De Middlebrow schrijft terug. Nederlandse en Vlaamse literatuur in een spanningsveld, 1910-1968 Studietweedaagse Rijksuniversiteit Groningen, 25-26 november 2010
In het voorjaar van 2008 vatten wij − vier onderzoekers op het gebied van de moderne Nederlandse letterkunde – het plan op voor een onderzoeksproject onder de noemer ‘Middlebrow en modernisme’. Tijdens een door OLITH gefaciliteerd atelier aan de KU Leuven (26 juni 2008) wisselden wij van gedachten over de vraag hoe het in de Angelsaksische literaire historiografie geïntroduceerde concept middlebrow productief kon worden gemaakt voor onderzoek naar de Nederlandse en Vlaamse literatuur en literaire kritiek tijdens het interbellum. De term middlebrow, oorspronkelijk een pejoratieve aanduiding, willen wij inzetten als een heuristisch instrument met behulp waarvan enkele doorgaans onderbelichte literaire en literair-kritische verschijnselen kunnen worden belicht. Het begrip duidt op een scala aan allerminst marginale teksten en activiteiten die zich lijken te kenmerken door een gerichtheid op het brede publiek en een vermenging van ‘hoge’ en ‘lage’ elementen, en die deels gericht waren op het toegankelijk maken van ‘hoge’ literatuur voor een breed publiek door middel van uiteenlopende media (boekenreeksen, tijdschriften, radio). Middlebrow kent zowel een relationele als een intrinsieke dimensie. Als relationeel concept duidt het op een ruimte tussen aangrenzende zones die dan als respectievelijk highbrow en lowbrow kunnen worden aangeduid. Middlebrow bevindt zich dan ook in een spanningsveld tussen ‘elitaire’ en ‘populaire’ cultuur. De intrinsieke dimensie van middlebrow-literatuur heeft betrekking op de geëxpliciteerde (taak)opvattingen van schrijvers en critici (welke doelen streefden zij na en welke middelen wendden zij aan om die doelen te verwezenlijken?) en op de typische kenmerken van hun literaire en literair-kritische praktijk (welke tekstuele en intertekstuele eigenaardigheden kenmerken de teksten die als manifestaties van middlebrow kunnen worden gezien?). Ons onderzoek resulteerde in een reeks van drie artikelen, voorafgegaan door een algemene inleiding, die in 20082009 werd gepubliceerd in het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (zie hieronder). In de inleiding schetsen wij de theoretische dimensies van het internationale onderzoek naar middlebrow-literatuur. In de drie artikelen presenteren wij vervolgens de resultaten van ons onderzoek naar respectievelijk literaire kritiek in het Nederlandse recensietijdschrift Den Gulden Winckel (Sanders), radiolezingen in Vlaanderen over moderne Europese literatuur (Rymenants en Verstraeten) en romans van drie vrouwelijke auteurs die als manifestaties van middlebrow kunnen worden beschouwd (Van Boven). In het artikel van Rymenants en Verstraeten worden de contouren geschetst van een model van middlebrow literaire communicatie, dat door verder onderzoek moet worden getoetst. Wij zijn voornemens om het onderzoek naar middlebrow als fenomeen in de moderne Nederlandse en Vlaamse literatuur voort te zetten. De bevindingen die wij presenteerden in TNTL vormen het vertrekpunt. Uitgaande van de drie domeinen waarbinnen de middlebrow zich manifesteerde: literaire productie (in het bijzonder de roman), distributie (uitgevers, reeksen, boekenclubs) en receptie (literatuurbeschouwing in brede zin), luiden de centrale vragen:
Hoe positioneerden actoren en instituties die als woordvoerders en dragers van middlebrow kunnen worden gezien zich in het Nederlandse en Vlaamse literaire veld? Kan er in het
Nederlandse taalgebied worden gesproken van een battle of the brows, zoals die tijdens het interbellum in Engeland werd gestreden?
Welke poëticale uitspraken en standpunten zijn typerend voor middlebrow-literatuur en – kritiek? Welk ideologische posities lagen aan die uitspraken en standpunten te grondslag?
Welke tekstuele (narratieve, stilistische) en intertekstuele verschijnselen kenmerkten middlebrow-literatuur in de periode 1910-1968?
Welke ontwikkelingen deden zich voor binnen en rond het verschijnsel middlebrow gedurende de halve eeuw tussen 1910 en 1968? Doorgaans wordt aangenomen dat de literaire cultuur in deze decennia ingrijpend veranderde, onder andere als gevolg van een groeiend aantal cultuurdeelnemers en de expansie van de boekenmarkt die daarvan een gevolg was. Het concept middlebrow kan fungeren als zoeklicht waarmee deze veranderingen kunnen worden geïnterpreteerd.
Wij beogen een samenspel van onderzoek naar instituties en teksten. Wij bestuderen middlebrow niet alleen als een sociale praktijk, maar ook en vooral als een verzameling tekstuele verschijnselen en discursieve praktijken die zich manifesteerden in literaire en paraliteraire teksten. Ons onderzoek heeft duidelijke raakvlakken met projecten die zijn verbonden met het Engelse ‘Middlebrow Research Network’ (http://research.shu.ac.uk/middlebrow-network), maar legt juist door de aandacht voor tekstualiteit en discursiviteit ook eigen accenten. Tijdens een studietweedaagse op 25 en 26 november 2010 willen wij belangstellende onderzoekers vragen om met ons van gedachten te wisselen over verder onderzoek. Wij beogen de resultaten van het onderzoek uiteindelijk te presenteren in een boek dat een diachronische opzet heeft: middlebrow in Nederland en Vlaanderen van de belle époque tot en met de jaren zestig.
Publicaties Erica van Boven, Koen Rymenants, Mathijs Sanders en Pieter Verstraeten, ‘Middlebrow en modernisme. Een inleiding’. In: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 124, 2008, 4, p. 304-311. Mathijs Sanders, ‘De criticus als bemiddelaar. Middlebrow en de Nederlandse literaire kritiek in het interbellum.’ In: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 124, 2008, 4, p. 312-333. Koen Rymenants en Pieter Verstraeten, ‘Europese literatuur voor luisteraars verklaard. De radiolezing als vorm van middlebrow-literatuurbeschouwing tijdens het interbellum.’ In: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 125, 2009, 1, p. 55-80. Erica van Boven, ‘De middlebrow-roman schrijft terug. Visies op elite en “hoge literatuur” in enkele publieksromans rond 1930.’ In: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 125, 2009, 3, p. 285-305.
Initiatiefnemers Dr. Erica van Boven, Rijksuniversiteit Groningen Dr. Koen Rymenants, Radboud Universiteit Nijmegen Dr. Mathijs Sanders, Radboud Universiteit Nijmegen Dr. Pieter Verstaeten, Katholieke Universiteit Leuven
Programma
Donderdag 25-11-2010 13.00-13.30
Ontvangst met koffie, Universiteitsbibliotheek Broerplein.
13.30-14.00
Inleiding Koen Rymenants (Radboud Universiteit Nijmegen)
14.00-15.30
Case-studies 1910-1918 De duurzaamste monumenten van vervlogen tijden. P.A.M. Boele van Hensbroeks Der wereld letterkunde voor Nederlanders bewerkt (1909-1910) Ton van Kalmthout (Huygens Instituut) Tussen Hans en Prins. Historische romans van twee generaties in de periode 19101920 Hans Vandevoorde (Vrije Universiteit Brussel)
15.30-15.45
Thee
15.45-17.15
Case-studies 1918-1945 ‘Men moet het volk opzoeken in de schuilhoeken van zijn voorkeur’. De sociale beteekenis van de amusements-literatuur (1926) van P.H. Ritter Jr. Mathijs Sanders (Radboud Universiteit Nijmegen) Cultuurstrijd in Nederland. Vestdijk versus Bartje Erica van Boven (Rijksuniversiteit Groningen)
Vanaf 18.00 uur: diner in restaurant ‘Louis XV’, Oude Kijk in ’t Jatstraat 47-51.
Vrijdag 26-11-2010 9.30-10.00
Ontvangst met koffie, Universiteitsbibliotheek Broerplein
10.00-11.00
Keynote-lezing Literair ondernemerschap en de ontwikkeling van de cultuurindustrie vanaf de belle époque Christophe Verbruggen (Universiteit Gent)
11.00-11.15
Koffie
11.15-12.45
Case-studies 1945-1968 Middlebrow in Vlaanderen na de Tweede Wereldoorlog: de auteur Aster Berkhof Pieter Verstraeten
Tussen en over hoog en laag in de dagbladkritiek: een zoektocht naar middlebrowmanifestaties in prozarecensies uit vijf Nederlandse dagbladen in 1955 en 1965 Esther op de Beek (Radboud Universiteit Nijmegen) 12.45-13.00
Slotdiscussie
13.00-14.00
Lunch, Academiegebouw Broerplein.
Deze studiedagen zijn mogelijk gemaakt door ruimhartige ondersteuning van: - ICOG, Rijksuniversiteit Groningen - OLITH - Radboud Universiteit Nijmegen