De kunst van vandaag
Stella Lohaus en Hélène Vandenberghe © Flore Herman
is de kunst van morgen
Een kunstenaar die ernaar streeft actueel werk te creëren, kan niet vermijden dat zijn groeiende oeuvre met de jaren ook een historische dimensie krijgt. Met nieuwe werken kan hij steeds weer het actuele karakter op de voorgrond brengen, maar wanneer hij sterft, wordt zijn oeuvre definitief afgesloten. Wat dan? Wie zal er verder zorg voor dragen? Wie houdt het actueel? … Who cares?
Stella Lohaus en Hélène Vandenberghe aan de slag met het oeuvre van hun overleden vaders
6
Dit voorjaar overhandigde minister van Cultuur Sven Gatz de Vlaamse Cultuurprijs voor Beeldende Kunst 2014 aan de Bernd Lohaus Stichting. Die spant zich sinds 2012 in om het oeuvre van de overleden kunstenaar Bernd Lohaus steeds opnieuw in het actuele artistieke discours te plaatsen. Drijvende krachten achter de Stichting zijn weduwe Anny De Decker, oprichtster van de legendarische Wide White Space Gallery te Antwerpen, en Jonas en Stella, de kinderen van Lohaus. Vanuit Brussel breidt de Estate Philippe Vandenberg zijn werkingsgebied internationaal uit. Hier zijn het Hélène, Guillaume en Mo Vandenberghe, de drie kinderen van de overleden schilder-tekenaar-schrijver Philippe Vandenberg, die het oeuvre van hun vader van een toekomst verzekeren. Structuren als stichting, ‘maatschap’ (estate) en vzw zijn hot omdat ze hun nut bewijzen in de context waarin de kunstensector zich vandaag staande moet houden. Frank Herman, provinciaal museumconsulent en adviseur voor erfgoeddepots, gaat in gesprek met Stella Lohaus en Hélène Vandenberghe en peilt naar hun inzet voor het werk van hun respectieve vaders.
van Bernd. Archivarissen en kunsthistorici stonden echt niet in rijen aan te schuiven. Niemand contacteerde ons uit eigen beweging. Het werd als vanzelf een familieaangelegenheid. Om te beklemtonen dat het over iets veel breders gaat, hebben we in het tweede jaar na zijn overlijden de Bernd Lohaus Stichting opgericht.’ Hélène Vandenberghe: ‘Ook bij ons is het zeer natuurlijk verlopen. Toen mijn papa stierf, heb ik samen met mijn twee broers het immense atelier, met daarin enorm veel werken, geopend. Mijn vader had aangekaart dat hij bezorgd was over de toekomst van zijn werk na zijn dood. Wij drieën stelden hem gerust en beloofden hem er zorg voor te dragen. Dat was vanzelfsprekend. Belangrijk
Lohaus: ‘De eerste man die een kind ziet, is zijn vader. En omdat mijn vader kunstenaar was, was het eerste kunstwerk dat ik zag, een werk van hem’
Wat trok je over de streep om je, na het overlijden van je vader, intensief te buigen over zijn oeuvre? Het is toch een beslissing die een grote impact heeft op de verdere inrichting van je leven? Stella Lohaus: ‘Zo heb ik het nooit bekeken: “Waarom zou ik dat doen?” De vraag was eerder: “Waarom zou ik dat niet doen?” Bernd stierf niet onverwacht. En toch stond de wereld op dat moment stil. Freeze. Ik was galeriehoudster, werkte met hedendaagse kunstenaars, en vroeg me af wie zich zou bezighouden met het oeuvre
is dat we goed overeenkomen en op dezelfde lijn zitten. Dat maakt samenwerken een stuk makkelijker. We zijn ook complementair. Mijn ene broer is architect en de andere filmmaker. Ik run de Estate, maar we beslissen samen en hebben elk onze verantwoordelijkheden. Een echt triumviraat.’ Kwam tijdens Bernd Lohaus’ laatste levensjaren het beheer van zijn werk ter sprake? Lohaus: ‘Mijn vader was nooit als kunstenaar verbonden aan mijn galerie, maar bij het vijf- en tienjarig jubileum ervan organiseerde ik wel samen met hem solotentoonstellingen rond 7
zijn werk. Ik wou geen groepstentoonstelling en ook geen duotentoonstelling met een kunstenaar van de galerie. Dat zou het organisch evenwicht tussen de kunstenaars van de galerie verstoord hebben. De eerste man die een kind ziet, is zijn vader. En omdat mijn vader kunstenaar was, was het eerste kunstwerk dat ik zag, een werk van hem. Ik kon hem echter niet vertegenwoordigen. Als je er te dicht op zit, kan je niet professioneel werken, zeker niet bij leven. Die tentoonstellingen eindigden dan ook in ruzie. Het rare is dat ik nu heel graag rond Bernd werk. De oprichting van de Stichting veranderde veel. Ik was er niet op voorbereid om me met zijn oeuvre bezig te houden. Hoewel kinderen weten dat ze hun ouders zullen moeten begraven, spraken we daar niet over, noch over de juridische kant van de zaak, noch over hetgeen er concreet moest gebeuren ... Zelfs niet tijdens de laatste vijf jaar van zijn leven, toen hij longkanker had.’ Ging je na de beslissing meteen aan de slag met de praktische uitwerking ervan? Vandenberghe: ‘Ik ben nog een viertal maanden voor BOZAR blijven werken, maar dan heb ik mijn ontslag gegeven. Ik was de assistente van directeur Paul Dujardin. Werken voor Paul én voor mijn vader was te veel van het goede. Misschien ligt het aan mijn karakter, maar ik focus me liever op één ding. Daar ga ik dan 100 % voor.’ Lohaus: ‘Bernd is in november 2010 overleden. Op dat moment heb ik beslist dat ik voor de nalatenschap van mijn vader zou zorgen. In januari 2011 heb ik mijn kunstenaars verteld dat ik met de galerie stopte. Ik trok een zestal maanden uit om andere galerieën voor hen te zoeken. De geprogrammeerde tentoonstellingen tot juni werkte ik af. Als je iets niet op een goede manier afrondt, kan je niet op een goede of neutrale manier aan
Veel erfgenamen hebben het moeilijk om die eerste cruciale vraag te stellen: ‘Is het oeuvre wel waardevol genoeg?’ Bernd Lohaus en Philippe Vandenberg zijn relatief bekende kunstenaars, alle twee met ups en downs in hun carrière. Hoe kon je als erfgenaam inschatten: ‘Ja! Het is het waard!’?
Vandenberghe: ‘Er zijn zoveel mensen die je willen helpen. Maar vaak blijkt er dan toch eigenbelang mee gemoeid te zijn … We hebben geleerd dat je uiteindelijk alles zelf moet doen’
Bernd Lohaus, Fremdkörper © Frank Herman
het volgende beginnen. Nadien heb ik bijna een half jaar uitgerust. Toen pas merkte ik hoe moe ik was … In de lente van 2012 ben ik dan effectief gestart met de zorg voor de nalatenschap van mijn vader. Alles kon eerst stil en rustig worden, tot stilstand komen … Een kunstwerk gaat niet kapot van een paar spinnenwebben.’ Het opstarten van een stichting of maatschap is een verhaal van alles stilleggen, alles fotograferen, alles documenteren. Zijn jullie daar op een natuurlijke manier toe gekomen, of zijn er mensen die jullie geadviseerd hebben?
Vandenberghe: ‘Beide. Het was een samenloop van omstandigheden. Ik ben kunsthistorica, dus ik had wel de reflex om alles te bewaren. Toch hebben we ook bij heel veel mensen advies ingewonnen. Uiteindelijk vielen we wel terug op wat we intuïtief aanvoelden: eerst alles stilleggen en inventariseren. Er zijn zoveel mensen die je willen helpen. Maar vaak blijkt er dan toch eigenbelang mee gemoeid te zijn … We hebben geleerd dat je uiteindelijk alles zelf moet doen. Hoewel we aanvankelijk geloofden dat we een kleine garnaal waren, ontdekten we al snel dat we veel meer wisten dan we zelf dachten …’ 8
Lohaus: ‘Mijn vader was inderdaad op een bepaalde manier een bekend kunstenaar. Jan Hoet deed veel voor hem, bijvoorbeeld in Kassel met Documenta 1992. Maar in vergelijking met sommige generatiegenoten is Bernd niet ten volle naar waarde geschat. Dat hangt ook samen met zijn Duitse afkomst. Doordat hij naar België is verhuisd, kennen in Duitsland niet zoveel mensen zijn werk. Anderzijds behoort hij ook niet tot de Belgische kunstcanon omdat hij met de Duitse taal bleef werken. Zo viel hij tussen twee stoelen. Ik ben er wel altijd van overtuigd geweest dat zijn werk later zou komen bovendrijven. Er gaat een bepaalde kracht van uit, een grote stabiliteit ook. Kijk maar naar de grote werken ICH, DU, JA en NEIN. Ik ga niet zo ver om te beweren dat mijn vader een existentiële twijfelaar was, maar aspecten in zijn werk benaderen het ‘labiele’, het ‘misschien’, het ‘ODER’ en het ‘ALS’. Met dat discours was mijn vader voor op zijn tijd. Vandaag merk ik dat
jonge curatoren zijn werk opnieuw oppikken. Onlangs was er in Berlijn een groepstentoonstelling, Poetic Minimalism, waar het minimale, inclusief het psychologische, gecombineerd werd met het filosofische. Het oeuvre van Bernd was er de centrale referentie voor kunstenaars van een jongere generatie. Ik ben fier dat Bernd na zo veel decennia eindelijk een galerie in Berlijn heeft. Het is nooit te laat.’ Vandenberghe: ‘Ons verhaal is anders. Mijn vader behoorde wel tot de Belgische kunstscene, ook al legde hij een ongewoon parcours af. Hij had een haat-liefderelatie met de kunstwereld. Vaak stond hij - bewust of onbewust - tussen zijn werk en de kijker. Zowel als persoon als in zijn werk was hij zeer polemisch en radicaal. Grote breuken kenmerken zijn oeuvre: het gaat van figuratief naar abstract, over het geometrische tot het iconografische en het symbolische ... Verzamelaars en curatoren konden vaak niet volgen. Inhoudelijk ging het wel steeds over la condition humaine …’
uit de jaren zeventig, die in België niet bekend zijn. Voor hen waren dat eyeopeners en ze wilden ze graag tentoonstellen. Met de Stichting kunnen we vandaag zonder problemen een bruikleenformulier invullen. Als men daarentegen anno 2000 met Bernd zelf had moeten onderhandelen … Als een curator zegt: “Die werken uit de jaren zeventig bekoren me”, dan denkt de kunstenaar: “Wat ik nu doe, vindt die curator niet goed.” Een kunstenaar denkt voorwaarts en is niet bezig met zijn archief of met het catalogeren.’ Vandenberghe: ‘Waarom hebben we advies gevraagd over de kwaliteit van het oeuvre? Natuurlijk vinden wij het werk van onze vader fantastisch, maar als kinderen zijn we subjectief. Hoewel mijn vader op het einde van zijn carrière nog wel kon leven van wat hij verkocht, maakte hij geen deel meer uit van echt belangrijke collecties. Hij werd ook niet meer vertegen-
woordigd door een sterke galerie. Ik wilde niet de gefrustreerde dochter zijn die tegen wil en dank zijn werk overal zou promoten terwijl iedereen zei: “Is ze blind? Dat werk is niet goed genoeg.” Je moet de confrontatie met de waarheid over de kwaliteit durven aangaan. We vertrouwden vooral op kunstenaars die er zelf geen enkel voordeel bij hadden om een werk goed of slecht te vinden: Berlinde De Bruyckere, Peter Buggenhout, Dirk Braeckman, Walter Swennen ..., allen kunstenaars die internationaal erkend zijn. Mijn vader was in België zo gestigmatiseerd dat curatoren en mensen uit de Belgische kunstscene die hem kenden, niet meer echt naar zijn werk konden kijken, en het dus ook niet meer zagen. Jonge en buitenlandse curatoren hebben een nieuwe, heldere kijk op zijn werk. Brett Littman van The Drawing Center in New York vindt het ongelooflijk hoe hij met taal omgaat in zijn tekeningen …
Bijna tegengestelde oeuvres: Lohaus en Vandenberg? Vandenberghe: ‘Zowel Lohaus als Vandenberg werkte met taal. Ze waren hierin pioniers in België. Mijn vader was al in de jaren tachtig met taal bezig. Dat discours is nu pas echt in de kunst aanwezig. Omwille van die taal wordt het werk van beide kunstenaars vandaag opnieuw opgepikt.’ Is er iets veranderd aan de omgang met het oeuvre van jullie vader? Lohaus: ‘Bernd had iets relatief wilds dat mensen die hem niet kenden, afschrikte. Daar moest je aan wennen. Maar blaffende honden bijten niet ... Er zijn nu mensen die vragen om bepaalde werken tentoon te stellen: werken “met taal” of werken “zonder taal” ... Laurent Busine, directeur van het MAC’s op de site van Grand-Hornu, en Phillip Van den Bossche, directeur van Mu.ZEE in Oostende, ontdekten zijn werken
Atelier Philippe Vandenberg – Estate Philippe Vandenberg © Joke Florial 2015
9
Ook Iwan Wirth van galerie Hauser & Wirth bevestigde dat het werk een grote kwaliteit heeft en een internationaal parcours verdient.’ Vroeger bevroor de familie vaak de omgang met een artististieke nalatenschap: er mocht niets verdwijnen, alles moest blijven zoals het was … Jullie zijn baanbrekers in de manier waarop jullie met het oeuvre van jullie vaders omgaan. Lohaus: ‘Een oeuvre waar een erfgenaam tien jaar op zit, verdwijnt samen met de kunstenaar in de vergetelheid. Dan begraaf je je vader een tweede keer, veel dieper. Het is een groot compliment dat hetgeen Hélène en ik op natuurlijke en spontane wijze doen als baanbrekend wordt gezien. Natuurlijk kennen we al bijna tien jaar het klappen van de zweep in de hedendaagse kunstwereld. In die zin zijn we niet blind of naïef ... Maar het verhaal van nalatenschap maken we wel voor de eerste en laatste keer mee. Uiteindelijk bestaat er dus geen verschil tussen het beheer van een collectie of het oeuvre van je overleden vader.’ Vandenberghe: ‘Een werk moet voortleven, in dialoog blijven staan met de wereld. Het werk zelf verandert natuurlijk niet, maar elke periode heeft zijn taal en manier van kijken. Het is belangrijk om kunst telkens opnieuw binnen de actuele context te interpreteren. Daarom vragen wij aan generatiegenoten, aan jonge kunstenaars of kunstenaars uit andere disciplines, om een selectie te maken van werken van onze vader. Bij elke keuze worden nieuwe elementen naar boven gehaald, zaken waar we niet bij stilstonden of die we zelfs nooit eerder opmerkten. Hetzelfde geldt voor curatoren en onderzoekers. Wij mengen ons ook niet in het inhoudelijke discours. Wij zorgen enkel voor de humus.’
Welke raad zou je nog meegeven aan kinderen van overleden kunstenaars? Hoe kunnen zij op een zinvolle manier omgaan met hun artistieke nalatenschap? Lohaus: ‘Niet te snel beslissen. De tijd doet zijn werk, ook op een heel positieve manier … Hopelijk kan je in contact komen met ervaringsdeskundigen. Je moet je goed informeren. Men mag overigens zowel Hélène als mij contacteren. Er zijn zeker honderd verschillen tussen de Estate Philippe Vandenberg en de Bernd Lohaus Stichting, maar er zijn ook minstens tweehonderd overlap-
dankzij een goede inventarisatie, het werk door en door leren kennen. En als bruggenbouwer moet je ook de verhouding van het oeuvre tot de buitenwereld kennen. Dat is wat je bent, een bruggenbouwer, niet meer of niet minder. Om verhalen te vertellen en het werk te interpreteren, sta je te dicht bij het werk. Je moet je plaats kennen, het gaat over het oeuvre, niet over jou.’ Heb je het gevoel dat je, door zo intensief met zijn oeuvre bezig te zijn, contact houdt met je vader? Lohaus: ‘Ja, maar op een abstracte manier. Ik kan sentimenteel worden wanneer ik door een oud fotoboek blader; dat is toch anders wanneer ik door een catalogus blader.’ Vandenberghe: ‘Toen mijn vader nog leefde, was ik zeker niet dagelijks met hem bezig. Dat is nu wel het geval. Op die momenten is hij echter een kunstenaar rond wie je werkt met abstracte gegevens en materiaal. Door een fotoboek bladeren gebeurt met een ander deel van je hersenen. Dan is hij je papa.’ Lohaus: ‘Ik vraag me wel altijd af wat Bernd gedaan zou hebben, niet toen, maar nu, mocht hij nog in leven zijn. Het is een nalatenschap, een archief, een deel van het verleden, maar het is ook een deel van het heden. Wat in het verleden ligt, is het leven met die persoon. Het oeuvre is het heden.’| H.V.C. F.H.
Lohaus: ‘Een kunstenaar waar een erfgenaam tien jaar op zit, verdwijnt in de vergetelheid. Dan begraaf je je vader een tweede keer, veel dieper’
Vandenberghe: ‘Een kunstwerk moet voortleven, in dialoog blijven staan met de wereld’ pingen. Toch moet je de uniciteit van je structuur voor ogen blijven houden, want die weerspiegelt de uniciteit van het oeuvre. Het mag niet de bedoeling zijn om alles wat wij doen blindelings of automatisch na te bootsen. Is een internationale galerie voor elk oeuvre te ambiëren? Natuurlijk niet. Maar het is goed voor Philippe Vandenberg. En ik ben heel fier dat Bernd, na zoveel decennia, eindelijk vertegenwoordigd wordt door een galerie in Berlijn. Hij heeft dat bij leven nooit mogen meemaken.’ Vandenberghe: ‘Je moet eerst, 10
www.berndlohaus.be www.philippevandenberg.be