DE Kop van Drenthe Verkenning van energielandschappen en energiemaatschappen
In opdracht van Opgesteld door Projectnummer Documentnaam Datum
Provincie Drenthe MWH B.V. M11B0542 Eindrapportage 14 februari 2013
Postadres Postbus 5076 6802 EB ARNHEM Nederland T +31(0)26 7513800 F +31(0)26 7513818
Bezoekadres Westervoortsedijk 50 6827 AT ARNHEM Nederland www.mwhglobal.nl
KVK Haaglanden 27 18 43 23 ING Bank Delft 65 93 74 331 IBAN NL 63 ING B 0659 374331/BIC INGBNL2A MWH is ISO 9001:2008 en VCA* gecertificeerd
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 februari 2013
Inhoudsopgave 1
2
Vraagstuk energielandschap Kop van Drenthe
1
1.1 Onderzoekvraag
1
1.2 Projectorganisatie
4
1.3 Gefaseerde uitvoering
4
Resultaten van het project DE Kop van Drenthe
7
2.1 Inleiding
7
2.2 Fase 1 – Energiepotentieel
7
2.3 Fase 2 – Draagvlakpeiling
8
2.4 Fase 3 – Klimaatatelier
9
2.5 Fase 4 – Leergemeenschap
10
Bijlagen
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8 Bijlage 9 Bijlage 10 Bijlage 11 Bijlage 12
11
Inventarisatie DE Kop van Drenthe Inventarisatie energiepotentieel per deelgebied Still homepage website Bierviltje Mediaberichten Websitebezoek Reacties via website Inzending van het dorp Zeijen Resultaten poll (website) Analyse potentie energiemaatschappen Analyse potentie energielandschap(pen) Presentatie Leergemeenschap
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 februari 2013
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 februari 2013
1 Vraagstuk energielandschap Kop van Drenthe
1.1
Onderzoekvraag
Alsof je een appel in een vingerhoed tracht te krijgen. Daarmee valt de ruimtelijke inpassing van duurzame energiebronnen in ons land te vergelijken. En dit betreft niet slechts windturbines, maar ook initiatieven rondom mest(co)- en allesvergisting, biomassacentrales en afvalverwerkingsbedrijven (met energieterugwinning). Circa vier van de tien windprojecten strandt in het planologisch traject, en meer dan de helft van de biomassaprojecten treft dit lot. Het ruimtelijke ordeningsstelsel vindt zijn oorsprong in het voorzorgsprincipe, kort gezegd ‘nee, tenzij…’ De vraag is of een operatie als de vervanging van onze fossiele energiehuishouding niet om een ‘ja, mits…’ paradigma vraagt. Immers willen we in 2020 de aan Brussel beloofde 16% groene energie ook daadwerkelijk binnen onze landsgrenzen opwekken, dan moet er uit een ander vaatje worden getapt. Op dit moment staat er 5% op de teller. Valley of death Hoe meer duurzame energiebronnen we aanboren, hoe moeilijker de ruimtelijke inpassing wordt. Het land raakt immers voller en voller met turbines en vergisters. En duurzame energieprojecten kunnen door hun geringe schaal en risicokarakteristieken de weg naar de kapitaalmarkt al zo moeilijk vinden. Indien projecten die deze Valley of death heelhuids zijn doorgekomen voor een deel ook nog stranden op het ruimtelijk aspect, kunnen we ons afvragen waar de trendbreuk vandaan moet komen. Den Haag of het dorpscafé Aangezien de energieconsumptie vooral in urbane gebieden is geconcentreerd, maar de energietransitie hier op ruimtelijke barrières stuit, zal de stad – net als in de tijd van de turfstekers – voor haar energievoorziening afhankelijk zijn van rurale gebieden. Dit brengt ons bij de vraag waar de energietransitie eigenlijk plaatsvindt, in Den Haag of in het dorpscafé. Daar waar burgers en lokale bestuurders elkaar informeel treffen en onderling idealen, vergezichten uitwisselen, blijken in ieder geval complexe processen in een stroomversnelling te kunnen komen. Als burgers en bestuurders gezamenlijk de schouders onder een lokale of regionale ambitie zetten, blijkt onze planologie rekbaarder en flexibeler dan gedacht. Niet de bestuurder zit aan het roer van de ruimtelijke ordening, maar de burger. Wanneer burgers de hand aan de ploeg slaan, blijken energieprojecten plotseling als paddenstoelen uit de grond te schieten. Daar ontstaan private of publiek-private energiecoöperaties die tot dusver geen van allen – intussen meer dan 100 – de martelgang naar de Raad van State hebben hoeven maken. De wieg van de personal computer stond in een café in Boca Raton (VS).
1
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 februari 2013
Sociaal kapitaal Bij succesvolle energieprojecten die van onderop worden geïnitieerd, speelt regionalisering vaak een prominente rol. ‘Regionalisering’ betekent in de eerste plaats: maximale benutting van wat regionaal beschikbaar is. We kunnen twee typen regionalisering onderscheiden. 1. Het benutten van regionale vormen van organisatie, zoals een regionale of lokale cultuur van (sociale en economische) verbondenheid en eensgezindheid, en daaruit voortvloeiend een ambitie om gezamenlijk als streek de (duurzame) energievoorziening veilig te stellen (zelforganisatie en zelfredzaamheid). 2. Het benutten van de mogelijke (en vaak historisch aanwezige) energiepotenties van een gebied en de fysieke en ruimtelijke inpassing van deze potenties in dat gebied (eigen vruchtgebruik). Samengevat: de identiteit van een gebied, de daarin gelegen potentiële energiebronnen en het aanwezige (hechte) sociaal kapitaal kunnen aanknopingspunten vormen en kansen bieden voor duurzame regionale energiesystemen, en in zoverre de energietransitie – anders dan door rijksinpassingsplannen – versnellen. Energielandschappen Waar de planologie sterk bijdraagt aan het afstemmen van vraag en aanbod voor thema’s als wonen, werken, recreëren en water – waar doorgaans uitgebreide ruimtelijke studies aan ten grondslag liggen – blijkt dit met het thema ‘energie’ nog niet soepel te gaan. Waar de afgelopen eeuwen met name in de noordelijke helft van ons land energielandschappen zijn ontstaan (denk aan de winning van turf) die het draagvermogen van een gebied niet te boven gingen, is ruimtelijke ordening de flessenhals geworden van het energiedossier. Bestemmingsplannen zoals wij die van oudsher kennen, gaan uit van functiecombinaties, hinderzones en gebruik. Dat bepaalde clusters veel energie gebruiken of (rest)warmte verspillen, doet voor dit planfiguur niet primair ter zake. Desondanks verzet de essentie van het bestemmingsplan zich niet tegen een aanvulling met energieregels. Het Planbureau voor de Leefomgeving komt tot het oordeel dat de planvorming voor duurzame energiebronnen op een lager dan nationaal schaalniveau thuishoort. Zij wijst op de risico’s (rigide planvorming, inboeten op ruimtelijke kwaliteit, lokale acceptatie) van rijksdwang. RO en ‘energie’ zijn communicerende vaten. Het streven naar een duurzame energiehuishouding beïnvloedt ruimtelijke ontwikkeling – zoals de hoog- en laagveengebieden laten zien – en omgekeerd beïnvloedt ruimtelijke ontwikkeling de vormgeving van een duurzame energiehuishouding. Het zijn immers fysisch-geografische kenmerken die in combinatie met de ruimtelijke functionele structuur bepalen welke energiebronnen in een regio potentie hebben, aangeboord kunnen worden – en welke niet. Anders gezegd: de ruimtelijke functionele structuur van een gebied hangt samen met het energievoorzieningssysteem in dat gebied. Daarbij kan zowel de ruimtelijke inrichting argumenten bieden om een ander energiesysteem te gebruiken, als dat energiepotenties argumenten bieden voor een bepaalde ruimtelijke functionele structuur. Energiebewust (her)ontwerpen kan de transitie naar meer zelfvoorzienende en opbloeiende regionale systemen bevorderen. Daarmee zijn we terug bij het sociaal-maatschappelijk kapitaal van een streek: waar de sociale structuur van een regio aan de basis staat van de energietransitie, zal zelden het landschappelijk draagvermogen van een gebied worden overschreden.
2
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 februari 2013
Energiemaatschappen Als de energietransitie regionaal wordt opgepakt, kunnen we spreken van een gebiedsopgave, en dus zou ‘energie’ passen in integrale gebiedsontwikkeling, waarin het nu nog niet automatisch wordt meegenomen. De drie succesfactoren van regionale gebiedsontwikkeling zijn ‘stapelen’, samenwerken’ en ‘doorpakken’ (Rüpp, 2009). Het resultaat van alle regionale gebiedsprocessen met betrekking tot landbouw, natuur, waterberging, recreatie en leefbaarheid is volgens hem te danken aan ‘binding tussen mensen en gebieden’. Nu we van ondergronds (fossiel) weer bovengronds (hernieuwbaar) gaan, treden we terug in de tijd. De tijd dat bewoners zelf de regie hadden over hun energievoorziening uit het landschap. Energie moet weer ‘geoogst’ worden. Ruimtelijke kwaliteit en energiewinning gaan goed samen, zo heeft het SREX-project uitgewezen. Nu we ons in een tijdsgewricht bevinden waarin ook grootschalige energieprojecten onder de noemer van ‘energielandschap’ krachtens de Crisis- en Herstelwet tot stand worden gebracht, waarbij niet het sociaal-maatschappelijk kapitaal wordt aangesproken, menen verschillende stakeholders in de kop van Drenthe dat er weer ‘energiemaatschappen’ moeten ontstaan. Duurzame energieprojecten die ontstaan vanuit zowel het sociaal als het landschappelijk draagvermogen van een gebied of streek. Niet burgerparticipatie bij overheidsprojecten maar overheidsparticipatie in burgerprojecten. Energielandschap of Energiemaatschap Kop van Drenthe Het Stimuleringsfonds voor Architectuur stelt de Provincie Drenthe in staat om een proeftuin in te richten voor het creëren van een regionaal sociaal ingebed energielandschap. De uitdaging die Drenthe moet aangaan is om een intergemeentelijk energielandschap te creëren, die ruimtelijk harmonieert met de landschapskarakteristieken en vormgegeven is door de bevolking. Het doel is om via deze weg te komen tot versnelling, versimpeling en versoepeling van de regionale energietransitie. De status van ‘proeftuin’ betekent dat experimentele, onorthodoxe middelen en methoden kunnen worden ingezet, teneinde te beproeven of deze reproduceerbaar zijn voor andere landsdelen. Twee belangrijke elementen die het Architectuurfonds terug wil zien in de proeftuin, betreffen: 1. Het houden van een klimaatatelier, waarin de ontwerpende opgave gebiedsbreed met inbreng van burgers tot stand wordt gebracht. 2. Het verkennen van de mogelijkheden tot financiële burgerparticipatie in regionale en lokale, duurzame energieprojecten die vanuit voornoemd Klimaatatelier worden aangedragen. Na sonderingen in diverse gebiedsdelen van Drenthe, is de provincie tot de overtuiging geraakt dat in de kop van de provincie het grootste animo en draagvlak bestaat om deze uitdaging aan te gaan. In dit gebied zijn ook nog geen energie-inpassingsplannen voorzien, zodat de streek hier nog geheel vanuit een nul-situatie het heft in eigen handen kan nemen. De hoofdvraag die de provincie beantwoord wil zien luidt: leent de Kop van Drenthe zich voor de creatie van een energielandschap en zo ja, heeft het daartoe voldoende potentieel voor het doen ontstaan van burgerlijke energiemaatschappen?
3
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 februari 2013
1.2
Projectorganisatie
De projectorganisatie is opgebouwd rondom de beide deelnemende gemeenten Assen en Tynaarlo en de Regio Groningen-Assen 2030, bestaande uit een ambtelijke vertegenwoordiging die aangevuld is met een vertegenwoordiger van de Provincie Drenthe en extern adviseurs/ projectmedewerkers. Deze groep vormde de Projectteam, welke in de looptijd van het project tweemaal bijeen is geweest. De resultaten van het project zijn onderwerp geweest van een bestuurlijk overleg, waarin de beide gemeenten en Regio, alsmede de Provincie Drenthe vertegenwoordigd waren. Dit overleg vormde de zogeheten ‘Leergemeenschap’, waaruit lessen voor de toekomst zijn getrokken. De Leergemeenschap is op 21 november 2012 bijeen geweest. Samenstelling projectteam Provincie Drenthe Gemeente Assen Gemeente Tynaarlo Regio Groningen-Assen 2030 MWH Energieplanologie BOKD KNN Advies
A. Scheper (voorzitter) e M.J. Middelkamp (2 helft 2012 vervangen door A.H. Oosterhof) e D.J. de Boer (2 helft 2012 vervangen door E.B. Westerdijk) E. Sie J. IJzerman (secretaris) L. Hummel E. Pijlman
Samenstelling Leergemeenschap Gemeente Assen Gemeente Tynaarlo Provincie Drenthe Provincie Drenthe (ambtelijk)
1.3
A.L. Langius (wethouder milieubeleid en duurzaamheid) H. Assies (wethouder Coördinatie duurzame ontwikkeling/ bestuurder Regio Groningen-Assen) T. Klip-Martin (gedeputeerde Klimaat, energie, energielandschappen en energie-economie) (plv. G. Gjaltema) A. Scheper, W. Huizing
Gefaseerde uitvoering
De uitvoering van het project heeft in etappes plaatsgehad. In juli 2012 is gestart met een inventarisatie van het energiepotentieel in de Kop van Drenthe. Deze inventarisatie is medio augustus 2012 afgerond. De resultaten van de inventarisatie zijn in de tweede helft van augustus ingevoerd op een speciaal voor onderhavig project gebouwde website (www.de-kopvandrenthe.nl met een link naar de domeinnaam www.mienarf.nl). Deze website is op 17 september 2012 voor de inwoners van de dorpen van beide deelnemende gemeenten in de lucht gegaan. Op voornoemde datum is tevens de draagvlakpeiling (‘volksraadpleging’) van start gegaan. Deze dialoog met de bevolking heeft via de digitale snelweg (website) plaatsgevonden, als ook via straatinterviews c.q. -enquêtering. Tijdens de draagvlakpeiling (27 september) is een inloopavond gehou-
4
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 februari 2013
den voor bewoners en ondernemers van het gebied. Deze fase is op 4 november afgesloten. Op 15 november 2012 is een Klimaatatelier voor bewoners en ondernemers van de Kop van Drenthe georganiseerd, bij welke gelegenheid een tweetal expertviews op de resultaten van de draagvlakpeiling zijn gegeven. De projectresultaten zijn ter afsluiting op 21 november 2012 besproken in de Leergemeenschap. In hoofdstuk 2 worden de loop van het project en de resultaten besproken.
5
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 februari 2013
6
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 februari 2013
2 Resultaten van het project DE Kop van Drenthe
2.1
Inleiding
Hierna wordt het verloop van het project fasegewijs toegelicht. Voor details wordt verwezen naar de bijlagen.
2.2
Fase 1 – Energiepotentieel
Uitvoering Periode Bijlage(n)
MWH Strategisch Advies, KNN Advies. juli/augustus 2012 1&2
Een van de centrale vragen van het project luidt: Heeft het platteland anno 2012 de stad in de energietransitie iets te bieden? Onderwerp van de inventarisatie van het energiepotentieel betrof het buitengebied van de stad Assen (energieconsument) en de – landelijke – gemeente Tynaarlo. Tynaarlo had medio 2012 ruim 32.000 inwoners, Assen ruim 67.000, waarvan 66.000 inwoners van de stad. De doelgroep van het project DE Kop van Drenthe bestond dus uit 32.000 + 1.000 bewoners, verspreid over 29 dorpen en buurtschappen. De totale oppervlakte van het projectgebied beslaat 19.510 hectare. In dit gebied werd in het referentiejaar 2011 huishoudelijk ruim 51 miljoen kilowattuur aan stroom en 37,5 miljoen m³ aan aardgas verbruikt ter waarde van samen ruim € 20 miljoen (€ 4 miljoen aan elektriciteit en 16 miljoen aan gas. Uit de inventarisatie is gebleken dat het potentieel aan groene energie jaarlijks goed is voor de opwekking van 131 miljoen kilowattuur elektriciteit en 25 miljoen m³ groen gas, met een gezamenlijke handelswaarde van € 22 miljoen. De inwoners van de Kop van Drenthe zijn daarmee voor 255% zelfvoorzienend voor hun stroomvoorziening en 67% voor het gebruik van gas. Er is in het buitengebied rondom de stad Assen dus een theoretisch overschotpotentieel aan groene stroom van 80 miljoen kilowattuur en een groen gas tekort van ruim 12 miljoen m³. Samengevoegd betekent dit dat de 29 dorpen en buurtschappen in theorie een gekapitaliseerd groene energie-overschot in huis hebben ter waarde van € 900.000, omgerekend € 31.000 per dorp/buurtschap. De elektrabehoefte van de stad Assen bedraagt anno 2012 100 miljoen kilowattuur, waarin – indien we het streven naar regionale zelfvoorzienendheid loslaten – ruimschoots zou kunnen worden voorzien door het buitengebied. De regio zou dan in theorie nog 31 miljoen kWh aan groene stroom voor eigen gebruik overhouden. Een en ander ruimtelijk vertaald betekent dit dat de Kop van Drenthe in haar eigen huishoudelijk stroomverbruik zou kunnen voorzien met 8 grote windturbines (gemiddeld vermogen 3 MW). Indien ook het maximale zonpotentieel (o.b.v. bruikbaar dakoppervlakte) zou worden aangewend, zouden de inwoners voor hun elektriciteitsbehoefte kunnen volstaan met 6 grote windmolens. In de bijzonder landelijk gelegen dorpen(clusters) kan alleen al vergisting van het totaal aan organisch potentieel
7
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 februari 2013
(biomassa, inclusief mest en organisch afval) in de eigen behoefte aan gas voorzien. In de hele Kop van Drenthe is het energiepotentieel van aanwezige biomassa het dubbele van het potentieel aan windenergie (800.000 GigaJoule t/o 400.000 GJ). Het landschap biedt qua ruimte en energiepotentieel veruit de meeste mogelijkheden voor deze twee energiemodaliteiten, ofschoon het aanbod voor biomassaverbranding maar een fractie is van dat voor vergisting; het zonpotentieel (71.000 GJ per jaar) is betrekkelijk gering.
2.3
Fase 2 – Draagvlakpeiling
Uitvoering Periode Bijlage(n)
MWH Strategisch Advies, BOKD. september/oktober 2012 3 t/m 8
Door middel van een draagvlakpeiling is antwoord verkregen op de vraag of, hoe en waar de inwoners van de Kop van Drenthe het geïnventariseerde groene energiepotentieel zou willen inzetten? Daartoe is een website gebouwd (www.de-kopvandrenthe.nl) waar per dorp(encluster) het potentieel in kaart gebracht is, alsmede achtergrondinformatie is opgenomen over de oprichting, het gebruik en de financiering van duurzame energiemodaliteiten. De website bood de dorpsgemeenschappen bovenal de gelegenheid om voor- en afkeuren kenbaar te maken (middels een vragenlijst en een poll) t.a.v. de oprichting van groene energievormen in en buiten het dorp. Zie bijlage 3 voor een still van de home page. De bevolking is attent gemaakt op de website d.m.v. de verspreiding van bierviltjes onder de horeca in het gebied (bijlage 4) en door mediaberichten. De website is een kleine 400 keer bezocht. Daarnaast zijn ca. 340 analoge enquêteformulieren uitgezet in horeca en verenigingsgebouwen. Tevens zijn gedurende vier dagen straatinterviews gehouden. Een en ander heeft 241 valide antwoordformulieren opgeleverd. Te samen zijn 266 bruikbare reacties van burgers ingenomen op vragen m.b.t. groen energiepotentieel en de ruimtelijke inpassing daarvan. Er is één dorpsplan ontvangen en een handvol energieideeën van individuele bewoners van de Kop van Drenthe. De resultante van de draagvlakpeiling is weergegeven in bijlagen 6 tot en met 9. Met deze reacties, ofschoon het responspercentage niet boven 1% is uitgestegen, heeft het projectteam, met hulp van buiten, zich een beeld kunnen vormen van de mate waarin de Kop van Drenthe zich zou kunnen manifesteren als energielandschap en als energiemaatschap. Deze beelden zijn o.a. onderwerp geweest van het Klimaatatelier. Het proces van de ‘volksraadpleging’ was aanvankelijk ingezet naar de achterban van de Brede Overleggroep Kleine Dorpen (BOKD) in Noord-Drenthe, zijnde de dorpsverenigingen. De agenda’s van deze verenigingen bleken evenwel onvoldoende aan te sluiten op het thema ‘energietransitie’. Bovendien bleek de arm van deze dorpenkoepel niet ver genoeg te reiken om haar achterban binnen de gegeven tijdspanne wezenlijk in beweging te krijgen. Buiten de BOKD is er niet een organisatie in Drenthe die op het gebied van de energietransitie op draagvlak onder de bevolking kan rekenen. In de eerste twee weken van deze fase is bovendien vastgesteld dat de kennis- en informatieachter-
8
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 februari 2013
stand onder de burgers van de Kop van Drenthe t.a.v. de energietransitie dermate groot was, dat deze lacune onmogelijk in korte tijd via de digitale weg – ofschoon een zéér informatieve website is ingericht – kon worden opgevuld. Om deze reden is een tweede spoor draagvlakmeting ingezet, waarin individuele burgers zijn benaderd via (sport)verenigingen, horeca, bibliotheken en andere locaties waar zich inwonerconcentraties bevinden. Gedurende dit individuele spoor is gebleken dat het kennis- en informatiegehalte omtrent duurzame energie onder de bevolking inderdaad bijzonder laag is.
2.4
Fase 3 – Klimaatatelier
Uitvoering Datum Bijlage(n)
BOKD, MWH Energieplanologie, KNN Advies, NEWNRG, Sven Stremke (WUR) 15 november 2012 10 & 11
Het Klimaatatelier voor inwoners van de dorpen en buurtschappen van de beide deelnemende gemeenten Assen en Tynaarlo is gehouden op 15 november 2012. Deze bijeenkomst trok ca. 40 bezoekers, waaronder vertegenwoordigers van een aantal dorpsverenigingen. Na de ruwe resultaten van de draagvlakpeiling met de aanwezigen te hebben gedeeld, is een analyse van de input uit een oogpunt van animo voor de vorming van burgerinitiatieven of energiecoöperaties (‘Energiemaatschappen’) gegeven (bijlage 10). Op basis van de uit de draagvlakpeiling verkregen percepties is een analyse van de potentie van de Kop van Drenthe als Energielandschap ontvouwd (bijlage 11). Beide analyses hebben de confrontatie met de aanwezige bewoners op het Klimaatatelier goed doorstaan, al getuigden de aanwezigen van een grotere huiver voor windmolens en mestvergisters dan uit de draagvlakpeiling is gebleken. De conclusies die uit het Klimaatatelier konden worden getrokken luiden: Het ontbreekt aan draagvlak voor windenergie in de Kop van Drenthe, ofschoon zich landschappelijk gezien, een aantal locaties daarvoor wel zouden lenen. De inpasbaarheid van installaties voor biomassavergisting respectievelijk -verbranding vergt gezien de gevoeligheden onder de bevolking t.a.v. beeldkwaliteit en angst voor geuroverlast het nodige maatwerk. Daarentegen worden lichthinder en geluidsoverlast meer gevreesd dan andere vormen van hinder (geur, zicht, verkeer). Het kost zowel dorpsverenigingen als individuele bewoners moeite om zich een voorstelling te maken van het groene energiepotentieel dat hen omringt. Het organisatievermogen van de streek is, ondanks de aanwezigheid van tal van dorpsverenigingen, niet erg groot. Energietransitie staat hoegenaamd niet op de agenda van deze verenigingen. Er leven uitgesproken meningen onder de bevolking van de Kop van Drenthe t.a.v. groene energievormen. Desondanks loopt men niet met zijn of haar mening op dit punt te koop. Het aantal inwoners dat daadwerkelijk de hand aan de ploeg wil slaan (planvorming) is beperkt tot een handvol burgers.
9
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 februari 2013
Het vertrouwen in ruimtebieders (agrariërs die hun land beschikbaar zouden kunnen stellen aan projectontwikkelaars van windparken) en overheden is gering. Samenvattend is uit het Klimaatatelier geconcludeerd dat de Kop van Drenthe zich wel leent voor de creatie van een energielandschap, maar onvoldoende potentie in zich draagt voor het doen ontstaan van een regionale energiemaatschap.
2.5
Fase 4 – Leergemeenschap
Uitvoering Datum Bijlage(n)
MWH Energieplanologie, KNN Advies 21 november 2012 12
De resultaten van het gehele projecttraject zijn op 21 november tijdens een speciaal daartoe belegde bestuurlijke bijeenkomst van beide gemeenten en de Provincie Drenthe besproken (zie bijlage 12). Een aantal vervolgstappen is daarin voorgelegd, rekening houdend met de stemming onder de aanwezigen op het Klimaatatelier: 1. Ruimtebieders (agrariërs) in het gebied zoeken naar nieuwe verdienmogelijkheden. De energievraag bevindt zich in de stad (Assen) en de grotere omliggende kernen. Groene (bovengrondse) energie vraagt vooral ruimte, dus organiseer matches tussen energievraag en ruimteaanbod. 2. In een drietal kernen begint iets van interesse in de omslag naar groene energievormen te groeien. Dit zijn evenwel individuele ideeën, die een gebrek vertonen aan collectiviteitszin, geld en voldoende inzicht in transitieprocessen, anders dan de typische sociale en economische veranderingen die zich in iedere dorpsgemeenschap voordoen. Gebruik deze prille interesse om een groter deel van de bevolking van de Kop van Drenthe te mobiliseren. 3. Breng braakliggende (woningbouw)terreinen in kaart en de mogelijkheden om deze, al dan niet tijdelijk, voor energiewinning in te zetten.
10
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 februari 2013