L De men
u g l s r Ge one
w n s i e d w u a t ie
n s n y va l g e in
n e id epeild
De leefsituatieindex 2008 De leefsituatie van Lelystedelingen is uit te drukken in een samengestelde index. Op deze wijze is in een maat aan te geven hoe goed of slecht het gaat met bepaalde groepen in de stad. Inmiddels is de leefsituatieindex voor de derde keer berekend. In deze rapportage wordt besproken hoe de leefsituatie in Lelystad en ten opzichte van Nederland heeft ontwikkeld.
Februari 2010
Dit is een onderzoeksrapportage gemaakt door: Onderzoek en Statistiek Verkrijgbaar, zolang de voorraad strekt bij: Gemeente Lelystad Onderzoek en Statistiek Postbus 91 8200 AB Lelystad T 0320 27 85 74 F 0320 27 82 45 e-mail:
[email protected]
Voor feiten en cijfers en overige onderzoeksrapporten kunt u terecht op onze website: www.os.lelystad.nl
Lelystad, januari 2010
De Leefsituatieindex De leefsituatieindex geeft in één cijfer een indicatie van de leefsituatie van personen of groep mensen. De index is ontwikkeld door het SCP en in 2009 voor de derde keer voor Lelystad berekend1. Met behulp van de index kan bekeken worden hoe de leefsituatie van diverse bevolkingsgroepen zich ontwikkelt. Al sinds 1974 berekent het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) de leefsituatie in Nederland. Sinds 2004 hanteert de gemeente Lelystad2 dezelfde vraagstelling als het SCP en kan hierdoor ook een leefsituatieindex van groepen inwoners berekenen. De index is één maat die opgebouwd is uit scores op acht verschillende domeinen. Deze domeinen zijn: Wonen; Vrijetijdsactiviteiten; Sociale participatie; Sport; Vakantie; Consumptiegoederen; Mobiliteit en Gezondheid. De keuze van het SCP voor deze domeinen komt voort uit het idee dat zij een onderdeel vormen van de objectieve leefsituatie van inwoners en dat ze door (gemeentelijk) beleid kunnen worden beïnvloed. In deze LelyStadsGeluiden (LSG) wordt achtereenvolgens de volgende onderwerpen besproken: de ontwikkeling van de leefsituatie van verschillende bevolkingsgroepen in Lelystad sinds 2004; de relatie tussen de leefsituatie van diverse groepen en hun beoordeling van verschillende aspecten van het leven en over Lelystad; en tenslotte de leefsituatie in Lelystad (2008) vergeleken met de leefsituatie in Nederland (2008).
Ontwikkeling van de leefsituatie in Lelystad In navolging van het SCP berekent Onderzoek & Statistiek één keer in de twee jaar de leefsituatieindex voor Lelystad. Het jaar 2004 dient als nulmeting. Vanaf dit jaar wordt de ontwikkeling van diverse bevolkingsgroepen in Lelystad in beeld gebracht.
1
Jeroen Boelhouwer van het SCP heeft ook in 2009 O&S ondersteund en geadviseerd bij het berekenen van de Leefsituatieindex. 2 Dit is de derde deelrapportage gebaseerd op het Leefsituatie onderzoek 2008. Eerder in 2009 verschenen al:’Leefsituatie van Lelystedelingen 2008’en ‘Zorg ontvangen en zorg verlenen 2008’.
Tabel 1. Indexscores naar geslacht, leeftijd, herkomst en huishoudtype (afgerond) 20043
20063
2008
Gemiddelde Lelystad
100
101
101
Mannen
101
103
101
Vrouwen
99
100
100
18-29 jaar
101
100
100
30-39 jaar
103
104
102
40-54 jaar
102
103
102
55+
94
98
99
autochtoon
102
102
102
westerse allochtoon
96
99
99
niet-westerse allochtoon
92
93
94
Alleenstaanden
88
89
90
Eénoudergezinnen
93
92
94
Huishouden zonder kinderen
100
103
103
Gezinnen met kinderen
104
105
106
4
De gemiddelde leefsituatiescore in 2008 is 101. Deze score is in Lelystad sinds 2006 niet verbeterd5. Overigens zijn de uitkomsten over de hele linie erg stabiel. Geen enkel onderscheiden groep is in 2008 slechter af dan in 2004. Een aantal groepen heeft de positieve ontwikkeling in 2006 niet vast kunnen houden (bijvoorbeeld mannen), maar scoort in 2008 nog altijd minimaal het stadsgemiddelde. Er lijkt tussen 2004 en 2008 nauwelijks sprake te zijn van een verbetering (of verslechtering) in de leefsituatie van de bevolkingsgroepen in tabel 1. Een positieve uitzondering hierop geldt voor 55 plussers;
3
De indexscores van 2004 en 2006 zijn enigszins afwijkend ten opzichte van de LSG rapporten van 2008. Dit komt door afrondingsverschillen en door een hercodering van de data van 2006. Het resultaat is dat enkele groepen (voornamelijk in 2006) een iets minder gunstige leefsituatie hebben, dan in vorige rapportages is gepresenteerd. 4 De score van 2004 is de ‘nulmeting’. De score van het stadsgemiddelde =100 (2004). De stadsgemiddelden van 2006 en 2008 liggen hier iets boven. Dat wil zeggen, de leefsituatie is iets verbeterd ten opzichte van 2004. 5 De scores zijn schattingen gebaseerd op een steekproef van inwoners. De score van 2008 valt tussen die van 2004 en 2006 in. In geen van beide gevallen is er sprake van een significant verschil tussen de schatting van het betreffende jaar en die van 2008. Strikt genomen is er in 2008 dus ook geen verbetering ten opzichte van 2004.
hun gemiddelde leefsituatie is in 2008 belangrijk beter dan in 2004. De uitkomsten in 2008 zijn wel een indicatie dat de verschillen tussen de bevolkingsgroepen kleiner worden. De meeste groepen die bovengemiddeld scoren, blijven dichterbij het stadsgemiddelde dan in 2006, met één uitzondering: gezinnen met kinderen. Deze groep scoort juist iets beter dan vorige jaren. Dit geldt ook voor de groepen die onder het stadsgemiddelde scoren. Ook zij scoren iets dichter bij het stadsgemiddelde. Er blijft echter wel een groot verschil bestaan tussen de groepen die het beste scoren en de groepen die het slechtst scoren. Alleenstaanden hebben met scores van gemiddeld 90, de laagste leefsituatie in 2008. Huishoudens met kinderen scoren het hoogst (106), gevolgd door huishoudens zonder (thuiswonende) kinderen (103). Opleiding, arbeidsmarktsituatie en inkomen Hoger opgeleiden, werkende mensen en mensen met bovenmodale inkomens blijven het beste scoren op de leefsituatieindex (tabel 2). Over de hele linie is er echter geen sprake van een verbetering (of significante verslechtering) in 2008 ten opzichte van 2004 of 2006. Een positieve uitzondering zijn de mensen zonder betaald werk. Hun leefsituatie is sinds 2004 wel belangrijk verbeterd.
Leefsituatiescores verdeeld naar wijken Het decennium waarin het zwaartepunt van de woningbouw van de wijk ligt, geeft een duidelijke indicatie van de leefsituatie van de wijkbewoners. In wijken die voornamelijk in de jaren ’80 van de vorige eeuw zijn opgeleverd zijn de leefsituatiescores belangrijk minder goed dan voor bewoners in wijken uit een andere bouwperiode. Bewoners in wijken die grotendeels in de jaren ’70 zijn opgeleverd, scoren ongeveer gelijk aan het stadsgemiddelde, terwijl bewoners in wijken die voornamelijk na 2000 gebouwd zijn aanzienlijk hoger scoren dan het stadsgemiddelde. In tabel 3 staan de uitkomsten naast die van 2006. Tabel 3. Indexscore verdeeld naar wijken uit een bepaalde bouwperiode Deelwijken voornamelijk gebouwd in jaren7:
2006
2008
‘708
Koop
105
106
Huur
84
88
Total
101
101
Koop
103
103
Huur
84
86
Total
97
97
Koop
110
110
Huur
94*
81*
Total
110
109
Koop
106
106
Huur
84
87
Total
101
101
9
‘80
‘0010
6
Tabel 2. Indexscore naar opleiding, inkomen en arbeidsmarktparticipatie 2004
2006
2008
100
101
101
Lage opleiding
92
94
94
Middelbare opl.
103
103
102
Hoge opleiding
107
108
107
Geen betaald werk
90
93
94
105
101
104
105
105
104
Heel laag inkomen
87
84
86
Laag inkomen
85
88
86
96
98
97
104
105
104
109
111
110
Total Gemiddelde Lelystad4
Betaald werk (1-11 uur p/week) Betaald werk ( 12 uur of meer p/week)
Laag tot modaal inkomen Modaal tot hoog inkomen Boven 2x modaal (hoog inkomen)
6
*gebaseerd op minder dan 50 waarnemingen
7
In 2008 zijn de volgende inkomensgrenzen gehanteerd: Heel laag: minder dan € 950 p/m. Laag: €950-€1.300 p/m. Laag tot modaal: € 1.301-€1.700 p/m. Modaal tot hoog: €1.701-2.950 p/m. Boven 2x modaal: meer dan € 2.950 p/m
De bepaling van de bouwperiode is gebaseerd op het decennium waarin de meeste woningen in gebruik zijn genomen. Meestal is meer dan 50% in het betreffende decennium opgeleverd. Uitzonderingen zijn deelwijk ‘Jol/Galjoen/Punter’ met 49% van de opleveringen in de jaren ’80 (37% in de jaren ’70) en Haven Rest met 49% van de oplevering in de jaren ’00 (41% in de jaren ’90). 8 Jaren ’70 deelwijken: ‘Lelycentre/ Zuiderzee’; ‘Centrum-Noord/ Atol-West’; ‘Atol-Oost/ Oostrandpark’; ‘Archipel/ Rozengaard/ Zoom/ Beukenhof’; ‘Kempenaar/ Kogge’; ‘Gondel/ Schouw’; ‘Boeier/ Karveel/ Golfpark/ Kust’; Buitengebieden (In totaal 7 deelwijken + buitengebied) 9 Jaren ’80 deelwijken: ‘Griend/ Horst/ Kamp/ Wold’; ‘Waterwijk’; ‘Jol/ Galjoen/ Punter’; ‘Botter/ CentrumZuid/ Schoener/ Tjalk’; ‘Haven Oud’; ‘Stadshart’ (In totaal 5 deelwijken + stadshart) 10 Jaren ’00 deelwijken: ‘Buurten om de Zuiderzeewijk’; ‘Landerijen’; ‘Landstrekenwijk’; ‘Haven Rest (incl. Noordersluis)’ (In totaal 4 deelwijken).
De scores van huurders in een jaren ’70 deelwijk lijkt sinds 2006 harder gestegen te zijn dan bij huurders in een jaren ’80 deelwijk. Daarnaast geldt dat de mensen in een koopwoning in een jaren ’70 deelwijk gemiddeld ook een betere leefsituatiescore hebben dan ‘kopers’ in een jaren ’80 deelwijk. De mensen die in een ’00 deelwijk wonen hebben de beste leefsituatie. Deze deelwijken hebben vrijwel uitsluitend koopwoningen uit een duurder segment. Alhoewel inwoners in deelwijken gebouwd in de jaren ’70 gemiddeld een hogere leefsituatiescore hebben dan de jaren ’80 deelwijken, zijn er wel drie deelwijken uit jaren ’70 die afwijken van deze trend. Het gaat hier om Centrum Noord/Atol-West (96), de Kempenaar/Kogge (93) en Lelycentre/Zuiderzeewijk (93). De laagste scores zijn vrijwel gelijk aan de slechtst scorende jaren ’80 deelwijk, de Waterwijk (93). Kenmerken ‘slechte leefsituatie’ Wanneer is een leefsituatie van iemand slecht? Het SCP hanteert hiervoor de volgende indeling: wanneer iemand lager dan 85 scoort op de index dan heeft iemand een ‘slechte’ leefsituatie. Scoort iemand hoger dan 115, dan is de leefsituatie ‘goed’. Deze grenzen komen landelijk overeen met de laagste resp. hoogste 16% van alle scores. Een score tussen 85 en 115 is een ‘gemiddelde’ leefsituatie11. In 2008 blijft de groep met een ‘slechte’ leefsituatie kleiner dan in 2004, zie tabel 4. De groep met een gemiddelde leefsituatie is licht toegenomen. Dit geldt ook voor de mensen met een goede leefsituatie (t.o.v. 2004). In 2008 liggen de scores wel iets dichter bij elkaar dan in 2006 en 2004. Dit houdt in dat minder mensen heel laag op de index scoren, maar ook dat er minder mensen heel hoog scoren.
Tabel 4. Verdeling van leefsituatie in drie groepen: slecht – gemiddeld - goed % 2004
2006
2008
Slecht
16,4
14,3
14,2
Gemiddeld
71,9
69,9
72,8
Goed
11,8
15,8
13,0
Totaal
100
100
100
In totaal heeft ongeveer 14% van de inwoners van Lelystad in 2008 een slechte leefsituatie. 8% van hen woont in jaren ’80 wijken. Van de 13% met een goede leefsituatie woont maar 2% in een wijk gebouwd in de jaren ‘80. In het algemeen geldt dat mensen met een slechte leefsituatie bepaalde persoonskenmerken hebben. Zo hebben 55+ers, mensen met een laag inkomen, mensen met een lage opleiding, mensen zonder werk en alleenwonenden een grotere kans op een slechtere leefsituatie. De kans is nog groter als meerdere van bovengenoemde kenmerken van toepassing zijn. Domeinen van de Leefsituatieindex Wordt er gekeken naar de gemiddelde score van Lelystad op leefsituatieindex dan is er tussen 2004 en 2008 sprake van een hele kleine verbetering (van 100 naar 101). Inzoomen op de verschillende domeinen levert een gedifferentieerder beeld op. Sinds 2004 gaat het met ‘vrije tijd’, ‘sociale participatie’ en ‘consumptiegoederen’ beter in Lelystad. Op de domeinen ‘sport’12, ‘gezondheid’, ‘wonen’ en ‘mobiliteit’ scoren inwoners van Lelystad minder goed dan in 2004, zie grafiek 1.
12
11
2004 is maatgevend voor het bepalen van de ‘gemiddelde’ leefsituatie. De gemiddelde indexscore voor 2004 is 100, met een standaardafwijking van 15. Dit wil zeggen dat tweederde van de inwoners een leefsituatiescore tussen de 85 en 115 heeft. Uitkomsten van 2006 en 2008 zijn gerelateerd aan de verdeling van 2004. Zo wordt bijvoorbeeld zichtbaar of het percentage mensen met een slechte leefsituatie afneemt dan wel toeneemt.
In grafiek 1 lijkt het erop dat ‘Sport’ sinds 2004 achteruit gegaan is. Het is belangrijk om dit relatief te zien. Andere domeinen zoals vrije tijd en sociale participatie scoren de afgelopen jaren beter. In de index worden de gewichten telkens opnieuw berekend, met in 2008 als gevolg dat ‘Sport’ een minder gunstige gewichtenverdeling heeft. Verder bestaat het domein ‘Sport’ uit slechts twee variabelen. Om een genuanceerder beeld te krijgen over sporten in Lelystad, zie het onderzoek ‘Sportparticipatie 2007’.
Grafiek 1. Ontwikkeling van de acht domeinen van de leefsituatieindex in Lelystad 2004-2008 Wo nen
gelukkig/niet ongelukkig zijn, scoren wel lager (93) dan het stedelijk gemiddelde (101), maar volgens SCP-indeling hebben zij wel een gemiddelde leefsituatie.
Vrije tijd So ciale participatie
Grafiek 3. Geluksbeleving en gemiddelde indexscore
Sport Vakan tie
84
Con sumptiegoederen Mobiliteit Ge zo ndheid
93 -6
-4
-2
0
2
4
6
Indexscore en beoordeling eigen leven Er bestaat een duidelijke relatie tussen de scores van personen op de leefsituatieindex en hun beoordeling van verschillende aspecten van het leven in Lelystad. Inwoners met een slechte leefsituatiescore (lager dan 85), geven gemiddeld lagere cijfers dan mensen met een gemiddelde of hoge leefsituatiescore (zie grafiek 2). Het grootste verschil (2 punten op een schaal van 10) komt voor bij ‘tevredenheid met de maatschappelijke positie’ en ‘tevredenheid met het leven nu’. Het kleinste verschil zit in het oordeel over de Nederlandse samenleving (minder dan 1 punt). Dit is gelijk ook het onderwerp waar het laagste cijfer voor gegeven wordt, namelijk gemiddeld een zes.
Grafiek 2. Raportcijfer voor tevredenheid verschillende aspecten
104
(zeer) Gelukkig
Niet (on)gelukkig
(zeer) Ongelukkig
Gezondheid Hetzelfde positieve verband bestaat er tussen gezondheidsbeleving en score op de index, zie grafiek 4.
Grafiek 4. Gezondheidsbeleving en gemiddelde indexscore
90
105
1 zeer goeduitstekend
10 9 8 7 6 5
2 goed
Goede leefsituatie Gemiddelde leefsituatie
102
3 matig-slecht
Slechte leefstituatie
Geluksbeleving De relatie tussen geluksbeleving en score op de leefsituatieindex is heel sterk. Mensen die zich (zeer) ongelukkig voelen, 3% van de inwoners, scoren gemiddeld 84 op de index, zie grafiek 3. Mensen met een slechte leefsituatie hebben grotere kans om zich ongelukkig te voelen. (zeer) Gelukkige mensen daarentegen scoren hoger dan gemiddeld op de index. Dit is ook de grootste groep inwoners, 78% van de inwoners zeggen (zeer) gelukkig te zijn. De mensen die niet
In 2008 is er een iets grotere groep inwoners die hun gezondheid matig of slecht beoordelen (18% versus 16%). De indexscore van deze groep ligt echter wel een fractie hoger dan de vorige meting (90 versus 89). De groep die hun gezondheid als goed beoordeelt is iets afgenomen (van 57% naar 55% in 2008), de indexscore is gelijk gebleven (102). De groep met een zeer goede/uitstekende gezondheid is stabiel, alhoewel hun indexscore iets gedaald is (105 versus 107 in 2006).
Gevoelens van (on)veiligheid Bestaat er een verband tussen gevoelens van (on)veiligheid en de score op de leefsituatieindex? Op het eerste gezicht lijkt dit niet zo te zijn. Mensen die zich nooit onveilig voelen scoren niet significant beter op de index dan mensen die zich wel eens onveilig voelen. Binnen de groep van mensen die zich wel eens onveilig voelen speelt de frequentie van gevoel van onveiligheid toch een belangrijke rol. Mensen die zich vaak onveilig voelen hebben eerder een slechte leefsituatie. Overigens is het belangrijk om te weten dat slechts een kleine 2% van de inwoners zich vaak onveilig voelt.
Bevolkingsgroepen landelijk vergeleken Alle onderscheidde lokale groepen in tabel 6, op inwoners tussen 25-34 jaar na, scoren gelijk aan of beter dan de landelijke referentiegroep. Tabel 6. Gemiddelde leefsituatieindex scores voor groepen Lelystedelingn en Nederlanders (2006). NederLelystad land
Geslacht
Leeftijd
Lelystad en Nederland Ook voor de peiling 2008 is het mogelijk om de leefsituatie van Lelystedelingen te vergelijken met een landelijke index. De uitkomsten in Lelystad worden hiervoor omgerekend volgens landelijke criteria.13 Die index geeft een indicatie van de ontwikkeling van de leefsituatie in geheel Nederland. Landelijk gezien verbetert de leefsituatie gestaag. In 2008 is de landelijke leefsituatie iets verbeterd naar een gemiddeld 105. De gemiddelde scores voor Lelystedelingen hierop stijgt naar 108. Voor het derde opeenvolgende onderzoeksjaar is de gemiddelde leefsituatie van Lelystedelingen beter dan het landelijk gemiddelde. De leefsituatie is zelfs iets meer verbeterd dan in 2006 het geval was, zie tabel 5.
Huishoudtype
Opleiding
Arbeidsmarkt
Tabel 5. Ontwikkeling in gemiddelde leefsituatie Lelystad en Nederland Lelystad
Nederland
2004
105
102
2006
106
104
2008
108
105
Behalve dat Lelystedelingen doorgaans een hogere leefsituatieindexscore hebben dan andere Nederlanders, scoort Lelystad ook beter ten opzichte van gemeenten met dezelfde stedelijkheidsgraad als Lelystad.
13
Hiermee geldt als ijkpunt (=100) niet de gemiddelde leefsituatie van Lelystedelingen in 2004, maar de gemiddelde leefsituatie van Nederlanders in 2002. Voor de 8 onderscheiden domeinen worden andere parameters toegepast.
Allen
108
105
Man
108
105
Vrouw
107
105
18-24
108
108
25-34
108
109
35-44
109
109
45-54
109
108
55-64
107
106
65-74
103
98
75+
98
83
Alleenstaand Eénoudergezin Gezin z. kinderen Gezin met kinderen
98
96
102
101
109
105
112
110
laag
101
98
midden
109
106
hoog
113
113
Werkt niet Werkt <12 uur p/w Werkt >12 uur p/w
101
97
111
109
111
109
Een aantal groepen die doorgaans hoog op de leefsituatieindex scoren hebben zich, landelijk gezien, nauwelijks verbeterd. Het gaat hier om mensen met hoge inkomens en jongeren. Op landelijk niveau wordt er gesproken van een ‘plafondeffect’. De best scorende groepen verbeteren zich nauwelijks meer, terwijl slecht scorende groepen hun achterstand inhalen. Dit ‘plafondeffect’ treedt (nog) niet op in Lelystad. Ook de best scorende groepen hebben zich ten opzichte van voorgaande jaren verbeterd (zie bijlage 1). Op landelijk niveau is er sprake van een verslechtering in leefsituatie van de oudere senioren (75+) vergeleken met 2006. Het Lelystadse beeld wijkt hier positief van af. Ten opzichte van de landelijke index is de
leefsituatie van 75 plussers in Lelystad in 2008 enorm veel beter en verbeterd14. Toch moet er niet te hard gejuicht worden. Met een score van 98, ten opzichte van een landelijk gemiddelde van 105 (en een Lelystads gemiddelde van 108), hebben oudere senioren nog altijd een aanzienlijk minder goede leefsituatie. Naast senioren (65+) zijn er nog een aantal andere groepen die minder goed scoren dan gemiddeld. Lelystad vertoont hier hetzelfde beeld als landelijk. Alleenstaanden, éénoudergezinnen, mensen met een lage opleiding en niet-werkenden scoren allen (fors) lager dan het gemiddelde (105)15. Ondanks dat er sprake is van een verbetering van hun leefsituatie sinds 2004, hebben zij hun achterstand nog niet ingehaald. Niet-westerse allochtonen zijn in Lelystad bezig met het ‘inhalen’ van hun achterstand in leefsituatie. Met een score van 103, liggen niet-westerse allochtonen in Lelystad net iets onder het landelijk gemiddelde (bijlage 1). Helaas beschikt het SCP in 2008 niet over cijfers van de verschillende herkomstgroepen. De verbetering van de leefsituatie van nietwesterse allochtonen in Lelystad kan dus niet gerelateerd worden aan een landelijke trend.
Verklaring verschillen Lelystad en Nederland Hoe kan het dat sinds 2004 de gemiddelde leefsituatiescore binnen Lelystad nauwelijks is verbeterd, terwijl bij een vergelijkingen met andere Nederlanders Lelystedelingen het over het algemeen steeds beter doen? De Lelystadse index is alleen gebaseerd op inwoners uit Lelystad. In de afgelopen jaren is in Lelystad weinig veranderd in de gemiddelde leefsituatie. Dit komt mede doordat de bevolkingssamenstelling van Lelystad de afgelopen jaren nauwelijks is veranderd. Vergelijken we de leefsituatie in Lelystad met die van elders in Nederland dan blijkt er iets opmerkelijks aan de hand. Daar waar de leefsituatie landelijke licht gestegen
is (104 naar 105), maakt Lelystad een grotere stijging door (106 naar 108). In vergelijking met de landelijke bevolkingssamenstelling is de samenstelling van de Lelystadse bevolking ‘gunstiger’ dan de samenstelling van de Nederlandse bevolking. Lelystad kent een concentratie van bevolkingsgroepen die beter scoren op de landelijke leefsituatieindex dan hun referentiegroep elders in Nederland. Zo is de leefsituatie van éénoudergezinnen in Lelystad sinds 2006 volgens de Lelystadse index met 2 punten gestegen. Kijken we echter naar de landelijke index, dan blijken Lelystadse éénoudergezinnen 5 punten vooruit gegaan, terwijl eenoudergezinnen elders in het land 2 punten gestegen zijn. Vergelijkbare situaties doen zich voor bij o.a. gezinnen met kinderen en mensen zonder werk. Nog opmerkelijker is dat bijvoorbeeld de leefsituatie van mannen, mensen met midden inkomens en mensen die meer dan 12 uur p/w werken er in Lelystad sinds 2006 iets op achteruit gegaan is. Ten opzichte van landelijke indexscores verbetert de leefsituatie van deze groepen echter nog steeds. Zoomen we in op de verschillende domeinen van de leefsituatie dan blijkt dat Lelystad alleen slechter dan landelijk scoort op het domein ‘vakantie’. Dit houdt in dat Lelystedelingen minder vaak op vakantie gaan en als zij wel gaan, minder vaak naar het buitenland op vakantie gaan (-5). Aan de positieve zijde blijkt dat Lelystedelingen meer sporten dan landelijk uit de leefsituatieindex komt (+6). Daarnaast ‘scoort’ wonen ook aanzienlijk beter dan landelijk (+4), zie grafiek 5. Grafiek 5. Verschil tussen de acht domeinen Lelystad en Nederland 2008 Won en Vrije tijd So ciale participatie Spo rt Vakantie Consumptiegoederen Mo bilite it Gezondheid
14
Belangrijk bij deze uitspraak is dat deze gebaseerd is op een gering aantal respondenten (N=58), waardoor de onzekerheid over de uitspraak groter is dan bij andere leeftijdsgroepen. 15 Overigens moet er rekening gehouden worden dat overlap tussen de groepen bestaat. Iemand die niet werkt is vaker laag opgeleid. Senior en alleenstaand komen ook vaak voor. Net zoals senior en laag opgeleid.
-6
-4
-2
0
2
4
6
8
Maatschappelijke achterstand Alleen kijken naar de gemiddelde scores van verschillende bevolkingsgroepen is een eendimensionale methode van vergelijken. De verschillende indicatoren van de
leefsituatieindex staan echter in relatie tot elkaar. Eén persoon kan kenmerken hebben van verschillende bevolkinggroepen. Iemand met een hogere opleiding heeft bijvoorbeeld grotere kans op werk en daardoor kans op een hoger inkomen (SCP, 2009). De score op de leefsituatieindex zal voor deze personen hoger zijn. Omgekeerd komt ook voor. Gevolg van een accumulatie van achterstanden is dat iemands leefsituatie slechter is en moeilijker mee kan doen in de samenleving. Het SCP heeft een index voor maatschappelijke achterstand opgesteld. De index bestaat uit drie indicatoren: hooguit basisonderwijs afgerond, laag inkomen en geen betaald werk. Men kan vervolgens ‘geen’ achterstand (score 0) tot ’grote’ achterstand (score 2 of 3) hebben. In tabel 7 wordt het percentage mensen met een grote maatschappelijke achterstand in Lelystad en de gemiddelde leefsituatie van deze groep vergeleken met landelijke uitkomsten. Tabel 7. Percentage mensen met een grote maatschappelijke achterstand16 en hun leefsituatiescores Gemiddelde Aandeel inwoners 18leefsituatie (op 64 jaar (%) landelijke index) Lely2004 2006 2008 2004 2006 2008 stad Geen 69 71 71 110 110 111 achterstand Grote 6 5 6 86 86 88 achterstand Verschil in leefsituatie
NL Geen achterstand Grote achterstand
24
24
23
2004
2006
2008
2004
2006
2008
57
61
70
109
110
110
13
11
3
92
92
92
17
18
18
Verschil in leefsituatie
Uit de cijfers in Tabel 7 kan voorzichtig een tweetal conclusies getrokken worden. De eerste is dat in Lelystad de verdeling van mensen zonder en mensen met een grote maatschappelijke achterstand stabiel is. Sinds 2004 heeft ongeveer 70% van de Lelystadse bevolking geen maatschappelijke achterstand. In 2004 lag dit aandeel landelijk gezien veel lager (57%). In 2008 is het landelijk aandeel mensen zonder een maatschappelijke achterstand (70%) vrijwel gelijk geworden aan 16
Het betreft alleen inwoners van 18 t/m 64 jaar.
het Lelystads aandeel (71%). De score van deze groep op de leefsituatieindex is in Lelystad iets hoger (111) dan landelijk (110). Daarnaast leeft in Lelystad een kleine, maar in omvang stabiele groep mensen in de marges van de samenleving. Sinds 2004 heeft in Lelystad zo’n 6% van de inwoners een accumulatie van achterstanden en dit is in 2008 nog steeds het geval. Hun leefsituatie is ook aanzienlijk lager (gemiddeld 88 in 2008) dan van overige inwoners. Vergelijken we de uitkomsten van Lelystad met Nederland dan blijkt dat Lelystad niet profiteert van afname van mensen met een maatschappelijke achterstand, terwijl deze wel op landelijk niveau zichtbaar is. De gunstige situatie die Lelystad in 2004 kenmerkte (6% achterstand versus 13% landelijk) is in 2008 veranderd in een slechtere positie (6% versus 3% landelijk). Als tweede conclusie blijkt dat de gemiddelde score op de leefsituatieindex landelijk hoger ligt voor mensen met een achterstand (92) dan in Lelystad (88). Hebben mensen in Lelystad een maatschappelijke achterstand, dan is de leefsituatie van deze mensen verhoudingsgewijs een stuk slechter dan andere mensen met achterstanden in Nederland.
Conclusie De leefsituatie van inwoners is in 2008 niet verbeterd ten opzichte van 2006. De peiling is gehouden in september 2008. Dit tijdstip bleek vlak vóór de economische crisis losbarstte. In de uitkomsten van dit onderzoek zal de invloed van de crisis minimaal zijn. De vraag is echter hoeveel mensen uiteindelijk direct door de crisis geraakt zullen worden. Het SCP merkt in haar onderzoek ‘De sociale staat van Nederland 2008’ op: ‘(…) [Het] gaat de meeste mensen nog steeds gewoon goed. Met uitzondering van de mensen die recentelijk werkloos zijn geworden, merken de meeste mensen in hun dagelijkse leven nog weinig van de crisis’. Door het na-ijleffect van de crisis, is het goed mogelijk dat er over twee jaar, wanneer het onderzoek herhaald wordt, een dip in de leefsituatie merkbaar is. In het verleden waren deze terugvallen altijd tijdelijk. Vervolgens herstelde de leefsituatie altijd na ongeveer vier jaar om vervolgens verder te verbeteren dan de leefsituatie van voor de crises17.
17
SCP, De sociale staat van Nederland 2008.
Kijken we naar de leefsituatie van Lelystedelingen ten opzichte van inwoners elders in Nederland, dan steekt Lelystad hier gunstig tegen af. Bevolkingsgroepen in Lelystad hebben het – op één uitzondering na - beter dan hun landelijke referentiegroep. De constatering dat er binnen Lelystad de afgelopen jaren geen verbetering in de leefsituatie heeft plaatsgevonden, neemt niet weg dat de doorsnee inwoner het bij landelijke vergelijkingen een erg goede leefsituatie heeft. Behalve verbetering van de leefsituatie van de groepen die traditioneel ‘goed’ scoren (o.a. hoge inkomens, hoger opgeleiden), hebben ook de kwetsbare groepen, zoals éénoudergezinnen en senioren een betere leefsituatie dan het landelijk gemiddelde. Dat de leefsituatie van ‘kwetsbare’ groepen de afgelopen jaren in Lelystad sterk verbeterd is, neemt niet weg dat deze groepen nog altijd slechter dan gemiddeld scoren. Met name mensen die een accumulatie van achterstanden hebben, scoren verhoudingsgewijs slecht op de leefsituatieindex. Positief is wel dat deze verschillen binnen Lelystad kleiner worden.
Toelichting op de constructie van de Leefsituatieindex Theorie van leefsituatie en index Het SCP beschrijft het sociale domein aan de hand van een model waarin vijf sferen worden onderscheiden. In figuur 1 is het model schematisch met vijf ballonnen weergegeven. Figuur 1: Sociale domein
Centraal staat de verbetering van de leefsituatie van de burger - oftewel de kwaliteit van zijn bestaan. Het model gaat uit van een causale relatie tussen individuele hulpbronnen (zoals onderwijs, arbeid en inkomen) en deze leefsituatie: hoe meer hulpbronnen een persoon bezit, hoe groter de kans op een betere leefsituatie. De overheid oefent met haar beleid zowel indirect invloed uit op de beschikbaarheid van deze bronnen als meer direct op de leefsituatie zelf. De sociale en fysieke omgeving18 behelzen eveneens belangrijke condities voor de leefsituatie van de individuele burger. Naast de meer objectieve situatie waarin iemand verkeert – gevat in deze drie sferen is de subjectieve waardering die iemand heeft voor (onderdelen van) zijn leefsituatie en de mate waarin hij meer of minder gelukkig is. Een relatief goede situatie zal niet altijd als zodanig worden herkend, bijvoorbeeld omdat de verwachtingen hoger liggen. Al deze elementen vormen samen het sociale model dat als denkkader ten grondslag ligt aan de leefsituatieindex. Vanuit de gedachte om inzicht in de leefsituatie als geheel te verkrijgen op een geïntegreerde, samenvattende manier ontwikkelt het Sociaal Cultureel Planbureau al sinds 1974 een instrument: de leefsituatieindex. Een belangrijke stap in het ontwikkelen van de leefsituatie-index was het bepalen van de domeinen die opgenomen moesten worden onder het brede, kapstokbegrip leefsituatie. Een belangrijk uitgangspunt was dat de hoofdtaak van het SCP er uit bestaat beleidsaanbevelingen te geven aan de overheid. Om deze reden werden domeinen geselecteerd die, min of meer, door overheidsbeleid beïnvloed kunnen worden. Daarna werden binnen deze domeinen de indicatoren bepaald, evenals de variabelen waaruit indicatoren bestaan. In tabel O1 is een overzicht gegeven van deze domeinen en indicatoren.
18
Onder de sociale omgeving wordt hier de mate van maatschappelijke participatie en de beleving van sociale contacten bedoeld. Onder de fysieke omgeving wordt hier de woning en woonomgeving bedoeld.
Tabel O1 Domeinen en indicatoren Domeinen (8) Wonen
Gezondheid Consumptieg oederen Vrijetijdsactiviteiten Mobiliteit Sociale participatie Sport Vakantie
Indicatoren binnen elk domein Eigenaar of huurder Woningtype Aantal kamers Oppervlakte woonkamer Belemmering dagelijkse bezigheden Belemmering vrijetijdsbesteding Aantal huishoudelijke artikelen Aantal hobby artikelen Aantal hobby’s Aantal sociaal-culturele activiteiten Lidmaatschap van organisaties Autobezit Bezit abonnement OV-kaart Vrijwilligerswerk Sociaal isolement Aantal keer sporten per week Aantal verschillende sporten Op vakantie afgelopen jaar Naar het buitenland op vakantie
Volgens het SCP geven deze indicatoren samen een geobjectiveerde beschrijving van de leefsituatie. Bewust wordt gekozen voor de term ‘geobjectiveerd’ en niet van ‘objectief’ omdat er uiteraard een normatief, en daarmee ook subjectief, element zit in het kiezen en operationaliseren van de indicatoren die gebruikt worden (SCP, 2005b). Vervolgens komt de vraag op welke manier de verschillende domeinen en indicatoren tot één enkele index kan worden gereduceerd. Om economische indicatoren te vergelijken en op te tellen kunnen geldeenheden worden gebruikt, bij sociale indicatoren ontbreekt een dergelijke eenheid. Net zo min als er een algemene theorie voorhanden is om het relatieve belang van de domeinen en indicatoren te wegen, is er geen breed gedragen theorie om de indicatoren tot één index te combineren. Omdat er geen externe criteria zijn waarop het ‘gewicht’ van de indicatoren kan worden gebaseerd, heeft het SCP gekozen voor een pragmatische oplossing. Als uitgangspunt werd genomen dat de indicatoren allemaal betrekking hebben op eenzelfde dimensie, namelijk de leefsituatie, en dat ze daar een positieve of negatieve bijdrage aan leveren. Bovendien zou de index cumulatie-effecten moeten laten zien: iemand die op vier domeinen achterstand heeft zou op de index slechter moeten scoren dan iemand die op twee domeinen achterstand heeft. Tot slot was een uitgangspunt dat de index op individueel niveau berekend zou moeten kunnen worden,
omdat het SCP niet alleen de ontwikkeling van Nederland als geheel wilde bekijken, maar ook voor verschillende sociale groepen in de samenleving. Techniek De index wordt vervolgens met behulp van statistische technieken gegenereerd, op basis van de wiskundige samenhang tussen indicatoren in de acht domeinen (SCP, 2005b p.3). Kort samengevat: de zwaarte van de verschillende indicatoren binnen de index wordt niet theoretisch vastgesteld, maar achteraf door de waargenomen samenhangen in de verzamelde gegevens. De leefsituatieindex 2008 is een geaggregeerd cijfer gebaseerd op de scores van 5.792 individuen op deze indicatoren. Simpel gesteld wordt per domein gekeken hoe de antwoordpatronen in hun onderlinge samenhang kunnen worden geclusterd. Daarbij is gebruik gemaakt van niet-lineaire canonische correlatieanalyse; oftewel het SPSS programma ‘OVERALS’. De eerste dimensie van deze OVERALS oplossing levert de basismeetlat om de leefsituatie te beschrijven. Het gemiddelde en de standaardafwijking worden herschaald tot 100 en 15 in het basisjaar. Als basisjaar voor Lelystad geldt 2004 (nulmeting). Dit programma berekent bovendien de gewichten voor de afzonderlijke indicatoren door de som van de itemtotaal correlaties te maximeren. De domeinen worden niet alleen theoretisch, maar ook in het programma onderscheiden door ze van tevoren op te geven. Hierdoor wordt voorkomen dat domeinen met meer indicatoren dan andere domeinen de dimensies gaan overheersen (OVERALS geeft dus elk domein een gelijk gewicht). Bovendien zorgt de berekening hierdoor dat de samengestelde index een cumulatie oftewel optelling is van de afzonderlijke domeinen. In een later stadium van analyseren is het dan mogelijk om ook te kijken naar indexscores voor de afzonderlijke domeinen. Dat komt omdat elke indicator (en zelfs elke antwoordcategorie binnen de indicatoren) herschaald en gewogen wordt. Het komt er in het kort op neer dat de indexscore per domein verkregen wordt door de gewogen categoriescores op te tellen. In feite is de totale indexscore een optelling van de domeinscores.
Voor de vergelijking met de landelijke scores in 2008 zijn de gewichten die het programma OVERALS berekend heeft op basis van de landelijke data toegekend aan de data van Lelystad. Daardoor is opnieuw een leefsituatiescore voor Lelystad berekend die vergelijkbaar is met die van Nederland in 2008. Landelijk kwam de gemiddelde score uit op 105 . Deze gemiddelde score was een gemiddelde gebaseerd op alle volwassenen inclusief 80-plussers (5% van de responsgroep). In Lelystad is de vragenlijst Leefsituatieonderzoek niet aan 80-plussers voorgelegd. De benadering van deze groep vereist een meer intensieve onderzoeksmethode. In Lelystad maken de 80plussers een minder grote groep uit van de populatie dan in Nederland.
Beknopte onderzoeksverantwoording Het leefsituatieonderzoek 2008 is uitgevoerd in september 2008. Er is een steekproef van 3.000 inwoners van 18 t/m 79 jaar uit de gemeentelijke basisadministratie getrokken. Ook zijn 1.666 leden van het LelyStadsPanel (LSP) benaderd. De steekproef had een respons van 34% en van het LSP 82%. In totaal hebben 2.390 inwoners meegewerkt aan het onderzoek. 57% heeft de vragenlijst digitaal ingevuld, dit waren allen panelleden. De overige respondenten, zowel uit de steekproef als panelleden hebben een schriftelijke enquête ingevuld. Om de onderzoeksresultaten representatief te maken voor de inwoners van de gehele stad is gewogen op de kenmerken geslacht, leeftijd, opleiding, en de gemiddelde WOZ woningwaarde van de omliggende buurt. Een en ander is uitgebreid te lezen in een apart rapport over de ‘onderzoeksverantwoording’.
BIJLAGE 1: TABEL A VERSCHILLEN IN LEEFSITUATIE NAAR ACHTERGRONDKENMERKEN 2004-2006-2008 Nederland19
Lelystad 2004
2006
2008
2004
2006
2008
105
106
108
102
104
105
Man
106
107
108
102
105
105
Vrouw
104
104
107
102
103
105
18-24
106
105
108
105
108
108
25-34
107
106
108
106
107
109
35-44
107
108
109
106
108
109
45-54
106
108
109
105
105
108
55-64
103
106
107
101
104
106
65-74
92
99
103
95
98
98
75+
87
87
98
79
85
83
autochtoon
106
107
108
102
105
-
westerse allochtoon
101
104
107
102
102
-
niet-westerse allochtoon
98
99
103
94
96
-
Alleenstaand
95
96
98
93
94
96
Eén ouder met thuiswonend(e) kind(eren)
100
97
102
98
99
101
104
107
109
103
104
105
108
109
112
106
108
110
laag
97
99
101
96
95
98
midden
107
108
109
104
106
106
hoog
111
112
113
110
111
113
werkt niet
95
98
101
94
96
97
werkt <12 uur p/w
109
106
111
107
109
109
werkt >12 uur p/w
109
110
111
108
108
109
Allen Geslacht
Leeftijd
Herkomst
Huishoudtype
Twee volwassenen, geen (thuiswonende) kinderen Twee volwassenen met thuiswonende kind(eren) Opleiding
Arbeidsmarkt
19
SCP 2009, De sociale staat van Nederland
BIJLAGE 2. TABEL B VERSCHILLEN TUSSEN LELYSTAD EN LANDELIJKE REFRENTIEGROEPEN NAAR ACHTERGRONDKENMERKEN Verschil tussen Lelystad 2008 – NL 2008 per referentiegroep Allen
Verschil tussen Lelystad 2008 – NL gemiddelde 2008 (105)
3
3
3 2
3 2
0 -1 0 1 1 5 15
3 3 4 4 2 -2 -7
n.b. n.b. n.b.
3 2 -2
2 1 4 2
-7 -3 4 7
3 3 0
-4 4 8
4 2 2
-4 6 6
Geslacht
Man Vrouw
Leeftijd 18-24 25-34 35-44 45-54 55-64 65-74 75+ Herkomst autochtoon westerse allochtoon niet-westerse allochtoon Huishoudtype Alleenstaand Eénoudergezin Gezin zonder kinderen Gezin met kinderen Opleiding laag midden hoog Arbeidsmarkt werkt niet werkt <12 uur p/w werkt >12 uur p/w