Europees Parlement 2014-2019
Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling
11.5.2016
WERKDOCUMENT over minimumnormen voor de bescherming van gefokte konijnen Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling Rapporteur: Stefan Eck
DT\1094859NL.doc
NL
PE582.342v01-00 In verscheidenheid verenigd
NL
De noodzaak van minimumnormen voor de bescherming van gefokte konijnen
Inleiding Vergeleken met andere soorten zijn konijnen relatief laat gedomesticeerd (rond 300 v.C.). Om die reden is er nauwelijks verschil tussen de behoeften van gedomesticeerde en wilde konijnen, zodat het fokken van konijnen zeer problematisch is wat betreft het dierenwelzijn. Aangezien konijnen zeer gevoelig zijn voor slechte huisvesting ligt het sterftecijfer onder konijnen in de landbouw hoger dan onder andere diersoorten. Ondanks dit sterftecijfer zijn konijnen de op drie na meest gefokte dieren ter wereld en de op één na meest gefokte soort in de EU, waar jaarlijks meer dan 326 miljoen konijnen worden geslacht om hun vlees. Meer dan drie kwart van de konijnenfokkerij in de EU vindt plaats in Italië, Spanje en Frankrijk. In termen van volume is konijnenvlees een nicheproduct in de totale Europese vleesproductie. De konijnenvleesconsumptie per hoofd van de bevolking is relatief laag in vergelijking met de consumptie van vleesproducten van andere diersoorten. In Duitsland wordt de jaarlijkse consumptie per hoofd van de bevolking geschat op een halve kilo. In Italië, dat de hoogste consumptie van de EU heeft, gaat het om ongeveer 5,5 kilo per persoon per jaar. Volgens de actuele wetenschappelijke bevindingen worden konijnen stelselmatig in vreselijke omstandigheden gehouden in boerderijen waar ze worden gefokt en vetgemest, ondanks de bestaande Europese wettelijke waarborgen, zoals Richtlijn 98/58/EG van de Raad inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren en artikel 13 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat bepaalt dat "de Unie en de lidstaten ten volle rekening [houden] met hetgeen vereist is voor het welzijn van dieren als wezens met gevoel". De meeste EU-lidstaten hebben geen specifieke wetgeving voor het houden, fokken en vetmesten van konijnen. Er bestaan echter enkele uitzonderingen: Oostenrijk (2012, verbod op batterijkooien), België (2014, uitfasering van kooien en de introductie van een parksysteem in 2025), Duitsland (2014, verbetering van de dierenwelzijnswetgeving, met name wat betreft het fokken van konijnen) en het Verenigd Koninkrijk (2007, wetgeving inzake het welzijn van gefokte dieren, die specifieke voorschriften voor het fokken van konijnen omvat). In het nieuwe wetgevingsvoorstel inzake biologische productie, dat momenteel wordt besproken, moeten konijnen in groepshokken worden gehouden, met ten minste 0,4 m2 ruimte per konijn, en moeten ze toegang hebben tot een weide in de buitenlucht, bij de bodem van het hok. Er is al Uniewetgeving van kracht die minimumvoorschriften vaststelt voor de bescherming van kalveren, varkens, vleeskippen en leghennen. Die laatste wet heeft zelfs geleid tot een Europees verbod op batterijkooien voor leghennen. Desalniettemin zijn tot op heden geen regels of beleidsmaatregelen inzake minimumnormen voor de bescherming van gefokte konijnen opgesteld of aangenomen. Doel Met dit initiatiefverslag over minimumnormen voor de bescherming van gefokte konijnen PE582.342v01-00
NL
2/5
DT\1094859NL.doc
wordt de Commissie gestimuleerd om te komen met een ambitieus wetgevingsvoorstel inzake dierenwelzijn in de konijnenfokkerij, rekening houdend met de aanbeveling van het Europees Parlement. Het doel van het voorstel is om de bestaande mazen in de wetgeving te dichten die leiden tot ernstige misstanden ten aanzien van het dierenwelzijn bij het houden, fokken, telen, vervoeren en slachten van konijnen. Het fokken van konijnen om hun vlees De meeste voor de vleesconsumptie bestemde konijnen worden gehouden in zogeheten 'batterijkooien'. In drie tot vier maanden tijd bereiken de konijnen hun slachtgewicht van 1,3 tot 3,3 kg. Ze bereiken niet eens 1/40 van hun natuurlijke levensverwachting. De World Rabbit Science Association heeft aangegeven dat voor een kooi een vloeroppervlak van 0,2 tot 0,4 m2 en een hoogte van 30 tot 40 cm zouden moeten volstaan. In de praktijk houden konijnenfokkers echter drie tot zes konijnen in een kooi, waarbij elk dier maximaal slechts 0,08 m2 tot zijn beschikking heeft (iets meer dan een vel A4-papier). Door de krappe ruimte per konijn kunnen de dieren niet voorzien in hun soortspecifieke behoeften, zoals foerageren, springen, graven, rennen of rechtop staan. De dieren kunnen niet fatsoenlijk uitrusten door de beperkte ruimte en de aard van de ondergrond (een metalen rooster). Verrijkend materiaal, zoals stro en hooi, is niet aanwezig in batterijkooien, die doorgaans zijn uitgerust met metalen roosters met scherpe hoeken die vaak letsels veroorzaken in verband met de lichaamshouding (Pododermatitis colitis, etterende wonden en bloedingen op de poten). Door de lage hoogte van de kooien kunnen de konijnen niet volledig rechtop staan, hetgeen leidt tot verkromming van de ruggengraat. De krappe ruimte en het gebrek aan vluchtwegen in deze kooien leiden tot enorme mentale stress bij de dieren. Deze stress resulteert in letsels als gevolg van beten en tot kneuzingen en schaafwonden als gevolg van de drang om te bewegen. Ontoereikende ventilatie zorgt voor geconcentreerde ammoniakdampen uit hun uitwerpselen, hetgeen leidt tot oogontstekingen en ademhalingsziekten. Dezelfde problemen doen zich voor bij angorakonijnen, die om hun wol worden gehouden. Bovendien treden vaak gedragsstoornissen op als gevolg van het gebrek aan stimulering, zoals stereotype bewegingen, zelfverwonding en zelfs kannibalisme. Lawaai dat het gevolg is van het stereotype springen van de konijnen in hun kooien zorgt voor verdere verstoring, aangezien konijnen van nature gevoelig zijn voor geluid. In het wild zijn konijnen zeer actief. Dit staat in schril contrast met de kleine kooien die geen afleiding of stimulering bieden. De kale en krappe omgeving leidt tot een verhoogde monotone voedselinname, die stofwisselingsstoornissen en darmziekten kan veroorzaken. Bovendien worden ze, om de voedselinname te bevorderen, vaak langer dan normaal aan licht blootgesteld. Vanwege soortspecifieke ziekten (coccidiose, RHD, myxomatose, enz.), het hoge sterftecijfer dat inherent is aan de konijnenfokkerij en gebrekkige teeltpraktijken worden routinematig hoge doses antibiotica toegediend. Het fokken van konijnen Wanneer ze drie of vier maanden oud zijn, zijn vrouwelijke konijnen geslachtsrijp. Met intensief geboortebeheer kunnen zij elke 33 tot 45 dagen tot negen lampreien baren. Om zo'n hoog geboortecijfer te bereiken worden de voedsters kort na het baren kunstmatig geïnsemineerd. Deze vorm van geboortebeheer buit de voedsters extreem uit en leidt ertoe dat DT\1094859NL.doc
3/5
PE582.342v01-00
NL
zij na twaalf maanden worden geslacht als gevolg van verschillende aandoeningen, maar meestal doordat hun vruchtbaarheid afneemt. In fokkerijen worden voedsters in afzonderlijke kooien gehouden waaraan een nestholte is bevestigd. Een typische kooi voor een voedster is 60 tot 65 cm lang, 40 tot 48 cm breed en 30 tot 35 cm hoog. De kooivloeren zijn vergelijkbaar met die welke voor het fokken van vleeskonijnen worden gebruikt, en veroorzaken de bovengenoemde typische verwondingen aan de poten. Er wordt geen verrijkend materiaal verstrekt, zoals stro en hooi. Het kleine oppervlak van de kooi en de lage hoogte verhinderen dat de moeder en haar lampreien kunnen voorzien in de soortspecifieke behoeften. In het wild kan de voedster de constante druk van haar lampreien ontwijken door zich elders terug te trekken. Zo'n rustige plek, zoals een verhoogde vloer of een verhoogd platform, ontbreekt echter doorgaans in deze intensieve fokkerijen. De voortdurende druk veroorzaakt enorme stress voor de voedster en het constante zogen leidt tot ontstekingen aan de tepels. Na drie tot vier weken worden de lampreien van de moeder gescheiden en na korte tijd werpt zij nieuwe jongen. De standaardvoeding in konijnenfokkerijen bestaat uit industrieel geproduceerde korrels. Een gevarieerd dieet met veel rauwe vezels, zoals hooi, stro, verse groenten en fruit zou echter het immuunsysteem aanzienlijk versterken en het sterftecijfer aanzienlijk terugdringen. Een dergelijk dieet wordt echter niet verstrekt om financiële redenen. Transport en slacht De oppervlakte en de hoogte van de kisten om vetgemeste konijnen te vervoeren naar andere boerderijen of slachthuizen voldoen doorgaans niet. Er zijn meldingen van konijnentransport in kooien die slechts 35 cm hoog zijn en waar 15 konijnen worden geplaatst op 480 cm2. Aangezien er momenteel geen wettelijke limiet geldt voor het aantal dieren per kist, zitten de konijnen vaak zo dicht op elkaar dat elk dier over minder dan een A4-vel aan ruimte beschikt. Het transport duurt vaak lang, tot twaalf uur, en er zijn meldingen dat de konijnen niet eens worden gevoerd voor en tijdens het transport. In de EU worden dieren vóór de slacht verdoofd met penschiettoestellen, kogels of gas (koolstofdioxide). Uit wetenschappelijke studies is gebleken dat de verdovende effecten van deze methoden vaak ontoereikend zijn. Meer dan 10 % van de konijnen wordt niet volledig verdoofd en moet de eigen slacht bij kennis meemaken. In veel slachthuizen moeten konijnen toezien hoe andere konijnen worden geslacht, hetgeen extra stress en angst oplevert. Conclusie en stand van zaken Konijnen zijn de diersoort waarvan het dierenwelzijn en de soortspecifieke behoeften het sterkst worden verwaarloosd in de Europese Unie. De meeste lidstaten beschikken niet over specifieke wetgeving inzake verplichte minimumvereisten voor de bescherming van konijnen in de veeteelt. De Europese en nationale algemene dierenwelzijnswetgeving wordt onvoldoende toegepast en gehandhaafd. De voorzieningen die algemeen worden gebruikt in de EU voor het fokken en vetmesten van konijnen voor de vleesproductie en de transport- en slachtpraktijken zijn duidelijk in strijd met Richtlijn 98/58/EG van de Raad inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren en met artikel 13 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. PE582.342v01-00
NL
4/5
DT\1094859NL.doc
Oostenrijk, België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk beschikken evenwel over specifieke wetgeving inzake de konijnenfokkerij. In dit verband zou EU-wetgeving zorgen voor een eenvormige interpretatie, een gelijk speelveld creëren en voorzien in de toenemende vraag van consumenten naar een beter dierenwelzijn in de veeteelt. In de afgelopen jaren hebben grote Europese dierenwelzijnsorganisaties en ngo's steeds meer aandacht voor de konijnenfokkerij en lanceren zij campagnes voor de afschaffing van batterijkooien. In de nabije toekomst zal de publieke druk ten aanzien van dit onderwerp naar verwachting toenemen. Een belangrijke bijkomende overweging is dat de antimicrobiële resistentie van bacteriën toeneemt gezien het noodzakelijke gebruik van antibiotica in de konijnenfokkerij. Het is daarom verstandig om batterijkooien in de konijnenfokkerij af te schaffen met het oog op de bescherming van de volksgezondheid. Aanbevelingen Vanuit het perspectief van het dierenwelzijn leiden de bovengenoemde feiten tot de conclusie dat het gebruik van kooien in de konijnenfokkerij in de EU moet worden uitgefaseerd. We moeten vorderingen maken en het parksysteem introduceren als fokmethode die de gezondheid en het welzijn van dieren eerbiedigt, en moeten op die manier ook zorgen voor een fatsoenlijke minimumnorm voor bescherming tijdens het transport en de slacht van konijnen. Daarom doe ik de volgende aanbevelingen: •
Faseer de kooien in de konijnenfokkerij uit en ga over op parksystemen die de konijnen voldoende ruimte bieden en waar ze in groepen kunnen worden gehouden;
•
Het onderkomen van konijnen moet zijn uitgerust met platforms of vergelijkbare verhogingen en met voldoende verrijkend materiaal;
•
In het onderkomen van konijnen moet oog- en geurcontact tussen konijnen mogelijk zijn en het geluidsniveau moet er zo laag mogelijk zijn. De verlichting moet zijn afgestemd op de soort;
•
Er moet genoeg eten en drinken zijn voor alle konijnen, zodat de konijnen tegelijk kunnen eten en drinken;
•
De groepen mogen niet te groot zijn en er moet voldoende ruimte voor elk konijn zijn;
•
Konijnen die ziek zijn en lijden, moeten onmiddellijk worden behandeld en van de groep worden gescheiden totdat ze weer beter zijn. Onnodig lijden en onnodige stress moeten worden vermeden;
•
Konijnen moeten vóór transport worden gevoerd en moeten tijdens het transport de beschikking hebben over passend voedsel en water. Het transport moet zo kort mogelijk duren, gelet op de kwetsbaarheid van de soort. In de transportkooien moeten de dieren een normale lichaamshouding kunnen aannemen;
•
Konijnen moeten volledig worden verdoofd voordat ze worden geslacht, om ervoor te zorgen dat ze niet lijden en geen pijn of stress hebben. Bij het slachten mag geen risico bestaan dat een verdoofd dier weer bij kennis komt.
DT\1094859NL.doc
5/5
PE582.342v01-00
NL