Tandheelkunde Inspectie en palpatie van de mondholte
Inspectie en palpatie van de mondholte Inleiding Dieren met gebitsaandoeningen komen vaak voor in de dierenartsenpraktijk. Vaak zijn de eigenaren hier niet van op de hoogte en moet aanvullende informatie worden verkregen via het signalement, anamnese en de algemene indruk om vervolgens over te gaan tot het lichamelijk onderzoek. Het is belangrijk dat gebitsaandoeningen snel worden geconstateerd en behandeld, want ziekten in de mondholte kunnen leiden tot aandoeningen aan andere organen. Denk dan bijvoorbeeld aan een leverontsteking, ontsteking van gewrichten, nierontsteking, ontsteking van de hartkleppen etc. In deze reader komen de anamnese, uit- en inwendig onderzoek, röntgenologisch onderzoek en aanvullend onderzoek aan de orde.
1.1
Anamnese
1.1.1 Verschijnselen Het doel van een anamnese is om meer algemene informatie te krijgen over het functioneren van een patiënt. Dus wanneer een begeleider van een patiënt verschijnselen benoemd die betrekking hebben op het functioneren van het dier, moet jij als paraveterinair in staat zijn aanvullende vragen te stellen om een algemeen beeld te kunnen schetsen over het totale functioneren van het dier. Hierbij is in volledigheid kunnen terugkoppelen aan de dierenarts héél belangrijk. Enkele specifieke vragen met betrekking tot de mondholte:
hoe lang, hoe vaak, wanneer, waar?
wordt het erger / minder?
heeft het dier een verwonding (trauma) opgelopen (denk dan aan harde val, ruw gespeeld, op stenen bijten?
zijn er meerdere dieren in huis?
heeft het dier al eens een behandeling ondergaan?
treedt de aandoening met onderbrekingen op?
welke voeding krijgt uw dier en hoe zijn de eetgewoonten (frequentie, hard of zacht voer)?
wat doet u thuis om het gebit schoon te houden? 2
heeft u belangstelling in tandheelkundige zorg en mondhygiënische maatregelen voor dieren?
Onderstaande verschijnselen die voortkomen uit de anamnese vragen om een onderzoek van de mondholte:
stank uit de bek;
veranderingen van het eetgedrag;
speekselvloed, slijm, periodieke of blijvende bloedingen;
zichtbare verdikkingen aan de kop, afwijkingen aan het benige gedeelte;
met de poot aan de kop krabben of met de kop over de grond schuiven;
pijn bij aanraken van de kop / kaken;
pijn bij of weigeren de bek te openen, te sluiten of ermee te drinken of voedsel op te nemen en te kauwen;
losse gebitselementen, tandfracturen, tandverkleuringen, ‘gaatjes’ in de gebitselementen;
slikmoeilijkheden, kokhalzen / braken;
anorexie;
hoesten, niezen, ademhalingsproblemen;
gezwollen lymfeklieren;
koorts.
1.1.2 Algemene indruk Tijdens het vraaggesprek krijgt men ook een algemene indruk van het dier en tevens een beeld van het tandheelkundige besef van de begeleider. De algemene indruk is belangrijk, omdat het mede het verdere verloop van het onderzoek bepaalt.
1.2
Het uitwendig onderzoek
Naast het feit dat de medewerking van de patiënt cruciaal is, onderzoekt men de volgende onderdelen:
kop- en halsgebied
omgeving van de kaken
kauwspieren
kaakgewricht 3
de lippen (al dan niet gesloten zijn van de mond)
de wangen
de neus
de ogen
de oren
Bij palpatie wordt gelet op:
1.3
zwelling of atrofie
symmetrie
pijnlijkheid
temperatuurverschillen
harde en weke delen
Het inwendige onderzoek
Bij de uitvoering van het inwendige onderzoek kan men eventueel een mondsperder gebruiken. Pas op! Forceer het kaakgewricht niet. Het gevaar bestaat de kaakspieren te overrekken en te beschadigen. Men onderzoekt de weke delen, harde tandweefsels en parodontium. Daarnaast let men op de beetrelatie en occlusie.
A. Weke monddelen
mondslijmvlies
lippen, wang, tong
bodem van de mondholte
palatum durum en palatum molle (harde en zachte verhemelte)
overgangsgebied naar keelholte
B. Harde tandweefsels
tandwisseling
persisterende melktanden
aantal, vorm, grootte en stand elementen
slijtage elementen, afgebroken elementen
tandplaque en tandsteen
cariës 4
tandhalslaesies (bij katten)
fracturen
verkleuringen
mobiliteit
C. Parodontium
kleur, zwelling, bloedingsneiging van de gingiva
sulcus gingivalis (pocketvorming)
furcaties (doorgankelijkheid)
Let specifiek op zwellingen, beschadigingen, ontstekingen, zweren, tumoren. Controleer ook op de aanwezigheid van stukjes hout, ijzer etc.
Een patiënt kan ook gesedeerd worden om oraal en dentaal onderzocht te worden. Goed tandheelkundig instrumentarium is daarbij erg belangrijk. Tandheelkundige instrumenten en instrumentarium worden later behandeld.
BELANGRIJK! Een eerste inspectie schetst pas een voorlopig beeld, pas na nader onderzoek (denk dan bijvoorbeeld aan de verwijdering van tandsteen) kan men beoordelen in welke staat de elementen zich bevinden.
1.4
Röntgenologisch onderzoek
Als paraveterinair moet je regelmatig assisteren bij het maken van röntgenfoto’s. Net als bij mensen kunnen er ook bij dieren röntgenfoto’s gemaakt van het gebit om de diagnostiek te ondersteunen of om juist de diagnose te kunnen afronden. Deze röntgenfoto’s kunnen uitwendig en inwendig worden gemaakt. Hieronder worden enkele klinische voorbeelden getoond waarbij röntgenologisch onderzoek van belang kan zijn.
Indicaties voor radiologische opnamen:
afwijkingen in aantal, vorm en grootte van de elementen
doorbraakstoornissen 5
trauma
cariës of tandhalslaesie
wortelkanaalbehandelingen
chirurgische ingrepen (bijv. extractie)
slijtage gebitselementen
etc.
De dierenarts zal in de meeste gevallen de röntgenopnamen bespreken met de begeleider.
1.5
Aanvullend onderzoek
Bij het tandheelkundige onderzoek kan een aanleiding gevonden worden om één of meer aanvullende tests uit te voeren. Denk dan aan: 1. Onderzoek naar de aard van afwijkend weefsel (cytologisch of histologisch onderzoek. 2. Bacteriologisch onderzoek. 3. Bloedonderzoek.
6