De Nicolaaskerk Midden in het Utrechtse Museumkwartier vinden we de Nicolaaskerk, door velen ook wel de Nicolaïkerk of Klaaskerk genoemd. De kerk is één van de vier middeleeuwse Utrechtse parochiekerken en dateert uit de 12e eeuw. Uniek is het voor parochiekerken ongebruikelijke tweetorenfront, dat nog goed de romaanse oorsprong van de kerk laat zien.
Op een kruising van waterwegen De Nicolaaskerk ontstond op een kruising van waterwegen, namelijk de Kromme Rijn en de in de 12 e eeuw gegraven Vaartse Rijn en de Oudegracht. De naam van de kerk is afkomstig van de patroonheilige Sint Nicolaas, beschermheilige van onder andere zeelieden. De naam verwijst dus naar de ligging van de kerk, die voornamelijk werd bezocht door de omwonende vissers, schippers en handelslui. Naast de vanzelfsprekende religieuze functie had de kerk voor de buurtbewoners nog een andere, meer praktische functie. In 1429 werd er een uurwerk in de zuidtoren geplaatst. Het bijhouden van de tijd was handig in verband met de religieuze verplichtingen, maar droeg ook zeker bij aan de handels- en havenactiviteiten. Dit uurwerk is in 1585 vervangen door een uurwerk van G. Wouters en staat tegenwoordig opgesteld in de Nicolaaskerk voor bezichtiging.
Het ontstaan en de bouw van de Nicolaaskerk Met de bouw van de kerk is gestart rond het jaar 1110. Oorspronkelijk was de Nicolaaskerk een romaanse kruisbasiliek. De kerk bevat momenteel als een van de weinige middeleeuwse Utrechtse kerken nog enkele oorspronkelijke romaanse elementen. Zo zijn verschillende pijlers en het koorgewelf nog origineel. Aan de buitenkant is de romaanse oorsprong nog te zien aan het tweetorenfront. Inwendig is de voorgevel verdeeld in verdiepingen met tussen de twee torens een tribune, die plaats bood aan de hoge geestelijkheid. Een dergelijke voorgevel met twee torens is vrij uitzonderlijk voor een parochiekerk. Parochiekerken waren over het algemeen eenvoudige kerken voor het gewone volk en hadden doorgaans nooit twee torens. Dit was alleen zo bij kathedralen, klooster- en kapittelkerken. Mogelijk had de kerk aanvankelijk een andere functie, maar er is niet met zekerheid te zeggen welke functie dat dan geweest moet zijn. Al aan het begin van de 13e eeuw werd de kerk ingrijpend verbouwd. Vanwege het groeiende aantal kerkgangers moest de kerk worden uitgebreid en werden de zijbeuken verhoogd. In de periode van 1465 tot 1479 werd de romaanse Nicolaaskerk verbouwd tot een gotische hallenkerk onder leiding van bouwmeester Jacob van der Borch. De kerk kreeg een nieuw zadeldak dat werd doorgetrokken tot tussen de torens. Dit ging ten koste van de tribune. Een aantal delen van het romaanse interieur bleef wel behouden, zoals enkele pijlers en het koorgewelf. De beide torens van de Nicolaaskerk hadden oorspronkelijk een lage spits, maar in 1586 werd de zuidelijke toren verhoogd met baksteen ten behoeve van een nieuw klokkenspel van Thomas Both. Op het baksteen werden grijze strepen geschilderd als imitatie-tufsteen. In het jaar 1674 raasde er een zware storm over een groot deel van het land, waarbij veel gebouwen schade opliepen. Ook de noordtoren van de Nicolaaskerk verloor zijn spits. De spits is toen vervangen door een lage kap. Hierdoor is het verschil in hoogte tussen de twee torens nog groter geworden.
In 1718 stortte de noordoostelijke romaanse vieringpijler in. Deze werd niet hersteld, maar om de eenheid in het gebouw te bewaren is de tegenoverliggende pijler ook gesloopt. Het gewelf werd hier plaatselijk op aangepast.
De Reformatie In 1566 trof de Beeldenstorm de Nicolaaskerk en in 1579 werd de kerk officieel protestants. Dit had grote gevolgen voor de inrichting van de kerk: de heiligenbeelden verdwenen, de glas-in-loodramen werden verwoest en het koor raakte volledig buiten gebruik. Openbaar katholiek zijn werd na de Reformatie verboden. Veel kerken en kloosters bleven zonder functie en werden nog maar zelden bezocht. Er waren namelijk voldoende kerken beschikbaar voor de hervormde godsdienst. De Nicolaaskerk raakte steeds meer in verval en de stedelijke overheid besloot de torens te gaan slopen, zodat de stenen elders gebruikt konden worden. De omwonenden kwamen echter in opstand tegen deze sloop. De kerk mocht niet uit hun straatbeeld verdwijnen, het was een baken voor schippers en een ‘horloge’ voor heel Tolsteeg. De buurt begon een soort inzamelingsactie om de kerk op te knappen en nieuwe kerkklokken aan te kunnen schaffen. De klokken werden gegoten door buurtbewoner Thomas Both. Hij was echter voornamelijk kanongieter en niet zozeer gespecialiseerd in het gieten van klokken. Na een jaar moesten de klokken dan ook worden vervangen vanwege hun slechte kwaliteit, maar de buurt had haar kerk wel van de sloop weten te redden. Geschiedenissporen in het interieur Door de hoogte en het open karakter van de Nicolaaskerk oogt de kerk ruim en groots. De grote romaanse pijlers doen de meubels nietig lijken. In het interieur zijn veel oude bouwsporen terug te vinden. Zo zijn op de pijlers nog resten te zien van de oorspronkelijke hoogte van de zijbeuken. Het romaanse koorgewelf bevat een schildering met ornamentele en geometrische vormen, die is aangebracht in de 14 e eeuw. Door de schildering schemert nog een oudere afbeelding heen, vaag zijn rode concentrische cirkels te herkennen. In de vloer van het koor is te zien hoe groot de kerk in eerdere bouwfasen is geweest. Zo zijn er bouwstenen uit de romaanse en de gotische bouwperiode te onderscheiden. Wanneer men vanuit het koor het schip inkijkt is bovendien te zien dat de scheefstaande romaanse pijlers al heel wat jaren de zware last van het gewelf dragen. Rond de pijlers stonden vroeger luifelbanken. De luifels boven de banken en stoelen dienden om de winterse kou van de muren te weren. De nu nog aanwezige banken bestaan uit delen van deze banken. In de 15e eeuw werd aan de zuidzijde van het koor de Heilige Kruiskapel gebouwd. Deze was ooit eigendom van de kruisbroederschap. Op de kraagstenen zijn de profeten met zogenaamde Jodenmutsen afgebeeld. Zij zijn waarschijnlijk vervaardigd door bouwmeester Jacob van der Borch. In de rode zandstenen altaartafel staan vijf wijdingskruisen gegraveerd en een linnenweversspoel. De preekstoel, koperen lezenaar, koperen doopbogen en het doophek zijn alle in de 17 e eeuw vervaardigd. De zes koperen kaarsenkronen uit 1661 zijn gedecoreerd met de wapenschilden van de schenkers, namelijk de Staten van Utrecht, de Stad Utrecht en andere instanties waaronder het zakkendragersgilde. In de 18e eeuw zijn de huidige kerkbanken geplaatst. Zij zijn versierd met de wapens van de Staten van Utrecht, de stad Utrecht, de vijf Utrechtse kapittels en van vrouwe Reede-
Duyts van Voorhout, de stichtster van de fundatie van Renswoude. Zij had een eigen bank in de kerk. Tevens wordt de kerk onder meer gesierd door een monument voor de dichter Jacobus Bellamy (1757-1786) en de grafkapellen van de families Van Lynden van Lunenburg en Van Tuyll van Serooskerken.
De klokken In de koepel van de zuidtoren hangt een klokkenspel van de broers Pieter en François Hemony, afkomstig uit Lotharingen. Zij waren sinds 1641 werkzaam in Zutphen. In 1656 boden zij een klokkenspel uit 1649 aan het stadsbestuur van Utrecht aan. De Utrechtse Nicolaaskerk was echter niet de eerste keuze voor de klokken. Zo werden diezelfde klokken al eerder aangeboden in Keulen en Rome, maar door politieke en financiële omstandigheden konden de klokken daar niet worden aangekocht. Het Utrechtse stadsbestuur nam de klokken met veel enthousiasme over, mede dankzij het gunstige financiële aanbod. Tot op de dag van vandaag hangen en spelen de klokken in de zuidtoren van de Nicolaaskerk. Er zijn in 1997 een viertal moderne klokken van Petit en Fritsen aan toegevoegd met de namen: Salvator, Maria, Nicolaas en Johannes. In de noordtoren hangt een luidklok uit 1573 met de naam Martinus, gemaakt door Willem Wegewaert de Oude.
De orgels in de kerk In de Nicolaaskerk bevindt zich een aantal orgels. Twee zijn afkomstig van de Deense firma Marcussen. Dit bedrijf bracht veel internationale vernieuwing teweeg met haar orgels. Zij combineerde de oude renaissance en barokke elementen met de nieuwe technieken van het orgelbouwen. Het grote Marcussenorgel is gebouwd in 1953 en verving het Witteorgel. Dit orgel uit 1888 kon, nadat in 1948 een roosvenster werd ontdekt tijdens een restauratie, niet meer op zijn oorspronkelijke plaats worden teruggeplaatst. Het orgel was te hoog en zou dan het roosvenster blokkeren. Besloten werd een nieuw orgel te laten maken. Ingewijden beschouwen het nieuwe Marcussenorgel als een topstuk. Het is gebouwd naar 17e-eeuwse voorbeelden uit NoordDuitsland en is opvallend vanwege zijn front. Het bevat horizontale tongwerken (trompetten), iets dat tot 1953 nog nooit te zien was geweest in Nederland Het kleine Marcussenorgel dateert uit 1950 en is gebouwd als Sweelinckorgel voor de NCRV. Toen deze omroep naar een nieuwe studio verhuisde werd in 2000 dit orgel in bruikleen gegeven aan de Nicolaaskerk. Het koororgel is afkomstig van de Utrechtse orgelbouwers Van Vulpen en heeft in verscheidene kerken gestaan. Het staat sinds 1979 in de Nicolaaskerk.
Het Peter Gerritszorgel Eén belangrijk orgel bevindt zich niet meer in de Nicolaaskerk. Het is het orgel van Peter Gerritszoon, daterend uit 1477-79 en daarmee het oudste en belangrijkste bewaard gebleven orgel uit de Middeleeuwen in Nederland. In 1886 verkocht de kerk dit orgel aan het Rijksmuseum in Amsterdam. Voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd het orgel veilig opgeslagen in
een rijksbunker. Na de oorlog kreeg de orgelkas echter een nieuwe bestemming. In het kader van het herstel van oorlogsschade liet de overheid het orgel overbrengen naar Middelburg, waar het abdijcomplex door de bombardementen van 17 mei 1940 zwaar beschadigd was geraakt. De kas van het Peter Gerritszorgel werd opgenomen in de Koorkerk. Het binnenwerk van het orgel is elders opgeslagen en dus is het orgel niet in staat om muziek te produceren. De laatste jaren is er een discussie gaande over het wel of niet herplaatsen van het orgel in de Nicolaaskerk. Tegenstanders willen de kas in Middelburg houden, voorstanders zien het orgel en kas graag verenigd en in de Utrechtse kerk. Het orgel kan echter niet terug naar diens oorspronkelijke locatie in de kerk, omdat hier nu het Marcussenorgel hangt. Vooruitlopend op een eventuele herplaatsing in de Nicolaaskerk is er een proefopstelling gemaakt. Restauraties De eerste grote restauratie van de Nicolaaskerk vond plaats in de jaren veertig van de 20 e eeuw. De gevel werd ingrijpend gerestaureerd. Er kwam nieuwe tufsteenbekleding aan zowel de binnen- als de buitenzijde en de in de 15 e eeuw gesloopte tribune tussen de torens werd herbouwd. In de jaren zestig van de 20e eeuw werd de kerk opgenomen in een restauratieplan voor vijf Nederlandshervormde kerken, samen met de Domkerk, de Janskerk, de Buurkerk en de Jacobikerk. De restauratie van de Nicolaaskerk beoogde het zichtbaar maken van de gehele bouwgeschiedenis. Een deel van de tweede romaanse bouwfase werd hersteld en de in 1718 verdwenen vieringpijlers werden herbouwd. Het gewelf werd hersteld in gotische stijl zodat de eenheid van de hallenkerk niet verloren zou gaan. Om de verschillende bouwsporen zichtbaar te houden zijn enkele pijlers ongepleisterd gelaten en is de aanzet van het oorspronkelijk lagere gewelf van de zijbeuken nog zichtbaar. De rest van het interieur is wit gepleisterd. Gebruik toen en nu De Nicolaaskerk heeft door de jaren heen gediend als een rooms-katholieke parochiekerk en later als een protestantse kerk. De kerk is tegenwoordig onderdeel van de ‘Samen-opweg-kerk’. Het gebouw wordt ook gebruikt als expositieruimte voor het naastgelegen Centraal Museum en er worden tevens oude objecten uit andere kerken tentoongesteld. Rond de vele orgels ontwikkelde zich in de Nicolaaskerk een muzikale traditie. Met regelmaat geven de huidige organisten openbare orgelconcerten. Overigens vinden ook een paar keer per jaar de Nicolaasconcerten plaats in de kerk en wordt het koor gebruikt voor bijzondere diensten.
Bezienswaardigheden -
Het romaanse koorgewelf bevat een ornamentele schildering uit de 14 e eeuw. De schildering bestaat uit geometrische vormen. Er doorheen schemert een nog oudere afbeelding, waarvan rode concentrische cirkels te zien zijn.
-
Boven het koor is aan het plafond een gewelfschotel te zien. Deze dateert uit de 16 e eeuw en toont de heilige Nicolaas.
-
De kerk bezit zes koperen kaarsenkronen uit 1661. Hierop staan de wapenschilden van de
schenkers afgebeeld, waaronder de Staten van Utrecht, de Stad Utrecht en het Zakkendragersgilde. -
De eikendeur aan de westingang bevat een reliëf met scènes afkomstig uit het Oude en het Nieuwe Testament. Deze zijn vervaardigd door Cornelis Groeneveld in 1948.
-
De preekstoel, koperen lezenaar, koperen doopbogen en het doophek dateren allen uit de 17 e eeuw.
-
In de 15e eeuw werd door de kruisbroederschap de Heilige Kruiskapel gebouwd aan de zuidzijde van het koor. Op de kraagstenen in de kapel zijn de profeten afgebeeld. In de rode zandstenen altaartafel staan vijf wijdingskruisen gegraveerd en een linnenweversspoel.
Wetenswaardigheden -
Omdat de parochie van de Nicolaaskerk rond de Middeleeuwen en daarna een zeer groot gebied besloeg, kregen de twee pastoors beiden de beschikking over een paard om zo de parochianen te kunnen bezoeken.
-
Het jaar 1672 staat in de Nederlandse geschiedenis bekend als het Rampjaar. In dit jaar begon de Hollandse Oorlog en werd de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden aangevallen door onder andere Engeland en Frankrijk. In dit jaar maakten de Fransen gebruik van de Nicolaaskerk, echter niet om hun godsdienst te belijden, maar als haveropslag.
-
In 1813 verklaarde Pruisen de oorlog aan Napoleon. De Pruisisch-Russische legermacht was onder andere gelegerd in Nederland. De 16.000 mannen die gelegerd waren in Utrecht gebruikten de Nicolaaskerk als onderkomen voor hun paarden.
-
De kerk heet pas sinds de Reformatie officieel Nicolaaskerk, voor die tijd was de volledige naam de Sint-Nicolaaskerk.
Literatuur - Regteren, A., ‘Beknopt verslag van het oudheidkundig bodemonderzoek in de Nicolaïkerk e.o. te Utrecht’, in: Restauratie vijf hervormde kerken in de binnenstad van Utrecht (1969/1970), p. 3-16. - Kolman, C. e.a., Monumenten in Nederland: Utrecht, Utrecht 1996. - Taylor, S., ‘Het orgel in de Nicolaïkerk te Utrecht’, in: Het orgel 95, nr. 4 (1999), p. 12-19. - Rijk, H. de, ‘Bijzondere zonnewijzers in utrecht’, in: Oud Utrecht 76 (2003), pp. 62-65. - Onder redactie van Peter van de Coolwijk, Gerrit-Jan Kraaij, Biem Lap, Leny Noordermeer, Nel van de Ridder, Geo Rodermond, Ben van Spanje en Ton Tamse. In de ban van de kerk. 25 jaar Kerken Kijken Utrecht, Utrecht 2007. - ‘Oudste Nederlandse orgel in Lelystad te bezichtigen’, in: De orgelkrant 5, jr. 13 (2008), p. 1-5. - ‘Orgelkas weg uit Koorkerk’, in: PZC Schouwen-Duiveland 24-7-2009. - Kralt, T., Levende monumenten, geschiedenis, instandhouding en hedendaagse gebruik van Utrechtse binnenstadskerken, Utrecht 2009. - ‘Kort geding over verhuizing orgel’, in: PZC Walgeren 14-1-2011.
- ‘Oorlog om orgel: Zeeuws-Utrechtse twist om teruggave’, in: De weekkrant, stadsblad Utrecht 153-2011. Tekst: Marieke Lenferink en Lisa Olrichs Fotografie: Maarten Buruma