Nieuwsbrief
Driemaandelijkse van KBC Bank & Verzekering Driemaandelijkse Jaargang 2 • Nummer 1 • november 2004
In deze nieuwsbrief van KBC Employee Benefits:
De nieuwe KBC Mediacampagne . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 Full-service autoleasing – een overzicht in vogelvlucht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Multi-ondernemingspensioenfondsen: nieuwe regels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 U hebt een groepsverzekering met een gegarandeerde rentevoet van 4,75%, maar is dat wel de beste keuze? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Aandelenopties en de opzeggingsvergoeding: een optie op rechtszekerheid . . . . . . . . 11 Documentatiereeks ‘De toekomst van de pensioenen’: Nood aan sterkere aanvullende pijlers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
De KBC Employee Benefits nieuwsbrief is een gratis nieuwsbrief waarmee KBC Bank & Verzekering u op de hoogte houdt van de laatste nieuwigheden op het gebied van employee benefits. U mag deze nieuwsbrief doorsturen naar andere adressen, op voorwaarde dat u hem volledig doorstuurt. Abonneren en opzeggen kan alleen op www.kbc.be/ eb. Voor meer informatie kunt u terecht bij de KBC-verzekeringsagent- of in elk KBC-bankkantoor. Voor vragen in verband met het artikel van Stijn Coppens, kunt u mailen naar
[email protected].
KBC-Employee Benefits
Soms wou u dat u met KBC over het motiveren van uw medewerkers had gepraat.
Mensen met talent aanwerven is één zaak, ervoor zorgen dat ze niet naar de concurrentie overstappen, is een andere. Gelukkig zijn er tussen ontbijt aan het bureau en een jaarlijkse cruise naar de Seychellen wel meer mogelijkheden om uw werknemers blijvend te motiveren. Maar welke? Al die voordelen uitzoeken, evalueren en beheren is bijzonder tijdrovend. Juist daarom heeft KBC een adviseur Employee Benefits. Hij biedt u het volledige gamma: van aandelenoptieplannen tot een pc-privé-plan, van maaltijdcheques tot een aanvullend pensioen, van een ziekenhuiskostenverzekering tot leasewagens. Een specialist die ervoor zorgt dat uw werknemers, en u als bedrijfsleider, optimaal sociaal beschermd zijn, dat u maximaal de fiscale mogelijkheden benut, en dat u altijd binnen uw budget blijft. Wilt u er alles over weten? Schrijf dan meteen in voor een van onze infosessies via uw verzekeringsagent of via uw bankkantoor. Want praten werkt.
Full-service autoleasing En de mobiliteit van uw bedrijf is verzekerd De tijd dat full-service autoleasing, ook wel operationele autoleasing genoemd,alleen was weggelegd voor wagenparken van multinationals, ligt al lang achter ons. Sinds jaren weet deze aantrekkelijke formule ook steeds meer zelfstandigen en KMO’s te overtuigen. Niet te verwonderen, want full-service autoleasing biedt tal van voordelen, zowel van financiële als van praktische aard. Een overzicht in vogelvlucht.
Full-service leasing, een korte beschrijving Bij leasing zijn er twee basisbegrippen: gewone leasing en full-service leasing. Een woordje uitleg. • Bij gewone leasing of huurkoop (dus loutere financieringshuur) huurt u een bepaald voorwerp voor langere termijn. De maandelijkse huursommen worden afgetrokken van de oorspronkelijke waarde. Pas wanneer u na de contractduur – voor wagens meestal vier jaar – de restwaarde betaalt, wordt u echt eigenaar van het voorwerp. • Bij full-service leasing omvat de overeenkomst méér dan de loutere financiering. Ook componenten als de wettelijke-aansprakelijkheidsverzekering, het onderhoud, bijstand, de bandenslijtage, het brandstofverbruik en/of een vervangwagen zijn in het contract opgenomen. Opgelet: als de restwaarde van het voertuig aan het einde van de overeenkomst méér dan 15% bedraagt, spreken we juridisch over ‘renting’. Maar in België heet die feitelijke operationele-rentingformule algemeen ‘full-service leasing’. Daarom gebruikt KBC Autolease ook die term.
Belgische bedrijven kiezen hoe langer hoe meer voor full-service autoleasing Autoleasing zit al jaren duidelijk in de lift. Volgens het jaarverslag 2003 van Renta, de Belgische Beroepsvereniging van Voertuigenverhuurders, verdrievoudigde het totale Belgische leasevoertuigenpark in amper tien jaar: van bijna 72 000 in 1993 tot nagenoeg 220 000 in 2003. In 2003 alleen al werden 81 422 nieuwe contractwagens aangeschaft met een totale waarde van 1,64 miljard euro, opnieuw een stijging met 12,3% in vergelijking met het jaar daarvoor. Daarmee staat ruim 20% van de nieuw ingeschreven voertuigen in ons land op naam van een operationele leasemaatschappij. De huidige groei is niet zozeer te danken aan de economische conjunctuur, maar veeleer aan een mentaliteitswijziging bij de zelfstandige ondernemers. Tien jaar geleden was een geleasde bedrijfswagen nog in grote mate het ‘voorrecht’ van werknemers van multinationals, die zoveel mogelijk niet-kernactiviteiten uitbesteedden aan gespecialiseerde derden. Inmiddels ontdekten ook steeds meer zelfstandigen en KMO’s de talrijke en diverse voordelen – financieel, fiscaal, administratief en praktisch – die autoleasing biedt. We zetten de belangrijkste op een rij.
EMPLOYEE BENEFITS NIEUWSBRIEF • JAARGANG 2 • NUMMER 1 • NOVEMBER 2004
3
Enkele financiële en fiscale voordelen De volgende vier redenen zijn voor heel wat bedrijven doorslaggevend om te kiezen voor leasing. • Een leasewagen wordt niet in de balans ‘geactiveerd’, maar rechtstreeks ingebracht in de resultatenrekening als kostenpost. Als buitenbalansverrichting legt full-service leasing dus geen beslag op het werkkapitaal. De eigen middelen blijven bruikbaar voor investeringen die rechtstreeks bijdragen tot de kernactiviteiten. • Als all-informule valt de kostprijs vooraf perfect te budgetteren. Er zijn geen onverwachte kosten meer zoals onderhoud en herstellingen, want de totale dienstverlening zit vervat in een vaste huurprijs die ongewijzigd blijft tijdens de hele looptijd van het contract. • Bedrijven die kiezen voor leasing betalen geen voorschotten, noch prefinancieringen. KBC Autolease financiert de huurauto’s voor 100% en prefinanciert de BTW, andere belastingen, eventuele verzekeringspremies en bijdragen voor schadebeheer. Tijdens de contractperiode betaalt de cliënt die bedragen gespreid terug. • Bovendien betaalt het bedrijf geen BTW op de geschatte restwaarde van het voertuig, maar alleen op het investeringsbedrag (kostprijs) min die restwaarde. Daarnaast is een geleasde wagen van de firma een van de meest populaire Employee Benefits. Op dit ‘voordeel van diverse aard’ betaalt de werkgever minder werkgeversbijdrage en de werknemer minder inkomstenbelasting. Sinds 1 januari 2004 wordt het voordeel in natura van firmawagengebruikers forfaitair vastgelegd op 5 000 km of 7 500 km, al naargelang ze tot 25 km of verder van de werkplaats wonen. (circulaire AOIF nr 8/2004 – Minister Reynders)
Administratieve en praktische voordelen Naast de financiële en fiscale voordelen zijn er ook nog een aantal administratieve en praktische voordelen. We sommen ze even op. • Geen administratieve kopzorgen. De gespecialiseerde medewerkers van de autoleasemaatschappij ontfermen zich vooraf over alle formaliteiten die gepaard gaan met de bestelling en de inschrijving van de wagen en tijdens de contractduur over de controle op onderhoudsfacturen, herstellingen en bandenwissels. Gezien hun grote marktkennis zijn zij uitstekend geplaatst voor een begeleidend advies. • Geen restwaarderisico. De leasemaatschappij draagt het risico om de wagen aan het einde van het contract te verkopen tegen de vooraf correct ingeschatte restwaardeprijs. • Fleetkortingen en promoties, ook voor individuele cliënten. De autoleasemaatschappijen kunnen dankzij het schaalvoordeel kortingen bedingen bij de invoerders. • Mogelijke opties: 24 uur per dag bijstand, brandstofkaarten en beheer. Vertrouw het wagenparkbeheer en de bedrijfsmobiliteit integraal aan specialisten toe. Pas uw contract aan aan uw behoeften. • Mogelijkheid car policy. Leasecontracten als uitvoering van een raamovereenkomst stellen u in staat om binnen de onderneming een uniform wagenparkbeleid uit te stippelen.
4
EMPLOYEE BENEFITS NIEUWSBRIEF • JAARGANG 2 • NUMMER 1 • NOVEMBER 2004
KBC Autolease: service op maat Naast alle algemene voordelen van full-service autoleasing beschikt KBC Autolease, de KBC-dochteronderneming gespecialiseerd in autoleasing, over nog andere, specifieke voordelen. • Cliënten die al eigenaar zijn van een wagenpark, kunnen kiezen voor een ‘sale & rent back’-formule (max. 3 jaar en max. 100 000 km) waarbij KBC Autolease het wagenpark overneemt. • Zoekt een cliënt geen financiering? Dan kan hij kiezen voor louter wagenparkbeheer. De bedrijfswagens blijven eigendom van de cliënt-onderneming, maar het volledige technische en administratieve beheer ervan wordt toevertrouwd aan de specialisten van KBC Autolease. Ook voor het opstellen van een wagenparkbeleid op maat maken de cliënten graag gebruik van de gespecialiseerde kennis van KBC Autolease om gedegen en objectief advies in te winnen. • Ook kortetermijnhuur (tot 1 jaar) behoort tot de dienstverlening. Een kortetermijnwagenpark van een 700-tal wagens staat klaar zodat we snel aan plotse mobiliteitsbehoeften kunnen voldoen (levering de volgende dag). • Uit het altijd actuele kortetermijnwagenpark putten we ook aanloopwagens. De cliënt krijgt dan een voorlopige bedrijfswagen in afwachting van de levering van de langetermijnwagen en geniet daarbij dezelfde voordelige langetermijntarieven. • KBC Autolease beschikt over diverse formules om flexibel in te spelen op een efficiënt HRM-beleid. Zo behoort proeftijdrenting tot het dienstengamma, een ideale en uiterst handige oplossing om een beginnend medewerker tijdens de proefperiode prijsgunstig en zonder financieel risico met een firmawagen te laten rijden. Wanneer tijdelijk geen wagen nodig is, kan dan weer een zogenoemde ‘time out’ aangevraagd worden, waardoor het leasecontract wordt opgeschort. • Als succesvolle onderneming neemt KBC Autolease zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid als actief partner van Safe Drivers Plan. Veilig en verantwoord rijgedrag bij professionele bestuurders bevorderen, resulteert op langere termijn uiteraard ook in positieve gevolgen op verzekeringstechnisch gebied en het bijbehorende kostenplaatje. • Door de hoge mate van tevredenheid die blijkt uit de jaarlijkse cliëntenenquête wist KBC Autolease in enkele jaren tijd een vooraanstaande plaats te veroveren op de Belgische bedrijfswagenparmarkt. Dat succes vormt de ideale stimulans om de dienstverlening nog te verbeteren.
U hebt nog vragen? Als tweede marktspeler met een portefeuille van 3 000 cliënten en een wagenpark van ruim 25 000 voertuigen heeft KBC Autolease alle ervaring en knowhow in huis om cliënten een service op maat te bieden in deze groeimarkt. Wilt u er meer over weten, neem dan zeker contact op met uw vertrouwd aanspreekpunt bij KBC. Werner Franck Directeur Sales & Marketing KBC Autolease
[email protected]
EMPLOYEE BENEFITS NIEUWSBRIEF • JAARGANG 2 • NUMMER 1 • NOVEMBER 2004
5
Multi-ondernemingspensioenfondsen: nieuwe regels Kader De nieuwe Wet op de aanvullende pensioenen (Wet van 28 april 2003 of afgekort WAP) is vooral bekend door haar nieuwe sociale en fiscale reglementering voor aanvullende pensioenen. Minder bekend is dat de wetgever ook een reeks aanpassingen heeft doorgevoerd die de overheidscontrole op de pensioeninstellingen wijzigt. Alle pensioeninstellingen moeten zoveel mogelijk onder hetzelfde type van overheidscontrole vallen (het principe van het zogenoemde ‘level playing field’). De fundamenten voor de overheidscontrole (ook bekend als ‘prudentieel toezicht’) zijn terug te vinden in de Wet van 9 juli 1975 (over de controle op verzekeringsondernemingen), die zich richt op alle verzekeringsondernemingen én daarmee gelijkgestelde instellingen. Tot die laatste groep behoren vanouds ook de pensioenfondsen of (in de recentere terminologie) voorzorgsinstellingen. In het Staatsblad van 26 april jl. is het Koninklijk Besluit van 25 maart 2004 verschenen dat de nadere spelregels vastlegt voor het beheer en de werking van pensioenfondsen die optreden voor meerdere ondernemingen.
Wat zijn multiondernemingspensioenfondsen? Wie een pensioen toezegt aan zijn personeelsleden, kan het beheer van die toezegging toevertrouwen aan een verzekeraar (bijv. via een groepsverzekering) maar kan evengoed beslissen om een eigen pensioeninstelling op te richten. In dat geval spreken we van een pensioenfonds of een voorzorgsinstelling. Een dergelijk pensioenfonds kan toezeggingen beheren: • individueel (voor één persoon) of collectief (voor een groep), • zowel voor werknemers als voor bedrijfsleider(s), • in pensioen, overlijden of blijvende invaliditeit, • voor één of meer privé-ondernemingen of publiekrechtelijke rechtspersonen. De WAP voegt daaraan toe dat een dergelijke pensioentoezegging zowel op ondernemings- als op sectorniveau kan. Precies over die laatste omstandigheid gaat het nu. Een werkgever kan te klein zijn om zelf een pensioenfonds op te richten of wil misschien liever één fonds oprichten voor een groep van (al dan niet verbonden) ondernemingen. Er werd al die tijd een Koninklijk Besluit in het vooruitzicht gesteld waarin de spelregels voor het beheer en de werking van dergelijke multiondernemingspensioenfondsen vastgelegd zouden worden.
Werking Om te vermijden dat voorzorgsinstellingen commerciële ondernemingen worden, moet er een nauwe band bestaan tussen (enerzijds) de samenstelling van de algemene vergadering én de raad van bestuur van de voorzorgsinstelling en (anderzijds) de oprichter en/of de aangeslotenen. Dat vertaalt zich in regels met betrekking tot de samenstelling van zowel de algemene vergadering als de raad van bestuur.
6
EMPLOYEE BENEFITS NIEUWSBRIEF • JAARGANG 2 • NUMMER 1 • NOVEMBER 2004
Wat de algemene vergadering betreft, gelden de volgende regels: •
de oprichters zijn verplicht lid van de voorzorgsinstelling en hebben zitting in de algemene vergadering. In het kader van een sectorplan kan wel gewerkt worden met vertegenwoordigers van de oprichtende rechtspersoon i.p.v. vertegenwoordigers van elke individuele werkgever; • de vertegenwoordigers van de aangeslotenen kunnen ook zitting hebben in de algemene vergadering. De algemene vergadering kan dus alleen uit vertegenwoordigers van de oprichter en/of de aangeslotenen zijn samengesteld. Wat de raad van bestuur betreft, moet de meerderheid samengesteld zijn uit vertegenwoordigers van de oprichters en/of de aangeslotenen. Ook andere personen (die geen lid zijn van de algemene vergadering) kunnen tot bestuurder benoemd worden (bijv. wegens hun deskundigheid) op voorwaarde dat zij in de minderheid blijven. Opgelet: dit Koninklijk Besluit doet geen afbreuk aan alle andere bepalingen die de samenstelling van de raad van bestuur vastleggen (en die in een aantal gevallen in een paritair samengestelde raad van bestuur voorzien) én moet dus samen met die bepalingen gelezen worden.
Beheer Het Koninklijk Besluit legt verder op dat er een beheersovereenkomst wordt opgemaakt of dat in de statuten (minstens) de volgende elementen worden opgenomen: 1. de regels die het moeten mogelijk maken op elk ogenblik het deel van elke onderneming en/of oprichter van een sectorstelsel in de voorzorgsinstelling vast te leggen; 2. de regels met betrekking tot de verdeling van de beheerskosten tussen de ondernemingen en/of oprichters van een sectorstelsel; 3. de graad van de eventuele solidariteit tussen de ondernemingen en/of oprichters van een sectorstelsel; 4. de regels die moeten worden gevolgd wanneer een van de ondernemingen en/of oprichters van een sectorstelsel de werking van haar of zijn voorzorgsinstellingen geheel of gedeeltelijk niet langer aan de voorzorgsinstelling toevertrouwt; 5. de regels die moeten worden gevolgd wanneer een van de ondernemingen en/of oprichters van een sectorstelsel niet in staat is haar of zijn verbintenissen te financieren; 6. de regels die moeten worden gevolgd om een eventuele beheersovereenkomst te wijzigen; 7. de procedure die moet worden gevolgd bij een geschil met betrekking tot de toepassing of de interpretatie van de beheersregels. In het geval van een sectoraal stelsel met één oprichter, geldt een afzonderlijk regime.
Inwerkingtreding Het Koninklijk Besluit treedt retroactief in werking op 1 januari 2004. De voorzorgsinstellingen die op die datum al bestonden, moeten hun aanvullende statuten of beheersovereenkomst binnen 24 maanden aan de CBFA meedelen. Kurt Termote bedrijfsjurist KBC
EMPLOYEE BENEFITS NIEUWSBRIEF • JAARGANG 2 • NUMMER 1 • NOVEMBER 2004
7
Verhoog uw rendement met de juiste groepsverzekering Is een groepsverzekering met een gegarandeerde rentevoet van 4,75% altijd de beste keuze? De daling van de rente op risicovrije obligaties tijdens de laatste jaren dwong de verzekeringssector om de gegarandeerde rentevoeten van de groepsverzekeringen te verminderen. De rentevoeten daalden geleidelijk van 4,75% over 3,75% naar het huidige niveau van 3,25%. Boven op dat gegarandeerd rendement krijgt u nog wel een winstdeelneming of een bonus uitgekeerd, afhankelijk van het financieel resultaat van de verzekeraar en de marktrente. Heel wat ondernemingen onderzoeken nu of het opportuun is om de bestaande groepsverzekering met een gegarandeerde rentevoet van 4,75% te vervangen door een nieuwe verzekering, maar met een gegarandeerde rentevoet van 3,25%. Uiteraard denken velen dat 4,75% als gegarandeerde rentevoet beter is dan 3,25%. Toch zijn er twee argumenten die een overstap naar een nieuwe verzekering (dus met een gegarandeerde rentevoet van 3,25%) rechtvaardigen. Om de juiste keuze te maken is enige kennis van de fiscaliteit van de premies en de fiscaliteit van de uitkering op de einddatum vereist. Benny Clerinx, productbeheerder Groepsverzekeringen, vertelt er u graag meer over.
Voordeel 1 Met een nieuwe groepsverzekering tegen een gegarandeerde rentevoet van 3,25 % betalen de aangesloten personeelsleden minder belastingen op de einddatum. Benny Clerinx: Wanneer iemands contract ten einde komt of wanneer iemand zijn geld wil opnemen in de laatste vijf jaar voor het verstrijken van het contract, wordt het verzekerd kapitaal verminderd met: • de solidariteitsbijdrage van maximaal 2% • een RIZIV-bijdrage van 3,55% en • een eindbelasting van 16,5%. De winstdeling wordt alleen verminderd met de solidariteitsbijdrage en de RIZIV-bijdrage. Op de winstdeling is de eindbelasting van 16,5% dus niet van toepassing. Rekening houdend met de fiscale aanslag op de uitkering is het duidelijk dan vanaf het ogenblik dat het totale rendement van een nieuwe groepsverzekering (dat is de gegarandeerde rentevoet van 3,25% + winstdeling) minstens gelijk is aan of meer bedraagt dan 4,75%, de aangeslotene een beter nettoresultaat verkrijgt met een nieuwe groepsverzekering tegen een gegarandeerde rentevoet van 3,25% + winstdeling. Over de laatste 25 jaar, met uitzondering van twee jaar, is het totale rendement nooit lager geweest dan 4,75%. En gezien de toekomstverwachtingen moeten bedrijven, in het belang van hun medewerkers, een overstap zeker overwegen.
8
EMPLOYEE BENEFITS NIEUWSBRIEF • JAARGANG 2 • NUMMER 1 • NOVEMBER 2004
Kunt u een voorbeeld geven? Benny Clerinx: Een werkgever betaalt voor het aanvullend pensioenplan van zijn 35-jarige werknemers jaarlijks 1 250 euro aan zijn verzekeringsmaatschappij. De werkgever heeft een lopende groepsverzekering met een gegarandeerde rentevoet van 4,75%. De verzekering bij overlijden is gelijk aan de opgebouwde reserve. De werkgever heeft de keuze tussen het behouden van zijn huidige groepsverzekering met een gegarandeerde rentevoet van 4,75% en het aangaan van een nieuwe polis met een gegarandeerde rentevoet van 3,25%. In de volgende tabel vergelijken we beide opties (waarbij we telkens aannemen dat het totale rendement 4,75% bedraagt).
Optie 1: behouden Optie 2: aangaan van het huidige contract van een nieuw contract met gegarandeerde ren- met gegarandeerde rentetevoet van 4,75% voet van 3,25% Jaarlijkse premie (kostprijs)
1 250
1 250
Gegarandeerd kapitaal
75 047
57 580
Winstdeling (vrij van eindbelasting)
17 467
Gegarandeerd kapitaal + winstdeling
75 047
75 047
Eindbelasting, RIZIV en solidariteitsbijdrage
15 975
13 226
Netto-eindresultaat voor de aangeslotene
59 072
61 821*
* of maar liefst 4,6% meer dan optie 1
De tabel toont duidelijk aan dat met een identieke kostprijs voor de werkgever de aangeslotene een nettomeeropbrengst verkrijgt die maar liefst 4,6% meer bedraagt als het bedrijf kiest voor een groepsverzekering met een gegarandeerde rentevoet van 3,25%. Conclusie: voor een bedrijf met een contract met een gegarandeerde rentevoet van 4,75% is het in het belang van de medewerkers zeker de moeite waard te overwegen om over te stappen naar een contract met een lagere gegarandeerde rentevoet. Op langere termijn levert dat vrijwel zeker een voordeel op voor de personeelsleden.
Voordeel 2 Bij een contract met een gegarandeerde rentevoet van 3,25 % kan men voorzien in een grotere premie die fiscaal aftrekbaar is. Vooral voor zelfstandigen kan dit erg belangrijk zijn. Benny Clerinx: De fiscale aftrek van de premies is beperkt door de zogenoemde 80%-regel, waarbij het maximaal te verzekeren kapitaal beperkt wordt afhankelijk van het toegekende salaris.
EMPLOYEE BENEFITS NIEUWSBRIEF • JAARGANG 2 • NUMMER 1 • NOVEMBER 2004
9
Personen (vaak zelfstandige bedrijfsleiders) die ervoor kiezen om dit maximaal te verzekeren kapitaal te verzekeren in een polis met een gegarandeerde rentevoet van 3,25%, kunnen een hogere premie betalen die fiscaal aftrekbaar is. Door die hogere premie kan ook een hoger pensioenkapitaal gevormd worden. Voor bedrijven die het maximale kapitaal verzekeren is het dan ook extra interessant om over te schakelen naar een polis met een lagere gegarandeerde rentevoet. Zo kunnen ze meer premie in mindering brengen op het inkomen en op de einddatum een hogere uitkering verkrijgen. Als een 35-jarige verzekerde bijvoorbeeld maximaal 75 047 euro mag opbouwen, bedraagt de kostprijs 1 250 euro bij een polis met een gegarandeerd rendement van 4,75%. Kiest hij voor een rendement van 3,25%, dan kost dat 1 629 euro. Hij kan dus jaarlijks 379 euro meer premie in mindering brengen (en dus ook een hoger pensioenkapitaal opbouwen).
Maximaal op te bouwen kapitaal voor een 35-jarige
75 047 euro
Maximaal fiscaal aftrekbare premie
Premie
Optie 1: bij een polis met Optie 2: bij een polis met een een gegarandeerde rente- gegarandeerde interestvoet van voet van 4,75% 3,25% 1 250 euro
1 629 euro (of maar liefst 30% meer)
Samengevat Bij een contract met een gegarandeerde rentevoet van 3,25% kun je meer premie fiscaal in mindering brengen. Bovendien is de eindbelasting merkelijk lager. Twee goede argumenten voor elk bedrijf om zijn lopende groepsverzekeringen met gegarandeerde rentevoet van 4,75% te herbekijken. We helpen u daar graag bij. Ga dus gerust eens langs bij een KBC-verzekeringsagent of in een KBCbankkantoor.
10
EMPLOYEE BENEFITS NIEUWSBRIEF • JAARGANG 2 • NUMMER 1 • NOVEMBER 2004
Aandelenopties en de opzeggingsvergoeding: een optie op rechtszekerheid. Aandelenopties toekennen blijft een interessant instrument om uw werknemers te belonen voor hun inzet. Maar wat wanneer de prestaties van een van uw werknemers met aandelenopties tegenvallen en u beslist hem te ontslaan en een opzeggingsvergoeding te betalen? Bij het bepalen van de opzeggingsvergoeding houdt u als werkgever rekening met het actuele loon en de voordelen verworven volgens de arbeidsovereenkomst in de 12 maanden voorafgaand aan het ontslag. Het Hof van Cassatie heeft in een arrest van 4 februari 2002 gesteld dat een aandelenoptie voor de werknemer een ’kans op winst’ uitmaakt. Die ’kans op winst’ is te beschouwen als een voordeel verworven door de arbeidsovereenkomst en komt bijgevolg in aanmerking voor de berekeningsbasis van de opzeggingsvergoeding. Maar hoe u die winstkans bepaalt, verklapt het Hof niet. De effectieve winst die de werknemer realiseert wanneer hij de optie licht en de aandelen verkoopt, is volgens het Hof dan weer louter het gevolg van de schommelingen van de aandelenkoersen en die neemt u niet in aanmerking voor de opzeggingsvergoeding. Alleen de ’kans op winst’. De waardering van de ’kans op winst’ is een zeer moeilijke opdracht. Verschillende rechtbanken kwamen met verschillende oplossingen. De arbeidsrechtbank van Brussel stelde op 25 maart 2002 dat de fiscale waarderingsmethode aanvaardbaar is. Volgens die methode wordt de toekenning van opties belast op basis van een percentage van de waarde van de onderliggende aandelen. Maar, een jaar later oordeelde de Franstalige kamer van diezelfde rechtbank dat de fiscale raming op zich onvoldoende was. Partijen waren vrij om andere waarderingsmethodes in te roepen. (bijv. de Black-Scholes-methode). Het arbeidshof van Brussel, ten slotte, oordeelde dat de effectieve waarde van de toegekende aandelenopties niet met zekerheid kan worden vastgesteld, zodat ze finaal niet opgenomen kan worden in de berekeningsbasis van de opzeggingsvergoeding. Kortom, heel wat onzekerheid voor u als werkgever, als u een opzeggingsvergoeding moet betalen aan iemand aan wie u aandelenopties hebt toegekend. Toch is er een lichtpuntje. De loonbeschermingswet van 12 april 1965 bepaalt dat u elk loonvoordeel schriftelijk moet schatten. Als u een werknemer een aandelenoptie toekent, bent u in principe dus verplicht een schriftelijke schatting te maken van dat voordeel en het mee te delen aan uw werknemer. Veelal gebeurt dat niet, omdat partijen er op dat moment niet aan denken. Doet u dat wel, dan kunt u de schatting inroepen op het moment dat een opzeggingsvergoeding verschuldigd is. De kans dat een rechter ermee rekening houdt, is vrij groot. Op die manier verschaft u zichzelf een optie op rechtszekerheid. Stijn Coppens, Consultant Acerta Consult
[email protected] ‘Acerta Legal consult adviseert werkgevers en bedrijven inzake HR-, socaal- en fiscaalrechterlijke aspecten van verloning en employee benefits’
EMPLOYEE BENEFITS NIEUWSBRIEF • JAARGANG 2 • NUMMER 1 • NOVEMBER 2004
11
De toekomst van de pensioenen: nood aan sterkere aanvullende pijlers Deel IV in de reeks ‘De toekomst van de pensioenen’. Overheid en werknemers staan voor enkele belangrijke uitdagingen om de financiële gezondheid van het wettelijke pensioenstelsel te vrijwaren. Wat doet de overheid? Wat kunt u doen? Net als de meeste industrielanden wordt België de komende decennia geconfronteerd met een snel verouderende bevolking. Dat brengt de financiële gezondheid van onze sociale welvaartsstaat onvermijdelijk in het gedrang. Vooral de houdbaarheid van het wettelijk pensioenstelsel stellen we daarbij vaak ter discussie. Voor de hand liggende ingrepen om de financieringsbasis van het stelsel te verstevigen, zoals een verlaging van de uitkeringen of een aanpassing van de wettelijke pensioenleeftijd, zijn sociaal onrechtvaardig en politiek onhaalbaar. Ook verantwoorde ingrepen stuiten op heel wat tegenstand. De zeer genereuze pensioenregeling voor ambtenaren beperken of tijdelijke maatregelen zoals het brugpensioen terugschroeven lijkt voorlopig niet haalbaar.
Alternatieve maatregelen Om de toekomst van het wettelijk pensioenstelsel te verzekeren, koos de overheid er enkele jaren terug voor om in extra middelen uit alternatieve bronnen te voorzien. Door het terugdringen van de overheidsschuld nemen de rentelasten (in 2002 nog 6% van het BBP) de komende jaren verder af. Op die manier komen voldoende middelen vrij om de financiering van het pensioenstelsel te vrijwaren. Het Zilverfonds moet voorkomen dat de beschikbare middelen worden gebruikt voor andere initiatieven. Zowel de nodige middelen vrijmaken als aan de verleiding weerstaan om dat geld te gebruiken voor allerlei interessante initiatieven is de volgende jaren voor de overheid een belangrijke uitdaging.
Budgettaire ruimte beperkt Als de overheid de recente budgettaire inspanningen ook de komende jaren volhoudt, is dat allicht voldoende om het wettelijk pensioenstelsel overeind te houden, maar ook niet meer dan dat. Meer dan waarschijnlijk blijft er nauwelijks marge over voor eventuele reële verhogingen van de pensioenen. Ook daardoor ontwikkelt het wettelijk pensioen zich in de toekomst hoe langer hoe meer tot een vaste basisuitkering. Zo berekende het Planbureau dat het gemiddelde werknemerspensioen in verhouding tot het gemiddelde brutoloon zal dalen van 29,9% in 2000 tot 26,5% in 2030 en 23,2% in 2050. Gezien de actievere levensstijl van gepensioneerden lijkt een zekere aanvulling van het wettelijk pensioen dus geen overbodige luxe.
Repartitie of kapitalisatie? De vergrijzingsproblematiek illustreert de kwetsbaarheid van een pensioenstelsel dat gefinancierd
12
EMPLOYEE BENEFITS NIEUWSBRIEF • JAARGANG 2 • NUMMER 1 • NOVEMBER 2004
wordt op basis van repartitie. Een alternatieve financieringsmethode is kapitalisatie. Beide systemen zijn gevoelig voor specifieke schokken. Een repartitiestelsel is vooral kwetsbaar voor demografische ontwikkelingen. Het succes van een kapitalisatiestelsel is vooral afhankelijk van de beleggingsresultaten, die ondermijnd kunnen worden door inflatie of een ongunstige beursontwikkeling. Geen van beide systemen is dan ook alleenzaligmakend. Een evenwichtige combinatie van kapitalisatie én repartitie in het pensioenstelsel vormt de beste afdekking van alle mogelijke toekomstige inkomensrisico’s.
Het belang van de aanvullende pijlers In de Belgische pensioenvoorzieningen ligt de klemtoon in hoofdzaak op de eerste, op repartitie gebaseerde pensioenpijler, terwijl aanvullende pensioenvoorzieningen nog relatief bescheiden blijven. Recente overheidsinitiatieven om de uitbouw van aanvullende pensioenvoorzieningen te stimuleren, vormen een stap in de goede richting. Maar van een degelijk evenwicht tussen repartitie en kapitalisatie is in ons pensioenstelsel nog lang geen sprake. Een verdere uitbouw van de aanvullende pijlers is dan ook wenselijk om in de toekomst volwaardige pensioenen te garanderen. De beursontwikkelingen van de laatste jaren illustreren dat een behoedzame en verantwoorde beleggingsstrategie daarbij essentieel is. Gezien de aard van de toekomstige verplichtingen zijn al te risicovolle beleggingen in het kader van pensioenopbouw in elk geval uit den boze.
Het huidige pensioenstelsel roept velel vragen op. Kunt u ook morgen rekenen op uitkeringen zoals die vandaag bestaan? Hoeveel groter wordt de nu al aanzienlijke kloof tussen uw laatste loon en uw wettelijk pensioen? Alles wijst erop dat het verschil in de toekomst nog een stuk groter wordt. Gelukkig bestaan er alternatieven om zowel vandaag als in de toekomst het evenwicht tussen inkomsten en uitgaven te behouden.
EMPLOYEE BENEFITS NIEUWSBRIEF • JAARGANG 2 • NUMMER 1 • NOVEMBER 2004
13
Hebt u nog vragen over uw bankzaken of verzekeringen? Praat er dan over met een medewerker van uw KBC-bankkantoor of met uw KBCverzekeringsagent. U kunt ook bellen naar het KBC-Telecenter op het nummer 078 152 153. Op werkdagen van 8 tot 22 uur en op zaterdag en banksluitingsdagen van 9 tot 17 uur. U kunt ook schrijven, faxen, mailen of surfen naar: KBC-Telecenter: Schoenmarkt 35, 2000 Antwerpen, Fax 03 283 29 50
[email protected] www.kbc.be Zetel van de vennootschap: KBC Bank NV, Havenlaan 2, 1080 Brussel, België. RPR 0462 920 226, BTW BE 462 920 226, bankrekening 730-0000000-93. Verantwoordelijk uitgever: KBC Bankverzekeringsholding NV, Havenlaan 2, 1080 Brussel, België.
www.kbc.be
KBC Bank NV, inschrijvingsnummer CBFA 26 256. KBC Verzekeringen NV, onderneming toegelaten voor alle takken onder code 0014 (KB 4 juli 1979, B.S. 14 juli 1979)