NATIONALE BANK
TIJDSCHRIFT
VAN BELGIE
voor Documentatie en Voorlichting VERSCHIJNT MAANDELIJKS
Departement Studiën
Xle Jaargang, Deel I, Nr 4
April 1965
Dit tijdschrift wordt als objectieve documentatie uitgegeven. De artikels geven de opvatting van de schrijvers weer, onafhankelijk van de mening der Bank.
INHOUD : De monetaire analyse van De Nederlandsche Bank (Secties 1, 2, 3, 4), door Prof. Dr. F. J. de Jong — Literatuur in verband met de economische en financiële problemen van België — Economische wetgeving — Statistieken.
DE MONETAIRE ANALYSE VAN DE NEDERLANDSCHE BANK door Prof. Dr. F. J. DE JONG, . Rijksuniversiteit te Groningen, Nederland
INHOUD * 1. Probleemstelling 2. Drie theorieën over de inflatie
2.1 De theorie van de bestedingsinflatie 2.2 De theorie van de kosteninflatie 2.3 De monetaire inflatietheorie 3. De verwantschap van de theorie van M. W. Holtrop met de theorieën van D. H. Robertson en J. G. Koopmans
3.1 De kasvoorraadtheorie van D. H. Robertson 3.2 Het begrip monetair evenwicht van J. G. Koopmans 3.3 Synthese van de theorieën van Robertson en Koopmans 4. Het begrip liquiditeiten van Holtrop
Begripsomschrijvingen in het kader van de zuivere theorie 4.2 Herformulering van het begrip liquiditeitsmassa ten behoeve van zijn statistische bruikbaarheid of operationaliteit 4.1
5. Het model van Holtrop
5.1 Formulering van het model 5.2 Oplossing van het model 5.3 Kritiek op het model 5.4 De verbeterde versie van het model 5.5 Oplossing van het verbeterde model 5.6 De statistische toepassing van het verbeterde model 6. Slotbeschouwing * De secties 5 en. 6 zullen in het volgende nummer van dit, Tijdschrift verschijnen.
— 426 -I. — Probleemstelling De doelstelling van de analyse van De Nederlandsche Bank is het bepalen van de oorzaken van monetaire storingsverschijnselen. Men spreekt ook wel van het probleem van de lokalisering van de monetaire verstoringen. In de medische wetenschap dient men eerst een diagnose te stellen, voordat een goede therapie kan worden voorgeschreven. Ook de analyse van De Nederlandsche Bank is in de eerste plaats van diagnostische aard : men onderzoekt de monetaire toestand van Nederland. Dit artikel handelt slechts over de diagnose, niet over de therapie (de monetaire politiek). De theorie, die aan de analyse van de Bank ten grondslag ligt, is opgezet door de President, Dr. M. W. Holtrop. De uitwerking van de theorie is verricht in samenwerking met de Studiedienst van de Bank, waarbij in de eerste plaats de bijdrage van Prof. Dr. G. A. Kessler, neergelegd in diens dissertatie ( 1 ), moet worden genoemd ( 2 ). Het is zeer moeilijk te bepalen, welk gedeelte van de theorie van Holtrop en welk gedeelte van Kessler afkomstig is. In het vervolg zal kortheidshalve veelal alleen de naam van Holtrop worden genoemd. Het belang van een goede theorie blijkt uit het gezegde van Alfred Marshall (1842-1924), dat feiten op zichzelf stom zijn. Alleen de menselijke geest kan de feiten doen spreken door ze te stellen tegen de achtergrond van de algemene regel ( 3 ). De theorie is nodig om de feiten te kunnen interpreteren. In een artikel in De Economist van 1960 schrijft Holtrop, dat de monetaire theorie van De Nederlandsche Bank, zoals iedere theorie, het karakter van een werkhypothese omtrent het causale verband tussen de waargenomen
verschijnselen heeft ( 1 ). Van 1951 af zijn Holtrop en Kessler reeds bezig met de verbetering van deze werkhypothese, die is geformaliseerd als een klein wiskundig model ( 2 ). Zij pretenderen geenszins met dit model een volledige beschrijving van de werkelijkheid te geven : het model is zeer bewust beperkt gehouden om het hanteerbaar te maken. Derhalve mag men aan dit model niet de betekenis toeschrijven van een volledig uitgewerkte monetaire theorie. Aan de andere kant moet men het belang van het model ook weer niet onderschatten : het leidt tot een berekening van de omvang van de oorzaken van inflatore en deflatore verschijnselen, die naar de mening van Holtrop wel in overeenstemming is met de realiteit der verhoudingen. Anders gezegd : liet model is praktisch bruikbaar gebleken. Op het denken van Holtrop is vooral invloed geoefend door twee economisten. De eerste is D. H. Robertson, die een subjectieve variant van de kwantiteitstheorie, ook wel kasvoorraadtheorie genoemd, heeft opgesteld. De tweede is de Nederlander J. G. Koopmans (1900-1958), die in 1933 zijn theorie over het monetaire evenwicht publiceerde. Met Holtrop kan men stellen, dat men bij de analyse van de inflatieprocessen een keuze uit drie theorieën kan doen ( 3 ). De keuze wordt bepaald door de probleemstelling. De drie theorieën zijn : (a) de theorie van de bestedingsinflatie ( 4 ) ; (b) de theorie van de kosteninflatie ( 5 ); (c) de monetaire theorie of geldtheoretische benadering. (1) M.W. Holtrop, « De relatieve verantwoordelijkheid van overheid en centrale bank voor de beheersing van inflatie », De Economist, Haarlem, CVIII, 1960, pp. 305-334, inzh. p. 307. Van dit artikel is ook een Engelse versie verschenen : a The Relative Responsibilities of Governments and Central Banks in Controlling Aggregate Demand », in de bundel Int lotion, Proceedings of a Conference held by the International Economie Association, Londen, 1962, pp. 198-217; zie aldaar op p. 199.
(1) G.A. Kessler, Monetair evenwicht en betalingsLeiden, 1958. (2) De heren Holtrop en Kessler zijn zo vriendelijk geweest het manuscript van dit artikel door te lezen en mij hun kritiek te doen toekomen. Van hun opmerkingen is dankbaar gebruik gemaakt. Het spreekt intussen vanzelf, dat dit niet noodzakelijk betekent, dat zij met alle in dit artikel geleverde beschouwingen instemmen. Uitsluitend de schrijver is verantwoordelijk voor eventuele tekortkomingen van de uiteenzetting. (3) De bovenstaande uitlatingen van Marshall vindt men in zijn in 1885 te Cambridge gehouden inaugurele rede, getiteld The Present Position of Economics, en in zijn hoofdwerk Principles of Economics, achtste druk, Londen. 1920, p. 38. balanscvenwicht,
De betrokken conferentie werd in september 1959 gehouden te Helsinggsr, Denemarken. (2) Een jaar of negen geleden was deze theorie nog niet in wiskundige vergelijkingen vertaald. Hoe zij er toen uitzag, vindt men beschreven in : F.J. de Jong, « Statistische methoden voor het onderzoek van de monetaire toestand », Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting, uitgegeven door de Nationale Bank van België, Brussel, XXXI, I, ni' 3 en 4, maart en april 1956, pp. 153-174 en 237-259. (3) Holtrop, pp. 308-316 (of pp. 200-205 in de Engelse versie). (4) In het Engels : Demand pull theory ; demand in flation theory. (5) Cost push theory ; coat inflation theory.
— 427 — 2. — Drie theorieën over de inflatie
Zolang de prijs p i niet stijgt, is de vraag groter dan het aanbod q si ( = OB); het verschil qp i — q si ( = BA) is het reële vraagoverschot van goed i. Vermenigvuldigt men dit. met de prijs p i , dan verkrijgt men het monetaire vraagoverschot van goed i = het oppervlak BADE); dit is een geldstroom, gemeten in geldeenheden per tijdeenheid. Optelling van de monetaire vraagoverschotten van alle goederen levert het nationale vraagoverschot; hierbij wordt een aanbodoverschot beschouwd als een negatief vraagoverschot. Zijn er n goederen (i= 1, ..., n), dan kan het nationale vraagoverschot worden geschreven als : qp i (= OA)
2.1 — De theorie van de bestedingsinflatie Deze theorie neemt het begrip vraagoverschot ( 1 ) als uitgangspunt. Het vraagoverschot is het verschil tussen vraag en aanbod. Daar dit een wat vage formulering is, zal met behulp van een partiële analyse een verduidelijking worden gegeven. Figuur 1
n
n
piqpi —
i .1
In figuur 1 zijn de vraagschaal naar en de aanbodschaal van goed i, bv. woonruimte, weergegeven. Het symbool qpi stelt de gevraagde hoeveelheid van het goed i voor, bv. uitgedrukt in m 3 woonruimte. Evenzo stelt qsi de aangeboden hoeveelheid van hetzelfde goed i voor, eveneens uitgedrukt in m 3 woonruimte. De gemiddelde prijs van de woonruimte is p i , bv. uitgedrukt in guldens per m 3 woonruimte per week. Stel, dat de vraagschaal naar goed i, die laat zien, hoe qp i afhankelijk is van pi , aanvankelijk wordt voorgesteld door curve I; de aanbodschaal, die toont, hoe q si afhankelijk is van p i , zij voorgesteld door de curve SS'. Op een vrije markt zal dan p i = 00 de evenwichtsprijs zijn, omdat dan qpi = qsi (=OB) is. Stel nu, dat de vraagschaal stijgt tot de stand, aangegeven door curve II; dit kan bv. geschieden door sterke immigratie, maar ook doordat de behoeftenschalen van de consumenten veranderen. Men spreekt dan van een autonome vraagstijging. Is daarentegen de vraagschaal verschoven ten gevolge van een vergroting van het (nationale) inkomen, dan spreekt men van een geïnduceerde vraagvergroting. ( 1 ) Excess demand.
piqsi
i =1
Dit nationale vraagoverschot, dat door J. G. Koopmans ( 1 ) in navolging van H. Neisser ( 2 ) de zuivere vraag naar goederen wordt genoemd, kan een positieve waarde aannemen, doordat bv. het publiek leningen bij het bankwezen sluit (geldschepping) of geld ontpot. Indien dit het geval is, spreekt Koopmans van een toestand van inflatie. Heeft de zuivere vraag de waarde nul, dan spreekt hij van monetair evenwicht. Is de zuivere vraag negatief, dan is er volgens Koopmans een toestand van deflatie; er worden dan bv. bankleningen afgelost (geldvernietiging) of er wordt geld opgepot. De theorie van de bestedingsinflatie neemt alleen de autonome veranderingen van de voorgenomen bestedingen (Koopmans) of van de effectieve vraag (Keynes) in aanmerking. Als
componenten hiervan kan men onderscheiden : de voorgenomen of ex ante consumptieve bestedingen (C), de voorgenomen overheidsbestedingen (Eo ), de voorgenomen investeringsvraag (1) en de voorgenomen nettobestedingen door het buitenland, d.i. export (Li e ) minus import ( U i ). In figuur 2, alwaar langs de horizontale as het beschikbare nationale inkomen Y is afgezet en zowel het prijsniveau als de interestvoet constant zijn voorondersteld, stelt curve (1) de voorgenomen bestedingen resp. de effectieve vraag als functie van Y voor. (1) J.G. Koopmans, « Zum Problem des "neutralen " Geldes », in de bundel : Beitriige zur Geldtheorie, onder redactie van F.A. Hayek, Wenen, 1933, pp. 211-359, inzh. p. 258. (2) H. Neisser, Der Tauschwert des Geldes, Jena. 1928, p. 13.
— 428 — Punt P geeft een toestand van monetair evenwicht weer. Stel, dat deze curve naar boven verschuift tot stand (2) ; het nationale vraagoverschot is dan PQ. Het hierdoor veroorzaakte inflatieproces noemt men een bestedingsinflatie. Figuur 2
slechts het bestaan van een nationaal vraagoverschot oftewel zuivere vraag (>0) in. Het hangt dan van de emplooiquote en de bezettingsgraad af, of zich clan tevens prijsstijgingen voordoen; zo ja, dan spreekt men van « prijsinflatie ». Ook Holtrop en Kessler volgen deze terminologie ( 1 ). In een land als Nederland, dat een hoge marginale importquote heeft, zal een bestedingsinflatie in de eerste plaats tot uiting komen in een tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans. Zulk een tekort duidt men in Nederland ook wel aan als een toestand van overbesteding. 2.2 — De theorie van de kosteninflatie
Onder invloed van K. Wicksell (18511926) houdt men in de economische literatuur veelal vast aan de gedachte, dat iedere inflatie — ook een bestedingsinflatie — steeds gepaard gaat met prijsstijgingen. Dit is een zuiver klassiek denkbeeld. Een samengaan van inflatie en stijging van het prijsniveau is echter in het geheel niet noodzakelijk. Zo kan zich een bestedingsinflatie zonder prijsstijgingen voordoen, wanneer nog niet alle produktiemiddelen in gebruik zijn, m.a.w., in een toestand van werkloosheid en onderbezetting van het kapitaalgoederenapparaat. Uiteraard heeft men hier uiteindelijk te doen met een semantische kwestie. Een schrijver is immers vrij het begrip bestedingsinflatie te definiëren als een stijging van het prijsniveau, veroorzaakt door een nationaal vraagoverschot. Volgens deze definitie kan bestedingsinflatie zich eerst voordoen, indien het reële nationale produkt Yr zo hoog is geworden, dat er volledig emplooi van de arbeid of een volledige bezetting van het kapitaalgoederenapparaat is bereikt ( 1 ). In Nederland gebruiken de economisten onder invloed van J. G. Koopmans gewoonlijk een ruimere definitie van het begrip bestedingsinflatie. Laatstgenoemd begrip houdt dan ( 1 ) Deze definitie vindt men bv. bij : G. Ackley, Macroeconomic Theory, New York, 1961, pp. 424-425.
De theorie van de kosteninflatie stelt, dat prijsstijgingen kunnen voorkomen, zonder dat er een toestand van bestedingsinflatie is, zonder dat er volledige werkgelegenheid bestaat en zonder dat het kapitaalgoederenapparaat volledig bezet is. Dit type van prijsinflatie heeft een institutionele achtergrond. Het treedt bijvoorbeeld op, als onder de druk van pressiegroepen (vakverenigingen) de lonen gaan stijgen. Men spreekt dan van een autonome stijging van de loonvoet. De loonstijging heeft eet. par. een stijging van de gemiddelde totale kosten ten gevolge. Gewoonlijk zal dit leiden tot een prijsstijging van de produkten; de verhoging van de lonen wordt dan in de prijzen doorberekend. Niet alleen in het geval van een loonsverhoging, maar ook als de andere kosten van de produktie — bv. de prijzen van geïmporteerde grondstoffen — stijgen, kan zich een kosteninflatie voordoen. Veel is er over de theorie van de kosteninflatie gediscussieerd. De aanvallen zijn van twee kanten gekomen. In de eerste plaats is gesteld, dat de theorie niet juist zou zijn, omdat kosteninflatie zich alleen voor zou kunnen doen, indien er reeds vffirdien een toestand van bestedingsinflatie bestond. Hoewel deze bewering voor Nederland niet in strijd is met de waargenomen feiten, gaat ze voor bv. Amerika zeker niet op. ( 1 ) M.W.Holtrop, bijdrage tot de gedachtenwisseling, afgedrukt in : Vereniging voor de staathuishoudkunde, Verslag van de algemene vergadering gehouden te Utrecht op zaterdag 28 november 1953, 's-Gravenhage, 1954, p. 26; G.A. Kessler, Monetair evenwicht en betalingsbalansevenwicht, Leiden, 1958, p. 138.
— 429 — Terwijl in Amerika het werkloosheidspercentage 4 á 6 bedraagt, komt er soms toch looninflatie voor; zo bv. in de jaren 19551958. In de tweede plaats heeft men gesteld, dat de looninflatie toch met een bestedingsinflatie gepaard gaat, omdat de arbeiders, die een hoger loon ontvangen, een hoge marginale consumptiequote hebben, en dus hun consumptieve bestedingen zullen gaan verhogen. Op deze aanval kan men antwoorden, dat de bestedingsinflatie in dit geval een gevolg is van de kosteninflatie, en niet omgekeerd. De bestedingsinflatie is blijkbaar geen noodzakelijke voorwaarde voor de kosteninflatie. Volledigheidshalve moet nog de winstinflatje of opslaginflatie ( 1 ) worden genoemd. Oorzaak van deze inflatie is niet een stijging van de kosten, maar een verhoging van het opslagpercentage, dat op de gemiddelde variabele (dan wel totale) kosten wordt gelegd. Wanneer de ondernemers bv. de indruk hebben, dat hun prijsafzetcurven in het recente verleden naar rechts zijn verschoven, zullen zij hun verkoopprijzen gaan verhogen door hun opslagpercentage te verhogen. Deze opslaginflatie kan zich alleen voordoen, als er reeds inflatore tendenties aanwezig zijn.
2.3 — De monetaire inflatietheorie De aanhangers van de monetaire inflatietheorie willen geenszins beweren, dat de beide vorige theorieën fout zijn. Zij passen slechts een andere benaderingswijze van het probleem toe. Deze wijze van benaderen gaat uit van het inzicht, dat het de taak van de monetaire autoriteiten is te trachten de geldstroom te beheersen en de goud- en deviezenvoorraad te beheren. Om deze taak goed te kunnen vervullen dienen de monetaire autoriteiten bij de analyse van de economische toestand een monetair standpunt in te nemen. Dit geldt in de eerste plaats voor de directie van de centrale bank. De monetaire inflatietheorie onderzoekt, op welke wijze het liquiditeitstekort, dat met het ontstaan van een vraagoverschot gepaard gaat, wordt gefinancierd : heeft zich ontpotting of geldschepping voorgedaan, of beide ? De mo( 1 ) Markup inflation.
netaire inflatietheorie is slechts een alternatieve beschouwingswijze, die andere benaderingswijzen kan aanvullen. Deze « andere » beschouwingswijzen zijn de theorieën van de bestedingsinflatie en van de kosteninflatie ; wie deze theorieën toepast, zoekt de oorzaken van de storingsverschijnselen in de reële sfeer van de volkshuishouding, d.w.z. in de goederenkringloop ; hij beschouwt geldschepping en ontpotting als begeleidingsverschijnselen. Daarom kan men de theorieën van de bestedingsinflatie en van de kosteninflatie aanduiden als « a-monetaire » of « reële » theorieën. De monetaire inflatietheorie is « monetair », omdat zij haar aandacht speciaal op de geldschepping en de ontpotting richt. De Groningse hoogleraar J. Pen heeft de zienswijze, geformuleerd in de vorige alinea, dat de monetaire en de reële inflatietheorieën slechts alternatieve beschouwingswijzen zijn, bestreden ( 1 ). Weliswaar erkent hij, dat de beide soorten theorieën formeel juist zijn en dat men ze zelfs in elkaar kan vertalen, zoals schrijver dezes heeft gedaan ( 2 ). De vraag is alleen, welke toepassingsmogelijkheden zij hebben. De theorie van de bestedingsinflatie werkt met grootheden, die men kan meten, zodat econometristen de voorkeur aan deze theorie zullen geven. Bij de monetaire theorie, waarvan volgens Pen zowel Koopmans als Holtrop vertegenwoordigers zijn, ligt dit anders. Wel kan de maatschappelijke geldvoorraad (M) worden gemeten, maar de omloopsnelheid van het geld (V) is een nogal schimmige grootheid. Pen geeft daarom de voorkeur aan de theorie van de bestedingsinflatie. Hij geeft echter toe, dat de beide theorieën elkaar in bepaalde gevallen kunnen ondersteunen. Een huwelijk tussen beide theorieën is ook naar zijn mening mogelijk. Inderdaad heeft Pen gelijk, dat men econometrisch beschouwd meer houvast heeft aan de theorie van de bestedingsinflatie en dat V een schimmige grootheid is. Pen doet Koop/ : een standpunt », .( 1 ) T. Pen, a MV versus C Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting van de Nationale Bank van België, Brussel, XXXVI, I, n* 4, april 1961, pp. 233-244. ( 2 ) F. J. de Jong, « The Concept of Monetary Equilibrium, and Its Relation to Post-Keynesian Economics », Weltu;irtschaftliches Archiv, Hamburg, LXXVII, 1956, II, pp. 1-43. Onder de titel : a Het begrip monetair evenwicht en zijn verband met de post-Keynesiaanse economie » zal hiervan in 1965 een Nederlandse vertaling verschijnen in de bundel Monetaire opstellen, Agonbibliotheek, Amsterdam, 1965.
— 430 --
mans echter geen recht, als hij hem geheel in de monetaire hoek duwt. In zijn theorie zijn, gelijk straks zal worden aangetoond, zowel reële als monetaire elementen aanwezig. Wat betreft Holtrop, zelfs bij hem zijn overwegingen betreffende de reële sfeer niet afwezig, al is zijn theorie overwegend monetair getint ; de omloopsnelheid V komt in zijn model echter niet voor. Ook Wicksell, van wie de monetaire theorie afkomstig is, kan men niet geheel tot het monetaire kamp rekenen. Men kan hem zelfs, zoals Pen zelf zegt, als de vader van de theorie van de bestedingsinflatie beschouwen. Holtrop heeft duidelijk een voorkeur voor de monetaire theorie. Volgens Pen stelt hij daardoor de verantwoordelijkheden verkeerd vast. Dit nu is naar mijn mening een misvatting, een misvatting waar Holtrop zelf misschien wel enige aanleiding toe heeft gegeven, omdat hij inderdaad de term « verantwoordelijkheid » heeft gebruikt. Holtrop wil hier echter alleen mee zeggen, dat voor de inflatore of deflatore verstoring een oorzaak wordt aangewezen met behulp van een theorie, die slechts als werkhypothese is bedoeld. Men heeft geenszins met een morele veroordeling te doen ( 1 ). Vanwaar deze voorkeur van Holtrop ? De Nederlandsche Bank heeft weinig invloed op de gedragingen van de subjecten in de reële sfeer. De Bank heeft echter als taak de geldsfeer te beheren. Krachtens de instrumenten, die men bij dit beheer ter beschikking heeft, moet men wel een monetaire aanpak gebruiken. Welke theorie men hanteert, hangt immers af van de probleemstelling, nl. van de economisch-politieke instrumenten, waarvan men de invloed op de voor het beleid gekozen doelstellingen wil bestuderen ( 2 ). De instrumenten van de centrale bank zijn van monetaire aard. Een symbiose tussen beide soorten theorie is echter zeer wel mogelijk. Er bestaat dan ook samenwerking tussen de econometristen van het Centraal Planbureau en de minder econometrisch georiënteerde onderzoekers op de Studiedienst van De Nederlandsche Bank. Holtrop, p. 307 (of p. 199 in de Engelse versie). ( 2 ) Een uitspraak in deze geest vindt men bij : J. Tinbergen, « Was 1954 inflatoir ? », EconomischStatistische Berichten, Rotterdam, nr 1956, d.d. 1 december 1954, pp. 949-953, inzh. p. 950, rechterkolom; herdrukt in de bundel : Monetaire uiteenzettingen, Rotterdam, 1955, pp. 107-115, inzh. p. 111. Op p. 309 van zijn artikel (p. 200 in de Engelse versie) beroept Holtrop zich dan ook op deze tekstplaats bij Tinbergen.
3. — De verwantschap van de theorie van
M. W. Holtrop met de theorieën van D. H. Robertson en J. G. Koopmans 3.1 — De kasvoorraadtheorie van D.H. Robertson
De theorie van Robertson kan worden gekarakteriseerd als de subjectieve en ex-anteversie van de kwantiteitstheorie ( 1 ). De betrekking, die deze theorie beschrijft, is gebaseerd op de subjectieve keuzehandelingen van de economische subjecten. De theorie maakt gebruik van een verkeersvergelijking. Eerst moeten enkele symbolen worden gedefinieerd : M maatschappelijke geldvoorraad; K, kringloopperiode of inkomensomlooppe-
dode van het geld; Y nationaal geldinkomen; P algemeen prijsniveau;
Y, reëel nationaal inkomen. De verkeersvergelijking van Cambridge is : M = /17,Y
(3.1)
of M = K,PY,
(3.2)
De subjectieve factoren worden weergegeven door K. De redenering is nl. als volgt. Wanneer een inflatieproces wordt verwacht, gaat men meer kopen dan voorheen om de prijsstijgingen voor te blijven. Men gaat zijn geld sneller uitgeven, zodat de waarde van K„ daalt. Zolang M constant blijft, moet derhalve het produkt PY r groter worden. Wanneer er nog braakliggende produktiemiddelen zijn, gaat Y,. stijgen. Is dat niet het geval, dan gaat P omhoog. We hebben hier met een typisch voorbeeld van een monetaire theorie te doen. Holtrop beroept zich op deze theorie. Ook hij werkt met een grootheid, genaamd de liquiditeitsquote of kasquote, die zeer veel verwantschap vertoont met Robertsons K. (Er zijn echter ook verschillen tussen deze beide begrippen; hierop komen wij straks). Volgens Zijlstra wordt de kringloopperiode van het geld door een aantal objectieve en subjectieve determi(1) D.H. Robertson, Money, Londen en Cambridge, 1922 (later herzien).
— 431 — nanten bepaald ( '). Objectieve factoren zijn de betalingsgewoonten en het aantal huishoudingen, de subjectieve factor is de liquiditeitsvoorkeur in enge zin. We vinden hier een aanknopingspunt met de grondwet van het economische handelen, de tweede wet van Gossen. Het grensnut van de geldeenheid wordt in alle richtingen, d.i. bij alle aanwendingsmogelijkheden, genivelleerd. Eén van de aanwendingsmogelijkheden is de oppotting van het geld. Holtrop heeft de theorie van Robertson uitgewerkt; hoe hij dit heeft gedaan, zal in sectie 4 worden uiteengezet.
3.2 — Het begrip monetair evenwicht van J. G. Koopmans
In hetgeen volgt zullen de volgende symbolen worden gebruikt : Y verworven inkomen (opgevat als nationaal geldinkomen); D voorgenomen bestedingen; L liquiditeitsvraag (gevraagde voorraad kasmiddelen); t
tijd;
AL — oppotting gedurende periode át; et M maatschappelijke geldvoorraad;
AM — geldschepping gedurende periode Ot; ot C consumptieve bestedingen;
(3.4) (3.5)
Nu verstaat Koopmans onder monetair evenwicht de toestand, waarbij de zuivere vraag nul is. Het verworven inkomen is dan gelijk aan de voorgenomen bestedingen : Y= D
(3.6)
Substitutie van (3.4) en (3.5) in (3.6) geeft : S=I
(3.7)
Substitutie van (3.6) in (3.3) levert vervolgens : AL áM (3.8) ot At Alleen vergelijking (3.8) is monetair van aard : de vergelijkingen (3.6) en (3.7) passen in de theorie van de bestedingsinflatie, dus in de zg. reële theorie. Het is derhalve, niet juist Koopmans als een vertegenwoordiger van de uitsluitend monetaire theorie te beschouwen, zoals Pen doet. De vergelijkingen (3.6), (3.7) en (3.8) zijn drie simultane formuleringen van het begrip monetair evenwicht. Wanneer één van de vergelijkingen geldt, gelden de andere twee. Wanneer één van de vergelijkingen niet geldt, geldt geen van de drie vergelijkingen. We gaan nu het begrip monetair evenwicht beschouwen voor een open volkshuishouding met overheidssector. Er moeten allereerst enkele nieuwe symbolen worden gedefinieerd : directe belastingen;
E9 overheidsuitgaven in de reële sfeer;
investeringen.
Alle grootheden moeten ex ante worden opgevat, behalve Y, dat het feitelijke inkomen, een statistisch waarneembare grootheid dus, voorstelt. We gaan uit van de ex-antekasvergelijking : á/14. Ot
YC+ S DE C +/
T,
S besparingen; I
In een gesloten volkshuishouding zonder afzonderlijke rekening a Overheid » gelden de volgende definitievergelijkingen :
n
AL Ot
Ue export, totaal van de creditposten van de lopende rekening van de betalingsbalans; U i import, totaal van de debetposten van de lopende rekening van de betalingsbalans; G
AG
voorraad goud en deviezen;
( 1 ) J. Zijlstra, De omloopsnelheid van het geld en zijn betekenis voor geldwaarde en monetair evenwicht,
aangroeiing van de voorraad goud en deviezen in periode át; deze leidt tot schepping van binnenlands geld tot een zelfde waarde;
Capita selecte der economie, -VII, Leiden, 1948, pp. 3894. Zie ook : F.J. de Jong, « La vitesse de circulation de le monnaie et l'équilibre monétaire », Economie a ppliguée, Parijs, XI, 1958, pp. 259-339.
áMh geldschepping in periode át wegens At binnenlandst oorggkon,
Y+
JIJ
-
(3.3)
Lt
— 432 — We moeten in dit geval met de volgende definitievergelijkingen werken : (3.9)
17 -5.C+S±T, D-C + I + E, + (LID — U i )
(3.10)
AM_ At
(3.11)
At
AG + — At
Er is monetair evenwicht, indien voldaan is aan : (3.6)
Y= D
We substitueren (3.9) en (3.10) in (3.6) en verkrijgen als resultaat : S + T, = I +
(U e — Ui)
.•
het saldo op de lopende rekening kleiner, op den duur zelfs negatief worden met het gevolg, dat we op onze goud- en deviezenvoorraad gaan interen (G <0). In Nederland met At zijn hoge marginale importquote is het heel goed mogelijk en is het ook enige malen werkelijk gebeurd (1950-1951 en 1956-1957), dat als uiteindelijk resultaat van een inflatieproces de geldvoorraad kleiner wordt ( 1 ) ; zie vergelijking (3.11). In Amerika zal dit niet gebeuren; dit land heeft een marginale importquote van slechts 0,04. Vergelijking (3.14) kan men als volgt herschrijven : AL At
(3.12) .•. (S — I) + (T,— E D ) = (Lle — U i )
(3.13) Bij het bestaan van monetair evenwicht in een open volkshuishouding behoeft S dus geenszins gelijk aan I te zijn. Wel moet de som van het spaaroverschot en het overschot op de overheidsrekening gelijk zijn aan het overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans. Ook behoeft de toestand van monetair evenwicht geenszins het bestaan van evenwicht op de lopende rekening van de betalingsbalans te impliceren. Dit evenwicht bestaat alleen, als het linkerlid van vergelijking (3.13) gelijk aan nul is. Bij substitutie van (3.11) in (3.8) verkrijgen we de gelijkheid, die moet gelden, zal er monetair evenwicht in de open volkshuishouding bestaan : áMh At
AG_ AL —(3.14) At At
Bij deze vergelijking kunnen twee opmerkingen worden gemaakt. In de eerste plaats kan men niet stellen, dat een binnenlands inflatieproces altijd gepaard moet gaan met een vergroting van de geldhoeveelheid, zelfs niet, indien dit inflatieproces ten dele met geldschepping
(
pigh
> 0) wordt gevoed. Nederland,
At bijvoorbeeld, heeft een zeer hoge marginale importquote (0,5). Wanneer het nationale inkomen groter wordt, kunnen we een sterke stijging van de import verwachten. De export zal voorlopig nog constant blijven. Wanneer het inflatieproces enige tijd heeft geduurd, zal
AM h
At
AG At
(3.15)
Het linkerlid van (3.15) heeft verwantschap met het begrip nationaal liquiditeitsoverschot AL áMh ) kunvan Holtrop. Men zou ( — — At At nen noemen : liet liquiditeitsoverschot, toegepast op de theorie van Koopmans, die is uitgebreid tot een theorie, geldig voor een open volkshuishouding. In een gesloten volkshuishouding is AG
= 0. Het nationale liquiditeitsoverschot At is derhalve in een gesloten volkshuishouding bij het bestaan van monetair evenwicht identiek gelijk aan nul, zoals ook reeds uit vergelijking (3.8) volgt.
Doordat L in de vergelijkingen is opgenomen, kan men gemakkelijk aanknopen bij J. M. Keynes. Indien we L splitsen in L, en L,, respectievelijk een actief en een inactief deel, en als we verder stellen, dat L / van het nationale inkomen en L, van de interestvoet afhankelijk is, hebben we een element van de keynesiaanse gedachtengang ingebouwd. 3.3 — Synthese van de theorieën van Robertson en Koopmans
Allereerst moeten weer enkele nieuwe symbolen worden gedefinieerd : Lp ex post gevraagde voorraad liquiditeiten (geld); ( 1 ) Een analyse van dit verschijnsel vindt men in : J.J. Polak en W.H. White, a The Effect of Income Expansion on the Quantity of Money », I.M.F. Staff Papers, Washington, IV, 1955, pp. 398-433.
— 433 — Figuur 3
Mi, ex post aanwezige geldvoorraad; Lu niet voorgenomen gevraagde voorraad liquiditeiten ( 1 ); ,11,4 niet voorgenomen aanwezige geldvoorraad. De volgende definitievergelijkingen gelden : L+ M + M.
Lp
(3.16)
M,
(3.17)
De monetaire autoriteiten hebben de geldhoeveelheid niet volledig in de hand. De feitelijke geldhoeveelheid M, wijkt in het algemeen af van de geldhoeveelheid, die de monetaire autoriteiten wenselijk achten. Het verschil is Mu . Men ziet, dat er een kern van waarheid schuilt in de oude theorie van het bankbeginsel. Deze theorie stelde, dat de maatschappelijke geldhoeveelheid volledig wordt bepaald door de maatschappelijke behoefte aan geld. De kern van waarheid is, dat de monetaire autoriteiten de geldhoeveelheid niet geheel en al kunnen bepalen. De houders van schatkistpapier kunnen de banken immers op ieder moment dwingen tot geldschepping over te gaan. Zij kunnen hun schatkistpapier monetiseren, d.i. te gelde maken op zodanige wijze, dat geldschepping het gevolg is. Om geld in handen te krijgen behoeft men in bepaalde gevallen zelfs geen enkele handeling te verrichten, als men maar een goed opgebouwde portefeuille schatkistpapier bezit. Men laat dan eenvoudig na het schatkistpapier te verlengen. We definiëren nu : L' = lim AL At -+0 At
dL dt
(3.18)
L' heet de momentane oppotting, of beter : de momentane oppottingssnelheid of momentane oppottingsstroom. M' = lim AM At -->.0 At
dM
(3.19)
dt
M' heet de momentane geldscheppingsstroom. We kunnen deze begrippen aan de hand van een analogie verduidelijken. Op de verticale as van de grafiek uit figuur 3 zetten we de ( 1 ) Zie voor het begrip a niet voorgenomen » : F.J. de Jong, a The Concept of Monetary Equilibrium, and Its Relation to Post-Keynesian Economics », Weltwirtschaftliches Archiv, Hamburg, LXXVII, 1956, II, pp. 1-43, inzh. pp. 8-17. .
stand (s) van de kilometerteller van een auto. Op de horizontale as zetten we de tijd af. De momentane snelheid van de auto op het tijdstip A wordt nu aangegeven door de helling ds van de raaklijn aan de curve s(t). De dt momentane snelheid geldt dus op een bepaald moment, hoewel zij heel goed kan worden gemeten in de maateenheid « kilometer per
uur ». Wanneer we nu voor s de symbolen L en M lezen, krijgen we i.p.v. de momentane rijsnelheid respectievelijk de momentane oppottingsstroom en de momentane geldscheppingsstroom. Men kan niet stellen — zoals in de economische literatuur soms wordt gedaan — dat voorraden steeds met tijdstippen, stromen met perioden in verband moeten worden gebracht. Het is heel goed mogelijk, dat voorraden op een bepaalde periode betrekking hebben (gemiddelde omvang van de voorraad gedurende de betrokken periode) en dat stromen op een bepaald moment slaan. Zo is de momentane oppottingssnelheid een stroomgrootheid op een bepaald moment. Bij dit alles moet men werken met continue functies. Gebruikt men stapfuncties, dan is, strikt genomen, het begrip dt niet zinvol. Wel heeft dan het begrip M betekenis. We kunnen uitgaan van continue en vloeiende functies, daar in de werkelijkheid de liquiditeitscreatie, die de resultante is van een over een korte tijd gespreid groot aantal krediettransacties van het bankwezen, bij benadering kan worden geacht van continu karakter te zijn ( 1 ). ( 1 ) G.A. Kessler, a Monetair model en dimensieanalyse », De Economist, Haarlem, CXI, 1963, pp. 481496, inzh. p. 490n.
-- 434 -Enkele definitievergelijkingen zijn nog : áM t M t — M, t _ i en AL t 7.= L t —
Lp,t-1
(3.20)
AM:
M'dt
E-
waarbij het inkomen wordt beschouwd als het inkomen, genoten over een bepaalde periode. We hebben in slat geval te doen met een integraal van de inkomensstroom over het betrokken tijdvak : in de periode tussen de tijdstippen (t-1) en (t) bedraagt het inkomen
(3.21) Y.dt.
t-1
Deze laatste grootheid heeft de
t-1
ALt ==_
L'dt
(3.22)
t-1
De laatst gedefinieerde grootheden zijn geen stroom-, maar voorraadgrootheden. Zo is áM t de hoeveelheid, die in de periode tussen de tijdstippen t-1 en t is geschapen (vrijwillig). We naderen nu de begrippen, zoals ze in het jaarverslag van De Nederlandsche Bank worden gebruikt. In het jaarverslag wordt bv. ook het nationale inkomen wel als een voorraad opgevat. Wat men zich hierbij moet denken, zal thans worden uiteengezet. In het algemeen wordt het inkomen, zowel het geldinkomen als het reële inkomen, als een stroomgrootheid opgevat. Het geldinkomen heeft dan de dimensie ( 1 ) [MT- 1] , d.w.z. een geldvoorraad [M] per tijdvak [T]. Er bestaat echter nog een ander inkomensbegrip, ( 1 ) Een dimensie is een verzameling additieve grootheden. Het begrip is ontwikkeld door natuurkundigen, terwijl het door W. Stanley Jevons in de economie is ingevoerd. De natuurkundigen noemen de verzameling van alle lijnsegmenten de dimensie « lengte »; zij gebruiken hiervoor het symbool [L]. Evenzo noemen zij de verzameling van alle tijdvakken de dimensie « tijd »; deze schrijven zij als [T]. Een snelheid, bv. van een rijdende auto, is de afstand (d.i. een lijnsegment), doorlopen in een tijdvak; zij wordt gemeten in bv. km/h. De dimensie « snelheid » schrijven de natuurkundigen [L] dan ook als — of, zoals gebruikelijker is, als [T] ' [LT- 1 ]. Ook in de economie kan hantering van het
begrip dimensie soms gemak leveren. In de economie kan men de verzameling van alle in een geldeenheid gemeten voorraden de naam geven van dimensie a waarde » of dimensie « geldvoorraad »; in dit artikel zal de laatstgenoemde benaming worden gebezigd. Voor de dimensie a geldvoorraad » bezigen wij het symbool [M]. Een geldstroom wordt gemeten in geldeenheden per tijdeenheid; daarom schrijven wij de dimensie a geldstroom » als [MT- 1 ]. Uit de analogie van deze formule met die voor het natuurkundige begrip snelheid zal duidelijk zijn, waarom ook geldstromen in onze tekst soms worden aangeduid als a snelheden ». Over het begrip dimensie in de economie is slechts weinig gepubliceerd. De Nederlandstalige lezer zij verwezen naar : F.J. de Jong, « Dimensieanalyse in de economie », De Economist, Haarlem, CX, 1962, pp. 1-206. Een uiteenzetting in de Franse taal is : M. Allais, Traité d'économie pure, deel I, Les données générales de l'économie pure, Parijs, 1953, pp. 220-267. Een korte inleiding in de Engelse taal is : G.C. Evans, Mathematical Introduction to Economics, New York en Londen, 1930, pp. 13-20.
dimensie [M] en is dus een voorraadgrootheid. In plaats van de algemene term « inkomen » te gebruiken, zou men derhalve beter kunnen spreken van « inkomensstroom » en « inkomensbedrag » ( 1 ), respectievelijk voorgesteld door de symbolen Y en
Y.dt. t- 1
Vervolgens moet het onderscheid tussen ex - ante - en ex-postgrootheden worden behan-
deld. De ex-antegrootheden voldoen aan gedragsfuncties. We nemen bijvoorbeeld aan, dat er tussen de gevraagde kasvoorraad (L) en het nationale inkomen (Y) een bepaald verband bestaat. De waarde van de gevraagde kasvoorraad, die aan deze functie voldoet, noemen we de ex-antewaarde van de gevraagde kasvoorraad. De ex-postwaarde (L,) is de feitelijke waarde ; hiervoor geldt uiteraard : L p E- Mi,
(3.23)
Vergelijking (3.23) stelt een ex-postidentiteit voor. Ex post beschouwd is de gevraagde voorraad kasgeld identiek met de aanwezige maatschappelijke geldvoorraad, want al het geld, dat zich in de maatschappij bevindt, moet ergens in kas zijn. Van Robertson is de bekende uitspraak afkomstig : « All money which is anywhere must be somewhere » ( 2 ). Op ieder tijdstip geldt ex post tevens, dat de momentane oppottingssnelheid identiek is met de momentane geldscheppingssnelheid. Eveneens is de gemiddelde oppottingssnelheid gelijk aan de gemiddelde geldscheppingssnelheid : AL, _ AM, At — At
(3.24)
(1) Dit denkbeeld is afkomstig van Prof. Dr. A.I. van de Vooren te Groningen. (2) D.H. Robertson, « Mr. Harrod and the Expansion of Credit », Economica, N.S., Cambridge, I, 1934, pp. 473-475, inzh. 473.
— 435 — Ex-ante-evenwichtsvoorwaarden voor het bestaan van monetair evenwicht zijn :
L = M (volgens de liquiditeitsvoorkeurtheorie van Keynes) (3.25) en AL At
A lli (volgens Koopmans) (3.26) At
Monetair evenwicht vereist, dat ex ante de oppottingsstroom gelijk is aan de geldscheppingsstroom of dat het oppottingsbedrag in een bepaalde periode At gelijk is aan het geldscheppingsbedrag in die periode. Zouden de ongelijkheden (3.27) en (3.28) gelden : L >
M
AL
AM
At
At
(3.1bis)
Indien nu — gelijk Robertson impliciet aanneemt — M = M, is, kan men (3.2) herschrijven als die uitdrukking van de evenwichtsvoorwaarde tussen twee ex-antegrootheden, die men « monetair evenwicht » noemt : M=L
(3.25)
(3.30)
Robertson en Koopmans is op eenvoudige wijze mogelijk door bv. de identiteit (3.lbis) naar
(Koopmans)
(3.28)
dan doet een deflatore storing zich gelden. Wanneer is voldaan aan de ongelijkheden (3.29) en (3.30) :
de tijd te differentiëren :
De vergelijkingen (3.23) en (3.24) kunnen we beide evengoed gebruiken; zij zijn in elkaar vertaalbaar en kunnen dus onderling verwisseld worden. In het eerste geval werkt men met voorraden, in het tweede geval met stromen. Hetzelfde moet, indien de formuleringen van Keynes en Koopmans beide juist zijn, gelden voor de paren vergelijkingen (3.25) en (3.26), (3.27) en (3.28), (3.29) en (3.30). De stelling, dat deze vergelijkingen inderdaad twee aan twee onderling verwisseld kunnen worden, is geformuleerd door Don Patinkin ( 1 ) ; Karl Brunner heeft haar de benaming monetaire relatie gegeven ( 2 ). Alvorens het bewijs van deze stelling te geven willen we eerst haar relevantie laten zien door haar — voorlopig aannemende, dat zij juist is — toe te passen op de theorieën van Robertson en Koopmans. In de door Robertson gebruikte verkeersvergelijking van Cambridge : M = K„PY,
1(.217
(3.29)
(3.27)
AL < AM At At is er sprake van een inflatore storing.
L E- 117„PY, of L
waaruit blijkt, (1) dat er verwantschap bestaat tussen de kasvoorraadtheorie van Robertson en de liquiditeitsvoorkeurtheorie van Keynes ( 1 ), en (2) dat de theorie van Robertson, evenals die van Koopmans, in wezen een theorie van het monetaire evenwicht is. Het verschil is slechts, dat Koopmans werkt met stroomgrootheden, terwijl Robertson voorraadgrootheden gebruikt. Een synthese tussen de theorieën van
(Keynes)
L < M
stelt Yr het reële nationale produkt voor. De aanbieders van dit produkt ontvangen hiervoor een geldstroom PYr ; men kan evengoed zeggen, dat hun gevraagde kasvoorraad L wordt voorgesteld door :
(3.2)
(1) D. Patinkin, a The Indeterminacy of Absolute Prices in Classical Economie Theory », Econometrica, Chicago, XVII, 1949, pp. 1-27, inzh. pp. 7-8. (2) K. Brunner, a Inconsistency and Indeterminacy in Classical Economics », Econometrica, Chicago, XIX, 1951, pp. 152-173, inzh. p. 157.
AL = K
AY
At —
At
en dit resultaat te substitueren in de uitdrukking (3.8) van Koopmans : AM
=K 9
At
AY At
(3.8bis)
(Deze vergelijking kan men uiteraard ook rechtstreeks uit (3.1) verkrijgen). De bovenstaande redenering berust, zoals gezegd, op een toepassing van de zg. « monetaire relatie », d.i. de stelling, dat (3.25) en (3.26), enz., onderling verwisselbaar zijn. De juistheid van deze stelling is door Don Patinkin als volgt bewezen. Volgens (3.20) geldt : Lt = L, t_, + áLt Mt
— Mp,t-t = AMt
Lt — M t +
Lp,t- t + áLt — AMt
Op grond van de ex-postidentiteit (3.31) kan men het bovenstaande herschrijven als : Lp,t-1
Mp,t-I
Lt — M t E AL t — AM t ( 1 ) J.M. Keynes, The General Theory of Employment, Interest and Money, Londen, 1936, pp. 166 - 172.
— 436 — Om de economische betekenis van dit bewijs goed te doorgronden is het nuttig zich nog eens te verdiepen in de betekenis van het verschil tussen ex - post - en ex-antegrootheden. Daarbij gaan we uit van de zojuist reeds gegeven expostidentiteit : Mp,f-1
(3.31)
L = OA M=OB X = AB
Stel : zodat geldt : L„,,_, E Mu.t-, +X
Stel, in de uitgangssituatie op het tijdstip t wordt de interestvoet voorgesteld door het lijnstuk OD. De maatschappelijke geldvoorraad zij OB, en OA is de gevraagde voorraad liquiditeiten. Men heeft dan :
(X>0) (3.32)
Wanneer nu (3.32) afgetrokken wordt van (3.31), verkrijgen we als resultaat : (3.33) (3.34) De ongelijkheid (3.34) duidt Holtrop aan als een primair- liquiditeitstekort. (We hebben tot nu toe alleen de primaire liquiditeiten, het geld, in onze beschouwing opgenomen). Een positieve waarde van Lu zal leiden tot ontpotting. Bij een liquiditeitstekort in de zin van Holtrop is ex ante de liquiditeitsvraag (L) kleiner dan de liquiditeitsmassa (M). Het bestaan van een liquiditeitstekort in. een. bepaalde sector van de volkshuishouding betekent, dat deze sector een inflatore impuls de volkshuishouding instuurt. Men reageert op
Lu, de onvrijwillige component van de liquiditeitsvraag, door het uitsturen van een inflatore impuls. Voor de volkshuishouding als geheel is deze reactie een impuls. Figuur 4
Men ziet hier een verband met de keynesiaanse denkwijze. In figuur 4 stelt L a) de keynesiaanse kromme van de liquiditeitsvoorkeur voor.
Wanneer nu M. positief is, m.a.w., wanneer de monetaire autoriteiten het gewenst achten, dat de inflatore impuls wordt tegengegaan, zal de interestvoet moeten worden verhoogd. Door de stijging van de interestvoet zullen de investeringen dalen en de geldscheppingsstroom zal kleiner worden. Als de inflatore impuls de kans krijgt door te werken, zal het nationale inkomen stijgen. Keynes onderscheidt drie motieven voor de liquiditeitsvoorkeur : het transactie-, het voorzorgs- en het speculatiemotief. Het transactiemotief geeft aanleiding tot de vraag naar actief kasgeld, terwijl de beide andere motieven de vraag naar inactief kasgeld veroorzaken. De vraag naar actief geld wordt voorgesteld door het symbool L,, de vraag naar inactief geld door L 1 , zodat L Ea• L, + L, is. Wanneer nu het nationale inkomen stijgt, zal L, groter worden (Keynes). Men ziet hier een verwantschap van het denken van Keynes met de theorie van Robertson, via de grootheid K. Bij een stijging van het nationale inkomen gaat de curve L in figuur 4 naar rechts verHet monetaire evenschuiven, bv. tot wicht is hersteld, als de kromme door het punt P gaat. Dan is L alsnog gelijk aan M geworden. Holtrop gebruikt de begrippen actief en inactief eveneens. Hij werkt echter met een andere terminologie. De vraag naar actieve kasmiddelen (L 1 ) wordt door Holtrop de a liquiditeitsbehoefte » (L bh ) genoemd; de a liquiditeitsbegeerte » (Lb9 ) is zijn uitdrukking voor de vraag naar inactieve kasmiddelen. Het verschijnsel, dat door een stijging van het nationale inkomen de liquiditeitsbehoefte groter wordt, noemt Holtrop een geïnduceerde deflatore reactie. Een inflatore impuls leidt altijd tot een geïnduceerde deflatore reactie. Dit wordt vooral duidelijk, wanneer men met een analyse voor meer sectoren werkt, bv. de sectoren Rijk, Lagere overheid (of Lagere publiekrechtelijke lichamen) en. Particuliere .
— 437 — sector. Een inflatore impuls, uitgaande van één van de sectoren, leidt eet. par. tot geïnduceerde deflatore reacties in de beide andere sectoren.
In het bovenstaande is uitgegaan van de vooronderstelling, dat er een inflatore spanning bestond. Laten we thans uitgaan van het geval, dat er een deflatore spanning bestaat, d.w.z., dat er geld wordt opgepot of vernietigd of. beide (Koopmans). Men kan ook zeggen, dat niet alle inkomensbestanddelen regelmatig worden doorgegeven (Holtrop). Er zit dan een lek in de geldkringloop. We gaan uit van de identiteit : (3.31) Stel : en wel zodanig, dat : L
„,
t-I
L e_,
Mu, t _1
—
X
At e_, + X
(X > 0)
(3.35) (3.36)
dus 4-1 > Me-1
(3.37)
In de terminologie van Holtrop wordt de ongelijkheid (3.37) als een primair-liquiditeitsoverschot aangeduid. Het primaire-liquiditeitsoverschot komt blijkbaar overeen met het begrip deflatore spanning van Koopmans. In de bovenstaande redenering zijn L en M ex ante opgevat. Derhalve is het primaireliquiditeitsoverschot (X) ook een ex-antegrootheid. Laten we vooronderstellen, dat L u," en Mu, e-1 negatief zijn. Een negatieve waarde van Lu, t_, betekent, dat in de vraag naar kasgeld (ex post) een negatieve gedwongen component zit : het publiek acht de feitelijk aanwezige kasvoorraden te klein. Men gaat oppotten, zodat in de volgende periode AL groter zal zijn dan nul (áL t >0). Men gaat oppotten als reactie op de negatieve gedwongen component in de vraag naar kasgeld.
Wanneer ook Mu,, t, een negatieve waarde heeft, achten de monetaire autoriteiten de feitelijke waarde M,, van de maatschappelijke geldvoorraad te klein. Men zal deze trachten te vergroten door de interestvoet te laten dalen. Wanneer het publiek in voldoende mate reageert, zal .31P, de ex-postwaarde van de
geldvoorraad, zich in de periode t in de gewenste richting bewegen. Er zal geld worden geschapen, zodat in de volgende periode AM groter dan nul zal zijn (áM>0). Een negatieve waarde van de gedwongen component van een bepaalde ex-postgrootheid leidt in de volgende periode tot een positieve waarde van de reactiecomponent, die een deel vormt van de ex-antegrootheid van de volgende periode. De betrokken ex-antegrootheid zal in de volgende periode dus sterker positief of minder sterk negatief zijn, dan bij afwezigheid van deze reactiecomponent het geval zou zijn geweest. In dit voorbeeld werkt de reactie van het publiek deflatoor, terwijl De Nederlandsche Bank poogt een inflatore impuls te geven. Welke van deze beide impulsen zal het winnen ? Aangezien elk van deze twee impulsen zelf een reactie is op het bestaan van onvrijwillige componenten in de de facto aangehouden kasvoorraden Lm_, en in de feitelijke waarde M„, t_., van de maatschappelijke geldvoorraad, terwijl deze reacties dienen om deze onvrijwillige componenten weg te werken, mag men aannemen, dat zal gelden : AL t = — AM t = —
(3.38)
Aangezien was voorondersteld, dat de waarde van elk van deze beide onvrijwillige grootheden negatief zou zijn, zijn de waarden van áL t en áM t hier positief. Op grond van (3.35) en (3.38) moet men schrijven : aLt = AMt + X
(3.39)
zodat AL t > AMt is; deze ongelijkheid drukt hetzelfde uit als (3.37), nl. een deflatore spanning. Een en ander combinerende verkrijgt men het volgende :
áLt = áM t + X
(3.31) (3.39)
L, = g,
(3.40)
Lp, t-/
M n. t-/
X
Voor X > 0 drukt dit een deflatore spanning uit, voor X = 0; monetair evenwicht, voor 0; een ihflatorC spitnning.
— 438 — Uit de beide vergelijkingen (3.39) en (3.40) volgt : Lt — M t = AL t — AM t
(3.41)
hetgeen we « de monetaire relatie van Don Patinkin » kunnen noemen. Zeker is in ieder geval, dat op tijdstip t zal gelden : (3.31)
L,,, t = Mp, t
het liquiditeitsevenwicht 'heeft genoemd ( 1 ), d.w.z. een toestand, waarin geen liquiditeitsspanningen (liquiditeitstekort of -overschot) bestaan. De begrippen monetair evenwicht en liquiditeitsevenwicht zijn synoniem, behalve, dat een verandering van de liquiditeitsvraag L ten gevolge van een verandering van de interestvoet een reactie is, die het liquiditeitsevenwicht verstoort, terwijl de laatstgenoemde reactie op haar beurt een impuls is, die het monetaire evenwicht verstoort.
De vergelijkingen (3.40) en (3.31) zijn simultaan geldend. Indien er evenwicht is, zal het verschil tussen de ex-ante- en ex-postgrootheden gelijk aan nul zijn. Evenwicht bestaat
Ingevolge vergelijking (3.11) kan in formudM lering (3.8) van het liquiditeitsevenwicht
alleen maar, als de onvrijwillige componenten nul zijn; volgens (3.35) is dan tevens X = 0.
worden vervangen door
Zouden er nog wèl onvrijwillige componenten (0 0) aanwezig zijn, dan zouden de ex-postgrootheden hun evenwichtspositie nog niet hebben bereikt. Er zouden reacties optreden, totdat de ex-postgrootheden dezelfde waarde als de ex-antegrootheden hadden gekregen.
vergelijking 3.14); evenzo kan in formulering (3.39) AM worden herschreven als
We hebben nu gevonden, dat er monetair evenwicht is, indien geldt ( 1 ) :
L< M
dt
dG —dt
dt
(zie
aMh + AG.
Inflatie is er, indien geldt : Volgens Robertson : E
[M]
(3.29) of (3.39) voor X < 0
Volgens Koopmans : Volgens Robertson : L= M
E [M]
dL
(3.40) voor X = 0
dt
= dt
E [MT-1 ] (3.8)
= AM E [M]
(3.30)
Volgens Holtrop : OL
Uit (3.8) volgt door integratie over het tijdvak van t-1 tot t — zie vergelijkingen (3.22) en (3.21) — voor X=0 : oL
E [MT -1] dt
Uit (3.30) volgt weer door integratie over een tijdvak :
Volgens Koopmans : dL
<
dt
< AM
E [M]
(3.42)
is er, indien in (3.29), (3.30) en (3.42) de ongelijktekens andersom staan. Ook dan zijn (3.29), (3.30) en (3.42) simultaan geldig. Deflatie
(3.39)
hetgeen een formulering in de geest van Holtrop is.
We hebben kunnen zien, dat Holtrop in belangrijke mate aansluit op de kasvoorraadtheorie van Robertson en de theorie van het monetaire evenwicht van Koopmans. Zelf heeft Holtrop geschreven, dat de door De Nederlandsche Bank gebruikte monetaire theorie « niets anders is dan een nadere uitwerking van de beproefde kasvoorraad-variant van de kwantiteitstheorie » ( 2 ). We hebben
De monetaire relatie is een stelling, die inhoudt, dat we de toestand van monetair evenwicht evengoed in voorraadgrootheden (Holtrop en Robertson) als in stroomgrootheden (Koopmans) kunnen uitdrukken. Men mag voor X = 0 naar keuze (3.40) of (3.8) of ook (3.39) gebruiken. Deze drie gelijkheden zijn tevens uitdrukkingen van hetgeen Kessler
'Kessler, Monetair evenwicht en betalings( 1.) ..6alansenenwicht, pp. 106, 146.10, 7 335. en •445. ,( 1 ) De tijdindices worden verder weggelaten, indien de grootheden op één en hetzelfde tijdvak of tijdstip betrekking hebben. . • ' •
.
goitp3p,.:«• De relatieve •verantkoordelijkbeid van overheid en centrale . bank voor de beheersing van-iá flatié r; p. 312 (of 202 van'tle-ÉngelSé versie). '
— 439 — in het voorgaande gezien, dat er ook verwantschappen met Koopmans en met Keynes zijn waar te nemen.
4.
—
Het begrip liquiditeiten van Holtrop
4.1 — Begripsomschrijvingen in het kader van de zuivere theorie In het voorgaande is aangetoond, hoe de monetaire theorie van Holtrop aansluit op de kasvoorraadtheorie en op de theorie van het monetaire evenwicht. Eén element is nog niet besproken. De aard van het object van vraag en aanbod in de monetaire sfeer is bij Holtrop ruimer dan bij Robertson en Koopmans. Holtrop werkt met het begrip liquiditeiten i.p.v. met het begrip geld ( 1 ). Holtrop onderscheidt twee categorieën liquiditeiten : ( 1 ) geld of primaire liquiditeiten;
( 1 ) Zekere vorderingen op het Rijk, t.w. in hoofdzaak het schatkistpapier, de belastingcertificaten ( 1 ) en de vrije ( 2 ) tegoeden bij 's Rijks Schatkist. (2) Vorderingen op de lagere overheid (met inbegrip van de Bank voor Nederlandsche Gemeenten), omvattende in hoofdzaak kas- en daggeldleningen aan de provincies en gemeenten, en enige kortlopende verplichtingen van uiteenlopende aard van de Bank voor Nederlandsche Gemeenten. (3) Vorderingen op geldscheppende banken (niet in geldvorm), in hoofdzaak omvattende de termijndeposito's, de tegoeden op valutarekening bij de handelsbanken, alsmede tegoeden op spaarrekening. De secundaire liquiditeiten komen overeen met het Engelse begrip near-money. De secundaire liquiditeiten zijn vermogensbestanddelen, die, ofschoon ze niet de geldvorm hebben, toch in één belangrijk opzicht dezelfde behoefte bevredigen als het geld, nl.
(2) secundaire liquiditeiten. Secundaire liquiditeiten zijn alle vorderingen op de overheid en geldscheppende instellingen — in handen van andere houders dan geldscheppende instellingen — die op vrij korte termijn, zonder veel kosten en zonder belangrijk koersverlies, kunnen worden omgezet in geld of a pari in betaling kunnen worden gegeven ter voldoening van lopende belastingaanslagen ( 2 ) .
Het omzetten van schuldtitels in geld zonder veel kosten en zonder belangrijk koersverlies en op tamelijk korte termijn noemt men het a monetiseren » van deze schuldtitels. Het kenmerk van secundaire liquiditeiten is, dat ze snel kunnen worden gemonetiseerd. Holtrop deelt de secundaire liquiditeiten in de volgende drie categorieën in ( 8 ). (1) Holtrop volgt hier in feite het advies van Keynes, gegeven in de General Theory, p. 167n., dat het in de praktijk aanbeveling verdient niet slechts het geld, maar ook de termijndeposito's bij de banken, het schatkistpapier, enz., in de beschouwing te betrekken. (2) • Jaarverslag van De. Nederlandiehe Bank N.V.
over 1961, p. 176n. Volgens p. 174 worden tot de geldscheppende • instellingen gerekend : De Nederlandsche Bank, de handelsbanken, de effectenkredietinstellingen, de landbouwkredietinstellingen voor zover zij geen beleggers van spaargelden zijn, de giro-instellingen en de Staat • (als emittent van munten en Munt• . biljetten). • ( 3 ) Jaarverslag van. De ..Nederlandsch,e Bank N.V. over 1953, alSook'ilt. het vorige Jaarverskig :1952, op p. 53.
( 1 ) In de eerste helft van het jaar 1951 stelde het Rijk het publiek in de gelegenheid gelden, bestemd voor de voldoening van aanslagen in de vermogens-, inkomsten- en vennootschapsbelasting, interestgevend te beleggen in belastingcertificaten met een interestvoet van 2 3% pct. Deze belastingcertificaten konden van 1 januari 1952 af ter voldoening van zulke aanslagen a pari in betaling worden gegeven. Het bedrag, dat op 1 februari 1971 alsnog zal uitstaan, is op die datum a pari aflosbaar. In totaal werd voor f 169,9 miljoen aan belastingcertificaten geplaatst. (Ontleend aan : Miljoenennota 1952, pp. 34-35). — Reeds voordat men in 1951 overging tot de emissie van belastingcertificaten, was het voorgekomen, dat het Rijk aan zekere obligatieleningen de attractie verbond, dat men deze effecten a pari in betaling kon geven voor bepaalde lopende belastingaanslagen. Kort na de bevrijding (1945) waren dat leningen, ontstaan door omzetting van bij de geldzuivering geblokkeerde tegoeden in obligatieleningen. Deze leningen ontstonden dus gedwongen : niet met de vrijwillige medewerking van het publiek. De belastingcertificaten daarentegen nam het publiek vrijwillig. Deze certificaten bestaan in coupures van nominaal f 1.000 en van f 10.000; zij doen op de kapitaalmarkt een bepaalde koers. Er zijn er nog altijd in omloop. Ook in andere landen komen belastingcertificaten voor, zoals blijkt uit de volgende aanhaling : a In de Verenigde Staten en in Engeland zijn in de tweede wereldoorlog hoge belastingen van de winst en het inkomen geheven, welke gedeeltelijk op een later tijdstip zouden worden terugbetaald (uiteraard na de oorlog). Op deze wijze werden de monetaire voordelen verwezenlijkt, die de belasting boven de lening biedt. Voor het bedrag, dat later zou worden terugbetaald, werden certificaten aan de belastingbetalers uitgereikt. Ook indien aan deze soort certificaten verder de voorwaarde is verbonden, dat zij op een nader' te bepalen tijdstip mogen worden aangewend tot afbetaling op de in de toekomst verschuldigd wordende belasting, is er in feite sprake van een lening aan .de Staat, tot het tijdstip waarop de certificaten in betaling worden aanvaard ». Uit : C.F. Scheffer en .M.J.H. Snieets, Geld en overheid, Utrecht, 1960, •. . •pp. 90-91. ( 2 ) 'Tot . dézé vrije 'tegoeden. behéorden niet de saldi van de tegenwaarderekening van het' plan-Marshall.
-- 440 --
de behoefte aan liquiditeit. Het wezenskenmerk van de secundaire liquiditeiten is, dat de houders ervan de feitelijke macht bezitten door massale opvraging de schuldenaar te dwingen over te gaan tot een beroep op geldschepping ( 1 ). Dit kan technisch op twee manieren geschieden. Men kan wachten tot de vervaldag is aangebroken en dan de lening niet verlengen; men kan ook de secundaire liquiditeiten voortijdig afstoten naar de geldmarkt, waar de geldscheppende instellingen (de banken) vrijwel steeds bereid zijn bij een overmaat van aanbod als kopers op te treden. De secundaire liquiditeiten lenen zich voor monetisering, waarbij de crediteur, de houder van de schuldtitel, het initiatief kan nemen. Voor de beoordeling van de monetaire situatie moet men daarom, volgens Holtrop, niet alleen de geldvoorraad beschouwen, maar ook de voorraad secundaire liquiditeiten. Het is namelijk heel goed mogelijk, dat de houders van deze secundaire liquiditeiten met hun handelwijze de bedoelingen van de monetaire autoriteiten doorkruisen. Bij de definiëring van het begrip secundaire liquiditeiten moet men rekening houden met de structuurveranderingen, die in de laatste tien jaren in het bankwezen zijn waar te nemen. Bij de handelsbanken kan men nu spaartegoeden aanhouden, terwijl de spaaren landbouwkredietbanken tegenwoordig ook bereid zijn rekeningen voor hun cliënten te betalen ten laste van de spaarrekeningen van deze cliënten. Het verschil tussen spaartegoed en rekening-couranttegoed wordt op deze wijze praktisch illusoor. De Studiedienst van De Nederlandsche Bank rekent daarom ook de tegoeden op spaarrekening onder de secundaire liquiditeiten. Ook de tertiaire liquiditeiten, bijvoorbeeld de kapitaalmarktpapieren, zou men bij het onderzoek naar de monetaire situatie in aanmerking kunnen nemen. In een discussie in 1954 in E.-S.B. heeft Koopmans gesteld, dat Holtrop niet juist redeneert door een waterdicht schot tussen de geldmarkt en de kapitaalmarkt te plaatsen ( 2 ). Ook de houder van (1) Jaarverslag van De Nederlandsche Bank N.V.
over 1952, p. 53. (2) J.G. Koopmans, a Beschouwingen naar aanleiding van het bankverslag 1953: (I) Localisering van infla. tionaire erf deflationaire. verschijnselen », EconomischSratistisehe• Berichten,: Rotterdam, XXXIX, 1931, 9 juni 1954, pp. 449.455, inzh. p. 454; Monetaire uit, omzettingen :(bundel .artikelen. uit .E.-S.B.), Rtitterdám, 1955, pp, 1,29, inzb• p., .
tertiaire liquiditeiten kan geldschepping bewerkstelligen door bv. de schuldtitels in onderpand te geven bij het sluiten van een lening bij een bank. Holtrop geeft toe, dat er verbindingen tussen de beide markten kunnen bestaan ( 1 ). Men moet echter een formele grens trekken om statistische waarnemingen te kunnen verrichten. Ook de Commissie-Radcliffe in Engeland heeft aanbevolen bij de omschrijving van de liquiditeitsmassa af te stappen van de beperking tot het geld. De Commissie wil zelfs de tertiaire liquiditeiten opnemen ( 2 ). De critici hebben hierop geantwoord, dat het begrip liquiditeitsmassa dan zo ruim wordt genomen, dat het statistisch niet meer hanteerbaar is. C. Goedhart en schrijver dezes geven er de voorkeur aan ten behoeve van de berekening van de actuele inflatie het begrip liquiditeiten te beperken tot de primaire liquiditeiten ( 3 ). Wel moet men dan in gedachten houden, dat de hoeveelheid secundaire en tertiaire liquiditeiten een potentiële inflatie vertegenwoordigt. Met het oog op dit laatste is het inderdaad verstandig, dat de Studiedienst van De Nederlandsche Bank naast de primaire liquiditeiten ook de secundaire liquiditeiten in het begrip liquiditeiten opneemt. De tertiaire liquiditeiten laat hij er echter buiten. De Studiedienst neemt dus een middenpositie in tussen, aan de ene kant, Robertson, Koopmans, Goedhart en schrijver dezes en, aan de andere kant, de Commissie-Radcliffe, al zijn Goedhart en schrijver dezes er wel voorstanders van ook de secundaire liquiditeiten in de analyse te betrekken om de potentiële inflatie te berekenen. .(i) M.W. Holtrop, a Het criterium voor de localisering van monetaire storingsverschijnselen », EconoRotterdam, XXXIX, misch-Statistische Berichten, nl' 1943, 1 september 1954, pp. 689-692, inzh. p. 692, of Monetaire uiteenzettingen, pp. 43-62, inzh. pp. 52-53 : a Inderdaad is het juist, zoals Prof. Koopmans opmerkt, dat er nog zoiets als een rentemechanisme bestaat, waardoor op de geldmarkt kopers kunnen worden aangetrokken, die daartegenover bijvoorbeeld kapitaalmarktbeleggingen afstoten, in welk speciale geval de geldmarkttransactie wèl een werkelijke vermogensoverdracht inhoudt ». ( 2 ) Committee on the Working of the Monetary System, (Radcliffe) • Report, Londen, 1959, inzh. pp. 129-135. .( 3 ) .F.J. de .Jong, « Statistische methoden voor het onderzoek van .de monetaire..toestand -», Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting van de Nationale Bank Van België,. Brussel, XXXI, .I, n1 3 . en 4, maart en april :195.6,..pp. 153.174 ..én..237-20. In: de overdruk
inzh. pp. 27.31.
— 441 — Zoals men de vraag naar geld (L) kan stellen tegenover de maatschappelijke geldvoorraad (M), zo heeft het in de gedachtengang van Holtrop ook zin onderscheid te maken tussen de begrippen liquiditeitsvraag en liquiditeitsmassa. De liquiditeitsvraag is de totale hoeveelheid geld en secundaire liquiditeiten, die het publiek (d.i. alle economische subjecten in de volkshuishouding, exclusief de Staat en de banken) op zeker moment in handen wenst te hebben; de liquiditeitsmassa is de totale hoeveelheid geld en secundaire liquiditeiten, die zich op datzelfde moment feitelijk in handen van het publiek bevindt. De liquiditeitsvraag is analoog aan het keynesiaanse begrip liquiditeitsvoorkeur, waarmee Keynes de vraag naar kasgeld bedoelt, opgevat als een functie van het nationale inkomen en de interestvoet ( 1 ). De liquiditeitsmassa is analoog aan het begrip maatschappelijke geldvoorraad bij Keynes; beide grootheden worden in de analyse als « gegeven grootheden » opgevat. Wanneer men in de keynesiaanse begrippen liquiditeitsvoorkeur en maatschappelijke geldvoorraad het begrip « geld » vervangt door « liquiditeiten » — het samenstel van primaire en secundaire liquiditeiten — verkrijgt men de begrippen liquiditeitsvraag en liquiditeitsmassa van Holtrop ( 2 ). De liquiditeitsvraag (L 5) wordt door Holtrop omschreven als de vraag van het publiek naar liquiditeiten. De liquiditeitsmassa (L„,) is de hoeveelheid liquiditeiten, die in de maatschappij aanwezig is. De liquiditeitsvraag is theoretisch een functie van het nationale inkomen, van de interestvoet, van de toekomstverwachtingen en van de omvang van de vermogens. Keynes splitste de vraag naar geld in twee componenten, nl. de vraag naar actief kasgeld (L,) en die naar inactief kasgeld (L 5 ) : ,
L
L,
(4.1)
Op analoge wijze onderscheidt Holtrop bij de liquiditeitsvraag als componenten de liquidi(1) Walras gebruikte de term encaisse désirée reeds in zijn Théorie de la monnaie (1886) en in de tweede uitgave van zijn Eléments d'économie politique pure (1889). Zie ook Léon Walras, Elements of Pure Economics or the 7'heory of Social Wealth (vertaald en geannoteerd door W. Jaffé), Londen, 1954, p. 38. (2) Hetgeen volgt steunt vnl. op : M.W. Holtrop, « De interpretatie van monetaire verschijnselen », Economisch-Statistische Berichten, Rotterdam, XXXIX, nr 1958, 15 december 1954, pp. 989-996, of Monetaire uiteenzettingen, pp. 116-335. In het artikel vindt men ook de in onze tekst reeds gegeven definities van de begrippen liquiditeitsvraag en liquiditeitsmassa.
teitsbehoefte (L bh ) en de liquiditeitsbegeerte (Lb9) : L5 E
Lto, + Lb o
(4.2)
De liquiditeitsbehoefte Lbh is de vraag naar liquiditeiten op grond van het transactiemotief (de vraag naar actieve liquiditeiten) en is dus analoog aan de grootheid L, van Keynes; evenzo is de liquiditeitsbegeerte Lb o van Holtrop analoog aan Keynes' L5 , die op het voorzorgsen speculatiemotief is gebaseerd : Lb o is de vraag naar inactieve liquiditeiten. Holtrop gebruikt hierbij een element uit de theorie van Robertson : Lbh
KHY
(4.3)
De grootheid KH in (4.3) is analoog aan, doch niet identiek met het begrip kringloopperiode van het geld (K,,). Tussen de grootheden K H en K„ bestaan twee verschillen. (a) In de verkeersvergelijking van Robertson (3.1) zijn in het linkerlid alleen primaire liquiditeiten opgenomen, terwijl het linkerlid van vergelijking (4.3) zowel primaire als secundaire liquiditeiten bevat. (b) In (3.1) zijn de actieve en inactieve primaire liquiditeiten opgenomen, in (4.3) alleen het actieve deel van de liquiditeiten. Holtrops KH vertoont overeenkomst met de technische kringloopperiode van het geld ( 1 ). De technische kringloopperiode slaat alleen op het actieve geld en wordt bepaald door objectieve determinanten, die institutioneel van karakter zijn en slechts zeer langzaam veranderen. Bij benadering kan men K H dan ook als een constante grootheid beschouwen. De grootheid K, is een aantal tijdeenheden; KH is de kringloopperiode van de actieve liquiditeiten. Holtrop bestempelt KH als de kasquote of liquiditeitsquote. De liquiditeitsbegeerte is de vraag naar liquiditeiten als oppotmiddel in enge zin. Bij Keynes is L, een afnemende functie van de interestvoet. Holtrop beschouwt, zoals reeds is medegedeeld, de liquiditeitsbegeerte als in principe afhankelijk van de interestvoet, van de verwachtingen (t.a.v. de prijs- en inkomens(1) Deze technische kringloopperiode van het geld wordt met K„ aangeduid in : F.J. de Jong, a La vitesse de circulation de la monnaie et I'équilibre monétaire », Economie appliquée, Parijs, XI, 1958, pp. 259333, inzh. p. 306n. De term « technische » kringloopperiode is afkomstig van : H. Drahota, Sparen, Horten und Zins in der modernen Geldtheorie, Jena, 1941, p. 112.
— 442 — bewegingen) en van de omvang van de vermogens. De vorm van deze functie van drie veranderlijken is echter empirisch moeilijk vast te stellen. Daarom vat Holtrop voor praktische doeleinden de liquiditeitsbegeerte als een autonome grootheid op, hetgeen voor niet te lange perioden wel aanvaardbaar is. Door substitutie van (4.3) in (4.2) verkrijgt men dan : Lv KHY
Lbg
(4.4)
of AL„ = AL„,
(4.5) (4.6)
bestaat er monetair evenwicht. De ongelijkheden
en
Vergelijking (4.6) drukt uit, dat er volgens de definitie van Holtrop monetair evenwicht bestaat, indien geldt : AL,„ = AL„,
De liquiditeitsmassa (L m ) moet theoretisch, evenals de grootheid L i, in (4.4), als een exantegrootheid worden beschouwd. Immers, L,, is de hoeveelheid liquiditeiten, die het publiek wenst te bezitten. De grootheid L„, is evenzo de hoeveelheid liquiditeiten, die door de monetaire autoriteiten wenselijk wordt geacht. Holtrop vat deze liquiditeitsmassa als een autonome grootheid op. Indien geldt : L,, = L„,
(2) Het publiek verkoopt secundaire liquiditeiten aan de geldscheppende instellingen om het revenu onmiddellijk uit te geven. (3) Het publiek neemt krediet op bij de banken.
(4.6)
Schrijven we de primaire liquiditeiten (geld) als Lprim en de secundaire liquiditeiten als L8ec, dan kan (4.6) als volgt worden herschreven : áLv,pritri + ALv, aec = áLtn,pritn + (4.4')
Hieraan kan zijn voldaan, zonder dat tevens geldt : AL,„„i„, = welke laatste gelijkheid in wezen op hetzelfde neerkomt als Koopmans' evenwichtsvoorwaarde :
L„ > L„,
(4.7)
AL
AM
AL„ > ALm
(4.8)
At
at
duiden een toestand aan, die in Holtrops terminologie liquiditeitsoverschot of deflatore spanning wordt genoemd. De liquiditeiten stromen dan niet onbelemmerd door. Het publiek houdt volgens (4.8) in het beschouwde tijdvak in grotere omvang liquiditeiten vast, dan er liquiditeiten de maatschappij worden ingestuurd. Met de ongelijkheden (4.9) en (4.10) ten slotte wordt een liquiditeitstekort of inflatore spanning aangeduid :
(3.8)
Het begrip monetair evenwicht van Holtrop impliceert dus niet de gelijkheid (3.8), maar in plaats daarvan wel de gelijkheid (4.6), AL„, AL,, Hier eventueel in de vorm At At ziet men een belangrijk verschil tussen de begrippen monetair evenwicht van Holtrop en Koopmans. In de ex-antekasvergelijking (3.3) van Koopmans moet men zich, als men de theorie van Holtrop beschouwt, dan ook op AM vervangen denken door analoge wijze At
Lt, < L„, AL„ < AL m
(4.9) (4.10)
In geval van een inflatore spanning lost het publiek zijn financieringsvraagstukken op door een beroep te doen op inflatore financieringsmiddelen; dit kan op de volgende drie manieren. (1) Het publiek kan geld ontpotten. Holtrop bedoelt hier kennelijk de ontpotting in enge zin; immers, de objectieve determinanten worden constant gesteld. De voorraad inactieve liquiditeiten wordt kleiner.
AL„ AL„, AL . Beide door en evenzo At At At auteurs vatten monetair evenwicht op als de gelijkheid van verworven inkomen en voorgenomen bestedingen, m.a.w., als een toestand, waarin de inkomensbestanddelen regelmatig en onbelemmerd doorstromen : Y= D
(3.6)
zodat — evenals bij Koopmans — het begrip monetair evenwicht van Holtrop ook de gelijkheid (3.13) impliceert. Holtrop schrijft, dat de financiële toestand van een land wordt bepaald
— 443 — door het bereikt zijn en de stabiliteit van drie evenwichten ( 1 ) : (1) het monetaire evenwicht, d.i. het evenwicht tussen liquiditeitsvraag en liquiditeitsmassa; (2) het evenwicht tussen besparingen en investeringsvraag, die in een open volkshuishouding neerkomt op vergelijking (3.13); (3) het evenwicht tussen besparingsvormen en financieringsbehoefte, waarmede Holtrop bedoelt, dat de vormen van het aanbod van besparingen — risicodragend en risicomijdend, lang en kort — in overeenstemming moeten zijn met de vraag naar elk van deze vormen van kapitaal. Hier betrekt Holtrop dus de tertiaire liquiditeiten in zijn beschouwing. Aan (1) en (2) kan zijn voldaan, zonder dat tevens aan (3) is voldaan. Holtrop vergelijkt in het artikel in De Economist van 1960 zijn methode van het liquiditeitscriterium met de methode van het geldcriterium in verband met het toerekenen van de verantwoordelijkheid voor de monetaire storingsverschijnselen ( 2 ). Holtrop heeft geenszins de bedoeling bepaalde personen of instanties moreel schuldig te verklaren. Hij stelt alleen de vraag : wie heeft inflatoor, respectievelijk deflatoor gefinancierd ? Holtrop behandelt een voorbeeld, waarbij de centrale overheid voor bepaalde bestedingen geld nodig heeft en daarom schatkistpapier bij het publiek plaatst. Holtrop gaat nu de verantwoordelijkheid voor de inflatore impuls tweemaal toerekenen, éénmaal volgens de methode van het geldcriterium, de andere keer met de methode van het liquiditeitscriterium. Binnen elk van de beide antwoorden wordt een tweedeling gemaakt : (a) eerst wordt verondersteld, dat het publiek het schatkistpapier door opvraging van tegoeden bij de banken financiert; (b) als tweede mogelijkheid noemt Holtrop, dat het publiek het schatkistpapier koopt door (1) M.W. Holtrop, a De financiële toestand van Nederland », De Gids, Amsterdam, CXV.2, 1952, II, pp. 104-112, inzh. p. 104. Zie voor een analoge redenering : J.G. Koopmans, « De budgetvergelijking als verbindingsschakel tussen micro- en macro-economie », De Economist, Haarlem, CIII, 1955, pp. 81-116, inzh. p. 116; deze inaugurele rede is ook afzonderlijk verschenen; zie aldaar p. 36. (2) M.W. Holtrop, « De relatieve verantwoordelijkheid van overheid en centrale bank voor de beheersing van inflatie », De Economist, Haarlem, CVIII, 1960, pp. 305-312, inzh. pp. 317-320; in de Engelse versie in de bundel Inflation, Londen, 1962, inzh. pp. 206-207.
in te teren op goederenvoorraden. Wanneer men de voorraden niet aanvult, krijgt men liquide middelen vrij. Bij het gebruik van het geldcriterium krijgt men de volgende antwoorden. (a) Stel, het publiek betaalt het schatkistpapier uit reeds bestaande, inactieve tegoeden bij het bankwezen. Men heeft dan volgens het geldcriterium, zo meent Holtrop, te doen met een inflatore handelwijze van het publiek. Bij betaling uit rekening-couranttegoeden wordt de omloopsnelheid van het geld vergroot, bij betaling uit termijndeposito's heeft men met geldschepping te doen. Het plaatsen van het schatkistpapier door de overheid is in deze redenering op zichzelf geen inflatore daad, omdat schatkistpapier geen geld is. De uitkomst bij gebruik van het geldcriterium is, dat het publiek verantwoordelijk is voor de inflatore impuls. Daar deze uitkomst volgens Holtrop niet aanvaardbaar is, wenst hij het geldcriterium niet te hanteren. ,
(b) Stel vervolgens, dat het publiek de aankoop van het schatkistpapier financiert door intering van goederenvoorraden. De intering op voorraden is zelf monetair neutraal. Het publiek heeft door de verkoop van goederen geld in handen gekregen, dat het aan realia had kunnen besteden. In plaats daarvan heeft men het geld aan de overheid gegeven, die het dan aan realia besteedt. Het geheel van deze transacties is neutraal en « monetair irrelevant »( 1 ). Bij hantering van het geldcriterium komt men volgens Holtrop in beide gevallen tot de conclusie, dat de overheid geen verantwoordelijkheid voor een inflatore financiering kan worden toegerekend ( 2 ). (1) Holtrop, p. 317 (of p. 206 in de Engelse versie). (2) Dit is m.i. geen waterdicht betoog. Ook bij gebruik van het geldcriterium kan men concluderen, dat de centrale overheid verantwoordelijk is voor een inflatore impuls. De overheid is nl. de instelling, die het geld uitgeeft en dus geld schept, want de kas van de centrale overheid is geen onderdeel van de geldhoeveelheid. In geval (a) geeft het publiek stilliggend geld a•an de overheid; dit is, op zichzelf genomen, een monetair neutrale handeling, omdat stilliggend geld wordt vernietigd. In geval (b) wordt op initiatief van het publiek actief geld vernietigd, hetgeen, op zichzelf beschouwd, een deflatore impuls is; daartegenover staat een inflatore impuls van de overheid. Deze uitkomsten stemmen vol ledig overeen met die, welke Holtrop verkrijgt met behulp van zijn liquiditeitscriterium, dat in de volgende alinea van onze tekst wordt behandeld. Men merke op, dat Holtrop zich daarbij beperkt tot een beschouw ing van de financieringstransactie; wat de overheid met het verkregen geld doet, laat hij buiten beschouwing.
— 444 —
Wanneer men het liquiditeitscriterium hanteert, krijgt men een geheel andere uitkomst. In het geval (a) staat het publiek primaire liquiditeiten af en neemt het secundaire liquiditeiten op; het publiek verricht derhalve een monetair neutrale handeling. De overheid daarentegen is verantwoordelijk voor de inflatore financiering, omdat zij door het emitteren van schatkistpapier de liquiditeitsmassa vergroot. In het geval (b) vervangt het publiek goederen door secundaire liquiditeiten. Bij het publiek doet zich dan een liquiditeitsoverschot voor; het publiek handelt dus deflatoor. Het geheel is weer neutraal, maar men krijgt volgens Holtrop nu « een veel verhelderender interpretatie van deze transactie » ( 1 ). Een deflatore daad van het publiek wordt gecompenseerd door een inflatore handelwijze van de overheid : het vergroten van de liquiditeitsmassa door de verkoop van schatkistpapier. Het geval (b) kan nog worden verduidelijkt met behulp van figuur 5. Bij dezelfde interestvoet 0C wordt de liquiditeitsvraag van het publiek groter (áL„>0), omdat het publiek Figuur 5
A
C
0
B
L
Lm
dat schatkistpapier koopt, goederen vervangt door (secundaire) liquiditeiten en dus een grotere vraag naar liquiditeiten uitoefent dan voorheen. De kromme in figuur 5 is dus naar rechts verschoven van stand I naar stand II. Ook de liquiditeitsmassa wordt echter door de emissie van het schatkistpapier groter (áL,„>0) en wel zodanig, dat AL„ = AL„,. Het geheel is monetair neutraal. Holtrop vat de begrippen inflatore en deflatore impuls samen onder het begrip « monetaire storingsverschijnselen ». ( 1 ) Holtrop, p. 317 (of p. 206 in de Engelse versie).
We kunnen de behandeling van Holtrops theorie nu als afgesloten beschouwen. Hierbij is uiteraard steeds met ex-antegrootheden gewerkt. In sectie 4.2 zal worden uiteengezet, welke nadere vorm Holtrop aan deze theorie heeft gegeven om haar « operationeel » — d.w.z., statistisch hanteerbaar en bruikbaar voor praktische toepassing — te maken. Men krijgt dan te doen met ex-postgrootheden. 4.2 — Herformulering van het begrip liquiditeitsmassa ten behoeve van zijn statistische bruikbaarheid of op erationalit eit
Het is nu de kunst ex-postgrootheden te vinden, die statistisch meetbaar zijn en die men op zodanige wijze kan hanteren, dat zij in het kader van de theoretische redenering zinvol blijven. Het probleem is dus : op welke wijze definieert Holtrop de door hem gebruikte grootheden in statistisch verband ten einde de monetaire storingsverschijnselen te kunnen lokaliseren, d.w.z., om te kunnen vaststellen, wie verantwoordelijk is voor de monetaire storingsverschijnselen ? Het gaat erom vast te stellen, welke sector van de volkshuishouding inflatoor, respectievelijk deflatoor heeft gefinancierd. Hetgeen de monetaire autoriteiten hierbij in eerste instantie interesseert, is, of de storingshaard zich in het binnen- dan wel in het buitenland bevindt. Bij het overschakelen van ex-ante- op expostgrootheden is de essentiële moeilijkheid, dat men identiteiten i.p.v. evenwichtsvoorwaarden verkrijgt. Zoals ex post de vraag naar kasgeld identiek gelijk is aan de geldvoorraad ( 1 ), zo is ex post ook de vraag naar liquiditeiten identiek gelijk aan de liquiditeitsmassa. Men kan zeggen, dat de evenwichtsvoorwaarden uit de zuivere theorie, die immers altijd betrekking hebben op ex-antegrootheden, bij toepassing op statistisch waargenomen feitenmateriaal « degenereren » tot identiteiten tussen ex-postgrootheden. Zo degenereert het liquiditeitsevenwicht á/'t, = AL„, uit de zuivere theorie, welke vergelijking een evenwichtsvoorwaarde tussen twee ex-antegrootheden voorstelt, bij statistische meting tot de identiteit áLi, E-- AL„„ welke beide grootheden hier hun ex-post waarden hebben; deze identiteit kan men de liqui( 1 ) Men herinnere zich de reeds in sectie 3.3 aangehaalde Engelse zin : All money whieh is anywhere must be somewhere. Dit truisme heeft voor de theorie geen enkele verklarende waarde.
— 445 — noemen. Zulke identiteiten leren ons niets omtrent het al dan niet bestaan van een economisch evenwicht en zijn hiervoor dan ook volstrekt waardeloos. Het is derhalve noodzakelijk ten behoeve van het statistische onderzoek van de monetaire toestand een benaderende formule voor het begrip monetair evenwicht te construeren. Dit betekent, dat men een statistisch hanteerbare formule tracht te vinden, die als uitdrukking van het monetaire evenwicht wordt beschouwd en die, ofschoon noodzakelijk afwijkend van de zuiver theoretische uitdrukking, deze laatste toch zo dicht mogelijk benadert. Inderdaad is dit de methode, die Holtrop volgt. Deze methode zal nu in twee stappen worden uiteengezet. In deze sectie zal de statistische interpretatie, die Holtrop aan de liquiditeitsidentiteit geeft, worden beschreven; sectie 5 laat vervolgens zien, hoe hij op basis hiervan een benaderende formule voor het begrip monetair evenwicht opbouwt. In de liquiditeitsidentiteit AL, = áL„, kan het rechterlid, naar analogie van vergelijking (3.11), worden gesplitst in een binnenlandse en een buitenlandse component. Voor de buitenlandse component zal het symbool B H worden gebruikt. De binnenlandse zal voortaan worden geschreven als AL m en verbaal worden diteitsidentiteit
aangeduid als « aangroeiing (of toeneming) van de liquiditeitsmassa »; dit betekent derhalve, dat wij aan deze verbale uitdrukking en aan het symbool ALm voortaan een engere betekenis zullen hechten, dan in het voorafgaande is geschied : terwijl tot dusverre AL m en a aangroeiing van de liquiditeitsmassa » betrekking hadden op de totale liquiditeitsvoorziening (wegens binnenlandse èn buitenlandse oorzaken), zullen zij voortaan worden gebruikt om uitsluitend de binnenlandse component van de liquiditeitsvoorziening aan te duiden ( 1 ). De liquiditeitsidentiteit neemt in deze nieuwe symboliek de volgende vorm aan : áL, E aL„, + 13, De vraag, die nu eerst moet worden beantwoord, is : welke statistische definities geeft Holtrop voor de drie termen in deze liquiditeitsidentiteit ? Ten einde de binnenlandse component van de liquiditeitsvoorziening statistisch te kunnen ( 1 ) Holtrop zelf heeft hiervoor het symbool AL„„„ gebruikt; hij omschreef deze grootheid als « de autonome veranderingen » van de hoeveelheid liquiditeiten, « d.w.z. de veranderingen, die niet zelf een gevolg zijn van het betalingsbalanseffect »; Kessler omschrijft dezelfde grootheid als de « binnenlandse liquiditeitscreatie ». — Holtrop, « De interpretatie van monetaire verschijnselen », p. 994 (1.28) ; Kessler, Monetair evenwicht en betalingsbalansevenwicht, p. 335.
Tabel I. KASBOEK VAN EEN VOLKSHUISHOUDING IN DE VORM VAN EEN BETALINGSBALANS
Baten
Lasten (II) Consumptieve uitgaven (III) Uitgaven wegens nettoinvesteringen
(B) Netto-
bestedingen in de reële sfeer
(I) Ontvangen oorspronkelijk inkomen 1 (IV) Netto ontvangen overgedragen inkomen
(A) Netto besteedbaar inkomen 2
(VII) Netto-uitgaven uit hoofde van transacties met geldscheppende instellingen 3 (0) Nettotoeneming van kas en andere liquiditeiten
(D) Liquidi-
teitsoverschot (+) resp. liquiditeitstekort ( — )
(V) Netto ontvangen vermogensoverdrachten om niet (VI) Netto ontvangen vermogen uit hoofde van krediet- 4 en kapitaalmarkttransacties met niet-geldscheppende instellingen
(C) Netto ontvangen totale vermogensoverdrachten
(VIA) ... met vooraf vaststaande besteding 5 (VI.2) ... met niet vooraf vaststaande besteding Totaal
(B) + (D)
Totaal
(A) + (C)
+
1 Oorspronkelijk of primair ie het inkomen, dat bestaat uit beloning voor geleverde goederen (incl. bewezen diensten). Hetgeen boven de stippellijn staat, ie vergelijkbaar met de lopende rekening van de buitenlandse betalingsbalans van een volkshuishouding. 3 Een voorbeeld ie de aflossing van krediet bij een bank; dit is een oorzaak van geldvernietiging. Voor de bank zelf is de geldvernietiging een positieve, de geldschepping een negatieve post. 4 Hiermee worden bedoeld : handelskredieten (leveranciers- en afnemerskrediet). 5 Bij (VI.1) staat de besteding door de ontvangende partij van tevoren vast; een voorbeeld is de overdracht van vermogen door een gemeente aan haar gasbedrijf voor het doen van investeringen. Onder deze post vallen ook de van het buitenland ontvangen handelskredieten : toeneming van kortlopende schuld aan het buitenland. 2
— 446 — meten vat Holtrop áL,,, op als de grootheid, die de binnenlandse oorzaken. van de verandering van de liquiditeitsmassa kwantificeert. Daardoor wordt áL,h analoog aan de grootheid áM h uit vergelijking (3.11). De grootheid á/J, blijft Holtrop eenvoudig opvatten als de verandering van de liquiditeitsvraag, die identiek is met de verandering van de bij het publiek feitelijk aanwezige hoeveelheid liquiditeiten zelf. Laten we ter toelichting van het vorenstaande het « kasboek » van een volkshuishouding beschouwen; tabel I geeft dit in de vorm van een rekening, die op analoge wijze is opgebouwd als een betalingsbalans ( 1 ). Tabel I geeft een uitputtende opsomming. Het totaal van (B) + (D) aan de linkerkant moet identiek gelijk zijn aan het totaal van (A) + (0) aan de rechterkant. Men gebruikt de tabel o.a. om een viertal overschotten te definiëren, zoals aangegeven in tabel II. Wanneer in het vervolg de term liquiditeitsoverschot wordt genoemd, is steeds het brutoliquiditeitsoverschot bedoeld. Op tabel I sluit voorts tabel III aan; in deze tabel met de daarbij behorende noten ( 1 ) Tabel I is in hoofdzaak dezelfde als de eerste tabel in het artikel « Statistische methoden voor het onderzoek van de monetaire toestand » in het Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting, Brussel, XXXI, I, nrs 3 en 4, maart en april 1956, p. 238 (p. 21 in de overdruk). Een kleine afwijking schuilt in de omschrijving van de posten (VI.1) en (VI.2), die is aangepast aan nieuwere opvattingen.
wordt de grootheid (D), het (bruto)liquiditeitsoverschot, geanalyseerd. De symbolen hebben de volgende betekenis : áLt,
aangroeiing van de (totale) liquiditeitsvraag; áLv,prini aangroeiing van de vraag naar primaire liquiditeiten (geld); áL,,,„ aangroeiing van de vraag naar secundaire liquiditeiten; AL,,, aangroeiing van de (totale) liquiditeitsmassa wegens binnenlandse oorzaken; áL.,„2 „, aangroeiing van de massa der primaire liquiditeiten; ALm,eec
aangroeiing van de massa der secundaire liquiditeiten.
In tabel III zien we, dat AL,, kennelijk niet identiek is met want (áL t, — AL„,) kan van nul afwijken. Het verschil tussen deze beide grootheden noemt Holtrop het nationale liquiditeitsoverschot of het overschot op de « totale betalingsbalans ». Met het oog op deze laatste benaming zullen we hiervoor het symbool B il gebruiken (d.w.z. : het betalingsbalansoverscho• in de zin van Holtrop). De grootheid By bestaat uit de aangroeiing van de voorraad goud en deviezen (áG) plus de toeneming van de door het bankwezen aan het buitenland verstrekte langlopende leningen; ook deze laatste behoren — evenals goud en deviezen — tot de netto buitenlandse vorde-
DEFINITIES VAN VIER OVERSCHOTTEN 1
Tabel II.
(II) + (III) = (B)
Netto besteedbaar inkomen Nettobestedingen in de reële sfeer
(A) — (B)
Inkomensoverschot (+) of -tekort (—) 2
(1) + (IV) = (A)
(V)
+
(VLD
—
Ontvangen vermogensoverdrachten om niet en geleende kapitalen, voor zover besteding vooraf vaststaat Financieringsoverschot (+) of -tekort (—)
(VI.2)
Geleend ontvangen kapitaal, voor zover besteding niet van tevoren vaststaat
(A) — (B) + (e) = (D)
Brutoliquiditeitsoverschot (+) of -tekort (—)
+ —
Toeneming van de actieve geldhoeveelheid
—
Nettoliquiditeitsoverschot (+) of -tekort (—). Dit overschot komt tot uiting
in de toeneming van de inactieve geldhoeveelheid en de vernietiging van secundaire liquiditeiten (wegens binnenlandse oorzaken) 1 Tabel Ir in het artikel « Statistische methoden .. a (gemoderniseerd).
2 Dit is kennelijk hetzelfde als het saldo op de lopende rekening van de betalingsbalans.
— 447 — ANALYSE VAN HET LIQUIDITEITSOVERSCHOT 1
Tabel III.
Symbool
Post
Omschrijving
(VII)
Netto-uitgaven van het Rijk en het publiek uit hoofde van transacties met (geldscheppende) banken : dit is de oorzaak van de nettogeldvernietiging (ex post) of van de verkleining van de massa der primaire liquiditeiten; andere formulering : afneming van de korten langlopende schulden van het Rijk, de lagere overheid en de particuliere sector aan banken
_. A
LI71,PrIffl
Toeneming (ex post) van de kas, dus van de actieve en inactieve geldhoeveelheid. Andere formulering : toeneming van de ex post gevraagde voorraad primaire liquiditeiten
(0)
AL v,prsen
plus
Toeneming van het bezit van door anderen gecreëerde secundaire liquiditeiten 2 minus de toeneming van ontvangen zelf gecreëerde secundaire liquiditeiten 3
AL V,8CC "-- ALm,sec
= (VII) -I- (0) : Nettogeldvernietiging -f- nettogeldoppotting -1- nettoverstrekking van leningen met het karakter van secundaire liquiditeiten, alles ex post opgevat
ALv — AL.
± (D)
1 Tabel TH in het artikel « Statistische methoden ... s. 2 Iemands bezit van door anderen gecreëerde secundaire liquiditeiten neemt toe (AL.... > 0), indien hij aan die anderen een kortlopende lening verstrekt en mitsdien een kortlopende vordering verwerft. Heeft hij zulk een lening van anderen ontvangen en derhalve een schuld aanvaard, dan staat hij zelf gecreëerde secundaire liquiditeiten af (AL. see > 0); ontvangt hij zulk een zelf gecreëerde secundaire liquiditeit terug, dan betekent dit, dat hij de kortlopende schuld heeft afgelost (AL. . 0 . < 0). Voor zover de termijndeposito's buiten beschouwing worden gelaten, geldt voor alle sectoren te zamen genomen : AL.... = AL. , omdat de door één sector
verstrekte kortlopende leningen altijd gelijk zijn aan de door alle andere sectoren samen van hem ontvangen kortlopende leningen. Betrekt men daarentegen ook de termijndeposito's in de beschouwing, dan gaat de voornoemde identiteit niet langer op; immers, indien het publiek geld op termijndeposito's bij de banken plaatst, verwerft het hierdoor secundaire liquiditeiten > 0), zonder dat L. , . cc < 0). wijziging ondergaat; wèl wordt er dan geld vernietigd 3 De post onder « plus • omvat, voor één niet-geldscheppende sector (lagere overheid of particuliere sector) beschouwd, de toeneming van termijndeposito's van die sector bij de banken en de toeneming van het bezit aan overige secundaire liquiditeiten wegens aan het Rijk of de lagere overheid verstrekte kortlopende leningen (AL....), plus de afneming van kortlopende schulden van het Rijk en de lagere overheid aan deze niet-geldscheppende sector ( —AL....).
ringen van het bankwezen ( 1 ). Men verkrijgt dus de volgende identiteit : (4.11)
AL„ —
welke identiteit — de zg. liquiditeitsidentiteit — formeel analoog is met vergelijking (3.11), die men immers als volgt kan herschrijven : AM AMh AG At
(3.11)
At
At
Aangezien geldt : AL, E ALv,prim áLv,sec en AL. E. AL,n,p rim + ALm,sec kan men (4.11) ook als volgt schrijven : áLe,prien
A LM«
= álltn,prim
ALm,sec + BH
(4.12)
(1) Het is dan de sector Buitenland, die transacties met geldscheppende instellingen heeft verricht; zie post (VII) in tabel I. Post (0) moet dan worden geïnterpreteerd als AG, omdat het gezichtspunt in deze redenering is verlegd van de binnenlandse sectoren naar het buitenland, zodat tabel I nu als een « gewone » betalingsbalans moet worden beschouwd.
Hierin gelden in het algemeen de volgende ongelijkheden : áLe,priny
ALv,sec
áLtn,prirn
ALm,sec
(4.13a) (4.13b)
Dat deze ongelijkheden in het algemeen juist zijn, valt gemakkelijk in te zien. Laten we daartoe terugkeren naar het reeds aangehaalde voorbeeld van Holtrop, waarbij de centrale overheid voor bepaalde bestedingen in de reële sfeer geld nodig heeft en daarom schatkistpapier plaatst bij het publiek; aangenomen zij, dat het publiek het schatkistpapier betaalt uit reeds bestaande tegoeden bij het bankwezen ( 1 ). Aangenomen wordt tevens, dat in vergelijking (4.12) AL„,„.in, = ALmprim is; voor BH 0 0 impliceert dit, dat AL„,„„ ALm,sec moet zijn. De verkoop van het schat(1) In hetgeen volgt wordt afgezien van complicerende elementen als disconto, die voor deze gedachten. gang niets ter zake doen.
- 448 —
kistpapier door de overheid betekent, dat giraal geld uit handen van particulieren in de kas van de centrale overheid terecht komt; dit is vernietiging van geld, zodat daalt (áL„,„,,,, < 0). Doordat het schatkistpapier de centrale overheid verlaat, wordt de massa der secundaire liquiditeiten, L„,,,„, vergroot; het publiek neemt dit schatkistpapier op, zodat L„„„ omhoog gaat. Alles bijeengenomen, is L„,„.,„, gedaald, waardoor de aanvankelijk aangenomen gelijkheid tussen áL„,,„ im en áL„,„,..,„, is verbroken; aan de andere kant zijn L„,,,„ en L„,,„, even sterk gestegen, waardoor de reeds aanvankelijk bestaande ongelijkheid tussen AL„,„, en AL„,„„ is gehandhaafd. Laten we thans terugkeren naar vergelijking (3.14); opgevat als ex-postidentiteit ziet zij er als volgt uit : AMh At AL At
AG
AL
At
At
AMh
AG
+ —
At =
áL splitsen At
AL, AL, en At At
ceerde reacties.
AMh , At
AL, At
AL, AG} en At At
in de theorie á la Koopmans zijn analoog aan de Holtropiaanse grootheden, respectievelijk ALm, áLb„, ALbh en B H ; de betekenis van deze symbolen is : AL„, creatie van liquiditeiten;
AMh
aG
At
AL, At
At
At
AMh
AL,
AL,
AG
At
At
At
At
AL,
Het linkerlid van (4.14) geeft aan de geldschepping wegens binnenlandse oorzaken plus de ontpotting (in enge zin). Deze twee verschijnselen vormen samen de binnenlandse inflatore impuls. De binnenlandse impuls moet zich uiten in een vergroting van de kasvoorraden uit hoofde van het transactiemotief of in een verkleining van de goud- en deviezenvoorraad of in beide. De laatste twee verschijnselen zijn geen impulsen, maar geïndu-
De begrippen
et
Hierin kan men de grootheid in
(3.14)
de omloopsnelheid van het geld constant zijn. Onder deze vooronderstelling doet zich autonome ontpotting uitsluitend in enge zin voor : er is geen ontpotting in oneigenlijke zin (d.i. van actief geld), althans niet als impuls; opof ontpotting in oneigenlijke zin kan zich dan slechts voordoen als een geïnduceerde reactie, nl. een reactie op een zich wijzigend nationaal inkomen (transactiemotief van Keynes).
ALb„, oppotting (in enge zin) van liquiditeiten; (4.14)
Laten we thans, evenals Holtrop, veronderstellen, dat de objectieve determinanten van
Alibi,
aangroeiing van de vraag naar actieve liquiditeiten;
13 1,
nationaal liquiditeitsoverschot of overschot op de totale betalingsbalans.
— 449 —
PER JACOBSSON-STICHTING - OPENINGSCONFERENTIES
De eerste conferenties onder de auspiciën van deze Stichting werden gehouden te Bazel, op 9 november 1964, door de H. Maurice Frère, President van de Sofina, Eregouverneur van de Nationale Bank van België, en de H. Rodrigo Gómez, Directeur-Generaal van de Bank van Mexico. Zij spraken over « Economische groei en monetaire stabiliteit ». De notulen van deze openingsvergadering, met inbegrip van de volledige tekst van de twee conferenties en van de inleiding door Ambassadeur W. Randolph Burgess, President van de Stichting, werden door deze laatste uitgegeven in het Engels, in het Frans en in het Spaans. Zij zijn kosteloos verkrijgbaar en kunnen besteld worden (met aanduiding van de gewenste taal) bij : The Per Jacobsson Foundation, International Monetary Fund Building, Washington, D.C. 20431, U.S.A.
LITERATUUR IN VERBAND MET DE ECONOMISCHE EN FINANCIELE PROBLEMEN VAN BELGIE Onderstaande literatuuropgave sluit aan bij diegene die wij gepubliceerd hebben in ons maartnummer 1965 van het Tijdschrift. Er weze opgemerkt dat in deze literatuuropgave noch de verslagen van de verschillende instellingen, noch de statistische bronnen zijn overgenomen.
Les recettes et les dépenses des administrations publiques dans les pays membres de la C.E.E.
(Europese Economische Gemeenschap, Brussel, reeks Economie et Finances, nr 2, 1964, 305 blz.)
5. NATIONAAL INKOMEN — SPAARWEZEN — INVESTERINGEN — VERBRUIK 1. GELD- EN KREDIETWEZEN
BASYN J., Le crédit prof essionnel. (Belgische Maalderij, Brussel, LX, n? 53, november-
december 1964, blz. 9.17.)
2. GELDSCHEPPENDE INSTELLINGEN
de GUCHTENEERE A., La Caisse Générale d'Epargne et de Retraite, 1865-1965. (Indus-
trie, Brussel, XIX, n* 3, maart 1965, blz. 155160.)
JACOBS W., De Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid. (Economie in
Limburg, Hasselt, V, nr 3, 1964, blz. 3945.)
PAUWELS F., Rendabiliteit van de kostprijs. berekening in het bankwezen. (Voordrachten
van het Studiecentrum voor bank- en financiewezen, Brussel, boekje nr 101, januari 1965, 53 blz.)
BRAUERS W., De geïnvesteerde matrix voor de Belgische economie in 1958. (Cahiers écono-
miques de Bruxelles, Brussel, n* 25, 1965, blz. 45-105.)
GINSBURGH V., Critères théoriques et pratiques de l'agrégation dans l'input-output et validité de l'agrégation adoptée dans le modèle de croissance de Bruxelles. (Cahiers économiques de Bruxelles, Brussel, n* 25, 1965,
blz. 106-124.)
LASEAU G., La fortune nationale de la Belgique et son évolution de 1950 á 1962. (Cahiers
économiques de Bruxelles, Brussel, n* 25, 1965, blz. 546.)
MANDY P., Progrès social et répartition des revenus. Les enseignements d'une enquête sur les budgets des ménages. (Revue beige de Sécurité sociale, Brussel, VII, nr 2, februari
1965, blz. 173-197.)
8. WERKGELEGENHEID KN WERKLOOSHEID
8. NIET-GELDSCHEPPENDE FINANCIELE INSTELLINGEN
DEMAIN D., Réformes au marché des valeurs : (nl en est-on ? (Revue de la Banque, Brussel, XXIX, n* 1, 1965, blz. 3243.)
BLEECKX F. & PANKERT A., Programmation sociale, relations paritaires et syndicalisme.
(De Belgische textielnijverheid, Brussel, VII, nr 3 maart 1965, blz. 95-102.)
9. SOCIALE VERZEKERING
4. OVERHEIDSPINANCIEN Benelux - Economische classificatie van de uitgaven en ontvangsten van de overheid - 1964.
(Documentatieblad van het Ministerie van Financiën, Brussel, n* 1, januari 1965, blz. 587.)
BRUYNEEL A., Aspects nouveaux de l'examen des budgets par les Chambres législatives.
(Res Publica, Brussel, VII, n* 1, 1965, blz. 3847.) CARBONNELLE C., De rol van de openbare financiën in een politiek voor een evenwichtige economische groei. (Documentatieblad
van het Ministerie van Financiën, Brussel, n* 2, februari 1965, blz. 5-29.)
Les interventions financières de 1'Etat en matière de sécurité et de prévoyance sociales dans le budget de 1964. (Revue beige de Sécu-
rité sociale, Brussel, VII, n* 2, februari 1965, blz. 235-255.)
10. ECONOMISCHE TOESTAND — ECONOMISCHE POLITIEK
BAEYENS H., Planning en ruimtelijke ordening. I. Elementen voor modern beleid. (De
Gids op maatschappelijk gebied, Brussel, LVI, nr 2, februari 1965, blz. 113-130.) België 1970. (C.E.P.E.S.S.-Documenten, Brussel, III, nrs 5.6, 1964, blz. 3-275.)
- 451 DE BRUYN R., Het probleem woongemeentewerkgemeente bij de economische expansie van de Antwerpse gewesten. (Economisch en
Sociaal Tijdschrift, Antwerpen, XIX, nrs 1-2, januari-maart 1965, blz. 35-72.)
DEQUAE A., Economische en financiële perspectieven in 1965. (De Christelijke Werk-
gever, Brussel, XXI, 140.)
nr 3, maart 1965, blz. 135-
GLEJSER H., La chronologie des cycles dans la Belgique d'après-guerre. (Cahiers économiques de Bruxelles, Brussel, n* 25, 1965, blz.
77-78.)
14. BUITENLANDSE HANDEL — BETALINGSBALANS
GANS M., De Amerikaanse betalingsbalansmaatregelen. (Economisch-Statistische Be-
richten, Rotterdam, L, n' 2486, 14 april 1965, blz. 342-345.)
MARTENS A., Evolution et prévision des coefficients techniques d'importations de la Belgique. (Cahiers économiques de Bruxelles, Brussel, nr 25, 1965, blz. 126-134.) 15. INTERNATIONALE FINANCIELE TRANSACTIES
KIRSCHEN E.S., Le tableau de bord du chef d'entreprise. (Revue de la Société d'Etudes et d'Expansion, Luik, LXIV, n* 214, januari-
BRAKEL C., De zwakte van het internationale geldsysteem. (Economisch-Statistische Berich-
L'économie beige en 240 series. (Cahiers économiques de Bruxelles, Brussel, nr 25, 1965, bijvoegsel nr VI, 26 blz.)
COHEN B., A Note on the Definition of International Liquidity. (Economia Internazionale,
LINDEMANS I., De Belgische economie 19641965. (De Gids op maatschappelijk gebied, Brussel, LVI, n* 2, februari 1965, blz. 131-138.)
DE BRUYNE P., Le financement des proj ets industriels en pays sous-développés. (Annales
februari 1965, blz. 83-89.)
Tien jaar economische groei in Vlaanderen.
(Economische Raad voor Vlaanderen, Brussel, 1965, 48 blz.) VAN STRAELEN R., Polarisatie-structuren en de groei van een grootstad. (Economisch en
Sociaal Tijdschrift, Antwerpen, XIX, nr 8 1.2, januari-maart 1965, blz. 3-19.)
West-Vlaanderens economische groei 1954-1964.
(Westvlaamse Economische Raad, Brugge, 1965, 176 blz.)
11. NIJVERHEID — LANDBOUW — VISSERIJ
EYSKENS M., Het steenkoolvraagstuk.
Christelijke Werkgever, Brussel, XXI, maart 1965, blz. 161-164.)
(De nr 3,
HATRY P., Les fusions et concentrations dans
l'industrie pétrolière. (Cahiers économiques de Bruxelles, Brussel, nr 25, 1965, blz. 79-94.) LEDENT A., L'année agricole 1964. (Annales de Gembloux, Gembloers, LXX, nr 4, 1964, blz.
281-286J
MEGANCK J., Industriële concentratie en deconcentratie in het Antwerpse. (Econo-
misch en Sociaal Tijdschrift, Antwerpen, XIX, nr 8 1.2, januari-maart 1965, blz. 21-33.)
SEYNAEVE F., L'industrie et l'énergie nucléaires en Belgique. Aspect général. (Revue de
la Société d'Etudes et d'Expansion, Luik, LXIV, nr 214, januari-februari 1965, blz. 19-25.)
12. VERKEERSWEZEN.
ten, Rotterdam, L, nr 2485, 7 april 1965, blz. 320-324.)
Genua, XVII, nr 3, augustus 1964, blz. 491501.)
de Sciences économiques appliquées, Leuven, XXII, nr 5, december 1964, blz. 587-674.)
DELLA PORTA G., Considerations on the International Monetary and Trade System - From Geneva to Bellagio and from Paris to Tokyo.
(Review of the Economie Conditions in Italy, Rome, XIX, nr 1, januari 1965, blz. 7-17.) KANE E. International Liquidity : A Probabilistic E., (Kyklos, Basel, XVIII, n* 1,
1965, blz. 27-47.)
La liquidité internationale. (Bulletin économi-
mique de la Banque de la Société Générale de Belgique, Brussel, IV, nr 36, maart 1965, blz. 1-7.) Les reserves en devises multiples. (Revue de Science financière, Parijs, LVII, n* 1, januarimaart 1965, blz. 67-85.)
LLAU P., Les marchés des euro-devises et le
financement des économies occidentales.
(Revue de Science financière, Parijs, LVII, nr 1, januari-maart 1965, blz. 110-121.) MARINI L., The Gold Standard in its Heyday.
(The Banker, Londen, CXV, n' 469, maart 1965, blz. 166-176.) MARTENSON G., The Euro-dollar Market. (The Bankers Publishing Company, Boston, Massachusetts, 1964, XII, 137 blz.) NAHOUM J.-G., Les marchés monétaires internationaux (Euro-dollars et Euro-devises). (Banque, Parijs, XL, n* 226, april 1965, blz.
227-2313
PENGLAOU C., A propos d'une recente crise monétaire. (Revue de la Ban que, Brussel,
XXIX, n* 1, 1965, blz. 1-9.)
ROOSA R., Il sistema monetario internazionale : sviluppi e prospettive. (Moneta e Credito, Rome, XVII, n* 68, 1964, blz. 423-446.) SALANT W., Does the International Monetary System Need Reform ? (The Brookings Insti-
tution, Washington, 1964, 33 blz.)
De binnenscheepvaart in België.
(Weekberichten van de Kredietbank, Brussel, XX, n* 12, 20 maart 1965, blz. 97-101.)
Vingt ans de collaboration monétaire internationale. Le Fonds Monetaire international et la Banque Mondiale. (Société de Banque
Het bezoldigd personenvervoer in België.
VON HABERLER G., Money in the International Economy. (Institute of Economic Affairs,
(Echo's van het Verkeerswezen, Brussel, n* 1, 1965, blz. 5-68.)
Suisse, Basel, nr 1, februari 1965, blz. 13-24.)
Londen, 1965, 52 blz.)
— 452 18. INTERNATIONALE ECONOMISCHE AANEENSLUITING ANDEL N., Zur Harmonisierung Sffentllcher Ausgaben in einem Gemeinsamen Markt.
(Finanzarchiv, Tilbingen, XXIV, n* 1, januari 1965, blz. 1-33.)
BOLLE T., Bevinkerung und Arbeitskráftepotential der Europáischen Wirtschaftsgemeinschaft 1960 bis 1975. (Deutsches Insti-
tut ƒr Wirtschaftsforschung, Berlijn, Sonderhefte 69, 1965, 67 blz.)
European Agricultural Policy. (The Irish Ran-
king Review, Dublin, maart 1965, blz. 10-15.)
GANDENBERGER 0., Das Finanzmonopol als Quelle finanzpolitischer Integratlonsschwierigkelten. (Finanzarchiv, Tiibingen, XXIV,
nr 1, januari 1965, blz. 34-50.)
MASTROPASQUA A., Le Marché Commun et la défense contre le dumping. De la nécessité d'une législation antidumping communautaire. (Guido Pastena, Rome, 1965, XIX,
262 blz.)
MORISSENS L., La politique économique de la Communauté Economique Européenne
(Cahiers économiques de Bruxelles, Brussel, 25, 1965, blz. 47-76.)
nr
Pour une relance technlque de l'Europe.
(Reflets et Perspectives de la Vie économique, Brussel, IV, nr 1, januari 1965, blz. 1526.)
POUSSIN T., La C.E.C.A. et la fusion des Communautés européennes. (Les Problèmes de
l'Europe, Parijs, nr 26, 1964, blz. 15-20.)
PRATE A., Problèmes généraux de la programmation européenne. (Revue du Marché commun, Parijs, nr 78, maart 1965, blz. 125-135.)
HALLSTEIN W., Quelques-uns de nos a faux problèmes ». (2) (De Belgische Textielnijverheid, Brussel, VII, n* 2, februari 1965, blz. 53-
SACLE A., Les aides d'Etat et la Communauté Economique Européenne. (Revue du Marché
INGRAM J., Economic Adjustments Within the European Economic Community. (Banca Nazionale del Lavoro Quarterly Review, Rome, nr 71, december 1964, blz. 367-389.)
SCHEPS S., La création d'un marche européen des capitaux. (Revue de Science financière, Parijs, LVII, nr 1, januari-maart 1965, blz. 41-
LE BOURVA J., L'Europe Unie et les économles nationales. (Ecohomie, Tilburg, XXIX, nr 6,
SEGRE C., Intégratlon économique et intégration financière dans la Communauté Economique Européenne. (Bancaria, Rome, XXI,
56.)
maart 1965, blz. 231-251.)
Les obstacles franchis et á franchir sur la route de l'Europe agricole. (Revue du Marché
Commun, Parijs, nr 78, maart 1965, blz. 112119.)
Les recettes et les dépenses des administrations publiques dans les pays membres de la C.E.E.
(Europese Economische Gemeenschap, Brussel, Reeks Economie et Finances, nr 2, 1964, 305 blz.)
MARCHAL A., Le problème de la supranationalité dans 1' a Europe des Six ». (Rivista
internazionale di Scienze economiche e commerciali, Padua, XII, nr 2, februari 1965, blz. 134-140.)
commun, Parijs, nr 78, maart 1965, blz. 136144.)
53.)
n* 2, februari 1965, blz. 151-157.)
17. DIVERSEN CAMBIEN S., L'avenir de nos a petites » entreprises nationales. (Industrie, Brussel, XIX,
n* 3, maart 1965, blz. 144-154.)
de BARSY E., Fondements, conditlons et limites aune réforme de l'entreprise. (Bulletin
social des Industriels, Brussel, XXXVII, n* 315, maart 1965, blz. 165-171.)
GORIS R., De hervorming van het statuut der onderneming. (De Christelijke Werkgever,
Brussel, XXI, nr 1, januari 1965, blz. 2-9.)
ECONOMISCHE WETGEVING Deze rubriek bevat de wetten, besluiten en andere officiële bekendmakingen die van bijzonder belang zijn voor 's lands algemene economie en via het Belgisch Staatsblad werden afgekondigd in de loop van de maand aan deze van de publikatie van ons Tijdschrift voorafgaand. Alleen de gewichtigste wetten en besluiten hebben wij « in extenso » overgenomen. Voor de andere wetteksten volstaat een eenvoudige vermelding, desnoods door een verklarende nota verduidelijkt. Anderzijds, omvat de economische wetgeving de voornaamste besluiten, richtlijnen en verordeningen voorkomend in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Om het naslaan ervan te vergemakkelijken, hebben wij bovenbedoelde documentatie in de volgende rubrieken ondergebracht :
2.
—
1. — Algemene economische wetgeving 2. — Geld-, krediet- en bankwezen 3. — Overheidsfinanciën 4. — Landbouw 5. — Nijverheid , 6. — Arbeid
7. — Binnenlandse handel 8. — Buitenlandse handel 9. — Verkeerswezen
10. — Prijzen en lonen 11. — Pensioenen, sociale verzekeringen en diverse sociale voordelen 12. — Europese Economische Gemeenschap
GELD , KREDIET- EN BANKWEZEN -
Ministerieel besluit van 2 maart 1965 betreffende een lening groot fr. 2.500 miljoen aan te gaan, onder 's Rijks waarborg, door de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid (Staatsblad, 3 maart 1965, blz. 2194). Artikel 1. — De Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid is gemachtigd tot het emitteren, onder 's Rijks waarborg, van een lening met zes of dertien jaar looptijd, nominaal groot twee miljard vijfhonderd miljoen frank (fr. 2.500.000.000).
Art. 2. — De lening wordt vertegenwoordigd door toonderobligaties (...) rentend tegen de hiernavermelde rentevoeten : 6,25 pct. 's jaars, vanaf 15 maart 1965 tot 14 maart 1971; 6,50 pct. 's jaars, vanaf 15 maart 1971 tot 14 maart 1978. Art. 4. -- De uitgifteprijs is vastgesteld op fr. 997,50 netto voor fr. 1.000 nominaal kapitaal (...).
Art. 6. — De lening wordt afgelost van het derde jaar af overeenkomstig onderstaande modaliteiten. Een jaarlijkse dotatie van 3 pct. van het uitgegeven nominaal kapitaal wordt aangewend tot de aflossing; zij vangt aan op 16 maart 1967 en wordt ieder jaar vermeerderd met de rente van de afgeloste kapitalen. Art. 9. — De houders kunnen de vervroegde terugbetaling van hun obligaties bekomen op 15 maart 1971, tegen pari van de nominale waarde. Art. 11. — De betaling van de rente en de terugbetaling van de obligaties zijn door de Staat gewaarborgd.
Wet van 5 maart 1965 tot wijziging van de wet van 9 juli 1957 tot regeling van de verkoop op afbetaling en van zijn financiering, om ze uit te breiden tot persoonlijke leningen op afbetaling (Staatsblad, 27 maart 1965, blz. 3247).
— 454 — Ministerieel besluit van 19 maart 1965 betreffende een door de Nationale Stichting voor de Financiering van het Wetenschappelijk Onderzoek uit te geven zesde tranche, groot fr. 300 miljoen, van haar lening van fr. 3 miljard (Staatsblad, 23 maart 1965, blz. 3046).
Art. 2. — Deze zesde tranche wordt vertegenwoordigd door toonderobligaties (...) rentend tegen 2 pct. 's jaars.
3.
—
Art. 3. — De uitgifteprijs is vastgesteld a pari van de nominale waarde (...). Art. 5. — Deze obligaties zijn terugbetaalbaar a pari van de nominale waarde op 1 april 1995. Art. 7. — De betaling van de rente en de terugbetaling van de obligaties worden door de Staat gewaarborgd. Art. 8. — Er wordt afgezien van de inning van de roerende voorheffing op de interesten van de lening krachtens de bepalingen van artikel 4, 1°, d, van het koninklijk besluit d.d. 2 december 1962, betreffende de roerende voorheffing.
OYERHEIDSFINANCIEN
Wet van 18 januari 1965
Wet van 23 februari 1965
houdende goedkeuring van de overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden tot regeling van de Belgisch-Nederlandse financiële geschillen die voortvloeien uit wederzijdse vorderingen uit de tweede wereldoorlog en de Duitse bezetting, ondertekend op 6 januari 1964, te Brussel (Staatsblad, 2 maart 1965, blz. 2119).
houdende de begroting van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid voor het dienstjaar 1965 (Staatsblad, 3 maart 1965, blz. 2183). Artikel 1. — Voor de aan het dienstjaar 1965 verbonden (...) gewone uitgaven betreffende het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid worden kredieten geopend die de som van fr. 1.902.518.000 belopen.
Wet van 25 februari 1965 Wet van 12 februari 1965 houdende de begroting ván het Ministerie van Binnenlandse Zaken en van het Openbaar Ambt voor het dienstjaar 1965 (Staatsblad, 9 maart 1965, blz. 2383). Artikel 1. — Voor de aan het dienstjaar 1965 verbonden (...) gewone uitgaven betreffende het Ministerie van Binnenlandse Zaken en van het Openbaar Ambt worden kredieten geopend ten bedrage van fr. 10.914.988.000 voor Sectie I u Binnenlandse Zaken » en van fr. 245.312.000 voor Sectie TI : « Openbaar Ambt ».
houdende de begroting van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin voor het dienstjaar 1965 (Staatsblad, 12 maart 1965, blz. 2607). Artikel 1. — Voor de aan het dienstjaar 1965 verbonden (...) gewone uitgaven betreffende het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin worden kredieten geopend die de som van fr. 5.472.700.000 belopen.
,
Art. 5. — Vastleggingskredieten worden geopend ten bedrage van fr. 474.200.000. Art. 6. — Betalingskredieten (...) worden geopend ten belope van fr. 862.300.000 (...).
Koninklijk besluit van 18 februari 1965 houdende overdracht naar het dienstjaar 1965 van de vastleggingskredieten en van de betalingskredieten die op 31 december 1964 op .de 'titel. II . (buitengewone uitgaven) van de .begroting van het Ministerie van Justitie •an:. het ; dienstjaar 1964::bochikbaar:, waren (Staatsblad, 11 ntactr&065,.;b1z, ,2460)4
Art. 9. — De Minister van Volksgezondheid en van het Gezin wordt ertoe gemachtigd, in naam van de Staat, de verbintenis aan te gaan . op de vervaldag en binnen een maximumtermijn van dertig jaar aan de geweátelijke en lokale openbare besturen de interesten en delging te betalen der leningen toegestaan in 1965 door het Gemeentekrediet van' België, op grond van het koninklijk besluit van 22 oktober 1959, ter vervanging ;van de toelagen bedoeld• bij het besluit •van de Regent van 2 juli 1949 en zijn latere wijzigingen. Deze verbintenissen mogen gaan tot een totaal aan ' leningen: • dat •iet.- hoger, ,,..mag .,belopen Aan
fr. 1.214.000'.000.
— 455 —
Koninklijk besluit van 26 februari 1965 tot wijziging van de Algemene Verordening op de met het zegel gelijkgestelde taksen (Staatsblad, 2 maart 1965, blz. 2126).
op titel II (buitengewone uitgaven) van de begroting voor het dienstjaar 1964 beschikbaar zijn (Staatsblad, 24 maart 1965, blz. 3111).
Ministerieel besluit van 26 februari 1965
Ministeriële besluiten van 19 en 24 maart en koninklijk besluit van 22 maart 1965
tot wijziging van het ministerieel besluit van 23 december 1964 houdende Aanvullende Verordening op de met het zegel gelijkgestelde taksen (Staatsblad, 2 maart 1965, blz. 2128).
betreffende het tarief van invoerrechten (Staatsblad, 24 en 27 maart 1965, blz. 3109 en 3254).
Wet van 22 maart 1965
Ministerieel besluit van 26 februari 1965 betreffende de tariefcontingenten (Staatsblad, 4 maart 1965, blz. 2244).
Wet van 26 februari 1965 houdende de begroting van het Ministerie van Landsverdediging voor het dienstjaar 1965 (Staatsblad, 11 maart 1965, blz. 2543). Artikel 1. — Voor de aan het dienstjaar 1965 verbonden (...) uitgaven betreffende het Ministerie van Landsverdediging, worden kredieten geopend die de som van fr. 15.515.000.000 belopen. Art. 15. — Vastleggingskredieten zijn geopend ten bedrage van fr. 4.081.190.000 (...). Art. 16. — Betalingskredieten (...) zijn geopend ten belope van fr. 5.373.758.000 (...).
Koninklijk besluit van 1 maart 1965 houdende overdracht naar het dienstjaar 1965 van de vastleggingskredieten en van de betalingskredieten die op 31 december 1964 op titel II (buitengewone uitgaven) van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken en Energie voor het dienstjaar 1964 beschikbaar waren (Staatsblad, 19 maart 1965, blz. 2894).
houdende eindregeling van de begroting van het dienstjaar 1962 en van de begrotingen van organismen van openbaar nut over het jaar 1962 of voorafgaande jaren (Staatsblad, 26 maart 1965, blz. 3190). Artikel 1. — De vastleggingen van uitgaven uitgevoerd ten laste van de kredieten van het dienstjaar 1962, belopen (...) veertien miljard vijfhonderd achtentwintig miljoen driehonderd vierennegentigduizend vierhonderd frank (fr. 14.528.394.400). Art. 2. — De vastleggingskredieten geopend ten behoeve van de ministeriële departementen voor de vastleggingen van het dienstjaar 1962 belopen in totaal eenentwintig miljard zevenhonderd eenenvijftig miljoen negenhonderdtweeënzeventigduizend vijfenveertig frank (fr. 21.751.972.045) (...). Art. 11. — De betalingskredieten geopend ten behoeve van de ministeriële departementen voor het dienstjaar 1962 belopen in totaal honderd vijfenzestig miljard achthonderd vijfenveertig miljoen zevenhonderddrieënzestigduizend vijfennegentig frank vijfenvijftig centimes (fr. 165.845.763.095,55) (...).
Koninklijk besluit van 25 maart 1965 tot wijziging van het Wetboek en de Algemene Verordening op de met het zegel gelijkgestelde taksen (Staatsblad, 31 maart 1965, blz. 3388). Erratum (Staatsblad, 3 april 1965, blz. 3528).
Koninklijk besluit van 29 maart 1965 Koninklijk besluit van 12 maart 1965 houdende overboeking op het dienstjaar 1965 van de vastleggingskredieten en van de betalingskredieten die op 31 december 1964
'4.
—
tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 maart 1953 houdende verhoging van de overdrachttaks bij de invoer (Staatsblad, 31 maart 1965, blz. 3389).
LANDBOUW
Koninklijk besluit van 4 maart 1965 waarbij een onderzoek naar de thans beschikbare hoeveelheid inlandse tarwe wordt ingesteld (Staatsblad, 10 maart 1965, blz. 2449)-
— 456 — 6.
—
Koninklijk besluit van 26 februari 1965 tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 januari 1957 waarbij de benaming, de bevoegdheid en de samenstelling van de paritaire comités opgericht in uitvoering van de besluitwet van 9 juni 1945 tot vaststelling van het statuut der paritaire comités, bepaald worden (Staatsblad, 3 maart 1965, blz. 2189).
ARBEID Ministerieel besluit van 3 maart 1965 tot wijziging van artikel 76 van het ministerieel besluit van 4 juni 1964 inzake werkloosheid (Staatsblad, 16 maart 1965, blz. 2742).
Koninklijk besluit van 5 maart 1965 tot bepaling van de arbeidsduur van het varend personeel in de binnenscheepvaart (Staatsblad, 9 maart 1965, blz. 2399)
Wet van 18 maart 1965 op het ambachtsregister (Staatsblad, 31 maart 1965, blz. 3375).
7. — BINNENLANDSE HANDEL
Koninklijk besluit van 4 februari 1965 waarbij een maandelijks statistisch onderzoek naar het omzetcijfer verwezenlijkt door zekere kleinhandelsondernemingen wordt voorgeschreven (Staatsblad, 3 maart 1965, blz. 2198).
8.
—
BUITENLANDSE HANDEL
Ministerieel besluit van 26 februari 1965 betreffende de tarief contingenten (Staatsblad, 4 maart 1965, blz. 2244).
Koninklijk besluit van 26 februari 1965 tot wijziging van het ministerieel besluit van 23 juli 1962 betreffende de uitvoer en de invoer van sommige land- en tuinbouwprodukten (Staatsblad, 10 maart 1965, blz. 2451).
Ministerieel besluit van 19 en 24 maart en. koninklijk besluit van 22 maart 1965 betreffende het tarief van invoerrechten (Staatsblad, 24 en 27 maart 1965, blz. 3109 en 3254).
Koninklijk besluit van 29 maart 1965 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 maart 1953 houdende verhoging van de overdrachttaks bij de invoer (Staatsblad, 31 maart 1965, blz. 3389).
10. — PRIJZEN EN LONEN Ministerieel besluit van 1 februari 1965
Ministerieel besluit van 23 maart 1965
houdende reglementering der prijzen van de rijst (Staatsblad, 3 maart 1965, blz. 2215).
tot wijziging van het ministerieel besluit van 27 september 1962 tot vaststelling van de maximumverkoopprijs voor consumptiemelk aan de verbruiker (Staatsblad, 26 maart 1965, blz. 3217).
-457— 11. — PENSIOENEN, SOCIALE VERZEKERINGEN EN DIVERSE SOCIALE VOORDELEN Ministerieel besluit van 19 februari 1965 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning, van het bedrag en van de modaliteiten voor betaling van de uitkeringen en het aanvullend loon voorzien ten gunste van de minder-validen die een beroepsopleiding, omscholing of herscholing doormaken (Staatsblad, 3 maart 1965, blz. 2191).
Koninklijk besluit van 25 februari 1965 tot verhoging van het bedrag der bestaansmiddelen dat geen invloed heeft op de toekenning van de uitkeringen voorzien door de wet van 31 augustus 1963 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen (Staatsblad, 9 maart 1965, blz. 2401).
Wet van 4 maart 1965 tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 mei 1964 tot coordinatie van de wetten betreffende het personeel in Afrika (Staatsblad, 13 maart 1965, blz. 2672).
Wet van 10 maart 1965 tot wijziging van de regelingen betreffende het rust- en overlevingspensioen voor arbeiders, bedienden en vrij verzekerden (Staats. blad, 13 maart 1965, blz. 2671).
12.
—
Koninklijk besluit van 15 en 16 maart 1965 tot wijziging van artikelen 144 en 85 van het koninklijk besluit van 5 juli 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen (Staatsblad, 20 maart 1965, blz. 2933).
Ministeriële besluiten van 17 maart 1965 tot vaststelling van de voorwaarden voor toekenning, door het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen, van een tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten welke worden gedragen, door de personen die minder-validen tewerkstellen, in de sociale lasten, welke worden gedragen door de personen die met een minder-valide een bijzondere leerovereenkomst voor omscholing van minder-validen hebben gesloten, in het loon en de sociale lasten die gedragen worden door de beschermde werkplaatsen, in de kosten tot aanpassing van een arbeidspost, in de kosten van arbeidsgereedschap en werkkleding (Staatsblad, 20 maart 1965, blz. 2939).
EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP
Beschikking van de Commissie van 16 februari 1965 (65/145/E.E.G.) houdende machtiging van het Koninkrijk België tot het instellen van een tariefcontingent voor ruw lood (Publikatieblad, 18 maart 1965, blz. 668/65).
Verordening nr 19/65/E.E.G. van de Raad van 2 maart 1965 betreffende de toepassingen van artikel 85, § 3, van het Verdrag op groepen van overeen-
komsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen (Publikatieblad, 6 maart 1965, blz. 533/65).
Verordening nr 37/65/E.E.G. van de Commissie van 23 maart 1965 tot vaststelling van de criteria voor de bepaling van de c.i.f.-prijzen voor granen, meel, grutten, gries en griesmeel (Publikatieblad, 25 maart 1965, blz. 725/65).
STATISTIEKEN (De inhoudsopgave en de lijst van de gebruikte afkortingen komen voor op het einde
van het Tijdschrift)
Na ieder hoofdstuk vindt de lezer bibliografische referenties; zij vermelden enkele statistische publikaties die meer omstandige gegevens over het onderwerp van het hoofdstuk of overeenstemmende gegevens voor het buitenland bevatten
I. - BEVOLKING EN NATIONALE REKENINGEN 1. — BEVOLKING Bronnen : Nationaal Instituut voor de Statistiek en Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid. 1947
1981
1962
1968
1964
9.428
Bron
(duizenden, por einde jaar)
8.512
9.190
9.251
9.328
5.850
5.876
5.906
5.948
2.902 2.948
2.903 2.973
2.923 2.983
2.950 2.998
3.481
3.525
3.568
3.589
423
249
240
230
191
115
105
102
1.311
1.235
1.259
1.267
Bouwbedrijf
197
249
264
276
Vervoer
243
243
240
245
1.024 92
1.339 95
1.388 77
1.404 65
Totale bevolking
N.I.S.
Bevolking op werkbekwame leeftijd (15 tot 65 jaar) waarvan : Mannen Vrouwen Actieve bevolking 1 : waarvan : Landbouw Extractieve nijverheid Fabrieksnijverheid
Handel, banken, verzekeringen en diensten Volledige werklozen 1 Incl. de werklozen en excl. de gewapende macht.
Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid
- 459 I - 2. - VERDELING VAN HET NATIONAAL PRODUKT OVER DE PRODUKTIEFACTOREN (Ramingen van het N.I.S., genormaliseerd systeem) (miljarden franken) Bron
:
Nationaal Instituut voor de Statistiek. - Commissie van de Nationale Boekhouding. 1954
1955
108,8
115,1
124,2
135,7
137,2
136,8
144,8
152,7
166,0
180,8
8,2
8,7
9,5
10,1
10,7
10,6
11,8
12,6
14,3
15,5
16,9
18,5
20,3
23,4
23,9
23,6
26,2
28,9
31,6
36,4
44,9 10,7
48,1 10,7
50,3 13,0
53,2 14,7
58,2 13,2
60,0 13,3
63,5 15,3
64,4 16,4
68,7 20,8
74,7 19,3
189,5
201,1
217,3
237,1
243,2
244,3
261,6
275,0
301,4
326,7
19,5 9,3 69,3
20,2 9,5 71,6
19,5 10,0 73,9
22,8 10,2 73,0
21,1 11,3 72,7
22,2 11,9 74,1
22,9 12,7 76,6
26,6 13,5 79,5
24,7 15,0 82,3
28,5 15,6 87,0
5,3 1,2
6,0 0,7
6,4 1,4
6,2 1,9
5,5 1,3
5,9 0,9
6,4 0,9
7,0 --
7,0 1,0
- 1,0
104,6
108,0
111,2
114,1
111,9
115,0
119,5
126,6
130,0
137,8
3. Inkomen uit vermogen toevloeiend aan particulieren 1 a) Intresten b) Huur (ontvangen of toegerekend ) c) Handelaars en ambachtslieden
11,4 32,9 9,3
12,6 33,5 10,8
13,6 33,7 12,4
14,4 34,1 73,4
15,8 34,1 12,3
17,2 34,3 11,4
19,1 34,1 13,2
20,8 34,2 14,3
23,0 34,0 15,6
25,8 33,8 15,0
Totaal ._
53,6
56,9
59,7
61,9
62,2
62,9
66,4
69,3
72,6
74,6
4. Reserveringen van vennootschappen 2
9,5
12,3
13,3
10,2
7,2
10,6
11,4
13,2
10,4
15,9
5. Directe belastingen der vennootschappen van alle juridische vormen
6,9
6,8
8,3
8,8
7,7
7,5
9,3
9,0
11,1
11,2
6. Inkomens uit vermogen en ondernemersinkomen toevloeiend aan de overheid
4,6
4,8
5,1
6,0
5,1
4,7
5,5
5,9
5,6
5,3
-- 9,8
-10,9
-11,8
-12,6
-12,9
-13,8
-15,8
-18,4
-18,5
-20,2
358,9
379,0
403,1
425,5
424,4
431,2
457,9
480,6
512,6
551,2
36,8
38,7
42,7
45,6
50,6
53,1
56,2
58,3
62,2
66,2
395,7
417,7
445,8
471,1
475,0
484,3
514,1
538,9
574,8
617,4
41,7
46,2
50,8
54,2
55,3
60,3
65,4
73,2
78,6
85,2
5,0
- 4,1
- 6,5
- 6,5
- 6,9
- 6,6
- 7,2
- 6,7
- 7,2
- 7,8
432,4
459,8
490,1
518,8
523,4
538,0
572,3
605,4
646,2
694,8
1. Inkomen uit bezoldigde arbeid 1 : a) Wedden en lonen van werknemers onderworpen aan de Maatschappelijke Zekerheid b) Wedden en lonen van werknemers onderworpen aan sommige bepalingen van de Maatschappelijke Zekerheid c) Werkgeversbijdragen Maatschappelijke Zekerheid d) Werknemers niet onderworpen aan de Maatschappelijke Zekerheid e) Aanvullingen en correcties Totaal ".
2. Ondernemersinkomen van zelfstandigen en personenvennootschappen : a) Land-, tuin-, bosbouw 1 b) Vrije beroepen 1 c) Handelaars en ambachtslieden 1 d) Inkomen der personenvennootschappen 2 e) Statistische aanpassing Totaal
7. Intrest van de overheidsschuld Netto nationaal inkomen tegen factorkosten
8. Afschrijvingen Bruto nationaal produkt tegen factorkosten
9. Indirecte belastingen 10. Subsidies Bruto nationaal produkt tegen marktprijzen 1 1166r belastingsheffing. 2 Na belastingsheffing.
1956
1957
1958
1959
1960
1961
1962
1963
7,7
- 460 -
I - 3. - B.N.P. BEREKEND DOOR ONTLEDING VAN DE VOORTBRENGING TEGEN MARKTPRIJZEN (Ramingen in courante prijzen, genormaliseerd systeem) (miljarden franken) Bron :
Nationaal
instituut
voor de Statistiek. - Commissie van de Nationale Boekhourrng. 1959
1055
1956
1957
1058
1959
1060
1061
1962
1008
1. Landbouw, bosbouw en visserij
31,2
32,5
31,8
35,4
33,8
35,0
36,1
39,9
38,3
42,8
2. Extractieve industrieën
16,9
17,8
18,6
21,2
18,2
14,3
14,0
14,0
14,2
15,4
31,6 13,9 5,7 4,3 6,6 11,7 6,5 10,5
32,5 13,4 6,0 4,8 6,6 12,1 7,4 13,6
33,8 14,8 6,3 5,0 6,9 13,2 8,0 15,5
35,3 15,7 7,0 5,3 7,4 13,5 8,3 15,8
37,0 12,9 6,6 5,6 7,5 13,1 8,2 13,3
37,8 14,0 6,9 5,5 7,8 13,7 9,2 14,5
39,3 15,5 7,3 6,7 8,5 14,5 10,3 18,6
41,0 16,1 7,9 6,8 9,2 14,9 10,8 17,4
42,6 16,7 8,9 8,1 9,5 15,4 11,9 19,0
44,3 18,1 9,9 9,0 10,6 15,9 12,0 19,6
29,1 8,3
29,3 9,1
31,4 9,8
35,2 10,3
33,7 10,4
33,2 11,0
36,9 12,5
42,2 13,2
46,9 14,5
51,6 16,0
128,2
134,8
144,7
153,8
148,3
153,6
170,1
179,6
193,6
207,0
23,4
25,0
27,7
31,2
30,7
30,7
33,2
36,9
42,0
45,7
8,7
8,9
9,4
10,0
10,6
10,7
11,1
11,5
12,5
13,3
62,0 9,4 35,9
66,6 11,5 36,9
70,7 12,0 37,6
75,1 13,0 38,5
75,9 13,4 39,1
82,1 15,0 39,9
86,2 16,0 40,5
93,3 17,2 41,1
100,1 19,8 41,7
110,3 21,0 42,3
107,3
115,0
120,3
126,6
128,4
137,0
142,7
151,6
161,7
173,6
7. Vervoer
27,3
30,3
33,1
34,4
34,8
36,3
39,4
39,5
42,6
46,2
8. Diensten
87,0
92,1
96,4
103,2
111,3
115,3
122,1
126,9
135,9
145,3
9. Correcties
-1,7
-2,0
0,4
-5,0
-0,3
0,2
-3,2
-0,4
0,3
0,1
Bruto binnenlands produkt tegen marktprijzen
428,3
454,4
482,4
510,8 , 515,8
533,1
565,5
599,4
641,0
689,4
10. Saldo van de factorinkomens ontvangen van en betaald aan het buitenland
4,1
5,4
7,7
8,0
7,6
4,9
6,8
6,0
5,2
5,4
Bruto nationaal produkt tegen marktprijzen
432,4
459,8
490,1
518,8
523,4
538,0
572,3
605,4
646,2
694,8
3. Be- en verwerkende industrieën a) Voedingsmiddelen, dranken en tabak b) Textiel c) Kleding en schoeisel d) Hout en meubelen e) Papier, drukkerij, uitgeverij f) Chemie en aanverwante activiteiten g) Klei, ceramiek, glas, cement h) Ijzer, staal en non ferro-metalen i) Metaalverwerkende industrieën scheepsbouw j) Overige industrieën Totaal van de verwerkende industrieën (rubriek 3)
4. Bouwnijverheid 5. Elektriciteit, gas, water 6. Handel, bank- en verzekeringswezen, woongebouwen a) Handel b) Bank- en verzekeringswezen c) Woongebouwen Totaal van rubriek 6
— 461 ---
I • 4. — B.N.P. BEREKEND DOOR ONTLEDING VAN DE BESTEDINGEN Genormaliseerd systeem
(miljarden franken) Bron
:
Nationaal Instituut voor de Statistiek. — Commissie van de Nationale Boekhouding.
TEGEN COURANTE PRIJZEN
TEGEN PRIJZEN VAN W53
100
100
Brutonationaal produkt 600
600 Brutonationaal produkt
500
500 .... 410. I 400
vo•
re, — 0. — a* ..s
oio .0
__r. .....t.— Private consumptie ...• ■ ...e —
400
00 ~tm.' ro• 00 ~ voos ..w.g... .. .........~
... wo... ...9 aret
.00
300 —
Private consumptie
...* 300
200
200
ftrutobinneniandse kapitaalvorming _ _ _ _ _
Brutohinnenlandse kapitaalvorming
100
_——
Overheidsconsumptie
Overheidsconsumptie —
0 —
■~0%.....,..
— ,
Netto•riitroer
I
—100 1954
I
1 1956
I
1 1956
I
1 1960
100
0 Netto•ultroer
I
I
I 1962
1954
I
1 1956
1
1 1958
1
I 1960
1
I 1962
—100
- 462 -
I • 4a.
-
BESTEDING VAN HET NATIONAAL PRODUKT
(Ramingen in courante prijzen, genormaliseerd systeem) (miljarden franken) Bron : Nationaal Instituut voor de Statistiek. - Commissie van de Nationale Bockhoud'ng. 1054
1955
1956
91,1 22,8 30,7 42,2 16,3 21,9 14,7 16,9 21,4 22,9
93,2 23,6 31,9 43,5 17,3 23,0 15,2 17,6 23,0 24,0
98,4 24,0 33,3 44,5 19,0 25,1 16,0 18,4 25,2 25,0
6,4
9,5
307,3
1957
1958
1959
1980
1961
1962
1963
101,7 26,1 36,2 45,9 20,4 27,9 17,1 19,7 27,2 27,1
102,5 27,2 34,2 46,8 18,9 27,6 17,5 22,0 27,3 30,0
105,6 28,3 35,9 47,5 18,8 28,5 18,3 23,5 28,8 29,2
107,0 29,1 38,4 48,2 19,7 32,3 19,0 25,2 33,1 29,2
111,2 30,3 40,2 49,1 20,3 34,8 19,7 26,7 34,2 31,0
117,4 31,5 42,8 50,3 24,1 38,3 21,4 28,9 36,2 32,3
122,5 32,9 48,2 51,7 27,8 42,5 22,9 31,6 40,1 34,4
6,0
9,6
4,6
10,7
]3,3
13,5
12,2
19,4
321,8
334,9
358,9
358,6
375,1
394,5
411,0
435,4
474,0
33,9 16,2 1,4
36,2 13,1 1,5
37,6 14,0 1,6
40,0 13,9 1,7
44,0 14,8 1,8
46,3 16,6 1,9
49,8 17,4 2,1
51,1 16,8 2,3
54,7 19,7 2,5
59,5 23,6 2,8
0,6
0,6
0,7
0,8
0,7
0,9
0,9
1,0
1,1
1,1
52,1
51,4
53,9
56,4
61,3
65,7
70,2
71,2
78,0
87,0
3. Bruto binnnenlandse kapitaalvorming a) Landbouw, bosbouw, visserij b) Extractieve industrieën c) Be- en verwerkende industrieën d) Bouwnijverheid e) Elektriciteit, gas en water f) Handel, bank- en verzekeringswezen g) Woongebouwen h) Vervoer en verkeer i) Overheid en onderwijs j) Andere diensten /c) Veranderingen der voorraden 1) Statistische aanpassing
3,7 2,5 14,0 1,7 3,5 8,4 20,9 8,8 7,4 2,1 3,0 -0,4
4,3 2,2 16,7 1,8 4,1 8,6 19,5 9,8 8,3 2,2 --0,4 0,1
4,2 3,0 21,3 2,1 4,6 9,6 21,6 10,5 9,1 2,4 4,0 -0,9
4,3 3,0 20,0 2,3 5,0 10,0 24,4 10,7 8,5 2,5 6,6 -0,2
4,0 2,7 18,3 1,9 4,9 9,0 22,5 12,0 8,5 2,5 0,8 - 0,6
4,2 1,9 18,7 2,3 6,0 10,1 24,7 11,2 12,1 2,7 4,0 -0,6
3,5 1,5 26,4 2,6 4,8 11,1 29,3 12,1 12,3 2,9 --0,2 0,2
4,0 2,0 32,2 3,3 4,5 12,2 32,2 12,2 13,8 3,3 4,2 0,1
3,9 1,5 34,6 6,2 6,6 13,0 30,7 12,8 16,0 3,4 2,4 -0,8
4,4 1,8 38,2 5,3 6,3 14,6 29,5 13,5 18,8 3,7 0,8 0,8
Totaal -.
75,6
77,2
91,5
97,1
86,5
97,3
106,5
124,0
130,3
137,7
129,1 131,7 -2,6
155,3 145,9 +9,4
179,7 169,9 +9,8
184,6 178,2 +6,4
177,3 160,3 +17,0
176,3 176,4 -0,1
200,1 199,0 +1,1
216,1 216,9 -0,8
232,8 230,3 +2,5
255,7 259,6 -3,9
432,4
459,8
490,1
518,8
523,4
538,0
572,3
605,4
648,2
694,8
1.
Private consumptie a) Voedingsmiddelen b) Dranken en tabakswaren . c) Kleding en ander persoonlijk goed d) Huur, taksen, water e) Verwarming en verlichting f) Duurzame huishoudartikelen g) Onderhoud van de woning h) Persoonverzorging en hygiëne i) Vervoer en verkeer j) Vrije tijdsbesteding k) Andere uitgaven en statistische aanpassing Totaal
2. Overheidsconsumptie a) Bezoldigingen en pensioenen b) Goederen en diensten e) Toegerekende nettohuur d) Toegerekende afschrijvingen van administratieveenonderwijsgebouwen Totaal
4. Netto-uitvoer van goederen en diensten a) Totale uitvoer b) Totale invoer e) Netto-uitvoer Bruto nationaal produkt tegen marktprijzen
— 463 — I - 4b. — BESTEDING VAN HET NATIONAAL PRODUKT (In prijzen van 1953 indexcijfers, genormaliseerd systeem) Bron : Nationaal Instituut voor de Statistiek. — Commissie van do Nationale Boekhouding.
1. Private consumptie : a) Voedingsmiddelen b) Dranken c) Tabakswaren d) Kleding en ander persoonlijk goed e) Huur, taksen, water f) Verwarming en verlichting g) Duurzame huishoudartikelen h) Onderhoud van de woning i) Persoonverzorging en hygiëne j) Vervoer k) P.T.T.-verbindingen 1) Vrije tijdsbesteding Totaal
2. Overheidsconsumptie : a) Bezoldigingen en pensioenen . b) Goederen en diensten c) Toegerekende huur van administratieve en onderwijsgebouwen (incl. afschrijvingen) Totaal
3. Brutobinnenlandsekapitaalvorming : a) Landbouw, bosbouw en visserij b) Extractieve industrieën c) Be- en verwerkende industrieën d) Bouwnijverheid e) Elektriciteit, gas en water f) Handel, bank en verzekeringswezen g) Woongebouwen h) Vervoer en verkeer i) Overheid (excl. onderwijs) j) Onderwijs k) Andere diensten Totaal
4. Netto-uitvoer van diensten : a) Totale uitvoer b) Totale invoer
goederen
1954
1955
1956
1957
1958
1959
1960
1961
1962
1968
102 99 102
106 103 105
108 103 101
109 111 115
111 109 118
111 114 119
115 117 124
117 122 127
121 125 134
122 131 134
106 102 105 1 08 105 105 111 105 101
111 104 111 116 108 108 119 111 105
112 105 118 122 111 111 125 117 106
120 106 117 131 114 113 131 122 111
112 107 108 128 115 123 132 129 117
117 107 110 134 118 128 137 130 114
125 108 117 156 119 134 152 136 114
129 109 123 165 121 139 156 144 119
136 110 145 181 126 147 166 153 121
149 110 161 194 129 156 182 171 126
103
110
112
116
115
118
124
127
132
139
104 94
107 73
106 75
106 71
110 77
115 86
114 89
115 86
116 99
119 116
100
108
115
121
127
133
141
154
167
179
101
96
96
95
100
106
107
106
112
120
99 104 102 112' 104
113 91 118 112 118
104 , 117 144 126 128
106 110 127 130 132
96 98 117 105 125
98 68 118 132 156
80 56 167 145 126
89 74 202 184 117
83 50 210 340 162
92 59 222 281 145
105 123 113 111 120 105
104 111 121 113 163 104
111 118 125 121 158 111
109 124 122 111 123 109
97 110 135 120 92 107
110 120 127 150 201 118
120 140 137 137 244 124
131 149 135 142 303 140
135 135 140 158 338 141
148 124 143 198 318 147
112
112
128
129
112
125
136
155
158
159
110 113
127 125
137 141
139 144
140 139
149 155
164 175
179 187
196 202
211 220
103,6
109,0
111,7
114,3
113,1
115,8
121,2
126,9
132,3
137,4
.
en
Bruto nationaal produkt tegen marktprijzen (prijzen van 1953) Bibliografische referenties :
Bevolking : Statistisch Jaarboek voor België. — Statistisch Tijdschrift van het N.I.S. — Publikaties van het Nationaal Centrum
voor mechanische berekeningen. — Algemene telling van de bevolking, de nijverheid en de handel op 31 december 1947. — Bulletin de l'I.R.E.S.P. — Annuaire ddmographique (0.V.N.). — Revue Internationale du Traven (I.A.B.). — Annuaire des statistiques du Travail (I.A.B.). Nationaal Inkomen en B.N.P. : Statistisch Jaarboek voor België. — Statistisch Tijdschrift van het N.I.S., juni 1964, blz. 1209. — Cahiers Economiques de Bru. celles, s L'économie beige en 220 series s (D.U.L.B.E.A.). — Recherches Economiques de Louvain (I.R.E.S.P.). — International Financial Statistica (IJLE.). — Statisttques généralea (O.E.S.O.). — Données statistiques (Raad van Europa). — Yearbook of International Accounts Statistica (O.V.N.). — Belgische Economische Statistieken 1950-1960.
II. - TEWERKSTELLING EN WERKLOOSHEID 1. - INDEXCIJFERS YAN DE TEWERKSTELLING IN DE NIJVERHEID (arbeiders) Basis 1958 = 100
Bron : Minielerio van Arbeid.
Fabrieksbedrijven Metaalverwerkende nijverheid Maandgemiddelden of maanden
1959 1960 1 961 1962 1963 1963 le kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4 0 kwartaal 1964 le kwartaal 20 kwartaal 3e kwartaal 1963 November December 1964 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November .
Algemeen indexcijfer
Extractiebedrijven
Totaal
j Niverheid der basismetalen
Fabricage abrica van metaalprodukten (exclusief machines en transport-
Machinebouw (exclusief 'e lectrische machines)
Bouw van electrische machines, apparaten en toebehoren oebehoren
Bouw van transport materieel
confectie)
Textiel ( axel .
96,4 97,6 99,6 101,9 104,0 98,2 105,3 106,2 106,4
89,3 76,9 67,6 62,0 60,1 60,0 59,9 60,2 60,3
97,2 100,7 104,0 105,7 107,8 105,8 107,7 108,4 109,3
99,6 103,4 107,1 105,8 105,7 103,4 105,6 105,5 106,2
92,4 98,8 106,5 109,3 119,5 113,1 118,5 120,8 124 4
97,7 108,8 118,5 126,8' 131,5 127,4 131,0 132,8 134,8
94,6 100,3 113,7 114,8 113,1 113,8 110,7 111,9 115,9
88,3 89,5 89,2 99,2 100,6 97,1 101,7 102,8 100,8
98,7 99,5 99,1 97,8 99,1 99,1 98,6 98,6 100,1
108,6 108,0
60,6
109,6
106,1
122,2
61,1 61,1 60,4 60,3 59,4 61,5 61,0 60,6 61,1 61,5 61,1 61,1 61,2 61,8 61,9
110,3 111,7 109,7 108,9 109,4 109,4 110,0 110,5 110,2 110,3 110,8 111,9 112,4 112,8 112,3
106,1 108,1 106,4 105,8 105,9 105,8 106,5 106,5 106,5 105,2 107,0 108,7 108,7 109,7 109,9
120,8 122,4 125,2 124,8 122,5 121,9 122,2 121,6 120,7 120,1 121,4 122,9 122,9 124,1 122,8
132,6 132,6
117,5 121,8
101,3 102,6
100,4 99,1
135,1
124,6
134,9 134,2 132,8 132,9 132,0 133,6 132,6 131,7 133,9 133,7 137,6 137,8 137,1
116,3 116,1 116,3 116,4 119,9 121,4 121,9 122,2 122,2 125,0 126,7 126,8 128,7
107,0 100,4 100,0 99,6 101,9 102,5 102,8 102,5 102,5 104,7 108,2 108,1 108,1 107,7
98,3 100,8 100,1 100,1 100,6 100,4 99,8
109,1 106,8 105,6 105,6 106,7 107,4 108,1 107,8 108,1 108,4 109,2 109,8 109,9 109,1
Bouwnijverheid
98,8 98,8 98,0 98,5 98,4 97,6 97,1
97,8 99,7 100,7 106,9 108,9 83,9 116,9 118,8 116.0 114,3 119,5 119,8 116,8 112,9 110,2 115,5 117,1 119,1 119,7 119,7 119,2 119,4 120,9 119,4 116,9
II - 2. - WERKLOOSHEID
Algemene gegevens
Bron : Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. Aantal werkdagen por periode 1
Gemiddeld aantal Werkaanbiedingen 4 MaandDoor de gemiddelde werkloosl eidsdagen openbare openper maand 3 van het besturen Werkaanstaande (duizenden) 2 aantal tewerkaanbledingedurende vragen de maand ,.., r Gedeelte- gestelde verloren ontvangen 8 e rneree lijke en werklozen 4 5 Gedeelte- werkdagen Volledig Totaal Volledige lijke en (duisen- werklozen toevallige (duigen. maand werklozen den) 2 toevallige den) Aantal gecontroleerde werklozen
(in duizenden)
641
14,2
20,4 19,6
11,2 10,2 12,9 14,4 21,3 68,4 91,2 84,5 39,2 18,5 15,9
568 744 678 748 1.1.24 1.842 3.270 2.475 1.495 940
14,4 16,8 13,8 14,5 16,1 13,7 18,6 15,6 14,9 14,3
21,0
23,0 27,6 33,9 39,6 39,3 35,6 31,0 29,5
‘O CO d+ 'd+ 0
11,2
d+ C•••nCO C-- r
20,9
+-1CO 01 Cq 'd+ CO r-i CO 1-10 CO C- 0 rn0
823
15,4 15,0 16,1 14,9 15,0 14,8 16,4 16,0
cCO
743 1.467 1.755 742 663 1.238 2.414
■-■
10,7 43,1 49,7 12,6 11,4 32,9 73,1 12,7
110,1
w 1--;
35,8 32,1 31,6 29,8 33,9 37,4 48,9 102,3 130,8 123,8 74,8 49,5 45,4
19,9 20,0 20,7 20,9 21,2 16,0 15,7 15,3
n CD •3n
.
61
65 23 20 18 25 20 20 23 18 25 20 20 19 24
2.942 4.556 5.014 4.005 3.241 1.791 1.731 1.100
rnC"- CO
35,4 72,1 82,3 35,9 31,6 60,9 111,4
87,9 47,1 32,9 26,1 24,7 29,0 32,6 23,3 20,2 28,0 38,3 23,1
38,9 71,2 74,2 48,0 38,4 38,4 50,2 26,7
r-1
63 61 64 62 63
1963 3e kwartaal 4° kwartaal 1964 le kwartaal 20 kwartaal 3° kwartaal 4 0 kwartaal 1965 1° kwartaal 1 964 Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December 1965 Januari Februari Maart April Mei
83,1 52,8
77,9 109,7 125,0
ci
116,8 180,9 199,2 158,1 126,3 85,5
CO0CO CO1-1 c0 0 CO
6
302 302 302 304 308 * 252 250 250
0C>r-
1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964
40,1
73,] 82,8 61,2 31,4 18,1 13,1 10,2 7,9 12,0 13,0 7,3 7,0 13,5 19,0 6,7 6,0 6,7 6,3 7,9 9,1 12,6 18,8 20,6 20,0 16,3 14,0
19,4 16,2 19,3 18,9 20,1 18,3 15,3 13,3 13,9 12,5 15,6 14,8 11,6 11,4 14,6 14,0 13,9 9,7 10,0 14,9 13,9 10,4 9,9 13,4 12,4 17,9 16,5
12,9 5,6 5,3 7,5 12,5 14,6 16,5 12,5 18,6
15,5 14,1 14,7 12,7 8,6 7,8 14, 014,9
13,3 12,5 12,2 10,3 8,9 6,6 6,2 6,8 10,3 8,9
1 Do werldoosheidsmaand omvat 4 of 5 weken. Daggemiddelde per werkloosheidsmaand.
2
Aantal verloren werkdagen per maand Aantal werklozen ingeschreven in de gemeentelijke stempellokalen, per maand Werkaanvragen en -aanbiedingen met betrekking tot arbeiders en arbeidsters 5 Normaal arbeidsbekwams volledige werklozen. Sedert februari 1062 bevatten de cijfers niet meer de werklozen die van de gemeentecontrole ontslagen zijn ingevolge het ministerieel besluit van 29-12-61. x Sedert 1962 worden voor een week slechts 5 werkdagen aangerekend, daar waar vroeger 6 werkdagen in aanmerking kwamen. 3
4
Gemiddelde duur van de werkloosheid
— 465 — II - 3. — WERKLOOSHEID
Daggemiddelden van het aantal gecontroleerde werklozen Volledig + gedeeltelijk werklozen (duizenden) Bron : Rijksdienst voor Arbeidsvoorstening.
1956 1957 1958
1963 1964 1965
le kwartaal
2e kwartaal
145
247 144
122
117 181 199
1959 1960 1961 1962
Jaar
158 126 1
85 • 83 53
204 292 221 177 141 176 82 111
96 166 182
8e kwartaal
4e kwartaal
95 88
115 138
149
204 171
149 111
150 123 90
64 44
52 35
36
32
137 124 90 72 61
1962
1963
1964
1965
158 151 1 113
246 219 86
120 63 67
131 124 75
April Mei Juni
71 62 57
49 45 40
40 36 32
49 45
Juli Augustus ... September ...
54 50 51
36 35 35
32 30 34
Oktober November December ...
51 66 144
36 42 127
37 49 102
Januari Februari Maart
Bibliografische referenties : Maandelijkse berichten van de R.V.A. — Statistisch Tijdschrift van het N.1.S. — Statistisch Jaarboek voor België. — Arbeidsblad. — Recherches éconorniqucs de Louvain — Industrie, tijdschrift van het V.B.N. — informations Statistiguee (E.G.K.S.). — Annuaire
des Statietigues du Travail (1.A.B.).
1 Sedert februari 1962 bevatten de cijfers niet meer de werklozen 29-12-61.
die van
de gemeentecontrole ontslagen zijn ingevolge het ministerieel besluit van
- 466 -
III. - LANDBOUW EN VISSERIJ 1.
-
LANDBOUWPRODUKTIE
Bronnen : M inisterfis van Landbouw ( plantaardige produktie) - Nationaal Instituut voor de Statistiek ( aantal dieren, dierlijke produktie en beteeld areaal). 1958
1958
1957
1959
1980
1901
1962
1068
1964
Beteeld areaal 1 (duizenden hectaren)
Broodgranen waarvan : tarwe rogge
Andere granen Nijverheidsgewassen Wortel- en knolgewassen Groenten geteeld voor het zaad Hooi- en weiland Diversen Totaal
260
280
296
270
273
256
252
246
262
188 68
208 66
219 69
200 62
203 63
206 44
209 39
200 41
216 42
254 99 151 14 818 130
238 92 145 13 814 134
240 94 141 12 811 125
255 88 134 12 816 137
252 96 131 11 819 129
263 92 120 11 821 136
260 93 116 10 829 128
255 94 114 10 825 134
239 106 103 11 815 129
1.726
1.716
1.719
1.712
1.711
1.699
1.688
1.678
1.665
596 998 2.203 235 54 2.034
751 969 2.486 182 51 2.043
779 992 2.832 170 56 1.914
789 1.034 1.474 124 43 1.357
773 1.056 8.063 214 55 1.894
722 1.011 2.703 196 60 1.789
835 1.083 2.019 231 87 1.872
759 1.038 2.135 240 47 1.530
900 1.041 3.114 283 67 1.755
189 2.413
182 2.485
178 2.596
170 2.649
159 2.696
148 2.728
141 2.832
182 2.805
120 2.663
Plantaardige produktie (duizenden tonnen)
Tarwe Andere graangewassen Suikerbieten Vlas (zaad en stro) Cichorei Aardappelen Aantal dieren 1 (duizenden stuks)
Landbouwpaarden Totaal der runderen waarvan : melkkoeien Varkens
974
977
996
1.015
1.024
1.025
1.051
1.044
999
1.471
1.366
1.423
1.450
1.749
1.772
2.053
1.795
1.838
1.198
1.277
1.319
1.303
1.420
1.538
1.630
1.644
1.712
400
391
412
424
441
429
462
505
481
Dierlijke produktie
Melkleveringen aan de melkerijen (miljoenen liters) (nettogewicht vlees - duizenden tonnen)
Slachtingen
van
het
1 Telling op 15 mei van ieder jaar.
III - 2.
-
ZEEVISSERIJ
Voornaamste vissoorten aangevoerd in de Belgische havens (maandgemiddelden in tonnen) Bron : Nationaal Instituut voor de Statistiek. 1081
1982
1988
1964
1958
1957
1958
1959
1980
Schelvis
519
445
374
232
262
285
BOO
221
281
Kabeljauw
764
662
834
653
689
698
868
• 728
630
Pladijs
379
427
451
381
390
291
846
424
322
Tong
299
289
315
257
850
314
347
631
201
Rog
314
356
337
342
323
328
310
298
319
Haring
716
254
201
260
528
409
273
153
134
Garnaal
266
84
64
89
39
80
48
76
75
Bibliografische referenties : Landbouwtijdschrift (Ministerie van Landbouw). - Statistisch Tijdschrift van het N .I .S. - Statistisch Jaarboek voor België Donnefes statisti q tics (Raad van Europa). - Bulletin menuel : Economie et statistiques agricoles
IV. - NIJVERHEID IY • 1. — RESULTATEN DER CONJUNCTUURENQUETES Gezamenlijke nijverheid : Textiel — IJzer en Staal — Metaalverwerkende nijverheid — Papier — Hout — Leder.
Percentage van de antwoorden "in stijging" op vragen A en B Percentage van de antwoorden " Hoger don normaal" op vragen C en D Percentage von de antwoorden "in daling- op vragen A en B
C en D
Percentage van de antwoorden " Lager dan normaal" op vragen
Verschil der antwoorden • in stijging" en 'in daling. op vragen A en B uitgedrukt Verschil der antwoorden Hoger" en . Loge'r^ don normaal op vragen C en
0
in Percentages
uitgedrukt in percentages
A.- INSCHRIJVINGEN VAN BESTELLINGEN BINNENLANDSE MARKT (2) +60
+60 (3)
giningin iNimmomporp 1111111
60
/11111111
111111111,
B. INSCHRIJVINGEN VAN BESTELLINGEN BUITENLANDSE MARKT
lil
0
1111
.1
—60
(2)
+60
+60
3 1011111111111111111611111111:11B11011111111 I IPPPOWNPRIPPIN INORMN 111
6
111/
1111111111
111tiillt
1/1111
111/
0
■
111111
60
C. OORDEEL OVER ORDERPOSITIE +60
+60
-
0
C3)
11311116~11 il~1111~~2011111111~.- Al NIEFFEOPPEO nigr"" todgiag iirigrianilqii h& b20052 00MaRg
0
I
111111111
—60
11111111111
1111111111
11111111
11111111111
60
D.- OORDEEL OVER DE VOORRAAD AFGEWERKTE PRODUKTEN +60
+ 60
(3)
zipaalwilig ok _.ámamodwPMenil 0 mommilmwdimmaanimieimaikOmmEgr4QggEg M"2 "ReaRREES°25 ffii4rliglffligEMEEEEKW~
— 60
11111111111
11111111111
1 . 111
111
1
1
1
1
11111111111
0
11111111111
60
E.- GEMIDDELDE VERZEKERDE ACTIVITEITSDUUR ( in maanden ) 5
4
3 1961
1962
1963
1964
1965
1 De antwoorden der deelnemers zijn gewogen met de omzetcijfers en geven de wijzigingen tegenover de vorige maand voor de vragen A tot D aan. Seizoenbewegingen uitgeschakeld. 3 Staking in de ijzer- en staalnijverheid en in de metaalverwerkende nijverheid.
2
IV • la. — ALGEMENE INDEXCIJFERS VAN DE INDUSTRIELE PRODUKTIE Basis 1958 = 100
Maandgemiddelden of maanden
Algemeen indexcijfer *
waarvan : fabrieksnijverheid alleen
104 112 119 125 135 v 144 133 146 141 v 145 v 138 v 153 v 147 137 v 148 v 127 v 135 v 152 v 160 v 148 v 151 v 142 v 140 157 2
1959 1960 1961 1962 1963 1964 1963 30 kwartaal 4e kwartaal 1964 le kwartaal 20 kwartaal 30 kwartaal 4e kwartaal 1965 1e kwartaal 1964 Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December 1965 Januari Februari Maart April Mei
Bron : Agefi 1
Bron : I.R.E.S.P. 1
Bron : N.I.S.
waarvan : fabrieksnijverheid alleen
Algemeen indexcijfer *
107 116
104
124
116 123 130 v 140 125 138 138 v 146 v 131 V 145
141 153 148 v 153 v 147 v 163
132 145
145 v 153 v 139 v 154
v 144 v 145 v 120 v 130 v 144 v 144 v 147 v 145 v 137 v 144
144 v 157 v 136 v 143 v 160 v 173 v 157 v 161
105 115 122 130 138 147 133 147 146 148 143 153 146 142 151 137 143 150 159 149 151 142 142 t) 155 v 152 149 2
107 115 121 129 137 v 148
111
131 142 v 153
Algemeen indexcijfer
v 152 v 153
v 127 v 137 v 152 v 152 v 155
v 154 v 145 v 153
Excl. de bouwnijverheid. 1 Indexcijfers op oorspronkelijke basis 1958 omgezet in indexcijfers op basis 1958 = 100. 2 Vooruitzicht. 3 Vlug berekende indexcijfers van de industriële produktie door het N.I.S. berekend op basis 1958 = 100 en omgezet in indexcijfers op basis 1958 e. 100.
IV
-
2.
—
INDEXCIJFERS VAN DE INDUSTRIELE PRODUKTIE (Voornaamste sectoren) Basis 1958 = 100
Bron : N.I.S.
Fabrieksnijverheid waarvan :
146 155 138 152 130 133 157 167 149 153 150 145
* Excl. de bouwnijverheid. 1 Vlug berekende indexcijfers van de industriële produktie door het N.I.S. berekend op basis 1958
Industrie der gebreide goederen
97 108 112 115 119 127 125 136 107 121 126 153 112 110 118 111 133 133 123 123 166 153 139 111 106 119
Weverijen
108 107 115 126 132 129 130 136 145 153 162 160 137 153 157 167 160 160 163 v 159 155 v 153 172 170 169 164 162 170 165 153 151 170 v 160 142 v 136 153 v 152 169 v 170 178 v 178 163 v 162 170 175 168 170 161 176
ipinnerijen
108 119 116 124 128 147 124 135 143 148 140 157
Totaal
inde
152 158 144 v 157 v 136 v 143 v 160 v 173 v 157 161
Voed ingsni en drankbc
142 140 157
92 103 87 96 72 84 94 96 92 90 88 85
112 122 126 134 131 151 147 140 131 157 159 157 131 139 151 157 164 157 156 165 169 155 147 127 121 144
Metaalverve nijvers
v v v v v v
144 151 137 148 127 135 152 160 148 151
87 107 86 116 85 124 86 131 88 142 92 153 81 141 96 153 94 148 95 v 153 83 v 147 93 163
Industri non- ferron
133 146 141 v 145 v 188 153 147
jverbeid va lalhoudend xclusief pe E steenkool
L
104 112 119 125 135 144
er- en stoa
1959 1960 1961 1962 1963 v 1964 1963 3e kwartaal 4 0 kwartaal 1964 le kwartaal 20 kwartaal 30 kwartaal 40 kwartaal ... v 1965 le kwartaal ... v 1964 Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December v 1965 Januari v v Februari Maart 1
Ina
Maandgemiddelden of maanden
tiebE
waarvan :
113 121 125 130 140 142 131 150 148 148 127 145 137 149 162 133 149 117 118 147 151 138 145 130 132 149
117 126 128 130 137 135
112 120 124 130 139 146
110 118
127 141 143 142 118 139
129 152 152 152 132 149
148 177 154 156
142 162 124 140 108 110 135 140 130 146
154 162 142 153 133 114 149 154 142 152
158 168 136 184 105
135
124 132 157 152
144 152
152 177 176 1.50 130
Waarvan :
Totaal
114 122 130 144 151 166 151 157 156 171 162 177 184 165 172 164 177
148 164 173 182 v 170 180 180 177 194
verwerking van de plastiekstoffen (1962 .. 100)
100 124 123 141 131 154 138
142 154 141 167 118 141 155
174 181
100 en omgezet in indexcijfers op basis 1958
Itroleumrat n steenkool
Chemische bedrijven en rubberindustrie
Textielnijverheid
103 109 114 113 136 136 133 141 128 131 133 151 130 125 135 122 134 137 133 130 150 148 154 128 124 138 100.
— 469 —
IV - 2.
—
INDEXCIJFERS VAN DE INDUSTRIELE PRODUKTIE (N.I.S.) Basis 1958 = 100 GEZAMENLIJKE NIJVERHEID
150
150
100
100
IJZER- EN STAALNIJVERHEID
150
150
100
100
METAALVERWERKENDE NIJVERHEID 200
200
150
150
100
100
TEXTIELNIJVERHEID
150
150
100
100
CHEMISCHE- EN RUBBERNIJVERHEID 250
250
200
200
150
150
100
100 58
60
62
64
M
J
5
IV - 3. - ENERGIE Bronnen : Algemene Directie van het Mijnwezen [kol. (1), (2) en (5)] - Administratie van de Nijverheid [kol. (8 door de N.B.D. [kol. (4)] - N.I.S. [kol. (8) (6) en (7) . Steenkool Elektriciteit Ruwe petroleum Totale produktie
Maandgemiddelden of maanden
Voorraden per einde periode op de mijnterreinen
WaarneemDagelijks baar rendement verbruik i vr eo desne Per van ruwe bovengrondse steenkool 1
Nettoinvoer
(duizenden tonnen)
rechtstreekse
aan do nijverheid
(kg)
(miljoenen kWh)
(5)
(6)
35 126 221 233 159 122 182 474
2.777 2.738 2.319 2.410 2.472 2.477 2.582 2.664
841 838 841 907 1.019 1.090 1.149 1.163 1.155
987 1.051 1.043 1.097 ••.174 1.247 1.368 1.483 1.623
n.b. 445 542 546 579 660 705 1.013 1.112
99 97 100 103 109 102 104 102 106
631 460 454
456 496 561
2.727 2.435 2.785
1.166 1.119 1.184
1.392 1.332 1.621
996 1.031 1.054
901 J.220 1.379 1.489
443 336 418
2.524 2.465 2.346
1.179 1.158 1.122 1.156 v 1.181
1.647 1.527 1.510 1.808
1.022 981 1.116 1.330
102 100 104 95 108 106 114
307 393 307 424 445 384 389 349
2.581 2.403 2.412 2.144 2.412 2.482 2.665 2.522
1.181 1.151 1.141 1.115 1.121 1.131 1.141 1.146 1.181
1.605 1.461 1.515 1.391 1.488 1.652 1.801 1.750 1.874
1.064 886 992 1.212 1.120 1.018 1.312 1.310 1.368
108 105 110 98 108 113 118 112 114
1.148 v 1.181 v 1.213 v 1.208
1.822 1.697 1.814
1.012 1.198
(2)
1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964
2.463 2.424 2.255 1.896 1.872 1.794 1.769 1.785 1.775
179 1.413 6.928 7.496 6.565 4.394 .1.351 454 1.489
1963 2 0 kwartaal 30 kwartaal 40 kwartaal
1.801 1.569 1.907
1964 le kwartaal 20 kwartaal 3e kwartaal 40 kwartaal 1965 le kwartaal
1.873 1.817 1.571 1.839 v 1.737
v 1.807
2.005 1.648 1.799 1.371 1.579 1.764 1.826 1.810 1.882
1.055 1.102 1.220 1.295 1.323 1.379 1.384 1.381 1.489
1.732 v 1.664 v 1.815 v 1.747
1.495 v 1.620 v 1.807 v 1.890
1 Steonkolenproduktie steenkolen).
Verwerking
Gas Produktie der cokesfabrieken voor
(4)
(duizenden tonnen)
(1)
1964 April Mei Juni Juli Augustus • September Oktober November December 1965 Januari Februari Maart April
Totale produktie
en (0)] - Berekeningen
( 3)
•
netto-invoer van steenkolen, cokes en agglomeraten
Totaal beschikbaar gas
(miljoenen ms )
(6)
(7)
(0) 182 180 182 188 200 196 214 224 240 206 196 241 259 221 205 273
1.778 239 213 213 197 205 213 256 261 302
voorraadbeweging (1,8 ton cokes en 0,9 ton agglomeraten = 1 ton ruwe
IY - 4. - METAALPRODUKTIE Bronnen : N.I.S. [kol. (1) en (2)]. - Fabrimdtal [kol. (3) tot (6)]. Ijzer- en staalnijverheid
Metaalverwerkende nijverheid
(duizenden tonnen)
Maandgemiddelden of maanden
1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964 1963 3e kwartaal 40 kwartaal 1964 le kwartaal 20 kwartaal 30 kwartaal 4° kwartaal 1965 10 kwartaal 1964 Mei Juni Juli Augustus September Oktober November . December 1965 Januari Februari . . Maart April Mei
Produktie van afgewerkt staal
voor de binnenlandre markt
voor do uitvoer
(1)
(2)
(8)
(4)
397 371 350 386 407 405 451 476 536 451 504 537 544 487 575
4,34 3,87 3,44 3,98 4,40 5,43 5,35 5,90 v 6,32 6,26 6,33 6,51 6,52 v 6,00 v 6,25
2,78 2,27 1,99 2,55 2,93 3,76 3,74 4,03 v 4,93 4,15 4,24 4,83 4,74 v 4,58 v 5,57
.5,99 7,09 v 5,45 v 5,60 v 6,94 v.6,39 v 5;90 v 6,47 v 5,88
4,87 4,77 v 4,24 v 4,39 v 5,11 . v 5,39 . v 5,t8 v 5,74 v 4,84 6,24
532 523 501 536 599 584 613 627 728 615 663 703 727 699 780 v 751
_
1 Raming op basis Agefi-cijfer.
(miljarden franken)
Binnengekomen bestellingen
Produktie vven ruwstaal
678 746 661 659 778 84&743 • 749 736 v_726 , 792 -1 767 1 750 1 -
_ ,_
502 ' 555 432 460 569 • 602 543 580 563 v .546_ _
.p 6,62.
-
_v
Totaal der verzendingen
Totaal
(5) 7,12 6,14 5,43 6,53 7,33 9,19 9,09 9,93 v 11,25 10,41 10,57 11,34 11,26 v 10,58 v 11,82
(0) 6,32 6,63 6,62 6,69 7,26 8,09 8,94 10,25 v 11,47 9,76 11,60 10,86 11,70 v 10,53 v 12,79
10,86 11,86 v 9,69 v 9,99 v 12,05 v 11,78 -I) 11,48 v 12,21 v 10,72 v..1.2.,.86..
10,48 12,39 v 10,06 v 9,45 v 12,08 v 12,18 v 11,94 v 14,24 v 10,94 V 4,27
.
-
471
IV • 5. - BOUWNIJVERHEID : jaarcijfers Bron : Nationaal Instituut voor de Statistiek. Gebouwen die niet hoofdzakelijk voor huisvesting bestemd zijn
Gebouwen hoofdzakelijk of uitsluitend voor huisvesting bestemd Begonnen gebouwen
Toegestane bouwvergunningen Nieuwbouw of volledige herbouw
Jaar
Aantal
36.615
1955
Verbouwingen, vergrotingen of gedeeltelijke herbouw Te bouwen volume (duizenden m3)
Nieuwbouw en volledige herbouw
Te bouwen volume (duizenden m3)
Aantal
23.564
9.468
1.220
31.698 32.604
Begonnen gebouwen
Toegestane bouwvergunningen . Nieuwbouw of volledige herbouw
Verbouwingen, vergrot ngen of gedeeltelijke herbouw Te bouwen volume (duizenden m3)
Nieuwbouw en volledige herbouw
Te bouwen volume (duizenden m3 )
Aantal
3.588
8.561
2.569
3.731
5.422
3.921
10.997
3.123
4.482
5.982
Aantal Aantal
Aantal
1956
33.742
22.793
9.266
1.226
1957
34.904
24.063
9.407
1.318
31.724
3.618
9.255
3.009
3.772
6.090
1958
32.329
21.732
9.368
1.192
30.605
2.636
6.059
2.619
2.843
4.809
1959
38.989
26.683
9.724
1.368
35.333
3.036
8.661
3.135
4.951
5.209
34.800
3.151
11.805
3.567
6.360
5.530
1960
41.102
28.881
9.645
1.230
1961
44.552
31.603
10.436
1.406
38.010
3.498
12.785
3.958
7.071
6.170
1962
38.530
27.818
9.888
1.617
32.178
4.957
16.545
2.960
5.399
5.169
v
1963
v
1964
36.619
23.311
44.948
31.323
5.382
1
6.545
1 In 1968 en 1964 werden respectievelijk 9.856 en 11.068 vergunningen verleend voor nieuwbouw, volledige herbouw, verbouwingen, telijke herbouw.
vergrotingen en gedeel-
IY • 6. - BOUWNIJVERHEID : maandcijfers Bron : Nationaal Instituut voor de Statistiek. Gebouwen hoofdzakelijk of uitsluitend voor huisvesting bestemd 1 Maandgemiddelden of maanden
Gebouwen die niet hoofdzakelijk voor huisvesting bestemd zijn 2 Toegestane bouwvergunningen
Toegestane bouwvergunningen
Begonnen gebouwen
1963 2e kwartaal
3.303
2.636
940
593
3e kwartaal
2.901
2.426
908
490
4e kwartaal
2.867
2.052
745
553
1964 10 kwartaal
4.081
1.934
851
421
26 kwartaal
4.219
3.441
1.055
667
3e kwartaal
3.838
2.996
884
628
40 kwartaal
3.345
2.070
897
466
8.960
1.894
827
899
1.053
480
April
.4,545. 4.789
2.644 3.316
1.157
600
Mei
3.596
8.842
876
789
Juni
4.272
8.166
1.132
611
3.831
3.086
959
640
Augustus
3.075
3.175
854
679
September
3.107
2.726
840
565
Oktober
3.179
2.675
925
583
November
2.674
2.253
810
524
December
4.183
1.281
957
290
2.869
1.459
644
511
2.954
1.385
682
470
1964 Februari Maart
Juli
•
1965 Januari Februari
1 Nieuwbouw of volledige wederopbouw waarvoor een bouwvergunning werd afgeleverd. 2
Begonnen gebouwen
Nieuwbouw, herbouw, verbouwing en uitbreidingen, waarvoor een bouwvergunning werd afgeleverd.
- 472 IV • 7. - VERGELIJKENDE EVOLUTIE YAN DE INDUSTRIELE PRODUKTIE DER E.E.G.-LANDEN Algemene indexcijfers van de industriële produktie (aangepast voor seizoenschommelingen) Basis 1960 = 100 Bron
: O.E.S.O.
Gezamenlijke
E.E.G - landen
Schommel. in pet •
1962
1963
kwartaal
111
113
-I-
20 kwartaal
112
119
kwartaal
114
120
40 kwartaal
115
123
1968
1984
113
126
10
30
le kwartaal
Belgie
1962
1983
1,8
108
115
+
6,3
112
121
-4-
5,3
114
122
+
7,0
114
127
1968
1984
+ 11,5
115
129
West-Duitsland 1
Schommel. in pct •
1962
1968
+
6,5
108
110
-1-
1,9
+
8,0
111
116
+
4,5
+
7,0
112
116
+
3,6
+ 11,4
113
119
-1-
5,3
1983
1964
+ 12,2
110
123
+ 11,8
Schommel. in pot •
20
kwartaal
119
126
+
5,9
121
126
+
4,1
116
124
+
6,9
30
kwartaal
120
125
+
4,2
122
127
+
4,1
116
125
+
7,8
40
kwartaal
123
129
+
4,9
127
133
+
4,7
119
128
+
7,6
Frankrijk
Itali5
Schommel. in pct •
1962
1968
0,9
121
127
+
6,3
120
132
+
5,3
122
134
9,8
+
7,9
125
136
8,8
1968
1964
1962
1968
10 kwartaal
109
110
kwartaal
112
119
+
30 kwartaal
113
119
40 kwartaal
114
123
1988
1984
2e
Nederland
Schommel. in pct *
2
Schommel. in pet *
1962
1968
5,0
104 8
106 8
+ 10,0
108e
115 8
+
6,5
105
110
+
4,8
117
124
+
6,0
1968
1964
108
120
+ 11.1
+
+
1,9
10 kwartaal
110
126
+ 14,5
127
136
+
7,1
kwartaal
119
128
+
7,6
132
133
+
0,8
116
124
+
6,9
30 kwartaal
119
123
+
3,4
134
130
-
3,0
110
116
+
5,5
kwartaal
123
126
+
2,4
136
132
-
3,0
124
133
+
7,3
2°
40
• Schommelingspercent tegenover het indexcijfer van het overeenstemmend k wartaal van het vorige jaar. 1 Saarland en West-Berlijn uitgesloten. 2 Niet aangepast voor seizoenschommelingen. 3 Oude reeks basis 1958 = 100 omgezet in basis 1960 = 100.
Bibliografische referenties :
Statistisch Jaarboek voor België. Statistisch Tijdschrift van het N.I.S. - Annalen der Mijnen van België. - Arbeidsblad. - Becherches doonomiques de Louvain (I.R.E.S.P.). - Industrie, tijdschrift van het V.B.N. - Bulletin van Fabrimdtal. - Maandelijks statistisch tijdschrift van Fdddchar. - Maandelijks tijdschrift van het M.E.Z. (Administratie van de Nijverheid - Dienst : Elektrische energie). - Energie. informatieblad van het Verbond der Gasnijverheid. - Agence dconomigue et financière. - Het Bouwbedrijf. - Statistigues gdndrales (O.E.S.O.).
— 473 —
IY - 7. — VERGELIJKENDE EVOLUTIE YAN DE INDUSTRIELE PRODUKTIE DER E.E.G.-LANDEN
Algemene indexcijfers van de industriële produktie (O.E.S.O.) Basis 1953 = 100 (Niet aangepast voor seizoenschommelingen) GEZAMENLIJKE E.E.G.-LANDEN
140
- 140 1965
1964 ■■
•
IOM
......... ...
«0. WID
1963
100
100
BELGIE
140
140
100
100
WEST -DUITSLAND (excl. Sacrrland en West-Berlijn)
140
- 140
1965 1964 .....
:00**".
..... ;. ■•••
1963 100
100
FRANKRIJK
140
140
loo
100
ITALIE
140
140
100
100
NEDERLAND ( niet aangepaste indexcijfers )
140
140
100
loo
";::!;:;
56
60
62
64
D
J
S
D
V. - DIENSTEN 1. - VERVOER a). - Bedrijvigheid van de N.M.B.S., de N.M.B. en de SABENA Bronnen : N.M.B.S., N.M.B. en SABENA. N.M.B.S. Reizigersvervoer maanden
Aantal reizigers-km
SABENA N..M.B. Vervoerde ton-km
Goederenvervoer (volledige wagonladingen) Aantal produktieve
waarvan : Totale tonnenmaat
Geregeld en betaMnd luchtverkeer
2
en
ertsen
oliën (miljoenen)
755 710 715 724 746 751 753 765 760 770 755 728 761 v 736 738 752 776 723 727 734 779 743 761
1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964 1963 3° kwartaal 4e kwartaal 1964 le kwartaal 2° kwartaal 30 kwartaal 4° kwartaal 1965 1° kwartaal 1964 April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December 1965 Januari Februari Maart April
v 732 v 709 v 767
(duizenden)
(duizenden tonnen)
486 505 525 538 539 569 577
4.818 4.874 5.070 5.115 5.189 5.444 5.549
1.876 1.866 1.935 1.937 1.998 2.212 2.030
959 1.043 1.155 1.177 1.209 1.151 1.291
511 594 585 556 541 626 571 575 523 571 518 520 586 654 617 608
4.967
1.922 2.353 2.152 1.992 1.876 2.102
1.135 1.217 1.234 1.264
581 538 594 543
5.379 5.058 5.615 5.231
5.766 5.566 5.472 5.199 5.961 5.351 5.682 5.132 5.601 4.927 5.034 5.637 6.235 5.869 5.779
1.395 1.289
2.098 1.877 2.000 1.738 1.824 2.066 2.134 2.087 2.084
1.271 1.185 1.335 1.208 1.231 1.369 1.496 1.373 1.317
2.014 1.745 1.867
1.269 1.218 1.380
(miljoenen ton-km)
99,7 88,7 108,7 98,2 115,4 112,2 135,5
12,2 11,3 13,8 12,9 13,7 13,8 16,5
174,7 87,0 87,0 136,3 205,1 113,8
19,2 11,9 12,1 16,3 22,6 15,2
107,7 123,1 178,1 214,7 210,0 190,5 149,7 89,8 101,8 92,1 75,6
14,0 14,7 20,1 23,5 22,7 21,5 18,6 12,5 14,6 13,2 12,2
618 364 294 225 212 171 154 162 173 151 162 144 159 118 167 151 170 137 138 157 171 156 149 111 116 126 142
1.269
1.875
(miljoenen passagierskm)
1 De produktieve ton-km hebben betrekking op het commercieel vervoer (met ui sluiting van het dienstvervoer : het is do som van de vermenigvuldigingen van het gewicht van elke verzending met de afs and van het traject. De vervoerde ton-km worden berekend door opte ling van de resultaten bekomen door vermenigvuldiging van de vervoerde tonnage mot het aantal kilo. meters van het vervoer.
2
Y - 1 c). - Binnenscheepvaart
- 1 b). --- Zeevaart Bronnen : Havenbestuur te Antwerpen
Maandgemiddelden of maanden
Bron : N.I.S.
[kol. (1)], te Cent [kol. (4)], N.1.S. (overige kolommen).
even van Gent Haven van Antwerpen Laadvermogen Laadvermogen Goederen Goederen van de binnen. van do binnen. gekomen gekomen (duizenden metrieke tonnen) (duizenden metrieke tonnen) schepen schepen (duizenden registertonnen)
Binnen. gekomen
Vertrokken
(duizenden registertonnen)
Binnen. gekomen
Vertrokken
Totaal verkeer
(duizenden metrieke tonnen)
(miljoenen ton-hm)
(1)
(2)
(8)
(4)
(5)
(8)
(1)
(2)
1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964
3.545 3.622 3.774 3.846 4.167 4.356 4.558
1.723 1.668 1.816 1.936 2.159 2.602
1.210 1.266 1.288 1.284 1.300 1.282
163 145 150 139 137 151 165
169 152 166 167 143 162
82 83 75 61 70 67
4.269 4.534 5.097 5.426 5.553 5.400
361 402 436 456 452 433
1963 3e kwartaal 4° kwartaal 1964 1° kwartaal 20 kwartaal 30 kwartaal 4° kwartaal 1965 1° kwartaal
4.448 4.384 4.558 4.570 4.449 4.654
2.703 2.858 2.968 2.887 3.046
1.290 1.408 1.573 1.431 1.246
150 155 185 165 162 150 182
179 180 178 190 178
59 73 75 109 59
6.493 5.896 5.681 6.704 6.469
525 478 459 541 516
1964 April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December
4.639 4.428 4.643 4.506 4.489 4.352 4.657 4.705 4.599
2.858 2.632 3.172 3.129 2.973 3.037 3.185 3.220
1.522 1.357 1.414 1.121 1.310 1.308 1.394 1.388
138 189 243 163 209 161 212 120
125 86 117 30 47 100 66 98
6.904 6.007 7.200 6.595 5.943 6.508
545 499 578 542 483 523
1965 Januari Februari Maart April
3.969 4.146 4.821
164 152 178 186 162 138 158 155 138 219 165 161 155
4.312
1 Binnenlands vervoer + invoer + uitvoer
doorvoer.
V Bron : Nationaal Instituut
-
2.
—
TOERISME
(duizenden overnachtingen)
toot de Statistiek.
waarvan land van gewone verblijfplaats Maandgemiddelden of maanden
Totaal
Frankrijk
België
VerenigdKoninkrijk
Nederland
WestDuitsland
US.A. .
1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964
1.186 1.341 1.249 1.307 1.387 1.437 1.498 1.577
898 877 979 982 1.061 1.083 1.110 1.151
71 84 55 69 74 82 89
33 37 30 33 34 37 38
81 102 82 99 89 98 105
25 69 27 33 38 41 48
18 51 20 25 21 23 27
102
42
111
48
27
1963 2° kwartaal 3° kwartaal 45 kwartaal
1.422 3.789 446
1.008 2.981 255
83 214 35
40 73 23
125 260 20
50 94 26
31 45 20
1964 1° kwartaal 2° kwartaal 3° kwartaal 4° kwartaal
458 1.398 4.009
37 82 254 34 •
22 41 80 23
29 121 274 19
26 49 112 25
14 34 48 21
17
19
12
15 15 57 56 120 186 322 368 133 27 15 15
20 22 37 30 54 64 87 186 63 34 24 18
13 14 16 23 34 44 55 47 43 32 18 13
444
267 982 3.103 250
1963 December
399
245
28
22
1964 Januari
348
198 204 399 691 719
25 29 58 72 82 93 190 428 143 39 34 30
18 19 30 28 46 50 80 121 39 25 22 22
Februari Maart April Mei Juni juli Augustus September Oktober November December
360
667 970 1.145 2.079 5.374 5.324 1.329 510 415 407
1.537 4.504
3.996 808 269 232 250
•
V - 3. — BINNENLANDSE HANDEL a). Yerkoopindenijfers Basis 1953 = 100 —
Bron : Nationaal Instituut voor de Statistiek.
Warenhuizen met veelvuldige afdelingen
Co5per tienen
Grote onderneminoen gespecialiseerd
Groothandel
2
Maandgemiddelden of maanden
Alge
-
meen Indexelger
Voeding Kleding
lering
Huishouden , "
Ondergoed en Algebijkommens Heren enge vos4 Index- kledingdingscijfer stukken waren
Alge meen
-
Onderasmin, gen • 5e'' )• huizen
Verkoopindexcijfers na uitschakeling van de prijsen seizoenbewegingen
Groothandel Waren- ebtipe• inmens al geVoeding huizen ratieven voedings-
5
1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964
129 139 144 156
125 131 132
105 105 104 106 116 142 143 151
131 139 145 155 163 173 179 196
123 131 138 144 152 172 193 220
121 128 131 143 145 151 156 163
117 121 120 125 130 135 140 140
122 129 132 142 147 154 156 163
173
161 200
138 150
183 187
185 214
158 159
155 156
187 188 198 227
165 166 158 183
197 249 170 224
171 128 145 159
181 194 198 211
210 213 209 249
162 161 159 170
140 139 140
198
197
176
—
—
196
233
182 184 184
181 189 190
208 202 153 185 250 212 278
172 181 164 187 199 171 203
186 205 191 197 214 189 279
165 165 168 164 156 158 160 176 165
246 287 262 199 186 137
208
144 128 131 126 222 99 113 140 135 203
192 195 183 204 200 196 199 203 197 233
219 211 215 212 207 206 213 237 223 287
182 146 186
214 185 196
196 198 196
180 170 178
187 184 216
231 224 244
196
726 138 149 159 164 172 185 200
124 129 126 141 145 154 164 183
139 149 150 162 165 171 179 200
1963 3° kwartaal 4° kwartaal
171 216
159 199
174 224
172 166
182 206
153
1964 1° kwartaal 2° kwartaal 3° kwartaal 4° kwartaal
174 188 181 240
190 178 169 216
165 207 180 247
184 180 177 191
1965 1° kwartaal *
186
199
171
1964 Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December
182 187 193 185 190 171 183 217
199 189 181
179 196 217
278
165 164 168 175 202 196 249
190 174 194
197 194 207
1965 Januari * Februari Maart
170 180
224
waren
125 132 136 144 168 166 186 210
132 140 145 159 160 172 177 188
161
e
(berekeningen door de N.B.B.)
138
144 152 161 168
188 273 200 199
141 137 143
160 163 159 168
166
143
167
156 160 165 159 157 157 163 172 164 172
137 144 139 140 137 136 138 141 141 146
166 166 156 169 160 155 163 164 168 173
172 167 159
141 146 142
156 166 179
* Nieuwe reeks vanaf 1965, indexcijfers op oorspronkelijke basis 1964 = 100 herleid op basis 1953 = 100. 1 Incl. de verkopen van de supermarkten van 1065 af. — 2 Daar een zeker aantal nieuwe firma's in de statist•ek werden opgenomen, zi'n de indexcijfers vanaf 1962 niet meer volledig vergelijkbaar met deze van vorige periode. — 3 Huishoudartikelen en huishoudtoestellen. — 4 Omvat hoofdzakelijk bovenkleding. — 5 Onderkleding : heren en/of dames. — 6 Cijfers die werden herzien ten gevolge van de toepassing van een nieuwe methode voor de uitschakeling van de seizoenbewegingen.
- 476 -
- 3 b). - Verkoop op afbetaling 1° - Algemene resultaten
Bron : Nationaal Instituut voor do Statistiek.
Aantal lopende contracten op einde halfjaar
in de loop van het halfjaar (miljarden franken)
(miljarden franken)
(duizenden)
Financiering door
Financiering door
verkopers
banken
f inancierin georganismen of particulieren
Totaal
Krediet verleend
Uitstaande kredieten op einde halfjaar
Financiering door
verkopers
banken
financi eringsorganismen of particulieren
Totaal
verkopers
banken
financieringsorga. nismen of particulieren
Totaal
1962 le halfjaar 2 0 halfjaar
1.405 1.373
634 646
170 163
601 564
11,85 11,94
3,15 3,30
3,91 3,96
4,79 4,68
5,29 5,24
1,73 1,87
1,65 1,47
1,91 1,90
1963 1 0 halfjaar 20 halfjaar
1.361 1.404
641 699
166 171
554 534
12,74
3,60 4,05
4,19 4,51
4,95 5,11
5,70 6,28
2,03 2,16
1,73 1,93
1,94 2,19
1964 le halfjaar
1.395
727
154
5,41
6,43
2,62 1
1,67 1
2,14
13,67
4,75 1 4,11 1 514 14,27 2° - Achterstallige betalingen
Aantal schuldenaars welke in gebreke gebleven zijn niet het betalen van drie of meer vervallen termijnen in de loop van liet halfjaar
Totaal der bedragen van drie termijnen welke door de schuldenaars, bedoeld in voorgaande kolommen, niet werden betaald (miljoenen franken)
(duizenden)
inanciering door
Financiering door
verkopers
banken
financieringsorganismen of particulieren
Totaal
Totaal verkopers
banken
financierings. organismen of particulieren
1962 1° halfjaar 2° halfjaar
53 54
27 31
1 1
25 22
84,8 87,9
30,3 33,8
6,2 7,6
48,1
1963 1° halfjaar 20 halfjaar
57 53
32 31
1 2
24 20
100,1 93,5
35,7 35,2
8,3 7,9
56,1 50,4
46,5
37 2 60 21 124,6 64,5 8,5 51,6 3° - Indeling van de kredieten verleend tijdens het halfjaar, volgens de aard der goederen
1964 1° halfjaar
3b Q and mm P
Totaal
Vrachtwagens, bestelwagens, autobussen, zwaar vervoermaterieel
nieuw
Wagens voor Landbouwpersonenvervoer materieel, landbouw. behalve autobussen tractoren, vee
reeds gebruikt
Moto's, scooters, bromfietsen, rijwielen
Textiel. waren, bontartikelen, kleding
Huishoud. artikelen Diensten oo i ° á en voor. (reizen, en werpen voor per. herstellen soonlijk van e°5 -J gebruik, motor. niet 0, rijtuigen) elders "2' r`á vermeld . .o .9
en
Boeken
reeds eeds gebruikt
Aantal contracten (duizenden) 1962 le halfjaar 2e halfjaar
742 781
3,7
1,2
3,5
1,1
2,8 2,2
30,5 26,6
15,3 14,1
15,8 15,6
337,6 368,6
21,4 17,3
8,0 7,2
300,6 319,2
5,1 6,1
1963 le halfjaar 2° halfjaar
732 846
4,1 4,2
1,2 1,2
1,8 1,7
35,3 34,6
16,4 16,9
14,0 14,8
347,8 401,1
19,7 16,2
8,2 9,3
277,7 342,9
5,9 3,4
1964 le halfjaar
813
4,5
1,3
2,0
39,9
16,7
12,3
366,0
15,5
7,7
342,2
5,2
Verleend krediet
76
miljoenel franken)
1962 1 0 halfjaar 2e halfjaar
5.290 5.238
475 463
66
89 106
1.626 1.407
411 353
122 108
294 384
45 38
423 428
1.689 1.855
40 30
1963
1° halfjaar 2° halfjaar
5.696 6.280
636 712
81 84
82 103
1.820 1.873
442 462
108 105
308 326
42 40
473 538
1.656 1.994
48 44
1964 le halfjaar
8.428
844
106
110
2.107
450
89
277
42
597
1.773
33
Verleend krediet - Percentsgewijze verdeling t.o v. het totaal 1962 le halfjaar 2e halfjaar
100,0 100,0
9,0 8,8
1,4 1,3
1,7 2,0
30,7 26,9
7,8 6,7
2,3 2,1
5,5 7,3
0,9 0,7
8,0
31,9
8,2
35,4
0,8 0,6
1963 1 0 halfjaar 2e halfjaar
100,0 100,0
11,2 11,3
1,4 1,3
1,4 1,6
32,0 29,8
7,8 7,4
1,9 1,7
5,4 5,2
0,7 0,6
8,3 8,6
29,1 31,8
0,8 0,7
1964 1° halfjaar
100,0
13,1
1,6
1,7
32,8
7,0
1,4
4,3
0,7
9,3
27,6
0,5
Tot het tweede halfjaar van 19118 omvatte het bedrag van de door de banken verleende kredieten eveneens een zeker aanta contracten die door hun clienten (verkopers) bij hen ter discontering zijn aangeboden. V anaf het eerste halfjaar van 1964 moesten die contracten warden aangegeven door do verkopers zelf wat een stijging verklaart van het bedrag dat betrekking heeft op de verkopers en een overeenstemmende daling van het bedrag betreffende de banken. Bibliografische referenties : Statistisch Jaarboek voor België!. - Statistisch Tijdschrift van het N .I.S. - Bulletin van de Kamer van Koophandel van Antwerpen. - Reeherchee elconomiques de Louvain (I.R.E.S.P.). - Maandstatistiek over de internationale trafiek der havens (N.I.S.). - Vervoerkroniek (tweemaandelijks). - Lee traneporta maritimes, Etude Annuelle (O.E.S.O.). - Bulletin gdnéral de Statistiquca (Office etatistique des Communautés Européennes) .
VI. - INKOMENS 1. - BEZOLDIGINGEN YAN DE ARBEIDERS (mannen + vrouwen) Indexcijfer van de gemiddelde brutoverdienste per gewerkt uur Basis 1953 = 100
220
220
200
200
180
180
160
160
140
140
120
120
1
100
1
1 1 1956
1
1
I
1
1 1 1958
1
1
1
1
1 1 1960
1
1
1
1
1 I 1962
1
I J
til
1
1
t
100
1964
Indexcijfer van de bezoldigingen in de nijverheid Basis 1953 = 100
Algemene gemiddelden van de uurlonen der arbeiders (sociale lasten inbegrepen)
Bronnen : kol. (1) • (2) - (8) : N.B.B. (wijze van opstelling, zie Novembernummer 1957, blz. 415). - kol (4) . R.M.Z. - berekeningen N.B.B. (zie noot). - kol (5) : I.R.R.S.P.
Bron : Verbond der Belgische Nijverheid.
Gen"-
Type-uurloon 1
delde brutoverGnoeGe- ld dienste schoold sehoo P arbeider arbeider gewerkt
1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1963 1964
4 v
1963 Dec. 1964 Maart Juni Sept. Dec. ... v 1965 Maart ... v
Indexcijfer van de loonmsa as
Indexcijfer der arbddskosten
2
3
Uur (1)
(2)
(8 )
(4)
(5)
115 125 131 133 138 143 154 167 167 185
114 125 129 131 135 140 149 161 160 176
114 125 129 132 137 141 151 163 162 180
118 129 125 121 128 134 146 158
114 125 132 135 141 148 160 176
164 169 174 178 182 187
166 173 178 182 186 192
173 178 183 186 194 196
5
182 191 197 201 209 215
GrootBrittannië
Nederland
Frankrijk
Italië
percentage in verhouding tot de Belgische lonen 5
71,9 72,5 70,4 70,2 70,4 73,8 82,4 84,7 82,9
1961 Februari-April 41,20 August.-Oktob. 42,32
107,4 100,0 116,3 101,3
78,0 83,6
96,6 97,7
82,4 81,7
1962 Februari-April 43,72 Amgust-Oktob. 45,73
120,0 100,3 119,2 97,5
84,6 84,7
99,9
88,4
1963 Februari-April 48,09 August-Oktob. 50,30
115,4 94,6 117,1 92,1
83,3 82.6
54,-- v116,2 90,1
85,1
1964 Februari-April
29,91 32,68 35,67 37,04 38,30 39,71 41,76 44,72 49,20
90,1 89,7 92,2 95,1 98,9 105,2 115,1 119,6 116,3
n.b. 84,2 82,4 n.b. 78,7 n.b. 101,4 80,4 89,8 79,7 92,8 81,5 96,3 82,0 98,8 89,3 97,5 102,8
98,4 97,6 93,7 95,0 95,0 98,4 100,6 98,9 93,3
1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 g 63
199
België (BF)
WestDuitsland
99,3 90,1 98,6 95,7 98,2 102,0 94,6 100,7
1 Excl. de transportarbeiders. 2 liet betreft liet eenvoudig indexcijfer van de totale bezoldigingen betaald aan de arbeiders die onderworpen zijn aan de maatschappelijke zekerheid en behorend tot de extractiebedrijven, de fabrieksnijverheid, het bouwbedrijf, het vervoer en het verkeer. (Voor de bepaling van de totale bezoldigingen, zie XV0 Jaarverslag R.M.Z., blz. 141.) Dit indexcijfer, waarin de steenkolenmijnen niet werden opgenomen, geeft de arbeidskosten per uur en niet de kosten per geproduceerde eenheid. 3 4 De indexcijfers van de gemiddelde verdienste oer gewerkt uur en van het type-uurloon worden verkregen door de indexcijfers van de verschillende economische sectoren te wegen door de gezamenlijke lonen die in deze sectoren werden uitbetaald. De in aanmerking genomen lonen zijn die van het jaar 1953 voor de periodes vermeld boven de lijn (1968 en vorige jaren), en die van het jaar 1968 voor de periodes onder de lijn (1963 en volgende periodes). 5 De jaarcijfers zijn gemiddelden van de uurlonen van februari.april en augustus-oktober. e Het V.B.N. publiceert de buitenlandse uurlonen uitgedrukt in Belgische franken op basis van de wisselkoersen. De bekomen percentages houden geen rekening met de veranderingen van het Belgisch en buitenlands prijspeil : zij geven dus niet de verhouding van de reële lonen weer,
- 478 VI - 2.
-
GEMIDDELDE VERDIENDE BRUTO-UURLONEN IN DE NIJVERHEID (mannen + vrouwen - in frank per uur)
Bron : N.I.S. 1959 oktober
1960 oktober
1961 oktober
1962 oktober
1968 oktober
1909 april
1964 oktober
Steenkolenwinning (onder- en bovengr.) 1
39,89
40,09
41,29
45,70
48,39
49,13
52,62
Groeven 1
31,83
34,61
34,79
37,58
39,84
42,34
44,59
Totaal extraktieve nijverheid 1
39,36
39,72
40,81
45,10
47,76
48,50
51,83
Voedingsmiddelen (behalve dranken)
25,24
25,98
27,67
29,41
32,75
34,79
37,09
Dranken
29,05
29,21
30,27
32,30
34,80
36,23
39,59
Tabak
21,54
22,27
22,94
26,12
29,50
30,49
33,50
Textielindustrie
23,96
25,04
26,94
27,55
31,16
33,63
34,61
Schoeisel, kleding
19,20
20,09
21,23
23,16
25,39
27,36
28,98
Hout (behalve meubelen)
25,07
26,67
28,25
30,47
32,82
35,20
37,01
Meubelindustrie
26,08
27,59
30,05
31,38
35,27
37,92
40,65
Papier, papierwaren
26,99
28,98
30,85
33,39
35,87
38,86
39,61
Druk- en boekbindersbedrijf
32,58
32,85
34,97
37,02
39,47
41,43
43,96
Leder (behalve schoeisel, kleding)
23,25
24,34
25,80
27,82
30,90
32,22
33,97
Rubberindustrie
30,19
30,85
31,65
34,16
36,93
38,19
40,29
Chemische industrie
30,92
31,64
32,84
35,08
38,49
41,23
44,43
Petroleumindustrie
46,70
48,29
51,02
53,33
57,25
61,39
62,88
Steen, glas, aardewerk, enz.
29,23
30,37
32,05
34,43
37,31
40,19
42,55
Metallurgische basisindustrie
39,19
41,11
42,13
45,11
47,96
49,85
52,08
Metaalverwerkende industrie, behalve machines en transportmaterieel
30,12
31,08
32,72
35,92
38,85
42,06
43,37
Machines, behalve elektrische
32,46
33,66
34,92
37,70
40,42
43,73
45,23
35,48
38,85
39,97
Bedrijfsgroepen en -sektoren
Extraktieve nijverheid :
Fabrieksnijverheid :
Elektrotechnische industrie
28,89
29,60
30,18
33,57
Transportmaterieel
36,61
37,36
37,58
42,06
45,07
47,02
48,55
Diamantindustrie
24,90
25,42
25,99
26,72
31,50
31,71
33,24
Totaal fabrieksnijverheid waarvan : mannen vrouwen
28,56 32,20 19,13
29,59 33,30 20,00
31,01 34,63 21,10
33,26 37,13 22,78
36,20 40,10 25,45
38,96 42,66 27,87
40,74 44,53 29,16
Bouwnijverheid 1
30,72
32,76
33,17
36,21
38,6G
40,97
43,75
30,24 32,98
31,36 34,16
32,40 35,14
35,00 37,99
37,82 40,81
40,11 42,89
42,20 45,11
Algemeen gemiddelde voor de nijverheid :
Totaal (mannen + vrouwen) waarvan : mannen 1 Mannen alleen.
sibitografisene referenties :
Statistisch Jaarboek voor België. - Statistisch Tijdschrift van het N.I.S. - Recherches économigues do Louvain (I.R.E.S.P.).Jaarverslagen van do R.M.Z. - Arbeidsblad. - Industrie, tijdschrift van het V.B.N. - Le Coát do la main-d'osuvre dans l'Industrie europdenne, Etudes et Documents, nouvelle série, nr 52, 1959 (I.A.B.). - Annuaire des statistiques du Travail (I.A.B.).
- 479 -
VII. - PRIJZEN EN PRIJSINDEXCIJFERS 1. Daggemiddelden
-
GROOTHANDELSPRIJZEN OP DE WERELDMARKTEN Tarwe te New-York
Koffie te New-York Santos IV
cents per 60 lbs
cents per Ib
Katoen Mérinos 64 S 15/16 wol middling in Verenigd- (New-York • Koninkrijk Spot) cents d per lb per lb
Rubber te Londen « Spot » price nr 1 ' d per lb
Tin
"Per
te Londen
te Londen
slotkoers
£ per long ton
Oudijzer in de Verenigde Staten
Ruwe petroleum te West-Texas
$ per long ton
$ per barrel
1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964
272 256 251 252 254 267 269 238
56,4 48,2 36,8 36,5 35,8 34,0 34,3 47,1
125 89 91 89 90 94 107 105
36,4 36,2 34,6 33,2 34,3 35,4 35,4 34,3
26 23 29 31 24 23 21 20
219 197 238 246 230 234 234 351
755 735 785 797 888 897 910 1.236
47,7 37,8 40,3 33,0 35,3 29,4 27,0 34,7
2,90 2,90 2,78 2,77 2,86 2,89 2,89 2,89
1963 3e kwartaal 40 kwartaal
33,6 35,8 47,3 47,8 46,4 47,0
104 111 117 106 101 96
35,2 35,1 35,3 35,4 33,5 32,6 32,6
20 20 20 20 20 21
913 976 1.074 1.093 1.316 1.463 1.262
2,89 2,89 2,89 2,89 2,89 2,89
v 22
234 235 253 302 364 486 412
25,3 25,7 29,7 33,3 36,7 39,3
1965 le kwartaal
253 270 272 255 208 216 210
1964 Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December
269 220 205 208 212 214 218 215
102 104 101 101 100 98 97 92
35,4 35,4 34,6 33,3 32,7 32,5 32,6 32,6 32,5 32,6 32,7 32,7 v 32,8
20 20 20 20 20 21 21 21 v 22 v 22 v 23 v 23 v 22
300 293 310 362 420 491 507 459 362 426 448 488 v 504
1.054 1.183 1.251 1.272 1.426 1.584 1.488 1.317
33,5 34,5 36,0 38,0 36,0 38,3 39,5 40,0 39,0 38,0
2,89 2,89 2,89 2,89 2,89 2,89 2,89 2,89 2,89
1964 le kwartaal 2° kwartaal 3° kwartaal 4e kwartaal
212 211 207 204 v 200
1965 Januari Februari Maart April Mei
VII
-
2.
v 46,1 47,5 46,8 46,9 46,6 45,6 47,8 47,6 45,7 45,7 46,4 46,4 v 45,7 v 46,2
-
90 91
1.255 1.231 1.301 v 1.431 v 1.515
INDEXCIJFERS YAN DE GROOTHANDELSPRIJZEN OP DE WERELDMARKTEN Basis 1953 = 100
Bronnen : Comtel Reuter - Moody's Investors Service - Der Volkswirt - Chamber of Shipping. Volkswirt-indexcijfers (oude Schulze-indextij ere) Reuter-indexcijfer Moody-indexcijfer Maandgemiddelden of maanden Nijverheid Algemeen
101
98 96 94 90 90 90
103
95
107
96
145 87 93 96 102 85 104 107
100 103
102 104
94 100
101 125
92 91 89 89
104 103 1 03 105
105 106 107 110
100
110 105 102 113
90
103
108
92 98
94
106 103 104 101 101 114 115 109
92
111
1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964
93 84 84 85 84 84 94 96
100 96 93 90 90 89 90 90
104 98 100 99 99 98 100 104
107 100
1963 3e kwartaal 4° kwartaal
92 98
89 90
1964 1° kwartaal 2° kwartaal 3° kwartaal 4° kwartaal
98 96 94 96
1965 le kwartaal
93
.
103 104
103
1.964 Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December
96 94 93 94 95 97 97 95
92 89 89 89 88 88 89 90
103 102 102 103 104 105 105 104
106 106 106 107 109 111 111 109
1965 Januari Februari Maart April Mei
92 93 93 93
90 90 90 91 93
102 103 103 104
107 108 108 110
9:3
Voeding
Vrachtprijzen Groot-Brittannië (bevrachting per reis) 1 2
97 93 94
94 93 93 93 94 93
92
93 92
1 Bevrachting per reis voor droge ladingen. Gezien de uitbreiding van de statistiek, zijn de gegevens, vanaf 1900, niet meer volledig vergelijkbaar met de cijfers der vorige perioden.
2
- 480 VII • 3. - INDEXCIJFERS YAN DE GROOTHANDELSPRIJZEN IN BELGIE Basis 1953 = 100 (*) Bron : Ministerie van Eonomische Zaken en Energie.
108,7 113,9
1965 Januari Februari Maart April
115,3 116,7 116,5 117,1
111,7 116,5
106,9 111,9 115,0 115,4 121,4 121,7 125,6 130,0 140,5
104,2 105,6 96,3 96,4 101,5 99,9 97,4 98,8 104,7
107,0 109,4 102,4 102,4 104,0 103,0 103,1 104,6 110,5
94,6 103,9 130 1 98,4 105,3 131,1
97,6 100,9
104,1 110,6 106,3 111,5
95,8 98,2 87,5 84,9 92,2 93,3 90,5 95,5 98,8
93,5 95,6 98,5 99,1 101,0 102,1 102,4
105,2 118,7 109,7 125,1
93,7 104,9 99,4 109,7 96,8 106,9 101,7 110,6
109,3 110,8 108,5 111,1 112,2
126,2 126,3 129,1
95,3 98,4 93,8 96,4
128,4
98,6 111,6 107,6 118,3
93,2 110,4 142,9 105,1
112,4 112,5 107,2 108,1 110,4 110,8 111,1 108,2 108,6 108,6 110,1 111,3 111,9
130,1
97,8 107,8 98,3 108,3 93,7 109,6 94,0 109,9 98,8 110,1 97,7 110,1 98,8 111,0 93,7 111,3 93,9 111,9 94,0 112,1 95,9 112,4 96,7 112,1 96,5 111,8
99,7 106,2 132,1
113,8 110,9 111,8 114,1
109,2 109,2 109,6 110,2 110,3 111,1 110,7 111,3 ._ 111,4 112,0 ._ 111,9 111,9
115,6 115,0 115,3 116,3 116,3 117,4 116,4 116,6 116,4 116,9 117,0 117,3
96,8 97,7 98,6 99,2 98,6 99,1 99,6 100,1 101,2 101,7 102,7 102,0 101,7
112,1 111,5 111,5 111,9
117,0 116,1 116,5 117,4
102,7 102,6 102,0 101,8
125,4
109,3 110,4 111,8 112,1
103,0 103,7 105,3 106,5
113,1 100,6 108,0 135,4 103,5 115,4 98,6 108,7 139,9 103,9 117,7 99,2 107,6 143,2 105,6 118,7 96,6 109,2 143,0 105,7
102,7 111,0 111,6 113,5 114,1 114,6 115,1 116,5 117,4 117,4 118,2 118,9 119,0 118,1
100,3 101,1 100,3 99,1 98,4 98,3 98,9 100,6 98,2 97,7 96,4 95,7
107,7 108,1 108,3 109,3 108,3 108,5 106,2 106,3 110,4 110,3 108,6 108,8
132,1 136,2 137,8 133,2 138,2 143,2 143,2 143,2 143,2 143,3 142,9 142,9
102,2 102,7 1 04,1 103,7 103,5 104,1 104,2 105,2 106,4 105,3 105,8 105,7 105,7
129,9 100,4 111,7 107,5 118,0 126,3 98,0 111,7 107,9 118,7 129,0 97,5 111,5 107,5 118,3 131,8 99,5 111,4 106,2 118,1
94,3 92,9 92,3 92,9
109,5 110,7 110,9 110,9
142,9 142,9 142,9 142,4
105,3 105,1 104,8 104,2
129,7
123,5 125,3 124,1 126,5 125,7 125,8 126,6 126,4 127,5 129,1 130,7
102,9 103,3 102,9 103,0 103,9 104,3 105,2 105,4 105,2 105,9 106,8 106,9
*Indexcijfers oorspronkelijk berekend op basis 1936-88 = 100 omgezet in basis 1953 = 100.
Ha lffa br ika ten
105,6 108,9 107,9 107,6 107,0 104,5 104,5 105,1 108,4
Text ielprodukten
Algemeen indexcij fer
Plantaar dige
Dierlijke
Algemeen indexcijfer
Inge voerde
Grondstoffen
1963 December 1964 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December
109 3 110,5 111,1 111,9
111,6 114,4 109,6 109,8 110,2 109,1 108,5 109,4 116,2
Bouwmateria len
105,0 109,9 107,4 112,7
102,4 103,2 105,8 110,7
105,8 112,1 105,8 103,7 101,4 99,4 97,7 99,7 104,6
Scheikundige produkten
1963 3 0 kwartaal _. 4e kwartaal .1964 1 0 kwartaal .20 kwartaal ._ 30 kwartaal ._ 4 0 kwartaal ._ 1965 1 0 kwartaal ._
102,6
105,3 108,2 103,2 103,0 105,4 104,5 103,8 97,5 105,4 96,0 110,9
93,5 94,5 98,9 94,1 86,8 81,5 95,2
Me talen en metaalp rodukten
103,7 106,3 101,8 101,4
Gezamenlijke industriële produkten in de drie produktiestadia
Industriële produkten
.
ual 0 ,114,19 ,3
103,5 103,3 97,2 101,0 107,4 102,3 98,7 103,1 100,5 93,9 96,0 92,8 104,7 95,3 95,0 95,9 105,0 96,5 92,2 98,2 105,4 94,8 94,3 110,2 108,6 92,7 100,8 106,9 111,0 94,6 107,0 117,9 116,4 100,2 109,9 126,7
1956 1957 1958 1959 1960 1 961 1962 1963 1964 .
Landbouwprodukten
naiicr;sjiaa
Maandgemiddelden of maanden
estuse mai
Algemeen Indo
Produkten
104,7 109,2 108,4 107,8 108,9 108,5 108,6 110,7 115,6
108,5 109,9 111,5 112,1
114,0 115,2 116,2 116,7
110,7 107,3 107,6 108,7 109,1 109,7 109,7 110,3 111,1 111,3 112,1 112,5 112,3 111,5
116,9 112,1 112,9 114,2 114,0 114,0 114,7 116,4 115,8 116,2 116,9 117,1 116,5 116,4
110,8 110,8 110,4 110,5
116,7 116,0 117,( 117,1
— 481 —
VII • 3.
—
INDEXCIJFERS YAN DE GROOTHANDELSPRIJZEN IN BELGIE Basis 1953 = 100
INHEEMSE EN INGEVOERDE PRODUKTEN
Bron :' M.E.Z.
130
130
120
120 ..•
110 .......••••-•
.. 10
♦
.................,
Inheemse produkten / As / / .....-/ A .., %,...,
•
110
.."
■
v.v..-- —a.i.."'
...
._
...•
100
Algemeen indexcijfer
..•
Ingevoerde produkten 1
90
1
1
1l
1
1
1
t
1
11
111
1
111111
11
t
t
,
1
111
111
90
LANDBOUW- EN INDUSTRIELE PRODUKTEN
130
130
120
120
110
110
..........
.......,
/
/
♦
. v
.../
vi• viv-ia-• 100
Industriele produkten `.......••••••••• ■ .....-..••••• 100
Algemeen
•
eo
,^
I 1
.
1
I
1
g
■
I
t
a
t
t
t
I
I
landbouwprodukten
I
111
1
1
I
11
1111111
111
111
90
PRIJZEN IN DE DRIE PRODUKTIESTADIA
130
130
120
120
«,,, Fabrikaten ...a...a...
Lto .... '"••••
110
■•.-a ■ -,„.........„.• •• ••........•" -- "*............................."'
~~
Halffabrikaten
100
100
Grondstoffen
90
90 11
111
1956
111
11
19513
111
1
1960
1
11
1962
1964
VII - 4.
-
INDEXCIJFERS VAN DE KLEINHANDELSPRIJZEN IN BELGIE Basis 1953 = 100
Bron : Ministerie van Economische Zaken en Energie.
160
160
Diensten
140
140
130
130
Voedingswaren
120
120
Algemeen indexcijfer 110
110
..... .....
.......... ee ...... . Produkten andere dan voedingswaren
100
100
Maandgemiddelden of maanden
Algemeen indexcijfer 85 produkten
Voedingswaren 35 produkten
100,80 103,65 106,93 108,31 109,64 109,97 111,06 112,62 115,04 119,84
1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964 1984
1904
1962
1960
1968
Produkten andere dan voedingswaren 25 produkten
101,6 104,2 107,0 107,9 109,5 109,3 110,5 112,5 114,7 120,8 1985
Diensten 5 produkten
101,0 105,5 111,7 114,6 120,0 122,6 126,7 128,5
99,2 101,5 104,5 106,2 106,6 107,0 107,4 108,3 109,9 113,1
186,3
145,7
1964
1965 ,
1984
1965
1964
1085
le kwartaal 20 kwartaal 30 kwartaal 40 kwartaal
117,90 118,88 120,87 121,72
122,74
118,8 119,1 121,3 122,1
123,4
111,6 112,2 113,8 114,8
115,6
137,9 144,6 149,5 150,8
152,1
Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Auguetue September Oktober November December
118,11
117,98 117,61 118,21
122,51 122,80 122,91 123,11
118,50
124,58
119,4 119,0 118,0 118,6 118,8 119,8 121,4 121,3 121,2 121,4 122,2 122,7
123,2 123,5 123,5 123,7 125,9
111,3 111,7 111,8 111,9 112,0 112,8 118,5 113,8 114,2 114,5 1]4,8 115,0
115,5 115,6 115,7 115,6 115,6
137,6 138,0 138,0 142,2 142,5 149,0 149,3 149,5 149,8 150,4 ' 150,7 151,2
151,6 152,3 152,5 153,1 153,5
119,88 120,84 120,84 120,93 121,24 121,76 122,16
Bibliografische referenties : Statistisch Jaarboek V.B.N. - Recherche, deonomigues de Louvain
-
tijdschrift van het voor Belgii. - Statistisch Tijdschrift van het N.I.S. - Arbeidsblad. - Industrie, (I.R.E.S.P.). - De Belgische Textielnijverheid, tijdschrift van Fabelt«. - Der Vollawirt. - Wirtschaft und Statistilc. - Bulletin mensuel de ,tatiaigue (O.V.N.). - Monthly Digeet of Statistica. - Bulletin etatistique de l'I.N.S.E.E. - Bulletin, statistigues : datistigues générales (O.E.S.O.). - Donnée, statietiquea (Raad van Europa). - Financiële dagbladen : Agefi, Het Financiede Dagblad, Th• Financial Times, L'Inforntation.
VIII. - BUITENLANDSE HANDEL VAN DE B.L.E.U.
INVOER, UITVOER EN HANDELSBALANS Miljarden franken
Bron . N.1.5. Uitvoer Invoer
30
30
Invoer ..........,....,,
..
Uitvoer
.0
20
20
10
1
I
i
I
t
1
1
I
1
i
t
+6
0 + 5
0
"""'
;:;:;:;::
:•;•:•;•;
O
;:;t1:;: Invoeroverschot I
—5
Bron
-
t
i
I
1
1
1
1
1
t
i
5
INDEXCIJFERS VAN HET VOLUME
Berekeningen N.B.B.
220
220
Invoer 180
180
e
Uitvoer
I nv oer /
140
140
Uitvoer
100
100 1
11
1
,
1
„
,
,
INDEXCIJFERS VAN DE GEMIDDELDE WAARDEN PER EENHEID EN VAN DE RUILVOET Bron N.I.S. - Berekeningen N.B.B. 110
110
Invoer ---.„,•••••'
100
100 Uitvoer
Ruilvoet
100
100
1
95 1956
1960
1962
1964
.1963
1964
1965
95
YIII - 1. - BUITENLANDSE HANDEL YAN DE B.L.E.U. - ALGEMENE TABEL Bron : N.I.S. Waarde (miljarden franken)
Maandgemiddelden of maanden
1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964 1963 3e kwartaal 40 kwartaal 1964 le kwartaal 20 kwartaal 30 kwartaal 40 kwartaal 1965 le kwartaal 1964 Januari-maart 1965 Januari-februari Januari-maart 1964 Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December 1965 Januari Februari Maart
VIII - 2.
-
Invoer
Uitvoer
14,3 13,0 14,8 16,5 17,6 19,0 21,3 24,7 21,0 23,6 24,3 25,3 23,3 25,8 24,5 24,3 23,2 24,5 24,2 25,7 23,9 25,6 24,3 20,9 24,0 25,6 24,6 26,8 22,8 23,7 27,0
13,3 12,7 13,7 15,7 16,4 18,0 20,2 23,3 19,9 22,0 22,8 23,3 21,8 25,3 26,2 22,8 25,1 26,2 23,4 24,5 21,3 24,2 22,7 18,8 23,8 26,0 24,6 25,1 24,1 26,0 28,6
v v v
v v
Handels. balans
-1-I-1--
+ + + +
1,0 0,3 0,6 0,8 1,2 1,0 1,1 1,4 1,1 1,6 1,5 2,0 1,5 0,5 1,7 1,5 1,9 1,7 0,8 1,2 2,6 1,4 1,6 2,1 0,2
0,4 -1,7 1,3 2,3 1,6
percentage uitvoer invoer
93 97 96 95 93 95 95 94 96 93 94 92 93 98 107 94 108 107 97 95 89 94 92 90 99 102 100
Bron : N.I.S. - Berekeningen N.B.B. Indexcijfers basis 1958 ... 100 pri zen hoeveelheid
ruilvoet 1
invoer
uitvoer
bij invoer
bij uitvoer
102,5 100,0 111,4 123,8 132,3 144,6 160,5
97,8 100,0 111,6 125,0 130,0 145,1 157,9
106,9 100,0 97,4 99,4 99,9 99,5 100,1
107,6 100,0 96,4 98,7 97,8 96,4 97,9
100,7 100,0 99,0 99,3 97,9 96,9 97,8
159,8 177,1 179,0 187,1 173,2
156,1 168,8 175,6 177,2 163,1
100,1 101,1 102,4 102,1 102,1
97,1 99,6 99,4 101,3 102,1
97,0 98,5 97,1 99,2 100,0
indexcijfer van de uitvoerprijzen
1 Ruilvoet .2 indexcijfer van do invoerprijzen
N. B. - Wegens de verbeteringen van do cumulatieve cijfers, stemmen de kwartaalcijfers en de cijfers van de eerste x maanden niet noodzakelijk overeen met het gemiddelde van de maandcijfers.
94 106 110 106
UITVOER YAN DE B.L.E.U. - Verdeling volgens de aard der produkten (miljarden franken)
Bron : N.I.S. (indeling van de N.B.B. volgens de Type-classificatie voor de internationale handel van de 0.V.N.). Parels ScheikunSteen- Petroleum- Glas- en IJzer- en Metaal- Non-ferro Maandgemiddelden en edelgo- Landbouw Textiel dige kolenst alverwer. produkten Diversen metalen of maanden king produkten nijverheid nijverheid spiegelglas stunten produkten
Totaal
2,1 2,2
1,0 1,0
0,5 0,5
0,4 0,4
0,3 0,3
0,6 0,5
0,9
1,8
1,0
0,3
0,5
0,3
0,5
0,4
1,1 1,3 1,3 1,36 1,54
2,1 2,4 2,6 2,92 3,23
1,2 1,2 1,2 1,28 1,46
0,2 0,2 0,2 0,22 0,25
0,5 0,5 0,4 0,46 0,66
0,4 0,5 0,4 0,52 0,50
0,7 0,7 0,8 0,83 0,96
0,4 0,4 0,5 0,68 0,89
1,6 1,8 2,1 2,43
13,2 13,3 12,7 13,7 15,7 18,4 18,01 20,18
4,80 5,85
1,54 1,84
3,23 3,56
1,46 1,65
0,25 0,27
0,66 0,65
0,50 0,57
0,96 1,17
0,89 0,84
2,66 3,14
20,18 23,29
2,99 8,35 3,24 3,25
4,12 5,18 4,72 5,18
1,33 1,62 1,61 1,71
3,04 3,23 3,02 3,65
1,33 1,50 1,42 1,60
0,16 0,28 0,26 0,29
0,51 0,67 0,80 0,66
0,47 0,47 0,53 0,55
0,90 0,90 0,96 1,08
0,91 0,80 0,80 1,03
2,38 2,65 2,62 2,99
18,14 20,85 19,88 21,99
1964 1 0 kwartaal .20 kwartaal -. 3e kwartaal -. 40 kwartaal .-
3,67 3,85 8,67 3,83
5,80 5,83 5,40 6,36
1,68 1,80 1,84 2,04
3,63 8,66 3.19 3,74
1,52 1,73 1,61 1,75
0,32 0,28 0,22 0,24
0,69 0,62 0,59 0,69
0,59 0,57 0,54 0,58
1,10 1,14 1,05 1,37
0,74 0,67 0,76 1,20
3,06 3,18 2,89 3,47
22,80 23,33 21,78 25,27
1964 Oktober
4,22 3,72 3,54
6,16 6,05 6,88
2,09 2,02 2,02
3,92 3,78 3,44
1,80 1,73 1,72
0,24 0,23 0,25
0,59 0,70 0,79
0,63 0,57 0,56
1,57 1,21 1,32
1,24 1,29 1,08
3,56 3,30 3,49
4,25
6,53
2,09
3,61
1,99
0,22
0,33
0,61
0,06
1,24
3,13
28,02 24,55 25,09 24,12
1956 1957
3,0 3,1
2,3 2,5
1,2 1,0
1958
2,8
2,6
1959 1960 1961 1962
2,8 3,5 3,1 3,20
3,21
2,7 3,2 3,8 4,34 5,03
8,21 3,75
1963
0,8 0,3
1,5 1,5 1,6
2,20
Nieuwe reeks 1963 1964
1963 10 kwartaal 20 kwartaal
30 kwartaal • 4° kwartaal
November December 1965 Januari
N. B. - De inhoud van elke rubriek stemt met de benaming overeen, zelfs indien de produkten worden vervaardigd door een nijverheidstak die een andere hoofdactiviteit heeft. - Voor een overzicht van de buitenlandse handel van 1948 tot 1957 : zie Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting, XXXIVe Jaargang, Deel II, nr 1, juli 1959. Voor de analyse van 1959 • XXXVe Jaargang, Deel II, nr 1, juli 1960; van 1960 • XXXVIe Jaargang, Deel II, n* 1, augustus 1981; van 1961 : XXXVIIe Jaargang, Deel II, nr 1, juli 1982; van 1962 : XXXVIIIe Jaargang, Deel II, nr 1 - 2, juli-augustus 1988; van 1968 : XXXIXe Jaargang, Deel II, nr 8, september 1964.
VIII • 3.
-
INVOER VAN DE B.L.E.U. - Verdeling volgens gebruik der produkten (miljoenen franken)
Bron : Nationaal Instituut voor de Statistiek. - Berekeningen ran de N.B.B.
Verbruiksgoederen
Produktiegoederen bestemd voor diverse produktiesectoren
de Maandgerniddelden
Totaal ;
metaalnijver. beid 1
de textielbedrijven
de landbouw en de voedinge. bedrij-
de diamantnijverheid
de houtnijverheid
de ledernijverbeid 3
ven 2
7.197 8.238 9.434 9.814 8.596 9.682 11.453
1954 1955 1956 1957 1958 1959 1960
1.957 2.540 , 3.065 2.827 2.437 2.858 3.808
1.212 1.211 1.277 1.427 935 '1.088 1.270
1.033 912 1.089 1.045 1.059 1.170 1.278
293 417 507 532 451 675 773
194 240 196 227 193 206 271
118 116 124 124 106 142 172
papier ier en gra' Eischa ii nijver-• r.
de tabaksnijverheid
4
103 127 132 147 121 244 244
74 74 78 88 94 98 105
bouwbedrijven
de rubbernijverheid
5
6
de petroleumraf finederij 7 en
Dam-
voedingsmiddelen
dag&
vloeibare
andere
8
541 649 809 1.022 957 897 946
111 227
niet duurzame
Brandstoffen metaalscheikundige produkten produkten 9
439 474 612 717 700 677 652
250 306 367 401 410 445 666 667 696 764 898
andere produkten
zame
goederen
' 12
13
1.164 1.245 1.646 1.643 1.682 1.689 1.950 1.850 2.223 2.568 2.883
duur -
Totaal
dier-
plant-
lijke dukten
aardige produkten
pro -
10
andere 11
983 1.172 1.178 1.257 1.133 1.071 1.041
2.263 2.367 2.554 2.844 2.758 2.969 3.085
349 369 385 404 351 376 359
643 637 735 767 742 751 804
275 313
1.271 1.361 1.434 1.673 1.665 1.567 1.609
235 277 311 344
647 691 720 796
3.089 3.285 3.423 4.019
353 395 377 462
798 812 846 920
307 309 314 360
1.630 1.769 1.886 2.277
Diversen
Alge meen
ie
totaal
... ...
1 1 1 1 ...
10.624 11.850 13.635 14.302 13.037 14.341 16.488
......-....-..-...-..
1960 1961 1962 1963
773 793 771 938
272 283 267 316
172 196 197 219
245 247 237 265
104 109 103 119
222 242 253 290
88 81 75 82
595 623 659 933
351 344 415 393
685 724 782 960
14.400 4.705 1.662 1.480 938 16.163 5.145 1.958 1.591 1.126.
316 397
219 233
265 293
119 140
290 360
82 88
933 992
393 405
960 898 985 1.077
344 442
796 3.937 931 4.972
462 920 696 1.050
360 402
2.195 2.884 2.824 3.459
168' 291 434 369 270 407 520 391
234 217 194 231 275 227 191 240
220 260 276 304 266 302 300 304
109 118 121 127 125 139 131 165
203 309 319 329 330 391 352 368
84 87 71 87 96 92 77 87
855 898 986 994 956 821 1.048 1.144
520 756 809 366 1.013 941 973 848 312 993 375 1.097 543 987 1.059 421 976 1.080 302 959 1.008 355 1.016 1.159
304 344 344 386 415 457 420 476
682 817 771 916 876 941 918 989
394 374 512 568 610 649 649 876
808 1.003 892 975 1.079 1.197 886 1.037
336 372 353 376 405 385 373 447
1.949 2.169 2.201 2.464 2.753 2.882 2.738 2.923
11.549 12.070 12.987 14.395
*
1963 1964
3.922 4.045 4.388 4.700
1.271 1.472 1.581 1.662
13.376 4.438 1.666 1963 10 kwartaal, 14.191 4.727 1.561 20 kwartaal 14.053 4.497 1.621 30 kwartaal 15.979 5.158 1.798 40 kwartaal 1964 le kwartaal .- 16.066 4.931 2.005 20 kwartaal -. 16.386 5.412 2.171 15.411 4.890 1.794 3e kwartaal 40 kwartaal 16.788 5.348 1.862 -
-
-
1.300 1.245 1.464 1.480
1.485 1.297 1.373 1.763 1.822 1.399 1.441 1.700
843 945 913 1.052 1.110 1.150 1.060 1.184
3.487 3.918 3.958 4.383 4.847 5.113 4.646 5.283
2.446 2.972 2.946 3.171 3.283 3.672 3.177 3.703
16.488 1 17.579 1 18.981 3 21.300
...
79 21.300 83 24.677 95 93 59 70 66 112 90 59
19.404 21.174 21.016 23.609 24.262 25.283 23.324 25.833
e Benaderende cijfers verkregen aan de hand van de oude tariefposten. 1 Rubriek vanaf 1960 gewijzigd : Uita ) door opneming van sommige produkten die voordien ingedeeld waren hetzij bij de « Produktiegoederen bestemd voor diverse produktiesectoren : andere produkten ., hetzij bij de s Duurzame verbruiksgoederen ., hetzij bij rustingsgoederen »; door uitsluiting van produkten die voortaan opgenomen worden bij de « Produktiegoederen bestemd voor diverse produktiesectoren : andere produkten ». Die rubriek omvat, zowel voor als na 1980, de losse stukken van autovoertuigen. b). Rubriek vanaf 1968 gewijzigd door het opnemen van produkten die voordien deel uitmaakten van de rubriek « Duurzame verbruiksgoederen .. 2 Rubriek gewijzigd wegens opneming van produkten die voordien deel uitmaakten van de rubriek « Niet duurzame verbruiksgoederen - andere dan voedingsmiddelen ». Die rubriek omvat, zowel voor als na 1960, de graangewassen. 3 De nieuwe reeks omvat de schoenen van alle aard, behalve die van rubber. 4 Rubriek die. vanaf 1959 gewijzigd werd door opneming van produkten die voordien gerangschikt waren onder het hoofd « Produktiegoederen bestemd voor diverse produktiesectoren : andere produkten ». 5 Vanaf 1959, nieuwe rubriek waarvan de inhoud voordien hoofdzakelijk voorkwam onder het hoofd « Produktiegoederen bestemd voor diverse produktiesectoren : andere produkten ». 6 Vanaf 1980 nieuwe rubriek, waarvan de inhoud voordien voorkwam onder de rubriek « Produktiegoederen bestemd voor diverse produktiesectoren : scheikundige en andere produkten .. 7 Vanaf 1960 nieuwe rubriek, waarvan de inhoud voordien voorkwam onder de rubriek « Produktiegoederen bestemd voor diverse produktiesectoren : vloeibare brandstoffen ». 8 Rubriek- gesplitst sedert 1980 : zie noot 7. 9 Vanaf 1960 nieuwe rubriek waarvan de inhoud voordien hoofdzakelijk voorkwam onder de rubriek « Produktiegoederen bestemd voor diverse produktiesectoren : andere produkten .. 10 Gewijzigde rubriek, zie noot 1, 4, 5, 6 en 9. 11 Vanaf 1959 nieuwe rubriek, waarvan de inhoud voordien hoofdzakelijk voorkwam onder het hoofd « Duurzame verbruiksgoederen ». 12 Rubriek- gewijzigd. a)• in 1959, : zie•noot 11. b) in 1960 door opneming van produkten uit de rubriek « Uitrustingsgoederen » en door overplaatsing van andere produkten naar de « Produktiegoederen bestemd voor de metaalindustrie en de metaalverwerkende nijverheid s . o) in 1964, door uitsluiting van produkten die opgenomen worden bij de « Produktiegoederen bestemd voor de metaalnijverheid » en onder de rubriek s Diverse goederen ». 13 Gewijzigde rubriek : zie noot 12 b) en door de produkten gaande naar « Produktiegoederen bestemd voor metaalbedrijven .. 14 Rubriek die vooral sedert 1963 produkten omvat waarvoor een vertrouwelijk tarief geldt.
VIII - 4a. - INDEXCIJFERS VAN DE GEMIDDELDE WAARDEN PER EENHEID Basis 1958 = 100
. . Bron : Nationaal Instituut voor de Statistiek - Berekeningen door de N.B.B.
1962 1955
1958
1957
1958
1959
1961
1960
1964
1968
1963
1962
4e kwart.
le kwart. 12e kwart. 13e kwart. 14e kwart.
le kwart. 12e kwart. 136 kwart.
INVOER (C.I.F.) - Verdeling volgens gebruik der produkten.
Produktiegoederen
101,1 102,8
Verbiiiiksgoederen Uitrustingsgoederen Totaal
109,4 103,4
94,4
105,9 101,7 92,8
100,6
103,1
100,0
106,5
100,0 108,4
98,5 100,1 106,6
98,6 99,3 109,2
98,8 98,7 110,2
99,5
100,1
99,5
99,8
100,0
98,6 96,9 92,1
100,8 96,9 97,5
100,2 99,0
98,7 98,9
100,7
100,0 100,0
101,1
106,9
100,0
97,4
99,4
99,9
UITVOER (F.O.B.)
IJzer-.en staalnijverheid
95,2 90,3 132,4
Metaalverwerkende bedrijven Non,ferrO•metalen Textiel ;Scheikundige produkten
109,8 109,0 72,9
Steenkolennijverheid
79,1 90,8 95,6
:Petroletimnijverheid Glas en spiegelglas :Landbouwprodukten Cement
;
Steengroeven •Ceramiek Hout en meubelen • Huiden, leder en• schoeisel Papier en boeken Bewerkte tabak Rubber Voedingsbedrijven Diversen Totaal
106,0 93,5 144,8 107,6 107,8 88,2 84,2 97,1 106,2
113,5 103,3 118,6 110,7 102,8 102,7 103,8 98,9
100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
101,6 100,6
100,0 100,0 100,0 100,0
105,4
100,0
103,7 99,1
108,9
101,5 104,6
100,0 100,0 100,0 100,0
102,5 85,4
109,6 103,9
100,0 100,0
103,3
107,6
100,0
94,4 88,7 90,4
99,4. 94,3
100,6 95,8
102,5 96,7
102,2 101,3
100,0 99,7
109,0 105,5 82,9 98,3
96,7
101,3 99,0
100,0 100,0
93,2 95,2 111,4 94,7 98,6 81,8 93,9 100,1 99,3 97,6 96,1 97,8 96,5 109,0 92,6
103,0 93,0 116,6
98,5 94,8 110,7
100,0 98,2
101,2 98,7 70,3 85,2
74,6 85,2 99,5 98,2 94,6 101,6 88,3 98,3 110,6
101,1 100,3 99,0 98,2 91,1 99,3
91,3
93,1 95,5
95,3 109,4 100,7 94,7
100,0 111,2 103,7 92,4
109,0 100,6 94,2
71,9 83,2 99,8
81,9 80,8 96,6
76,6 82,8 97,7
105,0 98,3
114,3 98,6 95,4 100,7
105,3 95,7 95,1 95,2
99,0 102,7 92,7
97,5 112,0 93,5
105,7 83,0 94,2
108,7 84,1 91,6
88,9 97,9
96,8 95,7 97,0
100,5 88,4
99,1
91,1 95,3
91,1 90,1
89,6 87,8
96,4
98,7
97,8
96,4
94,5 95,7 92,6
100,2 100,7 108,6
101,1 101,9 111,7
101,2 102,3 108,5
100,5 102,4 111,9
101.1
102,4
102,1
102,1
90,8 98,2
91,0 102,5
92,0
93,9
111,4 104,2 90,5 79,9
113,0
90,3 100,3 116,9
104,2 119,9
103,6 126,7 110,9 93,1
97,9 100,3 113,4 100,1
Verdeling vo geus aard der produkten
93,7
108,8 95,3 111,7 86,2
95,3 97,4 91,1
110,3 92,4
-
98,9
92,2 97-,9 109,1
91,1 96,8 110,2
101,3 94,8 81,8
102,0 92,6 81,8
82,1 94,8 125,8 101,5
79,0 95,0 110,4 94,6 95,3
107,0 93,3 83,8
81,9 97,2
80,5 99,3
111,5 98,0
115,9 102,1 94,5
100,4 100,1 99,1
100,9 100,0
95,4 100,1 98,2
106,7 94,1
100,9 90,7
101,1 93,2
106,0 83,3 93,1
106,3 82,6 90,9
91,0
108,8 82,5 92,0 86,7
88,2
96,4
97,7
100,9 99,0
109,0 94,8 96,9 82,2 98,3 99,7 99,7 97,6 105,4 102,3
108,4 93,9 104,7 78,2 100,0 113,0 98,1 94,9 105,7 103,7 107,2
103,4 93,9 102,8 84,7
110,0 95,3 97,9 82,8
90,7
97,7 91,5
100,3 88,6
83,7 99,5 94,2
96,4
97,1
99,6
99,4
101,3"
96,4 1
97,0 !
98,5 1
97,1 I
94,5 104,4
93,3 78,1 98,8 109,7 104,0 95,7 112,1 102,6 108,9 96,4 103,9 82,1 100,7 97,6 102,1
INDEXCIJFERS VAN DE RUILVOET 1 Totaal
97,7
100,2 1100,7 1100,0 I
99,0 !
99,3 !
indexcijfer van de gemiddelde waarden per eenheid bij de uitvoer (f.o.b.) 1 Indexcijfers van de ruilvoet .
indexcijfer van de gemiddelde waarden per eenheid bij de invoer (c.i.f)
97,9 1
96,9 1
97,8 I
96,9 I
97,9 1
99,2 1100,0
oo cm
VIII - 4b. - INDEXCIJFERS VAN HET VOLUME Basis 1958 = 100 Bron : Nationaal Instituut voor de Statistiek - Berekeningen door de N.B.B. 1956
1957
1958
1959
1960
1961
1962
1964
1963
19621 1955
1963 4e kwart. le kwart. I 2e kwart. 13e kwart. 14e kwart.
le kwart. 12e kwart. 13e kwart.
INVOER (C.I.F.) - Verdeling volgens gebruik der produkten.
Produktiegoederen Verbruikègoederen Uitrustingsgoederen Totaal ...
94,6 83,9 80,7 90,4
103,9 91,9 100,8 101,1
104,4 99,9 97,0 102,5
100,0 100,0 100,0 100,0
111,3 110,9 112,5 111,4
124,4 121,5 122,9
130,9 128,1 147,7
123,8
132,3
145,6 131,8 161,4 144,6
UITVOER (F O.B.)
Ijzer- en staalnijverheid Metaalverwerkende bedrijven Non-ferro metalen , " Textiel Scheikundige :produkten Steenkolámijverheid Petroleumnijverheid Glas en,. spiegelglas Landbonwprod4ten Cement Steengroeven Ceramiek Hout en meubelen Huiden, leder en schoeisel Papier en boeken Bewerkte tabak Rubber Voedingsbedrijven Diversen .
.
Totaal
-
159,7 152,4
156,9 145,4
179,3 160,5
171,8 156,5
Verdeling volgens
149,5 136,9 154,3 147,5
177,7
175,6 169,6 199,9
173,6 185,5 200,1
176,9 194,9 231,5
159,3
177,1
179,0
187,1
157,1
157,5
155,4 183,2 159,8
155,0
167,5 177,1 199,4 173,2
aard der produkten.
93,1
101,7
99,5
100,0
88,3 90,4 97,7 77,7 207,4 74,8 96,4 68,5 156,8 98,8 120,2 102,3 107,1 71,2 44,5 88,5 95,7 109,2
92,5 97,4 108,6 85,4 153,3 93,6 102,5 79,3 135,2 108,8 130,7 118,1 110,7 87,5 58,2 108,0 96,9 127,7
92,2 90,6 110,0 94,6 137,7 81,9 91,2 71,7 142,6 108,3 110,6 113,4 98,5 98,4 82,7 99,8 92,4 99,0
100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
110,8 109,1 111,3 119,6 115,6 78,8 100,1 130,2 96,9 114,5 111,4 120,7 129,4 120,9 114,0 126,2 117,0 112,8 117,4
127,4 130,5 124,3 129,5 115,3 82,3 103,8 143,7 100,1 108,2 117,6 172,7 162,3 124,4 133,4 147,9 124,8 130,5 138,5
117,5 141,2 131,9 139,0 123,4 90,7 97,2 145,1 110,5 111,3 131,6 229,3 205,5 160,1 140,2 178,8 148,1 154,1 147,9
127,3 164,6 135,2 158,5 130,3 88,1 107,1 168,8 138,0 109,2 154,0 196,3 287,1 175,8 161,8 167,2 165,6 185,8 153,7
130,9 175,0 150,7 170,0 151,0 85,6 154,3 169,5 158,3 99,3 173,9 206,7 349,4 195,5 181,7 216,0 187,0 209,9 155,1
125,4 159,2 141,6 172,6 125,5 80,3 95,8 170,4 167,7 119,5 162,5 208,5 344,4 176,6 181,2 177,5 181,5 212,9 144,2
120,7 151,7 133,5 163,9 134,2 54,4 116,3 160,6 162,6 51,1 104,0 156,7 266,7 178,3 168,1 178,6 186,9 210,8 160,5
137,0 183,4 161,0 172,9 153,5 97,6 161,4 160,6 161,2 122,2 198,5 208,0 375,8 185,2 182,8 208,1 184,0 231,7 139,9
132,7 171,2 147,1 158,0 148,6 92,4 184,8 175,6 156,1 114,7 197,7 215,1 345,0 193,8 176,3 208,1 179,0 210,4 146,5
133,0 183,2 164,6 186,1 161,1 98,4 154,7 180,5 195,3 110,0 200,5 249,6 411,4 222,1 203,6 269,0 194,6 218,9 169,1
152,8 208,8 156,6 181,7 153,3 94,8 158,5 196,3 165,0 98,5 181,3 230,3 401,1 217,0 195,3 249,5 221,6 211,2 187,0
155,6 146,0 210,7 : 189,9 163,7, 158,1 183,9 156,7 174,0 165,2 76,9 67,1 150,4 142,1 187,3 178,7 127,0 142,8 107,1 125,1 219,8 208,9 240,4 247,4 417,2 370,4 193',9 200,8 210,0 188,2 256,8 266,5 216,7 205,3 232,4 207,0 146,6 157,7
93,3
100,4
97,8
100,0
111,6
125,0
130,0
145,1
157,9
147,7
142,2
163,1
156,1
168,8
175,6
177,2
163,1
-
VIII
-
5.
-
488 -
GEOGRAFISCHE SPREIDING 'VAN DE BUITENLANDSE HANDEL YAN DE B.L.E.U. (miljarden franken)
Bron : Nationaal Instituut voor de Statistiek. West-Duitsland Maandgemiddelden of maanden
Nederland
Frankrijk 1
invoer
uitvoer
handels. balans
invoer
uitvoer
handelsbalans
invoer
uitvoer
handelsbalans
1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964
2,03 2,23 2,24 2,34 2,81 3,14 8,55 4,10 4,89
1,34 1,36 1,46 1,82 2,48 2,51 3,18 3,73 4,83
-- 0,69 - 0,87 - 0,78 - 0,52 - 0,33 - 0,63 - 0,37 -- 0,37 - 0,06
1,62 1,70 1,51 1,80 2,24 2,59 2,77 3,20 3,65
1,41 1,46 1,34 1,25 1,64 1,84 2,24 2,94 3,53
-- 0,21 -- 0,24 -- 0,17 -- 0,55 -- 0,60 -- 0,75 -- 0,53 -- 0,26 -- 0,12
1,78 2,02 2,05 2,26 2,45 2,69 2,80 3,14 3,67
2,89 3,02 2,63 2,92 3,35 9,83 4,11 4,55 5,34
+ 1,11 + 1,00 + 0,58 + 0,66 + 0,90 1,14 + 1,31 ▪ 1,41 + 1,67
1963 30 kwartaal 40 kwartaal 1964 1 0 kwartaal 20 kwartaal 3° kwartaal 40 kwartaal 1965 10 kwartaal
4,10 4,66 4,70 5,05 4,64 5,16 4,90
3,78 4,00 4,19 4,68 4,75 5,69 5,59
-- 0,32 -- 0,66 - 0,51 -- 0,37 + 0,11 + 0,53 + 0,69
2,89 3,70 3,92 3,83 3,14 3,72 3,89
'2,72 3,32 3,53 3,65 3,12 3,80 3,78
-- 0,17 - 0,38 -- 0,39 - 0,18 - 0,02 + 0,08 - 0,11
3,10 3,42 3,61 3,57 3,44 4,05 3,94
4,54 4,98 5,24 5,42 4,96 5,75 5,80
+ 1,44 • 1,66 + 1,63 ▪ 1,85 + 1,52 + 1,70 + 1,86
1964 Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December 1965 Januari Februari Maart
4,99 5,18 4,79 5,17 4,52 4,31 5,04 5,11 4,92 5,44 4,53 4,63 5,53
4,62 4,72 4,64 4,69 5,06 4,12 5,08 5,67 5,39 5,92 5,01 5,30 6,45
-- 0,37 -- 0,46 -- 0,15 -- 0,48 + 0,54 - 0,19 + 0,04 + 0,56 + 0,47 + 0,48 + 0,48 + 0,67 + 0,92
4,03 3,88 3,56 3,97 3,39 2,72 3,17 3,80 3,49 3,84 3,62 3,90 4,14
3,48 3,73 3,34 3,88 3,47 2,27 3,63 3,81 3,65 3,90 3,42 3,68 4,24
-- 0,55 -- 0,15 -- 0,22 -- 0,09 + 0,08 -- 0,45 - 0,46 + 0,01 + 0,16 + 0,06 -- 0,20 - 0,22 + 0,10
3,59 8,74 3,37 3,54 3,23 3,24 3,82 4,29 3,96 3,86 3,52 3,89 4,40
5,55 5,84 4,71 5,72 4,91 4,38 5,59 6,02 5,51 5,74 5,06 5,51 6,83
+ 1,96 + 2,10 + 1,34 + 2,18 + 1,68 + 1,14 + 1,77 + 1,73 + 1,55 + 1,88 ▪ 1,54 + 1,62 ▪ 2,43
Europese Econom , sche Gemeenschap
Italiê
Totaal 0.E.S.0.-landen (moederlanden) 2
Maandgemiddelden of maanden handelsbalans
invoer
uitvoer
0,20 0,27 0,28 0,34 0,39 0,48 0,56 0,74 0,94 0,82 0,79 0,90 1,02 0,96 0,87 0,92 0,91 1,02 1,08 0,97 1,00 0,97 0,89 0,98 0,74 0,90 0,73 0,91 1,13
0,26 0,28 0,29 0,36 0,48 0,53 0,72 1,04 0,88 1,08 1,14 1,00 0,86 0,80 0,88 0,91 1,00 0,94 0,74 0,88 0,80 0,67 0,92 0,87 0,86 0,91 0,92 0,82 0,98
+ 0,06 + 0,01 + 0,01 ▪ 0,02 + 0,09 + 0,05 + 0,16 + 0,30 - 0,06 + 0,26 ▪ 0,35 + 0,10 -- 0,16 - 0,16 + 0,01 -- 0,01 + 0,09 - 0,08 -- 0,34 - 0,09 - 0,20 -- 0,30 + 0,03 -- 0,11 + 0,12 -1- 0,01 + 0,19 - 0,.(149 0,15
5,63 6,22 6,08 6,74 7,89 8,90 9,68 11,18 13,14 10,91 12,57 13,13 13,46 12,18 13,81 13,64 13,52 13,82 12,80 13,65 12,13 11,24 12,93 14,18 13,11 14,04 12,40 13,33 15,20
5,90 6,12 5,72 6,35 7,95 8,71 10,25 12,26 14,58 12,12 13,44 13,96 14,61 13,63 16,12 16,07 14,65 15,23 13,43 15,17 14,23 11,44 15,23 16,37 15,41 16,47 14,41 15,31 18,50
•
handelsbalans
0,27 0,10 0,36 0,39 0,06 0,19 0,57 1,08 1,44 1,21 0,87 0,83 1,15 1,45 2,31 2,43 1,13 1,41 0,63 1,52 2,10 0,20 2,30 2,19 2,30 2,43 2,01 1,98 3,30
invoer
uitvoer
7,75 8,47 8,03 8,94 10,35 11,51 12,50 14,33 16,64 13,85 16,14 16,51 17,06 15,47 17,53 17,24 16,87 17,34 16,24 17,39 15,97 13,76 16,41 17,78 16,74 17,91 15,80 16,87 19,06
8,26 8,42 7,92 8,71 10,78 11,68 13,25 15,51 17,96 15,21 16,97 17,36 18,06 16.62 19,81 20,21 17,93 18,97 16,50 18,71 17,17 14,09 18,63 20,07 19,20 20,05 18,74 19,25 22,64
1 Het Saargebied wordt gerekend bij Frankrijk tot op het einde van het le halfjaar 1959 en bij West-Duitsland vanaf het 2e halfjaar 1959. Inch Spanje vanaf 1960.
handels. balans
+++ + ++++++ +++ ++++++++++++ 1 1 1 +
uitvoer
++ +++++++ ++ + ++ ++++ ++ +++1 +111+
1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964 1963 30 kwartaal 4° kwartaal 1964 1° kwartaal 20 kwartaal 30 kwartaal 40 kwartaal 1965 1 0 kwartaal 1964 Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December 1965 Januari Februari Maart
invoer
0,51 0,05 0,11 0,23 0,43 0,17 0,75 1,18 1,32 1,36 0,83 0,85 1,00 1,15 2,28 2,97 1,06 1,63 0,26 1,32 1,20 0,33 2,22 2,29 2,46 2,14 2,94 2,38 3,58
- 489 YIII • 5.
-
GEOGRAFISCHE SPREIDING YAN DE BUITENLANDSE HANDEL YAN DE B.L.E.U. (miljarden franken)
Bron : Nationaal Instituut voor de Statistiek.
Maandgemiddelden of maanden
Landen van het sterlinggebied exclusief het Verenigd-Koninkrijk
Verenigd-Koninkrijk
Verenigde - Staten van Amerika
handels. balans
invoer
uitvoer
handels. balans
invoer
uitvoer
handelsbalans
invoer
uitvoer
1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964
1,70 1,77 1,29 1,35 1,63 1,56 1,88 1,97 2,19
1,26 1,09 1,17 1,81 1,49 1,50 1,72 1,71 1,88
- 0,44 - 0,68 - 0,12 + 0,46 - 0,14 - 0,06 -- 0,16 -- 0,26 - 0,31
1,10 1,17 0,96 1,19 1,21 1,33 1,53 1,76 1,89
0,84 0,74 0,72 0,81 0,87 0,86 0,90 1,16 1,15
- 0,26 - 0,43 - 0,24 - 0,38 -- 0,34 -- 0,47 - 0,63 - 0,60 -- 0,74
1,14 1,18 0,97 1,11 0,95 0,95 1,14 1,29 1,47
0,94 0,87 0,80 0,68 0,83 0,81 0,74 0,81 0,88
-
1963 30 kwartaal 4e kwartaal
1,90 2,23
1,83 1,77
-- 0,07 -- 0,46
1,62 1,89
1,11 1,24
- 0,51 - 0,65
1,42 1,19
0,73 0,84
-- 0,69 -- 0,35
1964 le kwartaal 2 0 kwartaal 36 kwartaal 4e kwartaal
2,17 2,18 2,06 2,33
1,88 1,97 1,87 1,79
- 0,29 -- 0,21 - 0,19 -- 0,54
1,80 2,03 1,82
1,24 1,17 0,95 1,25
-
1,41 1,69 1,44 1,35
0,99 0,85 0,77 0,89
-- 0,42 - 0,84 - 0,67 - 0,46
1965 1 0 kwartaal
1,76
1,98
+ 0,22
2,00
1,32
- 0,68
1964 Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December
2,12 2,18 2,21 2,07 2,14 2,03 1,99 2,14 2,16 2,68
1,86 2,16 1,79 1,97 2,17 1,56 1,87 2,01 1,81 1,54
-
0,26 0,02 0,42 0,10 0,03 0,47 0,12 0,13 0,35 1,14
1,82 2,00 1,98 2,06 2,41 1,16 1,88 1,94 1,87 1,89
1,09 1,32 0,96 1,21 0,99 0,81 1,06 1,28 1,27 1,19
- 0,73 - 0,68 - 1,02 - 0,85 -- 1,42 - 0,35 - 0,82 - 0,66 -- 0,60 - 0,70
1,42 1,77 1,49 1,74 1,56 1,48 1,09 1,03 1,48 1,46
0,88 0,86 0,77 0,94 0,83 0,72 0,76 0,88 0,89 0,89
-- 0,54 - 0,91 - 0,i2 - 0,80 -- 0,73 - 0,76 -- 0,33 - 0,15 - 0,59 - 0,57
1965 Januari Februari Maart
1,83 1,09 2,37
1,45 2,45 2,03
- 0,38 -I- 1,36 - 0,34
1,82 2,02 2,16
1,38 1,24 1,33
- 0,44 - 0,78 - 0,83
1,21
0,96
-0,25
-
Latijns-Amerika 1 Maandgemiddelden of maanden
1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964 1963 2 0 kwartaal 30 kwartaal 40 kwartaal 1964 le kwartaal 2e kwartaal 30 kwartaal 40 kwartaal 1964 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December 1965 Januari
1,91
0,56 0,86 0,87 0,66
0,20 0,31 0,17 0,43 0,12 0,14 0,40 0,48 0,59
Oost-Europa
ongo en Ruanda-Urundi
invoer
uitvoer
handels. balans
invoer
uitvoer
handels. balans
invoer
uitvoer
handelsbalans
0,70 0,65 0,63 0,64 0,75 0,72 0,85 0,92 0,96 0,86 0,98 0,96 0,92 1.13 0,85 0,94 1,05 0,93 0,76 1,06 1,14 1,11 0,75 0,76 0,96 1,01 0,83 0,99 0,99
0,55 0,80 0,77 0,72 0,68 0,64 0,58 0,46 0,61 0,45 0,46 0,51 0.56 0,57 0,64 0,66 0,59 0,58 0,52 0,57 0,47 0,67 0,58 0,66 0,70 0,75 0,57 0,68 0,78
- 0,15 + 0,15 + 0,14 + 0,08 - 0,07 - 0,08 - 0,27 - 0,46 - 0,35 - 0,41 - 0,52 -- 0,45 - 0,36 - 0,48 - 0,21 - 0,28 -- 0,46 -- 0,35 - 0,24 -- 0,49 - 0,67 - 0,44 -- 0,17 - 0,10 - 0,26 - 0,26 -- 0,26 - 0,31 - 0,21
1,01 0,79 0,69 0,81 1,11 0,96 0,76 0,71 0,86 0,67 0,72 0,72 0,79 0,91 0,90 0,84 0,92 0,86 0,59 1,05 0,77 0,91 1,16 0,59 0,89 0,82 0,71 0,77 0,48
0,59 0,58 0,49 0,38 0,26 0,19 0,21 0,21 0,28 0,18 0,20 0,27 0,27 0,26 0,28 0,33 0,28 0,29 0,24 0,20 0,32 0,27 0,30 0,27 0,26 0,36 0,28 0,34 0,34
-- 0,42 - 0,21 - 0,20 - 0,43 -- 0,85 - 0,77 - 0,55 - 0,50 - 0,58 -- 0,49 -- 0,52 -- 0,45 - 0,52 - 0,65 - 0,62 - 0,51 - 0,64 -- 0,57 - 0,35 - 0,85 -- 0,45 -- 0,64 - 0,86 - 0,32 - 0,63 - 0,46 -- 0,43 -- 0,43 -0,14
0,43 0,44 0,39 0,46 0,50 0,56 0,61 0,67 0,74 0,63 0,76 0,78 0,62 0.70 0,82 0,81 0,75 0,60 0,52 0,58 0,62 0,90 0,77 0,80 0,87 0,73 0,78 0,89 0,63
0,45 0,40 0,37 0,37 0,57 0,55 0,50 0,46 0,51 0,47 0,47 0,53 0,52 0,54 0,46 0,50 0,55 0,43 0,58 0,62 0,50 0,50 0,46 0,45 0,48 0,48 0,45 0,53 0,66
+ 0,02 -- 0,04 -- 0,02 -- 0,09 + 0,07 -- 0,01 -- 0,11 -- 0,21 -- 0,23 - 0,16 - 0,29 - 0,25 -- 0,10 - 0,16 - 0,36 - 0,31 - 0,20 - 0,17 + 0,06 + 0,04 -- 0,12 - 0,40 -- 0,31 -- 0,35 -- 0,39 - 0,25 -- 0,33 - 0,36 +0,03
1 Omvat : Midden-Amerika, Zuid-Amerika en Mexico. Bibliografische referenties : Maandelijks bulletin over de buitenlandse handel van de B.L.E.U. - Statiattsch Jaarboek voor België. - Statistisch Tijdschrift van het N.LS. - Industrie, tijdschrift van de V.B.N. - De Belgische Textielnijverheid, maandelijks tijdschrift van Febeltex. - Belgisch Handelstijdschrift van de Belgische Dienst voor de buitenlandse handel. - Handelsoversicht van de Nederiandsche Kamer van Koophandel voor België en Luxemburg. - Bulletins statistigues : Commerce extérieur (O.E.S.O.). - Statistical Pepers : Directzon of International Trade (0.V.N.). - Algemeen Statistisch Bulletin (Statistisch Bureau van de Europese Gemeenschappen). - Recherches économigues de Louvain (1.R.E.S.P.). - Cir. N. B. van tabel VIII-s.
-
490 -
IX. - BETALINGSBALANS IX - 1. - BETALINGSBALANS VAN DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE * Jaarcijfers - Oude reeks (miljarden franken) 1952
1958
1954
1955
1956
1958
1957
1961
1960
1959
A. Goederen- en dienstentransacties. 1. Goederentransacties 1 1.1. Uitvoer - Invoer (f.o.b.) 2 L2. Loonwerk 1.3. Arbitrage 2. Niet monetair goud
:
+ +
-
1,7 2,1 1,5 ... 2,3
+
0,2 1,5 0,8
+ +
0,6 0,6
+
4,2 1,8 0,6 0,6 2,5
+ + +
1,9 2,6 0,6 0,6 1,2
+ + -
5,7 8,4 2,3 1,] 0,6
0,6 1,1 3,3
+ +
0,7 3,3 2,5
+
0,7 1,4 1,1
+
0,9 1,4 2,8
+
0,7 1,1 2,4
+ +
0,1 3,9
+
0,6 5,7
+
2,2 4,3
+
2,4 5,4
+
2,7 5,6
+ 12,0
+
8,5
+ 17,5
+
1,2
+
4,9
+
1,8
+ + + +
1,0 2,6 1,9 0,8 0,8
+ + +
6,4 2,6 2,6 1,1 3,0
+ + +
-
1,5 2,0 1,4 0,1 1,1
+
... 0,8 1,1
-I-
0,1 0,2 1,1
+ +
0,7 0,3 2,1
+ +
0,6 1,0 3,5
+ +
+
0,4 0,5
+
1,1 1,8
+
0,2 2,4
+
1,0 3,6
...
-
3,8
+
9,8
+ +
-
-
-
3. Vervoer 2
+ + +
+ + + +
-
3,1 1,1 0,1 4,6
+ +
0,9 2,4 1,2 ... 2,8
5,9 1,6 1,7 ... 2,7
+ 11,1
en
4. Verzekeringspremies uitkeringen 5. Reisverkeer 1 3 6. Investeringsopbrengsten. 7. Overheidstransacties niet elders vermeld 8. Overige -
Totaal goederen en dienstentransacties -
+ 10,9
B. Overdrachten. 9. Particulieren 10. Staat Totaal overdrachten
+ +
0,2 0,4
+ +
0,4 0,2
+
1,0 ...
+
1,1 ...
+
1,3 ...
+
1,5 ...
+
1,2 ...
+ -
3,2 0,8
+ -
3,1 2,5
+ -
8,5 0,8
+
0,6
+
0,6
+
1,0
+
1,1
+
1,3
+
1,5
+
1,2
+
2,4
+
0,6
+
2,7
+ 4.
2,3 0,2 ...
+
3,8 0,2 ...
+ -
0,8 6 + 0,2 ... +
1,2 ... 1,8
+ +
-
3,0 0,8 0,1
-
3,2 1,7 0,1
+ +
5,8 0,1 1,9
...
+
0,8
-
0,6
-
0,5
+
0,1
+
0,2
1,0
-
0,9
-
0,1
-
1,2
+
0,2
-
1,8
- 0,3
+ +
0,5 4,6 1,3
+ +
1,5 4,7 5,5
C. Kapitaalverkeer. 11. 12. 13. 14.
Staat ∎ Andere overheid Parastatale bedrijven Parastatale kredietinstellingen 15. Overige : 15.1 Geregistreerd kortlopend kapitaalverkeer. 15.2 Gekende effectentransacties 4 : a) Belgische effect. b) buiten]. effect. 15.3 Overige 1 3 4 Totaal kapitaalverkeer
-
3,7
+
1,4
-I-
2,6
...
-
1,3 1,5
-
D. Niet bepaalde transacties 1
6,5
+
0,4
+
0,5
-
0,5
+
-
-
-
- 2,4
- 3,9
- 7,2
- 9,0
- 6,6 6 - 4,9
-
-
-
5,2
- 11,6
-
6,1
-
2,6
-
5,9
+
2,4
-
2,6
-
1,3
- - 1,8
-
2,2
-
0,7
-
1,9
-
2,1
-
1,9
...
+
0,5
+
0,4
+
0,5
+
0,1
+
0,4
+
0,6
4,4
+
0,4
+
2,1
+ 15,9
-
4,1
+
8,2
+
0,6
-
0,6. -
E. Vergissingen en weglatingen
-
1,6
+
0,1
Totaal overeenstemmend met de bewegingen van de goudvoorraad en nettodeviezenpositie van de geldscheppende instellingen
+
3,4
+
0,1
0,8 ...
-
3,6
+
• De balansen voor de jaren 1952 tot 1954 zijn niet volledig vergelijkbaar met die van de volgende jaren. 1 Do niet bepaalde transacties blijken vooral goederentransacties (rubriek 1), reisverkeer (rubriek 5) en kapitaalverkeer (rurbiek 15.8) te omvatten, die niet over die verschillende rubrieken kunnen ingedeeld worden voor al de jaren door bovenstaande tabel. Een dergelijke verdeling is nochtans mogelijk voor 1961 en werd nu doorgevoerd in tabel IX-2, hetgeen niet het geval is voor deze tabel want als gevolg van deze verdeling zouden de cijfers van 1961 niet meer vergelijkbaar geweest zijn met die van de voorgaande jaren. 2 De rubriek 1.1 a F.O.B.-uit- en invoer . omvat in beginsel de andere vervoeruitgaven dan die welke op de goedereninvoer betrekking hebben. 3 liet is niet steeds eenvoudig een scheiding te maken tussen het reisverkeer en de kapitaalbewegingen die onder de rubriek 15.8 a Overige a moeten geregistreerd worden. liet schijnt dat in 1955, 1956 en 1957 het saldo van de eerste van die rubrieken in werkelijkheid minder gunstig en het saldo van de tweede gunstiger waren dan uit bovenstaande tabel blijkt, terwijl in 1958 zich het omgekeerde schijnt voorgedaan te hebben. Men beschikt evenwel niet over voldoend nauwkeurige gegevens om de cijfers te kunnen verbeteren. 4 t oor het jaar 1960 en 1961 konden de gekende effectentransacties (rubriek 15.2) van het andere kapitaalverlceer van de particuliere sector (rubriek 16.8) afgezon• Berd worden; voor de periode 1952-1959 kon die verdeling bij gebrek aan inlichtingen niet gedaan worden. 5 De kapitaalinvoer opgenomen onder rubriek 11 a Staat en de kapitaaluitvoer geteld onder rubriek 15.8 a Overige », omvatten het deel van do lening von $ 80 miljoen van de Belgische Staat op de Amerikaanse markt, waarop Belgisch-Luxemburgse ingezetenen inschreven; het bedrag van de inschrijvingen is echter niet gekend.
- 491 -
IX • 2. - ALGEMENE BETALINGSBALANS VAN DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE Zesmaandelijkse en jaarlijkse cijfers - Nieuwe reeks * (miljarden franken) 1961 Jaar
1962 2e halfjaar
Jaar
1963
1964
le halfjaar
2e halfjaar
le halfjaar v
Jaar
1. Goederen- en dienstentransacties : 1.1 Goederentransacties : 1.11 Uit- en invoer 1 1.12 Loonwerk 1.13 Arbitrage 1.2 Niet-monetair goud 1.3 Vervoer- en verzekeringskosten van goederen 2 1.4 Andere vervoerkosten 1.5 Reisverkeer 1.6 Opbrengsten uit investeringen niet elders 1.7 Overheidstransacties vermeld 1.8 Overige : 1.81 Grensarbeiders 1.82 Overige
-1+ -
6,1 2,7 2,3 0,9
+ + -
3,5 1,8 1,1 0,3
-1+ -
6,4 3,8 3,1 0,5
-1+ -
2,7 1,7 0,9 0,1
-I-+ -
5,9 1,6 1,5 0,6
-I+ -
8,6 3,3 2,4 0,7
+ •+ -
7,3 2,2 2,8 0,5
-
0,4s
0,3 0,1 1,0 1,1
+ +
0,7 0,2 2,2 0,7
+ -
... 0,4 1,1 0,7
-I+
0,3 0,4 2,1 0,1
+ -
0,3 0,8 3,2 0,6
-I-
0,1 0,5 1,7 1,0
-1-
2,4 1,8
-I-1-
-
0,1
-
1,0
-
0,2
-
0,5
-
0,5
-
1,0
-
1,1
+ +
3,3 1,8 2,0
+ + +
1,8 0,8 1,0
+ + +
3,7 1,5 4,0
+ + +
1,9 0,6 0,4
+ -
2,1 0,5 4,2
+ + -
4,0 0,1 3,8
+ + -
1,9 0,4 3,9
3,0 2,3 0,7
+ +
1,3 0,9 0,4
+ +
2,6 1,8 0,8
+ -
1,4 1,5 0,1
+ -
1,1 1,6 0,5
+ -
2,5 3,1 0,6
+ -
1,3 1,3 ...
+ -
1,5 0,1 1,4
+ -
2,8 0,4 2,4
+
-7
5,8 0,1 5,7
2,9 ... + 2,9
+ -
0,9 0,1 0,8
+ + +
2,0 0,1 2,1
+ + +
0,6 0,9 1,5
+ +
1,9 0,2
-
0,4 0,1
-
0,1 0,7
+
... 0,5
+
0,1 0,2
+
0,1 0,7
+ +
0,4 2,2
+
1,5 4,7
+ -
0,2 1,6
+ -
0,8 3,0
+ -
0,4 2,7
+ -
0,4 2,4
+ -
0,8 5,1
-
0,2 1,3
+
5,2 4,1
+ -
1,8 0,1
+ +
3,4 0,4
+ +
2,4 0,6
+ +
2,9 1,0
+ +
5,3 1,6
+ +
1,8 2,9
0,6 1,7
+
+
0,1 ...
+ +
1,4 4,2
+ +
1,4 5,2
-
0,8 5,3
+ -
0,6 0,1
+ +
0,8 1,3
-
1,1
-
0,1
-
0,2
-
1,3
+
0,8
--.
0,5
-
0,6
nettodeviezen positie van de geldschep pende instelling en
+
0,6
-
0,1
+
4,0
+
3,9
-
4,5
-
0,6
+
0,7
Nationale Bank Overige
+ 12,2 11,6
+ -
1,4 1,5
+
1,7 5,7
+ -
7,6 3,7
+ -
3,6 8,1
+ 11,2 - 11,8
+ -
1,0 0,3
Totaal 1 2. Overdrachten : 2.1 Particulieren 2.2 Staat
+ + -
Totaal 2 3. Nettokapitaalverkeer van de overheid : 3.1 Staat 3.2 Andere overheid
Totaal 3
+ +
4. Nettokapitaalverkeer van de bedrijven
en particulieren : 4.1 Overheidsbedrijven 4.2 Openbare kredietinstellingen 4.3 Particuliere sector : 4.31 Gekende effectentransacties a) Belgische effecten b) buitenlandse effecten 4.32 Overige (directe investeringen inbegrepen)
Totaal 4
+
5. Vergissingen en weglatingen Totaal 1 tot 5
+
6. Herfinanciering
buiten de geldscheppende instelling en van commerciële vorderingen op het buitenland (stijging : -)
7. Totaal (1 tot 6) overeenstemmend met de mutaties van de goudvoorraad en de
" Diverse wijzigingen ten einde rekening te houden met de richtlijnen van het « Balance of Payments Mormel » van het Internationale Monetaire Fonds hebben geleid tot een onderbreking van de continuiteit van de inzake betalingsbalans beschikbare reeksen. De nieuwe reeks verschilt voornamelijk van de reeks 1955.1961 van tabel 1X-1 op de volgende punten : - de invoer omvat voortaan de waarde van zekere goederen waarvoor vroeger slechts het maakloon geboekt werd, en de uitvoer, diezelfde waarde vermeerderd met de vervoerkosten vanaf het land van herkomst tot in de B.L.E.U. en met de bewerkingskosten; - de vervoer- en verzekeringskosten zijn thans ingedeeld volgens het nieuwe schema voorgeschreven door de 3e uitgave van het « Balance of Payments Manual »; - de voorheen gebruikte methode voor het bekomen van een f.o.b.-raming van de invoer werd opgegeven. Hieruit volgt dat een deel van de uitgaven voor vervoer en verzekering die op de invoer betrekking hebben thans daarin begrepen zijn; - de transacties die voorheen voorkwamen onder de rubriek « Niet bepaalde transacties » konden thans ingedeeld worden in a Goederentransacties » (rubriek 1.1) e Reisverkeer • (rubriek 1.5) en a Overig nettokapitaalverkeer van de bedrijven en particulieren » (rubriek 4.32). - de lopende uitgaven van de Europese instellingen waarvan de zetel in de B.L.E.U. gevestigd is, zijn overgedragen van rubriek 1.8 e Overige diensten » naar rubriek 1.7 « Overheidstransacties niet elders vermeld •. Een volledigere beschrijving van de verschillen tussen de oude en de nieuwe reeksen komt voor in het meinummer 1963 van het Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting, blz. 432 tot 435. 1 Voor een deel van de invoer zijn het c.i.f.-cijfers, d.w.z. inclusief de vervoer- en verzekeringskosten van deze invoer. 2 Deze rubriek vermeldt, in uitgaven, slechts een deel van de kosten van het vervoer en de verzekering van de invoer. Het andere deel kan niet gescheiden worden van de invoer waarop het betrekking heeft en ie dus begrepen in de uitgaven van de rubriek 1.11 « Uit- en invoer » (zie noot 1). 3 Voor 1961, zijn alleen de cijfers beschikbaar die terzelfdertijd betrekking hebben op de rubrieken 1.3 « Vervoer- en verzekeringskosten van goederen e en 1.4 a Andere vervoerkosten ». Daarenboven, kunnen deze cijfers niet helemaal worden vergeleken met de gecombineerde cijfers van de rubrieken 1.8 en 1.4 voor de volgende jaren. Zij omvatten niet de ontvangsten en uitgaven voor de verzekering van het goederenvervoer die vanaf 1962 begrepen zijn in rubriek 1.3 en ook niet de aan- en verkopen van boordproviand en de ontvangsten en uitgaven voor het personenvervoer die vanaf 1962 opgenomen zijn in rubriek 1.4.
- 492 ALGEMENE BETALINGSBALANS IX 3. VAN DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE -
-
Cijfers per kwartaal (miljarden franken) 1964
1968
1962 4e kwartaal
le kwartaal
2e kwartaal
8e kwartaal
4e kwartaal
le kwartaal v
47,9 50,6
45,8 47,3
50,3 51,5
50,3 52,8
54,7 58,1
54,6 58,0
56,8 60,7
- 2,7
- 1,5
- 1,2
- 2,5
- 3,4
- 3,4
-I- 1,3 - 0,1
-F 1,2 ...
+ 1,4 - 0,1
+ 1,5 - 0,2
+ 1,6 - 0,4
+ 2,3 - 0,4
+ 0,1 + 0,7
... - 0,1
... - 0,6
- 0,2 ...
- 0,1 + 0,1
- 1,1 + 1,4
- 0,1 + 1,2
- 0,4 + 0,6
- 0,2 - 0,5
- 0,4
+ 0,7
- 0,3
+ 0,9 0,6
+ 0,6 - 1,1
+ 0,3
Eerste 9 maanden
2e kwartaal
80 kwartaal
V
V
1968
19114 v
55,0 58,0
146,4 151,6
166,4 176,7
- 3,9
- 3,0
- 5,2
-10,3
+ 2,7 - 0,1
+ 2,5 - 0,1
+ 4,1 - 0,3
+ 7,5 - 0,6
+ 0,1 - 0,1
- 0,2 - 0,9
- 0,2 + 0,2
- 0,2 - 0,7
- 0,3 - 0,8
- 0,3 + 0,4
- 0,8 + 0,5
- 0,3 + 0,6
- 0,8 - 0,7
- 0,7 + 1,3
- 1,9 + 0,4
- 2,1
- 2,1
- 1,8
- 2,1
- 2,1
- 1,7
- 6,0
+ 0,8 - 0,4
+ 0,5 - 0,5
+ 0,6 - 1,1
+ 0,5 - 0,4
+ 0,8 - 0,9
+ 0,8 - 0,5
+ 1,9 - 2,0
+ 2,1 - 1,8
- 0,5
+ 0,4
...
- 0,5
+ 0,1
- 0,1
+ 0,3
- 0,1
+ 0,3
+ 0,3
+ 1,7 ...
+ 1,2 ...
- 1,0 ...
+ 0,1 .4- 0,2 + 0,1 + 1,9
+ 0,4 - 1,0
- 1,5 + 0,3
+ 1,9 ...
- 0,9 + 1,2
+ 0,3
+ 1,7
+ 1,2
- 1,0
+ 0,2
+ 2,1
- 0,6
- 1,2
+ 1,9
+ 0,3
- 0,4
+ 0,4
+ 0,1
+ 0,1
...
+ 2,3
+ 0,3
- 0,4
+ 0,6
+ 2,2
+ 0,3 - 1,1
+ 0,2 - 1,8
+ 0,2 - 0,9
+ 0,2 - 1,3
+ 0,2 - 1,1
- 0,3 - 1,5
+ 0,1 + 0,2
+ 0,3 + 0,3
+ 0,6 - 4,0
+ 0,1 - 1,0
- 0,6
+ 1,6
+ 0,8
+ 2,2
+ 0,7
- 0,2
+ 2,0
+ 3,6
+ 4,6
+ 5,4 + 6,7
1. Goederen- en dienstentransacties : 1.1 Goederentransacties : Uitvoer Invoer 1 Saldo Overige goederentransacties 1.2 Niet-monetair goud 1.3 Vervoer- en verzekeringskosten van goederen 2 1.4 Investeringsopbrengsten 1.5 Overheidstransacties niet elders vermeld 1.6 Overige
Totaal 1 2. Overdrachten : 2.1 Particulieren 2.2 Staat
Totaal 2 3. Nettokapitaalverkeer van de over-
heid : 3.1 Staat 3.2 Andere overheid
Totaal 3 4. Ncttokapitaalverkeer van de bedrij-
ven en particulieren : 4.1 Overheidsbedrijven en openbare kredietinstellingen 4.2 Particuliere sector 4.21 Gekende effectentransacties : a) Belgische effecten b) buitenlandse effecten . 4.22 Overige (directe investeringen inbegrepen)
1,8
+ 0,4
+ 0,2
+ 1,2
- 0,2
+ 0,3
+ 2,6
+ 3,8
+ 1,8
+ 0,7
+ 1,4
...
- 1,0
+ 0,2
+ 0,7
+ 0,1
+ 0,1
+ 0,4
+ 0,9
- 0,9
+ 3,7
+ 1,5
- 2,9
- 2,4
+ 1,4
- 0,1
+ 0,9
+ 2,3
+ 2,2
vorderingen op het buitenland (stijging : -)
+ 1,6
- 1,3
...
+ 0,5
+ 0,3
- 1,3
+ 0,7
+ 1,3
- 0,8
+ 0,7
7. Totaal (1 tot 6) overeenstemmend met de mutaties van de goudvoorraad en de nettodeviezen positie van de geldscheppende instelingen
+ 0,7
+ 2,4
+ 1,5
- 2,4
- 2,1
+ 0,1
+ 0,6
+ 2,2
+ 1,5
+ 2,9
+ 2,4
+ 4,4 - 2,0
+ 3,2 - 1,7
+ 1,0 - 3,4
+ 2,6
- 0,4 + 0,5
+ 1,4 - 0,8
+ 2,0 + 0,2
+ 8,6 - 7,1
+ 3,0 - 0,1
Totaal 4 5. Vergissingen en weglatingen Totaal 1 tot 5
-
6. Herfinanciering buiten de geldscheppende instellingen van commerciële
Nationale Bank Overige
1,7
- 4,7
t Voor een deel van de invoer zijn het c.i.f.-cijfers, d.w.z. inclusief de vervoer- en verzekeringskosten van die invoer. Deze rubriek vermeldt, in uitgaven, slechts een deel van de kosten van het vervoer en de verzekering van de invoer. Het andere deel kan niet gescheiden worden van de invoer waarop het betrekking heeft en ie dus begrepen in de uitgaven van de rubriek 1.1 a Goederentransacties : Invoer • (zie noot 1). Bibliografische referenties : Belgische Economische Statiaticken 1941-1950 en 1950-1960 1N.B.B.). - Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting (N .13.B.) • XXXIXe Jaargang, deel I, nr 5, blz. 517. De betalingsbalans van de B.L.E.U. voor 1963 n, XLe Jaargang, deel I, ne 1, blz. 22 : « Aanpassing van bepaalde reeksen van de a Statistieken a - Hoofdstukken IX e Betalingsbalans • en XIII • Geldscheppende instellingen s. - Statistisch Jaarboek voor België. - Do Belgische Economie in 1963 (M.E.Z.). - Recherches économiques de Louvain (I.R.E.S.P.). - Cahier,' économiques de Bruxelles (D.U.L.B.E.A.). - Bulletin statistique (O.E.S.O.). - International Financial Statistica (I.M.F.). 2
X. - VALUTAMARKT 1. - OFFICIELE WISSELKOERSEN VASTGESTELD DOOR DE IN YERREKENINGSKAMER TE BRUSSEL VERGADERDE BANKIERS (Belgische franken) Daggemiddelden
1 U.S. 1 Franse 1 pond . frank sterling dollar
1
Nederl. l gu den
1
Zwit-
serse
frank
12,45 12,51 12,52
8,02 8,02 7,97
9,65 9,65 9,65 9,61 9,66
11,52 11,53 11,51 11,50 11,46
12,54 12,53 12,51 12,48 12,48
8,00 7,97 7,96 7,94 7,94
9,63 9,69 9,68 9,63 9,66
6,96 6,97 6,94 6,93 6,94
11,53 11,55 11,52 11,51 11,50 11,50 11,50 11,50 11,49 11,47 11,43 11,43 11,42
12,52 12,55 12,53 12,51 12,50 12,49 12,48 12,48 12,47 12,48 12,48 12,48 12,46
7,97 7,98 7,97 7,96 7,95 7,94 7,94 7,94 7,94 7,94 7,94 7,94 7,94
9,69 9,70 9,68 9,68 9,67 9,62 9,63 9,65 9,66 9,66 9,66 9,65 9,63
6,96 6,97 6,96 6,94 6,93 6,93 6,93 6,94 6,94 6,94 6,94 6,94 6,94
1961 1962 1963 1964
49,86 49,86 49,76 49,86 49,75
10,17 139,98 13,22 11,54 13,191 11,54 10,16 139,72 13,85 2 10,15 139,71 13,81 11,51 10,18 139,62 13,85 11,54 10,15 138,89 13,79 11,52
1964 le kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4 0 kwartaal 1965 le kwartaal
49,82 49,80 49,73 49,63 49,63
10,17 10,16 10,15 10,13 10,13
139,39 139,33 138,60 138,28 138,60
13,82 13,78 13,77 13,80 13,80
1964 Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December
49,77 49,85 49,78 49,74 49,68 49,63 49,63 49,64 49,63 49,63 49,64 49,63 49,63
10,16 10.17 10,16 10,15 10,14 10,13 10,13 10,13 10,13 10,13 10,13 10,13 10,12
139,33 139,29 138,89 138,61 138,29 138,14 138,20 138,50 138,51 138,71 138,59 138,74 138,81
13,78 13,77 13,77 13,76 13,77 13,78 13,81 13,82 13,81 13,81 13,79 13,79 13,78
1960
1965 Januari Februari Maart April Mei 4
1 Gemiddelde van 1 januari to 8 maart 1961. Gemiddelde van 21 juni tot 31 december 1961.
2
1 Canadese dollar
100 1 1 1 1 Ita- Zweedse Noorse Deense Deutsche ii aans e kroon kroon Mark li res kroon
11,96 8,03 ' 8,03 12,51 2 11 951
7,23
6,99 6,98 6,97 6,97 6,95
7,22 7,21 7,22 7,19
Gemiddelde van 6 maart tot 31 december 1961. -
Post
Kabel
100 100 Oostenr. escudo schilling
51,425 174,41 192,11
51,427
50 4693 50,4683 174,21 192,32 '
48,153 4 46,553 46,227 46,119
48,149 4 46,552 174,19 192,77 46.226 174,05 193,09 46,118 173,16 192,60
7,21 7.21 7,18 7,17 7,18
46,118 46,073 46,103 46,181 46,086
46,118 46.072 46,101 46,179 46,084
173,80 173,70 172,77 172,41 172,87
192,83 192.79 192,67 192,13
7,21 7,21 7,20 7,18 7,17 7,16 7,16 7,18 7,18 7,18 7,18 7,18 7,18
46,049 46,110 46,036 46,108 46,164 46,154 46,201 46,189 46,214 46,135 45,910 45,982 45,971
46,048 46,109 46,034 46,107 46,163 46,152 46,198 46,187 46,211 46,132 45,910 45,981 45,968
173,71 173,65 173,15 172,79 172,38 172,19 172,26 172,77 172,77 172,99 172,84 173,01 173,10
192,69 192,97 192,84 192,73 192,43 192,13 192,07 192,20 192,09 192,05 192,14 192,13 192,14
3 Gemiddelde
192,09
van 1 januari tot 20 juni 1081.
X • 2. - VALUTA'S VAN DE LIDSTATEN YAN DE E.M.A. parikoers tegenover de dollar, marges van de aan- en verkoopkoersen van de centrale banken en uiterste noteringen te Brussel op 31 mei 1965
Land
Oostenrijk België Denemarken Frankrijk Duitsland Griekenland IJsland Italië Nederland Noorwegen Portugal Spanje Zweden Zwitserland Turkije Verenigd-Koninkrijk
Parikoers (of gemiddelde koers) tegenover de U.S.-dollar 1
26,sch. BF 50,6,90714 DK 4,93706 FF 4,DM Dr. 30,LIsl.K. 43,Lires 625,Fl. 3,62 7,14286 NK 28,75 Esc. 60.Pesetas 5,17321 Z.K. 4,37282 Z.F. 9,T.P. 2 2.80
Marges van de koers van de U.S.-dollar in pct. van de parikoers (of van de gemiddelde dollarkoers)
Uiterste noteringen te Brussel
aankoop 4
verkoop
5
in Belgische franken
voor :
Verkoop (-I-)
Aankoop (-)
-4- 0,769 0,750 -1- 0,729 4- 0,748 0,750 -F 0,333 4- 0,140 4- 0,720 4- 0,760 + 0,800 -4- 1,148 -4- 0,750 0,759 4- 1,765 0,889 -I- 0,714 3
- 0,769 - 0,750 - 0,719 - 0,751 - 0,750 - 0,333 - 0,116 - 0,720 - 0,760 - 0,740 - 1,148 - 0,750 - 0,739 - 1,780
189,4080
195,2519
100 sch.
7,1325 9,9769 12,3139
7,3459 10,2806 12,6889
1 DK 1 FF 1 DM
7,8832 13,6052 6,8924 170,6499
8,1184 14,0223 7,1050 177,2519
100 Lires 1 Fl. 1 NK 100 Esc.
9,5203 11,1517
9,8101 11,7287
1 Z.K. 1 Z.F.
- 0,714 3
137,9575
142,0575
1£
1 I.M.F.-parikoers, behalve voor Zwitserland, waar de aangeduide parikoers diegene is die toegepast wordt door de centrale bank. Notering uitgedrukt in U.S.-dollar per pond sterling. De marges van het Verenigd-Koninkrijk kunnen niet geheel met die van de andere landen vergeleken worden; zij zijn de grenzen waartussen het pond, uitgedrukt in U.S.-dollars, schommelt, terwijl voor de andere landen de marges de grenzen aanduiden van de U.S.-dollarschommelingen, uitgedrukt in nationale munt. 4 (Parikoers van de BF tegenover de U.S.-dollar - marge uitgedrukt in BF van de aankoopkoers van de Nationale Bank van België voor de U.S.-dollar) : (Muntpariteit van de lidstaat tegenover de U.S.-dollar + marge, uitgedrukt in de munt van deze lidstaat, van de verkoopkoers van de centrale bank van deze lidstaat voor de U.S.-dollar.) marge uitgedrukt in BF van de verkoopkoers van de Nationale Bank van België voor de U.S.-dollar) : 5 (Parikoers in BF tegenover de U.S.-dollar (Muntpariteit van de lidstaat tegenover de U.S.-dollar - marge, uitgedrukt in de munt van deze lidstaat, van de aankoopkoers van de centrale bank van deze lidstaat voor de U.S.-dollar.) 2 3
Bibliografische referenties : Koerslijst der Fondsen- en Wisselbeurs van Brussel.
- 494 -
XI. - RIJKSFINANCIEN 1. - STAND VAN DE SCHATKIST 1 (miljarden franken)
Bron : Ministerie van Financiën. Uitvoering van de buitengewone begroting
Financiering van het begrotingssaldo Totaal begro:m. ting"--
Uitgaven &
Ontvangsten
Saldo
Gelden van derden
(1)
(2)
(3) = (2) - (1)
(4)
(5 )
Buitenla n dse geves t igde <'5 len ingen " en v lottende schuld
Uitvoering van de ge vone begroting
1959
108,4
100,2
- 8,2
18,1
0,2
-17,9
-26,1
+20,3
+ 0,2
+ 5,2
-1,0
+ 1,4
1960
111,2
108,1
- 3,1
28,7
0,3
-23,4
-26,5
+27,1
- 9,4
+10,6
-0,2
- 1,6
1961
126,0
120,4
- 5,6
14,6
0,4
-14,2
-19,8
+13,0
+ 5,5
+ 3,4
-2,5
+ 0,4
1962
130,1
131,2
+ 1,1
17,8
0,5
-17,3
-18,2
4-20,1
+ 6,0
- 9,3
-0,5
- 0,1
1963
143,0
139,5
-- 3,5
22,0
0,4
-21,6
-25,1
+17,4
+ 2,4
4-10,5
-3,7
--- 1,5 2
1961
155,3
157,8
+ 2,5
24,2
0,3
-23,9
-21,4
4-24,0
- 4,8
+ 2,9
A-0,3
- 1,0 2
1962 Eerste 9 na. ._
97,7
93,8
-- 3,9
11,7
0,3
-11,4
-15,3
+ 9,9
4-14,3
-- 8,4
-0,3
-- 0,2
1963 Eerste 3 m. ._ Eerste 6 m. -. Eerste 9 m. _.
39,8 73,4 105,3
32,6 63,8 103,8
-- 7,2 -- 9,6 --- 1,5
5,5 9,2 15,4
0,2 0,3 0,3
-- 5,3 --- 8,9 -15,1
-12,5 -18,5 -16,6
+ 4,9 + 6,0 +10,1
+ 6,3 + 7,5 + 3,4
+ 3,6 + 6,7 + 7,5
-2,6 -1,6 -2,6
+ 0,3 -- 0,1 2 -- 1,9 2
1964 Eerste 3 m. .Eerste 6 na. -. Eerste 9 m. -.
40,6 81,7 116,7
38,4 75,1 118,4
-- 2,2 -- 6,6 + 1,7
5,7 11,5 18,1
0,1 0,2 0,2
-- 5,6 -11,3 -17,9
--- 7,8 -17,9 -16,2
+11,8 +18,8 +18,8
-- 4,3 -- 6,4 -- 8,5
+ 1,3 + 2,3 + 3,3
+0,4 +1,8 +1,0
-- 1,4 2 + 1,4 2 + 1,6 2
14,6 12,8 13,2 14,5 11,4 15,2 14,1 9,6 11,3 12,2 10,5 15,9
15,7 11,3 11,4 12,3 11,3 13,1 21,9 10,0 11,4 11,8 11,6 16,0
+ 1,1 - 1,5 - 1,8 - 2,2 - 0,1 - 2,1 + 7,8 + 0,4 + 0,1 - 0,4 + 1,1 + 0,1
1,2 2,5 2,0 1,9 1,5 2,4 2,5 2,1 2,0 1,4 1,6 3,1
0,1
-
1,1 2,5 2,0 1,9 1,4 2,4 2,5 2,1 2,0 1,4 1,6 3,0
+11,8
+ 1,4 - 9,2 + 3,5 - 0,2
- 0,2 + 1,5
-1,2
- 4,0 - 3,8 - 4,1 - 1,5 - 4,5 + 5,3 - 1,7 - 1,9 - 1,8 - 0,5 - 2,9
14,9
16,3
+ 1,4
1,5
- 1,5
- 0,1
+ 2,2
Tijdvak
1964 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December 1965 Januari 1
2 3 4
._
Uitgaven vangsten aipn ta en
...
...
...
0,1 ...
...
...
...
...
...
0,1 ...
Saldo
(0) = (7) = (5 ) - ( 4 ) (3 ) + (6)
...
Binnenlandes geveetigdo leningen
vlottende " schuld
(8)
(9)
...
...
...
+ 0,1
+ 6,9 ...
...
...
+ 5,2 ...
...
Binnen-
-
0,1
- 1,8 - 3,9 + 1,0 + 0,8
- 3,5 + 1,2 + 6,0 - 0,6
(11)
Incasso en andere schatkistverrichtingen 3 (12)
...
2
- 0,3 - 0,1
-1,9 +0,3 A-0,9
- 0,1 2 - 1,3 2 + 5,4 2 - 0,5 2 - 2,1 2 + 0,6 2 + 0,1 2 0,5 2 + 2,0 2 - 0,7 2 - 3,9 2
..•
-0,8
- 0,7 2
...
- 0,2 + 0,4
+1,6 -1,6 A-1,5 A-1,5 -1,8 +0,2
+ 0,8
+0,8
...
+ 0,5 + 0,5 ...
...
-
De gegevens van deze tabel stemmen niet overeen met de cijfers van de officiële stand van de Schatkist, die aan liet Parlement wordt medegedeeld. Alle boekhoudverrichtingen geven inderdaad niet gelijktijdig aanleiding tot beweging van gelden. Bijv. de begrotingsaanwijzing van een overschrijving op do begroting voor orde brengt op het ogenblik van de verrichting geen enkele betaling teweeg. De cijfers van onderhavige tabel vertegenwoordigen de werkelijke uitgaven en ontvangsten. De boekhoudcijfers over de uitvoering van de begrotingen worden iedere maand in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd in do vorm van een tabel getiteld : it Overzicht van de uitvoering van de begrotingen e, opgesteld door het Bestuur der Thesaurie en Staatsschuld. Incl. de voorschotten aan gemeenschappen. Stijging : -; daling : •. Van 1963 af, inclusief de door de gewone begroting gefinancierde uitgaven van do Zelfstandige Kas voor Oorlogsschade.
- 495 XI - 2. - BELASTINGONTVANGSTEN (per begrotingsjaar) (miljarden franken)
A : werkelijke ontvangsten B : verschillen ten opzichte van de begrotingsramingen.
Bron : Ministerie van Financiën. Directe belastingen A
,O CO C, CO CO CD •71 Cq `31 CO
-.31 CO Cq
7-1 Cq Cq CO CO CO r-1 C9
13,2 13,4 15,7 16,6 17,6 18,1 19,6 22,0 23,8 24,5 25,9 6,3 6,3 2,5 2,3 2,2 2,4 2,0 2,6 2,3 2,3 2,6 0,5
-I- 0,3 + 0,4 + 0,6 + 1,0 + 1,0 - 0,3 - 0,6 - 0,9 + 1,1 - 0,2 - 0,1 + 0,1 - 0,4 + 0,2
...
...
...
- 0,1 + 0,2 - 0,3 + 0,3 - 0,1 - 0,1 + 0,3 - 0,1
- 0,1 - 0,6 + 2,6 -I- 1,7 + 1,8 - 2,0 + 0,2 - 0,1 - 1,9 - 0,5 + 1,0 + 1,6 - 0,2 + 0,6 + 0,4 + 0,4 + 0,5 + 0,1 + 0,1 + 0,2 + 0,3 + 0,4
...
...
...
...
...
...
4,7 5,0 5,6 5.5
- 0,2 - 0,3
1,8 2,0 2,5 2,6
B
24,0 24,7 28,0 31,4 33,2 32,9 35,9 38,5 44,6 48,5 52,5 14,6 15,3 5,3 4,9 5,1 5,0 4,5 5,1 5,3 5,0 5,5
•••
Cq -31 '31
I I I++1 ++1+++++++++++ +++++ ++++
32,7 30,3 32,2 35,0 38,5 36,1 39,5 41,4 44,0 51,4 54,2 7,1 8,5 3,9 3,7 5,1 13,8 3,1 3,2 3,6 3,9 4,5 6,2 1,4 0,9 3,2 2,4 2,9 3,8
1-1 CO 1--4 Cl COr-I 0 0 v-1 Cq 1-1 0 0 0 0 01-1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
1953 1954 1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964 Eerste 3 maanden _. 1965 Eerste 3 maanden ._ 1964 Arpil Mei Juni Juli Augustus . September Oktober November . December 1965 Januari Februari Maart 1965 Januari Februari 2.0 0 Maart P April
A
B
A
B
Totaal
Registratierechten
Douanen en Accijnzen
2
Begrotingsjaar
...
+ 0,1
...
+ 0,1 - 0,3 ...
B
A
69,9 68,4 75,9 83,0 89,3 87,1 95,0 101,9 112,4 124,4 132,6 28,0 30,1 11,7 10,9 12,4 21,2 9,6 10,9 11,2 11,2 12,6 6,7 1,4 0,9 9,7 9,4 11,0 11,9
- 1,3 - 3,6 + 1,6 + 5,5 + 6,7 - 4,1 + 0,4 - 0,1 - 2,2 + 1,5 + 1,9 + 2,1 ...
+ -:+ +
1,2 0,7 0,5 1,8
...
+ 0,6 + 0,3 + 0,5 + 1,0 + 0,7 + 0,1 + 0,1 - 0,1 ... + 0,1
+ 0,5
1 Excl. de provinciale en gemeentelijke opcentiemen, de ontvangsten van de muutsaneringsbelastingen en de ontvangsten voor rekening van Kongo en ' Rwanda-Burundi. 2 Incl. de bij voorbaat betaalde bedrijfsbelasting.
XI - 3. - INDELING VAN DE BELASTINGONTVANGSTEN (miljarden franken)
Bron : Ministerie van Financiën.
Dienstjaar 1964 Opbrengsten
I. Directe belastingen 3 Onroerende voorheffing Roerende voorheffing Bedrijfsvoorheffing Vooraf betalingen Personenbelasting (kohieren) Vennootschapsbelasting (kohieren) Verkeersbelasting op autovoertuigen Grondbelasting Mobiliënbelasting Bedrijfsbelasting Aanvullende personele belasting Nationale crisisbelasting Diversen 3 II. Douanen en accijnzen waarvan : douanen accijnzen bijzondere verbruikstaksen III. Registratie waarvan : registratie erfenissen zegelen gelijkgest. taksen .
Totaal ._ Verschil t.o.v. de begrotingsramingen
Dienstjaar 1964 : april 1964
2
Begrotingsramingen
Begrotingsramingen
Opbrengsten
Dienstjaar 1965 : april 1965 Begrotingsramingen
Opbrengsten
60,5
55,8
3,9
3,5
3,8
3,4
1,0
0,9 4,9 22,7 11,5 4,0 3,5
... 0,3 2,0 0,3 ... ... 0,1
... 0,3 1,8 0,2 ... ... 0,1
... 0,4 2,4 0,4 ... ... 0,1
0,4 2,2 0,3 ... .. . 0,1
•••
••.
... ... ...
... ... ...
...
... 0,4
5,4 26,6 13,4 2,7 1,4 ...
3,5 .••
0,3 2,3 1,2
... 1,8 0,8
3,6
...
...
...
• • •
...
2,6
2,2
1,2
1,1
0,5
28,2
27,7
2,5
2,3
2,6
2,5
8,3 18,7 0,9
7,1
0,6
0,7 1,8 0,1
0,8
20,4
0,7 1,7 0,1
60,0
55,5
5,3
4,7
5,5
5,5
6,0 2,6 50,9
4,7 2,6 47,6
0,5 0,2 4,5
0,4 0,2 4,0
0,5 0,2 4,7
0,5 0,2 4,6
139,0
11,7
10,5
11,9
148,7
_____ +
9,7
5
1,6
------______-
+ 1,2
1,7
11,4 ----
+ 0,5
1 Excl. de provinciale en gemeentelijke opcentiemen, de ontvangsten van de muntsaneringsbelastingen. 2 Het op 1 januari 1964 aangevangen begrotingsjaar 1964 werd op 31 maart 1965 afges oten. 3 Incl. de gelnde of terugbetaalde bedragen betreffende de afgesloten dienstjaren en de belastingen van niet-verblighouders (kohieren). N. 13. - De termijn van invordering der directe belastingen is langer dan het kalenderjaar. Voor deze belastingen zijn de cijfers dus maar definitief het afsluiten van liet begrotingsjaar. - De stnt'stielien betreffende de stand van de Rijksschuld zijn opgenomen onder hoofdstuk XVI. - Het Belgisch Staatsblad publiceert maandelijks volledige en omstandige gegevens over de fiscale ontvangsten.
na
- 496 XI
-
4.
-
BELASTINGONTVANGSTEN ZONDER ONDERSCHEID YAN BEGROTINGSJAAR 1 (miljarden franken)
Bron : Ministerie van Financiën.
Maandgemiddelden
3
Directe belastingen
Douanen en accijnzen
Registratierechten
Totaal
2
Waarvan : voorafbetalingen op do bedrijfsbelasting
1956
2,9
1,4
2,6
8,9
1957
3,2
1,4
2,8
7,4
0,41
1958
3,1
1,5
2,7
7,3
0,35
1959
3,2
1,7
3,0
7,9
0,40
1960
3,5
1,8
3,2
8,5
0,51
1961
3,6
2,0
3,7
9,3
0,53
1962
4,2
2,1
4,0
10,3
0,66
1963
4,4
2,1
4,4
10,9
0,93
1964
5,0
2,4
5,0
12,4
1,09
1963 Eerste 3 maanden Eerste 6 maanden Eerste 9 maanden
4,4 3,9 4,7
2,0 2,1 2,1
3,9 4,1 4,2
10,3 10,1 11,0
0,65 0,41 1,18
1964 Eerste 3 maanden Eerste 6 maanden Eerste 9 maanden
5,2 4,7 5,4
2,3 2,3 2,3
4,9 5,0 4,9
12,4 12,0 12,6
0,71 0,49 1,39
1965 Eerste 3 maanden
5,7
2,2
5,1
13,0
0,86
3,9 3,7 5,1 13,8 3,1 3,2 3,6 3,9 4,5
2,5 2,3 2,2 2,4 2,0 2,6 2,3 2,3 2,6
5,3 4,9 5,1 5,0 4,5 5,1 5,3 5,0 5,5
11,7 10,9 12,4 21,2 9,8 10,9 11,2 11,2 12,6
0,28 0,10 0,41 9,48 0,05 0,03 0,35 0,05 0,25
9,4 3,8 3,8 3,8
2,3 2,0 2,5 2,6
4,7 5,0 5,6 5,5
18,4 10,8 11,9 11,9
2,26 0,15 0,17 0,16
1964 April
Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December 1965 Januari Februari Maart April
0,41
1 Excl. d e provinciale en gemeentelijke opcentiemen, de ontvangsten van de muntsaneringsbelastingen en do ontvangsten voor rekening van 2 3
Rwanda.Burundi. Incl. de bij voorbaat betaalde bedrijfsbelasting. Alleenlijk jaarlijkse en trimestriële cijfers.
Kongo en
Bibliografische referenties : Tijdschrift voor Documentatie (Ministerie van Financiën). - Statistisch Jaarboek voor België. - Statistisch Tijdschrift van het - Belgisch Staatsblad (zie noot 1, van tabel XI - 1). - Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting (N.B.B.) : XXXIXe Jaargang, Deel II, nr 5, november 1954 : « Begrotingen voor 1064 en 1065 s.
— 497 —
XI - 4. — BELASTINGONTVANGSTEN ZONDER ONDERSCHEID YAN BEGROTINGSJAAR (miljarden franken)
TOTALE ONTVANGSTEN 22
22
i
it 11 18
1
1
/
1 I i I
1 1965
1 /
1
/
i 1
/‘
14
/■ ■
1
/
10
A
/
x
i
-/ A I ./ \ I .1 '‘ , .1
,'
14
• i 1964
/
..... / .•
—
18
■
— ..,
\
\I
...
-
I
11, ...,
/
/ .•
10
1963
1962
6
6
DIRECTE BELASTINGEN
14
14
A ' t
/
I
10
1
1965
10
1 1964
A 6
6 1962
2
woog
1963
DOUANEN EN ACCIJNZEN 4
4
0
0
REGISTRATIERECHTEN
ifJ
2 56 -
60
62
64
D
M
5
I. - VORDERINGEN EN SCHULDEN IN DE BELGISCHE ECONOMIE la. - UITSTAANDE VORDERINGEN EN SCHULDEN OP 31 DECEMBER 1960 Bron : Nationale Bank van België.
(Voorlopige cijfers)
(miljarden franken)
VORDERINGEN PER SECTOR EN PER SOORT Niet-financiële nationale sectoren
Financiële instellingen
.. . . -
Nihil of beneden F 50 miljoen
Bedrijven Paraen statale particulieren bedrijven
Niet gedane verrichting
(1:
tri tic
(1)
Accepten, handelspapier en promessen Verplichtingen in rek.-courant of voorschotrek.. Obligaties Andere leningen op halflange en lange termijn . Diversen (Aandelen en deelnemingen)
( 2)
le 1
Totaal Geld op zeer korte termijn Accepten, handelspapier en promessen Verplichtingen in rek: courant of voorschotrek. Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger . Andere leningen op halflange en lange termijn . Diversen (Aandelen en deelnemingen)
(8
Gelden van derden Certificaten op korte termijn Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger . Diversen
:TO
Sta hal
nat!
Totaal
(4)
sse ve 1re
Totaal Geld op zeer korte termijn Verplichtingen in rek.-courant of voorschotrek. Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger . Andere leningen op halflange en lange termijn Diversen
(5)
och sa k<
Totaal Reserves van de sociale verzekering Diversen Totaal
( 9)
Pullueling
Geld op zeer korte termijn (Belgische franken) . Accepten en handelspapier Verplichtingen in rek.-courant of voorschotrek. Overige verplichtingen op korte termijn (incl. de goudvoorraad van de N.B.B.) Obligaties Verplichtingen van de internationale kredietinstellingen uit hoofde van de inschrijving van België Diversen (Aandelen en deelnemingen) Totaal
(2)
Staat (Schatkist)
(3)
Overhe idssector niet elders là: verme ld (o. m. lager e ove rhe id)
Gegevens niet beschikbaar Sociale verzekering
(5)
Buiten/and Geldschep-
(6)
...
8,0 10,4 4,3 (154,6)
1,1 (0,1)
22,8
1,2
1,5
--•
-
15,2 ...
0,1 0,3
... ...
5,1 (0,7)
.
4,3 (3,2)
... 0,1 0,1 0,1 (3,2)
20,3
0,4
4,3
0,4
0,1
1,9 101,5 1,3
... 0,3 2,2 0,3 0,6
-
0,6 2,5 1,4 ...
104,8
3,3
-
4,5
-
...
-
16,1 ...
... ...
1,5
0,3 ... 4,2 0,4
17,6
4,9
3,3
9,4 3,2
. •.
1,9
12,6
...
-
...
-
•"
1,5 (. .)
(8)
26,1 25,2
(-)
2,4 0,2 1,0 68,2 1,6 (0,7)
......... ....... ....... 13,1 22,9 6,3 (2,0)
•• • • 68,2 0,5 (--)
73,5
42,3
71,7
6,6
•• 0,1 0,1 0,6 ... 2,2 •• • (...)
... ... ... ... 0,2 0,1 0,4 (0,9)
2,9 0,1
38,0 25,6 22,4 169,8 23,0 (157,8)
.______
(0,4)
7,5
0,2
51,3
--
•• 0,7 1,0 1,5 0,3 . • • •• • (.-)
... 0,7 ... (--)
- •• ... •• 3,1 1,5 ... •. • (»..)
5,6
3,5
0,8
4,6
8,3
3,0
0,7
51,9
... ... 0,5 0,5 0,5
... 33,8 8,3 11,5
31,0 42,3 26,3 37,2
... 2,6 3,7 ... ...
... 2,0 27,3 2,5 0,1
... 0,3 34,5 2,6 1,7
0,4 10,2 5,3 0,5 0,1
5,4 - 0,1 1,4 0,8 ...
39,4 93,8 212,4 57,2 3,0
1,6
53,6
136,9
6,3
31,9
39,0
16,5
7,5
405,8
...
...
...
... ...
0,5 ...
... 1,0 ... -
... ... 1,0 2,8 0,6 ...
...
0,2 ...
... 2,1 1,1 ... ...
6,2 7,1 ... ...
... ... 1,0 ... 39,4 • ..
... ... - 0,6 ... ... 1,6
... 2,1 26,6 9,9
4,3
13,3
40,4
1,0
89,6
-
1,0 1,0
9,4 6,8 16,2
... 1,7 • ..
... 0,6 ...
0,2 7,8 1,1
•• • - 0,1
84,9 16,0
0,2 0,2 ...
0,1
•• •
3,0 ... 0,1 ... _________ 1,4 ________ _____ 1,0 (...) -------
0,2
- • • ________________. •- 4,9 3,1 0,2 •• • (...)
-
----
...
...
...
0,6
...
1,9
...
-
...
...
0,6
...
-
...
...
... 0,4
25,8
6,6 ... ... ... ... (...)
(...)
•• '
...
15,8 9,0 (0,4)
(13) = (1) tot (12)
(12)
0,2
1,0
1,3
Totaal ven de schulden
•' •
3,2
-
1,3
(7)
0,5
1,0
(0,1)
Rentenfonds
...
•
bepaalde sectoren en aanpassingen
pende instellingen
3,3
9,5
9,5
...
Inst. voor verzekering Spaarkassen, Niet-geldop het leven hypotheekscheppende en tegen en kapitaliopenbare arbeidssatiemaatkredietongevallen, schappijen instellingen pensioenfondsen (10) (11) (9)
-
-
...
-
0,2 5,1 1,1
... -
-
84,9 0,9
0,9
-
4,4
(. .) 0,8
( --)
(0,8)
( --)
-
96,6
0,9
...
0,4
3,3
•• • 0,2
-
-
-
0,5 ( 1 ,2)
( --)
3,3
2,4
0,1 0,9
1,1 29,2 5,6 4,0
11,0 (18,0)
44,1 6,9
20,2 10,8
...
(.
278,8
) 0,5
141,1
(7 )
nde instellingen
Geld Geld op zeer korte termijn Brutoverplichtingen tegenover het buitenland Deviezendeposito's van de ingezetenen Inlagen op spaarboekjes van de ingezetenen Termijndeposito's van de ingezetenen Verplichtingen niet elders vermeld Obligaties (incl. kasbons) Diversen (Aandelen en deelnemingen)
(8;
ben
Totaal ... Geld op zeer korte termijn Certificaten op korte termijn Verplichtingen in rek.-courant of voorschotrek Verrichtingen met recht van wederinkoop Dotatie Diversen
ger Ph rbe ndk
EO'
n, dis 'PP (0)
e i.
Totaal
che ie t 1)
. • •
0,2 (0,2)
254,6
1,9
2,7
-
•• • -
2,8 -
-
...
2,8
2,7 104,3 0,6 8,0
Totaal ...
120,0
Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger . Reserves van de sociale verzekering Wiskundige reserves Diversen
Direct opvraagbare deposito's Geld op zeer korte termijn Inlagen op spaarboekjes Termijndeposito's Verplichtingen in rek.-courant of voorschotrek. . Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger . Diversen (Aandelen en deelnemingen) Totaal
2 - *g .... 3 ..; ,fg; 'C ._-_ Z ta 8..a
-
0,6
0,4 4,0 (1,1)
-
-
_______ 0,2 21,5 -
•• •
•• •
-----
0,7
21,8
9,3
...
•• • •• • -
•• • -
•• •
•• • 5,8 •• • •• • •• •
-
•• • •• • •• • •• •
•• • •• • •• • •• •
...
...
5,8
-
•• •
-
... •• • •• •
-
0,1
.. ...
3,1
0,2
-
0,6
0,2
...
3,2
... ... 16,7 118,8 0,2
.. • ... -
•• • •• • 0,6
•• • ... -
•• • 0,1 0,9
135,7
...
0,6
... 0,4 . • .
-
•• • ... •• •
•• • 2,3
•• • (0,1)
0,4 ... -
• •• ... ...
...
...
•• •
309,9
•• • •• • •• • -
•• • •• • •• • 0,1
••• 5,8
•• •
•• •
0,1
8,7
0,3 •• • 0,1
0,3 •• • •• •
... •• • 0,4 - • •
3,4 104,3 4,8 8,0
-
-
•• •
•• •
•• • 1,7
0,4
0,2
•• •
0,1
0,2
•• •
0,2
0,4
•• • 0,1 -
•• • 0,8 -
•• • ... •• •
•• • 0,2 •• •
- • • 4,3 0,5
•• •
1,0
0,1
0,8
...
0,2
4,8
0,1
0,1
0,1
...
••• 5,9 16,7 118,8 2,6
...
0,8
144,1
•• • ...
- • • 0,4
•• •
•• • (...)
•• • 0,2 •• • •• • (.••)
•• • •• • ... ... 1,9 3,0 (...) 5,3
5,4 ...
(...)
(...)
(0,2)
(-)
3,1
1,3
1,8
5,5
0,4
17,7
21,4
0,2
1,1
- 1,2
- 0,8
4,2
77,3
0,4
0,5
- 0,2
- 2,0
54,3
14,6
14,6
87,9
320,4
9,7
135,9
134,4
133,0
(...)
62.3
0,3
10,1
- 4,2
2,2
755,9
16,0
0,4 6,1 (1,1)
- • • 0,4 0,4
1,7 ...
0,2 ... 0,2 (...)
0,1
127,0
0,8 0,4
... ... 10,1 (0,7)
2,3
0,2
••• ••• 2,8
2,1
0,3
•• • 0,1 •• • •• • 0,5 9,1 7,8 0,2 (...)
-
7,5
220,5 2,3 21,5 7,2 15,6 19,1 8,3 7,6 7,9 (6,6)
7,5
1,2
_ ... 0,4 ...
0,9 3,3 0,9 ... 54,6 ... 2,6 (0,6)
... ...
0,9 ... -
0,7 •• • -
7,4
1,3 8,0 •• • (0,5)
1,6 0,7 -
7,4 •• • -
... •• • •• • •• • 12,8 8,6
-
1,4 0,8 3,3 3,5 0,5 85,1 18,8 16,0 (1,5) 129,4 7,4
( 1) to t ( 12)
d «.
( 13)
IM.
1,9 ... -
Direct opvraagbare deposito's Inlagen op spaarboekjes Termijndeposito's Obligaties (incl. kasbons) Wiskundige reserves van de kapitalisatiemaatschappijen Diversen (Aandelen en deelnemingen)
Totaal
2,3 0,2
205,3 7,2 15,6 18,7 7,6 0,2 (5,8)
Totaal van de vorderingen
Voot : Wegens de afrondingen zijn de totalen niet noodzakelijk gelijk aan de som van de posten. 1 Voor de jaren 1957 tot 1059, ef. Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting, XXXVIIIe Jaargang, Deel I, nr 2, februari 1963.
33,1
1.709,9
XII - ib. - UITSTAANDE VORDERINGEN EN SCHULDEN OP 31 DECEMBER 1961 (miljarden franken)
Bron : Nationale Bank van België.
(Voorlopige cijfers)
VORDERINGEN PER SECTOR EN PER SOORT Niet-financiële nationale sectoren Financiële instellingen ...
-
Gegevens niet beschikbaar Nihil of beneden F 50 miljoen
Bedrijven Paraen statale particulieren bedr ijven
Niet g edane verrichting
!rij tic] (1)
(1)
Accepten, handelspapier en promessen Verplichtingen in rek.-courant of voorschotrek Obligaties Andere leningen op halflange en lange termijn . Diversen (Aandelen en deelnemingen)
2)
e 1
Totaal ... Geld op zeer korte termijn Accepten, handelspapier en promessen Verplichtingen in rek.-courant of voorschotrek.. Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger . Andere leningen op halflange en lange termijn . Diversen (Aandelen en deelnemingen)
(3
Gelden van derden Certificaten op korte termijn Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger . Diversen
TO
ita hot
lële
Totaal
3 n, ve re (4)
Totaal Geld op zeer korte termijn Verplichtingen in rek.-courant of voorschotrek. Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger . Andere leningen op halflange en lange termijn . Diversen
(5 )
oein eekt
Totaal
(6)
Bu itenland
Totaal Geld op zeer korte termijn (Belgische franken) . Accepten en handelspapier Verplichtingen in rek. courant of voorschotrek Overige verplichtingen op korte termijn (incl. de goudvoorraad van de N.B.B.) Obligaties Verplichtingen van de internationale kredietinstellingen uit hoofde van de inschrijving van België Diversen (Aandelen en deelnemingen) Totaal
(3)
Sociale verzekering
Buitenland
(5 )
(6)
(7)
(8)
(0,5)
(-)
1,9 0,2 1,0 76,2 1,8 (0,7)
....___.
0,2 -
30,5 28,9 ... ...
0,2
59,4
-
... 0,7 1,3 1,6 1,0 ... ... (...)
•• • -0,6 ... (-)
8,1 10,4 4,7 (162,1)
... 0,1 1,0 (0,1)
...
...
...
1,6 (. .)
0,2
7,9 (0,1)
23,2
1,]
1,6
0,2
7,9
-
0,1
...
...
14,5 ••.
0,1 0,3
... ... ...
... 0,1 0,1 0,2 (4,2)
... ... (...)
5,1 (0,7)
______
4,5 (13,8)
Inst. voor Spaarkassen, verzekering Niet-geldo p he hypotheekh tleven scheppende , . en tegen en ko . i ] . openbare a . ' - 1arbeidssatiemaatkredietongevallen, schappijen instellingen pensioenfondsen (10) (11) (9)
Geldscheppende instellingen
-
2,3 2,8 1,1 1,6 ____.
Rentenfonds
Niet bepaalde sectoren en aanpassingen (12)
Totaal an de schulden
(13) = (1) tot (12)
13,3 26,4 6,8 (2,2)
3,3 0,1 ... 75,5 0,5 (-)
7,8 ... ... ... ... (...)
43,5 29,2 22,6 188,7 24,4 (165,8)
81,2
46,5
79,4
7,8
308,3
•• • 0,1 ... 3,2 1,3 ... ... (•••)
... _____ ____ ... 4,9 3,5 0,2 ... (•••)
... 0,5 0,1 0,5 ... 2,5 0,1 (•..)
... ... ... ... - 0,2 0,1 0,4 (0,9)
0,1 1,3 1,3 27,8 8,8 4,1 11,7 (19,5)
19,6
0,5
4,5
0,4
...
7,8
4,5
0,6
4,6
8,6
3,6
0,3
55,0
1,9 ... 105,4 ...
... 0,3 2,2 0,3 0,8
-
0,2 2,7 1,4 ...
... ... 0,8 0,5
... 19,9 9,0 16,7
31,1 51,5 30,3 36,8
... 1,1 3,8 ...
... 4,3 28,5 2,5 0,1
... 0,6 35,6 2,7 0,6
0,4 12,2 6,4 0,5 0,1
7,0 - 0,1 1,4 0,6 ...
40,5 92,5 224,8 60,5 1,9
107,3
3,6
-
4,3
1,6
45,7
149,7
4,9
35,4
39,4
19,7
8,8
420,4
-
...
-
...
...
...
15,3 ... ____ 1,6
0,4 ... 4,4 0,4
... ...
0,1 ...
... •• •
0,5 ...
... 3,4 0,6 ...
3,7
•• •
... 1,2 ... -
... •• • 1,1 2,7 0,5 ...
... ... 6,0 7,4 ... ...
... ... 1,1 ... 44,2 ...
... ... - 0,1 ... ... 3,7
... 3,4 26,1 10,1 49,1 9,4
16,9
5,1
3,7
0,1
...
0,5
3,9
1,2
4,3
13,4
45,3
3,6
98,1
-
2,3
-
-
-
•
•• •
...
__ ...
_. 0,6
...
1,1
9,6 6,5
12,1
...
2,3
...
-
•• -
•• •
0,6
. . .
1,1
16,1
-
...
-
-
... 5,4 2,0
... -
... 2,6 ...
... 0,7 .. .
... 9,7 2,0
9,0
..
0,9
-
96,2 1,5
0,9
•• • 0,2
.. . - 0,5
96,2 16,4
1,1 (0,1)
12,2 10,7 (0,4)
-
...
(-)
8,0
-(-)
...
20,2 12,2
1,1
23,8
...
...
-
0,9
0,3
156 , 7
9,6 2,4
Reserves van de sociale verzekering Diversen
(2)
Staat (Schatkist)
Overhe idsse ctor n iet e lder s Ir: ver meld (o.m. lagere overhei d)
-
-
9,0
... ... ------ -----
(0,9) 113,1
... 1,0
... ____
0,4
3,9
-
-
(...)
(1,3)
0,4 (--)
1,4
3,9
3,1
Geld Geld op zeer korte termijn Brutoverplichtingen tegenover het buitenland Deviezendeposito's van de ingezetenen Inlagen op spaarboekjes van de ingezetenen Termijndeposito's van de ingezetenen Verplichtingen niet elders vermeld Obligaties (incl. kasbons) Diversen (Aandelen en deelnemingen) Totaal
SCHULDEN PER SECTOR EN PERSOORT
Geld op zeer korte termijn Certificaten op korte termijn Verplichtingen in rek.-courant of voorschotrek. Verrichtingen met recht van wederinkoop Dotatie Diversen
(9)
Sp aar kassen, hyp otheeken kap italisatiemaatsehapp ijen
Totaal Direct opvraagbare deposito's Inlagen op spaarboekjes Termijndeposito's Obligaties (incl. kasbons) Wiskundige reserves van de kapitalisatiemaatschappijen Diversen (Aandelen en deelnemingen) Totaal Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger Reserves van de sociale verzekering Wiskundige reserves Diversen Totaal Direct opvraagbare deposito's Geld op zeer korte termijn Inlagen op spaarboekjes Termijndeposito's Verplichtingen in rek.-courant of voorschotrek. Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger Diversen (Aandelen en deelnemingen) Totaal
2,7
_______ ...
1,1 ... --
0,4
--
...
... ...
...
...
8,5
1,4
0,4
8,5
... -... ... _... ...
... -... ... -... ...
... -... ... --
... -... --. -0,1 0,1
-__ ---
... ... ...
0,5
0,2
... 0,1
... ...
...
217,4 --8,0 16,3 27,0 -8,6 0,1 (6,1)
_______
277,3
2,7
3,6
10,3
0,6
35,3
12,0
5,8
2,2
-------
...
----2,8 --
... ... ----...
... -----...
... ... ----...
... 11,0 ... ... -... 11,0
--------
...
3,3 ------
...
...
------
0,2 (0,2)
--
...
2,8
2,8 113,4 0,6 9,0
...
... --
10,3
0,6
... --
... --
... --
-------.
35,3 -----
...
...
-------
-1,4 --__ __ 10,5
2,6 --__ -3,2
...
...
1,6 0,6 --
. .. .. ___ _ _ _ -...
0,6
3,1
...
... ... ... ... ...
(0,1)
(0,5)
...
'" --
...
... ...
237,4 4,6 35,3 8,0 16,3 27,3 13,8 8,6 8,8 (6,9) 360,2
... 11,0
... ... 2,8
0,1 13,9
0,3
3,9 113,4 4,7
...
9,0 0,5 6,5 (1,2)
-...
-...
-...
--
___ _ _ _ __ _ _ .
__
...
0,1
...
-...
... 1,9
130,5
...
...
...
3,4
__ _______
0,2
-
0,1
0,6
0,2
2,2
137,9
... ...
...
... 0,1 -1,0 1,1
... 0,1 _______
...
... 0,1 -... 0,1
...
... ...
... ... ... ...
...
17,2 128,5 0,4
... ... --
... ... -... ...
... 0,9 -0,9
7,1 17,2 128,5 3,7
1,8
156,5
0,5
.. ... ... ... ... 1,0
...
1,5
0,5 4,3 (1,2)
146,1
1,0 --
0,6
--...
2,5
0,1 ...
... ...
... 0,1 ...
2,5 (0,8)
(...)
10,3 (0,7)
(...)
71,4
0,5
10,3
3,3
1,5
- 4,2
2,4
1,3
- 1,5
809,2
17,7
54,4
17,1
3,8 1,4
... ...
0,6
0,4
... 62,6
...
... ...
0,2
0,1
0,9
-0,9
... ________ ... --- - -- - __ -__ -_____ ____ ... 0,4
2,0 0,3
... ... --
...
0,5
0,3
----
... ...
6,7 0,5
0,5
... (0,1)
-(--)
2,6
7,3
0,9
-1,3
4,2
9,9
14,9
96,5
371,8
0,4
... _ ______ ___ (...) (...)
0,5 8,9 7,6 0,3
5,0
--
0,9 5,8
... ... ... ... ... 14,4 9,8
... ... ... 0,1 0,3
...
0,2
1,4
... ... ... ...
3,8 4,3 0,6 96,7 20,7 16,7 (1,7)
(...)
... (...)
... ... (...)
(...)
17,6
24,2
0,5
5,7
0,5
1,0
- 0,8
- 3,2
--
14,8
147,8
143,9
149,1
40,0
2,1 3,3
145,8
...
-..M aïs. •istam Z
egmm2 4■21
8,4,
( Si) ( Si)
%0 4 ( I)
Totaal van de vorderingen
Noot : Wegens de afrondingen zijn de totalen niet noodzakelijk gelijk aan de som van de posten.
1.877,2
XII
-
2.
-
BEWEGING VAN DE VORDERINGEN EN SCHULDEN IN 1961 1 (miljarden franken)
Bron : Nationale Bank van België.
(Voorlopige cijfers)
VORDERINGEN PER SECTOR EN PER SOORT Niet-financiële nationale sectoren
Financiële Instellingen
Gegevens niet beschikbaar ...
-
ti ..
Nihil of beneden P 50 miljoen
Bedrijven Paraen statale particulieren bedrijven
Niet gedane verrichting
Staat
(Schatkist)
o, 72, :,„ . -*
1>g•eils":31 :0-gg - .2 ' 5 ,,j 2 á ts'
Sociale
Buitenland Geldschep-
verzekering
it'a. >. 6 t;
pende instellingen
Rentenfonds
(7 )
(g)
(9)
-
- 0,5 - 0,1 ... + 8,1 + 0,2
() (2)
(1)
❑ c.p.2 ::-.-.0 ,.-- z-2 4' k'. ,j1,
Accepten, handelspapier en promessen Verplichtingen in rek.-courant of voorschotrek. Obligaties Andere leningen op halflange en lange termijn Diversen (Aandelen en deelnemingen)
(2) (8 (4)
ve !re
ese
(5)
ocie ee k(
...
...
+ 0,3
0,1 ( 1 0,1)
+ 0,1 (...)
-- 0,1
--
- U,1
+ 0,1
(+ 4,2) + 0,4 -
-
+ 0,1
- 0,6
+ 0,2
Gelden, van derden Certificaten op korte termijn Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger . Diversen
- 0,1 ... + 4,6 - 1,3
... ... + 0,1 ... + 0,2
--
Totaal ...
+ 3,2
+ 0,3
Reserves van de sociale verzekering Diversen Totaal
(6)
...
Totaal ...
Totaal
Buitenland
+ 0,1 ...
- 0,6 ...
Geld op zeer korte termijn Verplichtingen in rek.-courant of voorschotrek. Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger . Andere leningen op halflange en lange termijn . Diversen
Geld op zeer korte termijn (Belgische franken) . Accepten en handelspapier Verplichtingen in rek.-courant of voorschotrek. Overige verplichtingen op korte termijn (incl. de goudvoorraad van de N.B.B.) Obligaties Verplichtingen van de internationale kredietinstellingen uit hoofde van de inschrijving van België Diversen (Aandelen en deelnemingen) Totaal
(6)
(5 )
-
Geld op zeer korte termijn Accepten, handelspapier en promessen Verplichtingen in rek.-courant of voorschotrek. Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger . Andere leningen op halflange en lange termijn . Diversen (Aandelen en deelnemingen)
; TO
Sta he t
nati
le 1
Totaal
(4)
(3)
(
...
- 0,7 ... ._.....___
...
0,1
... ...
+ 0,2 (A- 0,5)
(+ 1,0)
+ 0,2
...
... + 0,1 ... + 0,1
-
- - •
- - •
.)
-
-
(...)
...
...
+ 4,4 + 3,6 ...
-- 0,2 (...)
-
( k1,5) (1 0,1) -
-
- 0,2
...
- 0,1
...
... ...
- 0,7 + 2,7 + 0,6
Inst. voor Spaarkassen, verzekering Niet-geldop het leven scheppende hypotheeken tegen en kapitaliopenbare arbeids• actiemaatkredietongevallen, scheppijen instellingen pensioenfondsen
+ 8,0 - - + 0,2 + 0,1 + 0,7 ...
(--)
(...)
Totaal van de schalden
Niet bepaalde sectoren en aanPassingen
(13) = tot (12)
(10)
(11)
(12)
(1)
....... ______ + 0,2 + 3,4 + 0,3 (-E 0,2)
+ 0,4 ... ... + 7,3 ... (--)
+ 1,2 ... ... ... ... (...)
+ 5,4 + 3,6 + 0,2 + 18,7 + 0,6 (A- 6,0)
--
+ 7,7
+ 3,0
+ 7,7
+ 1,2
+ 28,5
•• • - 0,1 ... -
•• • + 0,1 ... ... - 0,2 ... ...
•- • ... ... + 0,4 ... ...
•- • + 0,3 •• - 0,1 ... + 0,3 ...
--•- • •- • ... - 0,4 ... ...
•- 0,4 0,2 1,5 3,2 - - • + 0,8 (± 1 , 5 ) + 3,1 + + +
(...) ---------- 0,1 + 2,2
(...)
(--)
(...)
(...)
(...)
(...)
+ 0,9
- 0,2
- 0,1
+ 0,4
+ 0,6
- 0,5
- 0,5 + 0,2 ... ...
... ... -- 0,2 ... - 0,2
... -- 9,9 + 0,6 + 5,1
+ 0,1 + 9,2 + 4,0 - 0,8
... - 1,5 + 0,1 ... ...
... + 2,3 + 1,2 - 0,1 ...
... + 0,3 + 0,9 + 0,1 - 1,2
... + 2,0 + 1,1 ...
+ 1,6 - 0,3 + 0,3
+ 1,2 + 2,3 + 12,4 + 3,3
--
- 0,3
-- (),4
-- 4,2
4 12,5
- 1,4
+ 3,5
+ 0,1
+ 3,2
+ 1,6
+ 18,1
-
...
...
... + 1,3 ... ...
... + 0,2 ... -
... ...
...
... ...
...
+ 0,1 - 0,1 ... ...
- 0,2 + 0,3 ... ...
+ 0,1 ... + 4,8 ...
+ 0,2
+ 4,9
... ...
... ...
... ... ... ____
•• ' "•
-
+ 0,4
+ 0,1
•• ' + 2,1
+ + + +
... 1,3 0,5 0,2 5,0 2,5
+ 2,1
+
8,5
"'
•••
...
- 0,7
+ 0,2
+ 0,4
...
...
...
+ 1,2
+ 0,2
...
+ 0,2 - 0,3
...
+ 0,4
...
--
-
-
-
-
-
-
-
+
0,2
- 1,1
...
+ 0,4
...
-
...
...
...
...
...
...
-
0,7
...
...
...
...
...
...
_________
+ 0,8
+ 0,1
+ +
0,1
+ 0,6
-
...
-
- 0,1 (-
- 0,2
1,7)
(. .)
...
- 0,2
... + 1,7
(.
-
-
----
+ 0,3
--
+ 0,9
--
-
+11,3 + 0,1
...
--
+ 3,6 -
--
(--)
)
+ 1,6
_____
...
...
--
(1 0,1) -
+16,0
... ... -
+ 0,7 -
1,9 0,9
...
... + 0,1
+ 11,3 + 0,3
- 0,1
- 3 6 ...
+
,
(--)
(...)
(-1- 0,1)
(...)
(...)
...
+ 0,6
+ 0,7
+ 0,7
- 3,8
(
-
... 1,4
1,5)
+ 15,6
( 7)
Ge ldschepp en de instellingen
Geld Geld op zeer korte termijn Brutoverplichtingen tegenover het buitenland Deviezendeposito's van de ingezetenen Inlagen op spaarboekjes van de ingezetenen Termijndeposito's van de ingezetenen Verplichtingen niet elders vermeld Obligaties (incl. kasbons) Diversen (Aandelen en deelnemingen)
ten
(8:
Totaal _ Geld op zeer korte termijn Certificaten op korte termijn Verplichtingen in rek.-courant of voorschotrek Verrichtingen met recht van wederinkoop D otatie Diversen
(8)
wr
ger P rbe n d!
EC
;n, a lle
e 1
Totaal Direct opvraagbare deposito's Inlagen op spaarboekjes Termijndeposito's Obligaties (incl. kasbons) Wiskundige reserves van de kapitalisatiemaatschappijen Diversen (Aandelen en deelnemingen)
ie t
1)
chE
+ 0,8 ... -
1-22,2
+ 0,8
... (-
-
-
-
...
____
...
+14,2
+ 2,7
+ 5,8
- 0,2 +14,4 ---
+ 0,9
'• ' + 2,9
+ 0,2 + 2,5 ... (. .)
' ••
... - 0,2 -
-- 0,2
+ 0,2
...
... + 5,2 ... ... ...
-
... •• • •. • ...
-
...
...
...
...
...
+ 5,2
--
...
...
...
...
-
... ...
Totaal ...
+10,5
Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger . Reserves van de sociale verzekering Wiskundige reserves Diversen
-. ...
___________
-
+ 0,1
- 0,2
...
...
_______
... ... + 0,1 + 8,7 + 0,3
... ... ...
... ...
... ... ...
... ... ---
... ... -____ _ . _ .
... + 0,1 --
+ 9,0
...
...
...
+ 0,1
...
+ 0,1
...
+ 0,9
.. •
... ... -
...
••• ... + 1,0
...
... ... ... -
- 0,2
... ... - 0,1
- ... ____________ •. •
... ... -
... .
... ... -
••• -
... -
+ 0,2 _ _____ __
+ 0,2 ... -
-
... -
-
ggla :3ia,.-' .,1 '3..'", . 52
... ... _________
-
... + 0,3 ( + 0,1)
Totaal
.)
... + 2,6 + 3,2 -
+ 2,9 ... _
.
... ... + 0,1
Direct opvraagbare deposito's Geld op zeer korte termijn Inlagen op spaarboekjes Termijndeposito's Verplichtingen in rek.-courant of voorschotrek Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger . Diversen (Aandelen en deelnemingen)
+ 1,0 -
+ 0,1 + 9,1 ... + 1,0
Totaal
... •• • •• • - ..
+ 0,2 ... ...
...
•• • •- •• • •• •
•• • -• • •• . -
...
...
... ... ...
... ... + 0,1
. ••
•• • + 0,3
( 13)
+ 50,3
+
• .• 5,2 ••• ••• ... ...
+
5,2
+ +
0,4 9,1 0,1 1,0
-
...
...
+ 0,3
...
+ 0,4
+ 10,9
•• • ... -
•• • - 0,2 -
•• • + 0,7 + 0,4
•- • ... ...
... + 0,5 + 0,2
+ + + +
- 0,2
+ 1,0
...
+ 0,8
+ 10,8
... + 0,2 ... ... - 0,2 -- 0,2 + 0,1 (...)
... ... ... ... ... + 1,6 + 1,1 •• • (...)
... ... ... ... + 0,1 + 0,1 ... (...)
... - 0,2 ... ... ... ... + 0,2 + 0,4 (...)
+ 0,1 + 0,6 + 0,6 + 0,8 + 0,1 + 11,6 + 1,9 + 0,6 (+ 0,2)
+ 0,3
+ 16,4
... ... ... ... + 0,1 ... ... ------... + 0,1 ... . •. ... + 0,2 (...) (...)
... ... ... + 0,2 ... - 0,1 ... ... (...)
... ______ - 0,1 + 0,2 ... ___ ... _-__
... - 0,1 ... ...
+ 0,3 + 0,3 ... + 0,3 ... _____ ----(...) (...)
+ 1,4 + 0,5 ... (...)
+ 0,5 + 0,1 ... (-)
+ 9,1
+ 0,2
+ 0,2
+ 0,1
+ 0,2
+ 0,8
+ 1,8
+ 0,6
- 0,1
+ 2,8
+ 0,3
...
+ 0,2
-- 0,3
- 0,2
+ 0,2
- 3,6
+ 2,9
+ 0,1
+ 0,5
- 1,5
--1,3
+ 0,1 + 0,1 + 0,5 ... + 8,0 ... - 0,1 (+ 0,2)
+ 16,7 + 2,4 + 14,3 + 0,7 + 0,6 + 8,0 + 5,5 + 1,0 + 1,0 (+ 0,3)
...
•• •
-
..
+ (+
-
• •• 0,4 0,1)
... 1,2 0,1 8,7 0,9
2,4
..............
( 1) tot ( 12)
z
+11,8 + 0,7 + 0,6 + 8,0 + 1,0 ... (+ 0,4)
Totaal van de vorderingen
+52,0
+ 1,7
+ 3,7
+ 2,4
- 0,3
Noot : Wegens de afrondingen zijn de totalen niet noodzakelijk gelijk aan de som van de posten. Jaargang, Deel I, nr 2, februari 1963. 1 Voor de jaren 1958 tot 1959, ef. Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting, XXXVIII0
+ 9,4
+51,4
+ 5,0
+11,8
+ 7,9
+16,1
+ 3,0
+164,3
XII - 3a. - UITSTAANDE VORDERINGEN EN SCHULDEN OP 31 DECEMBER 1960 Totalen per sector (miljarden franken)
Gegevens niet beschikbaar ...
Bedrijven en particulieren
Nihil of beneden P 50 miljoen
Parastatale bedrijven
Staat (Schatkist)
Niet gedane verrichting (2)
(1)
Overheidssector niet elders vermeld
Nietfinanciële Sociale verzekering
samen
(4)
(8)
Buitenland nsaectitoonrealne
Geldscheppende instellingen
(5)
(6) = (1) tot (5)
(7)
22,8
1,2
1,5
0,2
7,5
33,2
0,2
51,3
2. Parastatale bedrijven
20,3
0,4
4,3
0,4
0,1
25,4
5,6
3,5
104,8
3,3
4,5
1,6
114,2
53,6
17,6
4,9
...
26,0
0,5
-
14,5
4. Overheidssector meld
niet
elders
12,6
6. Niet-financiële nationale sectoren samen 7. Buitenland 8. Geldscheppende instellingen
178,0
9,8
11,0
9,5
1,3
25,8
254,6
1,9
2,7
...
120,0
11. Instellingen voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongevallen, pensioenfondsen
135,7
12. Niet-geldscheppende openbare kredietinstellingen
62,3
0,3
10,1
572,6
2,7
16,4
4,2
2,2
1,1
755,9
16,0
54,3
35,9
-- 357,5
14. Niet bepaalde sectoren en aanpassingen 15. Totaal van de schulden vorderingen
0,6
...
5,3
Financiële instellingen samen
instellingen
(11)
(12)
Niet bepaalde sectoren en aanpassingen
(13) = (8) tot (12)
(14)
Totaal van de schulden
=
( 15)
(6) -I- ( 7) + (13) + (14)
73,5
42,3
71,7
238,8
6,6
278,8
0,8
4,6
8,3
3,0
20,2
0,7
51,9
136,9
6,3
31,9
39,0
16,5
230,6
7,5
405,8
3,2
1,0
4,3
13,3
40,4
62,1
1,0
89,6
0,6
1,0
16,2
9,2
...
213,3
59,9
36,6 7,4
2,8
10. Spaarkassen, hypotheek- en kapitalisatiemaatschappijen
13. Financiële instellingen samen
0,2
3,3 1,9
-
9. Rentenfonds
de
-
Niet-geldscheppende openbare krediet,.
ver-
5. Sociale verzekering
16. Saldo van schulden
(10)
(9)
(8)
1. Bedrijven en particulieren
3. Staat (Schatkist)
Instellingen Spaarkassen, voor ; hypotheek- opleven p iz,e Rentenfonds en kapitalien tegen arbeidssatiemaatongevallen, scheppijen pensioenfondsen
0,7
...
...
0,2
0,6
21,8
2,8
...
...
194,9
8,0
114,2
103,6
131,6
552,4
16,8
842,3
96,6
0,9
0,8
3,3
2,4
104,0
0,5
141,1
2,3
1,2
0,4
13,3
7,5
309,9
5,8
0,1
8,7
1,0
2,1
127,0
5,9
0,8
144,1
9,3
...
5,8
-
0,2
...
0,2
0,4
...
0,2
4,8
...
...
...
3,2
124,0
1,0
137,2
0,1
0,8
3,1
1,3
77,1
1,8
5,5
0,4
17,7
21,4
0,2
45,1
5,3
129,4
10,6
6,2
608,5
23,8
21,6
0,4
20,4
27,8
0,9
71,1
15,8
719,1
2,9
4,2
7,3
0,4
0,5
2,0
6,0
855,4
87,9
320,4
9,7
135,9
133,0
733,5
...
-
267,3
0,6
•. •
1,2
-
14,6
0,8
-
14,6
-
0,2
0,3
...
-
134,4
-
7,4
33,1
1.709,9
25,7
-
en -1- 477,1
-
-
75,0
-
1,6
-I-
13,1
-
53,2
+
10,5
+
1,0
+
8,9
-
9,7
+
3,6
+
14,4
+
XII - 3b. - UITSTAANDE VORDERINGEN EN SCHULDEN OP 31 DECEMBER 1961 Totalen per sector (miljarden franken)
Gegevens niet beschikbaar ...
-
Bedrijven en particulieren
Nihil Of beneden F 50 miljoen
Parastatale bedrijven
Staat (Schatkist)
Niet gedane verrichting (2)
(1)
Overheidesector niet elders vermeld
(4)
(8)
1. Bedrijven en particulieren
23,2
1,1
1,6
0,2
2. Parastatala..bedrijven
19,6
0,5
4,5
0,4
107,3
3,6
16,9
5,1
3. Staat (Schatkist) 4. Overheidssector meld
niet
elders
-
12,1
6. Niet-financiële nationale sectoren samen , . • 7. Buitenland 8. Geldscheppende instellingen
Geldscheppende instellingen
(7)
Rentenf ouds
(8)
(9)
-
hYPetheek" en kapitalisaliemastscheppijen
Instellingen Niet-geldv r ver z ekering op het 1;v n scheppende en tegen openbare arbeidskredietongevallen, pes iinstellingen fondsen
(10)
(11)
(12)
. . Financiële F l instellingen samen
Niet bepaalde sectoren en aanpassingen
(18) .= (8) tot (12)
(14)
Totaal van de schulden (15) = (6) + (7) + (18) + (14)
81,2
46,5
79,4
266,4
7,8
308,3
0,6
4,6
8,6
3,6
21,9
0,3
55,0
149,7
4,9
35,4
39,4
19,7
249,0
8,8
420,4
3,9
1,2
4,3
13,4
45,3
68,2
3,6
98,1
0,6
1,1
16,1
33,9
0,2
59,4
25,0
7,8
4,5
116,8
45,7
...
25,9
0,5
-
14,4
1,6
179,1
10,3
12,0
9,0
1,1
23,8
277,3
2,7
3,6
...
11. Instellingen voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongevallen, pensioenfondsen
146,1
12. Niet-geldscheppende openbare kredietinstellingen
71,4
0,5
10,3
625,4
3,8
17,3
4,2
2,4
1,3
809,2
17,7
54,4
37,3
- 366,0
14. Niet bepaalde sectoren en aanpassingen L5. Totaal van de schulden
5,0
9,6
...
0,6
...
0,6
134,5
1,1
147,7
3,3
1,5
13,6
6,6
1,5
- .
17,1
1,3
-
14,9
-
-
81,0
--
1,2
+
...
217,5
6,7
125,4
108,6
148,0
606,2
21,5
897,9
-
113,1
0,9
1,4
3,9
3,1
122,5
0,3
156,7
12,0
5,8
2,2
1,4
0,4
21,8
8,5
360,2
11,0
0,1
13,9
1,2
2,2
137,9
6,9
1,8
156,5
11,0
...
...
... 0,2
0,2
...
0,1
0,6
0,1
0,9
...
0,1
5,8
87,1
2,6
7,3
0,9
17,6
24,2
0,5
50,4
5,7
145,8
666,7
38,1
31,3
6,7
19,9
32,1
1,1
91,2
18,2
814,2
3,2
4,2
9,9
0,5
1,0
3,2
7,4
913,3
96,5
371,8
14,8
147,8
149,1
827,4
en -F.500,9
0,6
54,2
35,3
2,8
3,4
...
-
294,5
...
0,6
...
33,9
...
...
...
216,0
...
10,3
2,8
130,5
L3. Financiële instellingen samen
0,1
3,7
10. Spaarkassen, hypotheek- en kapitalisatiemaatschappijen
vorderingen
(6) = (1) tot (5)
...
4,3
Buitenland
sectoren samen
7,9
2,3
-
9. Rentenfonds
de
(5)
nationale
Spaarkassen,
ver-
5. Sociale verzekering
L6. Saldo van schulden
Sociale verzekering
Nietfinanciële
15,4
-
60,2
+
11,6
+
0,9
+
9,9
-
0,8
...
-
143,9 -
12,6
+
3,3
+
13,2
-
+
8,4
40,0
1.877,2
31,6
-
XII • 4. - BEWEGING VAN DE VORDERINGEN EN SCHULDEN OP 31 DECEMBER 1961 Totalen per sector (miljarden franken)
Gegevens niet beschikbaar - .1:
____
Bedrijven en particulieren
Nihil of beneden 1? 50 miljoen
Parastatale bedrijven
Staat (Schatkist)
Niet. gedane verrichting
Overheidesector niet elders vermeld
Sociale verzekering
Nietfinanciële na . etcitoon, al e s ectoren
Buitenland
Geldscheppende instellingen
samen
-: .. . (2)
(1)
1. Bedrijven en particulieren
+
0,4
-
0,1
+
0,1
2. Parastatale bedrijven
-
0,6
+
0,2
+
0,2
3. Staat (Schatkist)
+
3,2
+
0,3
-
0,7
+
0,2
5. Sociale, verzekering
-
1,1
6. Niet-financiële nationale sectoren samen,
+
1,1
4. Overheidssector • meld
niet elders
(4)
(3)
-
-
... -
8. Geldscheppende instellingen
+
0,4
+
0,4
+
0,6
+
1,0
...
-
0,2
+
1,6
+ 22,2
+
0,8
+
0,9
9. Rentenfends
-
(7)
...
0,2
+
0,1
-
0,1
-
Q,4
+
-
0,4
+
2,8
-
-
0,2
(9)
(8)
+
8,0
-
2,2
+
0,9
-
4,2
+ 12,5 +
(11)
(10)
samen
passingen
(12)
Totaal van de schulden (15) ..,
(6) + (7) + (18) +
(8) tot (12)
(14)
(14)
+
7,7
+
3,9
+
7,7
+ 27,3
+
1,2
+ 28,5
0,2
-
0,1
+
0,4
+
0,6
+
1,7
-
0,5
+
-
1,4
+
3,5
+
0,1
+
3,2
+ 17,9
+
1,6
+ 18,1
...
-
+
9,0
12. Niet-geldscheppende openbare kredietinstellingen
+
9,1
+
0,2
+
0,2
+
13. Financiële instellingen samen
+ 50,9
+
1,1
+
0,9
...
+
0,2
+
+ 52,0
+
1,7
+
+ 23,5
-
1,4
14. Niet bepaalde sectoren en aanpassingen 15. Totaal van de schulden
-
-
2,9 ...
...
+
0,1
0,3 ...
11. Instellingen voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongevallen, pensioenfondsen
+
...
0,6
1,2
+
1,7
...
+
1,4
...
+ 26,7
+ 14,2
+
2,7
..
...
...
+
5,2
0,2
+
0,2
+
0,2
+
4,9
+
+
2,1
+
8,5
-
0,7
-
2,0 -
+ 22,7
-
+ 16,0
...
0,1
+
9,1
0,1
+
0,2
+
9,9
+
3,0
+
0,2
0,3
-
0,2
+
3,7
+
2,4
- 14,4
-
6,1
...
...
+
+
0,1
0,8
+
1,8
+
+ 56,1
+ 15,0
+
9,8
0,2
+
0,4
-
3,6
+
-
0,3
+ 59,6
+
+
0,4
+
-
+
1,4 ...
+ 10,3
+
...
...
...
...
+ 10,5
vorderingen
instellingen
Niet bepaalde sectoren en aan-
(13) -=.
(0) = (1) tot (5)
-
...
10. Spaarkassen, hypotheek- en kapitalisatiemaatschappijen
de
0,3
Financiële
3,1
ver-
7. Buitenland
16. Saldo van schulden
0,1
(5)
Instellingen Spaarkassen, voor Niet-geldh„otheek- ovperaitcelreen scheppende Rentenfonds en kapitalien tegen openbare arbeidssatiemaatkredietongevallen, .. schapp ij en instellingen pensioenfondsen
5,8
...
...
...
...
+ 11,2
+
4,5
+ 16,4
+ 53,4
+
4,4
+ 57,6
+
0,6
+
0,7
+
+ 18,0
-
3,8
+ 15,6
-
0,2
+
0,2
...
+
8,4
+
0,9
+ 50,3
...
+
5,2
-
...
...
...
...
...
6,6
...
0,7
...
+
5,2
+
0,3
...
+
0,2
+
0,4
+ 10,9
...
+
1,0
+
0,8
+ 10,8
-
0,2
+
1,0
0,6
-
0,1
+
2,8
+
0,3
+
5,3
+
0,3
+ 16,4
+
6,4
-
0,5
+
4,2
+
0,2
+ 20,1
+
2,4
+ 93,6
2,9
+
0,1
+
0,5
-
1,5
-
1,3
+
9,4
+ 51,4
+
5,0
+ 11,8
+
7,9
+ 16,1
+ 92,3
+
3,0
+164,3
6,2
+
-
0,2
+
-
2,9
-
-
+
5,4
-
0,8
-
-
2,4
en 2,0
1,1
0,9
0,3
1,3
XIII. - GELDSCHEPPENDE INSTELLINGEN 1. - GEZAMENLIJKE BALANSEN VAN DE GELDSCHEPPENDE INSTELLINGEN (miljarden franken) •
Quasi-monetaire liquiditeiten
Totaal van de geidhoe-
Geldhoeveelheid
• Einde periode
In handen van de Schatkist
vee lheid en van de quasimonetaire li q uiditeiten
(3)
(4)
(5) -(1) tot (4)
243,8 247,0 244,2 252,6
In handen van de bedrijven en particulieren Deposito's Deposito's in buitenin Belg ische landre franke n 1 geldsoorten
,. (1)
(2)
Discontokredieten, voorschotten en acceptkredieten aan bedrijven en particulieren
Vorderingen op de overheid Goudvoorraad en nettodeviezenp ositie
Vorodperdinegen
Gefinancierd door de geldschep. pende instelliegen
Obligatieleningen p TO van de memorie : odeposit gefinancierd door banken en buiten de geldscheppende iinstellingen (12) (13)
Vorderingen op de Staat
vorderingen op het Rentenfonds
(7)
(8)
(9)
(10) = (7) tot (9)
70,3 69,7 71,2 70,7
129,5 129,6 128,0 132,4
3,9 5,0 2,0 4,6
2,9 3,9 4,0 4,0
136,3 138,5 134,0 141,0
45,2 44,8 45,1 48,1
55,9 55,8
- 6,8 - 6,9
55,9 59,3
- 6,9 - 6,9
(6)
andere openbare besturen 2
Totaal
(11)
Vorderingen en schulden tegenover niet geldscheppende financiéle instellingen
Diversen 3
(14)
(15)
4,4 4,7 5,3 5,1
-
5,6 3,8 4,5 5,4
-
6,0 5,6 8,2 9,0 5,9 5,5 7,2 6,9
Máárt -• ' . juni''. . Seplmnber Dècefriber
209,7 214,0 209,6 216,3
30,1 29,2 30,9 31,5
3,3 3,1 3,1 4,3
0,7 0,7 0,6 0,5
1960 Maart . ';Jnni-'-• ': September . ''December '
212,5 219,9 214,2 220,4
36,1 33,5 33,7 34,7
4,8 5,8 8,0 7,2
0,5 0,3 0,3 .0,2
253,9 259,5 256,2 4 262,5 4
72,8 74,5 67,2 74,8
133,6 136,2 142,7 135,9
2,0 2,1 3,9 5,8
4,3 4,5 3,7 4,7
139,9 142,8 150,3 146,4
48,5 49,2 48,8 53,0
60,1 61,0 60,0
- 6,9 - 7,0 - 7,2
65,4
- 7,6
5,6 5,6 5,3 4,9
1961 1Viaart Juni. ; ; September .: December:
222,6 226,8 228,6 237,4
37,5 38,0 41,1 43,6
7,9 7,9 8,4 8,0
0,1 0,1 ... ...
268,1 4 272,8 4 278,1 4 289,0
73,3 68,2 70,9 77,8
143,6 149,3 154,3 147,4
4,0 4,1 3,4 5,2
4,2 4,7 4,2 6,1
151,8 158,1 161,9 158,7
51,4 54,1 54,6 61,2
64,5 67,3 69,7 75,2
-
7,9 8,2 8,4 8,6
5,4 6,1 6,3 6,8
-
1962 Maart Juni'" 'September •` December .„, • , . 1963 Maart . Juni s"
236,3 245,0 246,7 254,5
47,5 47,9 50,4 48,5
8,2 7,9 8,0 7,4
0,1 ... ... ...
292,1 300,8 305,1 310,4
84,6 82,4 80,9 80,5
147,3 151,9 154,8 149,0
3,2 4,4 5,8 7,0
5,6 5,5 6,6 7,7
156,1 161,8 167,2 163,7
61,7 63,5 66,8 72,9
73,9 77,8 78,6 86,7
- 9,1 - 9,8
-10,4
7,0 8,9 9,0
-11,1
10,1
- 8,2 - 6,0 - 8,4 - 5,7
262,6 273,2
50,7 51,3
7,4 8,3
0,1 ...
320,8 332,8
83,8 84,4
159,8 164,5
7,2 7,5
6,0 6,4
173,0 178,4
74,5 78,7
88,6 92,5
-11,1 -11,2
10,3 10,2
- 9,7 = 7,7
Juni September Deceinber
272,3 267,8 279,0
51,3 53,1 55,0
8,2 8,4 9,1
... ... ...
331,8 329,3 343,1
83,3 80,6 78,9
167,6 166,6 171,7
7,5 6,9 7,4
5,0 5,1 5,8
180,1 178,6 184,9
77,3 80,6 89,8
89,2 92,6 100,8
-11,2 -11,3 -11,4
10,2 10,1 11,0
- 7,9 - 9,3 -10,1
1964. Maart _ Juni September December
274,3 287,1 285,1 298,7
58,3 58,3 64,1 65,1
10,1 8,1 5,0 5,1
... ... ... ...
342,7 353,5 354,2 368,9
78,2 78,8 80,9 88,0
174,6 177,6 175,6 180,3
7,0 8,8 7,8 7,8
4,8 5,9 5,8 6,6
186,4 192,3 189,2 194,7
89,2 93,6 95,6 99,2
104,9 108,3 109,6 112,4
-11,2 -11,2 -11,3 -11,4
10,5 10,5 11,4 10,8
-10,4 -10,5 -11,6 -12,4
v 294,1
70,5
4,5
...
v 369,1
v 87,6
v 181,0
6,8
v 6,4
v 194,2
98,9
112,8
-11,4
v 11,9
v-12,1
1959
Nieuwe reeks
1965 MatLrt' ' 1 Deze
(r) 6
deposito's omvatten de termijndeposito's en de spaarboekjes. Incl. de vorderingen op de pensioenfondsen. Date' rubriek Omvat voornamelijk het saldo van de verrichtingen op halflange en lange termijn van het Muntfonds, van de niet elders ingedeelde vorderingen of de schulden tegenover ingezetenen, de salderingsrekeningen, de verschillen tussen de vastleggingen en participaties eensdeels en de eigen middelen anderdeels. Zij omvat, daarenboven, tot 30 juni 1963 (oude reeks) het saldo van de verrichtingen op halflange en lange termijn van de N.K.B.K. 4 In beginsel zouden de deposito's van de Kongolese ingezetenen in de Belgische banken niet moeten opgenomen worden in de geldhoeveelheid en de quasi-monetaire liquiditeiten. De toepassing van dit beginsel stuit op statistische moeilijkheden. Zo waren tot einde 'juli 1960 de deposito's bij de Belgische banken van de Kongolese ingezetenen niet-bankiers in de geldhoeveelheid en de quasi-monetaire liquiditeiten begrepen; zij werden eruit verwijderd voor een bedrag van F 0,2 miljard in augustus en .F 0,7 miljard in september, doch deze bedragen werden er nadien gedeeltelijk weder in opgenomen en wel ten belope van F 0,3 miljard in november en december 1960, en van aanvullende bedragen van F 0,2 miljard in januari en februari 1961, F 0,1 miljard in september 1961 en F 0,2 miljard in oktober 1961. 5 Voor de verklaring van de verschillen tussen de nieuwe en de oude reeks verwijzen wij de lezer naar het artikel s Geldscheppende instellingen - Herziening van sommige statistische gegevens (hoofdstuk XIII) • opgenomen in het Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting, XXXVIIIe jaargang, deel II, nr 3, september 1963, blz. 174-177. N. B. - Voor de wijze van opstelling van deze tabel, zie Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting, XXIVe jaargang, deel II, nr 6, december 1949 - XXXe jaargang, deel II, nr 5, november 1955 - XXXIIIe jaargang, deel II, nr 5, november 1958 - XXXVIlle jaargang, deel II, nr 3, september 1963. - Voor de indeling van de s Geldhoeveelheid », zie tabel 4, hoofdstuk XIII. - Voor de indeling van de « Goudvoorraad en nettodeviezenpositie a, zie tabel 5, hoofdstuk XIII. 2 3
XIII - 2. - DE BALANSEN YAN DE NATIONALE BANK VAN BELGIE, DE GELDSCHEPPENDE OPENBARE INSTELLINGEN EN DE DEPOSITOBANKEN a) - Nationale Bank van België - Activa - Driemaandelijkse cijfers A. Vorderingen op het buitenland : 1. Goud 2. I.M.F. - Deelneming ___ Leningen i 3. Obligaties 4. Uitvoeraccepten in Belgische franken 5. Vordering op de E.B.U. 2 6. Andere : a) in deviezen 3 b) in Belgische franken 3 7. Statistische aanpassing Totaal van de vorderingen op het buitenl.
(miljarden franken)
30-6-60
30-9-60
31-12-60
31-3-61
30-6-61
30-9-61
31-12-61
31-3-62
30-6-62
30-9-62
31-12-62
31-3-63
30-6-63
30-9-63
81-12-63
11-3-64
30-6-64
30-9-64
31-12-64
31-3-65
59,5 4,4 ___.
54,7 4,4 ____
58,5 4,4 ___.
0,1 0,6 4,1
0,1 2,4 3,5
53,7 4,4 0,1 2,7 2,4
58,3 7,4 ___
0,1 ... 5,5
56,6 4,4 0,1 0,9 3,1
0,1 1,2 0,7
62,4 8,0 0,1 2,4 0,4
64,9 7,2 ___ 0,1 0,3 0,4
66,8 7,5 ___ 0,1 2,3 0,3
67,1 6,7 ..._ 0,1 0,8 0,3
68,3 6,7 0,1 3,8 0,3
68,6 6,7 0,1 3,0 0,2
68,6 6,5 0,1 3,1 0,2
68,4 7,0 0,1 3,8 0,1
68,6 7,1 0,1 4,1 0,1
68,8 8,2 __ 0,1 3,0 0,1
69,6 8,2 0,1 4,7 0,1
69,7 8,2 _. 0,1 4,4 0,1
72,5 8,7 1,5 0,1 4,3 0,1
74,2 9,0 1,5 0,1 1,7 0,1
7,8 77,3
6,2 0,4 70,5
12,6 ... 81,5
15,5 ... 80,6
19,9 0,2 83,4
19,3 ... 87,0
20,4 0,1 93,8
18,2 ... 91,1
13,4 ... 90,4
14,3 0,1 89,4
12,8 ... 92,0
17,8 ... 96,4
19,5 19,6 21,5 20,9 19,8 22,0 27,0 25,9 1,5 1,5 1,5 1,5 1,5 1,5 1,5 1,5 99,5 100,5 103,0 102,6 104,0 106,0 115,7 114,0
0,7
0,7
0,6
0,7
0,6
0,6
0,5
0,6
0,5
0,4
0,3
0,4
0,3
0,3
0,2
0,3
0,3
0,3
0,4
0,6
-
-
... 0,1
... ...
... ...
... ...
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
...
.. ...
-
...
0,4 1,7
...
1,3
0,3
0,2
1,5
0,3
...
0,1
...
0,2
...
8,4
9,4
6,0
8,4
7,2
9,7
6,5
6,4
8,1
9,9
5,2
8,8
9,9
8,2
9,3
9,6
9,8
10,0
9,8
9,9
2,3 34,0
2,2 34,0
2,3 34,0
2,2 34,0
2,3 34,0
2,3 34,0
2,3 34,0
2,3 34,0
2,3 34,0
2,3 34,0
2,3 34,0
2,3 34,0
2,3 34,0
2,3 34,0
2,3 34,0
2,3 34,0
2,4 34,0
2,4 34,0
2,4 34,0
2,5 34,0
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
0,1 -
0,1 -
0,1 -
0,1 -
0,1 -
0,1 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,3 -
0,3 -
0,3 -
0,3 -
0,4 -
... 2,4 0,4
1,2 3,5
1,0 3,4
... 2,8
... 2,1
... 1,7
0,2 2,5
... 2,0
... 1,7
... 1,7
2,7 3,6
0,1 2,4
... 2,5
0,5 1,5
1,7 3,5
... 3,0 ..
0,9 3,2 ...
0,6 2,8 ...
0,1 2,6 ...
... 2,4 ...
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
0,6
0,3
...
...
0,8
...
...
1,8
...
2,0
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
.
.
.
B. Vorderingen op de binnenlandse geldscheppende sector :
1. Munten en biljetten 2. Andere : a) op de. Nationale Bank van België b) op de openbare instellingen c) op de depositobanken C. Vorderingen op de binnenlandse niet geldscheppende sector :
1. Op de Staat : a) op ten hoogste één jaar b) op meer dan één jaar : - oblig. verkrijgbaar door elke belegger . - overige 2. Op de lagere overheid en de administratieve parastatale instellingen : a) op ten hoogste één jaar b) op meer dan één jaar : - oblig. verkrijgbaar door elke belegger . - overige 3. Op de bedrijven, particulieren en parastatale bedrijven : a) accepten b) handelspapier c) voorschotten d) obligaties : - verkrijgbaar door elke belegger - overige 4. Op het Rentenfonds : op ten hoogste één jaar 5. Op de parastatale kredietinstellingen : a) op ten hoogste één jaar b) op meer dan één jaar : - oblig. verkrijgbaar door elke belegger . - overige D. Andere TOTAAL DER ACTIVA
8,4 12,5 22,0 25,6 26,6 28,6 28,6 27,0 23,6 22,6 19,9 28,2 33,4 34,4 36,4 36,5 39,1 40,2 40,6 38,3 134,0 136,2 150,9 154,4 156,4 164,0 168,6 163,6 160,8 160,5 162,7 174,5 182,4 184,2 192,3 188,6 194,1 198,4 206,1 204,1
1 Speciale bona van de Belgische Schatkist (wet van 4-1-1963 - overeenkomst d.d. 1-2-1968). Bilateraal gemaakte vorderingen op de debiteurlanden, bij de vereffening van de E.B.U.
2 3
Voor de data vffir 80 juni 1988 hebben de bedragen opgenomen in de rubriek • 6a) in buitenlandse valuta's • uitsluitend betrekking op de convertibele vreemde geldsoorten, terwijl die van rubriek « eb) in Belgische franken • niet enkel betrekking hebben op de Belgische franken doch ook op de niet-convertibele buitenlandse valuta's. Deze laatste vertegenwoordigen slechts geringe bedragen.
a) - Nationale Bank van België - Passiva - Driemaandelijkse cijfers 80-6-60
30-9-60
0,2 0,1
0,2 _.
... 0,7 1,0
31-12-60
31-3-61
30-6-61
80-9-61
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
... 0,6 0,8
... 0,8 1,0
... 0,6 0,8
... 0,5 0,7
2,2
2,0
2,4
2,2
-••
- ••
•- •
0,4
0,3
1,0
81-12-61
81-8-62
30-6-62
80-9-62
0,2 _.
0,2 -
0,2 -
0,2 -
... 0,8 1,0
... 0,9 1,1
... 0,4 0,6
... 0,6 0,8
2,1
2,1
2,4
2,3
•- -
•• -
•• •
1,8
0,2
0,4
81-12-62
(miljarden franken)
31-8-68
80-6-68
30-9-68
81-12-68
81-8-64
30-6-64
80-9-64
31-12.64
31-3-65
0,2 -
0,2 _.
0,2 -
0,2 _.
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
... 0,5 0,7
... 0,8 1,0
... 0,8 1,0
... 0,6 0,8
... 0,8 1,0
... 0,6 0,8
... 0,6 0,8
... 0,6 0,8
... 0,6 0,8
... 0,7 0,9
... 0,5 0,7
2,4
2,3
2,6
2,5
2,5
2,6
2,8
3,2
3,0
2,9
3,0
3,1
•• • •• •
•• •
•• •
•••
•• •
•• •
•• •
•• •
•••
•• •
4,0
0,1 0,1 1,6
2,2
0,1
0,1
2,3
1,4
0,1
125,5 129,7 131,0 135,9 138,0 143,8
144,1
147,7
A. Verplichtingen aan het buitenland : 1. I.M.F. 2. E.B.U. 3. Andere : a) in deviezen b) in Belgische franken 1 4. Statistische aanpassing Totaal der verplichtingen aan het buitenland B. Verplichtingen aan de binnenlandse geldscheppende sector : 1. Munten en biljetten 2 2. Andere : a) aam de Nationale Bank van België b) aan de openbare instellingen c) aan de depositobanken : - monetaire reserve - andere
2,5
•• • 1,2 0,1
-- • 1,2 0,7
•• 1,3 2,1
C. Verplichtingen aan de binnenlandse niet geldscheppende sector : 1. Chartaal geld s 2. Giraal geld : a) aangehouden door de bedrijven en particulieren 4 b) aangehouden door de overheid 3. Quasi-monetaire liquiditeiten : a) aangehouden door de bedrijven en particulieren 4 - deposito's in Belgische franken op meer dan één maand - deposito's in Belgische franken op depositoboekjes - deposito's in deviezen b) aangehouden door de Schatkist 4. Obligatieleningen 5. Andere : a) tegenover het Rentenfonds b) tegenover de parastatale kredietinstellingen c) tegenover de Schatkist '
D. Andere TOTAAL DER PASSIVA
117,1 118,5 121,7
120,4 122,6 123,8 126,7
145,4 150,9
152,1 157,3 155,1 •
0,4 -
0,5 -
0,7 -
0,5 -
0,4 -
0,4 -
0,6 -
0,4 -
0,4 -
0,4 -
0,5 -
0,3 -
0,3 -
0,3 -
0,5 -
0,5 -
0,4 -
0,4 -
0,6 -
0,5 -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
0,3 -
0,3 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,1 -
... -
0,1 -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
2,9 -
... -
... -
1,6 -
1,9 -
6,4 -
3,2 -
3,2 -
2,1 -
1,7 -
... -
... -
... -
... -
... -
-
-
-
-
-
9,7
13,8
23,9
26,9
28,3
29,8
30,6
29,0
25,3
24,3
21,1
30,5
34,9
36,1
38,2
37,3
38,9
40,9
42,4
41,3
134,0 136,2 150,9 154,4 156,4 164,0 168,6 163,6 160,8 160,5 162,7
174,5 182,4
184,2 192,3 188,6 194,1
1 Incl. de verplichtingen in Belgische franken aan de andere internationale instellingen dan het I.M.F. en de E.B.U.
2 Incl. de munten en biljetten van de Schatkist aangehouden door de andere geldscheppende instellingen dan de Nationale Bank. 3 De cijfers van deze rubriek zijn onderschat voor het bedrag van munten en biljetten van de Schatkist aangehouden door de andere geldscheppende instellingen dan de Nationale Bank. 4 Incl. de direct opeisbare tegoeden van de parastatale instellingen behalve dit van het Rentenfonds hetwelk onder C5a voorkomt.
198,4 206,1 204,1
a) - Nationale Bank van België - Activa - Maandelijkse cijfers 30-9-63
A. Vorderingen op het buitenland : 1. Goud 2. I.M.F. -*Deelneming __ Leningen i 3. Obligaties 4. Uitvoeraccepten in Belgische franken 5. Vordering op de E.B.U. 2 6. Andere : a) in deviezen 3 b) in Belgische franken 3 7. Statistische aanpassing Totaal van de vorderingen op het buitenl. B. VorderingenopdebinnenLgeldsehep. sector: 1. Munten en biljetten 2. Andere : a) op de Nationale Bank van België b) op de openbare instellingen c) op de depositobanken C. Vorderingen op de binnenlandse niet geldscheppende sector : 1. Op de Staat : a) op ten hoogste één jaar b) op meer dan één jaar : -- oblig. verkrijgbaar door elke belegger . -- overige 2. Op de lagere overheid en de administratieve parastatale instellingen : a) op ten hoogste één jaar b) op meer dan één jaar : -- oblig. verkrijgbaar door elke belegger. -- overige 3. Op de bedrijven, particulieren en parastatale bedrijven : a) accepten b) handelspapier c) voorschotten d) obligaties - verkrijgbaar door elke belegger - overige 1. Op het Rentenfonds : op ten hoogste één jaar 5. Op de parastatale kredietinstellingen : a) op ten hoogste één jaar b) op meer dan één jaar : -- oblig. verkrijgbaar door elke belegger. -- overige D. Andere TOTAAL DER ACTIVA _.
31-10-63 30-11-63 31-12-63
mil jarden franken
31-1-64
29-2-64
81-3-64
30-4-64
31-5-64
30-6-64
31-7-64
31-8-64
30-9-64
31-10-64 80-11-64 31-12-64
31-1-65
28-2-65
31-3-65
30-4-65
0,1 1,4 0,1
72,5 8,7 1,5 0,1 4,3 0,1
73,1 9,0 1,5 0,1 1,4 0,1
73,6 9,0 1,5 0,1 ... 0,1
74,2 9,0 1,5 0,1 1,7 0,1
74,5 9,1 1,5 0,1 1,5 ...
27,0 1,5
26,9 1,5
26,7 1,5
25,9 1,5
26,8 1,5
115,7 113,6
112,5
68,4 7,0
68,3 7,1
68,3 7,1
68,6 7,1
68,6 7,1
68,7 7,1
68,8 8,2
69,4 8,2
69,6 8,2
69,6 8,2
69,7 8,2
69,7 8,2
69,7 8,2
0,1 3,8 0,1
0,1 4,0 0,1
0,1 3,0 0,1
0,1 4,1 0,1
0,1 3,1 0,1
0,1 1,5 0,1
0,1 3,0 0,1
0,1 3,1 0,1
0,1 2,2 0,1
0,1 4,7 0,1
0,1 4,8 0,1
0,1 2,5 0,1
0,1 4,4 0,1
19,6 1,5
20,9 1,5
21,5 1,5
21,5 1,5
21,2 1,5
21,0 1,5
20,9 1,5
20,0 1,5
20,9 1,5
19,8 1,5
20,1 1,5
21,1 1,5
22,0 1,5
23,3 25,9 1,5 1,5
102,6 104,0 104,5 103,2 106,0
107,7108,9
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
100,5 102,0 101,6 103,0 101,7 100,0 102,6 102,4 0,3
0,3
0,3
0,2
--
-
0,2 1,5
0,2 0,8
...
...
0,3
8,2
8,0
2,3 34,0
2,3 34,0
0,3
0,3
--
--
--
0,3
0,7 1,0
0,2 0,9
1,2
9,2
9,3
6,4
7,8
9,6
2,3 34,0
2,3 34,0
2,4 34,0
2,4 34,0
2,3 34,0
0,3
0,3
--
--
0,2
--
--
--
--
--
--
--
--
0,3
0,3
0,3
0,3
-
--
--
...
0,1
...
0,4
9,0
9,9
9,8
8,9
10,0
10,0
2,4 34,0
2,4 34,0
2,4 34,0
2,4 34,0
2,4 34,0
2,4 34,0
-
-
-
70,2 71,7 8,2 8,2
--
0,1 4,3 0,1
--
0,3
--
--
--
0,3
0,4
0,6
...
...
...
...
0,2
0,4
9,9
9,8
7,2
2,4 2,4 34,0 34,0
2,4 34,0
2,5 34,0
9,7
--
0,6
-
--
114,0 115,0 0,6
0,6
-... ...
-... ..•
9,7
9,9
9,9
2,5 34,0
2,5 34,0
2,5 34,0
-
0,2
0,2
--
0,2
0,2
--
--
0,2
0,2
--
--
0,3
0,3
--
--
0,3
--
--
0,3
0,3
--
--
--
--
0,3
0,3
--
--
--
--
--
--
-
0,5 1,5 ...
0,3 1,9 ...
... 1,7 ...
1,7 3,5
... 3,1
...
... 3,2
... 3,0
...
...
... 2,7
...
...
... 2,8
0,9 3,2
...
...
0,8 6,3
0,7 4,6
...
...
0,6 2,8
0,3 2,3
...
...
0,1 2,1
0,1 2,6
... 2,9
...
...
... 2,8
...
...
... 2,4
23 iv '
...
•• •
•• • •• • •• • -
... ...
...
.•.
0,6
...
0,6
...
0,5
0,8
0,7
0,2
0,3
0,3
0,3
0,3
•• •
--
---
--
...
...
...
0,5
1,8
0,4
0,3
... -
2,5
2,5
... __
... __
... __
.. __
__
__
__
__
... __
... __
... __
... __
.. __
34,4
35,2
36,4
36,4
36,2
37,2
36,5
36,5
39,4
39,1
37,4
41,7
40,2
39,3 39,2
191,6 194,1 194,9 198,1 198,4
198,5199,7
184,2 185,2 186,5 192,3 186,7 186,4 188,6 188,9
0,3
... __
0,8
1,7
2,0
2,5
__
__
__
... __
__ .
40,6
38,8
39,2
.. __
206,1 201,1
1 Speciale bons van de Belgische Schatkist (wet van 4-1-1963 - overeenkomst d.d. 1-2-1963). Bilateraal gemaakte vorderingen op de debiteurlanden, bij de vereffening van de E.B.U. Voor de data vódr 30 juni 1963 hebben de bedragen opgenomen in de rubriek ■ 6a) in buitenlandse valuta's s uitsluitend betrekking op de convertibele vreemde geldsoorten, terwijl die van rubriek betrekking hebben op de Belgische franken doch ook op de niet-convertibele buitenlandse valuta's. Deze laatste vertegenwoordigen slechts geringe bedragen.
2 3
--
38,3 v39,1
203,3 204,1 206,2
6b) in Belgische franken
niet
enkel
a) - Nationale Bank van België - Passiva - Maandelijkse cijfers 30-9-68
31-10-63 30-11-63 31-12-63
31-1-64
29-2-64
31-8-64
30-4-64
31-5-64
30-8-64
31-7-64
31-8-64
(miljarden franken)
30.9-64
31-10-64 30-11-64 81-12-64
31-1-65
28-2-65
31-3-65
30-4-65
A. Verplichtingen aan het buitenland : 1. I.M.F. 2. E.B.U. 3. Andere : a) in deviezen b) in Belgische franken l 4. Statistische aanpassing Totaal der verplichtingen aan het buitenland
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
'0,2 -
... 0,8 1,0
... 0,6 0,8
... 0,6 0,8
... 0,6 0,8
... 0,6 0,8
... 0,7 0,9
... 0,6 0,8
... 0,5 0,7
... 0,5 0,7
... 0,6 0,8
... 0,6 0,8
... 0,6 0,8
... 0,6 0,8
... 0,6 0,8
... 0,6 0,8
... 0,7 0,9
... 0,7 0,9
... 0,7 0,9
... 0,5 0,7
... 0,5 0,'T
2,6
2,5
2,4
2,8
2,4
2,5
3,2
2,6
2,7
3,0
2,8
2,8
2,9
2,7
3,0
3,0
2,9
2,8
3,1 v
...
...
...
...
...
...
1,2 0,1
1,2 0,1
1,2 0,7
1,3 0,1
1,3 0,1
1,3 2,1v
B. Verplichtingen aan de binnenlandse geldscheppende sector : 1. Munten en biljetten 2 2. Andere : a) aan de Nationale Bank van België b) aan de openbare instellingen c) aan de depositobanken : - monetaire reserve - andere
... 0,1
... 0,1
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
0,1
2,3
0,1
0,1
1,4
0,1
0,1
0,1
0,1
1,1 0,1
... 1,2 0,1
3,0 ... 1,4 0,1
C. Verplichtingen aan de binnenlandse niet geldscheppende sector : 1. Chartaal geld 3 2. Giraal geld : a) aangehouden door de bedrijven en particulieren 4 b) aangehouden door de overheid 3. Quasi-monetaire liquiditeiten : a) aangehouden door de bedrijven en particulieren 4 - deposito's in Belgische franken op meer dan één maand - deposito's in Belgische franken op depositoboekjes - deposito's in deviezen b) aangehouden door de Schatkist 4. Obligatieleningen 5. Andere : a) tegenover het Rentenfonds b) tegenover de parastatale kredietinstellingen c) tegenover de Schatkist D. Andere TOTAAL DER PASSIVA
144,1 144,5 144,7 147,7 145,3 145,6 145,4 147,5 148,7
150,9 153,0 152,3
152,1 153,1 152,8 157,3 153,9 154,9 155,7 v158,3.
0,3 -
0,2 -
0,3 -
0,5 -
0,3 -
0,4 -
0,5 -
0,3 -
0,3 -
0,4 -
0,4 -
0,3 -
0,4 -
0,3 -
0,3 -
0,6 -
0,5 -
0,4 -
0,5 -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
... -
...
... -
... -
... -
... -
... -
.. • -
-
... -
... -
... -
... -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
36,1
37,1
38,2
38,2 37,8
36,9
37,3
37,7
39,1
40.6
41,5
42,4
41,5
42,9
184,2 185,2 186,5 192,3 186,7 186,4 188,6 188,9 191,6
38,9 37,8
40,7
194,1 194,9 198,1
40,9
198,4 198,8 199,7
1 Incl. de verplichtingen in Belgische franken aan de andere internationale instellingen dan het en de E.B.U. Incl. de munten en biljetten van de Schatkist aangehouden door de andere ge dscheppende instellingen dan de Nationale Bank. De cijfers van deze rubriek zijn onderschat voor het bedrag van munten en biljetten van de Schatkist aangehouden door de andere geldscheppende instellingen dan de Nationale Bank. Incl. de direct opeisbare tegoeden van de parastatale instellingen behalve dit van het Rentenfonds hetwelk onder C5a voorkomt.
2 3 4
0,3 -
-
41,3 v 42,4
206,1 201,1 203,3 204,1 206,2
b) • Geldscheppende openbare instellingen 1
A. Vorderingen op het buitenland. 1. Goud 2. I.M.F. - Deelneming - Leningen 3. Obligaties 4. IIitvoeraccepten in Be!gische franken ~. op~~_`. 6. Andere : a) in deviezen b) in Belgische franken 7. Statistische aanpassing Totaal van de vorderingen op het buitenl. B. Vorderingen op de binnenlandse geldscheppende sector : 1. Munten en biljetten 2. Andere : a) op de Nationale Bank van België b) op de openbare instellingen c) op de depositobanken C. Vorderingen op de binnenlandse niet geldscheppende sector : 1. Op de Staat : a) op ten hoogste één jaar b) op meer dan één jaar : - oblig. verkrijgbaar door elke belegger . - overige 2. Op de lagere overheid en de administratieve parastatale instellingen : a) op ten hoogste één jaar b) op meer dan één jaar : - oblig. verkrijgbaar door elke belegger . - overige 3. Op de bedrijven, particulieren en parastatale bedrijven : a) accepten b) handelspapier c) voorschotten d) obligaties : - verkrijgbaar door elke belegger -overige 4. Op het Rentenfonds : op ten hoogste één jaar . 5. Op de parastatale kredietinstellingen : a) op ten hoogste één jaar b) op meer dan één jaar : - oblig. verkrijgbaar door elke belegger . - overige D. Andere TOTAAL DER ACTIVA
80-6-60
80-9-60
1,4 -
0,9 -
1,4
•••
31-12-60
81-8-61
30-6-61
80-9-61
0,4 -
1,7 -
1,2 -
1,6 -
0,9
0,4
1,7
1,2
•• •
•••
...
0,3
31.12-61
-
Activa - Driemaandelijkse cijfers
81-8-62
80-6-62
30-9-62
0,5 -
0,4 -
0,2 -
1,6
0,5
0,4
...
...
...
...
...
...
80-6-63
(miljarden franken)
31-12-62
31-3-63
30-6-63
0,2 -
0,2 -
0,1 -
0,1 -
0,1 -
... -
0,2
0,2
0,2
0,1
0,1
0,1
...
...
0,1
0,1
...
...
...
...
... 0,3
... ...
... ...
•• • ...
... 0,3
... ...
... 0,4
30-9-63
31-12-63
30-6-64
30-9-64
0,2 -
... -
... -
0,1 -
0,2 -
0,2
0,2
...
...
0,1
0,2
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
(1,1
0,1
... 0,4
... ... ...
••• 0,1 ...
••• 0,1 ...
••• 0,1 0,2
••• 0,1 0,1
• .• 0,6 ...
••• 0,2 0,4
0,2 -
31-3-64
31-12-641 81-8-65
30,9
32,0
34,4
33,2
33,4
34,2
34,0
34,9
36,6
36,8
37,5
40,0
41,2
41,2
40,2
44,3
42,9
44,3
42,9
43,9
43,2
4,9 -
4,9 -
5,1 -
5,1 -
5,1 -
5,1 -
5,1 -
5,2 -
5,2 -
5,1 -
5,3 -
5,5 -
5,5 -
5,6 -
5,7 -
5,7 -
5,7 -
5,8 -
5,7 -
5,7 -
5,5 -
1,9
0,9
2,1
1,5
2,1
1,6
3,4
2,6
2,5
3,2
4,5
3,3
3,4
3,4
3,4
4,3
3,1
4,4
4,3
5,1
4,8
0,1 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,2 -
0,1 -
0,2 -
0,1 -
... -
... -
•• •
•• • --
•• • __
•• • __
•• --
2,1 0,4
0,4 0,4 0,1
0,4 0,3 ...
0,8 0,6 ...
1,2 0,6 ...
0,8 0,5 ...
1,8 0,5 0,1
0,1 0,6 0,1
0,5 0,7 0,1
0,2 0,7 0,1
0,1 0,9 0,1
0,2 0,8 0,1
0,1 0,7 0,1
0,1 0,7 0,1
0,1 0,8 0,1
0,1 0,9 0,1
•• • 0,9 0,1
0,3 0,9 0,1
0,4 0,9 0,1
0,3 0,1 v0,9
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
.. •
...
...
----
__ __ __
__ __ __
----
...
...
...
...
...
...
...
0,2
01 ,
02 ,
0,1
0,5 0,9 0,1
... 0,2
... 0,2
... 0,2
... 0,2
... 0,2
... 0,2
. . 0,2
... 0,2
... 0,1
... 0,1
... 0,1
... 0,1
... 0,1
... 0,1
... 0,1
... 0,1
... 0,1
... 0,1
... 0,1
•• • 0,1
.. • 0,1
3,9
3,5
2,8
3,7
3,6
4,4
5,0
4,8
4,6
4,7
4,7
5,0
5,2
4,5
3,1
3,1
3,6
4,2
3,4
2,4
v3,0
45,8
43,5
46,2
47,0
47,6
48,6
51,1
49,1
50,8
51,4
53,8
55,3
56,9
56,2
53,6
59,4 1 56,9
60,4
58,1
64,6 v58,9
1 Bestuur der Postchecks, Belgisch Muntfonds (activa op korte termijn en obligaties), Nationale Kas voor Beroepskrediet (activa op korte termijn), Gemeentekrediet van Belgié (activa die de tegenwaarde vormen van de direct en op ten hoogste één maand opeisbare passiva), Herdiscontering- en Waarborginstituut (activa gefinancierd door een beroep op de geldscheppende instellingen). Met betrekking tot het Belgisch Muntfonds is de tegenwaarde van het overschot van de getelde passiva op de getelde activa opgenomen in rubriek « D - Andere ». Wat de Nationale Kas voor Beroepskrediet betreft werd de tegenwaarde van het overschot van de getelde passiva op de getelde activa tot 30 juni 1963, oude reeks, opgenomen in de rubriek « D - Andere »; van 30 juni 1963 af, nieuwe reeks, is deze tegenwaarde ondergebracht in de rubriek : « C5a - Vorderingen op de parastatale kredietinstellingen - op ten hoogste één jaar ». 1 Voor de verklaring van de verschillen tussen de nieuwe en de oude reeks (voorgaande kolom) verwijzen wij de lezer naar het artikel « Geldscheppende instellingen - Herziening van sommige statistische gegevens (hoofdstuk XIII) opgenomen in het Tijdechrift voor Documentatie en Voorlichting, xxxvme jaargang, deel II, nr 8, september 1963, blz. 174-177.
b) • Geldscheppende openbare instellingen 1 - Passiva - Driemaandelijkse cijfers 30-8-60
30-9-60
81-12-60
31-3-61
30-6-61
30-9-61
81-12-61
31-3-62
30-6-62
30.9-62
31-12-62
31-3-63
30-6-63
3030-6-63
80-9-63
31-12-63
1
(miljarden 31-3-64
f
franken)
31-12-64 31-8-65
30-6.64
30-9-64
-
-
-
-
A. Verplichtingen aan het buitenland : 1. I.M.F. 2. E.B.U. 3. Andere : a) in deviezen b) in Belgische franken 4. Statistische aanpassing Totaal der verplichtingen aan het buitenland
0,9 0,9
0,7 0,7
1,5 1,5
1,3 1,3
1,3 1,3
1,3 1,3
2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0
2,0 2,0
1,9 1,9
2,6 2,6
2,6 2,6
2,6 2,6
2,5 2,5
3,1 3,1
3,1 3,1
3,0 3,0
2,9 2,9
2,8 2,8
2,7 2,7
0,7
0,7
0,6
0,7
0,6
0,6
0,5
0,4
0,3
0,4
0,3
0,3
0,4
0,3
0,3
0,3
0,3
0,4
0,6
0,4 ...
... 0,3
0,1 ...
0,1 ...
0,1 ...
0,1 ...
... 0,1
... 0,1
... 0,1
... 0,1
••• 0,6
... 0,2
1,5
2,2
2,8
2,1
1,5
2,1
1,8
0,8
1,0
0,9
2,6
0,7
0,6
0,6
0,5
3,3
2,3
1,0
1,1
6,4
2,3
5,0
5,1
5,2
5,1
5,3
5,3
5,5
5,5
5,6
5,7
5,8
5,8
5,9
5,9
6,0
6,0
6,0
6,2
6,3
6,4
6,3
26,8 8,2
25,6 8,6
28,2 7,3
27,2 8,7
28,6 8,4
28,5 9,6
29,5 10,0
29,3 9,6
30,6 10,4
31,1 11,0
32,4 10,6
33,2 12,5
34,5 12,7
33,8 12,7
32,6 11,2
34,2 12,1
33,8 11,3
37,4 12,4
35,7 11,7
-
-
-
-
-
-
-
-
...
... -
... -
... -
1,0 -
-• •
•- •
•• •
•• -
•• •
56,9
60,4
58,1
B. Verplichtingen aan de binnenlandse geldscheppende sector : 1. Munten en biljetten 2 2. Andere : a) aan de Nationale Bank van België b) aan de openbare instellingen c) aan de depositobanken : - monetaire reserve - andere
0,5
0,5
C. Verplichtingen aan de binnenlandse niet geldscheppende sector : 1. Chartaal geld 3 2. Giraal geld : a) aangehouden door de bedrijven en particulieren 4 b) aangehouden door de overheid 3. Quasi-monetaire liquiditeiten : a) aangehouden door de bedrijven en particulieren : - deposito's in Belgische franken op meer dan één maand - deposito's in Belgische franken op depositoboekjes - deposito's in deviezen b) aangehouden door de Schatkist 4. Obligatieleningen 5. Andere : a) tegenover het Rentenfonds b) tegenover de parastatale kredietinstellingen c) tegenover de Schatkist D. Andere
TOTAAL DER PASSIVA
1,9 ...
2,5 ...
0,2
0,2
0,3
45,8
43,5
46,2
47,0
1,9 ...
47,6
1,1 0,1 -
48,6
1,8 ..
51,1
1,1 0,3 -
49,1
0,7 ...
50,8
0,3 ...
51,4
0,1 0,1 -
53,8
0,1 0,1 -
55,3
56,9
0,1 0,1 -
56,2
... 0,3 -
53,6
... 0,3 -
59,4
37,2 v36,6 10,8 9,2
64,6 v58,9
1 Best uur der pustchecks, Belgisch Muntfonds (munten en biljetten), Nationale Kas voor Beroepskrediet (direct en op ten hoogste één maand opeisbare passiva), Gemeentekrediet van België (direct en op ten hoogste één maand opeisbare passiva), Herdiscontering- en Waarborginstituut (passiva t.o.v. geldscheppende instel ingen). 2 Alleen de munten en biljetten in de handen van de Nationale Bank van België. 3 De cijfers zijn overschat voor een bedrag gelijk aan de munten en biljetten van de Schatkist, die door de andere geldscheppende instellingen dan de Nationale Bank van België worden aangehouden. 4 Incl. de direct opeisbare tegoeden van de parastatale instellingen, behalve deze van bepaalde administratieve parastatale instellingen welke in rubriek C2b begrepen zijn. 5 Voor de verklaring van de verschillen tussen de nieuwe en de oude reeks (voorgaande kolom) verwijzen wij de lezer naar het artikel « Geldscheppende instellingen - Herziening van sommige statistische gegevens (hoofdstuk XIII) • opgenomen in het Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting, XXXVIIIe jaargang, deel II, nr 3, september 1963, blz. 174-177.
e) - Depositobanken - Activa - Driemaandelijkse cijfers
A. Vorderingen op het buitenland. 1. Goud 2. I.M.F. - Deelneming - Leningen 3. Obligaties 4. Uitvoeraccepten in Belgische franken 5. Vordering op de E.B.U. 6. Andere : a) in deviezen 2 b) in Belgische franken 2 7. Statistische aanpassing Totaal van de vorderingen op het bomen.
B. Vorderingen op de binnenlandse geldscheppende sector : 1. Munten en biljetten 2. Andere : a) op de Nationale Bank van België : - monetaire reserve - andere b) op de openbare instellingen c) op de depositobanken C. Vorderingen op de binnenlandse niet geldscheppende sector : 1. Op de Staat : a) op ten hoogste één jaar b) op meer dan één jaar : - oblig. verkrijgbaar door elke belegger . - overige 2. Op de lagere overheid en de administratieve parastatale instellingen : a) op ten hoogste één jaar b) op meer dan één jaar : - oblig. verkrijgbaar door elke belegger . --overige 3. Op de bedrijven, particulieren en parastatale bedrijven : a) accepten b) handelspapier c) voorschotten d) obligaties : - verkrijgbaar door elke belegger - overige 4. Op het Rentenfonds :op ten hoogste één jaar . 5. Op de parastatale kredietinstellingen : a) op ten hoogste één jaar b) op meer dan één jaar : -- oblig. verkrijgbaar door elke belegger . - overige
30-6-60
30-9-60
-. 1,0 0,8 -
0,9 0,5 -
10,4 2,3 -0,3 14,2
31-3-61
30-6-61
0,9 0,5 -
1,2 0,6 -
1,3 0,5 -
1,3 0,7 -
1,5 0,6
1,3 2,2 -
1,2 2,2 -
1,1 2,1 -
1,1 0,8 -
1,1 1,1 -
1,1 2,1 -
12,4 2,8 -0,3 16,3
11,8 2,4 -.0,9 14,7
12,2 2,2 -0,5 15,7
14,0 2,4 -0,2 18,0
14,2 2,3 -0,3 18,2
15,2 1,9 -0,4 18,8
16,0 2,2 +0,3 22,0
15,7 2,5 -0,4 21,2
16,3 2,2 +0,6 22,3
19,5 2,2 +0,1 23,7
19,3 3,3 +0,7 25,5
2,2
2,0
2,4
2,2
2,1
2,1
2,3
2,2
2,3
2,2
2,6
0,4 1,5 2,1
0,3 2,2 1,7
_. 1,0 2,8 2,1
1,8 2,1 2,3
0,2 1,5 2,7
0,4 2,1 3,7
4,0 1,8 3,0
._ 2,5 0,8 3,4
0,1 1,0 3,2
_. 0,1 0,9 3,4
TOTAAL DER ACTIVA
30-9-61
31-12-61
31-3-62
30-6-62
30-9-62
31-12-62
31-3-63
30-6-63 1
30-9-63
31-12-63
31-3-64
30-6-64
30-9-64
0,8 3,8 -
31-12-64
31-3-65
0,7 3,8 -
0,8 3,2 -
0,9 2,6 -
0,9 2,6 -
0,9 2,8 -
23,9 3,4 -0,1 30,4
24,0 3,8 32,3
25,4 4,1 33,5
23,4 4,0 30,9
28,5 4,5 36,5
29,3 4,8 37,8
28,3 4,7 37,6
29,0 5,0 39,9
39,8 5,5 52,8
2,5
2,5
2,5
2,6
2,8
3,1
2,9
2,8
2,9
3,0
1,6 2,6 3,3
_. 2,2 0,8 4,2
._ 0,1 0,5 4,1
_. 0,1 0,5 3,7
0,1 0,4 5,9
__ 2,3 3,3 4,7
._ 1,4 2,3 5,3
0,1 1,0 4,5
1,2 0,1 1,1 5,1
1,2 0,7 6,4 5,0
1,3 2,1 2,3 6,8
0,9 v 1,0 5,0 6,5 -
. 35,0
39,4
32,9
39,0
45,6
46,8
42,1
39,0
39,4
39,0
14,4
19,1
22,1
22,1
24,0
22,4
25,7
26,0
26,2
24,3 v28,7
17,6 3,1
17,7 3,1
18,0 3,2
18,3 3,2
19,3 2,4
19,7 2,4
20,7 2,8
22,6 2,9
22,5 3,7
23,9 3,8
25,9 24,5
27,3 22,8
26,7 22,8
29,6 22,9
29,5 22,8
29,7 23,9
30,0 24,4
31,0 24,3
30,1 24,3
30,6 24,6
v32,9 v24,3
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
1,6 0,8
1,7 0,8
1,5 0,8
1,6 0,9
1,5 0,9
1,4 0,9
1,4 0,9
1,6 1,0
1,6 1,0
1,9 1,1
1,8 1,1
1,2 1,1
1,6 1,0
0,2 1,1
0,3 1,2
0,3 1,0
0,3 1,1
0,3 0,9
0,4 0,8
0,4 v 0,4 0,8 v 0,9
0,8 17,2 25,9
0,6 17,0 25,6
1,4 20,3 26,2
1,2 19,6 26,4
1,1 21,0 28,1
1,5 22,0 28,1
2,1 24,1 30,0
3,8 25,1 30,0
4,1 25,4 31,1
5,1 27,2 31,8
3,0 26,9 35,6
3,5 32,2 35,1
4,9 32,9 37,5
3,2 33,4 37,3
2,8 35,1 39,7
2,6 38,1 42,4
2,8 38,8 43,5
2,9 40,8 44,8
3,8 40,3 46,8
1,9 0,3 7,5
1,6 0,3 3,9
1,6 0,3 5,8
1,9 0,7 8,4
2,0
2,0
2,4 0,9 8,0
2,9 0,9 8,6
2,9 0,9 8,6
2,7 1,2 6,4
2,7 1,2 6,5
2,9 1,2 7,9
2,2 1,2 7,9
2,1 1,1 6,3
2,0
1,0
2,3 1,0 11,0
2,1
1,0 10,0
1,0
1,1
6,8
-
2,0 1,7 -
2,0 2,1 _
2,0 v 1,9 2,1 v 2,6 _ _
0,1
...
0,1
...
5,3 22,0
D. Andere
31-12-60
(miljarden franken) 30-6-63 r
5,3 20,5
5,4 21,9
159,5 160,0 162,4
-
5,6 22,0
11,7
-
5,3 42,0 47,8
6,0 40,9 48,3
...
5,9 0,3
6,1 0,5
6,7 0,5
7,6 0,6
8,3 0,7
8,5 0,7
8,9 0,7
9,3 0,7
9,9 0,5
9,9 0,5
10,1
10,3 0,5
10,1
0,5
0,5
9,9 0,6
9,7 0,6
9,8 v10,5 0,7 v 0,7
23,6
23,7
24,4
25,4
29,6
28,1
31,1
29,7
32,5
31,4
31,5
31,7
37,0
40,7
38,4
43,6 v42,9
172,9 187,2 194,3 199,9 201,8 207,6 212,4 218,1 227,6
242,0 242,0 249,5 256,8 266,0 272,2 273,5 290,1 309,3
1 Voor de verklaring van de verschillen tussen de nieuwe en de oude reeks (voorgaande kolom verwijzen wij de lezer naar het artikel « Geldscheppende instellingen - Herziening van sommige statistische gegevens (hoofdstuk XIII) opgenomen in het Tijdschrif t voor Documentatieen Voorlichting, XXXVIIIe jaargang, deel II, nr 3, september 1963, blz. 174-177. voor de data v66r 30 juni 1963 hebben de bedragen opgenomen in de rubriek « 6a) in buitenlandse valuta's uitsluitend betrekking op de convertibele vreemde geldsoorten, terwijl die van rubriek • 6b) in Belgische franken niet enkel betrekking hebben op de Belgische franken doch ook op de niet-convertibele buitenlandse valuta's. Deze laatste vertegenwoordigen slechts geringe bedragen.
c) - Depositobanken - Passiva - Driemaandelijkse cijfers 30-6-62
30-9-62
31-12-62
31-3-63
30-6 3 -6
30-6-63
r
1
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
31-1.2-611 31-3-62
30-6-60
30-9-60
31-12.60
31-3-61
30-6-61
30-9-61
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
(miljarden franken) 31-12-64 31-3-65
30-9-63
31-12-63
31-3-64
30-6-64
30-9-64
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
29,1 16,1
32,4 17,6
34,4 16,9
40,5 16,7
41,7 17,5
43,1 15,9
45,9 18,1
54,9 21,1
A. Verplichtingen aan het buitenland : 1. I.M.F.
2. E.B.U. 3. Andere : a) in deviezen 2 b) in Belgische franken 2 3 4. Statistische aanpassing Totaal der verplichtingen aan het buitenland
9,2 12,4 22,4 23,0 21,3 15,5 16,4 17,2 20,4 21,7 28,1 6,9 9,1 10,0 10,7 11,2 10,8 10,5 10,9 11,5 10,9 11,1 11,2 12,4 12,3 13,5 -0,4 -0,8 -1,1 -0,7 -0,5 -0,4 -0,6 -0,1 -0,9 -0,1 -0,3 1-0,6 A-0,6 16,5 19,0 19,3 22,5 32,4 33,5 32,2 26,3 26,6 28,3 32,5 34,6 42,2
--
-
-
-
-
-
--
-
45,2
50,0
51,3
57,2
59,2
59,0
64,0
76,0
--
--
--
--
--
... 0,1 5,1
0,2 --5,0
... 0,4 6,8
-
-
B. Verplichtingen aan de binnenlandse geldscheppende sector :
1. Munten en biljetten 2. Andere : a) aan de Nationale Bank van België b) aan de openbare instellingen c) aan de depositobanken
---
--
1,7
--
...
--
...
--
0,]
--
--
--
--
--
--
---
--
-
--
--
0,3 ... 4,3
0,2 0,3 4,1
0,2 0,3 3,7
1,5
0,3
...
...
...
...
5,9
4,7
5,3
0,1 0,2 4,5
-
-
-
...
...
...
...
...
...
...
...
3,4
3,1
3,4
1,3 0,3 3,3
2,1
1,7
2,1
2,3
2,7
3,7
0,3 3,0
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
62,4
55,8
57,4
60,7
61,4
60,9
65.1
66,1
68,3
67,5
69,3
72,9
76,0
75,8
73,6
78,5
77,3
79,8
79,0
86,3
86,4
---
---
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
17,7
18,1
19,1
21,7
22,3
25,2
27,3
30,6
30,5
31,9
28,6
28,6
27,9
27,9
26,6
25,8
26,4
25,6
29,9
29,5
32,7
15,7 5,8
15,6 8,0
15,7 7,2
15,8 7,9
15,7 7,9
15,9 8,4
16,3 8,0
16,9 8,2
17,4 7,9
18,4 8,0
19,9 7,4
22,1 7,4
23,4 8,2
23,4 8,2
26,4 8,4
29,2 9,1
31,9 10,1
32,7 8,1
34,2 5,0
35,6 5,1
37,8 4,5
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
7,1
7,3
7,6
7,9
8,2
8,4
8,6
9,1
9,8
10,4
11,1
11,1
11,2
11,2
11,3
11,4
11,2
11,2
11,3
11,4
11,4
0,9
0,2 0,3
--
--
--
--
0,1
0,2 0,3
--
1,1
... 0,2
...
0,6
0,7 0,3
...
0,4
1,3 0,2
0,2
0,7
0,7 0,4
0,5
0,1
2,2 0,2
0,8
...
0,3
0,2
0,4
0,3
1,0
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
32,2
32,7
33,3
32,8
34,1
37,2
37,7
39,6
42,5
43,5
44,2
46,0
48,0
45,6
45,5
46,3
46,2
50,5
48,9
C. Verplichtingen aan de binnenlandse niet geldscheppende sector : 1. Chartaal geld
2. Giraal geld : a) aangehouden door de bedrijven en particulieren b) aangehouden door de overheid 3. Quasi-monetaire liquiditeiten : a) aangehouden door de bedrijven en particulieren : -- deposito's in Belgische franken op meer dan één maand - deposito's in Belgische franken op depositoboekjes - deposito' s in deviezen b) aangehouden door de Schatkist 4. Obligatieleningen 5. Andere : a) tegenover het Rentenfonds b) tegenover de parastatale kredietinstellingen c) tegenover de Schatkist D. Andere TOTAAL DER PASSIVA
159,5 160,0 162,4 172.9 187,2 194,3 199,9 201,8 207,6 212,4 218,1 227,6 242,0
... --
-
0,4 --
53,0 v52,9
242,0 249,5 256,8 266,0 272,2 273,5 290,1 309,3
1 Voor de verklaring van de verschillen tussen de nieuwe en de oude reeks (voorgaande kolom) verwijzen wij de lezer naar het artikel « Geldscheppende instellingen - Herziening van sommige statistische gegevens (hoofdstuk XIII) lo opgenomen in het Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting, xxxvine jaargang, deel II, nr 3, september 1963, blz. 114-177. Voor de data vóór 30 juni 1963 hebben de bedragen opgenomen in de rubriek • 3a) in buitenlandse valuta's s uitsluitend betrekking op de convertibele vreemde geldsoorten, terwijl die van rubriek « 3b) in Belgische franken s niet enkel betrekking hebben op de Belgische franken doch ook op de niet-convertibele buitenlandse valuta's. Deze laatste vertegenwoordigen slechts geringe bedragen. 3 Incl. de verrichtingen in Belgische franken aan de internationale instellingen gevestigd in de B.L.E.U. 2
d) - Totaal der geldscheppende instellingen - Activa - Driemaandelijkse cijfers 39 - 6 - 60
A. Vorderingen op het buitenland : 1. Goud 2. I.M.F. - Deelneming Leningen 1 3. Obligaties 4. Uitvoeraccepten in Belgische franken 5. Vordering op de E.B.U. 2 6. Andere : a) in deviezen 3 b) in Belgische franken 3 7. Statistische aanpassing Totaal van de vorderingen op het buitenl B. Vorderingen op de binnenlandse geldscheppende sector : 1. Munten en biljetten 2. Andere : a) op de Nationale Bank van België : - monetaire reserve - andere b) op de openbare instellingen c) op de depositobanken C. Vorderingen op de binnenlandse niet geldscheppende sector : 1. Op de Staat : a) op ten hoogste één jaar b) op meer dan één jaar : - oblig. verkrijgbaar door elke belegger . - overige 2. Op de lagere overheid en de administratieve parastatale instellingen : a) op ten hoogste één jaar b) op meer dan één jaar : - oblig. verkrijgbaar door elke belegger . - overige 3. Op de bedrijven, particulieren en parastatale bedrijven : a) accepten b) handelspapier c) voorschotten d) obligaties : - verkrijgbaar door elke belegger -- overige 4. Op het Rentenfonds : op ten hoogste één jaar 4 5. Op de parastatale kredietinstellingen : a) op ten hoogste één jaar b) op meer dan één jaar : - oblig. verkrijgbaar door elke belegger . - overige D. Andere TOTAAL DER ACTIVA ...
30-9-60
31 - 12 - 60
31 - 3 - 61
30 - 6 - 61
30 - 0 - 61
31 - 12 - 611 31 - 3 - 62
30 - 6 - 62
30 - 9 - 62
31 - 12 - 62
31 - 3 - 63
30 - 6 - 63
30 - 6 - 63
(miljarden franken)
30 - 9 - 63
31 - 12 - 63
31 - 3 - 64
30 - 6 - 64
30 - 9 - 64
59,5 4,4
54,7 4,4
58,5 4,4
56,6 4,4
53,7 4,4
58,3 7,4
62,4 8,0
64,9 7,2
66,8 7,5
67,1 6,7
68,3 6,7
68,6 6,7
68,6 6,5
68,6 6,5
68,4 7,0
68,6 7,1
68,8 8,2
69,6 8,2
69,7 8,2
1,1 2,2 5,5
1,0 2,0 4,1
1,0 3,3 3.5
1,3 3,2 3,1
1,4 4,4 2,4
1,4 3.5 0,7
1,6 3,5 0,4
1,4 2,9 0,4
1,3 4,7 0,3
1,2 3,1 0,3
1,2 4,8 0,3
1,2 4,2 0,2
1,2 5,3 0,2
0,8 7,0 0,2
0,9 7,0 0,1
1,0 6,9 0,1
1,0 5,8 0,1
1,0 7,5 0,1
18,2 18,6 2,3 3,2 0,3 - 0,3 92,9 87,7
24,4 2,4
27,7 33,5 35.6 33,9 34,2 29,1 37,1 30,6 32,3 43,4 2,2 2,6 2,0 2,2 2,3 2,2 3,3 2,5 2,3 4,9 0,9 - 0,5 - 0,2 - 0,3 - 0,4 0,3-- 0,4 -F 0,6 -I- 0,1 0,7 -0,1 96,6 98,0 102,6 106,8 113,1 113,5 111,8 111,9 115,9 122,0 130,0
43,5 5,3
45,0 5,6
44,9 5,5
49,4 6,0
49,1 6,3
131,9 134,0 134,1
139,3
-
31 - 12 - 64 31 - 3 - 65
0,9 8,2 0,1
72,5 8,7 1,5 1,0 9,4 0,1
74,2 9,0 1,5 1,1 8,4 0,1
50,3 6,2
56,0 6,5
65,7 7,0
141,8 143,6 155,7
167,0
(6)
2,9
2,7
3,0
2,9
2,7
2,7
2,8
2,8
2,9
2,7
2,9
2,9
2,8
2,8
3,0
3,1
3,5
3,3
3,2
3,4
3,7
0,4 1,5 2,1
0,3 2,6 3,4
1,0 3,1 2,1
1,8 2,1 2,3
0,2 1,5 2,8
0,4 2,1 3,7
4,0 1,8 3,3
2,5 0,8 3,4
0,1 1,0 3,2
0,1 0,9 3,4
1,6 2,6 4,9
2,2 0,9 4,5
0,1 0,6 4,7
0,1 0,6 4,3
0,1 0,6 7,4
2,3 3,4 5,0
1,4 2,4 5,3
0,1 1,1 4,8
1,2 0,1 1,2 5,2
1,2 0,7 7,0 5,2
1,3 2,1 2,5 7,2
74,3
80,8
73,3
80,6
86,2
90,7
82,6
80,3
84,1
85,7
57,1
67,9
73,2
73,2
72,4
76,0
78,2
80,1
79,1
83,0 v 81,8
(7)
24,8 37,1
24,8 37,1
25,4 37,2
25,6 37,2
26,7 36,4
27,1 36,4
28,1 36,8
30,1 36,9
30,0 37,7
31,3 37,8
33,5 58,5
35,1 56,8
34,5 56,8
37,5 56,9
37,5 56,8
37,7 57,9
38,0 58,4
39,2 58,3
38,2 58,3
38,7 v 40,9 58,6 v 58,3
(7) (7)
1,8
0,9
2,1
1,5
2,1
1,6
3,4
2,6
2,5
3,2
4,5
3,3
3,4
3,4
3,4
4,3
3,1
4,4
4,3
5,1
4,8
(9)
1,9 0,8
2,0 0,8
1,8 0,8
1,9 0,9
1,8 0,9
1,7 0,9
1,8 0,9
2,0 1,0
2,0 1,0
2,3 1,1
2,1 1,1
1,6 1,1
1,9 1,0
0,4 1,1
0,5 1,2
0,5 1,0
0,6 1,1
0,6 0,9
0,7 0,8
0,7 v 0,8 v
0,8 0,9
(9) (9)
2,9 20,0 26,3
2,2 20,9 25,7
2,8 24,0 26,2
2,0 23,0 26,4
2,3 23,7 28,1
2,3 24,2 28,1
4,1 27,1 30,1 .
3,9 27,7 30,1
4,6 27,8 31,2
5,3 29,6 31,9
5,8 31,4 35,7
3,8 35,4 35,2
5,0 36,1 37,6
3,3 36,6 37,4
3,4 37,4 39,8
4,8 42,5 42,5
2,9 42,7 43,6
3,8 44,9 44,9
4,7 44,0 46,9
6,3 43,4 49,2
(11) (11) (11)
1,9 0,3
1,6 0,3
1,6 0,3
1,9 0,7
2,0 1,0
2,0 1,0
2,3 1,0
2,4 0,9
2,9 0,9
2,9 0,9
2,7 1,2
2,7 1,2
2,9 1,2
2,2 1,2
2,1 1,1
2,1 1.0
2,0 1,1
2,0 1,7
2,0 2,1
2,0 2,6
(15) (15)
7,5
3,9
5,8
8,4
10,0
11,7
11,0
8,0
8,6
8,6
7,0
7,5
7,9
7,9
6,9
7,4
0,7
0,3
0,1
0,1
• • •
5,8 45,5 47,9 2,0 v 2,1 v
(8)
0,8
0,1
0,2
2,0
0,2
2,0
(14)
5,3 0,2
5,3 0,2
5,4 0,2
5,6 0,2
5,9 0,5
6,1 0,7
6,7 0,7
7,6 0,8
8,3 0,8
8,5 0,8
8,9 0,8
9,3 0,8
9,9 0,6
9,9 0,6
10,1 0,6
10,3 0,6
10,1 0,6
9,9 0,7
9,7 0,7
9,8 v 10,5 0,8 v 0,8
(14) (14)
34,3
36,5
46,7
51,3
53,8
56,7
58,0
57,2
57,8
55,4
55,7
62,9
71,1
69,3
69,0
71,2
77,]
84,0
82,0
86,6 v 84,2
(15)
339,3 339,7 359,5 374,3 391,2 406,9 419,6 414,5 419,2 424,3 434,6 457,4
481,3
480,6 487,3 508,5
511,5 526,7 530,0 560,8 v572,3
1 Speciale bons van de Belgische Schatkist (wet van 4-1-1963 - overeenkomst d.d. 1-2-1963). 2 Bilateraal gemaakte vorderingen op de debiteurlanden, bij de vereffening van de E.B.U. 3 Voor de data vóér 30 juni 1963 hebben de bedragen opgenomen in de rubriek • 6a) in buitenlandse valuta's • uitsluitend betrekking op de convertibele vreemde geldsoorten. terwijl die van rubriek • Gb) in Belgische franken • niet enkel betrekking hebben op de Belgische franken doch ook op de niet-convertibele buitenlandse valuta's. Deze laatste vertegenwoordigen slechts geringe bedragen. 4 De data, waarop het Rentenfonds geen cijfers heeft gepubliceerd, zijn de vorderingen op het Rentenfonds begrepen in rubriek D. • Andere •. 5 Voor de verklaring van de verschillen tussen de nieuwe en de oude reeks (voorgaande kolom) verwijzen wij de lezer naar het artikel • Geldscheppende instellingen - Herziening van sommige statistische gegevens (hoofdstuk BUI) • opgenomen in het Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting, XXXVIIIe jaargang, deel II, nr 3, september 1963, blz. 174-177.
d) - Totaal der geldscheppende instellingen - Passiva - Driemaandelijkse cijfers 30-9-60
31-12-60
31-3-61
30-6-61
30-9-61
31-12-61
31-3-62
30-6-62
30-9-62
31.12-62
31-3-63
A. Verplichtingen aan het buitenland : 1. I.M.F. 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 2. E.B.U 3. Andere : a) in deviezen 2 6,9 9,1 9,2 12,4 22,4 23,0 21,3 15,5 16,4 17,2 20,4 21,7 28,1 b) in Belgische franken 1 2 11,6 12,0 13,5 12,7 12,3 13,0 14,4 13,3 13,7 13,7 15,1 15,7 16,7 4. Statistische aanpassing -0,4 -0,8 -1,1 -0,7 -0,5 -0,4 -0,6 -0,1 -0,9 -0,1 -0,3 +0,6 +0,6 Totaal der verplichtingen aan het buitenland 18,4 20,5 21,8 24,6 34,4 35,8 35,3 28,9 29,4 31,0 35,4 38,2 45,6
30-6-63
(miljarden franken)
30-9-63
31-12-63
31-3-64
30-6-64
30-9-64
0,2
0,2
0,2
0,2
0,2
0,2
29,1 19,3 48,6
32,4 20,9 53,5
34,4 20,6 55,2
40,5 20,4 61,1
41,7 21,1 63,0
43,1 19,4 62,7
31-12-64 31-3-65
0,2
0,2
.
45,9 54,9 21,6 24,3 67,7 79,4
Kolom van ta belXII] « Gez amenlijke balans en de geldsellep. instel. s wa de ru briek begrep en
30-6-60
30-6-68
(6)
B. Verplichtingen aan de binnenlandse geldscheppende sector :
1. Munten en biljetten 3 2. Andere : a) aan de Nationale Bank van België b) aan de openbare instellingen c) aan de depositobanken : - monetaire reserve - andere
2,9
2,7
3,0
2,9
2,7
2,7
2,9
2,8
2,9
2,7
2,9
2,9
2,8
2,8
3,0
3,1
3,5
3,3
3,2
3,4
3,7
2,1
... 0 3
...
0,1
...
... 0,3
... ...
... ...
... ...
1,3 0,3
0,4 ...
0,3 0,3
0,3 0,3
1,6 ...
0,3 0,1
... 0,1
0,1 0,3
... 0,2
0,2 0,6
... 0,6
5,9
6,2
4,4
6,2
8,8
6,7
4,2
4,4
7,5
7,2
4,8
4,4
6,5
10,3
9,0
5,6
1,2 6,3
,
4,0
4,2
1,2 1,3 12,1 11,2
C. Verplichtingen aan de binnenlandse niet geldscheppende sector :
1. Chartaal geld 4 122,1 123,6 126,9 125,5 127,9 129,1 132,2 131,0 135,3 136,7 141,7 143,8 149,7 2. Giraal geld • a) aangehouden door de bedrijven en particulieren 5 89,6 81,9 86,4 88,4 90,4 89,8 95,2 95,8 99,3 99,0 102,2 106,4 110,8 b) aangehouden door de overheid 8,2 8,6 7,3 8,7 8,4 9,6 10,0 9,6 10,4 11,0 10,6 12,5 12,7 3. Quasi-monetaire liquiditeiten : a) aangehouden door de bedrijven en particulieren : - deposito's in Belgische franken op meer dan één maand 17,7 18,1 19,1 21,7 22,3 25,2 27,3 30,6 30,5 31,9 28,6 28,6 27,9 - deposito's in Belgische franken op depositoboekjes 15,7 15,6 15,6 15,8 15,7 15,9 16,3 16,9 17,4 18,4 19,9 22,1 23,4 - deposito's in deviezen 5,8 8,0 7,2 7,9 7,9 8,4 8,0 8,2 7,4 8,2 7,9 8,0 7,4 b) aangehouden door de Schatkist 4. Obligatieleningen 7,1 7,3 7,6 7,9 8,2 8,4 8,6 9,1 9,8 10,4 11,1 11,1 11,2 • 5. Andere : a) tegenover het Rentenfonds 6 5,4 ... ... 4,4 6,0 8,2 5,8 4,8 4,1 2,7 0,1 0,2 0,3 b) tegenover de parastatale kredietinstellingen ... 0,1 0,7 0,4 0,2 0,5 0,6 1,4 0,2 0,3 0,3 0,1 0,4 c) tegenover de Schatkist D. Andere
42,1 TOTAAL DER PASSIVA
46,7
57,5
59,7
62,4
67,0
68,3
68,6
67,8
67,8
65,3
76,5
82,9
339,3 339,7 359,5 374,3 391,2 406,9 419,6 414,5 419,2 424,3 434,6 457,4 481,3
149,7 150,1 153,7 151,4 157,1 158,4 163,7 161,4
(1)
109,9 106,5 113,2 111,6 117,6 115,1 124,1 123,5 12,7 11,2 12,1 11,3 12,4 11,7 10,8 9,2
(1) (I
P
27,9
26,6
25,8
26,4
25,6
29,9
29,5 32,7
(2)
23,4 8,2
26,4 8,4
29,2 9,1
31,9 10,1
32,7 8,1
34,2 5,0
35,6 37,8 5,1 4,5
11,2
11,3
11,4
11,2
11,2
11,3
11,4 11,4
(2) (3) (4) (13 )
0,3 ... ... 0,5 0,4 0,6 -
0,4 -
0,3 -
1,0 -
... -
1,4 -
(8) (14) (7)
81,6
83,5
89,4
89,895,4 94,2
(15)
80,5
84,5
480,6 487,3 508,5 511,5 526,7 530,0 560,8 v572,3
de verbintenissen in Belgische franken tegenover 1 Voor de N.B.B. inbegrepen de verbintenissen in Belgische franken tegenover de internationale instel ingen andere dan het IX F. en de E.B.U.• voor de andere geldscheppende instellingen, inbegrepen de internationale instellingen gevestigd in de B.L.E.U., sedert men deze heeft kunnen verwijderen uit de binnenlandse niet geldscheppende sec or, t.t.z. sedert juni 1959. 2 Voor de data v66r 30 juni 1963 hebben de bedragen opgenomen in de rubriek a 3a) in buitenlandse valuta's • uitsluitend betrekking op de convertibele vreemde geldsoorten, terwijl die van rubriek 8b) in Belgische franken • niet enkel betrekking hebben op de Belgische franken doch ook op de niet-convertibele buitenlandse valuta's. Deze laatste vertegenwoordigen slechts geringe bedragen. 3 N.B.B. • inclusief de munten en biljetten van de Schatkist die door andere geldscheppende instellingen dan de Nationale Bank worden aangehouden. Geldscheppende openbare instellingen : alleen de munten en biljetten van de Schatkist in de handen van de Nationale Bank van België. 4 De cijfers van deze rubriek zijn onderschat voor de Nationale Bank van België en overschat voor de openbare instellingen voor een bedrag gelijk aan de munten en biljetten van de Schatkist, die door de andere geldscheppende instellingen dan de Nationale Bank van België worden aangehouden. 5 N.B.B. • inclusief de rekeningen op zicht van de parastatale instellingen, behalve die van het Rentenfonds, hetwelk onder C5a of D. a Andere • voorkomt. Geldscheppende openbare instellingen : inclusief de rekeningen op zicht van de parastatale instellingen, behalve deze van bepaalde administratieve parastatale instellingen welke in rubriek C2b begrepen zijn. 6 Op de data, waarop het Rentenfonds geen cijfers heeft gepubliceerd, zijn de verplichtingen aan het Rentenfonds begrepen in rubriek D. a Andere •. 7 Voor de verklaring van de verschillen tussen de nieuwe en de oude reeks (voorgaande kolom) verwijzen wij de lezer naar het artikel « Geldscheppende instellingen - Herziening van sommige statistische gegevens (hoofdstuk XIII) • opgenomen in het Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting, XXXVIIIe jaargang, deel II, nr 3, september 1963, blz. 174-177.
---- 518 —
XIII
-
3.
-
GELDHOEVEELHEID EN QUASI-MONETAIRE LIQUIDITEITEN (Veranderingen in miljarden franken)
OuosTmonetaire liquiditeiten
fr
v7 r
,
,
Kredieten aan bedrijven en particulieren
P
At4'
Geldschepping • ten behoeve van de overheid
rfï,, Tegeldemoking von overheidspapier
r
rr
XIII - 3. - OORZAKEN VAN DE VERANDERINGEN IN DE GELDHOEVEELHEID (miljarden franken)
Tijdvak
Geldhoeveelheid
Quasimonetaire liquiditeiten
Totaal Van de geldhoeveelheld en van de
quasi
-
monetaire ligulditelten (1)
(2)
van kredieten aan bedrijven en particulieren
Staat
(6)
(7)
(8)
aankoop Andere door op de markt overheidetussenkoms door de instellingen geldschep.. van het 2 Rentenfonds pende instellingen (9)
(10)
(11)
Obligatieleningen van de depositobanken
Kredieten aan niet-geldscheppende financiële instellingen
Diversen
(12)
(13)
(141
0,7 1,0 1,0 5,3 6,0
- 0,9 + 0,1 - 0,2 + 1,5 + 0,5
- 0,3 - 0,3 + 0,6 - 1,0 - 1,0
+ + + +
5,4 5,5 5,7 0,7 6,5
+ 1,6 ... - 0,7 + 1,3 + 2,2
+ 1,0 - 0,5 ... - 0,4 + 0.1
+ + + + +
0,2 0,2 1,0 0,5 1,9
-
... 0,2 0,2 0,3 0,7
+ 0,6 + 0,1 - 0,4 - 0,4 - 0,1
- 0,7 + 0,4 - 2,6 - 0,4 - 3,3
+ 5,4 3 + 4,5 + 5,3 3 + 10,6 3 + 25,8 3
- 1,4 - 0,6 + 5,3 + 4,5 + 7,8
+ + + +
0,8 2,8 2,4 5,5 9,9
- 0,5 + 0,5 - 1,0 - 0,1 - 1,1
- 0,8 - 0,1 - 1,9 + 1,1 - 1,7
+ + +
5,7 0,1 2,4 4,4 3,6
- 0,6 + 0,6 - 0,5 + 2,5 + 2,0
+ 1,1 - 0,1 + 0,4 + 0,1 + 1,5
- 0,6 + 0,3 + 0,1 + 0,6 + 0,4
-
0,3 0,3 0,3 0,2 1,1
+ 0,8 + 0,7 + 0,4 + 0,6 + 2,5
+ 2,8 + 0,8 - 2,0 + 0,4 + 2,0
+ 4,2 ... + 2,6 - 2,5 + 4,3
+ 3,1 + 8,7 + 4,2 + 5,4 + 21,4
+ 5,0 + 0,3 + 1,7 - 2,3 + 4,7
- 1,3 + 3,9 + 0,8 + 8,1 + 11,5
- 1,4 + 1,3 - 1,7 + 1,6 - 0,2
+ 1,8 - 2,2 + 2,5 - 2,0 + 0,1
+ + + +
1,6 0,3 2,7 3,8 0,8
- 0,2 - 0,1 + 0,8 + 1,7 + 2,2
+ 0,2 + 0,6 + 0,4 - 0,7 + 0,5
- 0,6 + 0,5 - 0,1 + 0,9 + 0,7
-
0,5 0,6 0,6 0,7 2,4
- 0,3 + 2,3 - 0,2 + 0,6 + 2,4
- 1,2 + 2,4 - 2,1 + 2,0 + 1,1
+ 8,1 +10,7 - 4,5 +11,1 +25,4
+ + + + +
2,2 1,4 1,9 2,7 8,2
+ 10,3 + 12,1 - 2,6 + 13,8 + 33,6
+ 3,3 - 0,1 - 2,0 - 2,6 - 1,4
+ 1,9 + 3,9 + 3,2 + 8,3 + 17,3
- 1,3 ... + 0,5 + 0,3 - 0,5
- 0,4 + 0,4 + 0,1 + 0,9 + 1,0
+ 11,6 + 6,4 - 1,5 + 7,5 + 24,0
- 1,3 + 0,1 + 0,1 + 0,9 - 0,2
-
0,2 0,4 0,9 0,1 1,6
+ 0,2 + 0,9 - 0,3 - 0,9 - 0,1
-
0,1 0,1 0,1 0,1 0,4
+ 0,5 ... - 0,2 + 0,2 + 0,5
- 3,9 + 1,0 - 1,5 - 0,6 - 5,0
- 4,7 +12,8 - 1,9 +13,5 +19,7
+ 4,3 - 2,0 + 2,7 + 1,1 + 6,1
- 0,4 + 10,8 + 0,8 + 14,6 + 25,8
- 1,7 + 0,3 + 1,9 + 6,3 + 6,8
+ 4,1 + 3,5 + 1,3 + 2,7 + 11,6
- 1,3 + 0,7 + 1,3 - 0,3 + 0,4
- 4,7 + 0,9 + 0,7 + 0,9 - 2,2
+ 3,2 + 4,8 - 0,8 + 4,7 + 11,9
- 0,1 + 1,3 ... + 0,8 + 2,0
-
0,2 0,3 1,0 0,7 2,2
+ 0,1 •- 0,4 - 0,5 - 0,2 - 1,0
+ 0,3 - 0,1 - 0,1 ... + 0,1
+ 0,3 ... - 1,0 + 1,3 + 0,6
- 0,4 + 0,1 - 1,0 - 0,9 - 2,2
v - 4,6
+ 4,8
+
- 1,5
v - 0,7
v - 0,9
v + 0,3
+ + -
le 2e 3e 4e
kwartaal kwartaal kwartaal kwartaal Totaal
+ 2,1 3 + 4,1 + 1,7 3 + 8,8 3 +16,7 3
+ 3,3 3 + 0,4 + 3,6 3 + 1,8 3 + 9,1 8
1962
le 20 3e 40
kwartaal kwartaal kwartaal kwartaal Totaal
- 1,1 + 8,7 + 1,6 + 7,9 +17,1
1963
le 2e 30 40
kwartaal kwartaal kwartaal kwartaal Totaal
1964
le 2e 30 4e
kwartaal kwartaal kwartaal kwartaal Totaal
1965
le
kwartaal
van comme!, eiéle vorde• . ringen op het buitenland
Tegeldemaking van overheidspapier
+ + + +
+ 5,1 - 1,8 + 2,8 3 ... 3 + 6,1 3
1961
(b)
Geldschepping ten behoeve van de overheid
Herfinanciering buiten de geldscheppende instellingen (stijging : -)
+ 4,4 - 0,7 - 4,6 + 6,1 3 - 0,7 + 10,5 3 - 1,6
- 3,9 + 7,4 - 5,2 3 + 6,1 3 + 4,4 3
le 20 3e
(4)
(3)
kwartaal kwartaal kwartaal 4° kwartaal Totaal
1960
Transacties met het buitenland Kredieten (lopend saldo verleend aan -1- kapitaal bedrijven en transacties particulieren 1 van de bedrijven en particulieren)
v+
1,2 5,6 2,4 3
0,2
v + 4,5
0,5
v-
1,8 v - 0,2
...
...
...
N. B. - Voor de indeling van de ■ Geldhoeveelheid a, zie tabel 4, hoofdstuk XIII. - Voor de indeling van de ■ Transacties met het buitenland », zie tabel 5, hoofdstuk XIII. - Voor de wijze van opstelling, zie opmerking onderaan tabel 1, hoofdstuk XIII. 1 Verandering van het opgenomen bedrag van de discontokredieten, voorschotten en acceptkredieten (ezel. de wissels die dienen om commerciële vorderingen op het buitenland te mobiliseren) die oorspronkelijk door de geldscheppende instellingen verleend werden. - 2 Incl. de pensioenfondsen. - 3 Tijdens het derde kwartaal van 1960 werden de deposito's in de Belgische banken van Kongolese ingezetenen, niet banken, die tot dan toe in de monetaire statistieken niet van de rekeningen van ingezetenen waren onderscheiden in « financiële a buitenlandse rekeningen omgezet; later werd een deel van deze rekeningen opnieuw met rekeningen van ingezetenen gelijkgesteld. Deze omzettingen veroorzaakten in de geldhoeveelheid en de quasi-monetaire liquiditeiten een louter boekhoudkundige vermindering van F 0,9 miljard in het derde kwartaal van 1960 en boekhoudkundige vermeerderingen van 0,3, 0,2, 0,1 en geldhoeveelheid 0,2 miljard respectievelijk in het vierde kwartaal van 1980 en het eerste, derde en vierde kwartaal van 1961. Deze boekhoudkundige vermindering en vermeerderingen werden geweerd uit de wijzigingen van de en de quasi-monetaire liquiditeiten, zoals ze in kolommen (1) tot (3) van onderhavige tabel voorkomen.
XIII • 4.
-
GELDHOEVEELHEID
(miljarden franken) Chartaal geld
Giraal geld in handen van de bedrijven en particulieren 1
Biljetten en munten van de Schatkist
periode Linde periode
Biljetten van de N.B.B.
Chartale gelahOe• veelheid 2
in handen van do Schatkist en de lagere overheid
geksvingen courant bij de N.B.B. 2
Deposito's direct opeisbaar Tegoeden °P tenof hoogste op post30 dagen bij de rekening banken en 2 parastatale instellingen
Totaal
2
Girale geldhoeveelheld
Totale hoeveelheld
Procent chartaal geld
(2)
(8)
(4)
(5)
(6)
(7)
1953 Juni December
5,8 5,9
98,4 101,6
102,6 105,9
6,9 7,1
0,6 0,6
19,6 19,9
46,1 46,8
66,3 67,3
73,2 74,4
175,8 180,3
58,4 58,7
1954 Juni December
5,9 5,9
100,2 102,7
104,3 106,7
8,1 7,4
0,7 0,5
20,2 20,6
49,0 48,4
69,9 69,5
78,0 76,9
182,3 183,6
57,2 58,1
1955 Juni December
5,8 5,6
105,3 107,6
108,6 110,7
7,3 7,9
0,6 0,6
20,4 20,8
50,7 52,5
71,7 73,9
79,0 81,8
187,6 192,5
57,9 57,5
1956 Juni December
5,4 5,4
108,4 111,5
111,4 114,3
6,7 6,5
0,3
22,6
54,1
0,6
21,8
55,6
77,0 77,5
83,7 84,0
195,1 198,3
57,1 57,7
1957 Juni December
5,3 5,4
111,2 112,7
113,9 115,5
7,9 6,4
0,4 0,9
23,0 22,0
56,7 53,2
80,1 76,1
88,0 82,5
201,9 198,0
56,4
1958 Juni December
5,5 5,5
115,3 117,4
118,1 120,3
7,6 7,2
0,4 0,5
23,2 24,0
56,8 57,5 8
80,4 82,0
88,0 89,2
206,1 209,5
57,3
1959 Juni December
5,5 5,6
117,5 118,3
120,3 121,3
7,8 7,6
0,4 0,5
24,9
60,6
25,8
61,1
85,9 87,4
93,7 95,0
214,0 216,3
58,2 56,1
1960 Juni December
5,7 5,8
119,3 124,1
122,1 126,8
8,2
0,4
0,7
25,7 26,9
63,5 58,7 4
89,6
7,3 5
86,3
97,8 93,6
219,9 220,4
55,5 57,5
1961 Juni December
5,9 6,0
124,8 129,1
127,9 132,2
8,5 10,0
0,4 0,6
27,8 27,9
62,7 4 66,7
90,4 95,2
98,9 105,2
226,8 237,4
58,4 55,7
1962 Juni December
6,1 6,2
132,1 138,5
135,3 141,7
10,4 10,6
0,4 0,5
29,1 30,4
69,8 71,3
99,3
102,2
109,7 112,8
245,0 254,5
55,2 55,7
6,2
146,2
149,6
12,8
0,4
32,2
78,2
110,8
123,6
273,2
54,8
Juni December
146,2 150,5
149,6 153,7
12,8 12,1
0 0
(9) = (10) = (11) = (4) 4- (8) (8) -i- (9) (8) : (10)
(1)
32,2 32,9
77,3 79,8
109,9 113,2
122,7
272,3
125,3
279,0
54,9 55,1
1964 April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December 1965 Januari Februari Maart April
150,2 151,5 153,9 155,9 155,0 155,0 155,9 155,8 160,3 156,8 157,8 158,1 161,3
153,6 154,8 157,1 159,2 158,5 158,4 159,5 159,2 163,8
10,0 9,1 9,9 11,7 10,8 9,6 10,8
160,2 161,2 161,4 164,8
10,9 9,2 8,9
35,2 33,7 35,8 36,6 34,6 34,1 35,2 33,1 35,9 36,7 34,7 35,2 37,2
77,0 81,3 81,5 77,5 78,9 80,5 80,6 83,0 87,6 83,7 85,1 v 87,8 v 88,4
1963 Juni e Nieuwe reeks
(r.)
(8)
58,3
57,4
6
CO CO..,1. cO CO 0 0 "C, 0 -d" 0 00 000 000; 0- d; 0- 0-
0CO ,rf. CO
tO
0
10,0
"i•
11,8 12,4
112,5 122,5 276,1 115,4 127,2 282,0 117,6 130,0 287,1 114,4 123,5 282,7 113,8 123,7 282,2 115,0 126,7 285,1 116,1 126,9 286,4 116,4 128,0 285,2 124,1 134,9 298,7 120,9 130,9 291,1 120,2 131,1 292,3 v123,5 v132,7 v294,1 v126,0 v134,9 v299,7
55,6 54,9 54,7
56,3 56,2 55,6 56,7 55,8 54,8 55,0 55,1 54,9 55,0
1 Incl. administratieve parastatale instellingen. Na aftrek van do kasvoorraden der geldscheppende instellingen.
2
3 Dank zij een nieuwe indeling werden, vanaf augustus 1958, de rekeningen op 4
5 6
meer dan één maand van de financi8le maatschappijen bij do banken uit de geldhoeveelheid verwijderd (cf. tabel XIII - 1, noot 4). In beginsel zouden de deposito's in de Belgische banken van de Kongolese ingezetenen niet in de geldhoeveelheid mogen begrepen zijn. De toepassing van dit beginsel stuit nochtans op moeilijkheden van statistische aard. Do deposito's op hoogstens één maand in de Belgische banken van de Kongolese ingezetenen, niet-banken, waren dan ook tot einde juli 1900 in de geldhoeveelheid begrepen; zij werden eruit verwijderd in augustus 1960 ten balein) van F 0,1 miljard en in september voor een aanvullend bedrag van F 0,4 miljard, maar deze bedragen werden er vervolgens gedeeltelijk terug in opgenomen en wel in december 1960, januari, september en oktober 1901 telkens voor F 0,1 miljard. Dit heeft tot gevolg dat. do beweging van do cijfers van do kolom (7) van bovenstaande tabel voor de periode juli 1960- oktober 1961 beinvlocd wordt door louter boekhoudkundige factoren. Het cijfer van do girale geldhoeveelheid in handen van de Schatkist en de lagere overheid per einde december 1960 is abnormaal laag terwille van do wanorde, door de stakingen veroorzaakt. Zonder deze laatste had dit cijfer ongetwijfeld tussen F 8 miljard en F fl miljard gelegen. Voor de verklaring van de verschillen tussen de nieuwe en de oude reeks verwijzen wij de lezer naar het artikels Geldscheppende instellingen - Herziening van sommige statistische gegevens, hoofdstuk XIII) s opgenomen in het Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting, XXX VITT° jaargang, deel II, nr 8, september 1968. blz. 174.177.
XIII - 5. - GOUDVOORRAAD EN NETTODEYIEZENPOSITIE VAN DE GELDSCHEPPENDE INSTELLINGEN (miljarden franken) Bedragen per einde tijdvak 1
Evolutie Goudvoorraad en nettodeviezenpositie na statistische aanpassing
Tijdvak
N.B.E.
Overige geldscheppende i netel. lingen
(1)
1954 Jaar 1955 Jaar 1956 Jaar 1957 Jaar 1958 Jaar 1959 Jaar 1960 Jaar
Evolutie
Kapitaaltransacties van de overheid met het buitenland
Herfinan• ciering buiten de geldscheppende inste lingen vvan commer. ciële vorderingen op het buitenland (stilging : -)
N.B.B.
Overige geldschep. pende instellingen
Totaal
Staat
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
(9)
Totaal
Andere
2
Trans acties met het buiten]. 3 (lopend saldo -Ikapitaaltransacties van de bedrijven en partlWieren) (10) = (6) - (7) ( 8 ) - (9)
GoudVerschil tussen de voorraad gegevens en nettovan de deviezenpositie betalingsvolgens balans de [kol. (12)] en die v.d. betalings. balans geldschepvan de pende B.L.E.U. instell. 5 [kol.(6)] 4
(2)
(3) = (1) -l(2)
2,6 2,5 3,8 2,3 3,4 1,6 5,7 8
48,3 54,7 54,0 56,1 72,1 70,7° 7 74,8 8
- 1,8 + 6,3 + 0,6 + 0,6 +17,1 - 6,1 67 + 8,2
- 0,3 + 0,4 - 1,3 + 1,2 - 0,8 + 2,0 - 4,1 8
- 2,1 + 6,7 - 0,7 + 1,8 +16,3 - 4,1° 7 + 4,1 8
+ 2,6 + 2,4 - 3,8 + 0,7 + 1,4 - 3,1 + 3,4
... + 0,2 + 0,3 - 0,2 ... - 0,8 7 + 1,7
- 0,8 + 0,6 - 0,1 - 0,2 - 0,4 + 0,2 + 0,5
- 3,9 + 3,5 + 2,9 + 1,5 +15,3 - 0,4 - 1,6
+ + -
(11)
(12)
50,9 57,2 57,8 58,4 75,5 72,3 87 80,5
-
kwartaal kwartaal 3° kwartaal 40 kwartaal
79,7 82,6 86,0 92,7
- 6,4 8 -14,4 -15,1 8 -14,9 8
73,3 8 68,2 70,9 8 77,8 8
- 0,8 + 2,9 + 3,4 + 6,7 +12,2
- 1,0 8 - 8,6 - 0,4 8 - 0,4 8 -10,4 8
- 1,8 8 - 5,7 + 3,0 8 + 6,3 8 + 1,8 8
+ 0,4 - 5,9 - 1,3 + 1,8 - 5,0
- 0,3 + 0,3 ... + 0,1 + 0,1
- 0,5 + 0,5 - 1,0 - 0,1 - 1,1
- 1,4 - 0,6 + 5,3 + 4,5 + 7,8
+ -
0,6 - 1,2 0,7 - 6,4 0,8 + 2,2 0,3 + 6,0 1,2 + 0,6
le kwartaal 20 kwartaal 3e kwartaal 40 kwartaal
90,5 89,6 88,6 91,0
- 5,9 - 7,2 - 7,7 -10,5
84,6 82,4 80,9 80,5
- 2,2 - 0,9 - 1,0 + 2,4 - 1,7
+ 8,8 - 1,2 - 0,7 - 2,5 + 4,4
+ 6,6 - 2,1 - 1,7 - 0,1 + 2,7
+ 2,7 + 0,3 - 3,7 ... - 1,8 + 0,1 + 0,6 ... - 2,2 + 0,4
- 1,4 + 1,3 - 1,7 + 1,6 - 0,2
+ 5,0 + 0,3 + 1,7 - 2,3 + 4,7
+ + +
+ 6,6 0,4 - 2,5 0,9 - 0,8 0,8 + 0,7 1,3 + 4,0
95,4 98,6
-11,6 -14,2
83,8 84,4
+ 4,4 + 3,2
- 0,7 - 2,0
+ 3,7 + 1,2
+ 1,7 + 1,3
- 1,3 ...
+ 3,3 - 0,1
- 1,3 + 2,4 + 0,3 + 1,5
30 kwartaal 4° kwartaal
98,6 99,6 102,2
-15,3 -19,0 -23,3
83,3 80,6 78,9
+ 1,0 + 2,6 +11,2
- 3,4 - 4,6 -10,7
- 2,4 - 2,0 + 0,5
- 0,9 ... + 0,2 + 0,1 + 2,3 + 0,1
+ 0,5 + 0,3 - 0,5
- 2,0 - 2,6 - 1,4
-
1964 10 kwartaal 2e kwartaal 30 kwartaal 40 kwartaal
101,8 103,2 105,2 114,8
-23,6 -24,4 -24,3 -26,8
78,2 78,8 80,9 88,0
- 0,4 + 1,4 + 2,0 + 9,6 +12,6
- 0,3 - 0,8 + 0,1 - 2,5 - 3,5
- 0,7 + 0,6 + 2,1 + 7,1 + 9,1
+ 0,3 + 0,6 - 1,4 + 1,3 + 0,8
+ 2,0 - 1,3 - 1,0 :4- 0,7 + 0,3 + 1,3 - 0,2 - 0,3 + 1,1 + 0,4
- 1,7 + 0,3 + 1,9 + 6,3 + 6,8
1965
113,3
v-25,7 v87,6
- 1,5
v+ 1,1 v- 0,4
v- 3,4
1961
le
20
1962
1963 1° kwartaal . 20 kwartaal (r) Nieuwe reeks g 2e kwartaal
le
kwartaal
1 Een indeling
... ...
...
- 1,5
1,5 - 3,6 2,3 + 4,4 1,1 + 0,4 0,3 + 2,1 0,4 +15,9 - 4,1 + 2,1 + 6,2
-
- 2,4 - 2,1 1,1 - 0,6
0,1
v+ 0,8 v+ 0,1 v+ 0,6 2,2 v+ 0,1
+ 4,5
van de goudvoorraad en nettodeviezenpositie per voornaamste categorie van vorderingen en verplichtingen wordt gegeven in tabel XIII-2 en, voor de periode 1950-1960, in het 'Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting van juli 1961, blz. 20 tot 27. Deze bedragen omvatten inzonderheid de buitenlandse leningen van de lagere overheid en van de administratieve parastatale instellingen en de bewegingen van de door de N.M.K.N. aangehouden vorderingen in internationale akkoorden (zie noot 7 hierna). 3 Cijfers van deze kolom die, berekend zoals onderhavige tabel het aantoont, worden hernomen in kolom (4) van tabel XIII - 8. 4 Dit verschil is gelijk aan : - de veranderingen van de goudvoorraad en de nettodeviezenpositie van de geldscheppende instellingen van de B.L.E.U. die voortvloeien a) uit de veranderingen van de nettotegoeden van de Luxemburgse banken op de andere landen, België uitgezonderd, b) tot 31 december 1960, uit de veranderingen van de verplichtingen van de Belgische banken aan de Kongolese bedrijven en e) uit de veranderingen van de verplichtingen van de Luxemburgse banken en, tot het tweede kwartaal van 1958, van de Belgische banken aan de internationale instellingen gevestigd in de B.L.E.U. [die veranderingen komen voor in kolom (12), maar niet in kolom (6)]. min, sedert het 3e kwartaal van 1963, de veranderingen van de nettotegoeden van de Belgische banken op de Luxemburgse ingezetenen [die veranderingen komen voor in kolom (6), maar niet in kolom (12)]. 5 Zie tabel IX - 1, totaal, en tabellen 1X - 2 en 3, rubriek 7. 6 Krachtens de wet van 19 juni 1959 mocht de N.B.B. in haar boeken, als eigen bezit, de vordering aantekenen die de Belgische Staat op het Internationale Monetaire Fonds bezit tot terugbetaling van zijn quotum als lid van het Fonds en zulks tot beloop van de door haar, ten gunste van het Fonds en ter ontlasting van de Staat, uitgegeven biljetten, verleende kredieten of gestorte goudbedragen. Een gedeelte van de vordering die de N.B.B. krachtens deze wettelijke beschikkingen boekt, vloeit niet voort uit verrichtingen met het Fonds, doch uit eenvoudige overnamen van vorderingen van de Belgische Staat. Dergelijke overnamen hadden plaats ten bedrage van F 2,8 miljard in het derde kwartaal van 1959 en van F 0,1 miljard in het vierde kwartaal van hetzelfde jaar. In het verloop van de « Goudvoorraad en nettodeviezenpositie na statistische aanpassing s [kol. (4) en (6)] wordt met die bedragen geen rekening gehouden. 7 Ten gevolge van de Conventie van 1 juli 1959, kocht de N.M.K.N. van de N.B.B. verscheidene gevestigde vorderingen in betalingsakkoorden af. Deze afkopen verklaren, voor ongeveer F 0,6 miljard, de vermindering van de goudvoorraad en nettodeviezenpositie van de N.B.B. [kol. (1)) tijdens het derde kwartaal van 1959. Evenals de latere terugbetalingen door het buitenland van afgekochte vorderingen, oefenen ze echter geen invloed uit op het saldo van de transacties met het buitenland opgenomen in kolom (10); in de evolutie van de goudvoorraad en nettodeviezenpositie worden zij inderdaad gelijkgesteld met kapitaaltransacties van de overheid (andere dan de Staat) met het buitenland en komen dan ook voor in de kolom (8). 8 Tijdens het derde kwartaal van 1960 werden de deposito's van de Kongolese ingezetenen bij de Belgische banken, waarmee tot dan tod geen rekening kon gehouden worden voor de berekening van de goudvoorraad en nettodeviezenpositie van de geldscheppende instellingen zoals deze in kolommen (2) en' (8) van onderhavige tabel voorkomt, in « bilaterale » of e financiële ■ buitenlandse rekeningen omgezet; later werd een deel ven de financiële 'rekeningen opnieuw met rekeningen van ingezetenen gelijkgesteld. Deze omzettingen brachten in de goudvoorraad en nettodeviezenpositie van de geldscheppende instellingen tijdens het derde kwartaal van 1960 een louter boekhoudkundige vermindering teweeg van F 1,3 miljard en boekhoudkundige vermeerderingen van 0,8, 0,2, 0,1 en 0,2 miljard respectievelijk in het vierde kwartaal van 1960 en liet eerste, derde en vierde kwartaal van 1961. Deze boekhoudkundige vermindering en vermeerderingen werden geweerd uit de evolutie van de « goudvoorraad en nettodeviezenpositie na statistische aanpassing » [kol. (5) en (6)]. Voor de verklaring van de verschillen tussen de nieuwe en de oude reeks verwijzen wij de lezer naar het artikel « Geldscheppende instellingen - Herziening van sommige statistische gegevens (hoofdstuk XIII) » opgenomen in het Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting, XXXVIIIe jaargang, deel II, nr 8, september 1963, blz. 174-177. 2
XIII • 6. - BALANSEN VAN DE NATIONALE BANK VAN BELGIE (1951 1958) -
(miljoenen franken) Posten
1958 1956 1957 1955 1958 1954 1951 1952 '31 december 31 december 81 december 31 december 31 december 81 december 81 december 31 december
ACTIVA
Goudvoorraad Tegoed op het buitenland Te ontvangen deviezen en goud Vorderingen op het buitenland in het kader van betalingsakkoorden : a) b) c) d)
E.B.U. landen, leden van de E.B.U. landen, leden van het E.M.A. andere landen
Debiteuren termijnverkopen dev. en goud Handelspapier op België Voorschotten op onderpand Mobilisering van spec. rekeningen E.B.U
31.771 178
35.180
38.787
903 1.994
38.911 3.338
46.385 259
46.247
1.431 2.492
995 2.986
45.767 1.923 350
63.487 1.415 280
15.202 4.709
14.951 1.640
13.440 942
8.596 709
9.138 712
9.743 422
6.825 1.744
868 2.170
646 1.476 9.152 394
304 20 8.319 721
580 1.448 9.511 291
821 8.399
210
772 89 11.395 453
879 1.464 14.384 2.726
7.806 1.312 44 774 72 4.103 510
166
227
6.460
6.035
7.970
7.895
8.800
5.900
6.615
7.840
1.824 69
445 225
1.183 44
783 118
1.836 89
202
845
247
548
700 1
690
42 1 1.825 673
11
70
1
1
650 2
8.890 345
(1(.13. van 22-3-1952 en 26-7-1952) -
1
Overheidseffecten (art. 20 der statuten
Overeenkomsten van 14 september 1948 en 15 april 1952) : a) schatkistcertificaten b) papier uitgegeven door instellingen waarvan de verbintenissen door de Staat gewaarborgd zijn c) andere overheidseffecten
Rekening-courant van de Schatkist Deel- en pasmunt Tegoed bij de Dienst der Postchecks Rekening A Rekening B
1.018
2 803
2 468
2 240
34.860 1.221 365 740
34.763 1.478 167 889
34.660 1.678 130 967
34.660 1.792 151 1.061
34.660 1.914 171 1.179
34.660 2.072 395 1.318
34.456 2.239 210 1.416
34.243 2.379 175 1.468
633 165 111.691
674 225 113.579
707 270 112.826
744 176 111.880
810 224 115.285
885 197 121.145
957 244 124.241
1.003 239 127.813
94.967
97.784
101.592
102.679
107.556
111.533
112.670
117.353
30
24
27
29
11
11
19
8
1.044
1.841
193
88
57
28
20
1
Geconsolideerde vordering op de Staat (art. 3, § b van de wet v. 28 juli 1948)
Overheidsfondsen (art. 18 en 21 der stat.) Te innen waarden Gebouwen, materieel en meubelen Waarden van de Pensioenkas van het Personeel Overgangsrekeningen
PASSIVA Bankbiljetten in omloop Rekeningen-courant en diversen : gewone voor Econ. Salnenwerking. Schatkist buitengewone conjunctuurtaks (Wet van 12-3-1957) Organismen door een bijzondere wet beheerd en openbare besturen Banken in België Banken in het buitenland : gewone rekeningen Particulieren Te betalen waarden
Verbintenissen tegenover het buitenland in het kader van betalingsakkoorden : a) landen, leden van de E.B.U. b) landen, leden van het E.M.A. c) andere landen Totaal der verbintenissen op zicht
--
--
--
--
--
--
--
209
632
310 1.805
405 2.446
364 2.148
269 1.997
277 1.888
320 1.663
524 2.546
313 2.876
475 393 831
476 253 447
920 261 465
1.035 280 862
171 348 890
229 321 450
179 840 654
181 174 474
644 -1.120 101.619
1.471 -879 105.526
852 -695 107.012
71 -462 107.272
277 -747 111.722
752 -273 115.580
268 -268 117.697
281 187 802 122.681
1.079
8.872
2.817
Speciale provisie : voor E.B.U.-voorschotten : a) speciale rekeningen (K. B. van 15-9-1951,22-3-1952 en 26-7-1952) b) Schatkist c) Overeenkomst van 14-9-54 : N.M.K.N.
Te leveren deviezen en goud Pensioenkas van het Personeel Overgangsrekeningen Kapitaal Reservefonds : a) Statutaire reserve b) voorzorgsfOnds ' c) . rekening der afschrijvingen op ge. . bouwen, materieel én.Meubelen:
Te verdelen nettowinst
4.057 -
2.478 633 122 400 208 ' -228 ,616 251• 111.691
--
--
--
--
1.483 674 106 400 232 • 234. 789 263 113.579
32 707 200 400 256• 243 867 292 112.826
--
--
--
--
-
--
--
--
--
-
--
--
71 810 284 400
275 1.551 885 289 400
475 1.850 957 537 400
500 870 1.003 446 400
315 245
849 247
385 248
• .425 254
1.079 359 115.285
1.208 361 121.145
1.306 386 124.241
1.858 381 127.818
1.498 744 143 400 283 • 248 . 961 836 111.880
N. B. - Het Jaarverslag van de N.B.B. bevat, in bijlage, al de weekstaten voor• het verslagjaar. Het geeft eveneens een beknopte toelichting bij do voornaamste balansposten.
- 523 XIII - 6. - BALANSEN YAN DE NATIONALE BANK YAN BELGIE
(sedert 1959)
(miljoenen franken)
Posten
1959 31 december
1960
11 december
1961 81 december
1962 31 december
62.424 20.432 6.856
68.248 12.848 2.935
I
1963 31 december
1964 31 december
68.566 21.532 10.924
72.555 26.996 9.260
1.500
1.500
• ACTIVA Goudvoorraad Vreemde valuta's Te ontvangen vreemde valuta's en goud Activa in het buitenland, in Belgische franken Internationale akkoorden (Wetten van
28-7-1948 en 19-6-1959) : a) E.B.U. b) E.M.A. c) I.M.F. - Deelneming - Leningen d) andere akkoorden Debiteuren wegens termijnverkopen van vreemde valuta's en goud Handelspapier Voorschotten op onderpand Overheidseffecten (Art. 20 der statuten.
Overeenkomsten van 14-9-1948, 15-41952 en 1-2-1963) Deel- en pasmunt Tegoed bij het Bestuur der Postchecks Geconsolideerde vordering op de Staat
(Wetten van 28-7-1948 en 19-6-1959) . Overheidsfondsen (art. 18 en 21 der stat ) Gebouwen, materieel en meubelen Waarden van de Pensioenkas van het Personeel Diversen Orderekening :
: Tegoed voor rekening van de Minister van Nationale Opvoeding en Kultuur (Schoolpakt, wet van 29 mei 1959, artikel 15)
56.693 4.407 224
58.525 12.605 6.775
5.536
3.509
413
251
118
62
4.388
4.388
7.989
6.738
7.064
8.716 1.500
1.205 7.560 102
11.821 6.773 51
18.494 5.086 74
12.341 10.083 3.022
21.093 9.290 1.655
26.397 7.001 625
8.215 645 2
6.040 617
5.140 326 2
9.275 247
1
6.515 490 2
1
9.825 397 2
34.030 2.469 1.508
34.000 2.519 1.519
34.000 2.568 1.539
34.000 2.627 1.593
34.000 2.703 1.657
34.000 2.793 1.712
1.032 515
1.168
1.278 1.778
1.430
544
1.186
1.593 1.215
128.531
1.075 698 150.916
168.594
163.210
192.241
206.149
1.512
2.114
2.170
1.911
1.500
1.450
124.091
129.078
138.481
150.508
160.286
24
1
5
3
5
185
25
27
17
12
Bestuur der Postchecks
PASSIVA Bankbiljetten in omloop Rekeningen-courant :
gewone rekening buitengewone conjunctuurtaks (Wet van Schatkist 12-3-1957) speciale rekening vereffening E.B.U. Bankeh in het buiten]. : gew. rehening Diverse rekeningen-courant Internationale akkoorden (Wetten van 28-7-1948 en 19-6-1959) : a) E.M .A. b) andere akkoorden
118.325
494 1 252 3.161 344 224
...
...
...
...
...
308 2.606
445 8.338
387 3.474
309 3.298
329 1.651
200 365
185 413 142.972
126 333 154.594
161 383 162.827
Totaal der verbintenissen op zicht
122.808
249 263 127.726
Belgische banken, monetaire reserve Te leveren vreemde valuta's en goud Pensioenkas van het Personeel Diversen Kapitaal Reserves en afschrijvingsrekeningen •
-1.436 1.032 767 400 2.088 128.531
18.644 1.075 938 400 2.133 1.50.916
--
Orderekening : Minister van Nationale Opvoeding en Kultuur : Tegoed voor zijn rekening
bij het Bestuur der Postchecks (School. pakt, wet van 29 mei 1959, artikel 15)
138.452 --
--
25.376 1.168 1.007 400 2.191
15.271 1.278 1.016 400 2.273
168.594
163.210
--
32.000 1.430 1.453 400 2.364 192.241
1.253 35.707 1.593 1.849 400 2.520 206.149
. .
. •
1.512
2.114 . •
2.170
1.91i
• . 1.500
"
1.450
N. B. - Het Jaarverslag van de N.E.E. bevat, in bijlage, al de weel staten voor liet verslagjaar. Het geeft eveneens een beknopte toeliel ting bij de voor-
naamste balansposten.
XIII - 6.
- WEEKSTATEN YAN DE NATIONALE BANK YAN BELGIE (miljoenen franken)
Penden
1964 9 maart
1985 8 maart
1964 6 april
1965 5 april
1964 4 mei
1965 10 mei
1964 8 juni
4
1965 juni
ACTIVA Goudvoorraad Vreemde valuta's Te ontvangen vreemde valuta's en goud Activa in het buitenland, in Belgische franken Internationale akkoorden (Wetten van 28-7-1948 en 19-6-1959) : a) E.B.U. b) E.M.A. c) I.M.F. : - Deelneming - Leningen 1 d) andere akkoorden
Debiteuren wegens termijnverkopen van vreemde valuta's en goud Handelspapier Voorschotten op onderpand Overheidseffecten (Art. 20 der statuten. Overeenkomst van 14-9-1948)
Deel- en pasmunt Tegoed bij het Bestuur der Postchecks Geconsolideerde vordering op de Staat (Wetten van 28-7-1948 en 19-6-1959) . Overheidsfondsen (art. 18 en 21 der stat.) Gebouwen, materieel en meubelen Waarden van de Pensioenkas van het Personeel Diversen
68.678 20.881 10.440
74.219 25.958 8.932
68.926 20.543 12.738
74.497 25.479 8.957
69.568 19.964 12.299
75.223 25.671 9.408
69.607 21.146 13.113
76.615 24.076 10.960
1.500
1.500
1.500
1.500
1.500
1.500
1.500
1.500
106
51
102
47
98
43
94
38
•
•
•
•
•
•
7.214
9.016 1.500
8.214
9.016 1.500
8.214 --
9.117 1.500 45
8.214 --
9.992 3.375 78
20.230 4.433 1.975
25.579 2.772 1.500
20.069 6.971 1.973
24.910 4.785 1.389
19.329 6.206 1.058
24.837 4.080 2.499
20.725 4.680 2.297
23.297 6.180 356
8.975 298 2
9.900 604 2
6.575 276 2
9.850 617
9.050 587
1
9.900 255 2
9.900 544
1
9.575 281 2
34.000 2.793 1.657
34.000 2.950 1.711
34.000 2.794 1.657
34.000 2.949 1.711
34.000 2.793 1.657
34.000 2.953 1.711
34.000 2.793 1.657
34.000 2.953 1.711
1.496 1.131
1.678 1.371
1.493 1.046
1.675 1.445
1.502 1.225
1.684 1.269
1.503 1.104
1.685 1.290
185.809
203.243
188.879
204.328
189.271
205.178
192.590
208.551
1.195
1.150
1.091
1.032
909
910
727
808
151.325
164.357
1
Orderekening : Bestuur der Postchecks : Tegoed voor rekening van de Minister van Nationale Opvoeding en Kultuur (Schoolpakt, wet van 29-5-1959, artikel 15) .
PASSIVA 147.762
158.141
148.785
159.953
150.225
160.793
13
18
24
7
2
20
16
12
16
12
15
11
15
11
340 1.018
316 2.127
343 875
315 2.225
316 883
... 318 1.541
... 303 768
... 320 1.176
112 365
191 309
128 317
133 240
127 275
118 228
102 330
103 286
Totaal der verbintenissen op zicht
149.626
161.114
150.488
162.885
151.843
163.029
152.843
166.259
Belgische banken, monetaire reserve Te leveren vreemde valuta's en goud Pensioenkas van het Personeel Diversen Kapitaal Reserves en afschrijvingsrekeningen
30.721 1.496 1.173 400 2.393
1.302 34.561 1.678 1.635 400 2.553
32.832 1.493 1.273 400 2.393
1.344 33.932 1.675 1.539 400 2.553
31.668 1.502 1.465 400 2.393
1.382 34.403 1.684 1.727 400 2.553
33.886 1.503 1.565 400 2.393
1.394 34.352 1.685 1.908 400 2.553
185.809
203.243
188.879
204.328
189.271
205.178
192.590
208.551
1.195
1.150
1.091
1.032
.909
910
7.27
808
Bankbiljetten in omloop Rekeningen-courant : gewone rekening buitengewone conjunctuurtaks (Wet van Schatkist 12-3.1957) speciale rekening vereffening E.B.U. Banken in het buitenl. : gew. rekening. Diverse rekeningen-courant Internationale akkoorden (Wetten van 28-7-1948 en 19-6-1959) : a) E.M.A. b) andere akkoorden
-
6
Orderekening : Minister van Nationale Opvoeding en Kultuur : Tegoed voor zijn rekening bij het Bestuur der Postchecks (Schoolpakt, wet van 29-5-1959, artikel 15) .
t Speciale bons van de Belgische Schatkist (Wet van 4-1-1968. Overeenkomst dd. 1-2-1963). N. 13. - Het Jaarverslag van de Nationale Bank van België bevat, in bijlage, al de weekstaten voor het verslagjaar. Het geeft eveneens een beknopte toelichting bij de voornaamste balansposten.
- 525 XIII Bron
-
7.
-
VERRICHTINGEN IN POSTREKENING
: Bestuur der Poetchecke.
Debet
Credit
Duizenden rekeningen
Totaal tegoed
Tegoed van particulieren 2
(daggemiddelden)
Percentages
Stortingen en diversen
Giro's
Cheques en diversen
Giro's
Algemene beweging
(maandgemiddelden of maanden)
3
(einde tijdvak)
van de verrichtingen uitgevoerd zonder gebruik van chartaal geld
(miljarden franken)
1957
765
30,4
22,4
36,0
89,1
36,0.
89,1
250,2
91
1958
789
31,2
23,5
37,4
93,0
37,3
93,0
260,7
91
1959
819
33,1
25,1
39,4
97,9
39,1
97,9
274,3
91
1960
855
37,1
27,0
42,5
103,3
41,6
103,3
290,7
92
1961
882
40,3
29,2
45,7
111,2
46,1
111,2
314,2
92
1962
907
43,4
31,7
49,7
118,4
49,4
118,4
335,9
92
1963
933
47,9
34,8
54,8
130,5
54,6
130,5
370,4
92
1964
956
50,5
36,8
62,8
147,4
62,2
147,4
419,8
93
1963 30 kwartaal
924
48,5
34,5
56,6
133,8
57,5
133,8
381,7
91
40 kwartaal
933
47,7
35,0
58,4
139,0
56,4
139,0
392,8
93
kwartaal
937
49,1
36,1
57,8
140,0
58,6
140,0
396,4
93
61,5
146,0
415,8
93
1964
10
20 kwartaal
939
50,1
36,9
62,3
146,0
kwartaal
949
52,2
37,0
64,6
150,5
65,4
150,5
431,0
93
40 kwartaal
956
50,7
37,2
66,5
153,1
63,5
153,1
436,2
93
1965 le kwartaal
961
52,8
38,6
67,7
159,6
69,8
159,6
456,7
93
1964 April
937
49,8
36,3
63,0
150,1
63,2
150,1
426,4
93
139,0
395,0
93
30
Mei
938
48,8
37,3
58,7
139,0
58,3
Juni
939
51,8
37,2
65,1
148,9
63,0
148,9
425,9
93
Juli
941
57,8
38,0
76,9
175,3
77,0
175,3
504,5
93
A ugustus
945
49,7
36,9
56,9
136,4
60,7
136,4
390,4
93
58,3
139,8
398,0
93
September
949
49,1
36,1
60,1
139,8
Oktober
952
49,8
37,1
63,3
152,5
62,6
152,5
430,9
92
November
955
50,0
36,8
56,9
138,7
59,5
138,7
393,8
93
December
956
52,3
37,7
79,4
168,1
68,4
168,1
484,0
93
958
53,4
39,0
73,5
171,7
79,9
171,7
496,8
93
Februari
960
51,3
38,5
62,0
150,0
62,5
150,0
424,5
93
Maart
961
53,8
38,2
67,5
157,2
66,9
157,2
448,8
93
April
962
51,9
38,0
66,6
155,0
67,5
155,0
444,1
93
1965 Januari
1 Omvat het tegoed van de particulieren en van de Rijksrekenplichtigen. Deze tegoeden omvatten de vrije tegoeden en, tot en met juni 1961, de effecten van de Muntsaneringslening waarin de definitief geblokkeerde tegoeden werden omgezet; vanaf juli 1961, alleen de vrije tegoeden. De cijfers over de vrije tegoeden der particulieren per einde tijdvak, worden in de stand van de Staatsschuld gepubliceerd (cf. tabel 8, hoofdstuk XVI van onderhavig Tijdschrift). 3 Gemiddeld tegoed op het einde van elke dag der maand, zowel werkdagen als niet-werkdagen. Voor een zon- of feestdag is het aangeduide tegoed dit van de vorige werkdag. 2
- 626 -
XIII • 8. - ALGEMENE STAAT DER BANKEN 1 (miljoenen franken)
Activa 1961 1962 1968 1964 31 december 81 december 31 december 31 december
Posten
A. Spaargelden (art. 15, K.B. 42)
1964 81 maart
1965 81 maart
1964 80 april
1965 80 april
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
1.252
-
1.344
-
1.382
Kas, Nationale Bank, Postrekening, N.K.B.K.
7.533
6.523
7.851
9.683
6.325
6.812
3.513
3.943
Daggeld
1.214
1.272
2.095
1.650
2.302
1.749
518
725
Bankiers
B. Beschikbare en vlottende middelen : Activa van de monetaire reserve, speciaal deposito hij de N.B.B.
10.782
13.192
16.665
22.926
21.357
29.165
20.344
25.605
Moedermaatsch., filialen en dochtermaatschappijen .
4.287
4.717
6.286
6.379
5.192
12.218
5.634
5.043
Andere te innen waarden op korte termijn
6.742
8.248
8.787
9.559
10.682
10.063
9.285
10.442
66.088
46.685
72.460
84.885
76.076
90.073
80.979
95.968
40.213 25.875
16.569 30.116
29.415 43.045
32.375 52.510
32.345
36.634
43.731
53.439
35.858 45.121
41.931 54.037
Prolongaties en voorschotten op effecten
1.237
1.317
1.230
1.149
1.235
1.206
Debiteuren wegens verstrekte accepten
14.318
17.927
18.784
21.292
19.474
21.719
19.875
22.510
Diverse debiteuren
30.726
38.608
45.661
50.802
46.618
52.310
46.928
53.591
Effecten a) Belegde wettelijke reserve b) Belgische overheidsfondsen 2 4 c) Buitenlandse overheidsfondsen 4 d) Bankaandelen e) Andere fondsen
53.444
75.148
72.105
74.789
71.902
77.459
72.399
79.925
429 50.094 1.261 1.187
468 71.460 317 1.282 1.621
541 67.875 556 1.545 1.588
605 69.307 601 1.868 2.408
543 67.618 556 1.587 1.598
611 72.362 635 1.859 1.992
569 68.050 543 1.593 .1.644
661 74.672 636 1.960 1.996
1.552
2.339
2.576
3.040
2.346
2.431
2.073
2.589
9
9
-
-
-
-
-
-
197.932
215.985
254.500
287.406
263.509
306.549
262.815
302.950
19
17
18
43
17
17
17
19
1.251
1.301
1.434
2.134
1.533
2.219
1.535
2.239
Participaties in dochtermaatsch. voor immobiliën
273
265
255
73
265
73
265
77
Vorderingen op dochtermaatsch. voor immobiliën
278
312
336
60
353
74
349
77
Materieel en meubilair
166
200
289
341
298
348
302
357
Totaal vastgelegde middelen
1.987
2.095
2.332
2.651
2.466
2.731
2.468
2.769
Totaal der activa
199.919
218.080
256.832
290.057
265.975
309.280
265.283
305.719
Wissels a) Overheidspapier 2 b) Handelswissels 3
Diversen Niet gestort kapitaal Totaal beschikbare en vlottende middelen
473
1.267 1
1.227
C. Vastgelegde middelen : Oprichtings- en eerste inrichtingskosten Gebouwen
1 Do algemene staat bevat, wat betreft de banken welke hun bedrijvigheid gedeeltelijk in liet buitenland uitoefenen, slechte de bestanddelen der activa van de Belgische zetels. De saldi van de rekeningen geopend door deze laatste op naam van de in het buitenland gevestigde zetels zijn opgenomen onder do rubriek « Moedermaatschappij, filialen en dochtermaatschappijen s. Sedert juni 1968 bevat de rubriek « Overheidspapier s de effecten door de Staat of onder zijn waarborg op hoogstens één jaar uitgegeven. Behalve het herdisconteerbare of ten bolopa van 95 pct. mobiliseerbare overheidspapier bij de N.B.B., omvat ze dus ook overheidspapier in deviezen en effecten op hoogstens één jaar uitgegeven onder staatswaarborg, actiefbestanddelen die tot nog toe onder de Belgische overheidsfondsen waren opgenomen. 3
Wissels herdisconteerd door de banken bij de N.B.B. en bij de parastatale instellingen (Uitstaande bedragen in miljoenen franken)
1961 81 december 1962 81 december
6.999 8.486
1968 81 december 1964 81 december
8.678 10.978
I
1964 81 maart 1964 30 april
10.858 10.446
I
1965 81 maart 1965 30 april
11.754 11.894
4 Uit de rubriek « Belgische overheidsfondsen » warden daarenboven sedert juni 1968 naar de rubriek s Buitenlandse overheidsfondsen s overgeheveld, diegene onder de effecten van de Kongolese schuld die niet onder waarborg van de Belgische Staat werden uitgegeven.
- 527 XIII - 8. - ALGEMENE STAAT DER BANKEN 1 (miljoenen franken)
Passiva 1064 1968 1961 1962 31 december 31 december 31 december 31 december
Posten
1964 31 maart
1965 31 maart
1964 30 april
1965 80 april
A. Spaargelden (art 15, K. B. 42) B. Opvraagbaar : Bevoorrechte of gewaarborgde schuldeisers Daggeld a) Gedekt door reële zekerheden b) Niet gedekt door reële zekerheden Bankiers Moedermaatschappij, filialen en dochtermaatsch. Geaccepteerde wissels Andere te betalen waarden op korte termijn Crediteuren wegens wissels ter incasso Deposito's en crediteuren a) Dadelijk opvraagbaar b) Op hoogstens dertig dagen c) Op meer dan dertig dagen d) Op meer dan een jaar e) Op meer dan twee jaar f) Bankboekjes g) Andere op boekjes ingeschreven deposito's Obligaties en kasbons Nog te storten bedragen op fondsen en participaties Diversen Totaal opvraagbaar
398
1.747
804
698
431
412
1.742
2.110
871
1.406
2.420
1.596
1.749
1.835
2.855 2.879
1.986 124
815 56
1.232 174
1.214 1.206
1.488 108
1.698 51
1.658 177
2.760 119
28.067
26.553
38.661
51.301
44.223
57.426
43.570
55.029
3.911
4.300
7.884
7.065
6.949
12.951
6.622
6.036
19.476
14.319
17.928
18.784
21.292
21.719
19.874
22.510
2.776
3.875
4.901
5.287
6.479
5.252
5.072
5.361
967
1.095
1.216
1.254
1.219
1.301
1.173
1.378
121.118
130.986
150.290
164.568
153.458
172.178
152.436
172.879
66.746 6.112 27.902 1.529 2.495 14.613 1.721
71.259 5.532 29.392 2.201 2.671 17.937 1.994
81.543 5.159 30.007 1.138 3.049 27.355 2.039
86.118 9.034 29.915 731 3.020 33.743 2.007
80.728 5.822 30.660 1.151 3.093 29.976 2.028
84.966 10.242 34.925 1.053 2.965 36.047 1.980
79.090 6.256 30.744 1.096 3.101 30.138 .2.011
85.087 10.907 34.711 957 2.951 36.269 1.996
8.619
11.060
11.433
11.380
11.185
11.360
11.151
11.268
615
689
672
991
688
990
687
991
6.007
6.104
6.809
7.752
5.937
6.914
6.654
7.214
188.907
205.208
242.860
274.008
251.641
292.282
250.816
288.400
C. Niet opvraagbaar
6.520
7.636
8.221
9.814
8.287
10.804
8.289
10.984
Niet beschikbare reserve wegens uitgiftepremie
292
785
838
1.245
919
1.333
919
1.333
Wettelijke reserve (art. 13, K. B. 185)
428
467
541
607
543
611
568
661
3.652
3.828
4.179
4.197
4.282
4.033
4.388
4.135
Kapitaal
Beschikbare reserve
120
156
193
186
303
217
303
206
Totaal niet opvraagbaar
11.012
12.872
13.972
16.049
14.334
16.998
14.467
17.319
Totaal der passiva
199.919
218.080
256.832
290.057
265.975
309.280
265.283
305.719
Reservefonds
De algemene staat bevat, wat betreft de banken welke hun bedrijvigheid gedeeltelijk in het buitenland uitoefenen, slechts de bestanddelCn der passiva van de 13elg'sche zetels. De saldi van de rekeningen geopend door deze laatste op naam van de in het buitenland gevestigde zetels zijn opgenomen onder de rubriek « Moedermaatschappij. filialen en dochtermaatschappijen ».
XIII • 9. GEZAMENLIJKE BETALINGEN DOOR MIDDEL VAN DIRECT OPEISBARE BANKDEPOSITO'S IN BELGISCHE FRANKEN EN YAN TEGOEDEN IN POSTREKENING 1 -
Verhouding van de omzet tot de hoeveelheid 2 (herleid in type-maanden van 25 dagen)
Maandgemiddelden per kwartaal 2,6
3.6
DIRECT OPEISBARE BANKDEPOSITO'S
POSTREKENINGEN
2,4
3.4
2.2
3.2
2,0
3,0
1,9
2.8
1960
1962
1964
1960
1962
Gezamenlijke betalingen herleid tot type-maanden van 25 dagen door middel van Maandgemiddelden of maand
direct opeisbare bankdeposito's 3
tegoeden in postrekening
4
Totaal
1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964 1963 3e kwartaal 4e kwartaal 1964 1 0 kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal 1965 10 kwartaal 1964 April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December 1965 Januari Februari Maart April
89,8 85,7 90,3 99,4 106,9 119,0 132,5 154,7 131,1 147,4 150,2 159,2 145,2 164,2 157,3 159,3 154,6 163,8 157,8 133,7 144,0 149,4 164,7 178,5 156,5 156,6 158,8 167,9
76,5 80,4 83,4 87,2 93,0 99,3 107,1 121,0 104,8 114,0 115,0 124,4 119,0 125,6 133,9 122,3 131,9 119,1 130,3 114,3 112,5 122,0 122,1 132,7 143,6 136,5 121,6 132,3
Verhouding van da omzet tot de hoeveelheid 2 bruto direct opeisbare bankdeposito's 3
miljarden franken)
1964
herleid tot type-maanden van 25 dagen direct opeisbare bankdeposito's 3
tegoeden in postrekening
166,3 166,1 173,7 186,6 199,9 218,3 239,6 275,7 235,9 261,4
2,10 2,01 1,93 2,09 2,19 2,25 2,25 2,50 2,24 2,41
2,08 1,99 1,91 2,06 2,18 2,23 2,23 2,46 2,18 2,38
3,24 3,25 3,13 3,04 2,96 2,89 2,85 3,08 2,80 3,05
265,2 283,6 264,2 289,8 291,2
2,46 2,51 2,41 2,60 2.44
2,43 2,51 2,35 2,57 2,41
2,99 3,12 3,00 3,20 3,27
281,6 286,5 282,9 288,1 248,0 256,5 271,4 286,8 311,2 300,1 293,1 280,4
2,64 2,26 2,63 2,62 2,19 2,43 2,58 2,42 2,79
2,54 2,45 2,53 2,52 2,19 2,34 2,39 2,63 2,68
2,35 2,35 2,61 2,53
2,35 2,45 2,42 2,53
3,13 3,32 2,91 3,18 2,93 2,90 3,07 3,17 3,36 3,47 3,34 3,00 3,29
4
1 Benaderende gegevens volgens het totaal der debetverrichtingen (incl. de rekeningen van vreemdelingen en de debetverrichtingen met betrekking tot betalingen aan het buitenland). De verhouding van de omzet tot de hoeveelheid wordt bekomen door deling van het bedrag der debiteringen op de rekeningen van de direct opeisbare bankdeposito's in Belgische franken of op de postrekeningen van de particulieren en de buitengewone Bijksrekenplichtigen door de gemiddelde tegoeden op deze rekeningen tijdens de beschouwde periode. 3 Do rolling omvat niet alle banken. 4 Uit de brutogegevens werden de dubbel getelde overschrijvingen verwijderd, die voortvloeien uit do inrichting van de Rijksboekhouding en waarvan een telling mogelijk was. N. 13. - Wijze van opstelling : zie Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting, XXVe jaargang, deel II, nr 4, oktober 1950, blz. 222. 2
Bibliografische referenties : Jaarverslagen van de N.B.B. - Belgisch Staatsblad :
algemene staat der banken. - Statistisch Jaarboek voor Betuig. voor Documentatie en Voorlichting : (N.B.B.) : XLe jaargang, deel I, nr 1, blz. 22 : « Aanpassing van bepaalde reeksen van de a Statistieken » - Hoofdstukken IX a Betalingsbalans • en XIII « Geldscheppende instellingen ». Zie ook N.B. van de tabellen 1 en 9 van hoofdstuk XIII. - Jaarverslag van de Bankcommissie. Statistisch Tijdschrift van het N.I.S. - Tijdschrift
- 529 -
XIV. - NIET GELDSCHEPPENDE FINANCIELE INSTELLINGEN 4. - VOORNAAMSTE ACTIVA EN PASSIVA VAN HET RENTENFONDS (miljoenen franken) Bron : Jaarverslagen van het Rentenfonds.
Passiva
Activa Portefeuille Einde periode
Genoteerde waarden f
Schatkistcertificaten tranche B
Andere schatkistcerti icaten
nominale waarde
1954.
5.023
--
1955
4.533
--
--
Creditsaldo bij de Nationale 2,3aBnlië B elg ië
Te leen gegeven n geld op zeer korte termijn
--
Bij de ba ken geplaatste certificaten
Te leen genomen ge op zeer
Ver-
richtin n met recht
Krediet ontvangen van de Nationale Bank Voor schotten
scontering van kasbons 2
korte termijn
teruvgakloop
--
2.248
1.000
2
--
2.039
1.000
4
920
--
2.631
800
2
1.998
486
2.457
585
1.237
200
4.059
274
--
...
45
72
1.327
1956
5.930
--
--
1957
4.112
1.242
--
1958
3.311
1.370
--
1959
4.582
623
2.700
1
--
...
1960
6.653
1.403
1.200
6
15
5.812
...
__
..•
•••
1961
6.923
1.086
...
3.201
3.069
10.996
...
--
...
•••
1962
7.792
2.226
...
...
50
6.440
...
--
589
..•
...
6.549
877
--
600
...
1963
--
...
8.420
2.711
...
...
--
4.608
6.149
200
...
6.831
75
9.996
--
...
...
Februari
6.235
220
...
3.300
2.696
9.253
...
--
...
...
Maart
6.188
130
...
3.188
1.600
7.961
...
--
...
..•
April
6.112
1.018
...
3.521
1.878
9.391
...
--
...
•••
Mei
6.215
280
...
3.003
2.192
8.492
...
--
...
...
Juni
6.701
11
...
2.108
2.923
8.589
...
--
•••
•••
Juli
6.887
438
...
2.069
1.972
8.336
...
--
...
...
6.803
200
1.175
2.041
1.401
8.593
6.910
248
1.100
1.724
1.681
8.623
...
--
Oktober
7.233
572
1.200
796
2.564
9.248
November
7.946
1.175
2.100
1
790
8.905
--
...
•••
December
7.792
2.226
...
...
50
6.440
...
--
589
...
1962 Januari
Augustus September
.
--
--
••• ...
7.061
550
...
...
1.457
6.020
...
--
...
...
Februari
6.941
1.159
900
...
154
6.054
...
--
•••
...
Maart
8.212
1.663
100
...
706
6.471
...
--
979
...
April
8.387
1.330
...
70
973
7.702
...
--
...
...
1963 Januari
Mei
8.604
1.319
...
390
1.408
8.650
...
--
...
...
Juni
9.008
1.058
500
...
489
7.949
...
--
...
•..
Juli
8.690
1.100
...
...
71
6.828
...
--
...
.••
Augustus
8.396
1.315
...
...
126
6.569
...
--
228
...
September
8.648
1.370
...
...
...
6.282
...
--
639
Oktober
8.543
1.629
...
...
6.459
572
--
...
8.562
1.721
...
...
...
6.851
280
--
...
8.420
2.711
...
...
...
6.549
877
--
600
November December
.
1 Incl. de verrichtingen met recht van terugkoop. Incl. de kasbons die elders dan bij de Nationale Bank van België gedisconteerd werden.
2 3
.••
Het betreft nominale waarden voor de gegevens einde jaar en boekhoudkundige waarden voor de andere maanden.
...
...
- 530 XIY - 5. - ALGEMENE SPAAR- EN LUFRENTEHAS 5a.
-
Beweging van de inlagen
Alleen de spaarboekjes van particulieren (miljoenen franken)
Overschotten of tekorten van de stortingen t.o.v. de terugbetalingen (maandgemiddelden of maanden)
1965 +1200
+1200
+BOO
+800
1 I
II .II 1 1 11 II 1-1 I ] 1 I 1 1 I i I i
+400
I
.
.\ issz
1
• i- ‘ i i ♦
\ .•
\
..... .....
••
I/ , •-... dc,..•
i i 1983
11
t
+400
O
1
1
I 1
1964
400
400
11
56
58
1
1
60
1
Tijdvak
62
64
M
D
Inleggingen
Opvragingen pv
Overschot ersc of tekort
(1)
(2)
(8) ... (1) - (2)
1954 1955 1956 1957 1958 1959
13.383 13.624 14.518 16.783 18.912 21.939
10.764 12.176 12.295 14.455 14.316 16.232
1960
21.840
19.786
5.707 2.054
1961 1962 1963 1964
22.799 25.995 26.388 28.093
19.585 20.717 23.788 26.662
3.214 5.278 2.600 1.431
v 1964
1965
1964
S per aldi van do in vak einde tijd lagon (4)
2.619 1.448 2.223 2.328 4.596
1965
49.459 1 52.354 1 56.132 1 60.144 1 66.700 1 74.442 1 78.887 1 84.633 1 92.654 1 97.980 1 1965
1964
I
102.895 1 1064
Januari Februari Maart
2.802 2.205 2.121
v 3.185 v 2.560
April Mei Juni
2.228 2.111 2.358
v 2.481
Juli Augustus September
2.655 2.189 2.283
2.138 1.897 2.013
517 293 270
97.909 98.202 98.472
Oktober November December
2.396 2.124 2.737
2.127 1.871 2.298
269 253 458
98.741 98.994 102.395 1
v 2.582
1 Deze inlagen bevatten de gekapitaliseerde rente van hot. boekjaar.
2.034 2.518 2.430
v 1.980
2.557 2.353 2.521
v 2.342
v 1.938 v 2.304
1965
768 --313 -309
v 1.205 v 622 v 248
98.748 98.435 98.126
v 103.600 v 104.221 v 104.470
-329 --242 --163
v
97.797 97.555 97.392
v 104.608
139
- 531 XIY • 5. - ALGEMENE SPAAR- EN LIJFRENTEKAS
5b. - Voornaamste posten uit de balansen van de Spaarkas (miljarden franken) :
Verslagen van de A.S.L.K. 1958
1959
1960
1961
1962
1963
ACTIVA Beschikbaar 1 Voorlopige beleggingen : Wissels op België Voorschotten aan de nijverheid Landbouwkrediet Exportkrediet Beleningen Bankaccepten Schatkistcertificaten Daggeld leningen Totaal van de voorlopige beleggingen Definitieve beleggingen : Directe Belgische staatsfondsen Indirecte Belgische staatsfondsen en effecten met staatswaarborg Effecten van Kongo of door Kongo gewaarborgd Obligaties van het Gemeentekrediet, van provincies, steden en gemeenten Obligaties van Belgische vennootschappen Voorschotten aan de Staat voortvloeiende uit de betaling van de bijkomende vergoeding aan de politieke gevangenen en voorschotten aai' het Nationaal Werk voor Oorlogsinvaliden Hypothecaire leningen Landbouwkrediet Voorschotten aan de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting, aan de erkende vennootschappen en aan de gemeenten, bestemd voor de bouw van volkswoningen Totaal van de definitieve beleggingen
0,3
0,3
0,2
0,3
0,3
0,3
7,7 2,0
9,1 3,3
10,8 5,2
12,4 7,3
15,1 8,6
--
--
--
--
--
0,2
0,4
0,5
0,7
18,0 9,5 0,1 0,7
...
...
...
...
...
...
17,3
1,7 4,3 1,1 19,7
2,4 2,0 0,8 21,6
2,5 4,3 0,7 27,7
3,0 6,2 0,9 34,5
2,7 5,4 0,9 37,3
17,3
19,7
20,0
20,2
23,4
23,4
15,4 0,3
16,5 0,3
17,8 0,3
16,6 0,3
14,8 0,2
17,5 0,2
1,8 1,2
1,8 1,2
1,7 1,0
1,7 1,0
1,6 0,9
1,5 0,8
0,6 2,9 3,4
0,6 3,3 3,5
0,6 3,8 3,6
0,6 4,3 3,6
0,6 4,8 3,8
0,6 5,3 4,0
19,9 62,8
21,3
22,2
68,2
71,0
22,7 71,0
24,0 74,1
25,0 78,3
66,5 0,2 4,9 0,2
74,3 0,2 3,8 0,2
78,7 0,2 3,7 0,2
84,5 0,2 3,7 0,1
92,5 0,2 4,9
97,8 0,2 5,1
71,8
78,5
82,8
88,5
97,6
103,1
3,5
3,7
3,0
3,4
4,1
4,7
6,7
7,3
7,9
8,7
9,4
10,6
1,6 5,2 0,8
PASSIVA Opvraagbaar
Inlagen op spaarboekjes Particulieren Dotatie voor Krijgsgevangenen Openbare en andere instellingen Rekening a Lijfrentezegels » Totaal der inlagen op spaarboekjes Inlagen op rekeningen-courant 2 Niet
opvraag baar :
Dotatiefonds, fonds voor diverse voorziene uitgaven en reservefonds
1 Deze post omvat de kasmiddelen, de rekeningtegoeden bij de Nationale Bank van België en het Bestuur der Postchecks. 2 Omvat de gekapitaliseerde rente. •
XIV - 5. - ALGEMENE SPAAR- EN LIJFRENTEHAS 5c. - Voornaamste posten uit de balansen van de Lijfrentekas * (miljarden franken)
Bron : Verslagen van de A.S.L.K.
1958
1959
1960
1961
1962
1968
7,5
7,7
7,3
7,1
8,4
7,2
10,1 0,1
11,0 0,1
11,6 0,1
12,5 0,1
13,9 0,1
13,3 0,1
1,2 1,3 0,2
1,2 1,2 0,2
1,1 1,1 0,2
1,0 1,0 0,2
1,0
0,9 0,1
0,9 0,8 0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
20,5
21,5
21,5
22,0
22,5
22,5
13,5 7,4
13,8 8,2
13,1 1 8,8
18,4 9,4
13,6 10,1
18,7 10,8
20,9
22,0
21,9
22,8
23,7
24,5
ACTIVA Effectenportefeuille Directe Belgische staatsfondsen Indirecte Belgische staatsfondsen en door de Staat gewaarborgde effecten Door Kongo gewaarborgde effecten Obligaties van het Gemeentekrediet, van provincies, steden en gemeenten Obligaties van Belgische vennootschappen Hypothecaire leningen Voorschotten aan erkende vennootschappen en aan de openbare kassen van lening met het oog op de bouw van volkswoningen Totaal
PASSIVA Rentenfonds 1 Wiskundige reserves a Totaal
• De A.S.L.K. publiceert afzonderlijk : a) Sedert 1957 : 1) Een balans over de uitvoering van de « Algemene Wet •. Het betreft renten gevestigd krachtens de wet van 18 maart 1865 en de samengeordende wetten van 1946 met betrekking tot de verzekering tegen ouderdom en vroegtijdig overlijden van de arbeiders en de vrijwillig verzekerden. Sinds 1960 evenwel komen de renten gevestigd krachtens de wet van 18 maart 1865 niet meer voor in de balansen van de Lijfrentekassen doch wel in de balansen van de Levensverzekeringskas. 2) Een balans over het beheer van de verzekeringen tot stand gekomen in het kader van de wetten van 1925 en 1980 op het bediendenpensioen. Op deze verzekeringen wordt het kapitalisatiebeginsel toegepast. 8) Een balans betreffende de door de wet van 12 juli 1957 vastgestelde pensioenen van de bedienden eveneens opgevat volgens het kapitalisatiebeginsel. Krachtens de wet van 8 april 1962 werd het beheer hiervan overgenomen door de Nationale Kas voor Bediendenpensioenen. De erop betrekking hebbende middelen werden in 1968, overeenkomstig de slottoestand per 31 december 1962 overgedragen. 4) Een balans met betrekking tot het beheer van de verzekeringen tot stand gekomen in het kader ven de wet van 80 juni 1956 op het pensioen der zelfstandigen. Sinds 1960 heeft deze balans evenwel ook betrekking op het beheer van de verzekeringen tot stand gekomen in het kader van de wet van 28 maart 1060 op het pensioen der zelfstandigen. b) Sinds 1958 : Een balans betreffende het beheer van de verzekeringen tot stand gekomen in het raam van de wetten op het bediendenpensioen (aanvullende stortingen). o) Sinds 1960 : Een balans betreffende de door de wet van 22 februari 1960 en later, door de wet van 8 april 1962 vastgestelde pensioenen van de bedienden opgevat volgens het kapitalisatiebeginsel. 1 Het Rentenfonds omvat de reserves betreffende de uit de • Algemene Wet s voortvloeiende renten. Deze reserves omvatten de wiskundige reserves, de veiligheids- en beheersreserves evenals de provisies. Sinds 1960 evenwel bevat het Rentenfonds niet meer de reserves betreffende de renten gevestigd krachtens de wet van 16 maart 1865. Deze reserves komen sedert 1960 voor in de balansen van de Levensverzekeringskas, onder de rubriek e Wiskundige reserves en provisies I). 2 De zuivere wiskundige reserves werden verhoogd met een bepaald bedrag voor dekking van de kosten van uitkering der renten en van beheer en voor de vorming van een veiligheidsmarge.
XIY 5. ALGEMENE SPAAR- EN LLTP11ENTEKAS 5d. - Voornaamste posten uit de balansen van de Levensverzekeringskas 1 -
-
Bron : Verslagen van de A.S.L.K.
(miljarden franken) 1959
1960
1961
1962
1968
1,9
2,2
8,0
2,9
2,8
8,1
.1
1,3
2,0
2,6
3,4
3,8
0,1 0,6 0,1
0,1 0,6 0,1
0,1 0,6
0,1
0,5
0,1
0,1
0,1 0,5 0,1
0,2
0,2
0,2
0,2
0,2
0,2
4,0
4,5
6,0
6,5
7,1
7,7
3,2 1,4
4,6 1 1,5
4,9
5,3
5,7
1,8
2,0
2,0
1958
ACTIVA Effectenportefeuille : Directe Belgische staatsfondsen Indirecte Belgische staatsfondsen en door de Staat gewaarborgde effecten Obligaties van het Gemeentekrediet, van provincies, steden en gemeenten Obligaties van Belgische vennootschappen Hypothecaire leningen Volkswoningen : Voorschotten aan erkende vennootschappen
1
Totaal voor de effectenportefeuille
0,6
0,1
PASSIVA Wiskundige reserves en provisies 1 Reservefonds
I i
2,9 1,2
1 Sedert 1960 vermeldt deze balans -onder de-rubriek « , Wiskundige reserves en provisies ? de reserves betreffende de krachtens de wet van 16 maart 1865 gevestigde renten, die voorheen voorkwamen in de balans over de uitvoering van de « Algemene \Vet
XIY - 6. - PARTICULIERE SPAARKASSEN Indeling en bestemming van de werkmiddelen (miljarden franken) Bron : Centraal Bureau voor de kleine spaarders. Vorderingen op de bedrijven en particulieren
Einde tijdvak ?P op minder 2 jaar 2 dan jaar en meer
Obligaties en kasbons
Gezamenlijke Disdepoconto, sito's, voorobli- schotten Hypogaties en theeken kas- leningen nemers bons met borgtocht
32,0
10,3
32,0 32,6 33,5 35,1
10,3 10,7 11,1 11,6
9,9 10,0 10,1 10,3
52,2 53,3 54,7 57,0
4,0 4,4 4,6 4,7
riw COm001 <-00
1--■CV03ci ci COCOCO ••:t•
r-ICV
02co CV CD CO GO 02 CV tiCV . . . r0 w U2 U0U› ó ,10 .9cri OD
48,5
27,2 31,2 32,5 33,7 35,0
0,4 0,4 0,4 0,4
24,3 24,9 25,7 26,4
8,1 8,7
27,8 28,4 29,3 30,5
9,4 9,8 10,2 10,4
31,6
10,8
35,6 37,3 38,7 40,1
10,8 11,2 11,3 11,4
Nieuwe reeks 1
la kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4 0 kwartaal
0,5 0,5 0,5 0,5
00rt.rP .210 .0 U2UM.0 .0
1964 le kwartaal
42,6 44,0 45,4 47,4
25,6 26,9
r-4 CV CV
8,0 8,7 9,3 9,9
6,9
0 0 0 0 0 0 00 0000 0
28,3 29,0 29,9 31,4
22,7 23,9
23,0
• '
1963 le kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4a kwartaal
38,8 41,1
6,2
.
7,2 7,4
5,0
•
25,7 27,4
20,3
18,4 20,4
• .
1962 3e kwartaal 40 kwartaal
34,7
18,0
• .
6,4
15,9
• .
23,1
30,6
•••
1961
27,8
• .
5,6
4,7
•
5,0
20,2
15,9
1-1■-1 .
18,5
1960
n.b.
r-I .
1959
13,8
n.b.
13,7
rrl
24,0
11,7
r-I .
4,4
12,0
r-I
15,7
10,4
.
1958
18,5 20,6
Staat
ZelfstenGeOverige Lagere Kongo , dige meente paraover- .11 uan e-da Kas krediet statale held voor van instelUundi r Oorloge- België lingen schade
0000000 0
1957
3,8
Totaal van de vorderingen op de bedrijven en particulieren
CV CO COrt, UZ co .0 CrCO U0rt, m2 •.• . . . . C) CD CD CD CD C> C) CD C) C) CD C> CD
3,4
tidCO
12,4 13,7
CO
CV CO co
1956
Diverse debitemen
Vorderingen op de overheidssector
CDCD CD C) CD CD C> 0 0 0 0 0 0 ,1 en cn cn 41.. CO CO bD b0 CACO tO tO
Deposito's
0,5 0,5 0,5 0,5
Totaal
Gentmen. lijke vorderingen op de
van de
bedrij-
vorde.
ven ,,n
rfigcle 'oververheidesector
Piaire 'rieculieren u en op n de overheidesector
n.b.
n.b.
n.b.
n.b.
n.b.
n.b.
n.b.
n.b.
0,3
3,8
9,5
25,4
0,4
5,4
11,4
29,8
0,3
5,6
12,8
33,2
0,4
6,4
14,4
37,4
0,5 0,5
7,3 7,4
16,8 17,5
42,4 44,4
0,6 0,6 0,5 0,5
7,9 8,3 8,6 8,7
18,8 19,6 20,3 20,6
46,6 48,0 49,6 51,1
0,5
8,8
21,1
52,7
0,5 0,5 0,5 0,5
8,8 8,7 8,8 8,7
21,1 21,4 21,6 21,6
56,7 58,7 60,3 61,7
1 Het verschil voor het le kwartaal 1964 tussen de twee reeksen vloeit voort uit het feit dat in de tweede reeks rekening werd gehouden met onlangs aangenomen maatschappijen.
XIY - 7. - NATIONALE MAATSCHAPPIJ VOOR KREDIET AAN DE NIJVERHEID Voornaamste balansposten (miljarden franken) Bron : Verslagen van de N.M.K.N.
1959
1960
I
1961
1962
1963
1964
ACTIVA Portefeuille : Investeringskredieten op lange en halflange termijn : 10 door de Staat gewaarborgd 20 door banken en financieringsmaatschappijen gewaarborgd 30 andere dan deze sub 1 0 en 20 vermeld 1
8,6
9,8
10,5
10,9
11,7
12,0
5,5 7,8
6,2 10,5
6,7 13,1
7,2 15,7
8,0 19,6
24,1
Herstelkredieten (oorloge- en waterschade) (besluitwet van 30 november 1944, wetten van 1 oktober 1947, 6 januari 1950, 24 maart 1953 en 26 juni 1956)
2,0
1,8
1,7
1,6
1,5
1,3
Handelskredieten op halflange termijn
0,8
0,8
1,3
1,0
1,5
1,4
Kredieten voor de financiering op halflange termijn van de uitvoer
0,8
0,9
1,1
1,3
1,3
1,5
Kredieten beheerd voor rekening van de Staat
2,5
2,7
2,7
2,8
2,7
2,9
24,9
30,1
35,9
37,5
39,4
40,9
5,7
6,3
6,9
7,3
8,4
8,8
1,9
1,8
1,7
1,7
1,4
1,4
0,8
1,1
1,2
1,2
1,3
1,6
2 "
9,9
PASSIVA Obligaties Kasbons Belgische Staat : Fonds Marshall-hulp Fonds voor het uitreden en het aanbouwen van zeeschepen
1 Deze rubriek omvat al de andere investeringskredieten; het risico van deze verrichtingen wordt gedragen door de N.1 ∎1.K.N. die, zo nodig, zakelijk en/of persoonlijke waarborgen vraagt. 2 Betreft kredieten gefinancierd door de Marshall-hulp en door het Fonds voor het uitreden en het aanbouwen van zeeschepen.
- 8. - GEMEENTEHREDIET VAN BELGIE (miljoenen franken)
Bron : Gemeentekrediet van België.
Financiering van de investeringsuitgaven van de gewestelijke en plaatselijke overheid en van de organismen van de provinciale en gemeentelijke sectoren Rekeningen • Toelagen en leningsgelden • Stortingen
Periode
Saldo beschikbaar bij de aanvang van de periode
Leningen ter beschikking gesteld van de kredietnemers Leningen waarvan de lasten door de kredietnemers gedragen worden
(1)
(2)
1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964
1.701 2.120 1.910 1.371 1.811 2.499 2.590 3.453 3.880 4.416
4.315 3.562 2.603 3.594 5.640 5.410 6.182 6.526 7.481 8.768
1963 Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December
4.796 4.695 4.576 4.691 4.549 4.525 4.463 4.439 4.416 4.714 4.902 4.674 4.784 4.615 4.555 4.735 4.609 4.562 4.629 4.471 4.350 4.106 4.004 4.037 4.275
566 562 724 432 692 689 516 727
1964 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December 1965 Januari Februari Maart April Mei
Opvragingen
891 651 538 664 578 673 1.047 692 953 700 599 782 379 499 611 563 569
Leningen waarvan de lasten door de Staat aan de kredietnemers worden terugbetaald (3)
Kapitaaltoelagen gestort door de Staat en de provincies
Totaal
( 2 ) + (3) + (4) = (5)
Voor de terugbetaling van leningen
Voor b etaling van buitengewone uitgaven
Totaal
( 8 ) + ( 7) = (8)
Saldo beschikbaar op het einde van de periode
(1) -I- (5) - (8) = (9)
Schuld op korte, halflange en lange termijn tegenover het Gemeentekrediet van België
Verrichtingen in rekening-courant van de gewestelijke en plaatselijke overheid en van de organismen van de provinciale en gemeentelijke sectoren (gewone uitgaven) Kredietverplichtingen van liet Gemeentek rediet vanBelgië
(op het einde van de periode)
Gemiddelde van de gezamenlijke dagelijkse saldi
Credit
Debet
Totaal van de over het debet van die rekeningen uitgevoerde betalingen
(11)
(12)
(13)
290 1.262 1.365 1.517 2.138
2.261 2.330 2.389 2.196 2.819 2.306 1.858 1.320 1.351 1.397
6.576 5.892 4.992 5.790 8.459 8.006 9.302 9.211 10.349 12.303
363 343 547 547 624 604 1.011 363 241 269
5.794 5.759 4.984 4.803 7.147 7.311 7.427 8.421 9.572 12.100
6.157 6.102 5.531 5.350 7.771 7.915 8.438 8.784 9.813 12.369
2.120 1.910 1.371 1.811 2.499 2.590 3.454 3.880 4.416 4.350
26.192 28.531 29.631 32.802 36.777 41.756 46.849 52.178 58.516 66.677
1.563 1.699 835 2.133 2.463 4.398 5.231 7.337 6.827 4.992
1.700 1.411 1.588 1.587 1.262 1.267 1.504 1.350 1.589 1.752
388 701 810 638 1.129 1.424 1.519 2.288 3.214 2.725
14.061 15.934 16.609 19.044 19.016 20.451 21.917 24.877 26.304 31.794
28 59 125 130 112 148 160 163 174 219 159 151 130 258 141 147 205 248 124 182 93 80 199 127 88
82 65 173 103 110 192 67 175 114 96 148 80 97 121 163 140 84 101 94 159 31 121 162 149 165
676 686 1.022 665 914 1.029 743 1.065 1.179 966 845 895 805 1.052 1.351 979 1.242 1.049 817 1.123
20 17 27 13 16 38 17 24 11 19 26 25 19 23 27 29 22 25 20 23
757 788 880 794 922 1.053 750 1.064 870 759 1.047 760 955 1.089 1.144 1.076 1.267 957 955 1.221
5.004 5.489 5.430 5.426 5.229
1.346 1.633 1.525 1.469 2.011
2.824 3.081 3.512 3.299 3.002 2.892 2.459 2.409 2.817 2.339 2.386 2.504 1.999 2.355 3.234 2.446 2.584 3.155 3.231 3.655 3.942 3.567 4.083 4.230 3.500
1.743 1.574 3.470 1.125 1.842 2.589 1.583 2.260 4.967 2.512 2.214 2.469 1.687 2.138 3.853 1.711 2.053 3.404 1.858 2.928
727 785 894 579 733
54.611 55.174 55.672 56.216 57.066 57.385 58.061 58.516 58.883 59.731 60.404 60.599 61.294 61.177 62.977 63.784 64.920 65.257 65.945 66.677 66.411 66.974 67.737 67.780 68.396
1.689 1.644 1.557 1.692 1.726 1.628 1.922 1.959 1.489 1.945 1.657 1.614 2.187 1.878 1.278 1.880 1.931 1.714 1.730 1.716
20 17 45 22 60
4.695 4.576 4.691 4.549 4.525 4.463 4.439 4.416 4.714 4.902 4.674 4.784 4.615 4.555 4.735 4.609 4.562 4.629 4.471 4.350 4.106 4.004 4.037 4.275 4.304
7.930 8.156 7.892 7.999 7.736 7.323 6.962 6.827 6.724 6.813 6.616 7.305 7.603 7.719 7.139 6.366 6.260 5.916 5.540 4.992
503 700 972 839 822
777 805 907 807 938 1.091 767 1.088 893 778 1.073 785 974 1.112 1.171 1.105 1.289 982 975 1.244 747 802 939 601 793
(4)
(6)
(7)
(10)
(14)
4.653 2.419 2.732 3.277 2.245
- 535 XIY - 9. - LEVENSVERZEKERINGSMAATSCHAPPIJEN
Voornaamste balansposten (miljarden franken)
I
Bron : Ministerie van Economische Zaken, Dienst van de Verzekeringen. 1959
1960
1962
1961
1963
1959
1960
1961
1962
1963
Buitenlandse maatschappijen
Belgische maatschappijen
ACTIVA Onroerende goederen Hypothecaire leningen Voorschotten op polissen Effecten : Belgische overheidsfondsen Buitenlandse effecten Effecten gewaarborgd door Kongo Effecten van de parastatale kredietinstellingen Effecten van de overige parastatale instellingen Effecten van de provincies en gemeenten Obligaties van Belgische vennootschappen Aandelen van Belgische vennootschappen Totaal voor de effecten
7,8 1,0
2,3 9,0 1,1
2,6 10,5 1,2
3,1 11,4 1,3
3,5 12,1 1,4
1,1 2,0 0,4
1,2 2,3 0,5
1,4 2,7 0,5
1,6 3,2 0,5
1,7 3,6 0,5
3,5 0,8
4,8 1,3
5,3 1,9
5,7 1,5
5,9 1,9
3,1 0,3
3,2 0,4
3,4 0,4
3,6 0,4
3,7 0,5
0,4
0,1
0,1
0,1
0,1
3,1
4,2
4,2
4,6
5,0
0,4
0,7
0,7
0,8
0,8
1,2
1,4
1,4
1,6
1,6
1,0
0,9
1,0
1,1
1,1
1,7
1,4
1,7
1,8
1,9
0,6
0,5
0,5
0,5
0,5
7,2
7,2
7,4
8,1
9,0
0,6
0,5
0,6
0,6
0,6
1,7
2,1
2,2
2,3
2,9
0,5
0,5
0,6
0,7
0,7
19,6
22,5
24,2
25,7
28,3
6,5
6,7
7,2
7,7
7,9
1,7
PASSIVA Neergelegde waarborgen Wiskundige reserves 1
0,2 31,0
0,3
0,3
0,3
0,4
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
35,3
38,7
41,7
45,3
9,8
10,7
11,6
12,6
13,6
1 Deze reserves omvatten eveneens de schadereserves, de technische participatiereserve en de waarborgreserve.
XIY • 10. - HYPOTHEEKINSCHRIJVINGEN Bron : Belgisch Staatsblad. Maandgemiddelden
Miljarden franken
1,80
1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964
1,78 1,77 2,13 2,50 2,78 3,03 3,33
3,93 kwartaal kwartaal
3,48
1964 10 kwartaal 2e kwartaal 30 kwartaal 40 kwartaal 1965 10 kwartaal
3,68
1963
3e 4e
3,80 4,06 3,94 4,03 3,55
1 Bedragen berekend volgens de geinde inschrijvingsrechten, incl. de vernieuwingen na vijftien jaar, die ongeveer 1 lh pct. van het totaal bedragen, doch excl. de wettelijke hypotheken.
Bibliografische referenties : Belgisch Staatsblad : a) Verslag van het Rentenfonds over de verrichtingen van het jaar ; b) Ministerie van Verkeerswezen : Postchecke; c) Ministerie van Financiën • hypothecaire inschrijvingen. - Verslagen over de verrichtingen en de toestand van de A.S.L.K. van België. Statistisch Tijdschrift van het N.I.S. - Belgische Economie in 1963. - Jaarverslag van de N.M.K.N., het C.B.K.S. en het Gemeentekrediet van België.
XV. - BELANGRIJKSTE VORMEN VAN DE IN HET BINNENLAND BESCHIKBARE BESPARINGEN (miljarden franken)
Bron : Algemene Spaar- en Liffrentekaa. Spaarvormen
1955
1. Sparen in depositovorm 1 : Spaarkassen Banken Parastatale kredietinstellingen
5,1 2,2 0,5
Totaal 2. Sparen door fondsvorming 1 : Pensioeninstellingen Instellingen voor verzekering tegen arbeidsongevallen Kassen voor jaarlijks verlof Levensverzekeringsmaatschappijen • Instellingen voor verzekering van de burgerlijke aansprakelijkheid Diverse verzekeringen, maatschappijen voor kapitalisatie en bouwsparen
1958
5,5 1,1 -0,2 5,9
1959
9,5 4,6 1,4 6,4
1960
10,1 5,1 0,9 15,5
1961
6,6 4,0 0,7 16,1
1962
9,3 10,5 1,3 11,3
1963
14,2 5,9 1,4 21,1
12,0 9,4 1,9 21,5
23,3
3,8
3,6
5,1
5,0
3,2
3,5
3,0
2,5
4,3
1,1 0,3 3,6
1,2 0,1 3,5
1,0 0,5 3,4
1,1 -0,1 3,8
0,9 -0,1 5,3
0,7 0,1 5,2
1,2 0,1 4,9
1,4 0,2 4,7
1,0 0,1 5,4
0,2
0,2
0,2
0,2
0,2
0,1
0,2
0,2
0,4
0,3
0,3
0,4
9,3
8,9
0,3 10,6
0,4 10,3
0,5 9,9
0,8 10,1
1,1 10,2
0,8 10,1
12,0
2,5
1,9
1,7
2,0
1,8
1,1
l ,8
3,9
1,4
6,3
6,9
7,0
7,2
8,5
9,2
10,0
12,5
13,4
7,9
7,5
8,9
9,1
Totaal 4. Effectenemissies : Nieuwe beleggingen van particulieren Totaal (1 tot 4) Dubbeltellingen 2 Netto-totaal (1 tot 4) 5. Interne besparingen van de ondernemingen : Afschrijvingen Nettobesparingen
1957
6,0 -0,7 0,6 7,8
Totaal 3. Sparen in hypotheek- en woningbouwsectoren : Hypotheekleningen verleend door de particulieren Afbetalingen op hypotheekschulden door particulieren • Woningbouw (kapitalen door de particulieren geinvesteerd)
1956
16;7
16,3
17,6
10,3 18,3
11,4 20,6
12,5
13,8
13;4
21,7
24,3
30,2
28,2
8,0
5,7
14,1
16,2
13,4
17,0
15,5
17,1
9,6
41,8
36,8
48,7
60,3
60,0
60,1
71,1
78,9
73,1
0,1
-0,8
0,3
-2,6
0,6
0,1
-0,2
-0,3
-0,7
41,9
36,0
49,0
57,7
60,6
60,2
70,9
78,6
72,4
25,4 9,6
28,5 10,0
30,9 9,2
29,8 5,2
30,7 5,2
35,0 7,7
35,1 8,9
34,3 6,0
36,0 8,3
Totaal
35,0
38,5
40,1
35,0
35,9
42,7
44,0
40,3
44,3
Algemeen totaal (1 tot 5)
76,9
74,5
89,1
92,7
96,5
102,9
114,9
118,9
116,7
1 Jaaraccres. 2 Aangroei of vermindering, bij de A.S.L.X. en de parastatale kredietinstellingen, van de tegoeden van verschillende instellingen waarvan de reserves - eigen of opvraagbare - in een der rubrieken van deze tabel reeds als besparing werden geteld.
Bibliografische referenties. : Verslagen over de verrichtingen en de toestand van de A.S.L.E.
XVI. - EMISSIES EN SCHULDEN VAN DE OVERHEIDSSECTOR 1. - EMISSIES IN BELGISCHE FRANKEN OP LANGE EN HALFLANGE TERMIJN I (miljarden franken) Door elke belegger verkrijg are effecten Emissies per grote tranches NettoBrutoAflosemissies Gingen 3 emissies (8) = (1) (2) (I) - (2)
Emittenten
1. Staat (directe schuld alleen)
2. Zelfstandige fondsen en instellingen voor maatschappelijke zekerheid
3. Parastatale kredietinstellingen
4. Lagere overheid en Gemeentekrediet
5. Parastatale bedrijven
Totaal 1 tot 5 : totaal der emissies in Belgische franken van de Belgische overheidssector
6. Kongo en Rwanda•3urundi
Totaal 1 tot 6 : totaal der emissies in Belgische franken van de Belgische overheidssector, Kongo en Bwanda-Burundi 7. Aan te brengen verbeteringen om : a) de evolutie te bekomen van het uitstaande bedrag, eensdeels van de door elke belegger verkrijgbare effecten en anderdeels van de door elke belegger niet verkrijgbare effecten - correctie : conversie van niet verhandelbare effecten van de Muntsaneringelening in verhandelbare effecten e b) uitgaande van het nominale bedrag, het effectieve bedrag van de emissies te berekenen - correctie : verschil tussen de nominale waarde en de uitgifteprijs 7
1959 1960 1961 1962 1963 1964 1959 1960 1961 1962 1963 1964 1959 1960 1961 1962 1963 1964 1959 1960 1961 1962 1963 1964 1959 1960 1961 1962 1963 1964 1959 1960 1961 1962 1963 1964 1959 1960 1961 1962 1963 1964 1959 1960
20,8
7,5
27,5 13,4
12,6 7,4 12,5
1961 1962 1963 1964 1959 1960 1961
1959 1960 1961 1962 1963 1964
2
Niet door elke belegger verkrijgbare effecten
'.111712.(7-
. Aflos-
op lange en halflange termijn (meer dan een jaar) 1
Doorlopende nettoemissies 4
Totale nettoemissies
Brutoemissies 5
singen
(4)
(5) = (8) + (4)
(8)
(7)
13,3 14,9 6,0 13,5 5,1 7,9 2,5 - 0,4 2,1 1,9 1,6 4,3 5,4 6,0 1,6 4,2 4,4 1,0 4,3 4,2 3,9 6,4 3,0 5,1 3,1 - 0,7 1,4 1,0 1,7 -- 0,5 28,6 24,0 21,0 27,0 15,8 17,8 -- 0,6 -- 1,5
0,7 2,3
Netto-
m ini"
nettoemissies
(8) ° (9) (8) - ( 7 ) ( 5 ) + (8)
18,5 26,3 0,6 1,5
13,3 14,9 6,0 13,5 5,1 7,9 2,5 -- 0,4 2,1 1,9 1,6 4,3 1,9 2,2 3,2 - 2,7 0,3 0,3 0,2 0,8 0,8 0,5 0,4 0,7 3,1 0,7 1,4 0,7 1,7 -- 0,5 21,0 15,2 11,9 13,9 9,1 12,1 0,6 -- 1,5
... ... ... ... 11,5
... ... ... ... 20,4
7,6
28,0
... ••• 6,9
22,2
13,7
8,8
22,5
27,5
7,5
2,3
15,8
3,9 5,2
31,9 27,7
11,9
9,1
21,0
4,2
2,6
1,8
22,6
36,2 27,6 38,4
22,3
13,9
13,1
27,0
13,5
4,0
18,5
9,5
36,5
9,1
6,7
15,8
7,1
5,5
1,6
17,4
26,3
5,7
----
----
17,8 1,8 1,8 1,4
13,9 - 1,6 - 1,8 1,4
7,5
1,6 1,8 1, 4
12,1 1,6 1,8 1,4
6,4 - 1,6 - 1,8
-
0,5
--
-
0,2
--
0,4 - 0,5 - 0,3 - 0,7
-----
- 0,5 0,2 - 0,4 0,5 0,3 0,7
-------
26,0 18,6 30,1 3,7
0,9 3,6 3,4
3,0 5,4
2,0 2,4
1,2 1,3 1,5 1,5 1,4 1,1 0,1
5,4 ...
0,2 2,2 2,7
0,4
0,1
... /,2
0,3
1,3 0,8 2,8 2,9 1,5 4,2
3,8 4,3
4,0 2,7 1,4 31,9 35,9 27,5 36,2
27,6 38,4 ... ... ... ... ... ... 31,9 35,9
-
13,5 22,2
1,0 2,1 1,6 2,3
2,5 0,8 1,1 4,5 2,9 3,3
1,0 1,9 10,9 20,7 15,6 22,3
-
-
-
-
-
-
-
-
-----
... ... ... --
... 3,5 3,8 4,4 6,9 4,1 1,3 4,1 5,0 4,7 5,9 2,6 4,4
... ... ... 0,3 --
7,6 8,8 9,1 13,1 6,7 5,7
... ... ... ... ...
-
- 1,0 0,9 - 1,0 4,4 - 2,2
... ... ... ... ...
... ... ... ... ...
1,3 0,5 0,5 0,5 0,2 0,8 6,9 7,5 4,2 13,5 7,1 13,9
0,2 0,1 0,2 0,4 0,4 0,5 3,0 2,3 2,6 4,0 5,5 7,5
1,1 0,4 0,3 0,1 - 0,2 0,3 3,9 5,2 1,6 9,5 1,6 6,4
... ... ...
... ... ... ... ... ••• 3,0
... ... ... ... ... ...
... 6,2 0,7 2,0 2,6 2,7 1,9 3,9 3,4 7,9 2,3 2,0 1,8 2,9 2,8 3,2
... ... ... ... ... ...
... ... ...
-
1,7 1,4 1,0 1,8 2,9 2,0 0,4 0,4 0,8 0,7 1,0 3,5 0,6 0,4 0,6 1,1 1,2 1,5 0,1
-
----
... 2,2 2,3 1,1 3,2 2,4 4,4 1,7 1,6 1,2 1,8 1,6 1,7 - 0,1
-
14 ,
12,3 15,8 5,0 17,9 2,9 7,9 4,7 1,9 3,2 5,1 4,0 8,7 7,1 7,8 8,8 6,0 6,0 2,7 4,2 4,2 3,9 8,4 3,0 5,1 4,2 - 0,3 1,7 1,1 1,5 -- 0,2 32,5 29,2 22,6 36,5 17,4 24,2 -- 0,8 -- 1,5
... ... ... ...
24,2
--
0,5 0,2 0,4
- 0,5 - 0,3 - 0,7
1 Voor de doorlopende emissies van de parastatale kredietinstellingen en het Gemeentekrediet van België, werd de totale verandering van het uitstaande bedrag dezer effecten vermeld, aangezien het in bepaalde gevallen niet mogelijk is de emissies van kasbons op maximum één jaar en deze op meer dan één jaar te splitsen. - Pro memorie : Netto-emissies op korte termijn (maximum één jaar) van de Staat in 1958 : 11,4; in 1959 : 8,0; in 1960 : - 8,9; in 1961 : 2,7; in 1082 : 2,8 ; in . 1983 : 8,8. 2 Worden als door elke belegger verkrijgbare effecten beschouwd : de effecten, die het voorwerp uitmaakten • van een openbare uitgifte, die welke ter beurze genoteerd worden of waarvan de opneming in de koerslijst •is voorzien en deze welke gewoonlijk het voorwerp van verhandelingen buiten de beurs uitmaken, alsook de oblikaties. en kasbons welke doorlopend uitgegeven worden door het Gemeentekrediet van België, de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid, het Nationaal Instituut voor Landbouwkrediet, het Centraal Bureau voor Flypothecair Krediet, de Nationale Ras voor Beroepskrediet en de Nationale Maatschappij der Waterleidingen. 3 De door de Amortisatiekas der Staatsschuld op de Beurs ingekochte effecten worden in kolom (2) « Aflossingen s opgenomen, niet op het tijdstip van deze inkopen, doch op het ogenblik waarop zij worden vernietigd. 4 Aangekondigd bij een wettelijk bericht. • • 5 In beginsel per grote tranches, doch niet inbegrip van de doorlopende emissies van de parastatale instellingen voor de huisvesting. 6 In de loop van het jaar 1981 werd de laatste schijf van de Ilfuntsaneringslening vrijgegeven. 7 De plaatsingscommissie is in de uitgifteprijs begrepen.
XVI - 2. - VOORNAAMSTE EMISSIES OP LANGE EN HALFLANGE TERMIJN VAN DE OVERHEIDSSECTOR * Leningen in Belgische franken Openingsdatum van de intekening Emittenten Maand
Dag
1963 Maart April Mei Mei Juni September September Oktober Oktober November December December
4 18 16 30 20 3 3 8 8 18 11 11
Belgische Staat 1963-1983, le r. 5,00-5,25 5,50 R.T.T. 1963-1983 5,50 N.M.B.S. 1963-1983 5,20-5,50 N.H.B.N. 1963-1968-1973 Belgische Staat 1963-1983, 2e r. 5,50-5,75 5,20-5,40-5,60-5,80 Stad Luik 1963-1973-1983 Stad Gent 1963-1973-1983 5,20-5,40-5,60-5,80 Belgische Staat 1963-1983,3 9 r. 5,50-5,75 Belgische Staat 1963-1983 6,00 Wegenfonds 1963-1983 6,00 Stad Brussel 1963-1973-1983 5,30-5,50-5,60-5,80 Stad Antwerpen 1963-1973-1983 5,30-5,50-5,60-5,80
1964 Februari April Mei
17 13 25
September Oktober November 1965 Januari Februari Maart April April Mei Juni
Emissie. koers pct.
Nominale rentevoet
4
8 8
Belgische Staat 1964-1969-1974 Wegenfonds 1964-1969-1974 Belgische Staat 1964-1975
6,25-6,50 8 6,25-6,50 9 6,25-6,50 10
100,00 100,00 100 , 00
2 12 3
N.M.B.S. 1964-1969-1974 Belgische Staat 1964-1969-1974 Gemeentekrediet, met loten
6,25-6,50 g 6,25.6,50 9 3,00
100,00
18
Belgische Staat 1965-1970-1976
6 , 25-6 , 50 11
99 , 50
15 8 1 1 3 14
N.M.B.S. 1965-1971-1977 N.M.K.N. 1965-1971-1978 Stad Luik 1965-1971-1978 Stad Gent 1965.1971-1978 Belgische Staat 1965-1971-1978 Intercommunale-Autoweg E3 1965-1973-1981
6,25.6,50 12 6,25-6,50 18 6,25-6,50 18 6,25-6,50 18 6,25-6,50 13 6,40.6,60 14
99,50 99,75 99,00 99,00 99,75 99,00
5 e 7 7 0
Looptijd
99,50 100,00
Gomiddeld rendement bi , de
(miljoenen franken) uita'ifto 2
15 of 20 jaar 10, 15 of 20 jaar 10, 15 of 20 jaar 5 of 10 jaar 10, 15 of 20 jaar 10 of 20 jaar 10 of 20 jaar 10, 15 of 20 jaar 20 jaar 20 jaar 10 of 20 jaar 10 of 20 jaar
5.900 1.350 1.300 350 5.250 1.000 600 3.232 4.270 2.500 516 781 27.049
5,09 5,55 5,55 5,49 8 5,72 5,90 5,90 5,80 6,00 6,12 6,14 6,14
5 of 10 jaar 5 of 10 jaar 5 jaar 6 maanden of 11 jaar 3 maanden 5 of 10 jaar 5 of 10 jaar 20 jaar
12.000 5.000 7.085
6,44 6,44 6,41
1.500 11.000 1.500 38.085
6,68 6,44 6,40
5 jaar 6 maanden of 11 jaar 6 maanden op 6 of 12 jaar 6 of 13 jaar op 6 of 13 jaar op 6 of 13 jaar op 6 of 13 jaar op 8 of 16 jaar
9.815
6,48
2.000 2.500 700 700 10.000 2.500
6,50 6,45 6,54 6,54 6,40 6,66
100,00
100,00 100,00 100,00 99,00 99,00 99,00 98,50 100,00 99,00 98,00 98,00
Uitgegeven bedrag 1
10,
Deze bedragen verschi len van de gegevens uit de voorgaande tabel (XVI - 1, kolom (I )1 omdat ze niet de obligaties omvatten die door de Z.11.0 S. aan de geteisterden ter betaling worden overhandigd. Dit rendement is berekend op basis van de nominale interestvoeten van de lening. Het rendement bij de uitgifte van deze leningen is berekend op hun langste looptijd. Interesten : 5 pct. gedurende de eerste 10 jaar, 6,26 pct. gedurende de laatste 10 jaar. 5 Interesten : 5,20 pct. gedurende de eerste 5 jaar, 5,50 pet. gedurende de laatste 6 jaar. 8 Interesten : 5,50 pct. gedurende de eerste 10 jaar, 5,76 pct. gedurende de laatste 10 jaar. 7 interesten : 5,20 pet. gedurende do eerste 6 jaar, 5,40 pet. van het 80 tot het 10e jaar, 5,00 pet. van het lle tot het 15s jaar en 5,80 pct. gedurende de laatste 5 jaar. 8 interenten : 5,80 pot. gedurende de eerste 5 jaar, 5,50 pct. van hot 65 tot het 10e jaar, 5,80 pet. van het lie tot het 165 jaar en 5,80 pct. gedurende de laatste 2 3 4
5 jaar.
Interesten : 6,25 pct. gedurende de eerste 5 jaar, 0,60 pct. gedurende de laatste 5 jaar. 1e Interesten : 6,25 pet. gedurende 5 jaar en 8 maanden, vervolgens 6,50 pct. gedurende 5 jaar en 9 maanden. 11 Interesten : 6,25 pct. gedurende 5 jaar en 6 maanden, vervolgens 6 pet. gedurende 6 jaar. 12 Interesten : 6,25 pct. gedurende de eerste 8 jaar, 6,50 pct. gedurende de laatste 6 jaar. 13 Interesten : 0,26 pct. gedurende de eerste 6 jaar, 8,50 pet. gedurende de laatste 7 jaar. 14 Interesten : 0,40 pet. gedurende de eerste 8 jaar, 6,60 pet. gedurende de laatste 8 jaar.
Leningen in vreemde valuta's Datum van het besluit 1 Maand
Emittenten
Dag
Nominale rentevoet
Emissiekoers pet.
Looptijd
Uitgegeven bedrag (in miljoenen eenheden vreemde
valuta's)
1961 Juli Oktober November November December 1962 Maart 1963 Mei September 1964 Augustus 1965 Januari
12 3 14 28 12 27 10 20 31 29
N.M.B.S. Sabena Belgische Staat 1961-1964 Belgische Staat 1961-1976 Sabena 1961-1981 3 Belgische Staat 1962-1977 Belgische Staat Belgische Staat Belgische Staat 3 Sabena
Mei
20
R.T.T.
5,25 4,75 5,50 5,50 5,00 5,25 4,875 5,00 5,25 5-5,125 5,25-5,50 6,00
100,0
15 jaar 20 jaar 3 jaar 15 jaar 20 jaar 15 jaar 3, 4 en 5 jaar 35 maanden 35 maanden 7 j. 6 maanden
100,0
5 jaar
100,0
99,0 100,0
98,0 100,0
98,5 100,0 100,0 100,0
Gemiddeld rondoment bij de uitgifte
of D.M. N. gld. U.S. $ U.S. $ Lux.F U.S. $ U.S. $ U.S. $ U.S. $ U.S. $
20 80 22 30 25 250 80 20 11 16,5 8
5,82 2 4,92 5,61 2 5,88 5,06 5,55
U.S. $
20
6,00
U.S. $
4,97 24
5,24 4 5,60 5 5,17 2
1 De. juiste uitgiftedatum van de leningen in vreemde valtua's is: over het algemeen niet gekend. Meestal echter wordt een lening uitgegeven of opengesteld, korte tijd -nadat het betrokken besluit werd uitgevaardigd. • De datum 'van dit besluit, die in deze tabel is opgenomen, benadert zo dicht mogelijk het 'tijdstip van de uitgifte. Zijn; er, verscheidene' besluiten, bilv: een koninklijk besluit. gevolgd door een ministerieel, besluit, dan wordt het jongste besluit vermeld. • • • , 2 Het rendement bij de ,uitgifte van deze ,leningen is berekend op hun langste looptijd. 3 Conversielening. 4 Deze lening is vrijgesteld van alle huidige -en, toekomstige belastingen sof takelen -ten bate van de Belgische Staat, de provincies of de gemeenten of van alla • Belgische overheden welke de macht hebben om belastingen te heffen. • Leningen van de Staat, de provincies, de gemeenten, de instellingen can openbaar nut, zoals de N.M.B.S., de N.M.B., de Nationale Maatschappij der Waterleidingen, het Gemeentekrediet, enz. (exclusief de doorlopende uitgiften), 'waarvan een besluit in het Belgisch Staatsblad verschenen is.
- 539 -
- 3. - STAATSSCHULD (miljarden franken) Bron : Ministerie van Financiën. Directe schuld
binnenlandse Einde tijdvak
gevestigde incl. M.S.L.
1
op halflange t ermijn
°P korte termijn
buitenlandse Vrije tegoeden van de particu-
totaal
gevestigde 2
in rekening
op halflange en korte termijn
totaal
2
Totale directe schuld
Indirecte
Totale schuld huld 2
2
1952
119,2
27,9
69,1
19,2
235,4
13,3
4,6
17,9
253,3
13,0
268,3
1953
130,6
29,7
67,1
21,2
248,6
13,7
7,1
20,8
269,4
12,9
282,3
1954
155,2
24,8
62,6
22,4
265,0
14,8
6,6
21,4
286,4
11,8
298,2
1955
157,2
24,9
67,2
22,8
272,1
16,5
6,9
23,4
295,5
16,1
311,6
1956
167,2
23,4
62,1
23,9
276,6
16,5
7,9
24,4
301,0
16,8
317,8
1957
170,1
24,6
60,9
23,7
279,3
17,5
8,8
26,3
305,8
18,0
323,6
175,5
26,1
70,5
25.4
297,5
17,0
12,5
29,5
327,0
18,6
345,6
1959
190,8
23,0
75,8
29,1
318,7
17,7
16,5
34,2
352,9
20,7
373,6
1960
211,6
18,1
68,6
32,3
330,6
17,4
27,0
44,4
375,0
21,1
396,1
1961 1962
217,4
17,4
70,8
32.8
28,3
20,9
50,0
36,1
338,4 358,6
18,8
251,6
19,5
17,6
47,1 37,1
385,5 395,7
25,5 27,5
411,0 423,2
1958 •
253,9
16,3
63,4
36,4
370,0
19,2
21,9
41,1
411,1
27,4
438,5
Mei
253,8
16,2
61,9
35,8
367,7
19,2
24,0
43,2
410,9
27,4
438,3
Juni Juli
254,0
16,2
61,4
36,1
367,7
19,0
24,3
43,3
411,0
27,4
438,4
257,7
15,8
56,0
37,8
367,3
18,9
24,6
43,5
410,8
27,2
438,0
Augustus September Oktober November December
257,5
15,7
58,3
365,8 365,9
18,9
24,9
18,7
25,1
43,8 43,8
409,6 409,7
27,2 27,1
438,8 436,8
18,6
26,6
18,6
27,4
18,4
28,1
45,2 46,0 46,5
415,3 414,2 416,7
27,0 27,9 29,3
442,3 442,1 446,0
1963 April
256,7
15,7
58,3
34,3 35,2
263,5
13,3
55,9
37,4
262,3
13,7
57,1
35,1
261,6
13,7
55,1
39,8
370,1 368,2 370,2
260,2
14,3
56,7
38,9
370,1
18,4
27,9
46,3
416,4
29,2
445,8
Februari Maart
270,6
9,0
55,0
36,6
371,2
18,4
29,3
9,8
55,0
38,2
373,1
18,1
29,3
47,7 47,4
418,9 420,5
29,2 29,1
448,1
270,1
April Mei Juni Juli
269,3
6,0
56,2
39,6
18,1
29,8
269,0
6,0
57,9
38,0
371,1 370,9
18,1
30,4
47,9 48,5
419,0 419,4
34,1 34,0
275,4
5,8
54,6
39,9
30,4
48,3
424,0
33,9
5,8
48,8
41,6
375,7 370,8
17,9
274,6
17,8
30,2
Augustus September
274,3
5,8
52,9
38,3
17,7
30,6
418,8 419,6
33,8 33,7
457,9 452,6 453,3
273,9
5,8
54,3
38,1
371,3 372,1
48,0 48,3
17,5
31,4
33,5
454,5
281,1
5,8
49,7
39,6
376,2
17,4
31,4
48,9 48,8
421,0
Oktober November December
279,9
6,3
52,6
38,0
31,1
51,2
46,2
376,8 380,6
17,4
6,3
17,2
31,0
48,5 48,2
33,4 33,4 33,3
458,4 458,7
276,9
425,0 425,3 428,8 428,6 434,7
33,2
461,8
438,5
33,2 33,2
467,9 471,7
442,0
33,1
475,1
1964 Januari
1965 Januari Februari
2
277,8
6,0
55,5
41,1
31,0
48,2
6,0
57,1
39,1
380,4 386,7
17,2
284,5
17,1
30,9
Maart
283,8
6,0
61,1
40,2
391,1
16,8
30,6
48,0 47,4
April
280,8
5,9
66,9
41,3
394,9
16,6
30,5 .
47,1
: Muntsaneringslening. Exclusief de uit de oorlog 1£114-1918 voortvloeiende intergouvernementele schuld.
449,6 453,1 453,4
462,1
XVI - 4. - INDELING VAN DE SCHULDEN IN BELGISCHE FRANKEN OP LANGE EN HALFLANGE TERMIJN VAN DE OVERHEIDSSECTOR
a) Volgens de debiteuren (nominale waarden op het einde van het jaar, miljarden franken) Verkrijgbaar door elke belegger 1 Debiteuren 1959
1960
1981
187,7 74,2 26,8
204,2 84,5 26,2
216,2 96,1 25,4
I
Niet verkrijgbaar door elke belegger
1962
1963
1959
1960
1961
231,8 106,0 26,5
238,8 112,6 28,3
45,9 17,3 5,3 4,4 9,2 1,3 83,4
44,9 18,9 5,5 5,9 9,9 1,3 86,4
42,5 20,2 6,0 7,1 10,1 1,3 87,2
1962
Totaal 1968
1959
1960
1961
1962
1963
233,6 91,5 32,1 4,4 36,2 13,5 411,3
249,1 103,4 31,7 5,9 36,1 12,1 438,3
258,7 116,3 31,4 7,1 35,8 12,1
298,4 7 127,9 33,0 9,8 36,8 12,1
303,2 7 136,0 34,7 11,7 37,7 12,1
461,4
518,0
535,4
A. Belgische Overheidssector (Belgische overheidsfondsen) : 1. Staat 2
2. 3. 4. 5.
Niet-geldscheppende openbare kredietinstel. Parastatale bedrijven Sociale Zekerheid Overheidssector niet elders vermeld
B. Kongolese Schatkist (Kongolese overheidsfondsen) Totaal _.
-
-
-
-
-
27,0 12,2
26,2 10,8
25,7 10,8
26,2
26,6
327,9
351,9
374,2
10,8 401,3
10,8 417,1
66,6 7 64,4 7 21,9 23,4 6,5 6,4 9,8 11,7 10,6 11,1 1,3 1,3 116,7 118,3
b) Volgens de houders (nominale waarden op het einde van het jaar, miljarden franken) Verkrijgbaar door elke belegger 1
Niet verkrijgbaar door elke belegger
Totaal
Houders
A. Niet-financiële nationale sectoren : 1. Privébedrijven en particulieren 3 2. Parastatale bedrijven 3. Overheidssectoi niet elders vermeld 4 4. Sociale verzekering B. Buitenland : Kongo en Rwanda-Burundi 5 C. Financiële Instellingen : 1. Geldscheppende instellingen 6
2. Rentenfonds 3. Spaarkassen, hypotheek- en kapitalisatiemaatschappijen 4. Instellingen voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongevallen, pensioenfondsen . 5. Niet-geldscheppende openbare kredietinstell. Totaal -.
1960
1981
1962
1963
180,2 2,2 1,6 2,4
194,9 2,5 1,8 2,5
207,0 2,8 1,6 2,3
216,1 3,1 1,7 1,7
219,9 3,5 1,9 1,5
8,7 0,2 0,1 0,6
6,3 0,5 0,1 1,0
4,0
3,4
2,6
2,6
2,8
0,7
35,4 4,5
35,6 6,6
41,1 6,9
49,9 7,8
52,2 8,4
38,8
40,7
41,9
45,4
52,3 6,5
56,8 7,1 351,9
59,8 8,2 374,2
63,1 9,9 401,3
327,9
1959
1 . 980
1959
1961
1962
1963
1959
1960
1961
1982
1983
5,5 0,5 0,1 1,0
7,7 0,4 0,1 0,9
8,1 0,5 0,1 1,2
188,9 2,4 1,7 3,0
201,2 3,0 1,9 3,5
212,5 3,3 1,7 3,3
223,8 3,5 1,8 2,6
228,0 4,0 2,0 2,7
0,3
0,3
0,2
0,2
4,7
3,7
2,9
2,8
3,0
36,3
37,7
37,6
59,6 7
58,6 7
--
--
--
49,4
13,6
14,8
67,3 10,2 417,1
23,2 --
83,4
--
--
71,7 4,5
73,3 6,6
78,7 6,9
109,5 7 7,8
110,8 7 8,4
14,2
14,8
16,6
52,4
55,5
56,1
60,2
66,0
25,7
28,0
--
--
30,7 2,3
31,6 1,4
75,5 6,5
82,5 7,1
87,8 8,2
93,8 12,2
98,9 11,6
86,4
87,2
116,7
118,3
411,3
438,3
461,4
518,0
535,4
1 Worden als door elke belegger verkrijgbare effecten beschouwd : de effecten, die het voorwerp uitmaakten van een openbare uitgifte, die welke ter beurze genoteerd worden of waarvan de opneming in de koerslijst is voorzien en deze welke gewoonlijk het voorwerp van verhandelingen buiten de beurs uitmaken, alsook de obligaties en kasbons welke doorlopend uitgegeven worden door het Gemeentekrediet van België, de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid, het Nationaal Instituut voor Landbouwkrediet, de Nationale Kas voor Beroepskrediet, het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet. 2 Belgische gevestigde en halflange binnenlandse directe en indirecte overheidsschuld. 8 Incl. de niet-ingezetenen, behalve deze opgenomen onder de rubriek Buitenland « Kongo en Rwanda-Burundi a. de verzekeringen of de kapitalisatie. 4 Ezel. de zelfstandige fondsen en de parastatale instellingen die de kenmerken vertonen van geldscheppende instellingen of van instellingen voor het spaarwezen, de maatschappelijke zekerheid, 5 Staat, parastatale instellingen, Centrale Bank van Belgisch-Kongo en van Rwanda-Burundi. Excl. het bezit van de pensioenkaarsen door deze instellingen beheerd. 7 Incl. de speciale conversielening van 1962, hetzij 19,8 miljard. Bibliografische referenties : Statistisch Tijdschrift van het N.I.S. - Statistisch Jaarboek voor België. - Tijdschrift voor Documentatie van het Ministerie van Financiën. - Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting : XXXVIe Jaargang, Deel I, nr 8, maart 1981 : « Inventaris en onderbrenging der Belgische overheidsfondsen » - XXXVe Jaargang, Deel II, nr 2, augustus 1960 : « Raming, voor de jaren 1960 tot 1975, van de aflossingen van de gevestigde en halflange Staatsschuld uitgegeven tot op 80 juni 1960 ». - XXXVIlle Jaargang, Deel I, nr 4, april 1963 : « Inventaris en onderbrenging der Belgische overheidsfondsen ». Belgische Economische Statistieken 1950-1960.
XVII. - EFFECTEN VAN DE PARTICULIERE SECTOR 1. - EVOLUTIE VAN DE OMZET, DE NOTERINGEN EN HET RENDEMENT VAN DE BEURSWAARDEN Indexcijfers van de aandelennoteringen op de oontantmarkt Basis 1953 = 100
220
220
-
-
11.
180
1
it
-
I
44
.....,
t
■tn // '■
/ •
v
%.
_. 140
I'.,,,1 ■4
/ I i k
/1
,
%
% •
Pl
11 1,..il • i, V
•./
/ ""•-•1
-
e.,
%e.
Belgische maatschappijen
/
%
v ''"'
%.
.111
180
."1
_
i
k j
-
kI
I
140
1-4-1 VV
--
-
r
-
en Kongolese maatschappijen
Belgische
100
100
stillttlIti
11111111111
111111111/1
(miljoenen
franken)
Contantmarkt Belgische Belgische en Kongolese effecten effecten
15
(Basis
Belgische en Kongolese effecten
3
Belgische effecten 5
4 6
1953 = 100) 2 4
141 139 133 117 129 116 115 113 116 115
..c;45..,;_dc7tCO,-.1 Cq 00 ai ai ai gicqcsi. cocot.,' co"
146 158 158 145 166 162 169 171 174 185
157 164 155 135 137 121 120 119 121 126 1985
Termijnmarkt
.0
1984
Rendementspercentage
-a,
152 113 106 70 105 98 103 82 88 85
... ... ... ... ... ... ... ... .. ..
11111111111
1964
Globaal indexcijfer van de aandelennoteringen
gemiddelde per beursdag
Tijdvak
11111111111
1962
Omzet
1955 Maandgemiddelde 1956 Maandgemiddelde 1957 Maandgemiddelde 1958 Maandgemiddelde 1959 Maandgemiddelde 1960 Maandgemiddelde 1961 Maandgemiddelde 1962 Maandgemiddelde 1963 Maandgemiddelde 1964 Maandgemiddelde
1111111111111111111111
11111111111
1960
1958
1984
1985
1984
1985
1984
1985
1984
1985
1984
1985
137 118 83
111 115 91
128 129 127
130 129 128
191 190 187
191 189 189
118 115 113
120 119 120
2,4 2,5 2,5
2,7 2,9 2,7
2,7 2,7 2,8
3,1 3,2 3,1
April Mei Juni
82 85 72
82 78
128 127 123
125 125
188 187 181
184 183
117 115 110
116 117
2,5 2,6 2,6
2,6 2,6
2,9 3,0 3,0
3,0 3,0
Juli Augustus September
75 68 66
124 124 125
182 182 183
115 112 113
2,6 2,6 2,6
3,0 3,0 3,1
Oktober November December
81 127 104
124 124 126
183 181 186
114 118 117
2,6 2,7 2,7
3,1 3,1 3,1
Januari Februari Maart
Bron : Beurscommissie te Brussel : deze gegevens hebben betrekking op de transacties in vennootschapsobligaties en in aandelen (termijn- en kontantmarkt). Bron : Nationaal Instituut voor de Statistiek : Voor de jaarcijfers : gemiddelde van de indexcijfers op de 100 en 25e van iedere maand; voor de maandcijfers : uitsluitend indexcijfers op de 10e van iedere maand. 3 Bron : Kredietbank : Verhouding van het laatst aangekondigde of betaalde nettodividend tot de notering per einde maand. 4 Beurs te Brussel en te Antwerpen. 5 Beurs te Brussel. Tot 1958, gemiddelde einde kwartaal. 1
2
- 542 XVII - 2. - RENDEMENT VAN DE VENNOOTSCHAPPEN OP AANDELEN Jaarcijfers Bron : Nationaal Instituut voor de Stat stick (gegevens gewijzigd door de N.B.B.) Nettoresultaat van het boekjaar
Tijdvak
Aantal getelde vennootschappen
2
Gestort kapitaal
Reserves
(2)
(8)
Winst
Obligatieleningen
Betaalbaar gestelde brutodividenden
Verlies
Betaalde tantièmes
Uitstaande obligatie. schuld op 81/12
Brutobedrag van de uitbetaalde coupons 8
(8)
(9)
(miljoenen /ranken) (1)
A.
-
1
1
(4)
1
(5)
I
(6)
(7)
1
1
Vennootschappen met voornaamste bedrijvigheid in België Banken 50 49 48 48 51 52 53 54 51
1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963
3.265 3.404 3.406 3.628 4.029 4.572 4.742 5.353 6.349
2.704 2.967 3.261 3.414 3.514 3.624 3.967 4.890 4.402
644 695 817 829 835 814 1.043 1.318 1.552
1,1
0,3 37,6 0,1 5,5 0,4 0,1
306 321 330 355 377 423 492 549 676
Financiële vennootschappen en maats c happijen voor onroerende goederen 1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963
1.327 1.359 1.430 1.413 1.464 1.456 1.483 1.543 1.557
11.694 12.366 14.690 22.664 24.053 26.589 28.302 83.477 34.172
9.721 10.112 11.430 10.330 12.126 12.968 16.075 18.567 19.038
2.095 2.181 2.660 2.726 2.598 2.913 3.611 4.815 3.580
38 36 43 46 45 48 57 70 60
3.653 3.972 4.710 6.410 6.626 7.264 8.293 10.700 v11.082
119 157 163 212 307 305 863 447 514
5
39 94 169 59 93 189 190 539 230
1.357 1.484 1.878 1.907 1.903 2.006 2.138 3.180 2.282
99 104 129 124 114 132 140 164 135
4.811 4.793 5.800 8.173 9.151 10.170 11.200 12.883 v13.739
214 249 233 298 414 467 531 602 665
299 429 448 409 499 499 470 443 367
1.247 1.065 1.255 1.110 1.267 1.533 1.670 1.795 2.063
88 111 113 106 100 107 121 133 144
2.007 2.005 1.778 1.733 2.030 1.917 1.937 1.918 v 1.848
89 101 100 99 101 120 114 117 118
46 23 17 37 139 44 523 78
653 1.324 1.445 1.057 623 992 1.277 940 546
51 85 94 72 39 58 75 54 36
2.226 2.158 2.269 3.133 4.729 4.886 4.763 5.427 v 5.764
123 120 116 119 172 282 294 286 821
298 363 242 268 614 255 265 339 447
291 286 348 321 272 452 492 405 819
55 52 67 59 45 64 76 83 67
522 510 529 500 482 453 386 340 v 839
28 27 27 27 27 26 25 24 21
Metaalverwerkende nijverheid 1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963
1.218 1.233 1.250 1.245 1.275 1.271 1.281 1.300 1.310
11.324 11.416 12.204 13.211 14.681 15.432 15.989 16.480 17.850
8.101 8.520 8.954 9.489 10.334 10.785 11.024 12.038 13.285
2.063 2.194 2.480 2.402 2.370 2.619 3.066 3.400 3.406
I ser- en staalnijverheid 1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963
106 106 100 100 103 100 97 100 95
9.318 10.026 10.862 12.364 12.952 13.918 15.826 15.985 16.168
6.732 10.072 10.774 12.409 12.560 12.628 13.880 15.576 15.004
1.135 2.369 2.734 1.621 858 1.928 2.242 2.023 1.335
25
Textielnijverheid 1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 Noten : zie onderaan tabel XVII-2.
1.081 1.087 1.094 1.041 1.047 1.009 982 988 975
10.299 10.758 10.894 11.560 11.954 12.138 12.358 11.265 11.117
9.119 9.365 9.160 9.300 10.077 9.853 10.249 9.864 10.123
793 804 1.156 894 721 1.098 1.260 1.121 1.114
- 543 XVII - 2. - RENDEMENT VAN DE VENNOOTSCHAPPEN OP AANDELEN 1 (vervolg) Jaarcijfers Bron : Nationaal Instituut voor de Statistiek (gegevene gewijzigd door de N.B.B.) Nettoresultaat van het boekjaar
Tijdvak
2
Aantal getelde vennootschappen
Gestort kapitaal
(1)
(2)
Reserves Winst
Verlies
Obligatieleningen
Betaalbaar gestelde brutodividenden
Betaalde tantièmes
Uitstaande obligatieschuld op 81/12
Brutobedrag
(8)
(9)
van de
uitbetaalde coupons 3
(miljoenen franken) 1
(8)
1
(4)
1
(5 )
(6)
(7)
I
Voedingsnijverheid 1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963
742 731 730 701 725 725 713 722 725
7.359 7.837 7.907 8.881 9.479 9.591 9.926 9.969 10.340
4.069 4.115 4.577 4.833 5.058 5.505 5.983 6.374 7.186
881 954 1.014 1.077 1.211 1.381 1.335 1.470 1.556
82 98 91 200 155 179 165 110 161
425 446 516 466 638 720 695 667 622
59 66 59 57 54 63 70 67 59
792 789 906 925 992 892 805 760 v 802
45 48 48 58 58 62 55 52 49
52 52 200 124 179 245 360 209 265
932 750 810 543 577 711 927 1.065 1.132
63 68 57 61 65 76 88 87 84 v
1.006 1.038 1.305 1.384 1.313 1.290 1.110 964 856
58 56 55 71 82 76 75 66 55
0,3
1.164 1.251 1.365 1.458 1.511 1.539 1.608 1.690 1.657
85 82 79 83 86 85 86 82 85 v
4.494 4.434 5.543 5.871 5.525 5.441 5.703 7.188 8.602
265 253 248 330 345 330 326 340 443
716 937 1.007 876 93 63 93 106 184
70 1.015 92 972 97 985 85 940 11 860 7 477 10 471 13 398 21 v 253
59 56 54 55 51 50 30 27 23
Scheikundige nijverheid 1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963
560 561 552 538 545 534 540 544 558
9.501 10.015 11.285 11.690 12.650 13.309 14.239 15.930 16.331
5.395 5.582 6.087 5.405 6.121 6.442 6.883 7.064 8.440
1.258 1.468 1.729 1.354 1.212 1.639 1.749 1.888 2.038
Elektriciteit 1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963
52 51 47 44 41 40 36 36 32
13.525 15.382 16.784 17.016 17.422 17.132 18.581 20.056 20.412
2.968 2.207 2.454 2.722 3.609 3.628 4.260 3.320 3.630
1.503 1.558 1.581 1.637 1.748 1.808 1.800 2.053 2.163
0,7 0,1 2,6 0,1
Steenkolennijverheid 1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963
55 54 54 53 55 49 44 41 39
8.131 8.592 8.616 8.739 8.840 8.530 8.109 7.679 7.661
4.747 4.263 4.335 4.339 4.663 4.367 3.018 2.065 1.574
870 1.212 1.356 1.192 260 107 124 146 209
122 153 186 96 702 1.023 1.450 710 244
Totaal der vennootschappen met voornaamste bedrijvigheid in België 6 7 1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963
13.268 114.978 77.313 13.397 123.605 81.666 13.487 131.010 86.852 13.408 146.913 90.013 13.891 156.056 98.462 13.816 162.844 102.221 13.926 171.069 108.305 14.142 185.420 114.896 14.234 193.465 121.935
Noten : zie onderaan tabel XVII-2, volgende bladzijde.
17.092 20.764 22.389 20.202 18.207 21.788 24.169 26.823 25.205
1.518 1.748 1.810 1.936 3.512 3.243 3.936 3.906 3.202
9.674 10.869 11.970 10.981 10.292 11.778 12.954 14.090 13.006
990 1.136 1.203 1.153 1.015 1.128 1.258 1.343 1.256
23.506 24.930 28.457 33.241 36.138 37.521 39.625 45.434 v49.172
1.144 1.238 1.285 1.535 1.802 1.989 2.096 2.259 2.510
XVII • 2.
RENDEMENT VAN DE VENNOOTSCHAPPEN OP AANDELEN 1 (vervolg)
-
Jaarcijfers Bron : Nationaal Instituut voor de Stat stiek (gegevens gewijzigd door de N.B.B.) Nettoresultaat van het boekjaar
Tijdvak
2
Aantal getelde vennootschappen
Gestort kapitaal
(1)
(2)
Obligatieleningen Betaalbaar gestelde brutodividenden
Reserves Winst
Verlies
Betaalde tantièmes
Brutobedrag van de uitbetaalde coupons 3
Uitstaande obligatie. schuld op 81/12
(miljoenen franken)
B.
-
1
(8)
(4)
1
(5)
1
1
(6)
1
(7)
1
(8)
1
(9)
Totaal der vennootschappen met voornaamste bedrijvigheid in het buitenland 7 (inel. de vennootschappen waarvan de voornaamste bedrijvigheid in Kongo uitgeoefend wordt)
527 552 579 563 560 442 336 302 313
1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963
32.018 34.880 42.986 45.670 49.530 48.024 40.721 38.822 40.710
20.039 21.254 19.520 20.620 22.740 21.895 18.636 19.383 27.336
9.356 10.897 12.222 9.733 8.296 9.900 7.192 5.865 2.863
289 423 287 320 452 348 958 644 664
5.567 6.801 7.575 6.492 6.318 7.284 4.397 3.048 1.196
393 433 428 415 380 346 212 172 98
1.883 2.241 2.799 3.177 3.351 1.628 1.096 834 712
91 95 107 125 151 78 56 85 80
1.383 1.569 1.631 1.568 1.395 1.474 1.470 1.515 1.354
25.389 27.171 31.256 36.418 89.489 89.123 40.721 46.268 49.884
1.285 1.888 1.392 1.660 1.953 2.067 2.152 2.294 2.540
C. - Algemeen totaal der vennootschappen op aandelen 6 13.795 13.949 14.066 13.971 14.451 14.258 14.262 14.444 14.547
1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963
146.996 158.485 173.996 192.583 205.586 210.868 211.790 224.242 234.175
97.352 102.920 106.372 110.633 121.202 124.116 126.941 134.278 149.271
26.448 31.661 34.611 29.935 26.503 31.688 31.361 32.688 28.068
15.241 17.670 19.545 17.473 16.610 19.062 17.351 17.138 14.202
1.806 2.171 2.097 2.256 3.964 3.591 4.894 4.550 3.866
1 Belgische vennootschappen : naamloze vennootschappen en commanditaire vennootsehapi en op aandelen ouder Bolg'sch recht. Kongolese vennootschappen aandelenvennootschappen met beperkte aansprak° ijkheid onder Kongolees recht. Vanaf 1961 zijn de vennootschappen onder Kongolees recht die veranderd werden in vennootschappen onder Belgisch recht die in Kongo hun bedrijf uitoefenen geleidelijk in de statistieken opgenomen; de vennootschappen onder Kongolees recht zijn in de statistiek niet meer begrepen. 2 Voor do kolommen (1) tot (7) : jaar waarin het dividend werd betaald. 3 Bedrag van de vervallen rente voor het betrokken jaar; dit bedrag houdt verband met de op 81/12 van het voorgaande jaar uitstaande obligatieschuld. 4 Excl. de N.B.B. 5 Excl. do N.M.K.N. Excl. do N.B.B., de N.M.K.N. en de Sabena. 7 Netto eindtotaal, na aftrek van de dubbeltellingen.
XVII - 8.
-
RENDEMENT VAN DE VENNOOTSCHAPPEN OP AANDELEN I
a
Cumulatieve maandcijfers Bron : Nationaal Instituut voor de Statistiek (gegevens gewijzigd door de N.B.B.)
Tijdvak
2
A. 1959 12 maanden 1960 12 maanden 1961 12 maanden 1962 12 maanden 1963 Januari Eerste 2 maanden Eerste 3 maanden Eerste 4 maanden Eerste 5 maanden Eerste 6 maanden Eerste 7 maanden Eerste 8 maanden Eerste 9 maanden Eerste 10 maanden Eerste 11 maanden 12 maanden 1964 Januari Eerste 2 maanden Eerste 3 maanden Eerste 4 maanden Eerste 5 maanden Eerste 6 maanden Eerste 7 maanden Eerste 8 maanden Eerste 9 maanden Eerste 10 maanden Eerste 11 maanden 12 maanden Noten : sie volgende bladzijde.
-
Aantal getelde vennootschappen
Gestort kapitaal
(1)
(2)
Betaalbaar gestelde bruto. dividenden
Nettoresultaat Reserves
Winst
I
Verlies
Bruto. obligatie. coupons 3
(miljarden franken)
1
(8)
1
(4)
1
(5)
1
(6)
II
(7 )
Vennootschappen met voornaamste bedrijvigheid in België 4 13.927 13.858 13.957 14.174 132 351 2.225 5.525 9.355 11.383 12.058 12.374 12.829 18.414 13.825 14.258 116 283 1.623 4.051 6.935 8.637 9.241 9.499 9.855 10.310 10.639 11.017
156,2 163,5 172,8 186,2 2,2 3,1 21,1 55,6 123,4 146,6 152,0 153,5 155,5 165,4 177,0 193,8 2,1 2,9 19,1 54,7 121,6 144,3 149,4 150,7 152,8 159,1 171,9 189,9
98,6 102,5 109,1 115,2 0,8 2,6 12,6 32,5 75,4 ,91,7 96,9 97,8 99,1 105,8 113,4 122,0 1,0 1,9 11,9 32,2 69,4 87,4 92,5 93,5 94,8 99,2 107,7 115,1
18,2 21,9 24,3 26,9 0,2 0,8 3,2 8,1 15,9 19,7 20,3 20,6 20,9 22,1 23,5 25,2 0,3 0,9 3,1 7,7 15,4 19,3 20,1 20,3 20,7 21,4 22,6 24,2
3,5 3,3 8,9 3,9 0,1 0,4 1,0 2,1 2,6 2,7 2,8 2,8 3,0 3,1 8,2 0,1
0,1 0,3 1,1 2,0 2,3 2,5 2,5 2,5 2,8 3,5 3,9
10,3 11,8 13,1 14,1 0,1 1,0 2,2 4,3 8,2 10,0 10,4
10,4 10,5 10,9 11,7 18,0 0,1 0,2 1,8 8,5 7,2 9,1 9,4 9,5 9,6 10,0 10,6 11,7
1,6 1,9 2,4 4,3 0,3 0,4 0,6 0,8 1,1 1,3 1,6 1,7 1,8 2,1 2,8 2,6 0,2 0,4 0,6 0,9 1,2 1,4 1,6 1,7 2,1 2,5 3,0 3,5
- 545 XVII - 3. - RENDEMENT YAN DE VENNOOTSCHAPPEN OP AANDELEN 1 5 Cumulatieve maandcijfers Bron :
Nationaal Instituut voor de Statistiek
(gegevens gewijzigd door de N.B.B.
)
Nettoresultaat Tijdvak
Aantal getelde vennootschappen
2
(vervolg)
Gestort kapitaal
Betaalbaar gestelde brutodividenden
Reserves Verlies
Winst
Bruto obligatiecoupons 3
(miljarden franken)
(2)
(1)
1
(3)
1
(4)
1
(5)
I
(3)
II
(7)
B. - Vennootschappen met voornaamste bedrijvigheid in het buitenland (incl. de vennootschappen waarvan de voornaamste bedrijvigheid in Kongo uitgeoefend wordt)
1959 12 maanden 1960 12 maanden 1961 12 maanden 1962 12 maanden 1963 Januari Eerste 2 maanden Eerste 3 maanden Eerste 4 maanden Eerste 5 maanden Eerste 6 maanden Eerste 7 maanden Eerste 8 maanden Eerste 9 maanden Eerste 10 maanden Eerste 11 maanden 12 maanden 1964 Januari Eerste 2 maanden Eerste 3 maanden Eerste 4 maanden Eerste 5 maanden Eerste 6 maanden Eerste 7 maanden Eerste 8 maanden Eerste 9 maanden Eerste 10 maanden Eerste 11 maanden 12 maanden
er
560 446 340 305 3 7 27 50 96 216 252 255 265 280 298 317 4 8 24 52 104 213 228 230 235 252 278 294
49,5 48,1 41,7 38,9
22,7 22,1 19,2 19,4
0,1 0,1 1,6 2,9 20,3 32,0 35,2 35,2 35,6 36,6 39,4 41,5 0,1 0,1 0,9 2,4 12,9 32,4 33,6 33,6 33,7 35,6 38,5 39,7
... 0,6 1,0 15,9 22,4 24,2 24,3 24,3 24,8 26,4 27,7 0,1 0,1 0,4 0,9 11,6 23,7 24,5 24,5 24,6 25,7 27,0 28,0
8,3 9,9 7,2 5,9
0,5 0,3 1,0 0,6
6,3 7,3 4,4 3,1
... 0,1 2,1 2,7 2,8 2,8 2,8 2,8 2,8 2,9
... 0,1 0,1 0,3 0,4 0,4 0,4 0,5 0,7 0,7 ...
... 0,8 1,1 1,1 1,1 1,1 1,1 1,2 1,2 ...
... 0,1 2,0 2,6 2,7 2,7 2,6 2,7 2,7 2,9
... 0,1 0,2 0,6 0,6 0,6 0,7 0,7 0,8 0,8
... 1,0 1,2 1,2 1,2 1,2 1,2 1,3 1,3
0,2 0,2 0,1 0,1
C. - Algemeen totaal 4 1959 12 maanden 1960 12 maanden 1961 12 maanden 1962 12 maanden
14.487 14.304 14.297 14.479
205,7 211,6 214,5 225,1
121,3 124,6 128,3 134,6
26,5 31,8 31,5 32,8
4,0 3,6 4,9 4,5
16,6 19,1 17,5 17,2
1963 Januari Eerste 2 maanden Eerste 3 maanden Eerste 4 maanden Eerste 5 maanden Eerste 6 maanden Eerste 7 maanden Eerste 8 maanden Eerste 9 maanden Eerste 10 maanden Eerste 11 maanden 12 maanden 1964 Januari Eerste 2 maanden Eerste 3 maanden Eerste 4 maanden Eerste 5 maanden Eerste 6 maanden Eerste 7 maanden Eerste 8 maanden Eerste 9 maanden Eerste 10 maanden Eerste 11 maanden 12 maanden
135 358 2.252 5.575 9.451 11.599 12.310 12.629 13.094 13.694 14.123 14.575 120 291 1.647 4.103 7.039 8.850 9.469 9.729 10.090 10.562 10.917 11.311
2,3 3,2 22,7 58,5 143,7 178,6 187,2 188,7 191,0 202,0 216,4 235,3 2,2 3,0 20,0 57,1 134,5 176,7 183,0 184,3 186,5 194,7 210,4 229,6
0,8 2,6 13,2 33,5 91,3 114,1 121,1 122,1 123,4 130,6 139,8 149,7 1,1 2,0 12,3 33,1 81,0 111,1 117,0 118,0 119,4 124,9 134,7 143,1
0,2 0,8 3,2 8,2 18,0 22,4 23,1 23,4 23,7 24,9 26,3 28,1 0,3 0,9 3,1 7,8 17,4 21,9 22,8 23,0 23,3 24,1 25,3 27,1
... 0,1 0,4 1,1 2,2 2,9 3,1 3,2 3,2 3,5 3,8 3,9 0,1 0,1 0,3 1,2 2,2 2,9 3,1 3,1 3,2 3,5 4,3 4,7
0,1 1,0 2,2 4,3 9,0 11,1 11,5 11,5 11,6 12,0 12,9 14,2 0,1 0,2 1,3 3,5 8,2 10,3 10,6 10,7 10,8 11,2 11,9 13,0
ro
er
er er
1,8 2,1 2,5 4,4 0,3 0,4 0,6 0,8 1,1 1,3 1,6 1,7 1,8 2,1 2,3 2,6 0,3 0,4 0,6 0,9 1,2 1,4 1,6 1,7 2,1 2,5 3,0 3,5
1 Belgische vennootschappen : naamloze vennootschappen en commanditaire vennootschappen op aandelen van Belgisch recht. 2 Voor de kolommen (1) tot (6) : maand waarin het dividend werd betaald. 3 De obligatiecoupons worden, zoals de dividenden, geteld in de maand waarin zij werden betaald. De betaling van de obligatiecoupons kan deze van de dividenden voorafgaan. Om die reden vertegenwoordigen niet alle obligaties waarvan de coupons in kolom (7) voorkomen noodzakelijk leningen van vennootschappen . waarop de voorafgaande kolommen betrekking hebben. 4 Excl. de N.B.B., de N.M.K.N. en de Sabena. 5 Vanaf 1961, heeft men in deze statistiek rekening gehouden met de geleidelijke omschakeling van de vennootschappen van Kongolees recht in ven• nootschappen van Belgisch recht, die hun bedrijvigheid uitoefenen in Kongo. De vennootschappen van Kongolees recht worden niet meer in bovenstaande statistiek opgenomen.
- 546 -
XVII • 4. - UITGIFTEN VAN DE VENNOOTSCHAPPEN 1 Jaarcijfers (miljoenen franken) Bron : Nationaal instituut voor do Statistiek (gegevens gewijzigd door de N.B.B. 2). Obligaties
Aandelen Jaren
(nominaal bedrag)
nominale uitgiften
nettouitgiften
(1)
(2)
Niet doorlopende uitgiften uitgiften
aflossingen
(8)
(4)
nettouitgiften (5) I (3) (4 )
Aandelen en obligaties
Aandelen en obligaties
doorlopende nettouitgiften
Totale nettouitgiften
Totale nettouitgiften
Totale netto uitgiften (N.I.13.)
(6 )
( 7) = ( 5 ) 7+ ( 0 )
(8) = (2 ) + (7)
(9)
Vennootschappen met voornaamste bedrijvigheid in België 1955
14.192
4.273
1.560
1.206
354
532
886
5.159
8.597
1956
16.557
3.503
1.701
1.363
338
389
727
4.230
6.562
1957
27.682
5.573
3.120
1.448
1.672
833
2.505
8.078
10.687
1958
8.801
4.908
3.144
1.506
1.638
1.288
2.926
7.834
12.920
1959
10.227
3.760
3.196
1.530
1.666
814
2.480
8.240
11.317
1960
16.065
6.266
1.867
1.682
- 315
1.009
694
6.960
11.241
1961
19.013
6.014
1.667
1.520
147
844
991
7.005
12.660
1962
19.173
8.249
3.375
1.860
1.515
1.762
3.277
11.526
14.614
1963
14.956
6.244
4.628
1.646
2.982
375
3.357
9.601
11.964
Vennootschappen met voornaamste bedrijvigheid in het buitenland 3 1955
4.711
2.995
316
91
225
- 7
218
3.213
2.625
1956
8.630
3.146
341
110
231
5
236
3.382
2.637
553
2.312
1.905
1957
6.994
1.759
724
171
553
1958
2.282
1.162
450
124
326
51
377
1.539
1.119
1959
2.442
613
215
87
128
- 21
107
720
606
1960
6.443
1.685
80
177
97
- 21
118
1.587
1.510
- 24
109
1961
209
82
1962
398
204
232
40
1963
v
4
-
27
- 64
178
167
60
- 51
85
85
32
28
76
76
-14
90
1.297
579
525
1.104
8.372
11.222
394
963
7.812
9.199
28 -
Algemeen totaal 1955
18.903
7.268
1.876
1956
25.187
6.649
2.042
1.473
569
1957
34.676
7.332
3.844
1.619
2.225
833
3.058
10.390
12.692
1958
11.083
6.070
3.594
1.630
1.964
1.339
3.303
9.373
14.039
1959
12.669
4.373
3.411
1.617
1.794
793
2.587
8.980
11.923
1960
22.508
7.951
1.447
1.859
- 412
988
576
8.627
12.751
1961
19.222
6.096
1.667
1.605
62
820
882
8.978
12.596
1962
19.571
8.453
3.379
1.892
1.487
1.762
8.249
11.702
14.782
1963
15.188
6.284
4.628
1.722
2.906
361
3.267
9.551
11.913
1 Belgische vennootschappen : naamloze, commanditaire op aandelen en personenvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid van Belgisch recht. Kongolese vennootschappen (tot 30 juni 1960 : aandelen• en personenvennootschappen met beperkte aansprakelilheid van Kongolees recht (z'o noot 3 ). Deze wijzigingen bestaan enerzijds uit de opneming van de bijstortingen en anderzijds uit do verwijdering van de doorlopende en niet-doorlopende uitgiften vnii de overheidssector (N.M.K.N., Sabena) en van de uitgiften van obligaties en kasbons van de Belgische banken. Kongolees recht. Vanaf juli 1000 3 Tot 30 juni 1000, incl. de Belgische vennootschappen met voornaamste bedrijvigheid in Kongo en de vennootschappen van zijn de vennootschappen van Kongolees recht niet meer in deze statistiek opgenomen. N. 13. - Nol. (1) en (9) : bedragen overgenomen zonder wijziging van de statistieken van •hèt N.I.S. - kol. (2) tot (8) : bedragen gewijzigd door de N.B.B. zoals hierboven in noot 2 aangeduid. Kol (1) :oprichtingen van vennootschappen en kapitaalverhogingen- kol. (2) : gestorte bedragen op aandelen (verminderd met de stortingen andere dan in chartaal geld), uitgiftepremies en bijstortingen - kol. (3) : nieuwe uitgiften (gedeelte dat werkelijk uitgegeven werd tijdens het jaar), verhoogd met het saldo van voorgaande uitgiften, verminderd met conversieleningen. 2
XVII - 5. - UITGIFTEN VAN VENNOOTSCHAPPEN Maandelijkse cijfers 2 (miljoenen franken) Bron : Nationaal Instituut voor de Statistiek (gegevens gewijzigd door de N.B.B. 3).
A. - Vennootschappen met voornaamste bedrijvigheid in België Obligaties (nominaal bedrag)
Aandelen Tijdvak
B. - Vennootschappen met voornaamste bedrijvigheid in het buitenland 4
Aandelen bli ati een obligaties
Aandelen
Obligaties (nominaal
Aandelen en obligaties
bedrag)
Totaal
nominale uitgiften
nettouitgiften
nietdoorlopende brutouitgiften
Totaal
(2)
nietdoorlopende brutouitgiften (3)
(4)= (2)+ (3)
(5)
(6)
(7)
(8)----. (0+ (7)
19.013
4.086
1.667
5.753
209
45
...
45
1962 Eerste 3 maanden
3.181
1.267
220
1.487
219
30
...
30
Eerste 6 maanden
6.691
2.877
1.564
4.441
256
31
...
31
Eerste 9 maanden
13.945
5.084
1.590
6.674
395
196
...
198
12 maanden
19.173
6.519
3.375
9.894
399
196
...
198
1963 Eerste 3 maanden
1.614
693
706
1.399
...
...
...
...
Eerste 6 maanden
5.805
2.829
2.360
5.189
232
40
...
40
Eerste 9 maanden
8.721
3.852
2.917
6.769
232
40
...
40
12 maanden
14.956
5.244
4.628
9.872
232
40
...
40
1964 Eerste 3 maanden
3.608
1.164
183
1.347
1.335
...
...
...
9.112
3.849
1.676
5.525
1.580
125
...
125
1963 juni
940
251
83
334
32
...
...
...
Juli
800
193
210
403
...
...
...
...
Augustus
463
132
95
227
...
...
...
...
252
950
...
...
...
...
...
...
1961 12 maanden
Eerste
6 maanden
nominale uitgiften
nettouitgiften
(1)
September
1.654
698
Oktober
1.145
328
120
448
...
...
November
2.149
273
212
485
...
...
...
...
December
3.154
791
711
1.502
...
. ..
...
...
1.543
239
139
378
15
...
...
...
886
284
1
285
...
...
...
...
Maart
1.179
502
43
545
1.320
...
...
...
April
2.347
1.164
611
1.775
...
...
...
...
1964 Januari Februari
Mei
2.001
1.255
827
2.082
...
...
...
...
Juni
1.156
404
56
460
245
125
...
125
Juli
3.108
1.381
44
1.425
...
...
...
...
432
197
16
213
...
...
...
...
Augustus September
v
941
248
...
248
n.b.
n.b.
n.b.
n.b.
Oktober
v
2.569
683
10
693
n.b.
n.b.
n.b.
n.b.
November
v
2.639
641
...
641
n.b.
n.b.
n.b.
n.b.
December
v
2.653
1.325
...
1.325
n.b.
n.b.
n.b.
n.b.
v
711
213
1.000
1.213
n.b.
n.b.
n.b.
n.b.
r
427
176
...
176
n.b.
n.b.
n.b.
n.b.
Maart
-
4.307
1.482
...
1.482
n.b.
n.b.
n.b.
n.b.
April
v
4.135
479
•••
479
n.b.
n.b.
n.b.
n.b.
1965 Januari Februari
1 Belgische vennootschappen : naamloze vennootschappen, commanditaire vennootschappen op aandelen en personenvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid onder Belgisch recht. - Kongolese vennootschappen (tot 30 juni 1960) : aandelenvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en personenvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid onder Kongolees recht. 2 De cijfers van deze tabel verschillen in volgende opzichten met die welke in tabel XVII - 4 voorkomen : a) de netto-uitgiften van aandelen bevatten de bijstortingen niet; b) de obligatieuitgiften zijn bruto (afschrijvingen niet afgetrokken) en houden geen rekening met de doorlopende uitgiften. 3 De wijzigingen bestaan in het uitschakelen van de obligaties van de publieke sector. 4 Tot 30 juni 1960, incl. de Belgische vennootschappen met voornaamste bedrijvigheid in Kongo en de vennootschappen van Kongolees recht. Vanaf juli 1960 zijn de vennootschappen van Kongolees recht niet meer in deze statistiek opgenomen. N. B. - 3, 6 en 9 eerste maanden = optelling van de maandcijfers. Het cijfer van de 12 maanden omvat aanvullende gegevens die niet per maand kunnen ingedeeld worden [voor de kolommen (1), (3), (5) en (7) zie tabel XVII-4]. Bibliografische referenties : Statistisch Jaarboek voor België. - Statistisch Tijdschrift van het N.I.S. - Belgische Economische Statistieken 1941.1950 en 1950-1960 (N.B.B.). - Bulletin Mensuel des Statistigues (Beurscommissie van Brussel). - Weekberichten van de Kredietbank.
- 548 XVIII. - GELDMARKT
1. - MARKT VAN HET DAGGELD EN VAN HET GELD OP ZEER KORTE TERMIJN * (miljoenen franken) Bedragen ontleend door
Bedragen uitgeleend door Daggemiddelden
Depositobanken 1
Renten. fonds
(1)
(2)
1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964
2.325 2.428 2.288 2.078 2.191 2.415 2.487 1.518 1.585 1.879
1963 3 0 kwartaal 40 kwartaal 1964 1° kwartaal 20 kwartaal 8e kwartaal 4e kwartaal 1965 10 kwartaal
1.115 1.855 1.810 1.585 1.968 2.139 2.069
169 51 ...
1964 Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December
1.669 1.853 1.399 1.470 2.062 2.174 1.678 1.825 2.126 2.465
... 20 ... ... ... ... ... ... 44 9
1965 Januari
2.487 1.708 2.021 1.846 1.547
166 458 265 225 229
Februari Maart April Mei
... ... ... ... 159 1.107
1.811 943 202 6
7
... 17 295
Totaal
Overige instellingen
Depositobanken
H.W.I. (nettoleningen)
Overige instellingen
(8) = (1) .4_ (2) + (8) of (4) + (5) + (6) + (7 )
2
1
Rentenfonds
(8)
(4)
(5)
(9)
(7)
3.314 2.780 3.305 1.821 1.165 1.664 1.671 1.703 1.842 2.743
23 22 17 15 73 1.025 1.817 1.517 1.600 1.310
2.807 2.313 2.786 968 29 10 1 1 122 481
2.556 2.507 2.514 2.496 2.981 3.104 3.162 1.375 1.126 1.689
253 286 276 420 432 1.047 989 1.271 781 1.148
5.639 5.208 5.593 3.899 3.515 5.186 5.969 4.164 3.629 4.628
1.895 2.036 2.494 2.859 2.810 2.808 2.345
1.766 1.384 1.426 1.243 1.450 1.117 1.397
19 252 781 144 304 691 23
465 929 1.025 1.281 966 1.131 913 2.151 1.164 1.860 1.619 1.537 3.289
3.179 3.942 4.304 4.451 4.778 4.964 4.709
2.120 2.548 3.536 2.615 2.995 2.803 2.631 3.141 2.865 2.425 1.621 2.915 2.441 2.816 2.679
1.380 980 1.713 1.123 1.539 1.465 1.348 1.314 1.072 962 1.104 1.706 1.384 1.619 1.552
570 361 53 ... ... 588 337 713 1.041 350 73 ... ... ... ...
950 889 730 2.350 776 2.393 1.207 1.755 1.983 1.535 1.877 1.047 1.721 903 1.784 1.155 1.514 1.408 2.043 1.544 1.097 2.000 1. 1.762 1. 1.613 3.343 3.268 2.903
3.789 4.421 4.935 4.085 5.057 4.977 4.309 4.966 5.035 4.899
3
Teruggetrokken bedragen (9)
4.274 5.081 4.727 4.887 4.455
43 185 5 577 188 37 23 307 49 11 3 ...
45 ... ... ...
349 ... ... ... ... ... ... ... ... ... ...
886 207
5 ... ...
• Van 27 februari 1956 tot 10 november 1959 verhandelde men, naast het daggeld, ook ge d dat op 5 en 10 dagen werd uitgeleend of ontleend. Deze bedragen zijn derhalve in bovenstaande cijfers begrepen. Sedert 17 november 1959 wordt er geen geld op 5 en 10 dagen meer uitgeleend of ontleend. Sedert dezelfde datum valt het grootste gedeelte van het verhandelde daggeld onder toepassing van het « Protocol opgemaakt met het oog op de deelneming aan de markt van het gewaarborgde daggeld •. Deze tabel vermeldt daarenboven de buiten dit Protocol verhandelde kapitalen. 1 Tot 10 november 1959, slechts de depositobanken te Brussel en te Antwerpen. Nadien ook deze van andere plaatsen. 2 Tot 10 november 1959 inzonderheid de A.S.L.K., de Centrale Bank van Belgisch-Bongo en Ruanda-Urundi, de R.M.Z., het Gemeentekrediet en sedert 17 november 1959 inzonderheid de A.S.L.K., het Gemeentekrediet, de N.M.B.S. en sedert augustus 1960 diverse geldschieters « buiten Protocol 3 Tot 10 november 1959 inzonderheid de N.M.K.N., de Centrale Bank van Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi, de Nationale Delcrederedienst en sedert 17 november 1959 inzonderheid de Belgische Delcrederedienst, de N.K.B.K., de N.M.K.N.
-- 549 —
XVIII - 3. — BEDRIJVIGHEID VAN DE VERREKENINGSKAMERS
Debetverrichtingen Brussel Maandegemiddelen of maanden
Aantal kamers
Geld op zeer korte termijn 1
Andere verrichtingen
Algemeen totaal
Provincie Totaal
2
Duizenden Miljarden Duizenden Miljarden Duizenden Miljarden Duizenden Miljarden Duizenden Miljarden franken franken stukken franken stukken franken stukken stukken franken stukken
1956
38
2
127
212
110
214
237
222
63
438
300
1957
38
2
119
232
128
234
247
239
66
473
313 307
1958
38
2
113
245
131
247
244
235
63
482
1959
39
2
124
248
142
250
266
237
64
487
330
1960
39
3
208
289
158
292
366
243
57
535
423
1961
39
3
235
409
167
412
402
261
62
873
484
475
196
478
354
285
68
783
422
1962
39
3
158
1963
39
2
129
510
226
521
355
302
73
823
428
1964
39
2
148
605
269
607
417
358
82
965
499
1963 3° kwartaal
39
2
112
508
239
510
351
312
72
822
423
4° kwartaal
39
2
132
576
254
578
386
339
77
917
463
1964 1° kwartaal
39
2
131
574
260
576
391
337
80
913
471
2e kwartaal
39
3
137
600
268
603
405
360
80
983
485
586
265
588
421
352
84
940
505
3° kwartaal
39
2
156
4° kwartaal
39
3
169
658
281
661
450
382
86
1.043
538
1965 le kwartaal
39
2
156
654
316
656
472
397
90
1.053
562
1964 Januari
39
2
157
597
262
599
419
348
83
947
502
Februari
39
2
128
535
265
537
393
313
78
850
471
Maart
39
2
109
589
251
591
360
352
79
943
439
April
39
3
142
619
287
622
429
371
84
993
513
Mei
39
2
139
537
235
539
374
320
72
859
448
Juni
39
3
130
644
281
647
411
391
86
1.038
497
Juli
39
3
166
620
293
623
459
368
84
991
543
Augustus
39
2
156
541
248
543
404
324
81
867
485
September
39
2
146
598
255
600
401
363
85
963
488
Oktober
39
3
175
636
263
639
438
368
85
1.007
523
November
39
3
158
611
265
614
423
361
80
975
503
December
39
2
175
727
313
729
488
418
94
1.147
582
39
2
144
610
291
612
435
360
88
972
523
Februari
39
2
152
632
303
634
455
380
81
1.014
538
Maart
39
3
172
718
355
721
527
452
101
1.173
628
1965 Januari
1 Betreft het daggeld en, van 27 februari 1956 tot 16 november 1959, het op 1, 5 en 10 dagen uitgeleende of ontleende geld. Sedert 17 november 1959 wordt het geld op 5 en 10 dagen niet meer verhandeld. Effecten, overheidspapier, coupons, overschrijvingen, cheques, wissels, promessen, kwijtschriften, transacties met het buitenland, enz.
2
Bibliografische referenties : Belgische Economische Statistieken 1941-1950 en 1950.1960
(N.B.B.). — Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting (N.B.B.) : XXVIIIe Jaargang, Deel I, nr 5, mei 1958 : « Een nieuwe statistiek : de daggeldmarkt (call money) » — XXXVe Jaargang, Deel I, nr 4, april 1960 : « De Belgische geldmarkt » — XXXVIIe Jaargang, Deel I, :ira 8 en 4, maart en april 1962 : ■ De hervorming van 1 januari 1962 en de Belgische geldmarkt •.
X1X. - DISCONTO-, RENTE- EN RENDEMENTSPERCENTAGES (in pct. per jaar) 1. - DISCONTO EN RENTETARIEF VAN DE NATIONALE BANK VAN BELGIE Diaconto Geaccep teerdl in een bank geclomicilieord papier, warrants
Datum van de wijziging
1959 1960
8 januari -. 24 december . 4 augustus
Accepten vooraf door de N.B.B. geviseerd
3,25 4,5, -
.3,25 4,,--
.
Voorschotten in rekening-courant en beleningen op Niet geaccepteerd papier
Geaccepteerd niet in een bank gedornieilieerd papier
in een bank gedomicilieerd
niet in een bank gedomicilieerd
Promessen
3,75 4,50 5,50
4,25 4,75 5,75
4,75 5,25 6,25
4,75 5,25 6,25
schatkistcertificaten
uitgegeven op maximum 866 dagen 1
Rentevoet v.h. certif. + 5/18 pet., minimum 2,25 pet.
s
Met betrekking tot
10 november . 1961 24 augustus
invoer
uitvoer
5,-
5,-
4,-
5,50
5,75
6,25
6,25
■
4,75
4,75
3,75
5,25
5,50
6,-
6,-
• Schatkistcertificaten uitgegeven aan 1 15/16 %
28 december . . L962 18 januari 22 maart 9 augustus 6 december . 1963 18 juli 31 oktober 1964 4 februari 3 juli 18 december .
4,25 4,3,75 3,50 4,4,25
4,50 4,25 4,3,75 3,50 4,4,25
3,50 3,25 3,-3,2,75 3,25 3,75
5,4,75 4,50 4,25 4,4,50 5,-
5,25 5,4,75 4,50 4,50 5,5,75
5,75 5,50 5,25 5,5,5,50 6,25
4,25 4,75 4,75
4,25 4,75 4,75
3,75 4,25 4,25
5,5,25 5,25
5,75 5,75 5,75
6,25 6,25 6,25
4,50
2,25 2,25 2,25 2,25 --
5,75 5,50 5,25 5,5,-5,50 6,25 6,25 6,25 6,25
Schatkisteertificaten en certificaten van het Rentenfonds uitgegeven op maximum 180 dagen
4,50 4,25 4,3,75 3,50 4,-4,50
---
4,75 5,25
tinten van. het Rentenfonds, uitgegeven op maximum 866 dagen
• andere
overhelde. fondsen 2
Rentevoet van het certificaat
4,75 5,--
"1". 5 / 16 P et ' minimum 2,25 pet.
6,25
•
6,25
•
6,--
Schatkistcertificaten uitgegeven op meer dan 180 dagen en op max. 866 dagen
5,25 5,4,50 4,25 4,-
5,75 5,50 5,25 5,5,-
4,50 5,25
5,50 6,25
5,50 5,50 5,75
6,50 6,50 6,50
1 V66r 21 maart 1957 vermeld onder liet hoofd : • Schatkistcertificaten met ten hoogste 12 maanden looptijd a. 2 Incl. de schatkistcertificaten niet meer dan 12 maanden looptijd. - Alleen de effecten en overheidsfondsen • aan toonder a in Belgische franken luidend. worden in ouderpand aanvaard. e Quotiteit van het overschot op 81. me' 1965 Andere overheidsfondsen (zie noot 2) max. 80 pet. Schatkist-eert. en eert. v.h. Rentenfonds uitgegeven op max. 366 d. ... max. 95 pct. XIX .
2. -
DAGGELDRENTE
XIX - 3. - RENTEVOET YAN DE SCHATKISTCERTIFICATEN EN YAN DE CERTIFICATEN VAN HET RENTENFONDS Schatkistcertificaten op zeer korte termijn 2
Gemiddelden 1
1964 Juni Juli Augustus September Oktober November December 1965 Januari Februari Maart April Mei
1,41 1,01 2,11 2,80 2,57 2,13 2,28 3,34 3,56 3,95 2,85 3,86 3,59 2,83 3,01 2,23 2,24 2,54 3,08 3,40
Schatkistcertificaten uitgegeven bij gunning 7
en certificaten
Einde tijdvak
1958 1959 Vau 1- 1 tot 16-11 Van 17-11 tot 31-12 1960 1961 1962 1963 1964
Schatkistcertificaten B
e
e eg
1 1960
1 1961
E
4,- 4,25 4,50 4,75 3,50 3,75 4,- 4,25
1963 1964 Juni .Juli .Aug. _. Sept Okt. .Nov. Dec. -. 1965 Jan. _. Feb. ._ Maart . April .Mei _.
2,50 3,50 3,80 4,00 4,00 4,00 4,00 4,25 4,25 4,20 4,15 4,00 4,00 4,00
2,75 3,80 4,05 4,25 4,25 4,25 4,25 4,50 4,50 4,40 4,35 4,25 4,25 4,25
12 9 naenden maanden maanden
Rentenfonds 3
co
4,75
4,25 4
1962
Datum
van het
3,4,10 4,30 4,50 4,50 4,50 4,50 4,75 4,75 4,70 4,65 4,50 4,50 4,50
0
3,30
4,35 4,80 5,00 5,00 5,00 5,00 5,15 5,25 5,20 5,10 4,95 4,95 4,95
5
3,27 4,31 4,77 5,00 5,00 5,00 5,00 5,12 5,23 5,24 5,16 4,97 4,95 4,95
1959 6 jan. 1960 5 jan. 1961 6 jan. 1962 4 jan. 1963 3 jan. 1964 14 jan.
3,398 4,171 4,862 4,283 3,360 4,750
5,15 5,15 5,15 5,25 10 nov. 5,40 8 dec. 1965 12 jan. 5,40 5,35 9 febr. 9 maart 5,25 13 april 5,20 5,20 11 mei 5,20 8 juni
3,646 4,925 4,364 3,416 4,800
8,450 4,750
•
1964 11 aug.
8 sept. 13 okt.
3,860 4,354 4,956
5,80 5,30 5,40 5,55 5,55 5,50 5,40 5,35 5,35 5,35
5,40 5,40 5,50 5,65 5,65 5,55 5,50 5,45 5,45 5,45
1 De hieronder gepubliceerde gemiddelden zijn berekend op basis van het aantal werkdagen van de periode. Tot 16 november 1959, hot eenvoudig rekenkundig kapitalen gemiddelde van de enige dagelijkse rentevoet. Sedert 17 november 1959 : gemiddelde van de gemiddelde dage ijkse rentevoeten. (De weg ng steunt op de die iedere dag opgenomen worden in het raam van liet • Protocol met het oog op do deelneming aan de markt van het gewaarborgde daggold a.) Wij stippen aan dat het H.W.I. zijn gemiddelden berekent rekening houdend met het totaal aantal dagen van de maand. 2 Cf. Ministerieel besluit van 9 november 1957 (Belgisch Staatsblad van 10 november 1957, blz. 8028), gewijzigd bij ministerieel besluit van 25 maart 1964 (Belgisch Staatsblad van 28 maart 1964, blz. 8233). de banken 3 De schatkistcertificaten B worden hetzij door de banken, hetzij door liet Rentenfonds aangehouden; de certificaten van het Rentenfonds worden door aangehouden en sedert mei 1965, in bijkomende mate, door overheidsinstellingen en private spaarkassen. Deze beide soorten certificaten vloeiden voort uit de hervorming van de geldmarkt in november 1957; de schatkistcertificaten B ontstonden uit do conversie, ten belope San F 8,9 miljard, van de schuld op korte termijn die toen bij de banken was ondergebracht, terwijl het saldo van die schuld, zegge F 20 miljard, werd omgezet in schatkistcertificaten A op 12 maanden tegen 1 15/16 pct. (Ministerieel besluit van 0 november 1957, Belgisch Staatsblad van 10 november 1957, blz. 8080). Bij K.B. van 20-12-1062 werden do A-certificaten omgezet in een s Speciale Conversielening 1962 s terugbetaalbaar in 20 jaar en verdeeld in drie tranches (F 10.000 miljoen, F 5.000 miljoen en IP 4.820 miljoen) niet een rentevoet van 8,50 pct. 's jam respectievelijk vanaf 1-1-1962, 81-12-1966 en 81-12-1971. V66r deze data blijft de rentevoet bepaald op 1 15/16 pet. 's jaars. Het uitstaande bedrag van de schatkistcertificaten B schommelt niet; op 8 april 1960 werd het nochtans door inzetting van schatkistcertificaten A op F 9,1 miljard gebracht. Sedert de hervorming van de geldmarkt van november 1957 waren de schatkistcertificaten A en 13 en de certificaten van liet Rentenfonds liet enige overhoidepapier dut in aanmerking kwam voor de samenstelling van de zgn. • gedeeltelijke a dekking van de deposito's op maximum één maand bij do banken met grote en gemiddelde circulatie, tot bij de opheffing van deze dekking op 1 januari 1962. Tot einde 1061 was de rente van de schatkistcertificaten B en van de certificaten van het Rentenfonds gehouden aan de discontovoet van de Nat'onale Bank van België voor geaccepteerde in een Bank gedomicilieerde wissels; schatkistcersedert 1 januari 1062 wordt de rente voor de certificaten van het Rentenfonds vastgesteld door wekelijkse gunningen die eveneens de rente voor de tificaten B bepalen. Percentage van de laatste wekelijkse gunning van de maand. 5 Gewogen gemiddelde van de percentages bepaald door de wekelijkse gunningen van de maand. Enige rentevoet, geldig voor al de toegewezen certificaten (hoogste door het Rentenfonds in aanmerking genomen rentevoet). 7 Tot einde 1968, gemiddelde rentevoeten, gewogen door de bedragen van de toegewezen certificaten. Van januari 1964 af, enige rentevoeten geldig voor al de toe. gewezen certificaten (hoogste door de Schatkist in aanmerking genomen rentevoeten). • Geen gunning.
RENTETARIEF VOOR DEPOSITO'S IN BELGISCHE FRANKEN BIJ DE BANKEN EN BIJ DE ALGEMENE SPAAR- EN LIJFRENTEKAS
XIX • 4.
-
Tarief 1 1 Depositorekeningen Einde periode
Algemene Spaarkas (Spaarinlagen van particulieren) op termijn 2
direct opeisbaar
met 15 dagen opzegging 2
1 maand
3 maanden
6 maanden
1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964
0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50
0,90 0,85 1,75 1,30 1,00 1,20 1,30
1,35 1,20 2,85 2,40 1,70 2,10 3,00
1,75 1,60 3,45 3,15 2,50 3,00 3,50
2,15 1,95 3,60 3,30 2,70 3,50 4,00
3,00 8 3,00 3,00 8 3,00 8 3,00 8 3,00 8 3,00 4
2,00 2,00 2,00 8 2,00 8 2,00 8 2,00 8 2,00 4
1964 Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December
0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50
1,20 1,20 1,20 1,20 1,20 1,30 1,30 1,30 1,30 1,30 1,30
2,10 2,30 2,30 2,30 2,30 3,00 3,00 3,00 3,00 3,00 3,00
3,00 3,30 3,30 3,30 3,30 3,50 3,50 3,50 3,50 3,50 3,50
3,50 3,80 3,80 3,80 3,80 4,00 4,00 4,00 4,00 4,00 4,00
3,00 4 3,00 4 3,00 4 3,00 4 3,00 4 3,00 4 3,00 4 3,00 4 3,00 4 3,00 4 3,00 4
2,00 4 2,00 4 2,00 4 2,00 4 2,00 4 2,00 4 2,00 4 2,00 4 2,00 4 2,00 4 2,00 4
tot 850.000 F
boven 850.000 F
3,00' 3,00' 3,00 8 3,00 8 3,00 8
2,00' 2,00' 2,00 8 2,00 8 2,00 8
1965 Januari Februari Maart April Mei
0,50 0,50 0,50 0,50 0,50
1,30 1,30 1,30 1,30 1,30
3,00 3,00 3,00 3,00 3,00
3,50 3,50 3,50 3,50 3,50
tot
4,00 4,00 4,00 4,00 4,00
boven 250.000 1'
250.000 F
1 Tarief toegepast door ce. 25 banken, waaronder de voornaamste. Andere banken, vooral regionale, passen ove het algemeen een hoger tarief toe. - 2 Van november 1957 tot einde 1961 bewoog de rente van de deposito's met opzeggingstermijn en van de deposito's op termijn in functie van de discontovoet van de N.B.B. voor geaccepteerde in een bank gedomicilieerde wissels. Sedert begin 1962 zijn de veranderingen die zij in functie van de marktvoorwaarden, de toestand van de betalingsbalans en het conjunctuurverloop ondergaat, het voorwerp van een akkoord, dat door overleg tussen de Nationale Bank van België en de Belgische Vereniging der Banken is voorafgegaan. - 3 Getrouwheidspremie gelijk aan 10 pct. van de toegekende interest voor de bedragen die gedurende het gehele kalenderjaar ingeschreven bleven. Voor de bedragen tot 250.000 F, geen vermeerdering in 1959. Voor de bedragen boven 250.000 F, getrouwheidspremie vanaf 1.1-1960. - 4 Sedert 1-1-1964 incl. getrouwheidspremie, rentevoet 8,40 % voor de inlagen tot 250.000 F en 2,30 % voor de inlagen boven 250.000 F. - 5 Sedert 1-1-1965, incl. getrouwheidspremie, rentevoet 8,50 % voor de inlagen tot 350.000 F en 2,40 % voor de inlagen boven 350.000 F.
XIX • 5.
-
RENDEMENT VAN VAST RENTENDE WAARDEN OP DE BEURS TE BRUSSEL * Leningen uitgegeven na 1 december 1962
Leningen uitgegeven vóór 1 december 1962 Geilnifiteerde schuld Begin der periode
(rendement alleen berekend volgens de notering) 4 pct. le r.
1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964
4,18 4,47 4,93 4,29 4,21 4,39 4,40 4,05 4,04
1964 Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December 1965 Januari Februari Maart April Mei Juni
Vervaldag binnen 2 tot 5 jaar
Vervaldag binnen 5 tot 20 jaar
Staat
Parastatale instellingen en steden
Staat
3,5 tot 5,25 pet.
4 tot 5,5 pct.
4 tot 5,75 pct.
--
Parastatale instellingen en steden
Vervaldag binnen 5 tot 20 jaar Gewogen gemiddelden (excl. de Gelinifiteerde schuld)
3 tot 6 pct.
Staat
Parastatale instellingen en steden
5 tot 6,50 pct.
5,20 tot 6.50 pct.
Gewogen gemiddelden
-4,72 5,55 5,21 4,54 5,04
3,99 1 5,17 1 5,53 1 4,44 4,79 5,69 5,34 4,50 4,92
4,63 5,54 6,47 4,85 5,21 6,07 5,74 4,96 5,32
4,71 5,59 6,51 4,93 5,10 5,80 5,70 5,02 5,21
4,57 5,45 6,41 4,85 5,11 5,89 5,64 4,94 5,23
--
--
-
5,98
5,95
5,98
4,07 4,07 4,06 4,06 4,06 4,06 4,06 4,06
5,49 5,48 5,44 5,42 5,42 5,45 5,51 5,34
5,32 5,37 5,42 5,43 5,43 5,45 5,48 5,43
5,57 5,60 5,62 5,62 5,65 5,68 5,68 5,61
5,50 5,55 5,53 5,55 5,54 5,56 5,62 5,61
5,52 5,55 5,54 5,54 5,55 5,57 5,60 5,53
6,45 6,45 6,42 6,54 6,44 6,45 6,48 6,49
6,48 6,47 6,52 6,52 6,53 6,54 6,57 6,59
6,44 6,46 6,46 6,53 6,47 6,34 6,37 6,52
4,06 4,06 4,06 4,06 4,06 4,06
5,38 5,45 5,20 5,21 5,29 5,37
5,38 5,35 5,31 5,28 5,36 5,41
5,62 5,60 5,53 5,51 5,59 5,59
5,60 5,60 5,57 5,58 5,59 5,61
5,53 5,53 5,43 5,42 5,48 5,51
6,43 6,46 6,40 6,39 6,44 6,45
6,55 6,55 6,51 6,52 6,51 6,53
6,47 6,49 6,43 6,42 6,45 6,48
--
-
---
-
--
-
--
-
--
-
--
-
' Tenzij anders vermeld is het gemiddelde rendement het percentage dat, toegepast bij de berekening van de actue e waarde van de gezamen.ijke nog te ontvangen termijnen (aflossing, rente, gebeurlijke men en premies) van de annuïteit, een actuele waarde geeft die gelijk is aan de koopprijs van het uitstaande kapitaal, berekend volgens de dagnoter'ng, verhoogd met de courtage en gebeurlijk met de opgelopen rente. 1 Leningen met een rentevoet van 4 en 4,5 pct. N. B. - Wijze van opstelling : zie Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting (N.B.B.), XXXIe Jaargang, Deel I, nr 2, februari 1956.
Bibliografische referenties : Belgisch Staatsblad : weekstaten van de N.B.B. - Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting
(N.B.B.) : XXVIe Jaargang, Deel I, Nr 6, juni 1951 : « De daggeldmarkt sedert september 1950 ; XXVIIIe Jaargang, Deel I, Nr 5, mei 1953 : e Een nieuwe statistiek : de daggeldmarkt (call money) e; XXXIIe Jaargang, Deel II, Nr 5, november 1957 : s De hervorming van de geldmarkt e; XXXVe Jaargang, Deel I, Nr 4, april 1960 : « De Belgische geldmarkt e; XXXVIIe Jaargang, Deel I, nrs 8 en 4, maart en april 1062 : s De hervorming van 1 januari 1962 en de Belgische geldmarkt ».
- 552 -
XX. - BUITENLANDSE CIRCULATIEBANKEN 1. - DISCONTOVOET Maand van de wijzigingen
Duitsland Datum
Tarief van kracht op 1.1-1956
Discostovoet
Verenigde Staten i Datum
Discostovoet
Fkrijk ran
Datum
Datum
Discos tovoet
Italië Datum
Discos tovoet
Nederland Datum
4,-
4,50
3,-
2,50
3,50
Discon tovoet
GrootBrittannië
Discontovoct
11
1958 Januari Maart April Mei Juni Augustus . September . Oktober November .
17
1959 Januari Februari Maart April Mei September . Oktober November .
10
1960 Januari Juni Augustus . Oktober November . December . 1961 Januari Mei Juli Oktober November .
7
27
23
3.50
15
3,--
24 7 18
2,75
12
3,50
5,-
2,25
20 6
,12
2,-
7
2,50
19
7,-
20
6,-
22 19 14
5,-
20
4,-
4,25 5,-
24 25
4,50
6
3,-
29 11
3,50 4,-
5
4,25
23
4,-
5,-
10 12
3,50
5,-
14
3,50
3
4,50
15
3,-
21
2,75
15
2,50
7
3,50
26
2 ,-
3
2,50
4,50
21 23
5,6,-
27
5,50
8
5,-
25 5 2
7,-
8 22 26
5,50
3,50 15
5,-
6 8
4,50
18 14
8,50
31
4,50
6
5,-
9
5,50
3,3,50
4,-
3,50 3,-
Maart April Juni 1963 Januari Juni Juli November .
6,50 6,5,4,50
25 8
,.....
17
1964 Januari Februari Juni Juli November .
3,50
4,4,-
4,-
27
24
4,-
3,50 14
22
11
4,-
5,50
2,75
3,4,-
17 16
4,50
1962 Maart
1965 Januari April Juni
4,-
1,75
6 11
1,50
R,75 22
Discon• tovoet
5,-
16
3
Datum
4,-
4,-
16
4 23
Discontovoot
Zwitserland
4,50 11
19
Datum
2,50
1956 November . 1957 Januari Februari April Mei Juli Augustus . September . November .
Zweden
23
4,-
6
4,-
4
4,60
5,-
7,-
3,50
1 Federal Reserve Bank of New-York. Voor de bepalingen van de officiële discontotarieven : zie .
9
3,50 3
6,-
International Financial Statistica
(I.M.F.).
- 553 XX
-
2.
-
BANQUE DE FRANCE
(millions de francs frangais) 1962 1983 1964 1961 81 décembre 81 décembre 31 décembre 81 décembre
1964 9 avril
1965 8 avril
1964 6 mai
1965 6 mai
ACTIF Encaisse or
4.322
4.322
4.322
4.322
4.322
4.322
4.322
4.322
Disponibilités á vue á l'étranger
9.985
13.355
17.448
20.665
17.584
21.973
17.950
21.994
Avances au Fonds de Stabilisation des changes 1 Concours au Fonds Monétaire Interna-
1.314
2.546
2.627
3.370
2.869
3.499
2.860
3.538
2.204
2.263
3.096
2.515
342
364
274
354
3.210 289
2.515 345
3.249 289
630
589
630
589
614
589
8
28
24
15
15
21
28
911
920
822
851
802
823
5.450
5.450
5.450
tional Autres opérations
Annuités de Prêt de la B.I.R.D. 18
Monnaies divisionnaires
553
481
Préts 3 l'Etat 2
6.500
5.450
5.450
5.450
5.450
Avances á l'Etat 3
2.358
3.221
3.316
3.546
4.427
4.286
3.689
4.286
Portefeuille d'escompte Effets représentatifs de crédits à court terme
18.675
20.608
20.007
18.606
17.373
17.607
17.408
16.043
Effets escomptés sur la France Effets escomptés sur l'étranger Effets garantis par /'Office céréales 4 Obligations cautionnées
5.846 1
6.310 1
7.030
6.173
6.213
6.277
8.262
6.315
797
1.223
575
669
315 2.430
173 2.095
84
37 1.385
12.031
13.074
12.402
6.819 4.945
4.329 4.086
5.592 3.470
5.112 3.950
4.367 3.939
2.878
2.412
3.220
4.546
3.378
3.210
3.859
4.649
187
166
72
32
27
30
23
24
74
67
71
88
74
109
80
96
Effets en cours de recouvrement
553
870
1.656
1.689
511
523
1.314
734
Divers
834
885
1.468
1.497
1.304
1.760
1.358
1.727
48.251
54.391
61.226
65.344
58.786
64.224
59.750
64.303
Comptes courants postaug
des
Effets de mobilisation de crédits moyen terme : Préts spéciaux à le construction Autres crédits à mogen terme
Effets négociables achetés en France
5
Avances é 30 jours sur effets publics Avances sur titres Avances sur or
Total
PAS SIF Engagements á vue : Billets au porteur en circulation Comptes créditeurs • Compte courant du Trésor public Comptes des banques, institutions et personnes étrangères Comptes courants des banqués et institutions financières franqaises Autres comptes courants et de dépéts de fonds; dispositions et autres engagements d vue
44.348
50.082
55.781
59.544
55.040
59.897
55.532
59.904
2.590
2.718
3.479
8.668
2.152
2.080
2.385
2.002
1
1
1
1
200
238
426
182
147
199
149
1.291
1.789
1.807
796
739
970
672
1.029
1.226
1.451
1.435
1.174
1.193
1.215
1.181
150
150
250
250
250
250
250
250
1.163
1.441
1.716
1.882
1.344
1.997
1.583
2.147
48.251
54.391
61.226
65.344
58.786
64.224
59.750
64.303
1.561
.
Capital de la Banque Divers Total
• •
1 Convention du 27 juin 1949. 2 Convention du 29 octobre 1959 approuvée par la loi du 28 décembre 1959 et convention du 8 mai 1982 approuvée par Ie lol du 7 juin 3 Convention du 29 octobre 1959 approuvée par Ia lol du 28 décembre 1959.
4 Loi du 15 aott 1986, décret du 29 juillet 1989 et loi du 19 mai 1941. Déoret du 17 juin 1988.
1962.
- 554 XX • 3.
-
BANK OF ENGLAND (millions of £)
1988 1964 1061 1962 28 February 28 February 28 February 28 February
1964 8 April
1065 7 April
1084 6 May
1985 5 May
ISSUE DEPARTMENT
11
11
11
11
11
11
11
11.
2.237
2.313
2.338
2.438
2.538
2.688
2.538
2.738
Other Securities
1
1
1
1
1
1
1
1
Coin other than Gold Coin
1 2.700
2.550
2.750
Government Debt Other Government Securities
• • •
2.250
2.325
2.350
2.450
2.550
2.250
2.325
2.350
2.450
2.550
2.700
2.550
2.750
In Circulation
2.212
2.302
2.309
2.430
2.534
2.676
2.522
2.683
In Banking Department
38 2.250
23 2.325
41 2.350
20 2.450
16 2.550
24 2.700
28 2.550
67 2.750
Amount of Fiduciary Issue Gold Coin and Bullion Total
Notes Issued :
Total
]3ANKING DEPARTMENT
425
507
266
298
280
255
243
205
Discounts and Advances
28
44
54
82
44
78
35
70
Securities
19
20
22
25
25
25
24
25
88
23
41
20
16
24
28
67 1 388
15
Government Securities Other Securities :
Notes
1 511
1 595
1 384
1 876
1 386
1 378
1 831
15
15
15
15
15
15
15
4
4
4
4
3
3
8
18
18
11
10
14
11
9
Special Deposito
155
241
Other Deposits : Bankers
251
249
280
276
257
261
227
248
bther Accoiints
68
78
74
71
77
88
77
85
511
595 •
384
876
366
378
831
868
Coin Total
Capital Rest Public Deposito (including Exchequer, Savings Banks, Commissioners of National Debt, and Dividend Accounts)
.•.
Total ,
12
5
- 555 XX - 4. - FEDERAL RESERVE RANKS 1 (millions of $) 1964 1962 1983 1961 31 December 31 December 31 December 31 December
1984 8 April
1965 7 April
1964 6 May
1965 5 May
ASSETS Gold certificate account Redemption fund for F.R. notes Total gold certificate reserves Cash Discounts and advances Acceptances : Bought outright Held under repurchase agreement U.S. Government securities : Bought outright : Bills Certificates Notes Bonds Total bought outright Held under repurchase agreement
15.445
14.430
13.819
13.505
13.770
12.744
13.785
12.607
1.170
1.266
1.418
1.570
1.416
1.543
1.405
1.533
16.615
15.696
15.237
15.075
15.186
14.287
15.190
14.140
320
288
182
146
210
133
180
123
247
382
130
38
63
186
130
128
48
52
70
59
60
55
52
54
3
58
92
35
45
93
36
65
3.193 1.699 19.984 3.846
2.442 13.182 10.717 4.137
4.142 7.066 17.729 4.645
6.044 ... 25.188 5.274
4.453 3.265 21.622 4.576
7.016 ... 25.691 4.928
4.394 3.265 21.622 4.626
6.953 ... 25.691 4.928
28.722
30.478
33.582
36.506
33.916
37.635
33.907
37.572
342
11
538
16
260
322
686
159
'
y
Total 'U.S. Government securities
28.881
30.820
33.593
37.044
33.932
37.895
34.229
38.258
Total loans and securities
29.062
30.968
33.818
37.324
34.167
38.171
34.564
38.759
Cash items in process of collection
6.125
6.518
6.435
7.190
5.312
5.468
5.581
6.191
Bank premiees
111
104
104
102
103
102
103
102
Other assets
237
357
400
552
594
844
672
789
52.470
53.931
56.176
60.389
55.572
69.005
56.290
60.104
Total assets
LIABILITIES Federal Reserve notes
28.802
30.151
32.381
34.659
31.776
34.233
31.823
34.179
Deposits : Member bank reserves U.S. Treasurer - general account Foreign Other
17.387 465 279 320
17.454 597 247 424
17.049 880 171 291
16.993 912 144 185
17.956 505 152 199
17.455 785 137 175
18.488 633 153 186
18.451
18.722
18.391
18.086 820 229 321 19.456
18.234
18.812
]8.552
19.460
Total cleposits
3.825
3.584
3.835
4.584
3.830
4.192
4.178
4.745
Other liabilities and accrued dividends
59
73
82
642
92
569
103
526
Total liabilities
51.137
52.530
54.689
59.341
53.932
57.806
54.656
58.910
Deferred availability cash items
CAPITAL ACCOUNTS Capital paid in
445
467
497
524
509
536
511
539
Surplus
888
934
990
524
990
524
990
524
Other capital accounts
...
...
...
...
141
139
133
131
52.470
53.931
56.176
60.389
55.572
59.005
56.290
60.104
Contingent liability on acceptances purchased for foreign corréspondents
126
86
92
" 122
114
134
117
138
Ratio of gold certificate reserves to F.R note liability
56,7 %
51,2 %
46,3 %
42,7 %
47,1 %
41,1 %
47,0 %
Total liabilities and capital accounts
40,6
,,P 2
1 Consolidated statement of condition of the twelve Federal Reserve Hanks. • F.R. note liability inciudes $ 618 million of Federal Reserve notee of other Federal Reserve Ranks netted out of the consolidated statement shown above.
2
- 556 XX
-
5.
-
DE NEDERLANDSCHE BANK (miljoenen guldens)
1961 1982 1968 1984 81 december 81 december 81 december 81 december
1964 6 april
1965 5 april
1964 4 mei
1965 10 mei
ACTIVA 5.698
5.698
5.770
6.080
5.770
6.206
5.770
6.206
484
586
1.081
1.485
756
1.262
688
1.327
Vorderingen op het buitenland luidende in guldens
14
7
15
81
28
31
29
30
Wissels, promessen, schatkistpapier en schuldbrieven in disconto
48
Wissels, schatkistpapier en schuldbrieven door de Bank gekocht (art. 15, onder 40 van de Bankwet 1948)
523
697
729
346
690
310
675
295
52
72
25
16
4
44
48
192
21
13
16
14
14
18
12
15
183
183
178
173
179
174
186
176
Gebouwen en inventaris
1
1
Diverse rekeningen
8
10
11
17
23
26
11
7.032
7.187
7.825
8.112
7.365
8.071
7.319
8.254
6.927
6.174
6.917
6.448
6.954
Goud Vorderingen en geldswaardige papieren luidende in goud of in buitenlandse geldsoorten Buitenlandse betaalmiddelen
Voorschotten in rekening-courant beleningen)
(incl.
Voorschotten aan de Staat (art. 20 van de Bankwet 1948) Nederlandse munten Belegging van kapitaal en reserves
Totaal
1
PASSIVA 5.279
Bankbiljetten in omloop
5.758
6.225
Bankassignaties
• • •
Rekening-courantsaldo's in guldens van ingezetenen
1.421 995 283 143
1.036 620 283 133
1.261 1.095 122 44
853
871
843
558
992
665 138 50
663 175 33
737 82 24
403 120 35
881 124 87
Rekening-courantsaldo's in guldens van niet-ingezetenen
77
112
76
79
62
61
69
74
Buitenlandse circulatiebanken en daarmede gelijk te stellen instellingen Andere niet-ingezetenen
71 6
106 6
70 6
73
58
56
66
67
6
4
5
3
7
Saldo's luidende in buitenlandse geldsoorten
14
18
16
14
17
18
17
18
Kapitaal
20
20
20
20
20
20
20
20
Reserves
168
168
168
165
168
167
167
165
53
55
59
54
53
50
40
86
7.385
8.071
7.819
8.264
62
67
's Rijks schatkist Banken in Nederland Andere ingezetenen
Diverse rekeningen Totaal N. B. - Circulatie der door de Bank namens de Staat in het verkeer gebrachte muntbiljetten
7.032
69
7.825
7.187
I
68
I
62
8.112
I
65 1
61
I
65
1
.
- 557 XX • 6.
-
BANCA D'ITALIA
(miliardi di lire)
Oro in cassa Cassa Portafoglio 2
1981
1982
1988
dicembre
dicembre
dicembre
1964 dicembre 1'
1.000
1.000
1.000
13
12
500 107
1985
1964
1965
1964
marzo
naarzo p
aprile
aprile p
1.000
1.000
1.000
1.000
1.000
25
22
29
33
18
36
616
942
764
987
682
1.071
677
260
837
285
405
210
337
251
Effetti ricevuti per l'incasso Anticipazioni
3
6
12
42
51
61
31
3
1.810
2.146
1.770
2.069
1.498
1.918
1.464
1.899
Disponibilita in divisa all'estero
68
68
65
64
64
64
64
64
Titoli emessi o garantiti dallo Stato 4
83
244
168
519
146
356
181
351
Prorogati pagamenti Ufficio italiano dei cambi
Immobili
• • •
Debitori diversi
123
182
229
179
342
197
249
403
Anticipazioni straordinarie al Tesoro
486
485
440
410
410
380
410
380
606
558
477
805
414
678
C/c servizio tesoreria
29
14
48
45
56
71
68
9
9
11
12
4.236
5.026
5.595
6.018
5.442
5.702
5.250
5.754
2.779
8.285
3.699
8.914
3.433
3.544
3.333
3.560
39
43
62
57
80
32
24
27
Conti correnti liberi
118
122
87
119
54
58
51
66
Conti correnti vincolati
797
988
1.305
1.459
1.324
1.620
1.340
1.587
Creditori diversi
189
287
352
391
584
429
481
487
263
320 2
6
5
6
1
Servizi diversi per conto dello Stato Spese Totale attivo
Circolazione dei biglietti 5 Vaglia, assegni e debiti a vista 5
C/c servizio tesoreria Servizi diversi per conto dello Stato
18
10
Capitale Fondo di riserva ordinario
4
4
5
6
5
6
Fondo di riserva straordinario
2
2
3
8
3
3
3
3
45
67
72
64
9
9
11
12
Rendite
1
Utile provvisorio del precedente esercizio . Totale passivo e patrimonio
Depositante di titoli e valori 1 Comprese monete di Stato Compreso finanziamento ammaasi e acguisto grano : - aziende di credito - iatituti speciali 5 Comprese anticipazioni a : - «jende di credito - privati 4 Compresi BOT per investimento riserve obbligatorie 5 Compresi biglietti presso il Tesoro Compresi veelt' e assegni
4.236
5.028
5.595
6.013
5.442
5.702
5.250
5.754
4.775
4.845
4.273
4.884
4.200
6
8
5
2
6
4.686 2
4.374 5
5.502 2
246 235
298 290
343 274
363 279
357 269
360 271
362 275
352 277
104 3
256 4
334 2
282 2
403 2
206 4
335 2
18
35
41
41
21
18
7 2 29
90
2
81 8
247 3
21
2 16
19
3 14
18
2
n.d.
- 558 XX • 7.
-
DEUTSCHE BUNDESBANK (Millionen DM)
1964 1962 1968 1961 81 Dezember 31 Dezember 81 Dezember 81 Dezember
1964 7 April
1965 7 April
1964 6 Mai
1965 7 Mai
AKTIVA
Gold
14.426
14.490
15.138
16.731
15.603
16.708
16.039
16.708
Guthaben bei ausliindischen Banken und Geldmarktanlagen im Ausland
11.387
10.929
12.894
10.770
12.467
10.443
11.496
10.226
292
829
417
563
392
536
412
513
2.442
2.289
2.122
2.684
2.105
2.675
2.105
2.674
1.038 1.342 --
897 1.342 --
751 1.342 --
615 1.343 720
740 1.342 --
610 1.343 720
739 1.342 --
610 1.344 720
57
45
81
116
125
149
123
136
Sorten, Auslandswechsel und -schecks Kredite an internationale Einrichtungen und Konsolidierungskredite darunter : a) aus der Abwicklung der E.Z.U. b) an Weltbank c) an I.W.F.
Deutsche Scheidemiinzen Postcheckguthaben Iulandswechsel
281
546
376
877
182
203
228
190
1.146
1.967
1.647
2.413
2.693
4.648
2.682
4.171
125
307
69
10
52
190
208
646
26
40
87
64
Schatzwechsel und unverzinsliche Schatzanweisungen Lombardforderungen
220
158
Kassenkredite
167
739
1.749
1.212
16
--
21
479
1.222
1.176
1.184
1.176
1.178
1.176
Wertpapiere
1.484
1.369
Ausgleichsforderungen und unverzinsliche Schuldverschreibung
3.432
4.958
3.990
6.081
3.765
5.663
3.822
5.924
Kredite en Bund fiir Beteiligung en internationalen Einrichtungen
2.636
2.156
2.294
3.016
2.651
2.887
2.633
2.911
Forderungen an Bund wegen Forderungserwerb aus Nachkriegswirtschaftshilfe und iinderung der WiihrungsparitM
3.778
8.703
3.595
2.953
3.595
2.953
3.456
2.788
307 42.055
253 43.931
406 48.284
463 49.508
229 45.102
308 48.399
386 44.870
320 48.470
Sonstige Aktiva
PASSIVA Banknotenumlauf
22.992
24.147
25.426
27.692
24.066
26.723
25.327
27.805
Einlagen von
16.600
16.795
18.006
18.610
18.200
18.491
16.637
17.606
11.615
12.232
13.607
15.143
12.785
14.963
12.520
14.884
4.733
4.284
4.126
3.215
5.156
3.276
3.846
2.469
252
279
273
252
259
252
271
253
368
374
270
308
278
279
289
311
223
255
252
Kreditinstituten (einschliesslich Postscheck- und Postsparkassendmter) of fentlichen Einlegern Andere inldndischen Einlegern
Verbindlichkeiten aus dem Auslandsgeschiift
274
353
234
257
232
94
21
36
51
46
56
34
59
Riickstellungen
867
950
1.076
1.260
1.076
1.260
1.260
1.475
Grundkapital
290
290
290
290
290
290
290
290
Rficklagen
588
638
701
776
701
776
776
860
Sonstige Passiva
350
737
495
572
491
580
91
123
42.065
43.931
48.284
49.508
45.102
48.399
44.870
48.470
Einlagen ausldndischer Einleger Sonstige
- 559 XX • 8.
-
BANQUE NATIONALE SUISSE (millions de francs suisses)
1964 1962 1968 1961 81 décembre 81 décembre 81 décembre 81 décembre
1964 7 avril
1965 7 avril
1964 6 mei
1965 7 mai
ACTIF Encaisse or Devises Avoirs avec garantie de change auprès de banques d'émission étrangères Portefeuille effets sur la Suisse E flets de change Bons du Trésor de le Confédération suisse
11.078
11.543
12.204
11.794
10.983
11.742
10.930
11.742
842
867
1.083
1.679
857
973
1.166
731
--
--
--
431
--
189
--
173
124 79
142 107
163 138
149
87
80
81
87
80
87 87
45
35
25
68
72
97
78
29
18
29
21
207
207
432
207
432
207
432
57 1 56
67 2 65
57 1 56
68 1 67
70 70
66
Avances sur nantissement Bons du Trésor étrangers en ES
--
,
Titres pouvant servir de couverture autres
Correspondants : en Suisse l'étranger
Autres postes de l'actif Total
43 17 28
43 16 27
52 62
65 1 64
65 58 7
88 78 10
71 62 9
92 75 17
31 8 23
45 17 28
26 13 13
29 13 16
30
41
35
29
33
41
36
43
18.194
12.985
18.891
14.788
12.848
18.594
12.581
18.328
PASSIF Fonds propres
53
54
55
56
56
57
56
57
Billets en circulation
7.656
8.506
9.035
9.722
8.425
9.039
8.537
9.069
Engagements á vue
2.947
2.800
3.188
3.271
2.187
2.563
2.275
2.270
Comptes de virements des banques, du commerce et de 1 industrie Autres engagements vue
1.996 951
2.294 506
2.700 488
2.908 363
1.665 522
2.122 441
1.866 409
1.745 525
Comptes de virements de banques temporairement liés
1.035
1.035
1.035
1.035
1.035
1.035
1.035
1.035
293
373
357
433
400
625
400
625
Engagements á terme Dépéts obligatoires salon l'arrété fédéral du 13 mars 1964 Autres postes du passif Total
Bibliografische referenties :
8 210
217
12.194
12.988
10
4
221
243
243
265
228
266
13.891
14.788
12.848
18.894
12.531
13.326
'
International Financial Statistica (F.51.I.). - Banquc de France : s Compte rendu des opérations - Report of the Bank of England. - Fcderal Reserve Bulletin. - De Nederlandsche Bank : Verslag over het boekjaar. - Banca d'Italia : Bolletino. - Geschdftabericht der Deutschen Bundcabank. - Ban que Nationale Suisse (rapportsj.
XIX. - DISCONTO-, RENTE- EN RENDEMENTSPERCENTAGES (in pct. per jaar) 1.
-
DISCONTO EN RENTETARIEF VAN DE NATIONALE BANK VAN BELGIE Voorschotten in rekening-courant en beleningen op •
Disconto Geaccepteerd in een bank gedomicilieerd papier, warrants
Datum van de wijziging
8 januari 24 december . 1960 4 augustus . 1959
3,25 4,5,5,
Accepten vooraf door de N.B.B. geviseerd
3,25 4,,.
6,-
Niet geaccepteerd papier
Geaccepteerd niet in een bank gedomicilieerd papier
in een bank gedomicilieerd
3,75 4,50 5,50
4,25 4,75 6,75
schatkistcertificaten
niet in Promessen een bank gedornicilieerd
4,75 5,25 6,25
4,75 5,25 6,25
invoer
uitvoer
5,-
4,-
5,50
5,75
6,25
6,25
.
4,75
4,75
3,75
5,25
5,50
6,-
6,-
. .
._ .
4,50 4,25 4,3,75 3,50 4,4,25 4,25 4,75 4,75
,
4,75 5,-6 , 25
•
.
6,26
•
6,--
4,50 4,25 4,3,75 3,50 4,4,25 4,25 4,75 4,75
3,50 3,25 3,-3,2,75 3,25 3,75 3,75 4,25 4,25
SchatkistSchatkistcertificaten en certificaten certificaten van het uitgegeven op meer dan Rentenfonds 180 dagen uitgegeven op maximum en op max. 180 dagen 866 dagen
Schatkistcertificaten uitgegeven aan 1 15/16 %
•
. .-
2
.
6,-
28 december L962 18 januari 22 maart 9 augustus 6 december L963 18 juli 31 oktober 1964' 4 februari 3 juli 18 december
andere overheldefondsen
Rentevoet van hot certificaat ertificaat 5/16 pct. -i-mi minimum 2,25 pct.
Rentevoet v.h. certif. + 5/16 pct., minimum 2,25 pct.
..-....___.....„__.....-Met betrekking tot
10 november . 1961 24 augustus
uitgegeven op maximum 866 dagen 1
eertificaton van het Rentenfonds,, uitgegeven op maximum 866 dagen
5,4,75 4,60 4,25 4,4,50 5,5,5,25 5,25
5,25 6,-4,75 4,60 4,60 5,5,75 5,75 5,75 5,75
5,75 5,50 5,25 5,5,5,50 6,25 6,25 6,25 6,25
2,25 2,25 2,25 2,25 __
5,75 5,50 5,25 5,5,5,50 6,25 6,25 6,25 6,25
4,50 4,25
5,25
4,....
4,60 4,25 4,4,50 5,25 5,50 5,50 5,75
3,75 3,50 4,4,50 4,75 5,-5,25
-
5,76 5,50 5,25 5,6,5,50 6,25 6,60 6,50 6,50
5,,..
1 Vódr 21 maart 1957 vermeld onder het hoofd : « Schatkistcertificaten met ten hoogste 12 maand n looptijd s. 2 Incl. de schatkistcertificaten met meer dan 12 maanden looptijd. - Alleen de effecten en overheidsfondsen e aan toonder ■ in Belgische franken luidend. worden in onderpand aanvaard. • " Quotiteit van het overschot op 31 me' 1965 max. 80 pet. Andere overheidsfondsen (zie noot 2) Schatkistcert. en eert. v.b. Rentenfonds uitgegeven op max. 866 d. ... max. 95 pet. XIX e
2. - DAGGELDRENTE
XIX - 3. - RENTEVOET VAN DE SCHATKISTCERTIFICATEN EN VAN DE CERTIFICATEN VAN HET RENTENFONDS Schatkistcertificaten op zeer korte termijn
Gemiddelden 1
a>
Einde tijdvak
1958 1959 Van 1- 1 tot 16-11 Van 17-11 tot 31-12 1960 1961 1962 1963 1964 1964 Juni Juli Augustus September Oktober November December 1965 Januari Februari Maart April Mei
1,41 1,01 2,11 2,80 2,57 2,13 2,28 3,34 3,56 3,95 2,85 3,86 3,59 2,83 3,01 2,23 2,24 2,54 3,08 3,40
2
á
8
11960 1 1961
4,- 4,25 4,50 4,75 3,50 3,75 4,- 4,25
1962 1963 1964 Juni .Juli _. Aug. -. Sept .Okt. ._ Nov. _. Dec. 1965 Jan. Feb. .Maart . April .Mei .-
2,50 3,50 3,80 4,00 4,00 4,00 4,00 4,25 4,25 4,20 4,15 4,00 4,00 4,00
Schatkistcertificaten 13 en certificaten van het Rentenfonds 3
4,75 4,25 4
2,75 3,80 4,05 4,25 4,25 4,25 4,25 4,50 4,50 4,40 4,35 4,25 4,25 4,25
3,4,10 4,30 4,50 4,50 4,50 4,50 4,75 4,75 4,70 4,65 4,50 4,50 4,50
3,30 4,35 4,80 5,00 5,00 5,00 5,00 5,15 5,25 5,20 5,10 4,95 4,95 4,95
8
3,27 4,31 4,77 5,00 5,00 5,00 5,00 5,12 5,23 5,24 5,16 4,97 4,95 4,95
Schatkistcertificaten uitgegeven bij gunning Datum
7
12 6 9 maanden maanden maanden
1959 6 jan. 1960 5 jan. 1963 6 jan. 1962 4 jan. 1963 3 jan. 1964 14 jan.
3,398 4,171 4,862 4,283 3,360 4,750
3,646 4,925 4,364 3,416 4,800
1964 11 aug. 8 sept. 13 okt. 10 nov. 8 dec. 1965 12 jan. 9 febr. 9 maart 13 april 11 mei 8 juni
5,15 5,15 5,15 5,25 5,40 5,40 5,35 5,25 5,20 5,20 5,20
5,30 5,30 5,40 5,55 5,55 5,50 5,40 5,35 5,35 5,35
3,860 4,354 4,956 3,450 4,750 5,40 5,40 5,50 5,65 5,65 5,55 5,50 5,45 5,45 5,45
1 De hieronder gepubliceerde gemiddelden zijn berekend op basis van het aantal werkdagen van de periode. Tot 18 november 1959, hot eenvoudig rekenkundig gemiddelde van de enige dagelijkse rentevoet. Sedert 17 november 1959 : gemiddelde van de gemiddelde dagelijkse rentevoeten. (De weg i ng steunt op do kapitalen die iedere dag opgenomen worden in het raam van het Protocol met het oog op de deelneming aan de markt van het gewaarborgde daggeld Wij stippen aan dat het H.W.I. zijn gemiddelden berekent rekening houdend met het totaal aantal dagen van de maand. Cf, Ministerieel besluit van 9 november 1957 (Belgisch Staatsblad van 10 november 1957, blz. 8028), gewijzigd bij ministerieel besluit van 25 maart 1964 (Belgisch Staatsblad van 28 maart 1964, blz. 8288). 3 De schatkistcertificaten B worden hetzij door de banken, hetzij door het Rentenfonds aangehouden; de certificaten van het Rentenfonds worden door do banken aangehouden en sedert mei 1965, in bijkomende mate, door overheidsinstellingen en private spaarkassen. Deze beide soorten certificaten vloeiden voort uit do hervorming van de geldmarkt in november 1957; de schatkistcertificaten B ontstonden uit de conversie, ten belope van F 8,9 miljard. van do schuld op korte termijn die toen bij de banken was ondergebracht, terwijl het saldo van die schuld, zegge F 20 miljard. werd omgezet in schatkistcertificaten A op 12 maanden tegen 1 15/16 pct. (Ministerieel besluit van 9 november 1957, Belgisch Staatsblad van 10 november 1957, blz. 8080). Bij E.B. van 20-12-1962 werden de A-certificaten omgezet in een . Speciale Conversielening 1062 s terugbetaalbaar in 20 jaar en verdeeld in drie tranches (F 10.000 miljoen, 1' 5.000 miljoen en F 4.826 miljoen) met een rentevoet van 8,50 pct. 's jaars respectievelijk vanaf 1-1-1962, 81-12-1966 en 81-12.1971. Vódr deze data blijft de rentevoet bepaald op 1 15/16 pct. 's laars. Het uitstaande bedrag van de schatkistcertificaten B schommelt niet; op 8 april 1960 werd het nochtans door omzetting van schatkistcertificaten A op F 9,1 miljard gebracht. Sedert de hervorming van de geldmarkt van november 1957 waren de schatkistcertificaten A en B en de certificaten van het Rentenfonds het enige overheidspapier dat in aanmerking kwam voor de samenstelling van de zgn. e gedeeltelijke s dekking van de deposito's op maximum één maand bij do banken met grote en gemiddelde circulatie, tot bij de opheffing van deze dekking op 1 januari 1962. Tot einde 1961 was de rente van de schatkistcertificaten B en van de certificaten van het Rentenfonds gehouden aan de discontovoet van de Nationale Bank van België voor geaccepteerde in een Bank gedomicilieerde wissels; sedert 1 januari 1062 wordt de rente voor de certificaten van het Rentenfonds vastgesteld door wekelijkse gunningen die eveneens do rente voor de schatkistcertificaten B bepalen. 4 Percentage van de laatste wekelijkse gunning van de maand. Gewogen gemiddelde van de percentages bepaald door de wekelijkse gunningen van de maand. 5 6 Enige rentevoet, geldig voor al de toegewezen certificaten (hoogste door het Rentenfonds in aanmerking genomen rentevoet). Tot einde 1968, gemiddelde rentevoeten, gewogen door de bedragen van de toegewezen certificaten. Van januari 1964 af, enige rentevoeten geldig voor al de toe7 gewezen certificaten (hoogste door de Schatkist in aanmerking genomen rentevoeten). • Geen gunning.
— 561 — XX
-
9.
—
BANQUE DES REGLEMENTS INTERNATIONAUX, A BALE
Sltuations en millions de francs or [unités de 0,29032258_, gramme d'or fin (art. 5 des statuts)]
Passif
I. Capital : Actions libérées de 25 %
81 décembre
81 décembre
31 mars
31 mare
30 avril
30 avril
1968
1964
1964
1965
1964
1965
125
125
125
125
125
125
25
26
25
26
25
26
12 13
13 13
12 13
13 13
12 13
13 13
III. Dépons (or) : 1. Banques centrales : a) de 9 á 12 mois b) de 6 á 9 mois c) de 3 á 6 mois d) á 3 mois au maximum e) á vue 2. Autres déposants : a) de 9 á 12 mois b) de 6 á 9 mois r) de 3 á 6 mois d) á 3 mois au maximum e) á vue
2.733
3.757
2.562
4.132
2.693
4.166
72
20 21 — 514 1.820
28 72 — 843 2.706
21 — 21 1.728
21 58 21 792 2.784
___ — 69
___ — —
— — —
__ — —
69 167
69 118
138 345
69 99
138
113
IV. Dép8ts (monnaies) : 1. Banques centrales : a) á plus d'un an b) de 9 á 12 mois c) de 6 á 9 mois d) de 3 á 6 mois e.) á 3 mois au maximum f) á vue 2. Autres déposants : a) de 9 4 12 mois b1 de 6 4 9 mois r) de 3 4 6 mois d) á 3 mois au maximum c) li vue
2.180
2.554
2.808
2.820
2.727
2.745
48
21 — 412 1.720 17
70 57 35 396 1.796 29
150 15 7
142 32
82 364 1.364 19
78 26 81 331 1.666 20
323 1.823 18
299 1.745 28
— —
—
— 16 50 333 38
— — 46 326 19
— 15 49 351 30
V. Elfets : a) de 9 4 12 mois b) de 6 4 9 mois c) de 3 4 6 mois d) á 3 mois au maximum
II. Réserves 1. Fonds de Réserve Légale 2. Fonds de Réserve Générale
21
—
—
10 764 1.825
79 783 2.518
___ — — —
—
VI. Divers VII. Comptes de profits et pertes VIII. Provision pour charges éventuelles Total passif
15
45
—
—
•
755
— —
— 352
54
6
31
43
275
254
522
22
52
28
77 — — —
415 37
— —
464 —
158 —
464 —
— — —
46 88 330
— — 158
46 35 383
77
68 98 212
54
65
54
70
60
75
8
9
8
9
8
9
196
204 7.155
196 5.778
204 7.850
197 5.993
7.814
5.398
204
Exécution des Accords de La Haye de 1930 : Dép8ts á long terme : 1. Dépeits des Gouvernements créanciers au Compte de Trust des Annuités 2 2. Dép6t du Gouvernement allemand Fonds propres utilisés en exécution des Accords (voir ci-dessus) Total
229
229
229
229
229
229
153
153
153
153
153
153
76
76
76
76
76
76
68 297
68 297
68 297
68 297
68 297
68 297
1 Ne sopt pas inclus dans la pr.,senfe situation l'or sous dossier, les effets et autres titres détet us en garde pour le compte de Banques Centrales et d'autres d., posants. N'y sont pas compris l'or sous dossier, les avoire en banque, lrs diets et :utir titr,s détenus par In Banque en sa qualité d'Agent de l'Organisation de Coopération et de Développernent Eeonomiques (Accord Monétaire Europ,en), de Tiers Convenu aux termes du contrat de nantissement conclu avec la Boute Autorité de la Communaulé Européenne du Cbarbon et de l'Acier, ainsi qua de Mandataire-trustee ou d'Agent financier d'amprunte internationa ux. 2 La Banque a recu de Gouvernements dont lee dép6te e'élèvent h l'équivalent de francs or 149.920.880,—, confirmation gulle ne pourront lui demander, au titre de tele dép6te le transfert de montants supérieurs h cm= dont elle pourra elle-méme obtenir le remboursement et le tramden par l'Allernagne dans les monuaies agréées par la Banque.
--- 562 —
VOORNAAMSTE GEBRUIKTE AFKORTINGEN. A.S.L.K. B.I.B.
B.L.E.U. B.P.C. B.R.T.
E.B.U. E.E.G. E.G.K.S. E.M.A. O.E.S.O. FABRIMETAL F.A.O. FEBELTEX H.W.I. I.A.B. I.B.H.O. I.M.F. LR.E.S.P. M.E.Z. N.B.B. N.B.V. N.I.S. N.K.B. N.M.B. N.M.B.S. N.M.K.N. N.M.W.V. O.V.N. R.L.W.
R.M.Z. R.T.T. E.V.A. SABENA V.B.N. Z.K.O.S.
Algemene Spaar- en Lijfrentekas. Bank voor Internationale Betalingen. Belgisch-Luxemburgse Economische Unie. Bestuur der Postchecks. Belgische Radio en Televisie. Département d'Economie Appliquée de l'Université Libre de Bruxelles. Europese Betalingsunie. Europese Economische Gemeenschap. Europese Gemeenschap voor Holen en Staal. Europees Monetair Akkoord. Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. Federatie van de Ondernemingen der Metaalverwerkende Nijverheid. Food and Agricultural Organization. Federatie der Belgische Textielnijverheid. Herdiscontering- en Waarborginstituut. Internationaal Arbeidsbureau. Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling. Internationaal Monetair Fonds. Institut de Recherches Economiques, Sociales et Politiques (Centre de Recherches Economiques). Ministerie van Economische Zaken en Energie. Nationale Bank van België. Nationaal Bureau voor de Voltooiing der Noord-Zuidverbinding. Nationaal Instituut voor de Statistiek. Nationale Kas voor Beroepskrediet. Nationale Maatschappij voor Buurtspoorwegen. Nationale Maatschappij van Belgische Spoorwegen. Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid. Nationale Maatschappij voor Watervoorziening. Organisatie der Verenigde Naties. Regie der Luchtwegen. Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid. Regie van Telegraaf en Telefoon. Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. Société Anonyme Belge d'Exploitation de la Navigation Aérienne. Verbond der Belgische Nijverheid. Zelfstandige Kas voor Oorlogsschade.
CONVENTIONELE TEKENS.
n.b. pct. ro g r
het gegeven bestaat niet. nog niet beschikbaar gegeven. procent. voorlopig. gerectificeerd cijfer. raming. nihil of te verwaarlozen hoeveelheid.
STATISTIEKEN
INHOUDSOPGAVE Nummering van de tabellen
I. - Bevolking en nationale rekeningen. 1. Bevolking 2. Verdeling van het nationaal produkt over de produktiefak toren 3. B.N.P. berekend door ontleding van de voortbrenging . tegen marktprijzen 4. Besteding van het nationaal produkt : a) Ramingen in courante prijzen b) In prijzen van 1953 indexcijfers
VIII. - Buitenlandse handel van de B.L.E.U. Algemene tabel Uitvoer volgens goederengroepen Invoer volgens goederengroepen a) Indexcijfers van de gemiddelde waarden per eenheid b) Indexcijfers van het volume 5. Geografische spreiding
1. 2. 3. 4.
II. - Tewerkstelling en werkloosheid. 1. Indexcijfers van de tewerkstelling in de nijverheid (arbeiders) 2. Werkloosheid - Algemene gegevens 3. Werkloosheid - Daggemiddelden van het aantal gecontroleerde werklozen III. - Landbouw en visserij. 1. Landbouwproduktie 2. Zeevisserij - Voornaamste vissoorten aangevoerd in de Belgische havens IV. - Nijverheid. 1. a) Algemene indexcijfers van de industriële produktie 2. Indexcijfers van de industriële produktie (voornaamste sectoren) 3. Energie 4. Metaalproduktie 5. Bouwnijverheid : jaarcijfers 6. Bouwnijverheid : maandcijfers 7. Vergelijkende evolutie van de industriële produktie der E.E.G.-landen V. Diensten. 1. Vervoer : a) Bedrijvigheid van de N.M.B.S., de N.M.B. en de Sabena b) Zeevaart c) Binnenscheepvaart 2. Toerisme 3. Binnenlandse handel : a) Verkoopindexcijfers b) Verkoop op afbetaling VI. - Inkomens. 1. Bezoldigingen van de arbeiders 2. Gemiddelde verdiende bruto-uurlonen in de nijverheid VII. - Prijzen en prijsindexcijfers. 1. Groothandelsprijzen op de wereldmarkten 2. Indexcijfers van de groothandelsprijzen op de wereldmarkten 3. Indexcijfers van de groothandelsprijzen in België 4. Indexcijfers van de kleinhandelsprijzen in België
Nummering van de tabellen
IX - 1 IX - 2 IX - 3
X. - Valutamarkt. 1. Officiële wisselkoersen vastgesteld door de in Verrekeningskamer te Brussel vergaderde bankiers 2. Valuta's van de lidstaten van de E.M.A.
X-1 X-2
IV - la IV -2 IV - 3 IV - 4 IV - 5 IV - 6
1.
IV - 7
2. 3.
4.
✓ - lc
✓ -2 ✓ - 3a ✓ - 3b
VI - 1 VI - 2
VII - 1 VII - 2 VII - 3 VII - 4
VIII - 4a VIII - 4b VIII - 5
IX. - Betalingsbalans van de B.L.E.U. 1. Jaarcijfers 2. Zesmaandelijkse en jaarlijkse cijfers (nieuwe reeks) 3. Cijfers per kwartaal
1. 2. 3. 4.
✓ - la ✓ - lb
VIII - 1 VIII - 2 VIII - 3
XI. - Rijksfinanciën. Stand van de Schatkist Belastingontvangsten (per begrotingsjaar) Indeling van de belastingontvangsten Belastingontvangsten zonder onderscheid van begrotingsjaar XII. - Vorderingen en schulden in de Belgische economie. a) Uitstaande vorderingen en schulden op 31 december 1960 b) Uitstaande vorderingen en schulden op 31 december 1961 Beweging van de vorderingen en schulden in 1961 a) Uitstaande vorderingen en schulden op 31 december 1960 (totalen per sector) b) Uitstaande vorderingen en schulden op 31 december 1961 (totalen per sector) Beweging van de vorderingen en schulden op 31 december 1961 (totalen per sector)
XIII. - Geldscheppende instellingen. 1. Gezamenlijke balansen van de geldscheppende instellingen 2. De balansen van de Nationale Bank van België, van de geldscheppende openbare instellingen en de Depositobanken : a) Nationale Bank van België (Driemaandelijkse en maandelijkse cijfers) b) Geldscheppende openbare instellingen c) Depositobanken d) Totaal der geldscheppende instellingen 3. Oorzaken van de veranderingen in de geldhoeveelheid 4. Geldhoeveelheid 5. Goudvoorraad en nettodeviezenpositie van de geldscheppende instellingen 6. Balansen van de Nationale Bank van België (19511958) Balansen van de Nationale Bank van België (sedert 1959) Weekstaten van de Nationale Bank van België
XI - 1 XI - 2 XI - 3 XI • 4
XII - la XII - lb XII - 2 XII - 3a XII - 3b XII - 4
XI II
-
1
XIII - 2a XIII - 2b XIII - 2c XIII - 2d XIII - 3 XIII - 4 XIII - 6 XIII - 6 XIII - 6 XIII - 6
- 564 Nummering van do tabellen
Nummering van de tabellen
7. Verrichtingen in postrekening 8. Algemene staat der banken 9. Gezamenlijke betalingen door middel van direct opeisbare bankdeposito's in Belgische franken en van tegoeden in pos trekening XIV. - Niet geldscheppende lingen.
financiële
XIII - 7 XIII 8 XIII 9
instel-
4. Voornaamste activa en passiva van het Rentenfonds 5. Algemene Spaar- en Lijfrentekas : a) Beweging van de inlagen b) Voornaamste posten uit de balansen van de Spaarkas c) Voornaamste posten uit de balansen van de Lijfrentekas d) Voornaamste posten uit de balansen van de Levens verzekeringskas 6. Particuliere spaarkassen 7. Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid 8. Gemeentekrediet van België 9. Levensverzekeringsmaatschappijen 10. Hypotheekinschrijvingen XV. - Belangrijkste vormen van de in het binnenland beschikbare besparingen.
3. Rentevoet van de Schatkistcertificaten en van de certificaten van het Rentenfonds 4. Rentetarief voor deposito's in Belgische franken bij de banken en bij de Algemene Spaar- en Lijfrentekas 5. Rendement van de vast rentende waarden op de beurs te Brussel XX.
XIV - 4 XIV 5e XIV - 5b XIV - 5c XIV - 5d XIV - 6 XIV - 7 XIV - 8 XIV - 9 XIV - 10
XV
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
1. Emissies in Beligsche franken op lange en halflange termijn 2. Voornaamste emissies op lange en halflange termijn van de overheidssector 3. Staatsschuld 4. Indeling van de schuld in Belgische franken op lange en halflange termijn van de overheidssector XVII.
-
1. Evolutie van de omzet, de noteringen en het rendement van de beurswaarden 2. Rendement van de vennootschappen op aandelen jaarcijfers 3. Rendement van de vennootschappen op aandelen cumulatieve maandcijfers 4. Uitgifte van vennootschappen - jaarcijfers 5. Uitgifte van vennootschappen - maandelijkse cijfers XVIII.
-
4.
-
II - 3.
-
-
4a en b
Daggemiddelden van het aantal gecontroleerde werklozen
II - 3
IV - 2.
-
IV • 7.
-
IV - 2
Vergelijkende evolutie van de industriële produktie der E.E.G.-landen
IV - 7
VI - 1. - Bezoldigingen van de arbeiders. Indexcijfer van de gemiddelde brutoverdienste per gewerkt uur
VI - 1
XVII - 1
VII - 3.
-
XVII - 2
VII
4.
-
XIX. - Disconto-, rente- en rendementspercentages. 1. Disconto- en rentetarief van de Nationale Bank van XIX - 1 België XIX - 2 2. Daggeldrente
IV - 1
Indexcijfers van de industriële produktie
XVI - 4
1. Markt van het daggeld en van het geld op zeer korte XVIII - 1 termijn XVIII - 3 3. Bedrijvigheid van de verrekeningskamers
5
XX - 1 XX - 2 XX - 3 XX - 4 XX - 5 XX - 6 XX - 7 XX - 8 XX - 9
B.N.P. berekend door ontleding van de bestedingen
XVI - 2 XVI - 3
Geldmarkt.
-
Grafieken.
IV - 1. -- Resultaten der conjunctuurenquetes
XVII - 3 XVII - 4 XVII - 5
XIX
Voornaamste gebruikte afkortingen.
XVI - 1
Effecten van de particuliere sector.
XIX - 4
Buitenlandse Circulatiebanken.
Discontovoet Banque de France Bank of England Federal Reserve Banks De Nederlandsche Bank Banco. d'Italia Deutsche Bundesbank Banque Nationale Suisse Banque des Règlements internationaux, à Bále
I XVI. - Emissies en schulden van de overheidssector.
-
XIX - 3
-
XI - 4.
-
XIII - 3.
-
XIII - 9.
-
-
VII - 3
Indexcijfers van de kleinhandelsprijzen in België
VII - 4
- Buitenlandse handel van de B.L.E.U
VIII -
XIV
Indexcijfers van de groothandelsprijzen in België
ba.
-
VIII
Belastingontvangsten zonder onderscheid van begrotingsjaar
XI - 4
Geldhoeveelheid en quasi-monetaire liquiditeiten
XIII - 3
Gezamenlijke betalingen door middel van direct opeisbare bankdeposito's in Belgische franken en van tegoeden in postrekening. - Verhouding van de omzet tot de hoeveelheid Algemene Spaar- en Lijfrentekas Beweging van de inlagen
XVII - 1. - Indexcijfers van de aandelennoteringen op de contantmarkt
Abonnementsprijs per jaargang
België, F 250. Buitenland, F 300.
Prijs van een afzonderlijk nummer
België, F 25. Buitenland, F 30.
De betaling moet vooraf geschieden door overmaking op postgironummer 500 der Nationale Bank van België, of op de in haar boeken geopende rekening-courant onder de rubriek a Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting ». De abonnenten worden verzocht op te geven welke uitgave zij wensen te ontvangen : de Nederlandse of de Franse.
DRUKKERIJ
DER
NATIONALE RANK VAN
ese-olilt
MOORDINGENIEUR VAN DE DRUKKERIJ
CH. AUSSEMS NATIeNSQUARE 17,
BRUSSEL e