César Aira
De nachtelijke invallen van ambtenaar Varamo Uit het Spaans vertaald door Adri Boon
de geus
Tweede druk Oorspronkelijke titel Varamo, verschenen bij Anagrama Oorspronkelijke tekst © César Aira, 2002 Published by arrangement with the Michael Gaeb Literary Agency, Berlin Eerste Nederlandstalige uitgave © Adri Boon en De Geus bv, Breda 2007 Deze editie © De Geus bv, Breda 2009 Omslagontwerp Berry van Gerwen Omslagillustratie © Getty Images/Hulton Archive Druk ............................. isbn 978 90 445 1515 2 nur 302 Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van De Geus bv, Postbus 1878, 4801 bw Breda, Nederland. Telefoon: 076 522 8151. Internet: www.degeus.nl
Op een dag in 1923 verliet in de stad Colón (Panama) een klerk derde klasse het ministerie waar hij werkte, na eerst bij de kassier zijn loon te hebben opgehaald, aangezien het de laatste werkdag van de maand was. In de tijdsspanne tussen dat moment en het aanbreken van de volgende ochtend, zo’n tien tot twaalf uur later, schreef hij een lang gedicht, aus einem Guss, van het moment dat hij de pen oppakte tot het zetten van de laatste punt, waarna hij er geen komma meer aan veranderde. Om het bijzondere hiervan te onderstrepen dient vermeld dat de man in de vijftig jaar dat hij inmiddels leefde nog nooit eerder ook maar een vers geschreven had en daar ook geen enkele behoefte toe had gevoeld; net zoals hij daarna nooit meer een dichtregel zou schrijven. Het was een bel in de tijd en in zijn bestaan, zonder verleden en zonder gevolgen. De inspiratie beperkte zich 7
tot het schrijven van dat ene werk en omgekeerd, het een voedde, en verteerde, het ander zonder een spoor achter te laten. Maar dit alles zou een onopgemerkt voorval zijn gebleven als de schrijver niet Varamo was geweest en het gedicht niet het bejubelde meesterwerk van de moderne MiddenAmerikaanse poëzie, De zang van het maagdelijke kind. Begin- en hoogtepunt ineen van de meest gedurfde avant-garde in de taal is het gedicht, dat enkele dagen later al, als om de mythe van de plotselinge genialiteit die het sindsdien omgeeft compleet te maken, in boekvorm gepubliceerd werd, keer op keer gekwalificeerd als een onverklaarbaar wonder vanwege de schier onoverkomelijke moeilijkheden waarvoor de criticus of literator zich gesteld ziet als hij tracht de ontstaansgeschiedenis van het werk te reconstrueren. Maar alles heeft een verklaring. En als we die in dit geval willen vinden, moeten we bedenken dat net zoals de episode een einde heeft (de tekst van het gedicht), die ook een begin had, even symmetrisch als gevolg en oorzaak, of omgekeerd. Het begin was zoals gezegd het moment waarop Varamo, na gedane arbeid, bij de administratie zijn salaris ging ophalen. En wat die triviale handeling tot een begin maakte, tot het begin van iets wat nog geen vorm en naam had, was dat hij deze keer valse bankbiljetten kreeg. (Zijn salaris be8
droeg tweehonderd peso; hij kreeg twee biljetten van honderd peso.) Dit verhaal beoogt in chronologische volgorde alle gebeurtenissen weer te geven vanaf het ogenblik waarop Varamo de twee biljetten aanpakte tot het moment waarop het gedicht klaar was. Het begin- en het eindpunt hebben met elkaar gemeen dat ze inbreuk maakten op zijn normale gedachtestroom. Nog nooit had hij een vals bankbiljet in handen gehad of zelfs maar gezien. Hij kon zich heel goed voorstellen wat vals geld was, maar er had zich in zijn omgeving nog nooit iets voorgedaan wat hem het idee kon geven dat zoiets daadwerkelijk bestond. Net zo had hij nog nooit poëzie geschreven of gelezen of zelfs maar aandacht besteed aan het bestaan van dat literaire genre of welk ander ook. Maar toen eenmaal het ene was gebeurd, gebeurde ook het andere, in een volstrekt vanzelfsprekende aaneenschakeling van oorzaak en gevolg. Niet vanzelfsprekend was het begin, en het einde, en die extreme willekeurigheid omsloot en isoleerde de reeks gebeurtenissen die zich daarbinnen met een ijzeren logica voltrok. Aan de andere kant veroorzaakte het heterogene karakter van het begin- en eindpunt (wat voor verband kan er bestaan tussen een paar valse bankbiljetten en een literair meesterwerk?) een ongebreidelde stroom tussenstappen. Vol van betekenis werd het van binnenuit bedreigd door het oneindige. 9
Totaal in de war verliet hij het ministerie. Hij had meteen gemerkt dat het om vals geld ging, op het moment waarop de kassier hem met een duizend keer herhaalde handeling de biljetten aanreikte, maar hij had niets kunnen doen of zeggen en was nog steeds even perplex. Wat moest hij met dat geld, dat een bescheiden bedrag vertegenwoordigde waar hij net een maand van kon leven? Zijn bureaucratische mentaliteit had hem ervan weerhouden op het moment zelf, voordat hij de biljetten aanpakte, te reageren, en nu ze eenmaal in zijn zak zaten was het te laat. Hij had het gevoel gehad dat in de onwettigheid van die briefjes een impliciet bevel tot geheimhouding en discretie school. Net zoals bijna alle ambtenaren deed ook hij niets speciaals om zijn loon te verdienen, dat hij als een soort geschenk beschouwde, en heel zijn instinct had erom geroepen het hoofd te buigen, niet te protesteren, er het zwijgen toe te doen. Het was hoe dan ook maar een schijntje, een aalmoes van de staat voor de bevoorrechte burgers uit de middenklasse die niet bij machte waren iets nuttigs te verrichten. Uiteraard kon zijn status nu veranderen zonder de sfeer van de staatskas te verlaten: als hij gepakt werd terwijl hij het valse geld wisselde zou hij de gevangenis in draaien. Hij wist werkelijk niet wat hij moest doen en kon bijna niet lopen van ellende: de paar honderd meter die hij moest afleggen om thuis te komen kwamen hem 10
voor als een reis om de wereld. Wat te doen, wat te doen? Er kwam geen enkel idee in hem op. De situatie was gewoon te vreemd. Tot dan toe had men in Panama nog nooit gehoord van vals geld. Daarbij werden in het land met zijn kabbelende economie slechts sporadisch nieuwe bankbiljetten uitgegeven. Maar als het iets ongekends was, hoe kon het dan dat hij het dadelijk in zijn volle omvang begrepen had? Het kon slechts verklaard worden als de reactivering van een archetypische situatie die kennelijk zelfs zo’n weinig wereldse pennenlikker als hij diep in zijn geest meedroeg. En dat verklaarde weer dat hij zich dermate bedrukt voelde dat hij zich afvroeg: maar waarom uitgerekend ik? Hoe het ook zij, hij was ondanks zijn verbijstering verder gelopen en stond nu buiten. Voor de ministeries lag het grote plein, kloppend hart van de stad. De namiddagzon zette de vederbossen van de palmen in gloed en daaronder, in de weldadige schaduw, krioelde het van de mensen. Uit de overheidskantoren om het plein kwamen golven ambtenaren die in alle richtingen wegliepen; er waren stelletjes die elkaar daar ontmoetten, de schooljeugd rende luidruchtig rond, oude mensen schepten een luchtje, kinderen maakten nog snel even hun spelletjes af voordat ze naar huis gingen. Hij moest ook naar het plein, maar eerst moest hij de straat oversteken, en dat deed hij voorzichtig, 11
want op dat moment startten de chauffeurs van de topambtenaren op de ministeries hun auto’s en voerden allerlei manoeuvres uit om de wagens zo dicht mogelijk te parkeren bij de deur waardoor hun baas naar buiten zou komen. Een en ander ging met nogal wat lawaai gepaard, dat zich vermengde met de honderden stemmen en het koor van de luid kwetterende vogels in de bomen. Door dat alles heen snerpte opeens een lange penetrante toon, die Varamo nog voor het geluid tot zijn bewustzijn was doorgedrongen, herkende en die hem deed opkijken naar de andere kant van het plein. Door de lange hoofdstraat kon hij zien dat de dagelijkse ceremonie van het strijken van de vlag inderdaad begonnen was. Tegenover de ministeries, aan de andere kant van het plein, lag het regeringspaleis, en elke middag om klokslag vijf uur kwam uit het portaal een groepje cadetten naar buiten gemarcheerd om de vlag te strijken die ze, in eenzelfde ceremonie, maar dan omgekeerd, ’s morgens vroeg hadden gehesen. Beide keren werd de langzame tocht omhoog en omlaag van de nationale vlag begeleid door de aanhoudende toon van een klaroen die nu de a gaf. Het schrille geluid van die toon klonk erg doordringend en dichtbij en maakte zich los van de soldaten die vanuit de verte gezien wel van speelgoed leken, een indruk die nog werd versterkt door de bontgekleurde uniformen, de metalige stramheid 12
van ‘in de houding’ die de jongens elke menselijkheid ontnam en hun smetteloze uiterlijk, geen haartje uit model, in scherp contrast met de tropische overdaad van alles wat hen omringde. Bij het oversteken van de straat keek hij goed uit voor de auto’s die zich heel langzaam, maar wel in alle richtingen, voortbewogen: een reed achteruit, toen vooruit en leek zelfs om hem heen te zwenken, alsof hij hem de pas wilde afsnijden. Het was een van de Hispano-Suiza’s die vele jaren eerder door de Fransen geïmporteerd waren, een enorm zwart gevaarte van acht meter lang dat ronkte en toeterde alsof het kwaad op hem was. Door de nerveuze toestand waarin Varamo zich bevond raakte hij even in paniek alsof een vreemd mechanisch monster hem als prooi had uitgekozen. Maar toen hij besloot met een wijde boog om de auto heen te lopen, desnoods op een holletje (hij maakte zich al op om dat te gaan doen), stond hij opeens naast de stoel van de chauffeur en zag hij dat de man hem riep. Hij verstijfde. De merkwaardige manoeuvres van de auto moeten als doel hebben gehad om naast hem komen; zijn poging de wagen te ontwijken had de bewegingen alleen nog vreemder gemaakt. Hij groette de man met een nerveuze glimlach, en op het ogenblik dat hij hem herkende kreeg hij opnieuw een paniekaanval. De chauffeurs van de ministeries vormden een gilde van lottoverkopers die de inzetten van ambtena13
ren zoals hij voorschoten. En Varamo leed aan een ernstige vorm van geheugenverlies als het ging om speelschulden, zodat het hem niet zou mogen verbazen dat hij er op een totaal onverwacht moment aan herinnerd werd. En dat zou best eens nu het geval kunnen zijn, aangezien die kerels moesten weten dat het vandaag betaaldag was en hij dus geld op zak had … En uitgerekend … Maar nee: toen het eindelijk tot hem doordrong wat er tegen hem gezegd werd, stelde hij vast dat het tegendeel waar was. De chauffeur wilde hem het geld geven dat hij met de lotto gewonnen had; of nou ja, niet hij, maar zijn moeder, die een fervente lottospeelster was en geen gelegenheid voorbij liet gaan om geld in te zetten op een reeks getallen die ze gedroomd of berekend had, dat wil zeggen, elke dag als ze naar het plein ging om in de buurt boodschappen te doen of met haar vriendinnen te kletsen. Deze keer had ze iets gewonnen, en de chauffeur wilde de prijs aan haar zoon meegeven; het was natuurlijk enigszins dubieus gebruik te maken van een tussenpersoon, maar het clandestiene karakter van het spel zelf veroorzaakte deze drang zo snel mogelijk alle prijzen uit te betalen, alle schulden te innen, een streep te trekken en weer van voor af aan te beginnen. Te opgelucht om te protesteren nam hij aan wat de chauffeur, tevens geldschieter, hem gaf. Toen pas stopte de zware auto, die door was blij14