N I EUWSB R I EF
12
VM2 A P R I L 2011
In VM2 wordt de bovenbouw van de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo samengevoegd met een opleiding mbo-niveau 2.
De monitor in vogelvlucht. PROJECTLEIDER OCW / LNV
J. Geraedts PROJECTLEIDING VM2
Ton Balk projectleider Jan Hoogendoorn WEBSITE OCW / LNV
www.voortijdigschoolverlaten.nl klik: VM2-button SAMENWERKING
OCW / LNV ECBO Balk Consultancy SLO ADRES VM2
Balk Consultancy
Op 14 april presenteerde Renee van Schoonhoven op de managementbijeenkomst een aantal gegevens uit de recente monitor die het expertise centrum voor het beroepsonderwijs (ECBO) in het najaar van 2010 heeft uitgevoerd. Zo vroeg men zich af: “Wat is de stand van zaken bij de experimenten eerste en tweede tranche en het borgingscohort?” Er is nagegaan, of er verschillen waarneembaar zijn tussen de drie cohorten experimenten en wat bijvoorbeeld de effecten op de loopbaan van de leerlingen zijn. Tevens speurde men naar de meerwaarde van de experimenten: wat de kwalitatieve en kwantitatieve opbrengsten zijn en welke factoren deze opbrengsten beïnvloeden. In vogelvlucht hebben wij enkele onderdelen van haar presentatie voor u samengevat. De leerlingen in VM2. In het najaar van 2010 doen - verdeeld over drie cohorten - ruim 3750 leerlingen mee aan het VM2-experiment. Driekwart van de leerlingen die in 2008 in de eerste tranche begon met VM2, volgt nu een andere onderwijsroute. Vooral leerlingen in de techniek stappen over, volgens de geïnterviewden veelal naar een beroepsbegeleidende leerweg (bbl) op het mbo. Overigens is de verwachting van een meerderheid van de experimenten tweede tranche, dat niet alle leerlingen VM2 gaan afronden. Zij verwachten dat een deel van de leerlingen van onderwijsroute gaat veranderen omdat ze willen doorleren aan een mbo-opleiding die niet in het VM2-traject van de school zit omdat ze willen overstappen op de bbl en/of omdat ze ‘gewoon naar het mbo’ willen en toe zijn aan een andere school.
Paulus Potterstraat 32 6566 ZM Millingen aan de Rijn
[email protected] [email protected] T 0481 433 823 (kantoor) M 06 51 03 91 19
De uitval. Deze is in de VM2-experimenten lager dan het landelijk gemiddelde en is ook aanzienlijk lager dan de scholen in kwestie een jaar eerder met hun vmbo-bb leerlingen meemaakten. De krimp van het leerlingenaantal. Hoe houden de scholen hun VM2-experiment bij afnemende leerlingenaantallen organiseerbaar? De projectscholen reageren er verschillend op. Sommige scholen mengen hun groepen leerlingen door VM2-leerlingen en reguliere leerlingen hetzelfde traject te laten volgen. Daarnaast is de tendens naar het verbreden van de afdelingsprogramma’s waarneembaar. Verschillen in type VM2-experimenten. Op basis van de verzamelde gegevens en de interviews met de experimenten tweede tranche, komt de ECBO tot een voorlopige typering van de VM2-experimenten. Bij elk van de typen is er sprake van dat het experiment wordt ingezet vanuit de vmbo-school en dat de huisvesting van het experiment zich op de vmbo-locatie bevindt. Er worden drie VM2-typen onderscheiden, die in een tabel in enkele kernpunten worden samengevat. Typering VM2 experimenten Samenwerking Licenties Examen vmbo Programma Cursusduur Benadering Motieven
VM2 NIEUWSBRIEF 12
Model I multilateraal generiek Ja gescheiden continuering klassikaal C/D
Model II bi- en multilateraal generiek Ja combi combi combi C/D
Model III bilateraal specifiek nee geïntegreerd verkorting individueel A/B
1
AOC DE GROENE WELLE, ZWOLLE AOC FRIESLAND, LEEUWARDEN AOC FRIESLAND, BUITENPOST AOC FRIESLAND, SNEEK AOC FRIESLAND, HEERENVEEN AOC OOST, ENSCHEDE AOC OOST, ALMELO MEREWADE COLLEGE, GORINCHEM MONDIAL COLLEGE, NIJMEGEN MONTESSORI COLLEGE, NIJMEGEN MONTESSORI SCHOLENGEMEENSCHAP, AMSTERDAM MUNNIKENHEIDE COLLEGE, RUCPHEN
Met VM2 kun je immers
een doorlopend, kwalificerend traject neerzetten op de vmbo-school voor leerlingen die dat nodig hebben. Ongeveer eenderde van de experimenten is te categoriseren als model I, als redelijk omvangrijke experimenten waarin meer dan één vmbo-school samenwerkt met één of meer mbo-opleidingen (multi-lateraal). Deze experimenten houden meestal het vmbo-examen overeind; na het vmbo-examen start op de vmbo-locatie aansluitend het mbo-programma (‘aaneen-rijgen’). Deze experimenten selecteren leerlingen niet direct op een specifieke motivatie of keuze voor een beroepsrichting; uitgangspunt is veelal een cursusduur van vier jaar. Om en nabij een kwart van de experimenten valt in de categorie van model III. Dit zijn relatief kleinschalige experimenten waarin één vmbo-school ten aanzien van een specifiek beroepsgericht programma samenwerkt met één mbo-opleiding (bilateraal). Deze experimenten slaan meestal het vmbo-examen over en programmeren een nieuwe leerroute van drie cursusjaren vanuit leerjaar 3 vmbo naar een startkwalificatie op niveau 2. Veelal gaat dit gepaard met het selecteren van een specifieke groep leerlingen voor het experiment, bijvoorbeeld leerlingen met een duidelijke beroepswens en/of een sterke motivatie. Circa 40% van de experimenten heeft zowel kenmerken van model I als van model III, en valt daarmee in model II.
succesvol traject, evenals een goede voorbereiding bij de aanvang. Van deze aspecten is niet altijd sprake (geweest). • Communicatie met ouders, leerlingen, docenten en het bedrijfsleven is essentieel voor de bekendheid van VM2 en kan draagvlak creëren. • Goede didactiek en pedagogiek kunnen het verschil maken. Goede begeleiding en zorg kunnen die leerlingen motiveren, die zonder VM2 zouden uitvallen. De praktijknetwerkdagen. Uit de vragenlijsten komt naar voren dat zowel de eerste als de tweede tranche experimenten tevreden zijn over de praktijknetwerkdagen en dat zij deze ook bezoeken. Eventuele tips zijn: de praktijknetwerkdagen meer toespitsen op overeenkomstige experimenten (zowel qua sector, afdelingsprogramma als keuze voor een examen) en op praktische zaken en adviezen. Daarnaast vinden de deelnemers het prettig als steeds een zelfde afvaardiging komt per experiment. Verder vinden de deelnemers dat de praktijknetwerkdagen goed in elkaar zitten.
van de 113 experimenten (6%). De experimenten die stoppen in de sector techniek geven aan dat dit vooral komt omdat de leerlingen in VM2 niet door kunnen in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl). Tenslotte merken de meeste experimenten op dat zij te maken hebben met een terugloop van het leerlingenaantal in de basisberoepsgerichte leerweg in het algemeen, en in de sector techniek in het bijzonder Experimenten over de toekomst. De meeste experimenten zien wel toekomst voor VM2 op de eigen school. Met VM2 kun je immers een doorlopend, kwalificerend traject neerzetten op de vmbo-school voor leerlingen die dat nodig hebben. Een keerzijde is dat je deze leerlingen niet alle mbo-opleidingskeuzen kunt bieden en dat je mede daardoor sommige leerlingen na het vmboexamen ‘moet laten gaan’. Er moet voor de leerlingen in deze zin wel ruimte blijven om een switch te maken. Voorwaarden voor continueren van VM2 in de toekomst zijn dat de samenwerking met het mbo op orde moet blijven en dat er leraren moeten zijn die dit willen blijven doen. Overigens vinden de meeste experimenten het geen probleem als VM2 ook voor andere scholen ‘vrijgegeven’ zou worden. Daar wordt bij aangegeven dat het goed zou zijn VM2 ook toegankelijk te maken voor leerlingen in de kaderberoepsgerichte leerweg en/of het concept uit te breiden naar ‘VM3’.
Moet VM2 op alle scholen mogelijk zijn? Een groot deel van de experimenten ziet daar geen enkel bezwaar in. Integendeel, het zou juist een goede zaak zijn omdat dan voor deze doelgroep jongeren, in samenwerking Wat zijn de belangrijkste leereffecten van de tussen beide schoolsoorten beter onderwijs kan worden neergezet. experimenten? • De scholen hebben inzicht gekregen in De procesmatige voortgang. hoe ze het experiment vorm kunnen geven en hoe ze het onderwijsprogramma Daarover melden de onderzoekers dat ze signalen zien, dat het ontwikkelproces op koers in kunnen vullen. Afstemming tussen het vmbo en mbo is hierbij essentieel. Daarom is. De experimenten weten vaker dan in voorgaande monitorrondes welk inhoudelijk conmoeten er goede (bindende) afspraken cept zij met VM2 willen realiseren. In dat vertussen beide worden gemaakt en is band wordt aangegeven dat men de eerste intensieve samenwerking nodig. • Professionalisering van de docenten is erg twee tranches nodig had om het traject inhoudelijk en organisatorisch goed neer te belangrijk. Door VM2 hebben vmbokunnen zetten. docenten meer inzicht gekregen in CGO Daarnaast is ook duidelijk dat een aantal exen mbo kwalificatie-eisen. Dit kost wel veel tijd en gaat soms moeizaam, maar ze perimenten in de eerste en tweede tranche De monitor zal binnenkort officieel gepubliinmiddels is gestopt, Bij de eerste tranche zien de meerwaarde van CGO in. ceerd worden en via de website www.vm2.nl gaat het om 13 experimenten (33%); in het • Eén betrokken VM2-docententeam met te vinden zijn. geval van de tweede tranche gaat het om 7 daarin mbo-expertise draagt bij aan een
2
VM2 Nieuwsbrief 12
AOC OOST, TWELLO ARENTHEEM COLLEGE, ARNHEM AUGUSTINUS COLLEGE, AMSTERDAM WATERLANT BEROEPSOPLEIDINGEN, AMSTERDAM DE ROSA, AMSTERDAM BONNEFANTEN COLLEGE, SITTARD NOVA COLLEGA, AMSTERDAM NOVA COLLEGE, LOCATIE VEENOORD, ROTTERDAM ORANJE NASSAU COLLEGE, ZOETERMEER OSG SCHIEDAM, SCHIEDAM PENTA COLLEGE, HOOGVLIET
“Ik ga naar de vrienden van VM2.” Zo karakteriseerde een van de deelnemers aan het praktijknetwerk van de sector Economie zijn behoefte om eens in de zoveel tijd nog even de ontwikkelingen die her en der plaats vinden met elkaar te delen. Het blijkt toch een gelegenheid om over de eigen muurtjes heen te kijken en van elkaar te leren. Inmiddels zijn er in de maand maart twee netwerkbijeenkomsten geweest en zullen er nog enkele volgen in mei. De programma’s van de netwerken Economie en Zorg & Welzijn die in maart bij elkaar kwamen hadden een vergelijkbare opbouw wat betreft de start. Dit omdat het ministerie er prijs op stelt enkele vragen over de voortgang van het VM2-traject in de groep neer te leggen. Maar eerst gaf projectleider Ton Balk een uiteenzetting van de stand van zaken waarbij hij onder andere aantoonde dat de krimp van het aantal leerlingen niet beperkt blijft tot bepaalde sectoren. “Er is, wellicht als gevolg daarvan, een tendens waarneembaar dat het aantal vmbo’s dat intersectoraal gaat toeneemt.” Op vragen uit de groep over de toekomstverwachting maakte hij de inschatting, dat er een parallelle ontwikkeling zal plaats vinden van VM2, de vakcolleges, en andere vormen van nauwere aansluiting en afspraken over doorlopende leerlijnen tussen het vmbo en het mbo in een regio. Die laatste ontwikkeling zal gestimuleerd worden door versoepeling van de regelgeving, zoals de minister die aankondigt in haar brief “Kick-off onderwijsexperimenten in krimpregio’s”, van 25-02-2011. Een belangrijk bericht in het kader van de zoektocht naar modellen, waarin de leerling niet te vroeg voor een uitstroomprofiel hoeft te kiezen, is wellicht de zorg die door de MBO-Raad is geuit over het grote aantal, veel te specialistische kwalificatiedossiers. Daar worden initiatieven genomen om te onderzoeken, hoe die hoeveelheid kan worden teruggedrongen naar kwalificaties die breder van opzet zijn.
De voortgang van de VM2-projecten. Het eerste thema dat door de begeleidingsgroep van het ministerie wordt voorgelegd aan de praktijknetwerken, gaat over de samenwerking tussen de partners uit het vmbo en mbo. Enkele voorbeelden uit de vele opmerkingen die hierover worden gemaakt: Op een locatie waar zowel vmbo als mbo in hetzelfde gebouw gehuisvest zijn, komt men er achter dat de informele lijnen kort zijn , omdat men elkaar bij de koffie treft en snelle afspraken kan maken. “Maar alles moet ook formeel afgedekt worden. Dat betekent dat wij toch nog meer op papier moeten vastleggen.“ Een andere vmbo-instelling heeft te maken met 7 crebo’s en daardoor met evenzoveel afdelingen op het roc die alle hun eigen stijl hebben ontwikkeld. “Dat is heel complex, en we verliezen af en toe het overzicht.” Er komen ook adviezen naar boven voor scholen die in de toekomst een dergelijke samenwerking willen opzetten: zorg dat van
de stuurgroep ook mensen in de werkgroep zitten: “Je hoeft niet over drie schijven steeds mensen iets uit te leggen. En tevens: zorg ervoor dat de personen die in de projectgroep functioneren ook beslissingsbevoegdheid hebben, dus er moeten, naast docenten, ook zeker managers participeren.” Een vertegenwoordiger poneert de stelling: “De bottleneck zit niet in de staart, in casu de kwalificering en examinering, maar in het tussenstuk. Op het snijvlak vmbo - mbo.” Hier doelt men met name op de rol van de docent. Een aantal vmbo-docenten hebben angst voor, en zijn dus afwerend omtrent hun rol als coach, of studieloopbaanbegeleider. Anderzijds zijn er geluiden van mbo-docenten die ziek worden van de ervaringen, om met jonge leerlingen van vmbo-signatuur te moeten werken. Een tweede thema betreft de inrichting van het onderwijs. De meesten zitten nu in de fase van onderlinge afstemming. Sommige projecten gebruiken materiaal van het Consortium voor het Beroepsonderwijs. Anderen nemen het hele programma dat door het mbo ontwikkeld is en geven de student de kans het in 1 of 2 jaar te doen. De leerling bepaalt zelf het tempo. Een aantal deelnemers vindt het nodig dat er een scenario of stroomschema is met een tijdpad waarop keuzes gemaakt worden en producten er moeten zijn. Sommige vmbo’s hebben niet voldoende adequate voorzieningen voor beroepsgerichte opdrachten en kiezen er voor om de leerlingen een aantal uren op de roc-locatie te laten leren. Aparte aandacht wordt besteed aan het hoofdstuk examinering. Bij de opdrachtgever (ministerie) bestaat de zorg over de kwaliteit van de examens omdat men de indruk heeft dat die bij VM2 vooral door de vmbo-docenten gemaakt worden. De aanwezigen delen die zorg niet. Bij de cohort 1 scholen worden veelal de examens gebruikt, die zijn ontwikkeld door de niveau 2 afdelingen van het mbo. Nieuw voor het vmbo is de examinering in de beroepspraktijk. Nu wordt van belang, welke rol de vmbo-docenten bij de beoordeling in de praktijk kunnen vervullen. Er worden assessorentrainingen georganiseerd voor de vmbo docenten. De vraag, welke opvallende besluiten de laatste maanden werden genomen, oogstte gevarieerde antwoorden. Een belangrijk item is het vaststellen van het keuzemoment waarop de leerling een uitstroomprofiel kiest. De meesten willen dit zo laat mogelijk in de route plannen, maar, “omdat je dan al met de examinering begint, moet je daarvoor wel genoeg tijd inruimen.“ De cohort 1 scholen zijn bezig met de planning van de examens, de logistieke inrichting en het materiaal op orde brengen. Anderen zijn bezig met intensivering van contacten met zorginstellingen ten behoeve van het werven van stageplaatsen. Weer een andere deelnemer legt het accent op het streven om vooral toch de ouders goed te blijven informeren. Tenslotte werd de vraag gesteld, hoe men omgaat met de tijd na het vmbo-examen, oftewel de invulling van het zomerlek. De scholen die het vmbo-examen eruit haalden, gaan gewoon door VM2 Nieuwsbrief 12
3
CALVIJN MET JUNIOR COLLEGE, AMSTERDAM CHRISTELIJKE SG VEENENDAAL, VEENENDAAL CITAVERDE COLLEGE, HEERLEN CITAVERDE COLLEGE, ROERMOND CLUSIUS COLLEGE, SCHAGEN COLLEGE DE MEER, AMSTERDAM CSG COMENIUS, LEEUWARDEN CSG HET STREEK, EDE DA VINCI COLLEGE, ROOSENDAAL DA VINCI COLLEGE, ZWIJNDRECHT DACAPO COLLEGE, SITTARD LENTIZ MAASLAND COLLEGE,MAASLAND LI EVEN DE KEY KRELAGESCHOOL, HAARLEM LI NDE COLLEGE, WOLVEGA LMC HORECAVAKSCHOOL, ROTTERDAM LMC UNIE NOORD,
Het blijkt toch een gelegenheid om over de heen te kijken en van elkaar te leren.
eigen muurtjes
met lessen van het programma niveau 2. Andere vullen de periode niet in. Ton Balk: “Er is een brief van het ministerie over de invulling van deze periode in de maak. Het is niet bekend, wat daar in zal staan.” Na deze uitgebreide uitwisseling van gegevens, waar in beide netwerken plaats voor werd ingeruimd, gaan de wegen uit elkaar. Het praktijknetwerk van de sector Economie buigt zich over de zorgwekkende toekomst van de beroepsmogelijkheden voor niveau 2 gediplomeerden. “Er heerst een verwachtingskloof tussen wat het bedrijfsleven nodig heeft en wat het onderwijs aanbiedt.” Zo drukt Aletta Hulleman, uitgenodigd als expert vanuit het bedrijfsleven en die haar sporen ondermeer verdiende door te participeren in het bestuur van JongMKB, het uit. Van de kant van de aanwezige netwerkleden komt de informatie dat er geen stageplaatsen te vinden zijn, waar echte administratieve en boekhoudkundige vaardigheden kunnen worden getraind. Het blijft bij baliewerk, telefonie en dergelijke. Volgens Aletta leeft deze visie ook bij de Ecabo. Zij ziet in haar branche, de accountancy, dat er steeds vaker hoog opgeleiden worden gevraagd voor heel specialistisch werk, en daarnaast het lager gekwalificeerde werk wordt gedaan door computerprogramma’s. Hierdoor is voor vmbo-ers en zelfs voor mbo-ers nauwelijks werk op administratiekantoren. Dat beeld trekt zij ook door naar de sector Handel. Het midden en klein bedrijf besteedt de boekhouding uit aan accountantskantoren. De verwachting leeft dat degenen die niet naar niveau 3 opleidingen doorstromen, gedoemd zijn om ongekwalificeerd werk te doen. Het is voor de aanwezige netwerkdeelnemers een duidelijke, maar ook pijnlijke constatering op deze avond in Veenendaal. Hoe nu verder? Misschien moet er een omslag komen naar een meer regionale afstemming van opleidingsrichtingen en niveaus, naar de behoefte in die regio. Daar waar de afdelingen Handel en Administratie vooralsnog blijven bestaan, lijkt het raadzaam om brede programma’s op te zetten. “Betrek er onderdelen van logistiek, van reclame en dergelijke bij.” “Maak in ieder geval een voor de leerlingen aantrekkelijk programma.” Blijkens informatie uit het revitaliseringproject Economie wil men daar ook het onderwijs aantrekkelijker maken via allerlei projecten. Omdat de bijeenkomst op een middag en avond werd gehouden , bood Gerard van der Linden de deelnemers een door docenten en leerlingen bereid diner aan. Misschien een kleine pleister op de wonde van het besef over de deplorabele toekomstverwachting voor de leerlingen in deze sector. Het praktijknetwerk Zorg en Welzijn concentreerde zich op een reeks van vragen, die men wilde stellen aan de uitgenodigde inspectie. Echter, die inspectie kon helaas op deze termijn niet aan de uitnodiging voldoen en zo had de projectleiding bedacht, dat Cor Laming de honneurs waar zou nemen door zoveel mogelijk
4
VM2 Nieuwsbrief 12
prangende vragen te beantwoorden. Cor bleek ook aardig op de hoogte van de gang van zaken bij inspectoraal examentoezicht. Zo verwees hij naar de zeven standaarden die gebruikt worden om te beoordelen of de gang van zaken rond de examens voldoet aan de wettelijke eisen. Ook specifieke vragen, bijvoorbeeld, of de inspectie de keuze voor een kwalificatiedossier van een bepaald jaar accepteert; of de school haar eigen examenmateriaal kan laten beoordelen, of het voldoet aan de standaardeisen; of er ruimte is, om fouten te mogen maken, kon hij bevestigend beantwoorden. Daarna doken de aanwezigen onder zijn leiding nog eens diep in de procedures die gevolgd moeten worden en eindigde men bij de vragen die leven rond de functie van “assessor”. Cor liet de deelnemers kennis maken met de eisen die aan de rol van assessor worden gesteld en hoe men die in trainingen die inmiddels in het hele land worden georganiseerd, onder de knie kan krijgen. Het is volgens hem overigens niet voldoende om de training met een certificaat af te sluiten, maar iedere assessor moet een persoonlijk portfolio opbouwen met bewijzen, op basis waarvan zijn of haar deskundigheid pas zal worden erkend. Interessant, als vergelijking met de discussie die in het netwerk Economie plaats vond omtrent de arbeidsmarktkansen voor niveau 2 gediplomeerden, werd aan de Helpende Zorg en Welzijn veel meer kans op werk toebedeeld. In de grote steden is er inmiddels bij zorginstellingen een schreeuwende behoefte aan meer “handen aan het bed”en worden “de Helpenden in de thuiszorg soms al alleen op gezinnen afgestuurd.” Daarentegen erkent men ook in dit netwerk dat de niveau 2 afgestudeerden nauwelijks kansen op werk hebben in het welzijnswerk, zoals de kinderopvang, waar men minimaal focust op niveau 3. De toekomst van de netwerken? Aan het slot van beide netwerkbijeenkomsten spraken de meeste deelnemers hun waardering uit voor de opzet en inhoudelijke vulling van deze dag. Sommigen blikten nog eens terug naar de tweedaagse bijeenkomst, die afgelopen november plaats vond. Deze vorm levert volgens hun het grootste rendement, omdat er ruimte ontstaat om dieper op thema’s in te gaan en het leren van elkaar meer gestalte krijgt, doordat ook in de wandelgangen volop over dezelfde thema’s wordt doorgepraat. De behoefte om eens in de zoveel tijd elkaar te treffen om de gezamenlijke belangen inhoudelijk eens door te spitten, leeft bij velen. Daar duidt de titel van dit artikel op, omdat iemand die motivatie als volgt verwoordt: “Je leert elkaar in die twee jaar kennen, je voelt je gesteund en hebt een gemakkelijke ingang, als je met vragen zit. Daarom zeg ik tegen mijn collega’s : ik ga naar de vrienden van VM2.”
COEN ECOOP COLLEGE, WADDI NXVEEN COLLEGE DE BRI N K, LAREN GROEN HORST COLLEGE, LELYSTAD GROEN HORST COLLEGE, MAARTENSDIJK FARELCOLLEGE, RI DDERKERK DE GOU DSE WAAR DEN, GOU DA DE MEERWA AR DE, BAR N EVELD DE N I EUWE VESTE, COEVOR DEN EDU DELTA, BAR EN DR EC HT EDU DELTA, GOES EDU DELTA, SOMMELSDIJ K ROT TE R DAM H E L I CO N O P L E I D I N G E N , K E STE R E N G R O E N H O R ST CO L L E G E , L E LYSTA D ZA D K I N E , R OT TE R DA M ZU I D E R PA R K CO L L E G E , R OT TE R DA M MA E R L A NT, B R I E L L E
Managementconferentie, een korte impressie. Op 14 april jl kwamen een veertigtal vertegenwoordigers uit de managementlaag van de projectscholen bij elkaar. De projectleiding verzorgde een informatieve bijeenkomst met twee centrale thema’s. Het eerste thema werd door Renee van Schoonhoven (ECBO) verzorgd. Zij presenteerde de stand van zaken van de VM2-projecten. Wij hebben van de resultaten die in de recente monitor worden gepubliceerd, een korte samenvatting gemaakt die u elders in dit nummer van de Nieuwsbrief kunt lezen. Het tweede thema werd verzorgd door Martha Haverkamp en Rob Duijker van de Stichting Leerplanontwikkeling, (SLO), die op verzoek van de projectleiding een onderzoek deden door de sectoraleen intersectorale programma's uit Zorg & Welzijn en Economie inhoudelijk met elkaar te vergelijken. Ze speurden naar verwantschap tussen vaardigheden die in de verschillende programma’s op het vmbo worden nagestreefd. Daarnaast hebben ze een aantal kerndoelen van het vmbo vergeleken met competenties die op het mbo worden geschoold. Er blijken vele dwarsverbindingen op te sporen, zowel horizontaal tussen de verschillende sectoren, als vertikaal tussen deze en de afstudeerprofielen (kwalificaties) op het mbo.
Doorlopende leerlijnen vmbo-mbo Een regiocongres onder auspiciën van de Stichting Platforms Vmbo, in Leiden op 25 maart jl. Op een zonovergoten vrijdagmiddag, in het begin van de lente, had een twintigtal vertegenwoordigers van vmbo- en mbo-scholen zich verzameld voor een middag studeren en discussiëren over doorlopende leerlijnen van het vmbo naar het mbo. Wij vergezelden de projectleider van VM2, Ton Balk, met het doel om tijdens de workshop, die hij zou verzorgen, enkele reacties te kunnen horen van schoolvertegenwoordigers over hoe ze aankijken tegen het VM2 concept.
Dat maakt het mogelijk om programma’s te ontwikkelen waarbij de leerling langere tijd in verschillende contexten van praktijksituaties, vergelijkbare vaardigheden kan ontwikkelen die dan later in het mbo deel van de route overgaan naar de gevraagde competentieontwikkeling. Zo vergeleken ze concreet de programma’s van Handel en Ondernemerschap, Horeca en Bakkerij en Zorg en Welzijn wat betreft de vaardigheden en latere competenties, zoals plannen, communiceren en rapporteren, samenwerken en overleggen en leren door te reflecteren. Een voorbeeld van hun onderliggende filosofie, “van vmbo onderwijsdoelen naar competentiegericht leren met kerntaken”, is te zien in dit schema uit hun voordracht.
De verwelkoming door leerlingen van het ROC Leiden was heel sfeervol geregeld: de jonge dames en heren in kostuums voor de ontvangst, de garderobe, het uitdelen van badges en benodigde mappen met infomateriaal; alles verliep vlekkeloos en in een voorkomende en vriendelijke sfeer. De lunch was prima verzorgd, tot en met de kroketten die als laatste werden geserveerd. Er werd regelmatig gevraagd door leerlingen met opschrijfboekjes, of men nog wat wilde drinken. Deze jongeren hadden zichtbaar plezier in hun taak. Na de introductie van het programma door Jaap de Kruijff kreeg Marinka Kuijpers de rol toebedeeld om een aantal wetenswaardigheden, die voortkomen uit een proefproject met 9 scholen, uit de doeken te doen. Enkele interessante aspecten van haar bevindingen stroken met de ervaringen die in het VM2-proces worden opgedaan. Zo is er de constatering dat er veel werk moet worden verzet om de cultuurverschillen en vooroordelen en onwetendheid over elkaars werk, te overbruggen. Ook de opmerking die zij letterlijk in hun advies hebben verwoord:”organiseer samen werken, managementsteun en een gemeenschappelijke visie en taal.” zal menig VM2-er uit het hart gegrepen zijn.
De presentatie in powerpoint-versie is op de website van de SLO te vinden (www.slo.nl).
Voor de workshop die door Ton Balk verzorgd werd, hadden zich een tiental gegadigden gemeld, de meeste van vmbo’s en een enkeling uit het mbo. Een korte check onder de aanwezige deelnemers uit het vmbo, over hun bekendheid met VM2, leverde het beeld van relatief grote onbekendheid met het fenomeen op. Op de vraag, of er contacten met het roc in de regio worden ontwik-
VM2 Nieuwsbrief 12
5
SINT MAARTENSCOLLEGE, MAASTRICHT STERREN COLLEGE, HAARLEM TEC, AMSTERDAM TECHNISCH COLLEGE VELSEN, IJMUIDEN GROENHORST COLLEGE, EDE GRAFISCH LYCEUM, ROTTERDAM ROC RIVOR, ZALTBOMMEL ROC TILBURG, TILBURG ROELOF VAN ECHTEN, HOOGEVEEN RÖLINGCOLLEGE, GRONINGEN SCHELDEMOND COLLEGE, VLISSINGEN SCHOLINGSBOULEVARD, ENSCHEDE
Een blik in de toekomst.
keld, was het antwoord, dat er inderdaad een behoefte leeft en er plannen zijn, om tot samenwerking te komen. De vertegenwoordigers uit het mbo waren wel op de hoogte van VM2 en een enkeling rapporteerde, dat zij een VM2-route ontwikkelen. Op een aantal punten die Ton Balk in zijn voordracht over het proces dat VM2 doormaakt, te berde bracht, bleek herkenning in de groep te bestaan. Zo besefte men heel goed, dat er een krimpsituatie aan het ontstaan is in de aantallen leerlingen die in het vmbo instromen, met name in de basis beroepsgerichte leerweg, en dat de oplossing mogelijk gevonden kan worden in het zoeken naar verbreding van de programma’s, om de leerlingen voldoende keuzemogelijkheden voor het vervolgtraject te bieden. Ook de vraag, hoe met de concurrentie die kan ontstaan bij die krimpsituatie, om te gaan en het voorbeeld dat door Ton genoemd wordt, waarin men tot regionale afstemming in onderling overleg probeert te komen, spreekt de aanwezigen aan. Iemand die al langer in deze sector werkzaam is, spreekt over een vergelijkbare situatie die in het verleden speelde, van “koude sanering.” Overigens blijkt in de groep nog een behoorlijke achterstand in informatie, zowel over het VM2-experiment, als ook over de terminologie die in het mbo inmiddels gangbaar is. Begrippen als Crebonummer, kwalificatiedossier, BPV, PVB en dergelijke zijn voor velen nog nieuw. Er is belangstelling voor de blik in de toekomst die Ton, inschattend, met de deelnemers maakt. Er zal meer ruimte komen om met roc’s afspraken te maken over het voortraject op het vmbo; om programma’s in de breedte op te zetten die toegang tot verschillende afstudeerrichtingen geven; om kwalificatiedossiers die overlap hebben tot een clustering te brengen; om competentieontwikkeling iets onafhankelijker van de specifieke context te maken. Het ministerie wil dit aansluitingsproces stimuleren door knellende regelgeving te versoepelen waar het nodig lijkt. Wel zal er voorlopig geen stelselwijziging worden ondernomen. Een resultaat, dat uit het experiment VM2 inmiddels naar voren is gekomen, is een lijst met “knelpunten”, die in de samenwerking tussen de twee partijen kunnen ontstaan. Het is goed om deze te onderkennen en men kan leren van de oplossingen of adviezen, die verschillende scholen hebben bedacht. Daarom is de informatie die deze middag door Ton Balk geboden wordt, zeer welkom en blijkt de tijd te kort om nog een aantal vragen die leven, nu te beantwoorden. Hij verwijst de belangstellenden tenslotte naar de nieuwsbrieven van VM2, waar alle informatie die het proces heeft opgeleverd, te vinden is.
6
VM2 Nieuwsbrief 12
“Waar gaat het naar toe? Hoe schat je de toekomst in?” Deze vragen worden keer op keer tijdens de netwerkdagen door deelnemers gesteld. Daarom is het interessant om een paar berichten van de minister van OCW, die recent in de publiciteit werden gebracht, eens de revue te laten passeren. Aan de hand van haar “Actieplan focus op vakmanschap”, dat aan de Tweede Kamer werd aangeboden en een nieuwsbericht van het ministerie met de titel “Kick-off onderwijsexperimenten in krimpregio’s”, worden een aantal elementen van de koers die deze minister met het beroepsonderwijs wil varen, duidelijk. Hoe kijkt de minister naar de kwalificatiestructuur? Citaat “De nieuwe, competentiegerichte kwalificatiestructuur kent 627 verschillende diploma’s (kwalificaties). Dat is te veel als basis voor een doelmatige organisatie van het beroepsonderwijs. Slimme bundeling van kwalificaties en opleidingen moet leiden tot doelmatigere opleidingen van een hogere kwaliteit die inspelen op de behoefte van het bedrijfsleven.” Dat wil zij vereenvoudigen: “Het kabinet pakt door om de kwalificatiestructuur te vereenvoudigen. Dit op een manier die uitvoerbaar is en rekening houdt met de wensen van het bedrijfsleven. De komende drie jaar wordt de kwalificatiestructuur herzien.” Tot die tijd worden de bestaande kwalificaties drie jaar vastgelegd, van schooljaar 2011-2012 t/m schooljaar 2013-2014, en vormen daarmee een stabiele basis voor programmering van het onderwijs. Dat geeft rust voor de instellingen.” “Ook wordt het mogelijk om vanaf schooljaar 2012-2013 bol-studenten in te schrijven op het niveau van een opleidingsdomein. In een opleidingsdomein bieden instellingen onderdelen van opleidingen aan die inhoudelijk verwant zijn. Dit levert minder voortijdig schoolverlaters op, omdat studenten hun exacte studiekeuze later kunnen maken.” Deze koers opent perspectieven voor de ontwikkeling van het brede programma onder de titel “Dienstverlening”, waarvan de ideeën in de netwerken van Zorg en Welzijn en Economie zijn ontstaan. Op de managementbijeenkomst van 14 april jongstleden presenteerden Martha Haverkamp en Rob Duijker van de SLO een uitwerking van de verwantschap tussen kerndoelen van vmbo-programma’s en competenties uit een aantal uitstroomprofielen (kwalificaties) in die sectoren. Daarnaast hebben ze de overlap tussen onderdelen van verschillende kwalificaties in beeld gebracht. Met deze handreiking weten scholen zich verzekerd van de mogelijkheid om leerlingen langere tijd een breed programma met oriënterende ervaringen te bieden, zonder al vroeg in de fuik van een afstudeerprofiel te moeten duiken. De samenwerking tussen vmbo en mbo? Daarover zegt de minister: “De doorlopende leerlijn vmbo-mbohbo moet competitiever worden. Uit recent onderzoek van het CBS blijkt dat de route via het beroepsonderwijs van essentieel belang is voor jongeren met een lagere sociaal economische achtergrond. Deze jongeren kunnen via het beroepsonderwijs alsnog doorgroeien naar een hoger opleidingsniveau. Een belangrijk doel voor
PONTES SCHOLENGROEP, GOES PORTA MOSANA, GRONSVELD RADIUS COLLEGE, BREDA ROC FLEVOLAND, ALMERE ROC FRIESE POORT, DRACHTEN ROC LANDSTEDE, HARDERWIJK KANDINSKY COLLEGE, NIJMEGEN UDENS COLLEGE, UDEN VADER RIJN COLLEGE, UTRECHT VO ROC VAN AMSTERDAM, AMSTERDAM ZUIDERPARK COLLEGE, LOCATIE DE WAAL, ROTTERDAM
*VM2 is een kweekvijver om de lijn vmbo-mbo te ontwikkelen. *Citaat uit: Stimuleringsplan loopbaanoriëntatie en beroepskeuzevoorlichting van de MBO-Raad.
de komende jaren is dan ook het korter en aantrekkelijker maken van de beroepsroute. Hiermee wordt het mbo een beter alternatief voor ouders en jongeren die nu steeds vaker kiezen voor algemeen vormend onderwijs. De arbeidsmarkt heeft dringend behoefte aan goede vakmensen en niet ieder kind is geschikt voor uitsluitend theoretisch onderwijs.
En over de rol van de kenniscentra? “De kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven verzorgen de uitvoering van het ontwikkelen en onderhouden van kwalificaties. Vanaf schooljaar 2014-2015 moet de herziene kwalificatiestructuur een meer doelmatige basis vormen voor mbo-opleidingen die door instellingen verzorgd worden en voor de examens.”
“….In dat licht versterk ik de samenwerking tussen de vmbo-scholen en mbo-instellingen op korte termijn door ondersteuning van enkele lopende initiatieven. Ik stimuleer het Vakcollege door een financiële impuls gericht op structurele samenwerking met het mbo. Daarnaast verleng ik de VM2-regeling voor de huidige deelnemende scholen en instellingen. Op grond van de ervaringen met het VM2-experiment wordt nu een wettelijk kader gemaakt voor structurele ruimte voor samenwerkingarrangementen tussen vmbo en mbo. De beoogde inwerkingtreding van dit wettelijke kader is 1 augustus 2012.”
Focus op de leerling. Het beperken van het aantal studenten dat een verkeerde studie kiest, draagt ook bij aan het verkorten van de opleidingsduur en het verminderen van vroegtijdige schooluitval. Daarom wordt aan loopbaanoriëntatie en beroepskeuzevoorlichting een impuls gegeven. De minister: “Zo steun ik het nieuwe Stimuleringsplan loopbaanoriëntatie en beroepskeuzevoorlichting van de MBO-Raad, Colo en Skills Netherlands. Daarnaast zorg ik er voor dat ouders erbij betrokken worden, omdat zij een belangrijke rol spelen in de beroepskeuze van hun kinderen.” Er groeit een besef van de meerwaarde van de aandacht voor loopbaanontwikkeling. Interessant voor alle betrokkenen bij de VM2-experimenten, is wellicht, dat een drietal VM2-projectscholen in het bedoelde stimuleringsplan LOB van de MBO-Raad participeren.
De huidige wet- en regelgeving biedt onvoldoende ruimte voor vergaande samenwerking. Concreet gaat Minister van Bijsterveldt onderwijsinstellingen in krimpregio’s daarom al eerder de ruimte bieden om experimenten te starten. “Zulke experimenten noem ik ‘sleutelexperimenten’. Het zou namelijk kunnen zijn dat juist innovatie op de snijvlakken tussen onderwijssectoren een sleutel is om ook in krimpgebieden duurzame onderwijskwaliteit te behouden.” Met deze ‘sleutelexperimenten’ wil de bewindsvrouw een goed en divers aanbod van onderwijs in krimpregio’s stimuleren. Dat maakte ze bekend op een bijeenkomst over krimp en de gevolgen voor onderwijs in Limburg. Aansluitend op deze gedachte, om het beroepsonderwijs meer in regionaal perspectief te plaatsen, wil het kabinet dat instellingen werk maken van een doelmatig aanbod aan beroepsopleidingen op regionaal niveau. Door de onderlinge concurrentiestrijd is er nu sprake van versnippering. Dit gaat ten koste van de kwaliteit. “Instellingen moeten samen met het regionale bedrijfsleven keuzes maken voor een helder portfolio aan opleidingen. Dit met in acht name van de bestaande taakverdeling tussen roc’s, aoc’s en vakinstellingen. Het is van belang dat het aanbod aan beroepsopleidingen is afgestemd op de behoefte van het regionale bedrijfsleven en aansluit op de economische topgebieden uit de ‘Bedrijvenbrief’ van het kabinet.” En wat betreft de intensivering van de bemoeienis van het bedrijfsleven met de beroepsopleidingen, ligt er een plan voor een nieuwe Stichting beroepsonderwijs bedrijfsleven, waarin bedrijfsleven en onderwijs samenwerken. Zij krijgt van de minister de opdracht om te komen tot “één samenhangende kwalificatiestructuur. Deze stichting wordt mijn bestuurlijke partner. Het wordt namelijk tijd om met één partner zaken te doen.” Nadrukkelijk betrekt de minister ook het bedrijfsleven bij de tevredenheidonderzoeken, die ze jaarlijks wil laten plaatsvinden.
Enkele passages die het Stimuleringsplan aan dit onderdeel wijdt: • ”Er wordt een pilot uitgevoerd bij enkele cohort 1-scholen van het VM2-traject waarbij gezamenlijk gewerkt wordt aan visie- en instrumentontwikkeling.” • “VM2 is een kweekvijver om de lijn vmbo-mbo te ontwikkelen.” • “Binnen dit projectonderdeel gaat het om een min of meer specifieke groep onderwijs betrokkenen. Vanuit de VM2-trajecten is men immers gezamenlijk aan de slag met vmbo en mbo. Gedurende het hele traject moeten er keuzes gemaakt worden die in het kader van LOB geplaatst worden. Vanuit de vastgestelde visie worden praktisch bruikbare instrumenten ontwikkeld om deze doelgroep binnen het traject naadloos tot het gewenste diploma te brengen. Deze resultaten worden in eerste instantie ter beschikking gesteld aan de overige VM2-trajecten.”
Professionaliseren docenten. “Het is noodzakelijk om docenten in positie te brengen en op resultaat aan te spreken. Hiervoor wordt de professionele ruimte van de docent in de organisatie versterkt.”aldus het rapport “Focus op vakmanschap.” “Werkgevers en werknemers in het mbo hebben, als enige onderwijssector, reeds een Professioneel Statuut hiervoor afgesloten en lopen daarmee vooruit op de invoering van het wetsvoorstel Versterking positie leraren. Daarnaast moeten docenten hun professionaliteit verder kunnen ontwikkelen. In die doelstelling past de verplichting tot na- en bijscholing en de inrichting van een lerarenregister.” “Het kabinet zet daarom sterk in op de kwaliteit van het onderwijspersoneel. Het actieplan ‘LeerKracht van Nederland’ wordt voortgezet. Bovendien wordt extra geïnvesteerd in professionalisering en prestatiebeloning om kwaliteit te verhogen en te belonen. De
VM2 Nieuwsbrief 12
7
HET SCHOONHOVENS COLLEGE, SCHOONHOVEN HET WESTERAAM, ELST HUYGENS COLLEGE, AMSTERDAM IJSSELCOLLEGE, CAPELLE A/D IJSSEL LANDSTEDE, ZWOLLE LENTIZ FLORA COLLEGE, NAALDWIJK
staatssecretaris van OCW brengt in de eerste helft van 2011, namens het kabinet, hiervoor een actieplan uit dat ook het mbo omvat. In dit plan wordt ook ingegaan op instroom van voldoende nieuwe leraren en zij-instromers uit het bedrijfsleven. Daarnaast wordt een standpunt ingenomen over het komend advies van de Onderwijsraad over een flexibeler opleidingen- en kwalificatiestelsel voor leraren in het (v)mbo, bijvoorbeeld via een minor in vak-bacheloropleidingen.” Conclusie: VM2 als model voor kwetsbare jongeren die een toekomst moeten verwerven in de samenleving middels een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt, wordt langzamerhand uit de anonimiteit gehaald. De waarde van de samenwerking in het onderste echelon van de beroepskolom en het doorbreken van het schot, door het vestigen van één team, onder één dak, komt meer naar voren. Daarnaast voorzien de genoemde plannen in een verdergaande ontwikkeling. We hebben met deze korte samenvatting een poging ondernomen om het zicht op toekomstige scenario’s voor de aansluiting vmbo en mbo vanuit de beleidsmakers (ministerie; MBO-Raad) voor u in beeld te brengen. Een blik in de toekomst dus! COLOFON
tekst
Bericht van het ministerie
Jenne van Tulden
Leerlingen die onterecht studiefinanciering hebben ontvangen In de loop van de tijd is duidelijk geworden dat er VM-2 18+ leerlingen zijn die studiefinanciering hebben aangevraagd, met de vermelding BOL als leerweg. Dit is onjuist! VM2-leerlingen zijn -gedurende het hele traject - ingeschreven aan een vo-school onder een specifiek daarvoor ingerichte VM2-elementcode, Graag vestig ik uw aandacht daarom nog eens op de brochure, die gevoegd was bij de VM2nieuwsbrief van 8 april 2010: ‘Communicatie Registratie Examens MBO en BPV binnen VM2’: www.aanvalopschooluitval.nl
Ton Balk eindredactie Ton Balk vormgeving Coenen Vormgeving drukwerk
In deze brochure leest u alles over de registratie en de formaliteiten rond de vmbo- en mboexamens en de beroepspraktijkvorming (bpv) binnen het VM2-traject. In de brochure staat duidelijk vermeld dat VM2-leerlingen niet in aanmerking komen voor studiefinanciering en een OV-kaart. Het is belangrijk dat u als school voorkomt dat leerlingen zich aanmelden voor studiefinanciering, omdat de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) in eerste instantie toekent op basis van de schoolgegevens zoals ze zijn vermeld op de aanvraagformulieren. Pas bij de controle wordt duidelijk of dit wel of niet terecht is geweest. Het bedrag dat teruggevorderd moet worden, kan in sommige gevallen aardig zijn opgelopen. Met name als er sprake is geweest van een (volledig) aanvullende beurs. Mocht het zo zijn dat leerlingen van uw school met deze problematiek te maken hebben gekregen, dan adviseert OCW het volgende: De betreffende leerlingen kunnen alsnog een ‘tegemoetkoming scholieren 18+’ aanvragen (dat kan voor schooljaar 2010/2011 nog tot 31 juli 2011). Het bedrag wordt dan met terugwerkende kracht toegekend binnen het schooljaar vanaf het 1e kwartaal na het bereiken van de 18 jarige leeftijd. Voor degenen die een vordering hebben over schooljaar 2009/2010 kan geen aanvraag meer worden ingediend, maar DUO kan wel gevraagd worden om de aanvraag studiefinanciering van destijds aan te wenden als aanvraag tegemoetkoming scholieren omdat gebruik is gemaakt van een verkeerde regeling. De bedragen die vanuit WTOS worden uitbetaald, kunnen gebruikt worden voor een (gedeeltelijke) aflossing van de vordering.
Agenda
8
Datum
Bijeenkomst
Locatie
19 mei 2011
Netwerk sector Groen,
Jachtslot Mookerheide
31 mei 2011
Consumptief en Intersectoraal Landelijke VM2-dag
McDos Goffertstadion
VM2 Nieuwsbrief 12
Antop, Zevenaar