De landbouwer als landschapsbouwer www.linkeveld.be
7 Het landschap in het Meetjesland 2. De geschiedenis van de landbouw weerspiegeld in het landschap Overzicht: • Vanaf middeleeuwen: eerste golf van ontginningen –> ging geleidelijk verder tot de eerste helft van de negentiende eeuw. • Op het einde van de negentiende eeuw t.e.m. het Interbellum kondigde de moderne landbouw zich aan. Mechanisatie, gebruik van kunstmeststoffen en andere modernisaties wonnen steeds meer belang in de landbouw. Er was sprake van een langzame transitie. Elementen uit de oude en de moderne landbouw functioneerden gedurende meerdere decennia naast elkaar. • Na de Tweede Wereldoorlog echter kende de landbouw een zeer snelle ontwikkeling wat leidde tot schaalvergroting en intensifiëring. Dit had sterk (negatieve) ingrepen in het landschap tot gevolg. De ruilverkavelingen droegen daar sterk aan bij. Vooral de kleine landschapselementen verdwenen gestadig. • Een kentering in het beleid komt vanaf de jaren 1990. Ruilverkavelingsprojecten beogen vandaag meer dan een eenvoudige perceelshergroepering. Zij zorgen voor de herstructurering van het landbouwgebied passend in een multifunctionele inrichting van het buitengebied. Het traditionele landschap – met zijn talrijke kleine landschapselementen – wordt langzaamaan in ere hersteld.
18
De landbouwer als landschapsbouwer www.linkeveld.be
7 Het landschap in het Meetjesland 2.1 Van overlevingslandbouw… 11e eeuw –> eerste helft 19e eeuw In de middeleeuwen kwam er in West-Europa een einde aan de lijfeigenschap. Vanaf de elfde eeuw konden steeds meer boeren op een zelfstandige basis – als eigenaars, pachters of deelpachters – een landbouwbedrijf exploiteren. Centraal stond het kleine landbouwbedrijf dat in gezinsverband werd uitgebaat. Alle bedrijven waren gemengde bedrijven. De grondbewerking en het oogsten gebeurde met eenvoudige instrumenten en de oppervlaktes van de percelen waren beperkt door de intensiteit van bewerking. De gezinslandbouweconomie was in de eerste plaats een overlevingslandbouw, een combinatie van zelfvoorziening met beperkte inkomsten uit de verkoop van sommige akkerbouwproducten. In de middeleeuwen werd voor de eerste maal sterk in het Meetjeslandse landschap ingegrepen. Het Meetjesland – met uitzondering van het Krekengebied – was overdekt door heidevelden en bossen. Door een grote golf van ontginningen, waarbij landbouwgrond gewonnen werd op de ‘woeste grond’, evolueerde het landschap sterk. We kunnen hierin vier verschillende evoluties onderscheiden, naargelang het landschapstype binnen het meetjesland. Landschapstypes in het Meetjesland 1. Het Centrale of Eigenlijke Meetjesland 2. Het Krekengebied 3. De Veldgebieden 4. Kouter- en Bulklandschappen
2
1. 3.
4. 3.
19
De landbouwer als landschapsbouwer www.linkeveld.be
7 Het landschap in het Meetjesland
1. Het centrale of eigenlijke Meetjesland Vanaf de dertiende eeuw vinden er betekeniswaardige ontginningen plaats. Voordien zijn er vooral uitgestrekte, woeste gronden, de zogenaamde wastines. In de loop van de 13e eeuw stijgt het bevolkingsaantal. Meer landbouw wordt in cultuur gebracht. Om de afwatering in het central Meetjesland mogelijk te maken, graven de bewoners ontelbare grachten en greppels. Ze maken grote blokken land vrij en verdelen dit op hun beurt in smallere stroken, gescheiden door grachten. Langs de afwaterings- en scheidingsgrachten worden traditioneel elzenrijen en knotbomen geplant.
20
De landbouwer als landschapsbouwer www.linkeveld.be
7 Het landschap in het Meetjesland
2. Het Krekengebied De ontstaansgeschiedenis van het typische landschap van het Krekengebied kent een vrij dramatisch verloop. De meeste dorpen en bewoning die er vanaf de middeleeuwen voorkwamen, zijn vergaan tijdens de overstromingen tussen de 14e en de 17e eeuw. Na de overstroming aan het eind van de 14e eeuw, werd het krekengebied eerst tot een kustvlakte omgevormd en later, door toedoen van de mens, opnieuw ingedijkt met vorming van polders. Het huidige landschap is vooral door de inpolderingen in de 17e eeuw ontstaan. De complexe overstromingsgeschiedenis heeft sporen in het actuele landschap nagelaten. Overal verspreid liggen kreken en zijn er restanten van dijkdoorbraken. Het hele krekengebied is een lappendeken van geulen, grachten, kanaaltjes, bredere bekkens, wielen, plassen en plasjes. Men kan het krekengebied in twee delen opdelen: het Braakmanpoldergebied in het oosten en het krekengebied in het westen. • De meanderende kreken in het getijdengebeid ten zuiden van de Braakman zijn ontstaan vanaf het einde van de 13e en 14e eeuw door verschillende stormvloeden en overstromingen vanuit de Westerschelde. • De kreken in de omgeving van Sint-Laureins zijn eerder rechthoekig van vorm. Ze zijn vooral het resultaat van opzettelijke overstromingen tijdens de 16e en de 17e eeuwse godsdienstoorlogen. Het huidige, open landschap wordt gekenmerkt door akkerland als voornaamste bodemgebruik. Het geheel heeft visueel landschappelijk een grootmazig patroon. De populierenrijen langs de dijken, watergangen en sloten vormen een belangrijk landschapskenmerk. De bewoningskernen situeerden en situeren zich nog steeds op de hoger gelegen zandruggen.
21
De landbouwer als landschapsbouwer www.linkeveld.be
7 Het landschap in het Meetjesland
3. De Veldgebieden: de cuesta’s van Zomergem-Oedelem, LotenhulleHertsberge en de veldlandschappen Binnen dit landschapstype hangt de landschapsvorming sterk samen met het verhaal van de veldlandschappen. Omdat de gronden op de hoger gelegen cuesta-ruggen beter gedraineerd zijn en iets lemiger – dus vruchtbaarder – ontwikkelen zich daar de eerste nederzettingen. Vanuit die oude nederzettingen heeft men getracht ook de gronden in de omgeving te ontginnen, maar die bleken onvruchtbaar of onbewerkbaar te zijn. In het Bulskampveld bijvoorbeeld – dat in het Meetjesland uitloopt tot in Aalter – bleek de bodem te bestaan uit zure uitgeloogde zandgrond die zeer arm is. Deze arme gronden worden dan ook aanvankelijk gebruikt als extensief graasland voor schapen en geiten. Ook het Maldegemveld bleek ongeschikt te zijn voor landbouw. Door de aanwezigheid van een ondiepe kleilaag maakte de daarop ontstane stuwwatergronden de bodem onbewerkbaar. Binnen de eigenlijke ontginning van deze woeste gronden kan men drie fasen onderscheiden: • Tussen de 10e en de 13e eeuw wordt het aanwezige bos door houtwinning en begrazing aangetast. Zo ontstaan de woeste gronden: de wastines of veldgebieden. • Tussen de 13e en de 14e eeuw tracht men het veldgebied om te zetten naar akkerland onder leiding van machtige hoeven en abdijen. Deze pogingen mislukken door de onvruchtbare gronden en de ongunstige economische situatie. De gronden degraderen opnieuw tot woeste gronden. • Vanaf de 18e en vooral vanaf de 19e eeuw gaat men uit vrees voor houttekort systematisch herbebossen. Voor sommige veldgebieden betekent dit het begin van bloeiende bosbouwbedrijven (o.a. het Drongengoed in Ursel). In de loop van de 19e eeuw wordt het dan mogelijk om delen van het bos en de woeste gronden om te zetten in akkerland. Het bosareaal krimpt in. Op tal van plaatsen blijven de bosdreven behouden.
22
De landbouwer als landschapsbouwer www.linkeveld.be
7 Het landschap in het Meetjesland
4. Het kouter- en bulkenlandschap: open en gesloten landschappen Binnen dit gebied liggen de kwalitatief betere gronden. Hier kan men dan ook reeds vanaf de prehistorie de ontwikkeling van de eerste akkerlanden terugvinden. Vanaf de middeleeuwen wordt meer landbouwland ontgonnen: • De vroegere akkers worden herverkaveld. Ze worden samengevoegd en uitgebreid en er ontstaan uitgestrekte open kouters1. • De bulken zijn algemeen zandlemige gronden op de lagere komgronden, tussen de kouterruggen en de laaggelegen rivier- en beekgronden. Langs de perceelsranden en grachten worden elzenhoutkanten en knotbomen aangeplant. Die geven het bulkenlandschap een gesloten karakter (cf. beloken, beluiken, bulken: afgesloten). • In het eigenlijke overstromingsgebied van de rivieren en beken lagen dan weer de meersen. Zij werden doorgaans als hooiland gebruikt. Ze worden gekenmerkt door een strookvormige percelering met perceelsrandbegroeiing. Oorspronkelijk waren de meersen een vrij open landschap. Door de sterke opdeling van de gronden en de perceelsrandbegroeiing ontstaat ook hier uiteindelijk een gesloten landschap.
1
Kouter is afgeleid van het Latijnse cultura en betekent bebouwd land. In Vlaanderen en
Brabant is kouter de naam van de akkercomplexen uit de Gallo-Romeinse tijd of de vroegste middeleeuwen.
23
De landbouwer als landschapsbouwer www.linkeveld.be
7 Het landschap in het Meetjesland 2.2 Naar de moderne landbouweconomie Einde 19e eeuw –> eerste helft 20e eeuw
De overgang van de oude overlevingslandbouw naar een moderne landbouweconomie is op het einde van de negentiende eeuw ingezet. De veranderingen in de sector waren ingrijpend, maar verliepen geleidelijk. De tijdspanne tussen 1880 en 1950 kan het best worden omschreven als een periode van transitie. Verschillende factoren lagen aan de basis van die transitie: • de uitbreiding van de transportinfrastructuur, • de grootschalige invoer van goedkope granen uit de ‘nieuwe wereld’, • ingrijpende technologische en wetenschappelijke vernieuwingen in de landbouw, • de toenemende aankoop van inputs buiten het landbouwbedrijf, zoals scheikundige meststoffen en • de stijgende aandacht van de overheid en de landbouwersverenigingen voor landbouwonderwijs en professionele kennisoverdracht.
24
De landbouwer als landschapsbouwer www.linkeveld.be
7 Het landschap in het Meetjesland
Elementen uit de oude en de moderne landbouw functioneerden gedurende meerdere decennia naast elkaar. Het landbouwbedrijf bleef opgebouwd rond het gezin en behield meestal een gemengd karakter, met een combinatie van akkerbouw, veeteelt en soms tuinbouw. Pas na de Tweede Wereldoorlog, en meer bepaald vanaf de jaren 1950, heeft het moderniserings- en mechanisatieproces met een sterke ontmenging en specialisatie zich doorgezet.
2.3 Na-oorlogse landbouw: een verarming van het landschap… Eerste helft 20e eeuw –> jaren 1990
De eeuwenoude symbiose tussen landbouw, landschap en natuur is de laatste decennia sterk gestoord als gevolg van allerlei technologische en maatschappelijke evoluties. De landbouw is namelijk door de spectaculaire groei en industrialisering na de Tweede Wereldoorlog steeds verder ontkoppeld van de ecologische en sociale omgeving. Hierdoor is de landbouw sterk gaan intensifiëren. Dit maakt dat heden ten dage de landbouw medeverantwoordelijk is voor problemen zoals eutrofiëring, afname van biodiversiteit en het verdwijnen van kleinschalige landschapselementen. De kwaliteit van het cultuurlandschap, dat immers is ontstaan in een wisselwerking tussen landbouwactiviteiten en natuurlijke gebiedskenmerken, is hierdoor sterk afgenomen. 25
De landbouwer als landschapsbouwer www.linkeveld.be
7 Het landschap in het Meetjesland
De landbouw had uiteraard altijd al een impact uitgeoefend op het milieu en het landschap. Maar de schaalvergroting en specialisering brachten een aantal nieuwe, specifieke problemen met zich mee. De sterke ontwikkeling van de niet-grondgebonden veehouderij creëerde een overschot aan mest. Ook het gebruik van kunstmest steeg aanzienlijk. Een aantal gewasbeschermingsmiddelen bleken niet zo onschuldig als aanvankelijk werd gedacht. De mechanisering en het gebruik van grote machines leidden soms tot bodemerosie en vormden tevens de aanleiding om de percelen te vergroten en hagen en houtwallen te rooien. Lintvormige landschapselementen verdwenen. Onder druk van milieu- en natuurverenigingen en van consumenten heeft de landbouwsector sedert de jaren 1980 meer oog voor de relatie landbouw en milieu en worden oplossingen uitgewerkt. Iedereen is het er mee eens: de landbouw van de toekomst moet en zal duurzaam zijn.
2.4 met ruilverkavelingen als middel Helft 20e eeuw –> jaren 1990 De overheid moedigde na WOII een herstructurering van het landbouwareaal aan. De verlangde modernisering en vooral mechanisering van de landbouwsector na de Tweede Wereldoorlog werd in België sterk immers belemmerd door de slechte ontsluiting van het cultuurareaal en de dominantie van de relatief kleine stukken landbouwgrond. De wet op de vrijwillige ruilverkaveling, uitgevaardigd in 1949, had evenwel weinig succes: de goedgekeurde aanvragen omvatten amper 215 hectare. Nochtans bood het concept van agrarische ruilverkavelingen een drietal belangrijke exploitatiegerichte voordelen: • Vooreerst zorgde deze ingreep voor een uitbreiding van het cultuurareaal. Hagen en haagkanten, afsluitingen en niet-productieve grondstroken verdwenen. • Ten tweede verhoogde de arbeids- en grondproductiviteit, aangezien de grotere percelen op een meer efficiënte wijze konden worden bewerkt. • Ten derde zorgde de ruilverkaveling ervoor dat de landbouwers kleinere afstanden moesten afleggen, wat een gevoelige kostenbesparing opleverde. De troeven voor de landbouwer van een actief ruilverkavelingsbeleid
26
De landbouwer als landschapsbouwer www.linkeveld.be
7 Het landschap in het Meetjesland
werden in tal van West-Europese landen al snel ingezien, soms zelfs al voor de Eerste Wereldoorlog. In België kreeg de ruilverkaveling pas een publiek-rechterlijk karakter met de wet van 25 juni 1956. Het opzet bestond erin om verspreid liggende percelen te hergroeperen, rekening houdend met de kwaliteit ervan – zowel eigendoms- als gebruikspercelen – de bereikbaarheid en geschiktheid te optimaliseren via het aanleggen of verbeteren van wegen en waterlopen, en het uitvoeren van grondverbeteringswerken, bijvoorbeeld het draineren van waterrijke gronden. De invloed van de ruilverkavelingen was dikwijls ingrijpend, zeker in de Antwerpse Kempen en in Limburgs Haspengouw. Het nivelleren van oneffen percelen, het aanleggen van rechte wegen, het droogleggen van venen en moerassen, het rechttrekken van sloten en beken en het rooien van houtkanten en bomenrijen veranderden het gevarieerde cultuurlandschap in een relatief monotone, groene vlakte. Ook in het Meetjesland hebben diverse ruilverkavelingen plaatsgevonden (o.a. Maldegem).
27
De landbouwer als landschapsbouwer www.linkeveld.be
7 Het landschap in het Meetjesland 2.5 Ruilverkaveling wordt landinrichting Jaren 1990 –> Heden Omstreeks 1990 volgde een ommekeer in het beleid. Een belangrijke institutionele ingreep was de oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM, in 1988) die voortaan op Vlaams niveau het beheer van de ‘groene ruimte’ en het agrarisch landschap zou organiseren. De ruilverkavelingsprojecten kregen een nieuwe identiteit. Ruilverkavelingsprojecten beogen vandaag meer dan een eenvoudige perceelshergroepering. Zij zorgen voor de herstructurering van het landbouwgebied passend in een multifunctionele inrichting van het buitengebied. Naast de ruilverkaveling werd zelfs een nieuw instrument gecreëerd: de landinrichting (VLM). Landinrichtingsprojecten willen grote gebieden zodanig inrichten dat alle facetten die in het gebied aanwezig zijn (milieu, natuur, landbouw, recreatie, cultuurhistorie), zich volwaardig kunnen ontwikkelen. In dat kader werden sinds het midden van de jaren 1990 natuurgebieden hersteld en (her)ingericht. Poelen, bossen, en kleine landschapselementen werden aangelegd, historische relicten gerestaureerd, kleine waterzuiveringssystemen opgezet.
U kan een voorbeeld van een inrichtingsplan in het Meetjesland terugvinden, met name de herinrichting van de Oude Kale, gelegen in het kouter- en bulkenlandschap. Het plangebied Oude Kale ligt in het noordoosten van het landinrichtingsproject Leie en Schelde. Het heeft een oppervlakte van ca. 440 ha en is gelegen op het grondgebied van de gemeenten Lovendegem (Lovendegem en Vinderhoute) en Nevele (Merendree) en de stad Gent (Drongen). Het is een valleigebied tussen Merendree en Vinderhoute van 100 à 600 m breed en ca. 5 km lang met de Oude Kale als meanderende beek. Ook aangrenzende meersen, kouter- en bulkengebieden zijn in het plangebied opgenomen. Zie downloadbaar document: Landinrichting oude Kale.pdf
28