visitatiecommissie een goede voorbereiding op het maken van een scriptie. Het onderzoeksproject dat in het nieuwe curriculum is ingeschreven in het tweede en derde proefjaar is conceptueel goed uitgewerkt, maar hiervoor dient in het programma ook nog effectief tijd te worden voorzien. Aanbeveling: – Maak ruimte in het programma voor het participeren in onderzoek, met als product daarvan een scriptie.
3.2. Stage Onder de stages verstaat de visitatiecommissie de praktijkgerichte onderdelen van de opleiding, zoals de prekliniek en de kliniek.
Universiteit Gent
91
05/2003
De prekliniek vangt aan in de eerste kandidatuur en loopt door tot in het tweede proefjaar. Het zelfstandig klinisch werken staat geprogrammeerd vanaf het eerste proefjaar. Beide praktijkgerichte categorieën zijn volgens de visitatiecommissie goed georganiseerd en gestructureerd. Er is sprake van een goede balans tussen de diverse klinische activiteiten dankzij persoonlijke supervisie en secure opvolging ervan. De studenten hebben zich zeer positief uitgelaten over deze praktijkgerichte onderwijssituaties. Ook de assisterende academische personeelsleden zijn zeer tevreden over hun aandeel in dit tandheelkunde-onderwijs. De combinatie van hun werk in een privé-praktijk met hun werk in de opleiding vormt zowel voor hen als voor de studenten een verrijking. De begeleiding tijdens de verschillende praktijkgerichte momenten verloopt vlot. Zoals hoger vermeld, dient nog wel het beoordelingsbeleid aangepast te worden. Verder merkt de visitatiecommissie op dat de studenten tijdens hun praktische opleiding geen tekort aan patiënten hebben. Dat studenten soms ook tijdens de lessen van wacht zijn en tijdens hun vakantieperiodes stage lopen, leidt tot een verhoogde studiedruk. Het dient bewaakt te worden dat studenten voldoende bijzondere patiëntencategorieën (ouderen, gehandicapten, medisch gecompromitteerde patiënten, …) behandelen. Ook zou de visitatiecommissie tijdens de praktijkgerichte onderwijssituaties de aandacht willen zien toenemen in verband met praktijkbeheer en samenwerkingsvormen, EHBO/reanimatie, sociale en medische aspecten. Voor een deel wordt hierin al voorzien in het laatste nog in te voeren jaar van het curriculum. Preventieve tandheelkunde wordt in het theoretische gedeelte van de opleiding behandeld, maar de vertaling ervan naar de praktijk dient nog meer geëxpliciteerd te worden. De visitatiecommissie is er voorstander van om het aanbod van prekliniek en kliniek nog meer in de opleiding te vervroegen en tevens in omvang uit te breiden. Zoals hoger gesteld is de visitatiecommissie er voorstander van om het principe van de integrale behandeling uit te breiden naar het tweede proefjaar. Tevens geeft de visitatiecommissie in overweging om naast een interne stage ook een stage extra muros in te richten. Het bezoeken van rusthuizen is hiertoe bijvoorbeeld een goede aanzet, al geeft de visitatiecommissie er de voorkeur aan dat de externe stage een langere periode in beslag zou nemen. Aanbevelingen: – Verbeter de aandacht voor bijzondere patiëntencategorieën en samenwerkingsvormen, praktijkbeheer, EHBO/reanimatie, preventieve tandheelkunde, sociale en medische aspecten. Het laatste jaar van het nieuwe curriculum zal hier deels in voorzien. – Richt een stage extra muros in.
05/2003
92
Universiteit Gent
4.
Studenten
4.1. Studentenprofiel en studentenaantallen2 Tabel 1 Totaal aantal studenten Tandheelkunde voor de periode ’90-’91 t.e.m. ’01-’02. Acad. j.
Gen.stud.
1e kan
2e kan
’90-’91 ’91-’92 ’92-’93 ’93-’94 ’94-’95 ’95-’96 ’96-’97 ’97-’98 ’98-’99 ’99-’00 ’00-’01 ’01-’02
26 46 44 36 39 41 31 21 8 9 10 24
45 72 65 61 57 67 56 41 21 15 15 33
24 19 37 34 35 25 26 29 25 22 11 15
Acad. j.: Academiejaar Gen. stud.: Generatiestudent 1e kan: Eerste kandidatuur 2e kan: Tweede kandidatuur
1e j. tand. 2e j. tand. 3e j. tand. 24 32 31 34 42 37 26 38 34 28 23 13
17 24 25 27 30 36 35 25 37 33 24 23
27 17 24 25 26 28 33 33 24 36 31 25
1e j. tand.: Eerste jaar tandarts 2e j. tand.: Tweede jaar tandarts 3e j. tand.: Derde jaar tandarts
Met betrekking tot de instroom in de opleiding stelt de commissie vast dat samen met de invoering van de toelatingsproef (’97-’98) een daling van het aantal generatiestudenten en kandidatuursstudenten werd ingezet. De instroom in de kandidaturen is over de periode ’97-’98 t.e.m. ’01-’02 gedaald tot kritische aantallen. In de proefjaren is deze daling ook voelbaar, zij het in mindere mate. Oorzaak hiervan zijn studenten die pas in het eerste proefjaar de opleiding binnenkomen. Het gaat hierbij onder meer om studenten met een (kandidaats)opleiding Arts en Biomedische Wetenschappen. De studentenaantallen in de kandidaturen worden door deze latere instroom in de proefjaren licht gecompenseerd. Met de invoering van het nieuwe curriculum zijn de mogelijkheden om later in de opleiding Tandheelkunde in te stromen afgenomen. Het ziet er dan ook naar uit dat de opleiding minder van een verhoging van het studentenaantal in de tweede cyclus
2. De gegevens voor de academiejaren ’90-’91 t.e.m. ’99-’00 zijn afkomstig uit de VLIR-databank Studentenstatistieken. De gegevens voor de academiejaren ’00-’01 en ’01-’02 werden door de opleiding zelf verstrekt.
Universiteit Gent
93
05/2003
kan profiteren, dan in het verleden het geval is geweest. Ook voor de tweede cyclus evalueert de visitatiecommissie de studentenaantallen als kritisch. De commissie is zich bewust van de inspanningen die zowel het Adviescentrum voor Studenten, de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen als de opleiding doen om potentiële studenten warm te maken voor het volgen van een opleiding Tandheelkunde. Zij hoopt dat zij er in zullen slagen om het studentenaantal in de toekomst substantieel te verhogen. De vrouwelijke studenten zijn in de meerderheid. Er is over de periode ’90-’91 t.e.m. ’01-’02 in de gehele opleiding een constante instroom van een klein aantal buitenlandse studenten vastgesteld. Het studentenprofiel is goed. Aanbeveling: – Bewerkstellig een substantieel hogere instroom.
4.2. Slaagcijfers en rendementen3 Tabel 2 Slaagpercentages studenten Tandheelkunde voor de periode van ’89-’90 t.e.m. ’00-’01 (verhouding aantal geslaagden t.o.v. het aantal studenten ingeschreven op de rol, uitgedrukt in percent). Acad. j. ’89-’90 ’90-’91 ’91-’92 ’92-’93 ’93-’94 ’94-’95 ’95-’96 ’96-’97 ’97-’98 ’98-’99 ’99-’00 ’00-’01
Gen.stud. 42 38 43 23 39 30 24 40 38 100 70 80
1e kan
2e kan
51 40 50 41 40 35 29 43 43 76 67 80
93 92 84 73 68 76 72 85 86 75 86 91
Acad. j.: Academiejaar Gen. stud.: Generatiestudent 1e kan: Eerste kandidatuur 2e kan: Tweede kandidatuur
1e j. tand. 2e j. tand. 3e j. tand. 94 96 81 87 91 88 89 88 95 88 79 87
96 100 100 100 100 93 92 97 92 95 85 96
100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
1e j. tand.: Eerste jaar tandarts 2e j. tand.: Tweede jaar tandarts 3e j. tand.: Derde jaar tandarts
3. De gegevens voor de academiejaren ‘89-’90 t.e.m. ’99-’00 zijn afkomstig uit de VLIR-databank Studentenstatistieken. De gegevens voor de academiejaren ’00-’01 werden door de opleiding zelf verstrekt.
05/2003
94
Universiteit Gent
De slaagcijfers van de eerstekandidatuursstudenten (en de generatiestudenten in het bijzonder) zijn sinds de invoering van de toelatingsproef verbeterd. Wat de tweede kandidatuur en de tweede cyclus betreft, zijn de slaagcijfers over de gehele periode ’89-’90 t.e.m. ’00-’01 goed tot zeer goed. Het rendement van de opleiding is goed.
5.
Studeerbaarheid
5.1. Studietijd Samen met de invoering van het nieuwe programma werd door de (facultaire) Cel Onderwijsresearch en -ontwikkeling een studietijdmeting opgezet. Op het ogenblik van het visitatiebezoek waren de resultaten over de eerste cyclus en het eerste proefjaar binnen de opleiding gekend, maar nog niet besproken. De visitatiecommissie spreekt haar tevredenheid uit over de uitvoering van de studietijdmeting en hecht er belang aan dat de opleiding niet heeft gewacht tot de volledige invoering van het nieuwe programma om met deze analyse van start te gaan. Hoewel het academisch personeel de afgelopen jaren niet aarzelde om op basis van gesprekken met en signalen van de studenten het nieuwe programma ad hoc bij te stellen, hebben de opleidingsverantwoordelijken met de studietijdmeting nu een instrument in handen om de reële en begrote studietijd verder met elkaar in overeenstemming te brengen. Zij hoopt dan ook dat de resultaten van het studiebelastingsonderzoek vertaald zullen worden in een verbeterde studeerbaarheid. Want ondanks het feit dat de visitatiecommissie de indruk heeft gekregen dat de studeerbaarheid van de opleiding met de invoering van het nieuwe programma verbeterd is, is deze toch soms - onder meer op basis van bedenkingen van de studenten - zorgelijk gebleken. Aan de hand van de studietijdmeting zal meteen ook kunnen nagegaan worden of de spreiding van de opleidingsonderdelen over de verschillende semesters evenwichtig is. De visitatiecommissie heeft als studiebelemmerende factor vastgesteld dat in sommige gevallen studenten het tijdens de kliniek als een probleem ervaren als er onvoldoende patiënten zijn op de dienst waar ze kliniek lopen, terwijl andere diensten op datzelfde ogenblik handen tekort komen. Aanbeveling: – Vertaal de resultaten van het studiebelastingsonderzoek in een verbeterde studeerbaarheid.
5.2. Studievoorlichting en -begeleiding Zowel het Adviescentrum voor Studenten, als de Faculteit Geneeskunde en
Universiteit Gent
95
05/2003
Gezondheidswetenschappen en de opleiding voorzien ten behoeve van aankomende studenten in een gevarieerd aanbod van studievoorlichtingsactiviteiten. Ook tijdens de opleiding zelf is het informatieaanbod accuraat. Zo verkrijgen de studenten bijvoorbeeld gemakkelijk de nodige informatie over de stage, mogelijkheden om verder te studeren en beroepsmogelijkheden. Over de procedure om te kandideren voor een internationaal uitwisselingsproject bleek voldoende informatie te bestaan. Het aantal beschikbare plaatsen in het academiejaar 20032004 bleek de studenten echter onduidelijk. De studiegids is zeer informatief, volledig en gebruiksvriendelijk opgevat. Deze wordt zowel op CD-Rom als on-line ter beschikking gesteld van de studenten, wat de toegankelijkheid ervan bevordert. Tijdens hun opleiding kunnen de studenten ook beroep doen op een goed begeleidingsaanbod van het Adviescentrum voor Studenten. Facultair wordt er eveneens studiebegeleiding voorzien, al lijken tandheelkundestudenten hiervan weinig gebruik te maken. Op het niveau van de opleiding worden met name in de eerste kandidatuur vraagbaaksessies georganiseerd. Verder is sprake van directe studiebegeleiding: studenten kunnen met hun vragen rechtstreeks bij het personeel terecht.
6.
Afgestudeerden
Omdat de eerste studenten van het nieuwe programma pas in het academiejaar 2003-2004 zullen afstuderen, was de visitatiecommissie uiteraard niet in de mogelijkheid met ervaringsdeskundige alumni grondig over het nieuwe programma te reflecteren. De aanwezige afgestudeerden hebben evenwel de tijd genomen om samen met de visitatiecommissie terug te kijken naar hun eigen opleiding. Zij zijn in het bijzonder positief over de internationale ervaring die zij tijdens hun opleiding hebben gehad. Verder zijn ze de mening toegedaan dat praktijkbeheer en fiscaliteit meer in het programma aan bod hadden mogen komen. Dat in het huidige programma een multidisciplinaire dimensie vervat zit, ervaren ze als een verbetering. Ook het onderwijsconcept steunen ze. Uit de informatie in het zelfevaluatierapport blijkt dat alumni voornamelijk als voltijds tandarts aan het werk gaan, en dit al dan niet na een vervolgopleiding te hebben gevolgd. Weinig oud-studenten kiezen uiteindelijk voor een academische carrière. De waardering die het beroepenveld ten aanzien van de afgestudeerde tandartsen van de UGent heeft, is door de visitatiecommissie moeilijk in te schatten. Zij heeft noch tijdens het doornemen van de voorbereidende documenten, noch tijdens haar visitatiebezoek de indruk opgedaan dat zich in dit verband problemen zouden stellen. De doelstellingen die door de opleiding worden vooropgesteld worden volgens de commissie goed bereikt. DENT-ALUMNI is de alumnivereniging voor de Gentse tandartsen. Deze telt een
05/2003
96
Universiteit Gent
behoorlijk aantal leden. Via een nieuwsbrief worden afgestudeerden onder meer geïnformeerd over nieuwe ontwikkelingen binnen de opleiding. Ook via postacademische vormingen worden contacten met oud-studenten onderhouden. Het inschakelen van alumni als wetenschappelijk of klinisch medewerker in de opleiding zorgt eveneens voor een band tussen de opleiding en de afgestudeerden. Deze contacten lijken goed.
7.
De opleiding als organisatie
De organisatiestructuur van de Universiteit Gent, de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen en de opleiding Tandheelkunde is in het zelfevaluatierapport helder uiteengezet. Op het niveau van de opleiding bestaan verschillende advies- en beslissingsorganen, waarvan de Opleidingscommissie Tandheelkunde voor het onderwijs een centrale rol speelt. De verantwoordelijkheid van het academisch personeel, het administratief en technisch personeel en de studenten is in de verschillende advies- en beslissingsorganen (en dit op alle niveaus van de instelling) duidelijk omschreven. Hiermee is de basisvereiste voor de inbreng van de verschillende geledingen in de werkzaamheden van de opleiding zelf en de instelling goed gewaarborgd. De overlegstructuren zijn helder opgezet en in de praktijk blijken de organen in het algemeen goed te functioneren. Met betrekking tot de Opleidingscommissie Tandheelkunde merkt de visitatiecommissie wel op dat de studentenvertegenwoordiging nog niet volledig tot haar recht komt. De studentenvertegenwoordigers voelen zich voorlopig nog weinig thuis in deze formele overlegstructuur en zouden op meer ondersteuning moeten kunnen rekenen vanwege het academisch personeel om hun rechten en plichten in de Opleidingscommissie Tandheelkunde te leren kennen en zo hun mandaat volwaardig te kunnen invullen. Verder merkt de visitatiecommissie op dat, wat de verdeling van de taken en bevoegdheden betreft, op het niveau van de opleiding geen onderscheid is tussen de personen/organen die bepaalde voorstellen (zoals programmahervormingen) in de opleiding ontwikkelen, daarover een besluit nemen en vervolgens de operationalisering van deze voorstellen bewaken. De communicatie binnen de opleiding blijkt doorgaans vlot te verlopen. Studenten kunnen voor informatie onder meer terecht op de website van de opleiding. Ter verbetering van de communicatie lijkt het wel aangewezen de valvae meer te gebruiken of hiervan bijvoorbeeld een elektronische versie te voorzien. De opleiding is goed ingebed in de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen en het Universitair Ziekenhuis. De visitatiecommissie wijst er wel op dat de werkings- en investeringskredieten moeten gegarandeerd worden, onder meer om de tandheelkundige infrastructuur te vernieuwen. Daarbij dient bewaakt te worden dat de opleiding geen slachtoffer wordt van verschuivingen binnen de financiële verdeelsleutels.
Universiteit Gent
97
05/2003
Aanbevelingen: – Effectueer een scheiding van taken en bevoegdheden tussen bestuur, Opleidingscommissie Tandheelkunde en uitvoerenden. – Bevorder het aandeel van de studenten binnen de Opleidingscommissie Tandheelkunde. – Verruim de financiële positie van de opleiding.
8.
Gebouwen en infrastructuur
De opleiding is gevestigd op de Campus Heymans (P8) en maakt daar gebruik van verschillende faciliteiten. Tijdens haar bezoek werd de commissie rondgeleid langs de onderwijsruimten, de practicumruimten, de (pre)kliniek, de computerinfrastructuur en de bibliotheek. Deze zijn allemaal goed bereikbaar. De auditoria en seminarielokalen worden goed onderhouden en zijn goed uitgerust met didactisch materiaal. De biomedische bibliotheek van de faculteit is als voorziening goed: ze is ruim en uitgerust met voldoende computers. Terwijl voor het tandheelkunde-onderwijs het tijdschriftenbestand redelijk lijkt, valt het wel op dat het boekenbestand eerder beperkt is. Studenten kunnen ter ondersteuning van hun studie in de bibliotheek gebruik maken van CD-Rom’s en gedigitaliseerde informatie. De visitatiecommissie vindt het zorgelijk dat de bibliotheek verhuist. Met de huidige lokatie neemt de bibliotheek letterlijk een centrale plaats in in de opleiding, wat bevorderlijk is voor het gebruik ervan. De visitatiecommissie is er voorstander van P8 nog van een afzonderlijk en vrij toegankelijk computerlokaal (met afprintmogelijkheden) te voorzien. Computergebruik en benodigde infrastructuur dient beleidsmatig meer aandacht te krijgen, ook wat de uitrusting van de werkruimten van het personeel betreft. De prekliniek en kliniek zijn, rekening houdend met de huidige studentenaantallen, voldoende ruim. Wel merkt de visitatiecommissie op dat de apparatuur sterk gedateerd is. Zij is zich ervan bewust dat er zowel voor de prekliniek als de kliniek renovatievoorbereidingen worden getroffen. De problemen zijn echter dermate nijpend, dat zo snel mogelijk werk dient gemaakt van de uitvoering van deze plannen. De verouderde apparatuur werkt remmend op de opleiding van de studenten. Het principe van de videoprojectie in de prekliniek is goed. De radiologieruimten van de kliniek dienen van afzuiging te worden voorzien. Tevens dient het invoeren van de digitale radiografie te worden bespoedigd. De visitatiecommissie adviseert om in het Tandheelkundig Instituut een patiëntenbespreekruimte en een bespreekruimte voor multidisciplinair overleg te voorzien. De practicumruimten ten behoeve van de basiswetenschappelijke blokken van de opleiding bevinden zich buiten de Campus Heymans en werden niet bezocht.
05/2003
98
Universiteit Gent
Tot slot merkt zij op dat er, behalve de bibliotheek en de onderwijsruimten, geen studieruimte ter beschikking van de studenten staat. Hier is nochtans nood aan. Aanbevelingen: – Actualiseer en breid de literatuurbestanden in de bibliotheek uit. – Voorzie een studieruimte voor de studenten. – Vernieuw dringend de infrastructuur van de prekliniek en de kliniek. – Bevorder het computerondersteund onderwijs op het vlak van apparatuur.
9.
Personeel en personeelsbeleid
De visitatiecommissie heeft tijdens de gesprekken met het zelfstandig academisch personeel (ZAP), het assisterend academisch personeel (AAP) en het administratief en technisch personeel (ATP) telkens gemotiveerde mensen ontmoet. Wat het ZAP betreft zal, na de invulling van de uitgeschreven vacatures, het aantal ZAP-leden op een aanvaardbaar aantal gebracht worden. Het engagement van het ZAP in de onderwijsopdrachten ligt hoog. Ook de aandacht voor patiëntenzorg is in deze personeelsgroep erg groot. Het ZAP verbonden aan de opleiding is overwegend, maar niet uitsluitend mannelijk en voltijds aangesteld. De benoemingen van het professoraat variëren van docent tot gewoon hoogleraar, met een evenwichtige spreiding over de verschillende categorieën. De meerderheid is van hoge leeftijd (50 tot 59 jaar) en enkelen zelfs daarboven (60 tot 69 jaar). Daarnaast is er een minderheid van jonge (30 tot 39 jaar) en van middelbare (40 tot 49 jaar) leeftijd. Het AAP bestaat uit een ruime groep van jonge medewerkers, waarvan het statuut heeft van assistent en van praktijkassistent. Slechts één assistent is voltijds benoemd. Het overige assisterend academisch personeel is deeltijds verbonden aan de opleiding. Het AAP levert een belangrijke bijdrage aan het tandheelkundeonderwijs en de kliniek. Wel dient bewaakt te worden dat hun aandeel in het onderwijs niet wordt versnipperd door aan een groot aantal AAP-leden telkens een in omvang te beperkte opdracht toe te kennen. Door deze versnippering hebben zij onderling onder meer te weinig gelegenheid tot het opbouwen van contacten en uitwisselen van ideeën over het onderwijs. Binnen de opleiding zijn een aantal doctoraten in voorbereiding. Het huidige ATP-kader is uitsluitend voltijds, met een meerderheid (2/3) aan mannen. Rekening houdend met het takenpakket, heeft de visitatiecommissie de indruk dat ze correct ingeschaald zijn. De omvang van de gehele omkadering staat, indien alle functies worden ingevuld, in een goede verhouding tot het studentenaantal. De verhouding tussen het
Universiteit Gent
99
05/2003
(voltijdse) zelfstandig en het (deeltijdse) assisterend academisch personeel is in het voordeel van het zelfstandig personeel. De visitatiecommissie merkt op dat het ATP in verhouding tot zijn werkzaamheden en het academisch personeel te beperkt is in aantal. De didactische kwaliteiten van de staf zijn in het algemeen beschouwd goed. Van het centrale aanbod van onderwijsprofessionalisering wordt frequent gebruik gemaakt. Er wordt binnen de opleiding een actief onderwijsprofessionaliseringsbeleid gevoerd, ook naar de jonge staf. Wel adviseert de visitatiecommissie om de deelname aan dit aanbod meer gestructureerd en continu te organiseren. De onderzoekskwaliteit van de staf wordt door de visitatiecommissie positief beoordeeld. Het bevorderingsbeleid dat ten aanzien van het personeel geldt, is tijdens het visitatiebezoek besproken. De docentenevaluaties als onderdeel van het loopbaanbeleid worden gewaardeerd. Er is sprake van een goed facultair personeelsbeleid. Aanbevelingen: – Voorkom versnippering in de benoemingen van het AAP. – Breid het ATP uit.
10. Internationalisering De opleiding Tandheelkunde heeft binnen de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen en de universiteit als geheel een voortrekkersrol gespeeld in de deelname aan internationale uitwisselingsprojecten voor studenten. In 2002 kunnen studenten in het kader van het Europese Socratesprogramma in Bergen, Glasgow, Kopenhagen, Dresden en Malmö studeren. Het ontbreekt bij de studenten niet aan interesse om aan een buitenlandse uitwisseling deel te nemen. Het aantal studenten dat ook effectief naar het buitenland gaat is evenwel beperkt. Het aantal buitenlandse studenten dat aan de tandheelkundeopleiding in Gent komt studeren ligt hoger, maar verdient toch ook aanmoediging. De visitatiecommissie adviseert de opleiding om na te gaan of ze kunnen aansluiten bij het facultaire ontwikkelingslandenbeleid. De visitatiecommissie is van oordeel dat een nieuwe impuls in dit verband nodig is. Informatie in verband met uitwisselingsprojecten kan door studenten doorgaans probleemloos worden ingewonnen. Omdat het aantal uitwisselingsplaatsen recent werd aangepast, bleek in dit verband bij de studenten tijdens het visitatiebezoek wel minder duidelijkheid te bestaan.
05/2003
100
Universiteit Gent
Binnen de opleiding is wat het personeel betreft sprake van een evenwichtige oriëntatie op internationalisering. Het academisch personeel heeft gevarieerde internationale contacten. Ervaringen opgedaan op basis van deze contacten en op basis van deelname aan onderwijsgerichte internationale uitwisselingsprojecten komen het Gentse tandheelkunde-onderwijs ten goede. Ook resultaten van internationale onderzoeksgerichte samenwerkingsverbanden worden in de mate van het mogelijke ten bate van het onderwijs gebruikt. Verder krijgt het onderwijs via gastcolleges een internationale dimensie. Aanbevelingen: – Stimuleer en faciliteer buitenlandse en Gentse studenten in hun deelname aan een internationale uitwisseling. – Neem deel aan het facultaire ontwikkelingslandenbeleid.
11. Onderzoekscomponent van het onderwijs De betrokkenheid van het academisch personeel bij onderzoek is goed. Hoewel tijdens het visitatiebezoek is gebleken dat onderwijs voor het academisch personeel primeert, weerhoudt dit de opleidingsverantwoordelijken er niet van ook aan onderzoek te werken en het onderwijs toe te rusten met een onderzoeksgerichte dimensie. In de opleiding zijn een aantal goede voorbeelden van een wetenschappelijke benadering van het onderwijs terug te vinden. Zo vormt de aanzet tot literatuuronderzoek in de tweede kandidatuur een sterktepunt binnen de opleiding. Dit initiatief verdient verdere opvolging in de proefjaren. Het onderzoek uitgevoerd door de studenten, dat in het nieuwe programma gepland is in het tweede en het derde proefjaar, dient verder uitgebreid en uitgewerkt te worden. Onder andere de tijd die hiervoor wordt voorzien is substantieel te laag. Het belang van de invoering van een scriptie wordt hier ook door de commissie herhaald. Binnen de opleiding wordt een ruime waaier aan specialisaties in de tandheelkunde vertegenwoordigd. Er wordt frequent deelgenomen aan internationale wetenschappelijke congressen. Binnen de opleiding zijn een aantal doctoraten in voorbereiding. De opleiding heeft nog geen gerichte onderzoeksfilosofie geformuleerd, maar is bezig hiervoor de nodige stappen te ondernemen. Aanbevelingen: – Werk een gerichte onderzoeksfilosofie uit. – Verhoog de zelfstandige participatie van studenten in onderzoek.
Universiteit Gent
101
05/2003
12. Interne kwaliteitszorg 12.1. Zelfevaluatierapport De visitatiecommissie heeft zich aan de hand van het zelfevaluatierapport in goede mate kunnen voorbereiden op haar bezoek aan de opleiding. Het rapport vormde een positieve en realistische kijk op de prestaties van de opleiding. De sterkte/zwakte-analyse was daarbij kritisch opgesteld. Vragen die tijdens de lectuur van het rapport waren gerezen, zijn tijdens het visitatiebezoek uitgebreid aan bod kunnen komen, en dit bij alle gesprekspartners. Het zelfevaluatierapport was goed gekend bij alle geledingen van de opleiding, behalve bij de studenten. Het standpunt van de studenten is weliswaar op basis van enquêteresultaten in het zelfevaluatierapport verwerkt. Het ontwerpdocument werd ook in de Opleidingscommissie Tandheelkunde besproken. Desalniettemin bleken de studenten relatief weinig geïnteresseerd in het evaluatieproces.
12.2. Interne kwaliteitszorg De interne kwaliteitszorg wordt binnen de opleiding gecoördineerd door de Opleidingscommissie Tandheelkunde en de (facultaire) Kwaliteitscel Onderwijs (KCO). Er worden volgens de visitatiecommissie inzake interne kwaliteitszorg een aantal goede initiatieven genomen. Zo werd de studietijdmeting vanuit de Opleidingscommissie Tandheelkunde gecoördineerd. Ook zijn er focusgroepen, die door een direct en regelmatig contact met de studenten toelaten om het onderwijs op de voet te volgen. Deze focusgroepen vormen een aanvulling op onderwijsevaluaties die in het gehele universiteit afgenomen worden. De verwerking van de resultaten van zowel de onderwijsevaluaties als van de focusgroepen vragen wel om aandacht. De onderwijsevaluaties zijn voornamelijk docentgericht en nog te weinig programmagericht. De samenwerking tussen de Opleidingscommissie Tandheelkunde en de KCO verloopt zeer vlot. De studenten worden formeel betrokken in de verschillende kwaliteitsbewakingsprocedures. Doorgaans is de betrokkenheid van de studenten in thema’s die het onderwijs betreffen groot. In de Opleidingscommissie Tandheelkunde hebben de studentenvertegenwoordigers echter duidelijk nog nood aan activatie. De rol en de verdere betrokkenheid van de afgestudeerden in de opleiding zijn vrij beperkt. De opleiding is in grote mate ingegaan op de aanbevelingen van de voorgaande visitatiecommissie, wat de huidige commissie waardeert. De aanbeveling over de invoering van een scriptie blijft wel een punt van onenigheid tussen de opleiding en de visitatiecommissies. De procedures voor curriculumherziening en -innovatie heeft de visitatiecommissie niet in detail besproken. Zij kan hierover bijgevolg geen uitspraak doen.
05/2003
102
Universiteit Gent
Er is een ombudspersoon aangesteld op het niveau van de opleiding, de faculteit en centraal. De visitatiecommissie heeft vastgesteld dat de ombudspersonen in de tweede cyclus goed gekend zijn en wanneer nodig ook gecontacteerd worden. Met betrekking tot de eerste cyclus dient over de ombudsdiensten meer en heldere informatie te worden verspreid. De opleidingsverantwoordelijken tonen een gezonde interesse ten aanzien van onderwijsinnovatie. Zij trachten zich (ook met een blik op het buitenland) regelmatig onderwijskundig bij te scholen. Op het vlak van onderwijsprofessionalisering worden initiatieven genomen op centraal niveau, die frequent door het tandheelkundepersoneel worden bijgewoond. Aanbevelingen: – Systematiseer de programmagerichte interne kwaliteitszorg binnen de opleiding. – Maak de ombudspersonen beter bekend in de eerste cyclus.
Universiteit Gent
103
05/2003
05/2003
104
Bijlagen
Bijlagen
105
05/2003
05/2003
106
Bijlage 1
Personalia van de leden van de visitatiecommissie Prof. dr. A. Plasschaert (1942) studeerde aan de Rijkuniversiteit in Utrecht en behaalde het Tandartsdiploma in 1966. Na werkzaam geweest te zijn als reserve-officier tandarts bij de Koninklijke Landmacht aanvaardde hij in september 1967 een aanstelling als tandarts-instructeur bij de opleiding tot Tandarts aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN). Daarnaast startte hij een eigen praktijk (part-time) in Nijmegen. Hij was eerst werkzaam op de afdelingen prothetische tandheelkunde en tandheelkundige röntgenologie. Vanaf 1969 tot en met 1976 was hij werkzaam als Chef de Clinique op de afdeling Preventieve en Sociale Tandheelkunde. Hij promoveerde in 1972 op het proefschrift getiteld ‘Preventieve maatregelen en gebitsgezondheid bij schoolkinderen van 7-9 jaar’. In 1976 werd hij benoemd tot hoogleraar Restauratieve Tandheelkunde en sindsdien is hij voorzitter van de vakgroep Cariologie en Endodontologie. In de periode van 1986-1989 was hij vice-voorzitter van het bestuur van de Faculteit der Medische Wetenschappen en decaan van de Subfaculteit Tandheelkunde. Gedurende vier jaar (1990-1994) was hij Rector Magnificus van de KUN. Hij was voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Tandartsen en is thans voorzitter van de directie van het Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde B.V. Hij heeft meer dan 200 wetenschappelijke publicaties het licht doen zien en heeft 24 promovendi begeleid. Hij was onder meer mede-oprichter en president of the European Section of The Academy of Operative Dentistry en is thans president-elect van de Association of Dental Education in Europe.
Tandarts J. Dombret (1947) studeerde als Licentiaat in de Tandheelkunde af in 1972 aan de Universiteit Gent (UGent). Hierna richtte hij een Tandartspraktijk Algemene Tandheelkunde op in Brugge, waarin hij nog steeds actief is. Hij volgde een opleiding parodontologie in het Hoofd en Hals Centrum te Brussel (1980-1985), en verbleef er als medewerker van prof. Van Steenberghe tot in 1990. In 1993 werd hij gediplomeerde in de Gespecialiseerde Studies aan de KU Leuven.
Bijlagen
107
05/2003
In de periode 1987-1991 was hij Section Editor Tandheelkunde van het tijdschrift ‘Journal of Head & Neck Pathology’. Sedert 1985 is hij redacteur van het tandheelkundig tijdschrift ‘Quadrant’. Hij is auteur en mede-auteur van meerdere artikels.
Prof. dr. I. Lambrichts (1962) behaalde het diploma van kandidaat-tandarts in 1982 aan het Limburgs Universitair Centrum (LUC) en het diploma van Licentiaat in de Tandheelkunde in 1985 aan de Katholieke Universiteit Leuven (K.U.Leuven). Hij doctoreerde in 1993 aan het LUC. In de periode 1984-1985 was hij leerling-assistent aan de K.U.Leuven. Vervolgens werd hij assistent-plv (1985-1986), Aspirant-navorser NFWO (1986-1990), assistent morfologie (1990-1994), doctor-assistent morfologie (1994-1996) en docent morfologie (1996-2000) aan het LUC. Hij is momenteel benoemd als hoofddocent morfologie aan het LUC. Prof. dr. Lambrichts is auteur van meerdere wetenschappelijke publicaties en bijdragen in boeken. Hij verzorgde gedurende de laatste vijf jaren een zestigtal presentaties en ontving enkele wetenschappelijke prijzen, waaronder de Hatton en Unilever Award van de International Association for Dental Research voor het onderzoekswerk. Zijn onderzoek richt zich op innervatie van tanden en periodontium, auto-immuniteit (multiple sclerosis en reumatoïde artritis), cryolichtmicroscopie, immuno-elektronenmicroscopie en cryopreservatie. Hij is expert van de Europese Gemeenschap (Cost Action B8) en zetelde in de Raad van Bestuur van de Belgische Vereniging voor Celbiologie en de Vereniging voor Biologie van de Mond. Hij organiseerde reeds talrijke symposia, congressen en studiedagen.
Tandarts H. Wellens (1936) behaalde het diploma van Licentiaat in de Tandheelkunde in 1961 aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij was gedurende meer dan drie decennia werkzaam in zijn eigen privé praktijk. Tijdens deze periode bekleedde hij bestuursfuncties in de Koninklijke Belgische Vereniging voor Tandheelkunde en het Verbond der Vlaamse Tandartsen. Hij was tevens betrokken bij de oprichting van het Nascholingsinstituut van het Verbond der Vlaamse Tandartsen en was er jarenlang voorzitter van. Verder was hij medeinitiatiefnemer voor het opzetten van het samenwerkingsverband tussen de Nederlandse Vereniging van Tandartsen en het Verbond der Vlaamse Tandartsen en voorzitter van het eerste Vlaamse Congres voor Tandheelkunde. Sinds zijn pensioen in 1997 is hij lid van de Werkgroep Ontwikkelingssamenwerking van het Verbond der Vlaamse Tandartsen en nam hij deel aan vier missies van deze werkgroep naar Roemenië, waar hij lezingen en demonstraties gaf aangaande endodontie en parodontologie. Hij ontwikkelde zelf een eenvoudige en doenbare methode voor het handmatig slijpen van paro-instrumenten. In het kader van het Nascholingsinstituut van het Verbond der Vlaamse Tandartsen verzorgt hij workshops over de ‘Parodontale instrumentatie’.
05/2003
108
Bijlagen
Prof. dr. R. P. Zwierstra (1945) behaalde in 1971 het Artsexamen aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Na het vervullen van de militaire dienstplicht (bataljonsarts 11 Gn bat) was hij werkzaam in het Academisch Ziekenhuis te Groningen. In de periode 1972-1978 specialiseerde hij zich er in heelkunde. Hij promoveerde bij prof. dr. J. Oldhoff op het onderwerp ‘Chirurgische aspecten van schildkliergezwellen’ (1978). Hij trok vervolgens naar Liverpool (UK), waar hij als Senior Registrar in het Alder Hey Children’s Hospital (Department of Pediatric Surgery) met prof. J. Lister samenwerkte en zich bekwaamde in de kinderchirurgie. In 1985 werd hij aangesteld als Universitair Hoofddocent Chirurgie aan de RUG. Tien jaar later werd hij benoemd tot bijzonder hoogleraar heelkunde, in het bijzonder de heelkundige scholing. Sinds 1997 is hij directeur van het Onderwijsinstituut Faculteit der Medische Wetenschappen van de RUG. Hij verkreeg inmiddels de titel hoogleraar A, bevoegd voor het onderwijs en de opleiding Geneeskunde (2002). Sinds het begin van de jaren ’80 is prof. dr. Zwierstra als lid actief geweest in verschillende commissies, die de kwaliteitsbevordering van het Groningse onderwijsprogramma in de heelkunde tot doel hadden. Mede op zijn initiatief is de landelijke cursus voor assistenten in de heelkunde, de ‘Specialistencursus Heelkunde’, opgezet en door hem gedurende tien jaren georganiseerd. Hij is lid geweest van de commissie Bij- en Nascholing Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (19962000). Hij was voorzitter van de werkgroep Professionalisering docenten NVMO en de werkgroep Opleidingscontinuüm KNMG. Hij is auteur van talrijke publicaties op onderwijskundig gebied en (mede-)organisator van diverse congressen, trainingen en cursussen.
109
05/2003
05/2003
110
Bijlage 2
Bezoekschema’s Bezoekschema Vrije Universiteit Brussel 20 t.e.m. 22 november 2002 Woensdag 20 november 2002 16u00 - 18u30 intern beraad visitatiecommissie: voorbereiding van het bezoek 19u00
avondmaaltijd
Donderdag 21 november 2002 9u00 - 9u45
gesprek visitatiecommissie met het faculteitsbestuur, de opstellers van de zelfevaluatie en de facultair coördinator
9u45 - 10u30
gesprek met de jaarvertegenwoordigers
10u30 - 11u15
gesprek met leden van het academisch personeel uit de Departementsraad en verantwoordelijke interne kwaliteitszorg
11u15 - 11u30
pauze
11u30 - 12u15
gesprek met eerstecyclusstudenten
12u15 - 13u00
gesprek met tweedecyclusstudenten
13u00 - 14u00 middagmaaltijd 14u00 - 15u00 gesprek met leden van het assisterend academisch personeel 15u00 - 15u30 gesprek met leden van het administratief en technisch personeel 15u30 - 16u30 gesprek met leden van het zelfstandig academisch personeel eerste cyclus
Bijlagen
111
05/2003
16u30 - 16u45 pauze 16u45 - 17u45
gesprek met leden van het zelfstandig academisch personeel tweede cyclus
17u45 - 18u15
nabespreking commissie, gelegenheid tot inzage cursussen, nota’s en examenopgaven
18u15 - 19u00 gesprek met afgestudeerden van de opleiding 19u00
informele ontmoeting met een vertegenwoordiging van de academische overheid, het faculteitsbestuur en opleidingsafgevaardigden
20u00
avondmaaltijd
Vrijdag 22 november 2002 8u45 - 10u15
bezoek commissieleden onderwijs- en practicumruimten, bibliotheek, computerlokalen, zelfstudiecentrum e.d.
10u15 - 10u45
gesprek met verantwoordelijken studieadvies en -begeleiding (facultair en centraal) en ombudspersoon
10u45 - 11u15
verantwoordelijke internationalisering (opleiding en facultair)
11u15 - 12u00
spreekuur en/of aanvullende gesprekken op uitnodiging van de commissie
12u00 - 13u00 middagmaal 13u00 - 15u00 intern beraad van de commissie, voorbereiding mondelinge rapportering 15u00 - 15u30 gesprek met faculteitsbestuur, facultair coördinator, opleidingsverantwoordelijken 15u30 - 16u30 intern beraad van de commissie, voorbereiding mondelinge rapportering 16u30
mondelinge rapportering
Bezoekschema Katholieke Universiteit Leuven 11 t.e.m. 13 december 2002 Woensdag 11 december 2002 16u00 - 18u30 intern beraad visitatiecommissie: voorbereiding van het bezoek
05/2003
112
Bijlagen
19u00
informele ontmoeting met een vertegenwoordiging van de academische overheid, het faculteitsbestuur en opleidingsafgevaardigden
20u00
avondmaaltijd
Donderdag 12 december 2002 9u00 - 9u45
gesprek visitatiecommissie met het faculteitsbestuur, de opstellers van de zelfevaluatie en de facultair coördinator
9u45 - 10u30
gesprek met de studenten uit de Permanente Onderwijscommissie
10u30 - 11u15
gesprek met leden van het academisch personeel uit de Permanente Onderwijscommissie en verantwoordelijke interne kwaliteitszorg
11u15 - 11u30
pauze
11u30 - 12u15
gesprek met eerstecyclusstudenten
12u15 - 13u00
gesprek met tweedecyclusstudenten
13u00 - 14u00 middagmaaltijd 14u00 - 15u00 gesprek met leden van het assisterend academisch personeel 15u00 - 15u30 gesprek met leden van het administratief en technisch personeel 15u30 - 16u30 gesprek met leden van het zelfstandig academisch personeel eerste cyclus 16u30 - 16u45 pauze 16u45 - 17u45
gesprek met leden van het zelfstandig academisch personeel tweede cyclus
17u45 - 18u15
nabespreking commissie, gelegenheid tot inzage cursussen, nota’s en examenopgaven
18u15 - 19u00 gesprek met afgestudeerden van de opleiding 19u00
informele ontmoeting met opleidingsafgevaardigden
20u00
avondmaaltijd
Vrijdag 13 december 2002 8u45 - 10u15
bezoek commissieleden onderwijs- en practicumruimten, bibliotheek, computerlokalen e.d.
10u15 - 10u45
gesprek met verantwoordelijken studieadvies en -begeleiding (facultair en centraal) en ombudspersoon
10u45 - 11u15
verantwoordelijke internationalisering (opleiding en facultair)
Bijlagen
113
05/2003
11u15 - 12u00
spreekuur en/of aanvullende gesprekken op uitnodiging van de commissie
12u00 - 13u00 middagmaal 13u00 - 15u00 intern beraad van de commissie, voorbereiding mondelinge rapportering 15u00 - 15u30 gesprek met faculteitsbestuur, facultair coördinator, opleidingsverantwoordelijken 15u30 - 16u30 intern beraad van de commissie, voorbereiding mondelinge rapportering 16u30
mondelinge rapportering
Bezoekschema Universiteit Gent 17 t.e.m. 19 december 2002 Dinsdag 17 december 2002 16u00 - 18u30 intern beraad visitatiecommissie: voorbereiding van het bezoek 19u00
informele ontmoeting met een vertegenwoordiging van de academische overheid, het faculteitsbestuur en opleidingsafgevaardigden
20u00
avondmaaltijd
Woensdag 18 december 2002 9u00 - 9u45
gesprek visitatiecommissie met het faculteitsbestuur, de opstellers van de zelfevaluatie en de facultair coördinator
9u45 - 10u30
gesprek met de studenten uit de Opleidingscommissie
10u30 - 11u15
gesprek met leden van het academisch personeel uit de Opleidingscommissie en verantwoordelijke interne kwaliteitszorg
11u15 - 11u30
pauze
11u30 - 12u15
gesprek met eerstecyclusstudenten
12u15 - 13u00
gesprek met tweedecyclusstudenten
13u00 - 14u00 middagmaaltijd 14u00 - 15u00 gesprek met leden van het assisterend academisch personeel 15u00 - 15u30 gesprek met leden van het administratief en technisch personeel
05/2003
114
Bijlagen
15u30 - 16u30 gesprek met leden van het zelfstandig academisch personeel eerste cyclus 16u30 - 16u45 pauze 16u45 - 17u45
gesprek met leden van het zelfstandig academisch personeel tweede cyclus
17u45 - 18u15
nabespreking commissie, gelegenheid tot inzage cursussen, nota’s en examenopgaven
18u15 - 19u15
bezoek commissieleden onderwijs- en practicumruimten, bibliotheek, computerlokalen e.d.
19u30
informele ontmoeting met opleidingsafgevaardigden
20u30
avondmaaltijd
Donderdag 19 december 2002 9u00 - 9u30
gesprek met verantwoordelijken studieadvies en -begeleiding (facultair en centraal) en ombudspersoon
9u30 - 10u00 verantwoordelijke internationalisering (opleiding en facultair) 10u00 - 10u45 gesprek met afgestudeerden van de opleiding 10u45 - 11u30
spreekuur en/of aanvullende gesprekken op uitnodiging van de commissie
11u30 - 13u00
middagmaal
13u00 - 15u00 intern beraad van de commissie, voorbereiding mondelinge rapportering 15u00 - 15u30 gesprek met faculteitsbestuur, facultair coördinator, opleidingsverantwoordelijken 15u30 - 16u30 intern beraad van de commissie, voorbereiding mondelinge rapportering 16u30
Bijlagen
mondelinge rapportering
115
05/2003
05/2003
116
Bijlage 3 REPLIEK VAN DE OPLEIDING TANDHEELKUNDE AAN DE K.U.LEUVEN. De tandartsopleiding aan de K.U.Leuven verheugde zich over het positief deelrapport, doorspekt met lovende bewoordingen. Dit positief oordeel vond men echter niet terug in een aantal letterscores. De opleiding vond dit vreemd. Bij ontvangen van het vergelijkend verslag en de bijhorende letterscores van de opleidingen blijkt dat voor de vooropgestelde visitatieonderdelen twee opleidingen 16 maal (op 17) exact hetzelfde scoren. Bij één opleiding wordt een onderdeel weggelaten. Het rapport bevat een reeks cijfermatige of makkelijk na te trekken onjuistheden. Verwoordingen in het vergelijkend verslag dekken regelmatig niet de lading. De opleiding wenst zich in haar openbare repliek te beperken tot een aantal illustratieve doch vooral meetbare of gemakkelijk na te trekken feiten. De studentenaantallen tandheelkunde in de Vlaamse regio zijn door de ontradingscampagnes en het regionaal toelatingsexamen voorlopig niet optimaal maar voor Leuven niet langer “kritisch”. Het aantal studenten 1ste kandidatuur te Leuven is de laatste vier jaar meer dan verdubbeld (van 20 in 1998-1999 naar 43 in 2002-2003). Het Ministerie van Onderwijs meldt voor het aantal inschrijvingen 1ste kandidatuur tandarts in 2002 –2003: K.U.Leuven 43, UGent 25, VUB 3. Tot 2002 studeerden aan de K.U.Leuven jaarlijks gemiddeld 40 à 50 tandartsen af. Het op federaal niveau opgelegd contingent is voor de drie Vlaamse opleidingen samen 84. Niettegenstaande deze permanente grote aantrekkingskracht van de Leuvense tandartsopleiding bij de Vlaamse studenten krijgt het onderdeel studentenaantallen de score “voldoende”. De aantallen in de tabellen van het vergelijkend verslag wijken soms af van deze van de VLIR en het Ministerie van Onderwijs. De commissie schrijft bij “Programma” dat de integratie van de Algemene Kliniek “ten dele gerealiseerd” is en antwoordt ons dat “de student de
Bijlagen
117
05/2003
betreffende patiënt meeneemt naar verschillende diensten en afdelingen”. De Algemene Kliniek biedt een volledig geïntegreerde klinische stage aan, waarbij de student elke patiënt ter plaatse voor alle aspecten autonoom behandelt. Assistenten uit drie afdelingen zijn er permanent aanwezig voor begeleiding. Een coördinator, algemeen tandarts, met ruime privépraktijkervaring, superviseert. Niettegenstaande er met de prekliniek te Leuven wordt gestart vanaf de eerste dag van de eerste kandidatuur en met de klinische stages vanaf het eerste semester van de tweede kandidatuur, stelt de visitatiecommissie dat “concreet kunnen deze nog vroeger in het curriculum van start gaan…”. De opleiding oordeelt dat het gemaakte voorstel om preklinisch onderwijs nog te vervroegen, dus te organiseren voorafgaand aan de de academische opleiding niet ernstig is. Zij stelt dat klinische handelingen laten uitvoeren door pas afgestudeerde middelbare schoolstudenten, zonder enige theoretische achtergrond in infectierisico’s en omgang met patiënten, niet passend is en eerder doet denken aan beroeps- dan aan academisch onderwijs. Groepsgewijs onderwijs komt aan bod tijdens de werkzittingen van de eerste en tweede kandidatuur, de colleges anatomie eerste kandidatuur, een aantal preklinieken, de klinische stages, de colleges psychologie en statistiek en tijdens alle keuzevakken. Het vergelijkend verslag vermeldt “ wordt geadviseerd groepsgewijs leren en werken met name aan de K.U.Leuven … te stimuleren”. Bij dezelfde paragraaf van het vergelijkend verslag is het nuttig te melden dat de opleiding te Leuven 10 keuzevakken telt, waarvan 9 in de tweede cyclus. Het personeelsbeleid van de Leuvense opleiding wordt gekenmerkt door een relatief jong (gemiddeld 40-49) en vervrouwelijkt ZAP kader (3/14). De twee andere opleidingen geven respectievelijk één en geen vrouwelijk ZAP personeelslid aan (Dental 2001). De visitatiecommissie schrijft: “Het ZAP verbonden aan de opleidingen is overwegend mannelijk…”. De commissie heeft de didactische kwaliteiten van de Leuvense professoren in tegenstelling met deze van de twee andere opleidingen “niet in detail bevraagd”en maakte over deze kwaliteiten oorspronkelijk een neutrale uitspraak. Toen wij dit aanklaagden werd zonder verder onderzoek, de uitspraak over de onderwijskwaliteiten van de Leuvense professoren opgetrokken (“in het algemeen beschouwd goed”). De opleiding betreurt deze handelswijze. De verhouding assistent/student ( meer dan 35 voltijdse equivalenten AAP naast een 5-tal voltijdse equivalenten instructoren, in totaal 70 personen) is te Leuven gunstig. Deze verhouding wordt enkel voor deze opleiding niet besproken. Het AAP is zonder uitzondering onderwijskundig opgeleid bij de indiensttreding. Bij het ZAP volgden 10 van de 14 professoren de docentenopleiding van de Dienst Universitair Onderwijs. De visitatiecommissie schrijft “Van het centrale aanbod
05/2003
118
Bijlagen
aan onderwijsprofessionalisering wordt door het tandheelkundepersoneel aan … en aan de K.U.Leuven … regelmatig gebruik gemaakt”. De voordelen van “combinatie van het werk in een privé-praktijk met het werk in de opleiding … een verrijking vormt” worden enkel bij de andere opleidingen aangehaald. Bijna alle Leuvense instructoren die participeren in klinisch onderwijs hebben een privépraktijk. Ook de coördinator Algemene Kliniek en de twee coördinatoren Prekliniek hebben een lange algemene praktijkervaring. Onderzoekscomponent van het onderwijs. De Leuvense tandheelkundige opleiding neemt 3/4 van de output van het internationaal tandheelkundig onderzoek uit de regio voor haar rekening. Docenten scoren regelmatig boven het wereldgemiddelde in hun wetenschapsgebied. Enkele ZAP-leden zijn co-editor van tijdschriften met hoge impactfactor in het betrokken gebied en velen zijn lid van redactieraden van internationale tijdschriften. Voor alle tandheelkundige deelgebieden zijn er te Leuven één of meerdere docenten. Er zijn tevens 9 specialisatie/aanvullende opleidingen (GGS + GAS) die ook het eerste en tweede cyclusonderwijs verrijken. Restauratieve tandheelkunde, forensische en gerechtelijke tandheelkunde en het GAS algemene tandheelkunde worden in de Vlaamse regio enkel te Leuven aangeboden. De opleiding biedt studenten met goede studieresultaten het statuut aan van studentonderzoeker tijdens de tweede cyclus. Alle studenten die het wensen mogen eigenhandig onderzoek doen in het kader van de eindverhandeling. Dank zij deze inbedding van onderzoek in het onderwijs wensen afgestudeerden vaak dit te continueren. Er zijn sinds jaren te Leuven gemiddeld 15 - 20 doctoraten in voorbereiding binnen de opleiding. Al deze elementen leiden tot een “voldoende/goed” oordeel en de zinsnedes “onderzoekskwaliteiten van de … en Leuvense staf worden positief beoordeeld.” en “Aan de KULeuven … zijn in de Tandheelkunde verschillende doctoraten in voorbereiding”. De opleiding betreurt de feitelijke onjuistheden, de soms oppervlakkige evaluatie en de discrepantie tussen het vaak lovend verslag over haar en de nivellerende beoordeling bij de letterscores en bij het vergelijkend verslag. De opleiding is de visitatiecommissie dankbaar voor de globaal goede sfeer tijdens haar bezoek en voor enkele van de gemaakte aanbevelingen.
De academische opleiding Tandheelkunde K.U.Leuven.
Bijlagen
119
05/2003