De OGO-Brochure Voor stagiaires, nieuwe leerkrachten en iedereen die meer wil weten over OGO en de Achthoek
Inhoudsopgave Welkom op de Achthoek
pag. 2
Thematisch onderwijs Hoe komt een thema tot stand? De voorbereiding De start De uitvoering De afsluiting De registratie Een voorbeeld van een project
pag. 3 pag. 3 pag. 5 pag. 6 pag. 6 pag. 7 pag. 7
De leerstof en leeromgeving
pag. 8
De rol van de leerling De leerling en het thematisch onderwijs De leerling en het methodisch onderwijs
pag. 10 pag. 10 pag. 12
De rol van de leerkracht Hoe begeleidt de leerkracht de kinderen? Voorbereide leeromgeving Deelnemen aan de activiteit Zone van de naaste ontwikkeling Structuur De goede pedagogische basis Zes pedagogische basisregels
pag. 13 pag. 14 pag. 14 pag. 14 pag. 15 pag. 15
Doe de OGO-test! Colofon
pag.18 pag. 19
pag. 16
Welkom op de Achthoek Wij hebben deze brochure gemaakt om meer inzicht te geven wat Ontwikkelingsgericht Onderwijs (OGO) nu eigenlijk is en wat dat in de praktijk inhoud. Wat maakt de Achthoek tot een echte OGO-school? Waarom wordt er thematisch gewerkt? Hoe komt zo’n thema tot stand? En hebben de kinderen daarbij ook een bijdrage? Wat is de rol van de leerkracht in het geheel? En welke pedagogische vaardigheden moet een leerkracht hebben? Op al deze vragen (en meer) geven wij in deze brochure een antwoord. Heel veel leesplezier!
De stagiaires van de Achthoek, Carolijn Raes Eliza Cakar Koos van der Valk Sacha de Groot Sandra Lipplaa
2
Thematisch Onderwijs Hoe komt een project of thema tot stand? Als leerkracht in het Ontwikkelingsgericht Onderwijs wil je bij het kiezen van een project (grootschalig) of thema (kleinschalig) aansluiten op de belevingswereld van de kinderen. Het thema wordt vaak door de leerkracht samen met de klas bepaald. Behalve wanneer er een groot project wordt gedaan, bijvoorbeeld met de hele school, dan wordt het overkoepelende onderwerp samen met het team gekozen. De opbouw van een thema kent verschillende fasen. We beschrijven ze hier in het kort. De voorbereiding Als leerkracht observeer je wat er speelt in de klas. Dit kan iets uit de actualiteit of iets uit de leefomgeving van de kinderen zijn. Met die informatie bedenk je samen met de kinderen een thema. Kinderen hebben de wereld in hun broekzak: een elastiek of een paperclip, gevonden op straat. Een dop of een boodschappenbriefje, meegenomen uit de boodschappenkar bij de supermarkt. Een mooie steen of schelp, gevonden onder het zand. De gevonden voorwerpen, verzameld in ‘de rommelpot’, dagen de kinderen uit tot gesprek, verhaal en spel. Zo komt bijvoorbeeld het thema ‘rommel’ tot leven en is een klein voorwerp de aanleiding tot interessante samenhangende activiteiten met spel als centrale kernactiviteit. Een erg belangrijk punt bij de voorbereiding van een thema is het stellen van leerdoelen. Aan het einde van de basisschool moeten de kinderen tenslotte de kerndoelen behaald hebben. Als leerkracht ga je na wat de kinderen kunnen leren binnen een thema (8 ontwikkelingsgebieden). In de OGO-literatuur wordt dit vaak ‘de bedoelingen’ genoemd Deze leg je vast in een ontwerpspin.
3
Voorbeeld ontwerpspin
Een ontwerpspin is een model waarmee de leerkracht werkt bij het vormgeven van een project, waarbij hij zorgt dat alle ontwikkelingsgebieden aan de orde komen Zo’n ontwerpspin wordt gemaakt n.a.v. de acht ontwikkelingsgebieden die we op de achthoek onderscheiden. • Basisontwikkeling omvat sociale ontwikkeling (spel of spelletjes hoek) • Gesproken en geschreven taal. (lees-schrijf en spelletjes en spelhoek) • Gedrukte taal lezen en begrijpen. (lees-schrijf hoek) • Wiskundige ontwikkeling (bouwhoek, spelletjes en knutselhoek) • Wereldoriëntatie (ontdekhoek, ontdektuin) • Bewegingsonderwijs (Speellokaal, spelhoek) • Creatieve vorming en kunst (knutselhoek) • Omgaan met materialen (bouwhoek, constructie)
4
De start Om te zorgen dat de kinderen betrokken raken bij het onderwerp bedenk je voor je thema een spectaculaire opening. Dit kan een toneelstuk, excursie, gesprek of iets dergelijks zijn. Hiernaast zie een mooie theatrale inleiding op een project over de Romeinen.
De volgende stap is het onderzoeken welke betekenis het thema heeft voor de kinderen. Wat weten ze al en wat willen ze nog leren? Als leerkracht zoek je een goede middenweg tussen die vragen en je bedoelingen.
Voorbeeld van een woordspin (bovenbouw)
5
De uitvoering In deze fase verdiepen de kinderen zich in het thema waarbij ze allerlei nieuwe ervaringen en kennis opdoen. Zowel de vragen en de inbreng van de leerlingen als de (voorbereide) bedoelingen die de leerkracht heeft sturen dit proces. Dit kunnen door de leerkracht zelf bedachte activiteiten zijn. Hieronder zie je groep 8a werken aan een presentatie. En hoe de leerkracht de kinderen hierin begeleidt. De afsluiting In deze fase wordt een thema passend afgesloten. Ervaringen en kennis die op is gedaan tijdens het thema worden vastgelegd. Dit kan met een tentoonstelling, presentatie, voorstelling enzovoort. Dit is de kans voor de kinderen om aan elkaar, ouders of andere klassen te laten zien wat ze allemaal gedaan en geleerd hebben. Vaak zie je dat de kinderen enorm trots zijn op wat ze gedaan hebben. Ook evalueren hoort in deze fase thuis. Wat is er goed gegaan en wat minder goed, is het geworden wat ze er van verwacht hadden?
Afsluitende drakenbootrace (project China) met de groepen 8 terwijl de hele school aan de kade en op de brug staat aan te moedigen.
6
Registratie Omdat de leerkracht het aanbod samenstelt is registratie iets wat op een OGO school extra belangrijk is. Aan het einde van een thema leg je vast aan welke brede doelen gewerkt is en welke specifieke vaardigheden en kennis is opgedaan.
Een voorbeeld van een project Het centraal thema door de school is ‘Geld’. Groep 7 en 8 gaan zich bezighouden met het armoedeprobleem van derde wereldlanden en een individueel kind besteedt speciale aandacht aan Fair Trade producten. Een groep 5 onderzoekt de begroting van de plaatselijke kinderboerderij en een individueel kind uit deze klas ontwerpt een campagne om wat publiciteit te trekken voor de verkoop van scharreleieren. En in een onderbouwklas worden door de kinderen bankbiljetten en muntjes ontworpen voor de huishoek waar de kinderen dagelijks al shoppend leren tellen. Ook worden de kinderen meegenomen op een excursie om het ‘in het echt’ te kunnen zien en ervaren. De groepen 7 en 8 bezoeken een bedrijf die zich met fair trade bezig houdt, omdat er ‘toevallig’ een zuster van een vader van een van de kinderen in de klas bij zo’n bedrijf werkt (zo vind je altijd wel iets om te bezoeken of iemand die het een of ander kan komen vertellen) En tot slot de afsluiting van het thema, waarbij er in dit geval spulletjes of werkstukken verkocht zullen worden. De opbrengsten worden gestoken in het goede doel waar de gehele school, in het kader van dit thema, geld voor heeft ingezameld.
7
De leerstof en leeromgeving Omdat een leerkracht in het OGO wil inhaken op de betekenissen en motieven van de kinderen kan de leerkracht niet blindelings een methode volgen. Leerkrachten bouwen hun eigen aanbod op dat wordt afgestemd op de kinderen uit de groep. Methoden worden als hulpmiddelen gebruikt. Voor het vak Taal zijn er bijvoorbeeld al minstens drie verschillende methoden waar uit wordt gewerkt. De leerlijnen worden wel gevolgd volgens een vaste methode, maar verder worden er ook veel opdrachten zelf ontwikkeld. Zo kun je heel simpel een begrijpend lees-lesje maken tijdens een project ‘Insekten’ door gewoon een tekst (over bijvoorbeeld vlinders) uit een boek halen en er een opdracht aan te koppelen. Wat hierbij ontzettend belangrijk is, is dat niet alleen de leerstof aansluit bij de beleving van het kind, maar dat daarbij ook de leeromgeving aansluit. Stel dat je een prachtig project verzint samen met de klas, maar je zet ze vervolgens gedurende het hele project achter elkaar, twee aan twee in het klaslokaal. Dit project zou totaal mislukken, het zou niet ‘gaan leven’ bij de leerlingen en zij zullen hier uiteindelijk minder door leren. Juist door een passende omgeving te scheppen samen met de leerlingen, worden alle zintuigen geprikkeld en gaat een thema echt voor de kinderen leven. Leren door (na) te doen. Voorbeeld uit de praktijk: Een klas heeft als project het thema ‘De bibliotheek’ er wordt een woordspin gemaakt. ‘Wat weten de kinderen allemaal al?’ Met de klas wordt er een echte bibliotheek in de klas gemaakt. En er wordt een uitstapje naar de bibliotheek gemaakt. Kinderen letten goed op en wanneer ze in klas terug zijn, hebben ze nog meer ideeën over hoe ze de klassenbibliotheek nog beter en échter kunnen maken. Het gaat er serieus aan toe. Alle kinderen uit de klas zijn lid van de bibliotheek en ook wat kinderen uit een andere klas. Er worden boeken geleend en terug gebracht. Er zijn echte stempels van thuis meegenomen, pasjes en allerlei systemen, door de kinderen zelf bedacht. Dagelijks zijn de hulpjes ‘de bibliotheekmedewerkers’ tijdens het leeshalfuur, ze spelen het na en leven zich in in hun rol en zeggen “Wie mag ik helpen?” wanneer de volgende aan de beurt is. Kinderen leren zo op heel veel gebieden in door hun zelfgemaakte leeromgeving. 9
De rol van de leerling OGO ziet de leerlingen als personen die vanaf jongs af aan kunnen en willen deelnemen aan interessante, gezamenlijke sociaalculturele activiteiten, en daaraan een eigen bijdrage kunnen leveren. Zij worden bij dit type onderwijs op zo’n manier gestuurd (met de hulp de medeleerlingen maar vooral door de leerkracht) dat zij boven hun eigen mogelijkheden van dat moment uitstijgen (wel de ‘zone van de naaste ontwikkeling’ genoemd). Belangrijk is dat de leerlingen zich door interactie met anderen ontwikkelen. Zo vinden ze een eigen weg om ook dat te kunnen doen wat ze eerst een ander hebben zien doen. Leren dus door te doen! Van samendoen tot zelfstandigheid. Ontwikkelingsgericht Onderwijs haakt in op de belevingswereld van het kind, maar gaat verder dan dat. Het gaat er vooral om dat er een extra betekenis is, een extra waarde voor de leerling, waardoor de leerlingen leergierig worden en waardoor het leren makkelijker wordt. De leerling en het thematisch onderwijs Bij het projectmatig werken wordt het kind in de onderbouw (op de Achthoek groep 1-4) vooral uitgedaagd om spelenderwijs (samen of zelfstandig) alles te ontdekken en te leren. Maar het kind leert ook door te onderzoeken, dit wordt steeds belangrijker naarmate het kind richting de bovenbouw gaat.
Kinderen uit groep 1/2 in het bos op onderzoek uit 10
Het kind in de bovenbouw (op de Achthoek groep 5-8) is de jonge onderzoeker. Tot en met groep 5 wordt er nog regelmatig in de projecthoek gespeeld, maar vanaf groep 6 wordt dat steeds minder. Wel heeft elke klas een themahoek, wat eerst de speelhoek is wordt langzamerhand de thematafel waar van alles door de leerlingen wordt tentoongesteld. Dingen van thuis die met het thema te maken hebben of werkstukken die tijdens de lessen zijn gemaakt. In de bovenbouw neemt de verantwoordelijkheid voor de groep en de individuele leerling om zélf de leerweg te bepalen steeds meer toe. Zíj stellen de doelen op, zij kiezen onderwerpen waar ze zich in verdiepen en zij zijn aan het einde van een thema degene die beoordeeld worden op de bereikte resultaten. Wanneer er een project start, maakt de leerkracht eerst zelf een ontwerpspin Er wordt in de klas een woordspin gemaakt. Een woordspin is een visualisatie van een brainstormsessie met de kinderen over het onderwerp.
Voorbeeld woordspin (onderbouw) 11
Met dat gegeven wordt er doorgewerkt (gespeeld, onderzocht) naar een gebied dat ze nog niet kennen, maar wel raakvlakken heeft met het bekende. De kinderen raken, naarmate een project vordert, steeds meer betrokken met het thema en leren stap voor stap steeds meer, want door het aanbieden van de juiste informatie en inzichten komt de ontwikkeling ineens in een stroomversnelling.
De leerling en het methodisch onderwijs Maar ook buiten het werken met thema’s is de rol van de leerling in het Ontwikkelingsgericht Onderwijs dat op de Achthoek wordt gegeven van groot belang. In tegenstelling tot de klassieke vorm van onderwijs waarin de leerkracht een brok informatie aanbiedt en waarbij de strakke opzet van methodes veelal voorbijgaat aan de interesse en mogelijkheden van het kind, krijgen de leerlingen van de Achthoek de leerstof aangereikt die vaak afwijkt van het methodisch onderwijs dat men ziet op reguliere basisscholen. Er wordt wel gewerkt met methoden, maar deze worden niet klakkeloos gevolgd, er wordt hier bewust gekozen voor een manier van lesgeven die een flexibeler onderwijsaanbod moet scheppen. Maar ook bij deze vorm van onderwijs, die ogenschijnlijk veel vrijer is en meer mogelijkheden biedt, wordt er voldaan aan de kerndoelen die door het ministerie van OCW opgesteld zijn. Wel betekent deze ‘vrijheid’ meer onderzoek en voorbereiding voor de leerkracht, maar betaalt zich weer dankbaar uit in een waarneembaar vergrote betrokkenheid van de leerling waarbij er meer van de aangeboden kennis door de leerling wordt opgenomen. De leerkracht speelt in dit alles een grote rol. De leerkracht begeleidt de leerling tussen het al bekende en de ‘zone van de naaste ontwikkeling’ en creëert een veilige omgeving waarin het kind centraal staat en waar het kind zich optimaal kan ontwikkelen (de kinderen moeten emotioneel vrij kunnen zijn, nieuwsgierig zijn en zelfvertrouwen hebben) De leerkracht moet in deze leeromgeving voornamelijk gezien worden als de katalysator, die door middel van bemiddeling tussen leerling en leerstof het leerproces stimuleert.
12
De rol van de leerkracht In de visie van Ontwikkelingsgericht Onderwijs gaat men er van uit dat wanneer een kind betrokken en geïnteresseerd is, het zichzelf ontwikkelt. Dit houdt niet in dat dit vanzelf gebeurt. Sterker nog, de leerkracht heeft een groot aandeel in de ontwikkeling van het kind in het Ontwikkelingsgericht Onderwijs. Maar wat doen de leerkrachten op een OGO-school precies?
Bedenken van een thema ( voor een deel samen met de kinderen)
Balans vinden tussen methoden en thematisch onderwijs
Een veilig pedagogisch klimaat creëeren
Het begeleiden van de kinderen binnen een thema.
Rol van de leerkracht
Het stimuleren van ontwikkeling van kinderen
Betrokken zijn bij de leerlingen door meedoen
13
Hoe begeleidt de leerkracht de kinderen? Voorbereide leeromgeving Als leerkracht zorg je ervoor dat de omgeving en de activiteiten goed voorbereid zijn. De omgeving en de activiteiten zijn natuurlijk afgestemd op wat je de kinderen wilt leren. Denk hierbij aan het inrichten van de klas/hoeken, het oriënteren op de activiteiten en de start van de activiteiten.
Deelnemen aan de activiteit Typerend voor het OGO is dat de leerkracht deelneemt aan de activiteit. Hierdoor krijg je veel informatie over wat de betekenis van de kinderen is van de activiteit, wat de leermomenten zijn en ook wat de kinderen al kunnen. Deelnemen aan activiteiten kan op verschillende manieren. • Je doet mee als gelijkwaardige medespeler. Je volgt de initiatieven van de kinderen. In de onderbouw zie je vaak dat leerkracht meespeelt in een hoek. • Je kunt binnen een activiteit als leider optreden. Op die manier kun je nieuwe elementen bijvoorbeeld en nieuw probleem inbrengen. Zo kun je de activiteit verbreden en verdiepen. • Je blijft buiten de activiteit maar geeft adviezen. Je hebt dan de rol van adviseur. • Je bent waarnemer. Soms is het juist heel interessant en leerzaam om afstand te nemen en te observeren.
14
Zone van de naaste ontwikkeling Door het op de verschillende manieren deelnemen aan de activiteit ben je goed op de hoogte van de het niveau van de kinderen (zone van de huidige ontwikkeling). Je biedt je leerstof aan in de zone van naaste ontwikkeling dus net een stapje verder. Doordat de leerkracht of een klasgenoot hem helpt ontwikkeld het kind zich.
Structuur Maar naast dat je een rol hebt in de activiteit is het ook belangrijk dat je als leerkracht structuur en overzicht biedt. Het is belangrijk dat de kinderen de samenhang blijven zien. Dit doe je inhoudelijk voor de activiteiten (hoe ga je dat aanpakken? Welke materialen gebruik je?) Maar ook organisatorisch, bijvoorbeeld orde op zaken stellen als iets chaotisch wordt of plannen wanneer welke activiteit. Verder geef je de kinderen echte, oprechte aandacht. Je laat merken dat je belangstelling hebt voor het kind en de activiteiten die hij doet. Je ondersteunt het kind door feedback te geven. Ook kun je een kind verder helpen door de juiste vragen te stellen.
15
De goede pedagogische basis Interactie speelt een belangrijke rol in het Ontwikkelingsgericht Onderwijs. De leerkracht speelt hierin een belangrijke rol. Hier volgen een aantal belangrijke punten voor een goede pedagogische basis. 1. Betrokkenheid De leerkracht wil dat zijn of haar leerlingen betrokken zijn en lekker in hun vel zitten. De leerkracht bevordert dit door respect te hebben voor kinderen, vertrouwen te hebben in hun ontwikkelingsmogelijkheden en zich te verplaatsen in de gevoelsen denkwereld van de kinderen. 2. Hoge verwachtingen Er is een experiment gedaan waarbij twee gemiddelde groepen zijn samengesteld. Tegen de leerkracht van de ene groep werd verteld dat het een bovengemiddelde klas was. En tegen de leerkracht van de andere groep dat het allemaal ‘zwakke’ leerlingen waren. Aan het einde van het schooljaar bleek de eerste klas meer vooruitgang had geboekt dan de tweede klas. Zo zie je maar hoe belangrijk de verwachtingen van de leerkracht zijn. 3. Openstaan voor de leerlingen De OGO- leerkracht moet zeer sensitief en responsief zijn. Hij of zij moet gevoelig zijn voor signalen die kinderen afgeven door hun gedrag en als volwassene iets met deze signalen doen. Je laat het kind merken dat je beschikbaar bent en dat het je bedoeling is een goede relatie tot stand te brengen, veiligheid te bieden en te helpen. Het gaat erom dat het kind emotioneel vrij is. Het kind moet, door jouw steun en de veiligheid die je het kind biedt, kunnen experimenteren en leren. Hiervoor moet je een goede relatie met de leerlingen hebben.
16
4.Observeren In het Ontwikkelingsgericht Onderwijs is het observeren van de kinderen zeer belangrijk. Door te observeren kun je zien welke betekenissen de kinderen aan de activiteiten verbinden. Wat ziet het kind in de activiteiten en wat wil hij ermee. Met deze informatie kun je het kind begeleiden. Daarnaast geeft het aanwijzingen hoe je het kind kunt helpen een activiteit betekenis te laten krijgen. Wat wil en kan een kind al zelf, van daaruit kun je interesse gaan wekken voor nieuwe, uitdagendere activiteiten (zone van de naaste ontwikkeling). 5. In gesprek De kringgesprekken speelt in het Ontwikkelingsgericht Onderwijs een belangrijke rol. Deze hebben dan ook verschillende functies in OGO. Eén van het belangrijkste doel is om echt contact met de kinderen. Het kringgesprek kan één van de momenten zijn om echt contact te maken met de kinderen zodanig dat een kind zijn gevoelens, meningen, verlangens en ervaringen met jou wil delen. Het is nodig dat leerkrachten kinderen uitnodigen en helpen om duidelijk te maken wat hen echt bezig houdt. Behalve in gesprekken kan dit ook door samen met hen te werken en steun te geven. Dit kun je bijvoorbeeld doen door mee te spelen in een rollenspel. 6. Samenwerken Het is belangrijk dat je kinderen laat merken dat je oprecht geïnteresseerd in ze bent en in wat ze doen. In het OGO zijn de leerkrachten meerwetende en meerkunnende partners van de leerlingen die hulp kunnen bieden waardoor hun activiteiten nog betekenisvoller, interessanter en nog beter worden. Deze zes pedagogische basisregels moet je als leerkracht in het Ontwikkelingsgericht Onderwijs hebben om goed onderwijs aan de kinderen te kunnen geven en een sociaal contact met de kinderen te hebben. Hierdoor zullen de kinderen emotioneel vrij en nieuwsgierig zijn en zelfvertrouwen hebben. Waardoor de leerlingen optimaal kunnen groeien in hun ontwikkeling.
17
Doe de OGO-test! Test hier of jij geschikt bent als OGO-leerkracht.
• Zit je vol met leuke creatieve ideeën? • Schrik je er niet voor terug om op spontane initiatieven van de kinderen in te gaan? • Heb je echte belangstelling voor de kinderen? • Kun je goed samenwerken met kinderen? • Vind je het leuk om in een enthousiast team te werken? • Help je graag kinderen in hun ontwikkeling? • Zie je het als een uitdaging om zelf je leeraanbod samen te stellen? • Kun je een afwachtende houding innemen? Als jij deze vragen met ja hebt beantwoord heb jij een echte OGO-leerkracht in je!
18
Colofon Deze brochure tot stand gekomen in samen werking met de Achthoek in het kader van ‘Opleiden in de school’ (een initiatief van ASKO, Hogeschool IPABO en de EHvA) Teksten en fotografie Carolijn Raes Eliza Cakar Koos van der Valk Sacha de Groot Sandra Lipplaa Eindredactie en boekcoördinatie Sacha de Groot Judith van Oers Vormgeving Sacha de Groot Uitgave 2007
19