Mannaerts R., De Onze-Lieve-Vrouwekathedraal van Antwerpen: een openbaring … mits de juiste sleutel, Antwerpen, 2012 De geschiedenis in een notendop
De O.-L.-Vrouwekapel (tot ca. 1124) Antwerpen is in de vroegste tijden niet meer dan een klein dorpje, of zullen we zeggen: twee woonkernen. De bekendste ligt aan het Steen; de oudste zou meer naar het zuiden gelegen hebben, ter hoogte van de St.-Michielsstraat. Daar komen ook de eerste missionarissen op bezoek (7de eeuw) om de Blijde Boodschap te verkondigen. Zo is de eerste parochiekerk er gekomen, later toegewijd aan Sint-Michiel. De engel Michaël die tegen het kwade vecht, is nogal trendy in die krijgshaftige middeleeuwen. Daarom wordt Sint-Michiel ook zo populair; denk aan de Mont Saint-Michel, de Sint-Michielskathedraal in Brussel, enz... Aan deze kerk is een groep van 12 geestelijken, ‘kanunniken’, verbonden die gezamenlijk in koor de getijden bidden. Zij beginnen een nogal liederlijk leven te leiden, wat niet alleen wil zeggen dat ze over Rozemarijn zóngen. De bisschop van Kamerijk – Antwerpen behoort dan nog tot het bisdom Kamerijk (het huidige Cambrai in Noord-Frankrijk) – wil echter orde op zaken stellen. Voor die ordening kan hij beroep doen op een Duitser, een Rijnlander: de heilige Norbertus van Xanten (eigenlijk van Gennep, Nederland). In 1124 komt de stichter van de norbertijnen naar Antwerpen en stelt de kanunniken voor de keuze om al dan niet een regelmatiger leven te gaan leiden. 4 van de 12 hebben wijselijk beslist Norbertus te volgen en zijn dan norbertijner koorheer (kanunnik) geworden. Zo wordt de eerste parochiekerk kloosterkerk. Later groeit deze stichting uit tot de beroemde St.-Michielsabdij, van waaruit de abdijen van Averbode, Tongerlo en Middelburg gesticht zijn. Die 8 andere kanunniken verkiezen hun grotere vrijheid en verhuizen naar de plek, waar toen een kleine kapel stond, toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw, maar waarover verder niets bekend is. Buiten de naam van de kapel, blijkt er van een eventueel diepgewortelde Mariaverering geen spoor te vinden in de nieuwe parochiekerk. Een echte Mariadevotie zal er pas veel later op gang komen. Onder de verschillende devoties tot Maria is ook vanaf het laatste kwart van de 15de eeuw een ‘Onze-Lieve-Vrouw-op-het-Staaksken’, die omwille van haar (rinkelende kas-) succes aanleiding geeft tot meerdere legenden.
www.topa.be
~1~
Antwerpen, Onze-Lieve-Vrouwekathedraal De geschiedenis in een notendop
De romaanse Onze-Lieve-Vrouwekerk (ca. 1130 - ca. 1351/1482-’87) Die kanunniken maken van deze kapel dan de nieuwe parochiekerk van Antwerpen. Aldra beslissen zij om de kapel te vervangen door een heuse romaanse kerk. Bij de opgravingen in de jaren 1970-1990 heeft men de restanten van deze romaanse kerk gevonden. Die was zo breed als de huidige middenbeuk en twee zijbeuken, en had aan de oostkant de vorm van een klaverblad met 3 lobben (ca. 42 m breed en 80 m lang). Om er een idee van te krijgen, bezoek je maar eens de Sankta Maria im Kapitol in Keulen.
Sankta Maria im Kapitol, Keulen
www.topa.be
reconstructie van de plattegrond van de romaanse O.-L.-Vrouwekerk binnen de huidige gotische kerk
~2~
Antwerpen, Onze-Lieve-Vrouwekathedraal De geschiedenis in een notendop
De bouw van de gotische kerk (1351-1518) Meer dan 200 jaar later, ca. 1351, beslist men dan de Parijse mode te volgen en een gotische kerk te bouwen. Ze beginnen in het oosten (denk aan de oriëntatie van de kerk), met de bouw van het koor, want dat is het belangrijkste gedeelte van de kerk. In 1420 en 1430 worden de fundamenten gelegd van respectievelijk de noordelijke en zuidelijke westtoren, waardoor de lengte van het kruisvormige grondplan vastligt. In de loop van de (bouw-)jaren ontdekt men dat men te weinig plaats heeft. Niet omdat er te veel volk in dezelfde misviering zit, maar omdat zo ‘n parochiekerk, zeker de hoofdkerk, een verzamelplaats is voor velerlei devoties en verenigingen, elk met een eigen bidplaats of kapel. Het hoofdaltaar was uitsluitend bestemd voor de kanunniken; daarom stond er hier vroeger een muur rond het koor: hun privékapel. De zuidbeuk diende als parochiekerk en was daarom de breedste zijbeuk: mét eigen altaar en met de (vroegere, gotische) preekstoel. Later fuseert ze met de Venerabelkapel. De devotie tot Onze-Lieve-Vrouw wordt beoefend in de Mariakapel in de noordbeuk, de devotie tot het Heilig Sacrament in de Venerabelkapel in de zuidbeuk. En dan waren er tientallen zijkapellen en pilaren. Elke gilde en elk ambacht had een eigen patroonheilige, en wou erbij zijn; niet alleen hier – sociaal – maar ook in de hemelgerichte gebeden om er ook dáár (in de hemel) bij te zijn. En dus bezat elke gilde zijn eigen altaar in de hoofdkerk: hetzij in een koor- of straalkapel, hetzij in de dwarsbeuk of aan een van de tientallen pijlers in de benedenkerk. Omdat sommige gelovigen zich meer richten tot een heilige (tegen een pilaar) dan tot God, werd hun over-vroomheid smalend ‘pilaren bijten’ genoemd. Vanwaar de behoefte aan zovele altaren? Dankzij de wolhandel met Engeland bloeit Antwerpen meer en meer op en groeit tegen het einde van de 15de eeuw uit tot dé handelsmetropool van Europa. De gilden en ambachten gaat het goed voor de wind en ze worden rijker. Maar wat is nu één van de kenmerken van rijke mensen? Dat ze altijd op onafhankelijkheid uit zijn ten opzichte van de armere; dat zie je o.m. in Noord-Italië, dat zie je in Congo-Katanga, India-Sikhs, enz. Ook wanneer mensen zich specialiseren in een bepaald beroepsniveau, willen ze onafhankelijk zijn van de minder getalenteerde collega’s en gaan ze zich apart opstellen. Dus splitsen de ambachten zich op. Zo komen er meer en meer gilden en ambachten bij die elk houden aan een eigen altaar in de kerk en zo klimt het aantal altaren op tot maar liefst 57! Daarom besluit men nog tíjdens de bouw van de kerk om ze uit te breiden; niet in de lengte, want dat kon niet meer, omdat de torens daar al in aanbouw zijn, maar – noodgedwongen – in de breedte. Deze verruiming met een 5de en een 6de (!) zijbeuk voert de totale breedte op tot 53,60 m, vandaar dat het oorspronkelijke grondplan in de vorm van het kruis minder opvalt. Pas in 1482-’87 wordt in het vooruitzicht van de bouw van de noorddwarsbeuk het laatste stuk van de romaanse kerk gesloopt, dat tot dan toe nog dienst deed als de klokkentoren van de kerk. De grote toren wordt bekroond in 1518 en daarmee bereikt de bouw van de kerk echt zijn ‘hoogte-punt’ (123 m).
www.topa.be
~3~
Antwerpen, Onze-Lieve-Vrouwekathedraal De geschiedenis in een notendop
Ca. 1413
Ca. 1475
www.topa.be
~4~
Antwerpen, Onze-Lieve-Vrouwekathedraal De geschiedenis in een notendop
Ca. 1492
1536
www.topa.be
~5~
Antwerpen, Onze-Lieve-Vrouwekathedraal De geschiedenis in een notendop
Het “nieuw werk” (1521-1533) Dat is blijkbaar nog niet voldoende. Een kathedraal die zichzelf respecteert is nóóit af. Een apart hoofdstuk van deze ‘never ending story’ wordt 3 jaar later al, in 1521, aangevat onder impuls van de ambitieuze ambachten. De eerste steen van dit ‘nieuw werck’ (waar elke wereld- tentoonstelling van zou dromen) laat men leggen door niemand minder dan keizer Karel V. De aanzetten van dit werk bepalen nu nog het tracé van de straten: aan de oostkant van het koor Lijnwaadmarkt, Melkmarkt, St.-Pietersstraat, en aan de zuidzijde van het koor: Groenplaats.
realiteit
droom
Wat wou men doen? De hoofdbeuk die er nu is, zou gedegradeerd worden tot zijbeuk. Aan de zuidkant ervan wil men een nieuwe en een veel ruimere middenbeuk bouwen. Een kopie van de huidige middenbeuk zou dan als zijbeuk aan de zuidkant van de nieuwe middenbeuk toegevoegd worden. Zo zou het huidige hoogkoor dan dienen als kooromgang voor een nieuw hoogkoor. Je begrijpt: dat zou een ímmense ruimte geworden zijn. Wat deed men? Traditioneel begint men in het oosten met de bouw van het nieuwe koor en de kooromgang. Elf pijlers en de hele buitenmuur zijn al opgetrokken tot een 5-tal meter hoogte totdat in 1533 een rampzalige brand geheel de bestaande kerk teistert: het toen nog houten gewelf stort volledig in. Zo viel die megalomane droom in het (blus-)water. De financiële reserves worden daarna volledig opgeslorpt door het allernoodzakelijkste herstel. Wat doet men dan? ‘Zand erover’. De pijlers worden met zand bedolven en aan het zicht onttrokken. Vandaar de kunstmatige heuvel die nu de tuin vormt van een gelukkige pastoor. www.topa.be
~6~
Antwerpen, Onze-Lieve-Vrouwekathedraal De geschiedenis in een notendop
Herstel en kaalslag, en nog eens herstel en kaalslag (1533-1800) Was het niet de ruimte van de kerk die toenam, dan toch haar hiërarchische positie, want door de oprichting van het bisdom Antwerpen in 1559 wordt zij gekozen als kerk voor de bisschopszetel. Pas dan wordt deze hoofdkerk de ‘kathedraal’ van de stad. Deze verheffing tot kathedraal maakt echter weinig indruk op de protesterende organisatoren van de beeldenstormen die hier in 1566 en in 1581 afgrijselijk huishouden. Was de eerste razernij nog een spontane uiting van de opgekropte frustraties van het volk, 15 jaar later echter, wanneer Antwerpen geheel in handen is van de calvinisten, is het een weloverwogen vernielcampagne. Ofschoon zij denken zuiver te zijn in hun bedoelingen door de kerk te willen ‘zuiveren’, is hun actie – zeker vanuit kunsthistorisch standpunt – al te betreurenswaardig. Alle middeleeuwse kunstschatten, de vele sublieme gotische Antwerpse altaarretabels incluis, worden kort en klein geslagen. Wanneer in 1585 de stad weer wordt overgegeven aan de Spanjaarden, worden alle kerken weer bestemd voor de katholieke eredienst. Een nieuwe kunstminnende wind komt aanwaaien in de geest van de Contrareformatie. De kerk krijgt opnieuw een rijke versiering, met vele altaren voor de gilden en ambachten, maar nu volgens de nieuwe mode van de barok. Op dat moment komt Pieter Paul Rubens op de proppen. Hij zal één van de eersten zijn die voor één van de gilden een gróót altaarretabel schíldert. Zo geraakt de kathedraal in de baroktijd weer helemaal rijkelijk gevuld. Tientallen interieurschilderijen van de kerk uit die tijd, o.m. die van Peter Neefs, illustreren dat.
Het einde van de 18de eeuw betekent nieuwe rampspoed, ofschoon in naam van de Verlichting. Er zijn de algemeen kerkelijke aangelegenheden van de keizer, Jozef II van Oostenrijk, zoals het verbod, in 1784, om nog te begraven in kerken en steden. Voor de hoofdkerk betekent dit dat er voortaan in het gebruik van de kerk en de aanpalende hof als begraafplaats een drastische wijziging plaatsvindt. De nieuwe begraafplaatsen Stuivenberg en Kielpark worden voortaan de laatste rustplaats voor de parochianen. Een andere drastische wet van de ‘keizer-koster’ is in 1786 de afschaffing van de broederschappen. Vermits ‘l’histoire se répète’, wordt 200 jaar na de Beeldenstorm de kerk compleet leeggehaald wanneer de Fransen hier hun Revolutionair Bewind voeren (1794-1798). De kostbaarste kunstschatten nemen ze mee naar Parijs. De kerk fungeert zelfs even als manège voor het leger van de bezetter. Er dreigt zelfs gehele afbraak! Stadsbouwmeester Jan Blom wordt daarmee gelast. www.topa.be
~7~
Antwerpen, Onze-Lieve-Vrouwekathedraal De geschiedenis in een notendop
Het herstel als parochiekerk (1801-1924) Dankzij het concordaat van Napoleon en Paus Pius VII in 1801 kan de immense ruimte weer als kerk heringericht worden. De kerkfabriek krijgt van Napoleon zelfs een dotatie van 15.000 Franse frank. Eerst wordt meubilair aangekocht uit kerken die de Franse bezetting niet overleefd hebben. Deze zijaltaren, communiebanken, preek- en biechtstoelen zijn alle in barokstijl. Alleen een bisschopszetel kon men niet meer krijgen, want die was door de opheffing van het bisdom Antwerpen bij het concordaat van 1801 afgeschaft. Deels dankzij recuperatiematerialen worden de zijaltaren van de Mariakapel en van de Venerabelkapel (1824-1825) weer in de traditionele barokstijl opgetrokken. Dan volgt één herstelopdracht in classicistische stijl: het nieuwe hoofdaltaar van Jan Blom. Vanaf het midden van de 19de eeuw zorgt het reveil van de gotiek voor een heuse neogotische aankleding met tientallen glasramen, het monumentale koorgestoelte, de zijaltaren in de koor- en straalkapellen, het doksaal en de beide tochtportalen. Wat wil je nog meer? Vooral nieuwe devoties krijgen in de immense kerkruimte een eigen kapel met een neogotisch altaar: het Heilig Hart (van Jezus) in 1844; de Nood Gods ca. 1866, Louis Fraryn in 1868, een jaar na zijn zaligverklaring; Sint-Jozef in 1872, twee jaar nadat hij werd uitgeroepen tot patroon van de Katholieke Kerk. Het Heilig Hart van Maria in 1887. Sint-Jan Berchmans volgt in 1891, drie jaar na zijn heiligverklaring. Ook oudere heiligendevoties vinden een onderkomen nabij de kooromgang: in 1806 de devotie tot Sint-Antonius van Padua, afkomstig uit het afgeschafte minderbroederklooster. Sint-Lucas, patroon van de kunstenaars, krijgt als enige zijn oorspronkelijke kapel terug in 1893, maar dan geheel ingericht volgens de nieuwe mode en smaak. St.-Vincentius a Paulo, die in 1885 wordt uitgeroepen tot patroon van de caritatieve werking, inspireert het gelijknamige parochiale genootschap waarvoor in 1897 zijn kapel wordt gewijd. Na Wereldoorlog I (1914-1918) en de Olympische Spelen te Antwerpen in 1920, wordt in 1924 de laatste koorkapel voltooid en toegewijd aan O.-L.-Vrouw van de Vrede.
www.topa.be
~8~
Antwerpen, Onze-Lieve-Vrouwekathedraal De geschiedenis in een notendop
De restauratie als kathedraal (1961- ) In 1961 wordt Antwerpen opnieuw een zelfstandig bisdom. Hierdoor krijgt de hoofdkerk haar titel van kathedraal weer en dus ook een bisschopsstoel (‘cathedra’). In die nieuwe hoedanigheid ressorteert ze onder de Provincie Antwerpen i.p.v. onder de Stad Antwerpen. De Provincie besluit tot een algehele restauratie: een gigantisch project, zowel door de geweldige omvang en de complexiteit van het monument, als door tal van verrassingen die de geschiedenis in petto heeft gehouden. Er zijn 3 fasen te onderscheiden: 1) het schip (1973-1983) 2) het koor en het transept (1986-1993) 3) de koor- en straalkapellen (1993) Restauratiefilosofie De restauratie van de hoofd- en zijbeuken geschiedt vanuit de toen gangbare esthetische opvatting, nl. de voorkeur voor de blanke, naakte steen. Bij de 2de fase van koor en dwarsbeuk vertrekt men vanuit een historische benadering. Men ziet de kerk als een geheel waar de verschillende stijlperioden in moeten verwerkt zijn, inclusief de neogotiek die tot dan toe meewarig werd bekeken. Opvallend hierbij is niet alleen het respect voor het verleden zoals dat al sinds de romantiek toeneemt, maar nu ook het respect voor de toekomst dat hierbij getoond wordt. Omdat men nl. nog niet goed weet welke van de soms 32 verflagen er best afgenomen worden en welke er op moeten blijven, opteert men voor een extra witte verflaag die voorlopig alle andere lagen esthetisch bedekt en beschermt totdat men in de toekomst over betere restauratietechnieken beschikt, waarbij men de interessantste verflagen in beeld kan brengen. Een dergelijke redenering, zo kan je stellen, loopt parallel met onze ecologische zorg voor de toekomst.
www.topa.be
~9~