DE NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE NADER BEKEKEN DE SAMENWERKENDE MONUMENTENWACHTEN UTRECHT, GELDERLAND EN NOORD-BRABANT Algemene schadebeelden en aanbevelingen op basis van bouwkundige inventarisatie januari t/m juni 2002
ALGEMENE SCHADEBEELDEN EN AANBEVELINGEN NHWL
De Nieuwe Hollandse Waterlinie nader bekeken Met genoegen presenteren de Samenwerkende Monumentenwachten Utrecht, Gelderland en Noord-Brabant een samenvattende bouwkundige rapportage van 47 fortcomplexen die deel uitmaken van de Nieuwe HollandseWaterlinie. In de maanden januari tot en met juli 2002 hebben de monumentenwachters Wilbert van Balkom, Joop Jansen en Rob de Bruijn (met assistentie van collega’s) de verdedigingswerken bekeken op bouwtechnische gebreken en onderhoudsbehoefte. Van ruim 180 objecten op de geïnspecteerde complexen is een rapport opgesteld. De geïnspecteerde forten zijn weergegeven in de bijlage. Het project is uniek vanwege de integrale aanpak van vrijwel de gehele linie én als samenwerkingsproject tussen verschillende provinciale monumentenwachten. Ook is het een goed voorbeeld van samenwerking tussen verschillende erfgoedorganisaties: de samenwerking tussen opdrachtgever Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Monumentenwacht en de verschillende eigenaren/beheerders is goed en prettig verlopen. Wij hopen dan ook dat deze beknopte rapportage een bijdrage kan leveren voor het verder ontwikkelen en uitvoeren van het Linieperspectief zoals neergelegd in de publicatie Panorama Krayenhoff. Maar ook voor de eigenaren, gebruikers en andere belanghebbenden kunnen de afzonderlijke inspectierapporten een handzame leidraad zijn voor herstel en onderhoud. De Nieuwe Hollandse Waterlinie verdient als toekomstig werelderfgoed een goede en verantwoorde (publieke) bestemming. De Monumentenwacht zal dit van harte ondersteunen met raad en daad!!
Namens de Samenwerkende Monumentenwachten,
Ernst van der Grijp Coördinator Samenwerkende Monumentenwachten, project NHWL
2
ALGEMENE SCHADEBEELDEN EN AANBEVELINGEN NHWL
Objectgegevens
Objectnummers Objecten Gelegen te Uitvoering Opdrachtgever
: N.V.T. : FORTEN NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE : UTRECHT, GELDERLAND, NOORD-HOLLAND EN NOORD-BRABANT JANUARI t/m JUNI 2002 PROJECTBUREAU NATIONAAL PROJECT NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE
Juli 2002 Inspectiegegevens
Inspectienummer Rapportage door
: N.V.T. : Rob de Bruijn i.s.m. Joop Jansen en Wilbert van Balkom
Algemeen
Dit rapport is een analyse van de meest voorkomende bouwkundige problemen die de samenwerkende Monumentenwachten (Utrecht, Gelderland en Noord-Brabant) tijdens de inventarisatie in het voorjaar van 2002 zijn tegengekomen. Per onderdeel worden de mogelijke oorzaken omschreven en de aan te bevelen herstelwerkzaamheden. Het betreft uiteraard een algemene analyse en is dus niet direct toepasbaar bij iedere situatie. Bij uitvoering van herstel in de toekomst zal elk bouwkundig probleem nader beoordeeld moeten worden.
3
ALGEMENE SCHADEBEELDEN EN AANBEVELINGEN NHWL
1. FUNDERINGEN EN GEVELS 1.1 Funderingen Algemeen Over het algemeen zijn de grote gebouwen (toren, contrescarp, lunet, reduit, caponnière en de bomvrije gebouwen) van de forten op een palenrooster gebouwd. De kleinere gebouwen (fortwachterswoning, genieloods, remise, poterne en flankkazematten) zijn vaak op staal gefundeerd, de latere remises op een doorgaande betonplaat. Torens, lunetten, fortwachterswoningen, genieloodsen Hierbij zijn voorzover bekend geen noemenswaardige problemen geconstateerd. Contrescarp Deze zijn vaak op of over een gedempte gracht aangebracht toen de torenforten extra bescherming aan de oostzijde nodig hadden. Deze behoefte ontstond door de toegenomen kwetsbaarheid als gevolg van nieuwe granaten. Ondanks de bouw op opgehoogde grond zijn er geen noemenswaardige verzakkingen van contrescarpen. Bomvrije kazerne Vaak vertonen deze wat scheurvorming in de gewelfvelden naast de schoonwaterkelders. Waarschijnlijk door een verschil in aanlegdiepte van de fundering. Ook is vaak scheurvorming te zien in de doorgaande gang tussen de verschillende gewelfruimten. Herstel of verbeteren van funderingen van de kazernes is vooralsnog (in bouwtechnische zin) niet aan de orde. Remise Verzakking is vaak opgetreden doordat de remises op later opgebrachte grond werden gebouwd die vervolgens inklonk. De remises zijn vaak zo compact dat ze, wanneer verzakking optrad, in z’n geheel verzakten, vaak zonder noemenswaardige scheurvorming. Bij enkele forten zijn remises half op of over poternes naar onderliggende flankkazematten gebouwd en uitgebouwd. Deze geven wat ernstiger verzakking en scheurvorming te zien (bijvoorbeeld Fort ’t Hemeltje). Behoudens zeer ingrijpende maatregelen is hier verder weinig aan te doen. Poterne en flankkazematten Vaak zijn de poternes, zijgangen en kazematten als afzonderlijke onderdelen gebouwd en het komt voor dat delen ervan op palen zijn gefundeerd en delen op staal. Bij de aansluitingen (bouwnaden) van de onderdelen is vaak enige scheurvorming te zien die soms oorzaak is van lekkages. Behoudens enkele uitzonderingen is de scheurvorming niet noemenswaardig.
4
ALGEMENE SCHADEBEELDEN EN AANBEVELINGEN NHWL
1.2 Gevels 1.2.1 Baksteen Metsel- en voegwerk algemeen Het metselwerk is vrijwel overal uitgevoerd in kruisverband, soms in Vlaams verband. De gebruikte metsel- en voegmortel is over het algemeen hard. De hardheid ervan doet vermoeden dat op ruime schaal gebruik is gemaakt van kalk en tras en soms van portlandcement. In het bestek van fort Vechten staan enkele samenstellingen van mortels die dit vermoeden versterken. De geëiste hoeveelheid bindmiddel (tras en kalk) is ongeveer anderhalf tot meer dan twee keer de hoeveelheid zand of zelfs puur bindmiddel zonder zand. Cementmortel werd één op één of als puur cementmortel gemengd. Gezien de sterke samenstelling moet dit wel de nodige verhardingskrimp tot gevolg hebben gehad. Bovendien kan een overmaat aan kalk weer meer witte uitbloei veroorzaken. Overigens staat in dit bestek niet vermeld waar de verschillende mortels voor gebruikt zijn. Het vermoeden bestaat dat het metselwerk van een groot aantal gebouwen in het verleden waterafstotend is behandeld. Hydrofoberen wordt door de Monumentenwacht niet aanbevolen omdat uit de praktijk blijkt dat dit bij oude muurwerken vaak tot schade lijdt in de vorm van afschilferende stenen. Ook is deze behandeling niet reversibel: het materiaal trekt in de steen! Voorzichtigheid is dus geboden. Rollagen op gevels Deze zijn vrijwel zonder uitzondering in meer of mindere mate los gedrukt van het onderliggende metselwerk. Waarschijnlijk als gevolg van oplopende gronddruk tijdens vorstperiodes. Opnieuw opmetselen van de rollagen heeft niet zoveel zin omdat herhaling zeker zal optreden. Eventueel zou in combinatie met eventueel dakherstel een soort buffer aangebracht kunnen worden die eventuele uitzetting van de grond kan opvangen maar die zelf niet kan bevriezen. Bijvoorbeeld een grintkoffer. Het is in het algemeen aan te bevelen om de rollagen aan bovenzijde te voorzien van een afdekking om indringen van vocht tegen te gaan. Dit kan bestaan uit bitumenbedekking, een behandeling met een bitumenverf of bijvoorbeeld een metalen afdekking zoals op een enkel bewoond gebouw reeds aangebracht is. Witte uitbloei van gevels en afboerende stenen De witte uitbloei duidt erop dat vochttransport door de muren plaats vindt. Vaak begint de uitbloei ongeveer op de hoogte van de bovenzijden van de gewelfvelden en dan verder naar onderen. Onderweg lost het water mineralen op (uit metselmortel en/of stenen) die later aan de oppervlak of net achter het oppervlak worden afgezet. Waarschijnlijk is het zo dat hoe groter het watertransport is des te meer zal de uitbloei aan de buitenzijde plaatsvinden. Wanneer zouten zich achter het geveloppervlak ophopen zal de druk in de stenen steeds verder toenemen totdat delen van stenen na verloop van tijd afbreken. Bij te natte gevels speelt bovendien vorst een slopende rol. Water zet bij bevriezing uit, in de muren kan dit resulteren in een grote drukverhoging waardoor meer delen van de stenen kunnen afbreken. Meestal zijn dit stukken van ongeveer één tot drie centimeter dik. Het is dus zaak om de gevels zo droog mogelijk te houden door vocht van achter de borstwering te voorkomen. Hiertoe is het noodzakelijk dat de borstwering aan de boven en achterzijde bekleed of waterwerend behandeld wordt en dat een goede waterdichte aansluiting met de “dak”bedekking gemaakt wordt. Dit kan het beste gelijktijdig met eventueel uit te voeren herstelwerk aan de dakbedekking uitgevoerd worden.
5
ALGEMENE SCHADEBEELDEN EN AANBEVELINGEN NHWL
Om intrekken van hemelwater via het voegwerk te voorkomen of in ieder geval tegen te gaan is het noodzakelijk dat het voegwerk in goede staat wordt gebracht en blijft. Het hydrofoberen wordt door de Monumentenwacht niet aanbevolen. Het is noodzakelijk dat vochtige muren na het wegnemen van de vochttoevoer geruime tijd (dus enkele jaren) drogen voordat met herstel van metsel- en voegwerk wordt begonnen. Te vroeg herstellen zal nadelig zijn voor het gewenste resultaat.
Witte uitbloei begint vaak op de hoogte van de bovenzijde van de gewelven. Geen goede waterdichte aansluiting met de achterzijde van de borstwering. Losstaande schollen metselwerk Dit is met name geconstateerd bij de torens van de torenforten en dan vrijwel alleen aan de west- en zuidzijde en met name bij de torens die twee verdiepingen tellen. Ter plaatse van de schietgaten is scheurvorming zichtbaar die aangeeft dat het metselwerk halfsteens of steens is losgeraakt. Dit verschijnsel is reeds in 1923 beschreven in een boekje dat “Handleiding voor den Metselaar” heet en is dus reeds lange tijd bekend. Over destijds geopperde oorzaken kan men van mening verschillen. Een nog niet geuite oorzaak is mogelijk het verschil in temperatuur tussen de buitenschil en het massieve achterliggende metselwerk (dat van vrij constante temperatuur is) en de daarmee gepaard gaande spanningen in het harde metselwerk. Bij enkele torens (foto’s fort Vuren en Honswijk) is reeds in het verleden herstelwerk uitgevoerd door afhakken van de losstaande schollen en voorlangs metselen van een halfsteens muur die in de koppenlagen is ingetand. Ook de voorgemetselde delen klinken hol hetgeen aangeeft dat deze weer (of nog) losstaan. De toren van fort De Klop (1verdieping hoog) is voorzien van een betonnen klampmuur. Bij herstel is het aan te bevelen om naast het intanden van het nieuw aan te brengen metselwerk ook nog de nodige roestvrijstalen ankers aan te brengen om te voorkomen dat de delen als ze nog los komen te staan toch niet zullen uitbuiken en wegzakken. Het is ook mogelijk om het oude losstaande metselwerk te laten staan en de scheuren te injecteren met mortel. Dan zouden de losstaande delen wel vooraf met roestvrijstalen ankers (blind) gekoppeld moeten worden aan het achterliggende werk.
6
ALGEMENE SCHADEBEELDEN EN AANBEVELINGEN NHWL
Toren fort Honswijk, het ‘ lichte’ metselwerk is nieuw aangebracht.
Blauwkapel: losstaande schol metselwerk en afgedrukte borstwering Uitvallend voegwerk Dit is een vrij veel voorkomend verschijnsel en komt bij vrijwel alle gebouwen voor. Vaak is het voegwerk hard en zijn verspreid (kleine) delen door vorst afgedrukt. Veel voorkomend is het uitvallen van voegwerk net onder de rollaag en meest in de bovenste delen van het metselwerk. Voorafgaand aan herstel van voegwerk is het noodzakelijk dat de oorzaak (meestal indringen van vocht van bovenaf) wordt weggenomen. Bij de boogvullingen van de gewelfbogen is vaak net onder de gewelfbogen het voegwerk uitgesleten.
7
ALGEMENE SCHADEBEELDEN EN AANBEVELINGEN NHWL
Vaak zijn ook achter de voeg holle ruimtes aanwezig die het gevolg zijn van niet goed vol en zat gemetseld metselwerk zodat water achter de voeg kan dringen. Bij herstel van voegwerk is het belangrijk dat het nieuw aan te brengen voegwerk diep genoeg in het metselwerk wordt aangebracht (ongeveer 1,5 maal de breedte van de voeg en minimaal 1 cm diep) en dat het goed wordt aangedrukt. De eigenschappen (qua hardheid en kleur) van de voeg moet overeen komen met het bestaande werk. Het is aan te bevelen om in het oude uitvoeringsbestek de mortelsamenstelling na te gaan. Schade door ijzerwerk Wanneer ijzer door roest wordt aangetast kan dit tot maximaal zeven maal het oude profiel uitzetten. Ook als dit in zeer dik metselwerk optreedt zal het metselwerk gaan scheuren. Ook is de schade vaak zichtbaar bij hardstenen duimblokken en in mindere mate bij hoekblokken. Hiervoor is slechts één goede oplossing mogelijk. Namelijk het uitnemen van het roestende ijzer. Dit kan dan goed behandeld worden en herplaatst waarbij het bijvoorbeeld eerst met bitumenband omwikkeld wordt. Of het ijzer zou in bijvoorbeeld r.v.s. vervangen moeten worden. Het gescheurde metselwerk zal dan ingeboet moeten worden en gebroken duimblokken zouden vervangen moeten worden of indien nog mogelijk gelijmd. Uiteraard is één en ander afhankelijk van de mate van roestvorming en de ontstane schade. Schade door wortelgroei Boomwortels kunnen enorme kracht uitoefenen op metselwerk en daarmee scheurvorming veroorzaken. En dit hoeft echt geen woudreus te zijn, ook een klein boompje of struik te dicht bij een borstwering zal schade veroorzaken. Een schadelijk neveneffect van de scheurvorming is dat vocht dieper in het metselwerk kan dringen waardoor ook weer schade kan ontstaan. Het is dus aan te bevelen om voor het behoud van het metselwerk de boomgroei te beperken tot de achterzijden van de aanaardingen en begroeiing bovenop de gewelven te beperken. Langs de borstweringen zou men helemaal geen grote struik- of boomsoorten moeten laten groeien.
8
ALGEMENE SCHADEBEELDEN EN AANBEVELINGEN NHWL
1.2.2 Natuursteen Algemeen Over het algemeen betreft het hardsteen die gebruikt is als hoekblokken, duimblokken, sluitstenen en in enkele gevallen trappen. Een uitzondering vormen de hoekblokken en de trap van fort Jutphaas (reduit) die in rode Wezer zandsteen zijn uitgevoerd.
Trappen van reduit van fort Jutphaas (rode Wezer zandsteen) De schadeoorzaken zijn over het algemeen gelijk aan die van baksteen. Specifiek voor hardsteen/natuursteen zijn de volgende oorzaken: Steken en brandlagen Steken zijn natuurlijke breuken die bij blootstelling aan het buitenklimaat het uiteenvallen van de steen tot gevolg hebben. Uiteraard afhankelijk van de kwaliteit van de hardsteen en de aanwezigheid van steken daarin. Brandlagen zijn onvolledig verharde lagen van een soort bitumen in de steen die er na verloop van tijd uitslijten. Tegen beide verschijnselen is niets te doen. Gebroken delen zullen vervangen moeten worden. Schade door roestend ijzerwerk Bij duimblokken veroorzaakt roestvorming van ijzeren gehengduimen vaak scheurvorming. Bij hoekblokken is bij een enkel gebouw (Werk aan de Waalse Wetering) duidelijk geconstateerd dat de scheurvorming in de blokken veroorzaakt is door roestvorming van een ijzeren dook die een horizontale verankering van ongeveer een halve meter in het metselwerk had. Bij de overige gescheurde hoekblokken kon dit niet geconstateerd worden omdat de delen nog niet waren weggevallen. Hier kan dus de scheurvorming ook veroorzaakt zijn door de aanwezigheid van steken. Om de scheurvorming te stoppen zou de oorzaak in feite moeten worden weggenomen. Dus de ijzeren onderdelen verwijderen. Deze kunnen dan weer teruggeplaatst worden na een
9
ALGEMENE SCHADEBEELDEN EN AANBEVELINGEN NHWL
roestwerende behandeling of vervangen kunnen worden in roestvrijstaal. Vaak zullen gescheurde onderdelen vervangen moeten worden. Veel voorkomend schadebeeld, gescheurd duimblok als gevolg van roestvorming van de gehengduim. 1.2.3 Houten wanden Dit betreft in hoofdzaak de stijl en regelwerken van de genieloodsen en de daartegen aangebrachte rabatdelen. Met name de oude delen zijn vaak nog van goede kwaliteit. Het is zaak om het grondniveau onder de beplanking te houden. Op diverse plaatsen is houtrot geconstateerd als gevolg van grond die tot tegen de rabatdelen lag. Ook slecht schilderwerk is een oorzaak van houtrot. Bij matige bevestiging van de delen als gevolg van doorroesten van de bevestigingsnagels is het nog te overwegen om de delen opnieuw door te spijkeren met gegalvaniseerde of roestvrijstalen nagels van voldoende lengte. Het is van belang dat de aansluiting van onderdorpels van kozijnen goed waterdicht op de rabatdelen eronder aan sluiten. Het moeilijke punt zit in het feit dat de kozijnen strak tussen stijlen van de wand zijn geplaatst waardoor in de onderhoeken gemakkelijk lekkages optreden met houtrot tot gevolg. Lekdorpels onder de kozijnen zouden aan beide zijden iets voorbij de stijlen moeten schieten. Dan kan met een aftimmerlat tegen de kopse kanten van de rabatdelen en langs de wandstijl tot tegen de kozijnstijl een betere aansluiting worden verkregen. 1.2.4 Beton In de meeste gevallen betreft het ongewapend brikkenbeton, in plaats van het nu altijd toegepaste grind had men vroeger meer vertrouwen in gebroken stenen als vulmiddel. Een genoemde betonsamenstelling in het bestek van fort Vechten geeft de volgende verhouding; gebluste kalk : tras : zand : brikken / 6 : 7 : 5 : 17. Dus 13 bindmiddel staat tot 22 vulmiddel oftewel sterker dan 1 op 2. Het moge de oplettende lezer opvallen dat er geen cement in dit recept wordt gebruikt, maar gebluste kalk en tras. De meest voorkomende schade aan brikkenbeton is de witte uitbloei aan de buitenzijde en het afvallen van de pleisterlagen. De witte uitbloei zelf is op zich niet schadelijk maar is het gevolg van indringen van vocht in de beton en het oplossen en verplaatsen van mineralen. De uitbloei kan bijvoorbeeld zijn calciet, ettringiet (wanneer cement is toegepast) en uiteraard nog meerdere soorten gips, de werkelijke samenstelling van de uitbloei is niet zo te zien maar alleen na chemisch onderzoek te bepalen. Bij vorming van zouten en gipsen in het beton kan wel grote schade ontstaan. Door kristallisatie kan grote druk ontstaan waardoor het beton kan scheuren met een toename van het indringen van vocht tot gevolg. Indringen van vocht in het beton zal dus voorkomen moeten worden. Het is aan te bevelen om goede dakbedekking aan te brengen en schade aan gevels tijdig te herstellen. Afhankelijk van de aard en plaats van de scheurvorming in een gebouw is het aan te bevelen om ook de
10
ALGEMENE SCHADEBEELDEN EN AANBEVELINGEN NHWL
De plofsluis bij Nieuwegein, gewapend beton. scheuren af te dichten of op te vullen om indringen van water tegen te gaan. Het volzetten van een dilatatie scheur is bijvoorbeeld niet aan te bevelen, maar afdekken (dak) of met roestvij staal steengaas (gevel) overpleisteren wel. Een bijzonder geval betreft de Plofsluis bij Nieuwegein. Dit gebouw is wel van gewapend beton en vertoont grote schade als gevolg van roestende wapening. Hier is groot onderhoud op korte termijn noodzakelijk. 1.3 Buitenpleisterwerk Dit betreft grotendeels pleisterwerk dat rond het maaiveld is aangebracht op die plaatsen waar grond tegen de muurwerken aanwezig is of is geweest. Ook op de borstweringen is vaak pleisterwerk aanwezig. Over het algemeen is dit een cementgebonden harde mortel die in veel gevallen deels of geheel losstaat. Op die plaatsen waar de specie bij het aanbrengen goed gehecht heeft is in veel gevallen schade aan de achterliggende stenen ontstaan. De pleisterlaag is te afdichtend geweest waardoor vocht zich erachter heeft kunnen ophopen zodat bij vorst schade kan ontstaan. Bij aanbrengen van pleisterlagen altijd kiezen voor een pleisterlaag die qua hardheid overeenkomt met het achterliggende metselwerk. Eventueel zou men op de raaplaag een dampopen muurverf kunnen aanbrengen.
11
ALGEMENE SCHADEBEELDEN EN AANBEVELINGEN NHWL
Remise van fort ’t Hemeltje, weggevallen pleisterwerk en witte uitbloei. 1.4 Vensters 1.4.1 Hout Bij een aantal gebouwen zijn gebreken aan de houten onderdelen in en aan de gevels aangetroffen. In de meeste gevallen als gevolg van houtrot. Bij uitstukken van kozijnen altijd hout gebruiken van dezelfde houtsoort. Het aangetaste houtwerk ruim verwijderen en eventueel bestrijding van de zwamaantasting uitvoeren (ook nieuw hout behandelen). De oude en nieuwe delen verbinden door middel van een liplas (bij voorkeur schuin met iets afwaterende borsten) en de verbindingsvlakken voortijds goed dik met grondverf insmeren en nat in elkaar zetten. Geen lijm of iets dergelijks toepassen omdat dit een te waterdichte laag vormt waar vocht kan ophopen. Gebruik van schroeven of andere metalen verbindingsmiddelen die permanent in het hout blijven zitten is af te raden omdat daarop vaak condensvorming optreedt met houtrot tot gevolg. Mocht dit toch noodzakelijk zijn dan is het zaak dat roestvrijstalen of messing schroeven worden toegepast. Uiteraard is het bepalen en het wegnemen van de oorzaak van houtrot essentieel. Vaak is een simpele aanpassing van de detaillering voldoende om houtrot tegen te gaan, bijvoorbeeld het aanbrengen van een waterhol aan de onderzijde van een nieuwe dorpel en/of het vergroten van de omtrekspeling aan de onderzijde van ramen. Bij luiken en deuren is het aan te bevelen om deze aan de bovenzijde van een loodafdekking te voorzien om indringen van vocht in het kopse hout te voorkomen. In een aantal gevallen is schade aan het houtwerk ontstaan door roestvorming van de gehengen. Behandelen of in ernstige gevallen vervangen van de gehengen is dan noodzakelijk. En specifiek geval is de toren van fort Honswijk waar de kozijnen in de binnenring erg slecht zijn. Vervangen van de kozijnen heeft in zo’n geval geen zin als de gevels niet eerst geruime tijd gedroogd hebben. Dus zal een afdekking over de binnenring aangebracht moeten worden.
12
ALGEMENE SCHADEBEELDEN EN AANBEVELINGEN NHWL
1.4.2 Gietijzer/staal In de meeste torens zijn voor de schietgaten aan de binnenzijde draaibare gietijzeren ramen aanwezig. Ook in de ring van de binnenplaats zijn meestal rondboog ramen aanwezig. De ramen vertonen in meer en mindere mate roestvorming. Bij een aantal gebouwen zijn de ramen verwijderd en zijn openingen dichtgemetseld waarbij bijvoorbeeld in het geval van fort Asperen de gietijzeren omrandingen zijn blijven zitten. Door roestvorming in het algemeen zijn veel ramen niet meer gangbaar en ook ontstaat schade aan het omliggende metselwerk. In een aantal gevallen worden met name de kelders niet droog gepompt omdat een hoge luchtvochtigheid gewenst is voor de aanwezige vleermuizen. Hier is een spanningsveld aanwezig tussen behoud van het gebouw en natuurbeheer. Behandelen van het ijzerwerk is dan uiteraard technisch gezien wel aan te bevelen maar niet echt zinvol te noemen (eventueel de ramen verwijderen en elders gebruiken/opslaan?). In het algemeen is het wel aan te bevelen om de roestvorming tegen te gaan en te behandelen waarbij het vaak noodzakelijk is om de beglazing te verwijderen zodat ook de sponningen goed behandeld kunnen worden. Roestend ijzerwerk in muurwerken zou vrijgehakt en ontroest moeten worden. 1.5 Deuren, poortjes en toegangen Houten deuren Hiervoor geldt hetzelfde als de luiken. Bij de deuren is het van belang dat deze ook aan de onderzijde behandeld worden bij een schilderbeurt. Gezien het gewicht van de deuren zeker geen eenvoudige zaak. Het regelmatig verwijderen van grond onder de deuren is gunstig voor het behoud ervan en het schilderwerk..
Lunet 3: de deuren zijn aan de onderzijde door houtrot aangetast door een te kleine omtrekspeling en ophoping van vuil onder de deuren.
13
ALGEMENE SCHADEBEELDEN EN AANBEVELINGEN NHWL
Metalen deuren en luiken Deze vertonen met name rond de erop bevestigde strippen, gehengen en sluitwerk roestvorming. Meestal putvormig. In enkele gevallen is de roestvorming dusdanig dat de delen losgemaakt en behandeld of vervangen zullen moeten worden. Bij behandelen zal de roest grondig verwijderd moeten worden, bijvoorbeeld door middel van stralen. De deuren zouden aan de onderzijde vrij gehouden moeten worden van grond en begroeiing. IJzeren luik met algemeen schadebeeld: roestvorming ter plaatse van de strippen en gehengen.
1.6 Glas- en schilderwerk In het algemeen kan gesteld worden dat aan het schilderwerk langdurig geen of te weinig aandacht is besteed. Voorafgaand aan eventuele behandeling is het van belang dat aangetaste delen zorgvuldig worden uitgestukt of vervangen en dat vochtig hout voldoende heeft kunnen drogen. Bij behandeling van ijzeren onderdelen zullen deze goed ontroest moeten worden.
14
ALGEMENE SCHADEBEELDEN EN AANBEVELINGEN NHWL
2 DAKEN 2.1 Dakconstructies en dakbedekking 2.1.1 Hout Dit betreft de houten kappen van de genieloodsen, de fortwachterswoningen en een enkele kruitopslag. Van de genieloodsen bestaan deze uit in de gevel opgenomen tussenbalkgebinten waarop A-spanten staan. Meestal zijn enkele stalen trekstangen aanwezig van de A-spanten naar de tussenbalk van het gebint. Voor de kruitkamers en fortwachterswoningen betreft het A-spanten of schenkelspanten. De voorkomende gebreken zijn met name veroorzaakt door lekkages via het dak of hemelwaterafvoeren. Nergens zijn noemenswaardige gebreken geconstateerd als gevolg van aantasting door houtworm of boktor. De dakbedekking betreft pannen waarbij de aandachtspunten met name liggen bij de aansluitingen op de gevels en windveren. 2.1.2 Steen/beton Dit betreft de stenen of betonnen gewelven en aanstortingen van de aangeaarde gebouwen. De traditionele opbouw van het dak is een gewelf met daarover een op afschot aangebrachte opstorting of opmetseling die waterdicht werd afgesmeerd. Hierover werden vaak stenen plat of op de kant met daarover stenen plat aangebracht zodat een soort drainerende laag ontstond. Over deze stenen werd de grondlaag aangebracht. Zie onderstaande foto.
Bomvrije kazerne fort Nieuwersluis. Hier is de opbouw van de drainerende laag zichtbaar. De gewelven zijn over het algemeen in de lokalen drie steens dik. In het bestek van fort Vechten is aangegeven dat voor bepaalde ruimten de gewelven minder dik moesten zijn. Dit betreft de privaten (1 ½ steens), bergkamers en de opslagkamers voor projectielen (1 steens). De voorkomende gebreken zijn scheurvorming en vochtdoorslag/zoutvorming.
15
ALGEMENE SCHADEBEELDEN EN AANBEVELINGEN NHWL
De scheurvorming is meestal in de kruin van het gewelf te zien en is in de meeste gevallen niet verontrustend zolang geen lekkages optreden of delen kunnen wegvallen. De scheurvorming kan verscheidene oorzaken hebben: • Verzakking fundering Weinig voorkomend. Meestal naast een schoonwaterkelder of beerput. Bijvoorbeeld fort Honswijk zijn scheuren ontstaan nadat het grondwaterpeil een tijd erg laag heeft gestaan. • Oorlogsgeweld Bijvoorbeeld reduit van fort Rijnauwen. • Krimp van de mortel Gezien de sterke samenstelling van de mortel zal krimp zeker zijn opgetreden. Mogelijk is de algemeen voorkomende geringe scheurvorming in de kruin van het gewelf hier het gevolg van. • Werken van bouwwerk Als gevolg van werken van materialen bij temperatuursverschillen ontstaat spanning in het gebouw zodat natuurlijke dilataties ontstaan. Bij gebouwen waar de gronddekking permanent verwijderd is (bijvoorbeeld remise fort Spion) is dit effect waarschijnlijk sterker. • Werkzaamheden aan of op een gebouw. Bijvoorbeeld de toren van fort Vuren. Hier is in later tijd een verdieping verwijderd. Mogelijk geweld waarmee dit gepaard is gegaan kan zeker schade hebben veroorzaakt. • Roestend ijzerwerk In de gewelven zijn veel ijzeren ogen aanwezig waaraan schappen gehangen konden worden. De ogen zijn plaatselijk fors door roestvorming aangetast. Op zich is de daardoor ontstane schade beperkt. De vochtdoorslag is vaak te zien bij scheuren en ter plaatse van de aansluiting op de borstweringen. Het is in het algemeen aan te bevelen om te zorgen voor een goede bedekking op de gewelven en goede afwatering intern indien aanwezig. In een aantal gevallen is in het verleden reeds een nieuwe bedekking aangebracht. Vaak betreft het dan een bitumenbedekking en in een enkel geval (werk aan de Korte Uitweg) een rubberbedekking. In combinatie met het aanbrengen van de bedekking zou zeker ook een goede waterdichte aansluiting met de borstwering gemaakt moeten worden. 2.2 Goten Betreft grotendeels zinken goten van genieloodsen en fortwachterswoningen waaraan het reguliere onderhoud als reparatie en schoonmaken noodzakelijk is. Op een aantal gebouwen zijn gietijzeren goten aanwezig. Vaak vertonen deze flinke roest en scheuren ter plaatse van de overlappen tussen de delen die mede ontstaat door roestvorming van de ijzeren koppelbouten. Afnemen, goed ontroesten en weer terugplaatsen is een goede oplossing. Een andere oplossing kan zijn het aanbrengen van een bekleding in de gietijzeren goot. Bijvoorbeeld koper dat op een houten rooster is aangebracht met een extra glasvlies als tussenlaag om elektrolytische werking te voorkomen. De hemelwaterafvoeren zouden in zink of koper uitgevoerd kunnen worden. Dat is wat degelijker dan kunststof. 2.3 Hemelwaterafvoeren Betreft de druipkokers die in de meeste grote en voor manschappen geschikte gebouwen zijn toegepast. Het hemelwater wordt via standleidingen in de rechtopstanden naar een buizensysteem onder de begane grond naar schoonwater kelders afgevoerd. 16
ALGEMENE SCHADEBEELDEN EN AANBEVELINGEN NHWL
In veel gevallen functioneren de druipkokers niet meer waardoor vochtoverlast in het gebouw ontstaat. Het is uiteraard mogelijk dat zich ook op de gewelven problemen voordoen door verstopping van de uitlopen. Dit zou dan binnen zichtbaar zijn als de druipkoker niet meer druipt. Het is van groot belang dat het afwateringssysteem naar behoren werkt. Bij vervanging/aanbrengen van dakbedekking op de gewelven is het noodzakelijk dat ook hieraan voldoende aandacht wordt besteed. Het is te overwegen om in de druipkokers binnenpijpen aan te brengen van bijvoorbeeld kunststof. In het ondergrondse buizensysteem komt het voor dat de buizen tussen de rechtopstanden verzakt zijn als gevolg van nazakken van het opgebrachte zand waardoor de doorstroming verstoord is. Ook hieraan zal de nodige aandacht besteed moeten worden. Veel voorkomend probleem: Westbatterij Muiden, niet functionerende afwatering. Komt zowel bovendaks als in het interieur/ondergronds veel voor. Bij de kleine gebouwen zijn geen druipkokers aanwezig. Waarschijnlijk wordt het hemelwater hier via de zijkanten en achterkant van het gebouw afgevoerd. Een bijzonder geval is het reduit van fort Jutphaas waar geen hemelwaterafvoersysteem aanwezig blijkt te zijn. Ten behoud van het gebouw zullen hier zeker de nodige aanpassingen aangebracht moeten worden.
2.4 Schoorstenen/ventilatie kanalen De bemande gebouwen zijn vrijwel allemaal voorzien van vrij veel schoorstenen. Ook zijn in de lokalen vaak afsluitbare gietijzeren roosters aanwezig waarachter zich ventilatiekanalen bevinden. Ten behoeven van een goede ventilatie in de gebouwen en daarmee een beter binnenklimaat is het aan te bevelen om de openingen vrij te houden. De schoorstenen “buitendaks” zijn vaak in mindere conditie zodat herstelwerk noodzakelijk is.
17
ALGEMENE SCHADEBEELDEN EN AANBEVELINGEN NHWL
3. INTERIEUR 3.1 Dragende constructies/vloeren In een aantal gebouwen zijn nog houten balklagen en vloeren aanwezig. Als gevolg van het meestal vochtige binnenklimaat is een deel ervan door zwam aangetast. Met name in de torens zijn deze vloeren en balklagen op grote schaal in beton vervangen. In hoeverre de toename van het gewicht effect heeft gehad op de fundering is niet te beoordelen. Bij vernieuwen van houten balklagen is het noodzakelijk dat de balkkoppen bij de oplegging NIET worden ingemetseld maar rondom vrij opliggen zodat ventilatie rond de balkkop mogelijk is (zie bijvoorbeeld fort Asperen). Aan de betonnen vloeren zijn behoudens wat zeer geringe “betonrot” geen noemenswaardige gebreken geconstateerd. 3.2 Gewelven Zie opmerkingen bij rubriek 2.1. De gewelven zijn vaak gemetseld en van een snijvoeg voorzien. Van enkele gebouwen zijn de gewelven van gestort brikkenbeton. Over het algemeen zijn de gewelven nog in een goede staat behoudens enkele uitzonderingen. Als een scheur in een gewelf geen lekkages vertoont en geen delen dreigen weg te vallen, is herstel constructief gezien niet noodzakelijk. Een goede waterdichte dakbedekking en bekleding van borstwering is van groot belang voor het behoud van de gewelven.
Weggevallen delen van het gewelf, herstel is noodzakelijk (fort Rijnauwen).
3.4 Kelders In vrijwel al de bemande gebouwen zijn kelders aanwezig. Meestal betreft het schoonwaterkelders of beerputten. De schoonwaterkelders zijn ruimten die van binnen zijn bekleed met geglazuurde estriken en waarin het hemelwater werd opgevangen. Dit werd weer door de manschappen geconsumeerd. Behoudens een enkele zijn de schoonwaterkelders niet geïnspecteerd maar noemenswaardige gebreken zijn er niet te verwachten. Het is overigens bij de torens zo dat een ruimte in de kelder wordt gebruikt als opvangbekken. Deze zijn te herkennen aan het feit dat ze geen toegangsdeur hebben.
18
ALGEMENE SCHADEBEELDEN EN AANBEVELINGEN NHWL
4 DIVERSEN 4.1 Bruggen De bruggen bestaan uit gemetselde landhoofden, jukken van hout of staal met daarover stalen liggers met een houten brugdek. Meestal was een deel van de brug ophaalbaar of wegneembaar. Een uitzondering is de geheel gemetselde brug van fort Vossegat. Van de geïnspecteerde bruggen bevinden zich er in ieder geval zes in matige tot zeer slechte staat. Deze bruggen kunnen niet meer gebruikt worden. Algehele restauratie/nieuwbouw is noodzakelijk. Bij bevestiging van een houten brugdek op ijzeren liggers zou men metalen klemstrippen kunnen toepassen die aan beide zijden van de ligger met slotbouten aan de dekplank worden bevestigd. Eventueel aanslagen op de ligger lassen tegen lopen van de dekplanken.
Brug van werk aan de korte uitweg. Zo op het oog in redelijke staat maar behoorlijk verzakt en constructief erg slecht door roestvorming van de liggers
19
ALGEMENE SCHADEBEELDEN EN AANBEVELINGEN NHWL
Van dichtbij beoordeeld, zware roestvorming brugligger. 4.2 Bomen/begroeiing Zie ook opmerkingen bij rubriek 1.2.1. Door wortelgroei kan schade ontstaan aan metselwerk van gevels en gewelven en aan eventueel later aangebrachte dakbedekkingen. Tevens kunnen de wortels de druipkokers ingroeien en zo verstoppingen veroorzaken. Beperken van de begroeiing is noodzakelijk.
Voorbeeld een remise op fort Jutphaas. De grote boom staat erg dichtbij de borstwering en zal zeker schade veroorzaken.
20
ALGEMENE SCHADEBEELDEN EN AANBEVELINGEN NHWL
4.3 Vogels en vleermuizen Het feit dat een groot aantal gebouwen bewoond wordt door vleermuizen is een goede zaak. Het is zaak om een goed evenwicht te behouden tussen natuur en cultuur. Liefst zodanig dat beide er geen nadelige gevolgen aan ondervinden. Bij een aantal gebouwen is herstel van het geheel niet aan de orde, bijvoorbeeld fort Tienhoven en fort Uitermeer. Eventueel consolideren van de bestaande toestand is dan het hoogst haalbare. Echter in de meeste gevallen is met enige inspanning nog wel een goed resultaat te bereiken, en is het ook zeker aan te bevelen om het meest noodzakelijke herstel uit te voeren.
21
ALGEMENE SCHADEBEELDEN EN AANBEVELINGEN NHWL
BIJLAGE 1: GEINSPECTEERDE FORTEN NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE Objectnr.
naam
Inspectie door monumentenwacht
1 4 5 6
Westbatterij bij Muiderslot Fort Ronduit Werken aan de Karnemelksloot Hoofdwerk ten zuiden van Naarden
Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Fort Uitermeer Fort Hinderdam Fort Kijkuit Fort Spion Fort Nieuwersluis Fort Tienhoven Fort Maarsseveen Fort De Gagel Fort De Klop Fort Ruigenhoek Fort Blauwkapel Fort Voordorp Fort De Bilt (ten noorden) Fort De Bilt (ten zuiden) Werken bij Griftestein
Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht
22 23 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 51 52 53
Fort Hoofddijk Lunet I Lunet III Lunet IV Fort Vossegat Fort bij Rijnauwen Fort bij Vechten Fort 't Hemeltje Fort Jutphaas Bat. a/d Overeindse Weg Fort Vreeswijk Plofsluis Werk a/d Waalse Wetering Werk aan de Korte Uitweg Lunet aan de Snel Fort Honswijk Werk aan de Groeneweg Fort Everdingen Werk aan het Spoel Werk aan de Diefdijk Fort Asperen Fort bij de Nieuwe Steeg Fort Vuren Batterij onder Brakel Batterij onder Poederoijen Fort Giessen Fort aan de Uppelse Dijk Werk aan de Bakkerskil
Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Gelderland Gelderland Gelderland Gelderland Gelderland Gelderland Gelderland Gelderland Gelderland Gelderland Gelderland Gelderland N- Brabant Gelderland N- Brabant Gelderland Gelderland Gelderland N- Brabant N- Brabant N- Brabant
22