Aan: de voorzitter en leden van provinciale staten van Drenthe
Assen, 2 september 2009 Ons kenmerk 36/5.1/2009011089 Behandeld door de heer A.L. de Jong (0592) 36 55 99 Onderwerp: Rapport Cultuur voor iedereen!?
Geachte voorzitter/leden, Wij hebben met belangstelling kennisgenomen van het rapport Cultuur voor iedereen!?, naar kunst- en cultuurparticipatie in Drenthe. Door deze herhaalde meting is in zekere mate vergelijking met de situatie van 2005 mogelijk. In zekere mate, omdat ons inziens enige voorzichtigheid geboden is bij het trekken van conclusies rond de effecten van ons provinciale cultuurbeleid. Ten eerste zijn de getallen rond cultuurparticipatie onderhevig aan landelijke trends, zoals in het rapport ook wordt aangegeven. Ten tweede zijn bepaalde resultaten deels te verklaren uit het cultuuraanbod dat niet (door de provincie) gesubsidieerd of anderszins gestimuleerd wordt. Zoals het aanbod van de vijf stedelijke theaters en menig particulier aanbod waaronder grote popconcerten. Ook worden veel activiteiten vanuit gemeenten ondersteund, zoals die van de kunstencentra, de bibliotheken en lokale musea. Dit gegeven speelt een belangrijke rol in de culturele allianties die wij thans aan het sluiten zijn met alle gemeenten. Veel resultaten uit het rapport sluiten aan bij ons beleid in de afgelopen jaren en zijn ook van belang voor de komende jaren. Wij noemen hier het volgende. 1.
Wij zijn verheugd met de stijging van het bezoek aan voorstellingen, instellingen en culturele locaties. Wij zijn ook verheugd met de constatering dat dit bezoek grotendeels plaats heeft in de provincie Drenthe zelf. Wij zien hierin een bevestiging van het beleid van de afgelopen jaren, waarin wij geïnvesteerd hebben in de culturele infrastructuur, onder andere met het Actieplan cultuurbereik, de ondersteuning van amateur- en professionele podiumkunsten op provinciaal niveau en de musea in Drenthe.
2
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Wij zijn minder blij met de constatering dat Zuidoost-Drenthe nog steeds een substantiële achterstand heeft op het terrein van cultuurparticipatie. Wij zijn momenteel bezig om met de gemeenten in deze regio culturele allianties te sluiten, waarin wij de culturele infrastructuur en de culturele deelname een duwtje in de rug willen geven. Dit heeft onder andere al vorm gekregen in het inmiddels vastgestelde Programma Cultuurparticipatie 2009 -2012 (Samen Delen!). De 65-plussers vormen een doelgroep, ondanks een lichte stijging, die nog minder deelneemt aan cultuur, onder andere vanwege fysieke, financiële en bereikbaarheidsredenen. In Samen Delen! hebben wij deze groep reeds prioriteit gegeven. Wij zijn blij met de constatering dat jongeren van 12-29 jaar steeds meer deelnemen, zowel passief als actief. Wij schrijven dit onder andere toe aan ons cultuureducatiebeleid, dat een zeer hoog bereik kent. Wij zien hierin de bevestiging van onze provinciale rol, waarbij wij aantekenen dat de gemeenten in ons plan Samen Delen! een toenemende verantwoordelijkheid krijgen toebedeeld. De behoefte aan cultuuraanbod van jongeren c.q. jong volwassenen is gegroeid. Het meeste gemis aan cultureel aanbod wordt gevoeld in Zuidoost-Drenthe. Hieraan zullen wij met de gemeenten in de te sluiten culturele alliantie de nodige prioriteit geven. Het belang van de Drentse bibliotheekvoorzieningen is ook in dit onderzoek weer aangetoond. Ons beleid ten aanzien van de Drentse bibliotheken in de afgelopen jaren is succesvol geweest (onder andere het Drents Netwerk Bibliotheken, de Vernieuwingsprojecten). Wij zijn momenteel in gesprek met de gemeenten om vanuit een toenemende lokale verantwoordelijkheid het voorzieningenniveau op peil te houden en de ingezette vernieuwingen goed af te ronden. Ten aanzien van museumbezoek is het goed om te zien dat er groeiende belangstelling is, onder andere door een sterk aanbod. Vergeleken bij de andere grotere musea blijft de bekendheid van Museum de Buitenplaats nog achter. Wij hebben daarom in Cultuur als Magneet extra inspanningen voorgesteld om in de komende jaren het publieksbereik te verhogen.
Onze algemene conclusie luidt dat onze nieuwe provinciale doelen in de culturele en museale agenda 2009-2012 (Cultuur als Magneet) goed aansluiten op de bevindingen in dit rapport. In de onderhandelingen met de gemeenten rond de culturele allianties en in ons Drentse Programma voor Cultuurparticipatie hebben wij grotendeels geanticipeerd op deze resultaten. Hoogachtend, gedeputeerde staten van Drenthe,
, secretaris jk.coll.
, voorzitter
Aan:
Gedeputeerde Staten van Drenthe Postbus 122 9400 AC ASSEN
Assen, 22 juni 2009 Ons kenmerk:
09/023/JvD/EL/HL
Behandeld door:
drs. E. Lange (0592) 365943
Onderwerp:
aanbieding onderzoeksrapport ‘Cultuur voor iedereen!?’
Geacht College van Gedeputeerde Staten van Drenthe, Met genoegen bieden wij u het rapport ‘Cultuur voor iedereen!?’ aan. Het rapport doet verslag van een herhaalde meting naar kunst- en cultuurparticipatie in Drenthe. Het onderzoek is in opdracht van Gedeputeerde Staten van Drenthe uitgevoerd. We laten het rapport vergezeld gaan van een begeleidingsbrief. Deze brief laat u ‘in één oogopslag’ de belangrijkste kenmerken van het onderzoek zien. We hopen dat de resultaten van het onderzoek u kunnen ondersteunen bij de verdere vormgeving en inhoud van uw beleid. Hoogachtend, Bestuurscommissie Onderzoek Cultuur, Welzijn en Zorg
prof. dr. J. van Dijk, voorzitter i.a.a. Commissie CW van Provinciale Staten (begin augustus 2009)
Begeleidingsbrief
Naam en titel onderzoek Cultuur voor iedereen!? een herhaalde meting naar kunst- en cultuurparticipatie in Drenthe. Inhoudelijke opdrachtgever Gedeputeerde Staten Aanleiding/onderzoeksvraag/relatie met beleid In de vorige en huidige provinciale cultuuragenda doet de provincie verschillende voorstellen die zich richten op het verbeteren van de culturele participatie van de Drentse burgers. Het Onderzoeksbureau CWZ is gevraagd om de huidige mate van cultuurparticipatie en de veranderingen in participatie inzichtelijk te maken. Het nu uitgevoerde onderzoek is een vervolg op een eerder uitgevoerd onderzoek van 2005. Gegevensverzameling De benodigde informatie is verzameld door een vragenronde onder ruim 1600 deelnemers van het Drents Panel. De uitkomsten zijn vergeleken met eerder onderzoek van 2005. Samenvatting/conclusies De passieve culturele participatie van Drenten is gestegen ten opzichte van 2005. Zowel culturele voorstellingen als culturele instellingen en plekken zijn door meer personen bezocht. De waardering van het culturele aanbod verschilt per regio. In Zuidwest Drenthe is men het meest tevreden, in het zuidoosten het minst. Zo’n 20.000 Drenten worden vanwege fysieke, financiële of bereikbaarheidsredenen uitgesloten van een bezoek aan culturele instelling of voorstelling. Net als de passieve culturele participatie is ook het aantal inwoners dat actief aan kunst en cultuur doet in drie jaar tijd toegenomen. Deze stijging wordt met name veroorzaakt door het aantal jongeren dat vaker bepaalde culturele/kunstzinnige activiteiten uitprobeert. De stijging van het aantal cultuurdeelnemers komt overeen met landelijke ontwikkelingen. In 2008 bezocht ongeveer de helft van de Drentse inwoners de bibliotheek. Dit is gelijk aan de uitkomsten van de peiling in 2005. In totaal wil 4% van de bevolking een bibliotheek bezoeken maar wordt hier om uiteenlopende redenen door belemmerd. Over het aanbod van culturele instellingen en voorstellingen is een grote meerderheid tevreden. Met name mensen die al regelmatig voorstellingen bezoeken, hebben behoefte aan meer. Wat betreft culturele instellingen valt op dat Zuidoost Drenten het minst tevreden zijn over het huidige aanbod. Net als jongeren hebben zij meer dan andere bevolkingsgroepen behoefte aan een uitgebreider aanbod van culturele instellingen/plekken. Nadere informatie is in te winnen bij: drs. E. Lange.
09.022/EL/HL
CULTUUR VOOR IEDEREEN!? een herhaalde meting naar kunst- en cultuurparticipatie in Drenthe
-1-
Colofon: Onderzoek en rapportage: Met medewerking van: Uitgave:
Kenmerk: Datum:
drs. E. Lange H. Plat-Lieben Provincie Drenthe Bestuurscommissie OCWZ Postbus 122 9400 AC Assen 09.012/EL/HL mei 2009
Auteursrecht voorbehouden. © Copyright 2009, Bestuurscommissie OCWZ Het auteursrecht van deze publicatie berust bij de Bestuurscommissie Onderzoek Cultuur, Welzijn en Zorg van de provincie Drenthe. Gehele of gedeeltelijke overname van teksten is toegestaan, mits daarbij de bron wordt vermeld. Vermenigvuldiging en/of publicatie in een andere vorm dan deze uitgave is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van de Bestuurscommissie OCWZ.
-2-
Inhoud pagina
1.
2.
3.
Inleiding
5
1.1
Achtergrond
5
1.2
Doel- en vraagstelling
6
1.3
Leeswijzer
7
Methode
9
2.1
Het onderzoeksinstrument
9
2.2
Respons
9
2.3
De analysemethoden
11
2.4
Centrale begrippen
11
Kunst- en cultuurvoorstellingen
13
3.1
Bezoek culturele voorstellingen
13
3.2
Wie zijn de thuisblijvers? (bereik)
17
3.3
Wat zijn redenen van niet-bezoeken culturele voorstellingen?
17
3.4
Van welke soort culturele voorstellingen is onvoldoende
3.5 4.
aanbod?
20
Conclusie
20
Culturele instellingen en plekken
23
4.1
Bezoek aan culturele instellingen en plekken
23
4.2
Wie zijn de thuisblijvers? (bereik)
25
4.3
Wat zijn redenen voor het niet-bezoeken van culturele instellingen en plekken?
4.4 4.5
26
Van welk soort culturele instellingen en plekken is onvoldoende aanbod?
28
Conclusie
29
-3-
5.
6.
7.
Culturele uitleenvoorzieningen
31
5.1
Gebruik culturele uitleenvoorzieningen
31
5.2
Wie zijn de thuisblijvers? (bereik)
33
5.3
Wat zijn de redenen van het niet-gebruik maken van de bibliotheek?
33
5.4
Is er voldoende aanbod van culturele uitleenvoorzieningen?
34
5.5
Conclusie
35
Actieve deelname aan kunst- en cultuuractiviteiten
37
6.1
Actieve participatie
37
6.2
Wie beoefenen geen kunstzinnige en culturele activiteiten?
38
6.3
Conclusie
40
Drentse culturele uitingen en evenementen
41
7.1
Musea
41
7.2
Festivals
42
7.3
Overige culturele uitingen
42
7.4
De Drentse taol
43
7.5
Conclusie
44
Samenvatting en conclusies
45
Literatuurlijst
49
Bijlagen:
51
1.
Onderzoekstechnieken
2.
Vragenlijst
-4-
1.
Inleiding
1.1
Achtergrond
De wettelijke taakomschrijving van de minister met cultuur in de portefeuille luidt: ”het scheppen van voorwaarden voor het instandhouden, ontwikkelen, sociaal en geografisch spreiden of anderszins verbreden van cultuuruitingen (Wet op het specifiek cultuurbeleid, artikel 2). De taak van deze bewindspersoon is daarmee dus niet beperkt tot de aanbodzijde maar bevat ook het vraagbeleid (Van de Broek e.a., 2005). Het aanbodaspect van het cultuurbeleid ligt besloten in de taak om cultuuruitingen te helpen instandhouden (erfgoed) en te ontwikkelen (kunsten). Het vraagaspect van het cultuurbeleid behelst het sociaal en geografisch spreiden en anderszins stimuleren van het deelnemen aan cultuuruitingen onder brede lagen van de bevolking. Daarmee is niet alleen de grootte van het publieksbereik van belang maar ook de opbouw daarvan. In 2004 is de cultuurnota “De kunst van het combineren” verschenen (Provincie Drenthe 2004). In deze nota van de provincie Drenthe wordt aangesloten bij het rijkscultuurbeleid waar culturele participatie een belangrijke rol speelt. De provincie doet in deze culturele agenda verschillende voorstellen die zich richten op het verbeteren van de culturele participatie van alle Drentse inwoners. Dit was ook de reden om eind 2005 een nulmeting te houden over het onderwerp kunst- en cultuurparticipatie van de Drentse bevolking (Van houseparty tot klompendans, Lange, 2006). Het onderzoek dat nu is uitgevoerd dient als vervolgmeting op het onderzoek van 2005. Het huidige provinciale cultuurbeleid (Cultuur als magneet, provincie Drenthe 2008) sluit aan op het vorige beleid. Dat heeft als bijkomend voordeel dat uitkomsten van dit onderzoek aanknopingspunten kunnen bieden voor het huidige beleid. Eén van de conclusies uit het onderzoek van 2005 was dat een grote meerderheid van de Drenten wel eens op pad gaat om een bezoek te brengen aan een culturele voorstelling of culturele instelling/plek. Verder bleek dat ruim de helft van de Drentse inwoners zelf actieve vormen van kunstzinnige/culturele activiteiten beoefende. Ten slotte werd geconcludeerd dat het grootste deel van de Drentse bevolking tevreden is over de grootte van het aanbod van culturele uitleenvoorzieningen, instellingen en voorstellingen. Een belangrijk onderdeel van dit onderzoek betreft de vergelijking met de uitkomsten van 2005.
-5-
1.2
Doel- en vraagstelling
Het doel van het onderzoek is het inzichtelijk maken van beoogde veranderingen tussen 2005 en 2008 in de kunst- en cultuurparticipatie van de Drentse burger. Hierbij gaat het om het gebruik van kunst en cultuur van Drentse bewoners, zowel actief als passief. Ook gaat het om kunst- en cultuurparticipatie in het algemeen maar ook van specifieke groepen. Deze specifieke groepen zijn door de opdrachtgever van het onderzoek geformuleerd. Het gaat om de groep ouderen, mensen met een relatief laag inkomen en - nieuw in dit onderzoekook gezinnen met jonge kinderen. Een ander doel van het onderzoek is het verkrijgen van inzicht in de behoefte aan kunst en cultuur. Centrale vraagstellingen a.
In welke mate is er sprake van passieve beleving van kunst en cultuur?
b.
Welke uitingsvormen zouden moeten worden gestimuleerd? (Waar is meer behoefte aan?)
c.
In welke mate is er sprake van actieve beoefening van uitingsvormen van kunst en cultuur?
Voor alle drie vraagstellingen geldt dat de uitkomsten worden vergeleken met 2005. Volgens de visie van de provincie vergroot cultuur onder andere de onderlinge betrokkenheid van mensen, versterkt het de sociale cohesie en zorgt het voor nieuwe verbindingen tussen bevolkingsgroepen en draagt zodoende bij aan onderling begrip, ook tussen mensen van verschillende achtergronden. Brede culturele participatie (zowel geografisch als wat betreft diversiteit van doelgroepen) is bovendien een belangrijke voorwaarde voor het creëren en genieten van hoogwaardige cultuur. Tijdens de analyse van de verschillende vraagstellingen zal daarom op de achtergrond steeds geanalyseerd worden naar persoonskenmerken (jong, oud, laag opgeleid, hoog opgeleid en regio). Op verzoek van de opdrachtgever is nog een extra bevolkingsgroep onderscheiden namelijk ‘gezinnen met jonge kinderen (<12 jaar)’. De uitkomsten van de analyses worden in de rapportage beschreven. Doordat dit onderzoek vooruit loopt op de resultaten van landelijk onderzoek van het SCP naar trends in de belangstelling voor kunsten en cultureel erfgoed1 ontbreekt voor een aantal thema’s recent landelijk vergelijkingsmateriaal.
1
Het aanwezige vergelijkingsmateriaal is afkomstig uit de SCP-rapporten, Cultuurminnaars en cultuurmijders, 2005/07 en uit Facts & Figures, 1995 – 2006 Social and culturel Trends of the Netherlands, 2008. Ook het TNSNIPO rapport Marktbeschrijving podiumkunsten 2007 biedt veel vergelijkende cijfers.
-6-
1.3
Leeswijzer
Hoofdstuk 2 gaat in op de methodische verantwoording van het onderzoek. Er wordt onder meer ingegaan op de methode van onderzoek, het instrument dat daarvoor is gebruikt en enkele centrale begrippen. Vanaf hoofdstuk 3 beginnen de resultaten. Op een vijftal verschillende kunst- en cultuurthema’s wordt in het kader van de provinciale doelstelling ‘cultuur voor iedereen’ de deelname aan cultuur in passieve en/of actieve participatie van de Drentse burger gepeild (vraagstelling a en c). Deze wordt vergeleken met 2005. Ook de behoefte aan deze voorzieningen/instellingen is geïnventariseerd en vergeleken met 2005 (vraagstelling b). De vijf thema’s waarop actieve en passieve deelname/bereik aan cultuur wordt gemeten zijn: -
kunst- en cultuurvoorstellingen (bijv. concert, film) (passieve participatie);
-
cultureel erfgoed/kunst- en cultuurinstellingen (bijv. museum) (passief);
-
uitleenvoorzieningen (bijv. bibliotheek) (actief);
-
actieve culturele participatie (bijv. zingen, schilderen) (actief);
-
culturele uitingen (bijv. Oktobermaand kindermaand) (bereik en spreiding).
Ieder thema wordt om redenen van leesbaarheid in een apart hoofdstuk behandeld. Bij ieder thema is aandacht besteed aan de cultuurbehoefte op dat terrein (vraagstelling b). Ook worden analyses op het niveau van diverse onderscheidbare bevolkingsgroepen gemaakt. Verder worden waar mogelijk alle uitkomsten vergeleken met die van 2005. Eén van de conclusies van de werkconferentie “Onderzoek en Beleid: de optimale pasvorm” die in september 2005 door het Onderzoeksbureau CWZ is georganiseerd ging over de vorm en inhoud van de rapportages (Rigter, 2005). Provinciale Staten gaven op deze bijeenkomst aan dat onderzoeksrapporten duidelijk leesbaar en bondig van opzet moeten zijn. Het theoretische kader, hoewel van groot belang, hoeft volgens de belangrijkste opdrachtgever van het Onderzoeksbureau (PS) minder prominent in beeld. Om die reden wordt in deze rapportage niet uitgebreid ingegaan op het theoretische kader van het onderzoek. De geïnteresseerden die meer willen weten over de onderbouwing van deze rapportage kunnen met name hoofdstuk 2 en bijlage 1 raadplegen.
-7-
-8-
2.
Methode
2.1
Het onderzoeksinstrument
Methode en instrument De opgestelde onderzoeksvragen worden beantwoord door gebruik te maken van vragenlijstonderzoek. Deze vragenlijst is onder een brede groep representatieve burgers afgenomen (het Drents Panel). Deze burgers zijn in de afgelopen winter gevraagd naar het actieve en passieve gebruik van kunst- en cultuurvoorzieningen en de (extra) behoefte hieraan. Het zijn daarmee gegevens over het feitelijke gebruik van voorzieningen en het zijn subjectieve gegevens over meningen en behoeften. De vragenlijst die voor dit onderzoek is gebruikt (zie bijlage 2) komt grotendeels overeen met de vragenlijst die mede door het ministerie van OC&W is ontwikkeld (COS, 2001). Deze RCO-vragenlijst (RCO staat voor Richtlijn Cultuurdeelname Onderzoek) is oorspronkelijk ontwikkeld in het kader van de uitvoering van het Actieplan Cultuurbereik en is door het Onderzoeksbureau CWZ aangevuld met vragen over kunst- en cultuurbehoeften. De belangrijkste reden om deze vragenlijst te gebruiken is dat deze -op enkele kleine wijzigingen na- identiek is aan de lijst van drie jaar geleden. Het Drents Panel wordt als instrument ingezet om de mening en het gedrag van de Drentse bevolking te peilen. Het Drents Panel bestaat uit een grote groep aselect gekozen Drentse burgers van 12 jaar en ouder die een representatieve en betrouwbare afspiegeling vormt van de Drentse samenleving. Met behulp van het Drents Panel kunnen ook op doelgroepniveau resultaten worden weergegeven. In de volgende paragraaf vindt u meer informatie over de opbouw van het Drents Panel. Het Drents Panel wordt enkele keren per jaar gevraagd naar de mening over actuele onderwerpen. De inhoud van de vragenlijst komt tot stand in overleg met Provinciale en/of Gedeputeerde Staten.
2.2
Respons
Het Drents Panel bestaat uit meer dan 2000 inwoners van Drenthe van 12 jaar en ouder. Van deze groep retourneerden 1632 personen de vragenlijst. Iets minder dan een derde deel verstuurde de vragenlijst met de post (relatief veel ouderen en laag opgeleiden). Ruim tweederde deel vulde de vragenlijst in op internet.
-9-
In tabel 2.1 is de respons per achtergrondkenmerk vermeld. Ook is in de meest rechtse kolom weergegeven hoe de verhouding in werkelijkheid in Drenthe is. Tabel 2.1
Responsoverzicht Drentse respons,
respons,
populatie,
absoluut
procentueel
procentueel
man
767
47,0%
49,1%
vrouw
865
53,0%
50,9%
324 407 464 437
20% 25% 28% 27%
22,1%
131 170 97 133 101 291 148 87 145 123 111 95
8,0% 10,4% 5,9% 8,1% 6,2% 17,8% 9,1% 5,3% 8,9% 7,5% 6,8% 5,8%
5,3%
466 599 551
28,8 37,1 34,1
n.b3.
1632
100%
100%
achtergrondkenmerk geslacht
leeftijdsklasse 12 t/m 29 jaar 30 t/m 49 jaar 50 t/m 64 jaar 65 jaar en ouder
33,2% 24,9% 19,8%
woongemeente Aa en Hunze Assen Borger-Odoorn Coevorden De Wolden Emmen Hoogeveen Meppel Midden-Drenthe Noordenveld Tynaarlo Westerveld
13,2% 5,4% 7,4% 4,8% 22,5% 11,1% 6,4% 6,9% 6,4% 6,6% 4,0%
opleidingsklasse2 laag opgeleid gemiddeld opgeleid hoog opgeleid TOTAAL
2 3
Van 16 respondenten is het opleidingsniveau niet bekend. Deze cijfers zijn niet bekend.
-10-
n.b. n.b.
In verband met de grootte van het aantal respondenten kunnen in de meeste gevallen geen analyses op het niveau van gemeenten worden gemaakt. Om deze reden worden de 12 Drentse gemeenten onderverdeeld in vier Drentse regio’s. Namelijk: - Zuidoost Drenthe: gemeenten Emmen, Borger-Odoorn, Coevorden - Zuidwest Drenthe: gemeenten Hoogeveen, Westerveld, De Wolden, Meppel - Noord Drenthe: gemeenten Tynaarlo, Noordenveld - Midden Drenthe: gemeenten Midden-Drenthe, Aa en Hunze, Assen. Voor alle figuren in deze rapportage geldt een steekproefgrootte (‘n’) van 1632. In verband met de grootte van het aantal respondenten kunnen in de meeste gevallen geen analyses op het niveau van gemeenten worden gemaakt. Om deze reden worden de 12 Drentse gemeenten onderverdeeld in vier (gebruikelijke) Drentse regio’s. Namelijk: - Zuidoost Drenthe: gemeenten Emmen, Borger-Odoorn, Coevorden - Zuidwest Drenthe: gemeenten Hoogeveen, Westerveld, De Wolden, Meppel - Noord Drenthe: gemeenten Tynaarlo, Noordenveld - Midden Drenthe: gemeenten Midden-Drenthe, Aa en Hunze, Assen.
2.3
De analysemethoden
Met behulp van 1632 respondenten kan een prima beeld worden geschetst van de participatie van de ‘gemiddelde Drent’. Dit geschetste beeld is echter niet genoeg om een representatief beeld te geven. Om deze reden wordt gebruik gemaakt van correctiefactoren. Deze correctie is toegepast op de drie meest belangrijke achtergrondkenmerken. Deze variabelen zijn de ‘verhouding man/vrouw’, ‘leeftijd’ en de ‘woongemeente van de respondenten’. Op deze manier zijn de Drentse panelresultaten wel representatief voor een gemiddeld Drents cijfer. Uiteraard blijft het ook mogelijk om analyses voor doelgroepen te presenteren.
2.4
Centrale begrippen
In de rapportage komt een aantal begrippen regelmatig voor. In deze paragraaf vindt u de definitie van de belangrijkste begrippen. Actieve (kunst- en cultuur) participatie Van actieve participatie is sprake wanneer personen actief deelnemen aan kunst- en cultuurdisciplines (de rol van uitvoerende).
-11-
Passieve (kunst- en cultuur) participatie Van passieve participatie is sprake wanneer personen een bezoek brengen aan uitvoeringen, voorstellingen, tentoonstellingen en dergelijke (de rol van waarnemer, toeschouwer, bezoeker). Drenten Waar in deze rapportage wordt gesproken over “Drenten” of “de Drentse burgers” worden de bewoners van Drenthe van 12 jaar en ouder bedoeld. Groep ouderen In dit onderzoek wordt bij de analyse en rapportage onderscheid gemaakt naar verschillende doelgroepen. Eén van die doelgroepen van onderzoek is de groep ouderen. Wanneer in dit onderzoek wordt gesproken over ouderen betreft het ouderen vanaf 65 jaar. Groep jongeren Wanneer in dit onderzoek wordt gesproken over jongeren betreft het de leeftijdsgroep van 12 t/m 29 jaar. Gezinnen met kinderen. Eén van de doelgroepen binnen het provinciaal cultureel beleid betreft gezinnen met kinderen. Het gaat daarbij om personen die deel uitmaken van een gezin met thuiswonende kinderen t/m 12 jaar.
-12-
3.
Kunst- en cultuurvoorstellingen
In hoofdstuk 3 wordt aan de hand van een groot aantal verschillende vormen van kunst- en cultuurvoorstellingen de passieve kunst- en cultuurparticipatie onder de loep genomen. Ook de behoefte aan (extra) kunst- en cultuurvoorstellingen wordt in kaart gebracht. Hiermee wordt ingegaan op twee van de drie vraagstellingen (vraagstelling a en b). De opbouw van dit hoofdstuk verloopt–net als in hoofdstukken 4 t/m 7- aan de hand van een aantal vragen. Ten eerste gaat het om de “frequentie-vraag”. Hiermee wordt in dit hoofdstuk het aantal bezoekers van culturele voorstellingen bedoeld. Daarna gaat het achtereenvolgens om de vraag of alle verschillende bevolkingsgroepen gebruik maken van het aanbod en zo ja waar ze gebruik maken van het aanbod. Hierna wordt ingezoomd op de redenen van het nietgebruik maken van het culturele aanbod en wie deze cultureel “passieven” zijn. Nadat vervolgens is ingezoomd op de extra behoeften op het betreffende culturele terrein (in dit geval voorstellingen) wordt het hoofdstuk afgesloten met een samenvatting en conclusie.
3.1
Bezoek culturele voorstellingen
Uit de evaluatie van de landelijke evaluatie van het Actieplan Cultuurbereik4 komt naar voren dat sinds 1999 (bij de start van het Actieplan) alle soorten cultuuraanbod meer publiek trekken, uitgezonderd de traditionele podiumkunsten. De vraag is of en hoe deze ontwikkeling tussen 2005 en 2009 in Drenthe is geweest. Hoe vaak bezoeken Drentse inwoners een culturele voorstelling? Deze vraag staat centraal in deze paragraaf. Voor 14 verschillende vormen van voorstellingen is gevraagd naar de frequentie van bezoek in de afgelopen 12 maanden. Dit kan zowel binnen als buiten Drenthe zijn geweest. Bezoeken in het buitenland tellen niet mee. Het bezoek aan elk van deze voorstellingen is in de volgende figuur grafisch weergegeven en wordt daarbij vergeleken met de uitkomsten van 2005.
4
IVA Beleidsonderzoek en Advies, Landelijke evaluatie van het Actieplan Cultuurbereik, 2005.
-13-
figuur 3.1. Bezoekers culturele voorstellingen
film in bioscoop of filmhuis
56%
2008
46%
2005 36%
toneelvoorstelling
29%
uitvoering van een koor
26%
concert pop/wereldmuziek
25%
33%
33%
30% 24%
cabaret of kleinkunst
29%
musical
22%
concert harmonie, fanfare, brassband
19% 16%
concert klassieke muziek
15% 13%
ballet/dansvoorstelling
9% 8%
jazz-/bluesconcert
8% 9%
dance-/houseparty
8% 3%
literaire bijeenkomst
7% 6%
lezing over kunst(geschiedenis)
7% 4%
opera of operette 0%
6% 5%
20%
40%
60%
-14-
80%
100%
Figuur 3.1 geeft weer dat net als in 2005 filmbezoek op de eerste plaats staat als het soort culturele voorstelling die het meest wordt bezocht. Meer dan de helft van de Drenten (56%) bezocht in 2008 een filmvoorstelling. Opvallend is het feit dat in 2008 vrijwel alle 14 verschillende soorten voorstellingen, vergeleken met 2005, door een hoger percentage van de Drentse bevolking zijn bezocht. Zo ging het bioscoop-/filmbezoek van 46% naar 56%, een stijging van 10 procentpunten. Ook andere soorten culturele voorstellingen zoals concerten van pop-/wereldmuziek, musicals, cabaret of kleinkunst, toneel- en kooruitvoeringen kregen minstens 5 procentpunten extra bezoekers uit Drenthe. Uit landelijk vergelijkend onderzoek naar podiumkunsten5 bleek eveneens een stijging van het aantal bezoeken van 10% in twee jaar tijd. Ook werd een stijging gevonden van het aantal bezoekers aan cabaret/kleinkunst met 5 procentpunten. Cultuur voor iedereen? In vergelijking met de cijfers van 2005 valt op dat alle bevolkingsgroepen, die worden onderscheiden op basis van vier achtergrondkenmerken (leeftijd, opleiding, inkomen en regio), in 2008 meer cultuurvoorstellingen hebben geconsumeerd. Dit correspondeert met de provinciale doelstelling om zoveel mogelijk groepen inwoners te betrekken bij cultuur. Bevolkingsgroepen, die de meeste progressie hebben gemaakt, zijn met name de groepen die in 2005 het minst aan cultuur deden. Zo heeft van de groepen laag opgeleiden, senioren en ouderen een beduidend groter aantal personen één of meer culturele voorstellingen bezocht. Zoals eerder vermeld wil de provincie ook weten in hoeverre gezinnen met jonge kinderen gebruik maken van het aanbod van culturele voorstellingen. Analyse van de cijfers van 2008 toont aan dat tussen de diverse bevolkingsgroepen veel verschillen naar voren komen. Deze vallen echter grotendeels weg zodra rekening wordt gehouden met het opleidingsniveau en de leeftijd van de respondenten. Een voorbeeld hiervan is het bezoek van klassieke muziekconcerten. Na een eerste analyse lijken gezinnen met jonge kinderen deze minder frequent te bezoeken dan andere. Wanneer echter rekening wordt gehouden met de leeftijd van de respondent blijkt het vooral een kwestie van leeftijd te zijn. Ouderen (55+ of 60+) bezoeken vaker dan dertigers concerten klassieke muziek. Het behoeft geen uitleg dat 60+ers slechts zelden kleine kinderen hebben. De vraag welke achtergrondkenmerken van bepalende invloed zijn op de culturele participatiegraad blijft wel actueel. Een belangrijk onderscheid valt daarbij te maken naar leeftijd. Bepaalde voorstellingen zijn sterk gebonden aan leeftijd (bijvoorbeeld een houseparty). Elke leeftijdsgroep heeft namelijk zijn eigen voorkeuren. Maar leeftijd zorgt niet voor groepen die in het geheel buiten de ‘boot van culturele voorstellingen’ vallen. Wel valt
5
Foekema, H., TNS-NIPO, Marktbeschrijving podiumkunsten 2007, 2008.
-15-
het op dat jongeren (12-29 jaar) relatief veel culturele voorstellingen bezoeken en ouderen (65+) het minst. De tweede factor die sterk bepalend is voor het wel of niet bezoeken van culturele voorstellingen betreft de genoten opleiding. De meeste soorten voorstellingen worden duidelijk vaker door hoger opgeleiden bezocht. Ten slotte speelt als derde bepalende factor ook het inkomen een rol, al is dit minder bepalend dan het opleidingsniveau. Ook uit landelijk onderzoek over het jaar 20076 bleek dat bezoekers vaak jong en hoog opgeleid zijn. Waar worden voorstellingen bezocht? Aan de personen die het afgelopen jaar minimaal één van de 14 soorten culturele voorstellingen hebben bezocht, is de vraag gesteld waar deze cultuurconsumptie plaats vond.
figuur 3.2. Plaats van bezoek voorstelling
(met name) in Drenthe 47%
minimaal 1 voorstelling bezocht: 83%
evenveel binnen als buiten Drenthe 21%
geen voorstelling bezocht 17%
(met name) buiten drenthe 15%
Figuur 3.2 geeft grafisch weer dat 83% van de Drenten de afgelopen 12 maanden één of meerdere culturele voorstellingen heeft bezocht. Aan de rechterkant van het plaatje is verder af te lezen dat van de groep cultureel actieven het grootste deel de voorstellingen meestal binnen Drenthe bezoekt. De gevonden percentages zijn ongeveer gelijk aan die van 2005. In totaal bezoekt 15% van de Drenten met name buiten de provinciegrenzen voorstellingen, 21% zoekt dit culturele vertier zowel binnen als buiten Drenthe. Net als in 2005 worden opera’s en musicals meestal buiten Drenthe bezocht. Gezien het beperkte aanbod van dit soort voorstellingen in Drenthe is dit ook niet verwonderlijk.
6
Foekema, H., TNS-NIPO, Marktbeschrijving Podiumkunsten 2007, 2008
-16-
Bewoners van het noorden van Drenthe (gemeenten Noordenveld en Tynaarlo) zijn sterk georiënteerd op de stad Groningen en bezoeken daarom –meer dan bewoners van andere regio’s- met name buiten Drenthe culturele voorstellingen.
3.2
Wie zijn de thuisblijvers? (bereik)
In de vorige alinea is al beschreven dat er meer culturele voorstellingen worden bezocht in vergelijking met drie jaar geleden. De provincie vindt het belangrijk dat er geen groepen inwoners buiten de boot vallen. In de tabel hieronder wordt per bevolkingsgroep weergegeven hoeveel van hen de afgelopen 12 maanden geen enkele voorstelling hebben bezocht. Tabel 3.1
Aandeel niet-bezoekers culturele voorstellingen
doelgroepen
% thuisblijvers 2005
2008
ouderen (65+)
43%
29%
groep lage inkomens7
35%
24%
groep lage opleiding
44%
28%
niet bekend
13%
23%
17%
gezinnen met jonge kinderen (<12 jaar) Drenthe, gemiddeld
Tabel 3.1 laat zien dat in 2008 17% van alle Drenten de afgelopen 12 maanden geen één van de 14 soorten voorstellingen hebben bezocht. In 2005 was dit nog 23%. Verder valt uit de tabel af te lezen dat het niet-bezoek onder alle verschillende bevolkingsgroepen sterk is gereduceerd. Zo was van de groep lager-opgeleiden 28% “cultureel passief” ten opzichte van 44% drie jaar geleden: een reductie van de niet-bezoekers van ruim een derde deel. Ook andere bevolkingsgroepen zijn vaker cultureel actief geworden.
3.3
Wat zijn redenen van niet-bezoeken culturele voorstellingen?
17% van de Drenten heeft het afgelopen jaar géén enkele van de 14 soorten culturele voorstellingen bezocht. Aan deze 17% niet-bezoekers is de vraag voorgelegd wat de belangrijkste reden van dit niet-bezoek is.
7
De vraag over het inkomen is in 2008 op een andere manier geformuleerd dan in 2005. Bij de interpretatie van de resultaten moet hiermee rekening worden gehouden.
-17-
Tabel 3.2
Belangrijkste reden van niet-bezoek
reden
2005 in %
absoluut
2008 in %
absoluut
geen interesse
39%
35.000 -
40.000
37%
25.000 -
29.000
geen tijd/te druk
16%
14.000 -
16.000
22%
14.000 -
17.000
gezondheid/handicap
14%
12.000 -
14.000
13%
9000 -
11.000
te hoge kosten/te duur
16%
14.500 -
16.500
11%
7000 -
8500
4%
3500 -
4500
4%
2500 -
3000
11%
9500 -
10.500
12%
8000 -
9500
100%8
90.000 -
100.000
100%
65.000 -
is niet in de buurt/te ver weg anders totaal
76.000
Tabel 3.2 laat zien dat van de mensen die géén voorstelling hebben bezocht (dit is in 2005 23% van de Drenten en in 2008 17%) het argument ‘desinteresse’ het vaakst als reden van dit niet-bezoek wordt opgegeven. Ook in 2005 stond dit argument bovenaan met een score van 39%. Nog eens 22% van de niet-bezoekers had het in 2008 voornamelijk te druk met andere dingen. Dit betekent dat van elke tien niet-bezoekers sowieso dit zes op vrijwillige basis zijn. Dit is een stijging t.o.v. 2005. In totaal geeft 11% van de niet-bezoekers financiële redenen als belangrijkste belemmering voor culturele activiteit. Drie jaar geleden was dit nog 16%. In de tabel is ook te zien om hoeveel Drenten het in absolute termen gaat9. Achter elke reden om geen voorstelling te bezoeken, is aangegeven om hoeveel mensen het minimaal dan wel maximaal in Drenthe gaat (een soort bandbreedte). In de vorige paragraaf was al duidelijk geworden dat meer mensen cultuur zijn gaan consumeren. Aanvullend kan worden opgemerkt dat ook het aantal ‘gedwongen passievelingen’ is teruggelopen. Bleven in 2005 nog 30.000 tot 35.000 Drenten thuis om fysieke, financiële of bereikbaarheidsredenen, in 2008 is dit aantal teruggelopen naar zo’n 20.000 inwoners van Drenthe. Dit komt neer op 3% tot 5% van de Drentse bevolking.
8
9
Door afronding van de percentages in de cellen kan de som van de kolommen iets afwijken van 100%. Dit geldt ook voor andere tabellen in deze rapportage. Als uitgangspunt bij de berekening van het aantal Drenten vanaf 12 jaar geldt voor 2005 het aantal van ruim 412.000 Drenten. Voor 2008 gaat het om 418.000 Drentse inwoners (bron: CBS, Stattline).
-18-
Behoefte aan meer culturele voorstellingen? Tot nu toe is steeds gekeken naar passieve vormen van culturele participatie. In deze paragraaf wordt gekeken naar de behoefte aan deze vorm van culturele participatie. Het Drents Panel is daarom gevraagd of zij vinden dat er genoeg van eerder genoemde voorstellingen in Drenthe of in hun eigen buurt zijn. Omdat er verschillen kunnen bestaan in het huidige, regionale aanbod van culturele voorstellingen is in onderstaande tabel een onderscheid gemaakt naar de woonregio van respondenten. Tabel 3.3
Voldoende aanbod van voorstellingen/voorzieningen in Drenthe? percentage inwoners per Drentse regio regio
Midden
Zuidoost
Zuidwest
Noord
Drenthe
mening
totaal
voldoende aanbod in Drenthe voldoende aanbod in Drenthe,
49% 13%
45% 14%
64% 8%
44% 11%
51%
20% 19%
18% 23%
10% 17%
11% 35%
15%
100%
100%
100%
100%
100%
12%
maar niet bij mij in de buurt onvoldoende aanbod in Drenthe geen mening totaal
22%
Uit de rechterkolom van tabel 3.3 valt af te lezen dat ongeveer de helft van de Drentse inwoners (51%) tevreden is over de grootte van het aanbod van kunst- en cultuurvoorstellingen in Drenthe. Ruim een kwart van de Drenten zou graag zien dat er in Drenthe (15%) of in de eigen buurt (12%) een groter aanbod van voorstellingen zou zijn. Drie jaar geleden was dit opgeteld nog 23% (13 en 10%). De vraag is, of er regionale verschillen zijn in de tevredenheid over het cultuuraanbod in de eigen buurt. Het blijkt dat vooral personen woonachtig in het zuidwesten van Drenthe de grootte van het aanbod waarderen. Dit was ook drie jaar geleden een conclusie. Overigens is het niet zo dat bewoners van Zuidwest Drenthe sterk georiënteerd zijn op Zwolle of andere steden buiten Drenthe. Juist niet; bewoners van Zuidwest Drenthe bezoeken meer dan bewoners van andere regio’s culturele voorstellingen in de eigen provincie. Wanneer andere achtergrondkenmerken betrokken worden bij de analyse van deze vraag komt duidelijk naar voren dat ouderen vaker dan jongeren tevreden zijn over de grootte van het aanbod. Of dit te maken heeft met de aard van de voorstellingen waaraan meer behoefte is, komt in de volgende alinea aan de orde.
-19-
3.4
Van welk soort culturele voorstellingen is onvoldoende aanbod?
De respondenten hebben de mogelijkheid gekregen om aan te geven van welk soort culturele voorstelling ze het aanbod te klein vinden. In onderstaande tabel is dit weergegeven. Tabel 3.4
Te klein aanbod van culturele voorstellingen percentage Drenten
Soort voorstelling
2005
2008
concert pop-/wereldmuziek
10%
13%
musical
10%
12%
cabaret of kleinkunst
5%
9%
film in bioscoop of filmhuis
6%
4%
toneelvoorstelling
4%
5%
concert klassieke muziek
3%
4%
overige voorstellingen (8 stuks)
3% of minder
Uit tabel 3.4 valt af te lezen dat concerten van pop-/wereldmuziek en musicals de soorten voorstellingen zijn waar extra vraag naar is. In vergelijking met 2005 is in het algemeen de behoefte aan culturele voorstellingen (licht) gegroeid. Uit nadere analyse blijkt een relatie tussen de extra behoefte aan voorstellingen en de gestegen consumptie ervan. Het zijn namelijk de mensen die een bepaalde cultuurvoorstelling reeds bezoeken die vinden dat er onvoldoende aanbod van is. Daarom komt het antwoord op de vraag: “welke groepen inwoners vinden het aanbod onvoldoende?” overeen met het antwoord op de vraag “wie de bezoekers zijn van deze voorstellingen”.
3.5
Conclusie
In hoofdstuk 3 zijn twee van de drie onderzoeksvragen aan bod gekomen. Deze gaan over culturele participatie in de passieve vorm en over de behoefte aan meer aanbod op dit terrein. Ook is een vergelijking met 2005 gemaakt. Passieve deelname aan cultuur (vraagstelling a) In 2008 heeft 83% van de Drentse bevolking minimaal één culturele voorstelling bezocht. Deze cijfers zijn een stijging ten opzichte van 2005 toen 77% één van de 14 onderscheiden voorstellingen had bezocht. Deze ontwikkeling ligt in lijn met de landelijke trend waarin ook een stijging van het bezoek aan cultuurvoorstellingen is waar te nemen. Met name bevolkingsgroepen die weinig aan cultuur deden zijn meer gaan consumeren. Tegelijkertijd
-20-
laten de cijfers zien dat er minder sprake is van gedwongen niet-gebruik. Ook blijkt in vergelijking tot de nulmeting dat meer mensen het te druk hebben om iets te bezoeken. Extra behoefte (vraagstelling b) Ongeveer de helft van de Drentse bevolking (51%) is tevreden over de grootte van het aanbod van culturele voorstellingen. In 2005 was nog 58% tevreden over het aanbod. Nu vindt 27% van de Drenten het aanbod in Drenthe of in de eigen buurt onvoldoende. Drie jaar geleden was dat nog 23%. Met name mensen die al (veel) gebruik maken van cultuur hebben behoefte aan meer. Het smaakt naar meer. Dit geeft ook een mogelijke verklaring voor de stijging van de vraag naar cultuur: er zijn namelijk meer cultuurconsumenten bijgekomen.
-21-
-22-
4.
Culturele instellingen en plekken
In hoofdstuk 3 werd de passieve culturele participatie gemeten door te kijken naar culturele en kunstzinnige voorstellingen. In hoofdstuk 4 ligt de nadruk op culturele instellingen en plekken binnen Drenthe. Het gaat daarbij om bezoeken aan de vaste (fysieke) lokaties, ongeacht het doel van deze bezoeken (passieve participatie of actieve participatie). Binnen het onderzoek worden vijf soorten instellingen en plekken onderscheiden waaraan inwoners een bezoek kunnen brengen. Het gaat daarbij om een bezoek aan een: -
museum (zowel bezoeken aan vaste collecties als aan speciale tentoonstellingen)
-
galerie, atelier (een plaats waar men kunstvoorwerpen kan bekijken en kopen)
-
archief (bijvoorbeeld voor stamboomonderzoek of streekgeschiedenis)
-
bezienswaardig gebouw, dorp of stadsdeel (o.a. kastelen, kerken, monumenten)
-
Centrum voor de Kunsten (ICO, Scala, CQ).
In dit hoofdstuk staat het bezoek aan deze vijf culturele instellingen of plekken centraal. Het hoofdstuk heeft dezelfde opbouw als het voorgaande. Ten eerste gaat het om het aantal bezoekers. Daarna gaat het achtereenvolgens om de vraag welke bevolkingsgroepen (veelvuldig) gebruik maken van het aanbod en zo ja, waar ze gebruik maken van het aanbod. Hierna gaat het om het niet-gebruik maken van het culturele aanbod en wie deze culturele thuisblijvers zijn. De laatste paragraaf gaat over de extra vraag die er is naar culturele instellingen/plekken. Een conclusie/samenvatting completeert het hoofdstuk. Bij de verschillende onderdelen is oog voor de diverse bevolkingsgroepen (spreiding, bereik). Ten opzichte van 2005 is de lijst nu uitgebreid met enkele vragen over bezoeken aan de Centra voor de Kunsten. Een goede vergelijking met 2005 is voor dit onderwerp dan ook niet mogelijk.
4.1
Bezoek aan culturele instellingen en plekken
In figuur 4.1 is weergegeven hoeveel Drenten de afgelopen 12 maanden een bezoek hebben gebracht aan een culturele instelling of plek.
-23-
figuur 4.1 Bezoekers culturele instelling/plek
bezienswaardig gebouw, dorp of stadsdeel
60% 57%
2005
56%
museum
44% 32%
galerie/atelier
29% 17%
Centrum voor de kunsten*
archief
2008
7% 5%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
*) is niet gemeten in 2005
Figuur 4.1 laat zien dat het bezoek aan culturele instellingen licht is toegenomen. De stijging loopt in de pas met de toename van het bezoek aan voorstellingen. Opvallend is de sterke toename van het aantal museumbezoekers. Had in 2005 nog 44% van de bevolking een museum bezocht. Drie jaar later is dit gegroeid naar 56%. De expositie ‘Go China’ van het Drents museum lijkt hiervoor de verklaring te zijn, al levert dit onderzoek hiervoor geen gegevens. Een analyse naar bevolkingsgroepen brengt net als bij het bezoek aan voorstellingen diverse verschillen aan het licht. Voor vier van de vijf soorten instellingen is de opleiding en in iets mindere mate het inkomen van bezoekers een belangrijke factor. De enige culturele instelling die hiervan afwijkt, is het archief. Bezoekers aan het archief zijn evenredig verdeeld over de diverse bevolkingsgroepen. Bij het bekijken van de spreiding van cultuurparticipatie komt ook naar voren dat musea naast de hogere inkomensgroepen en hogere opleidingsgroepen- met name bezocht worden door inwoners uit het midden en noorden van Drenthe. Zuid-Drenten bezoeken beduidend minder vaak een museum. Ook wanneer gecontroleerd wordt op opleiding en inkomen blijft een verschil bestaan. De nabijheid en aantrekkingskracht van het Drents Museum lijkt ook hier een rol te spelen. Bij galerieën en ateliers valt verder duidelijk een tweedeling te bespeuren zodra geanalyseerd wordt naar leeftijd. Met name inwoners vanaf ca. 50 jaar bezoeken relatief vaak een galerie of atelier. Daarentegen zijn het vaak jongeren die een Centrum voor de Kunst
-24-
(ICO, Scala of CQ) bezoeken. Bij het bezoeken van bezienswaardige gebouwen, dorpen of stadsdelen worden naast het opleidingsniveau en in mindere mate het inkomensniveau van bezoekers geen andere verklarende variabelen aangetroffen.
4.2
Wie zijn de thuisblijvers? (bereik)
In de vorige alinea is al beschreven dat er meer culturele instellingen/plekken worden bezocht in vergelijking met drie jaar geleden. De provincie vindt het belangrijk dat er geen groepen mensen buiten de boot vallen. In de tabel hieronder wordt per bevolkingsgroep weergegeven hoeveel van hen de afgelopen 12 maanden geen van de vijf soorten culturele plekken/instellingen hebben bezocht (museum, galerie/atelier, archief, bezienswaardig gebouw/dorp/stadsdeel of Centrum voor de Kunsten). Tabel 4.1
Aandeel niet-bezoekers culturele instellingen/plekken
doelgroepen
% thuisblijvers
ouderen (65+) groep lage inkomens
31% 34%
10
groep lage opleiding
37%
gezinnen met jonge kinderen (<12 jaar)
25%
Drenthe totaal
26%
Tabel 4.1 laat zien dat in 2008 26% van de inwoners van Drenthe geen bezoek heeft gebracht aan een culturele instelling of plek. Een analyse naar verschillende bevolkingsgroepen brengt geen opvallende verschillen aan het licht. Van de onderscheiden bevolkingsgroepen zijn de meeste cultureel passieven te vinden in de groep inwoners met een lage opleiding. Van hen heeft 37% geen culturele instelling/plek bezocht. Andere provinciale doelgroepen zoals gezinnen met jonge kinderen en 65+ers wijken relatief gezien slechts weinig af van het gemiddelde Drentse cijfer. Uit nadere analyse blijkt dat in de drie jaar die zat tussen de nulmeting en de huidige peiling de verschillen tussen de diverse bevolkingsgroepen kleiner zijn geworden (nivellering).
10
De vraag over het inkomen is in 2008 op een andere manier geformuleerd dan in 2005. Bij de interpretatie van de resultaten moet hiermee rekening worden gehouden.
-25-
Een extra vraag die aan de bezoekers van culturele instellingen/plekken is gesteld, luidt: waar ze deze instellingen/plekken hebben bezocht. In de volgende figuur is het antwoord hierop grafisch weergegeven.
figuur 4.2. Plaats van bezoek culturele instelling/plek
minimaal 1 instelling/plek bezocht: 74%
(met name) in Drenthe 31% evenveel binnen als buiten Drenthe 27%
geen instelling/plek bezocht 26%
(met name) buiten drenthe 16%
De figuur laat zien dat er door meer mensen culturele instellingen/plekken binnen Drenthe worden bezocht dan daarbuiten. Drie jaar geleden was dit niet zo. Toen werd ongeveer de helft van de bezoeken buiten Drenthe afgelegd. Deze toename van het aantal bezoekers aan culturele instellingen/plekken wordt voor een deel verklaard doordat bezoeken aan Centra voor de kunsten grotendeels binnen Drenthe worden bezocht. En drie jaar geleden zijn deze bezoeken niet gemeten. Toch blijkt uit nadere analyse dat ook de andere culturele instellingen/plekken vaker dan drie jaar geleden binnen de eigen provinciegrenzen worden bezocht.
4.3
Wat zijn redenen voor het niet-bezoeken van culturele instellingen en plekken?
Eerder in dit hoofdstuk is aangegeven dat 26% van de Drentse inwoners het afgelopen jaar geen culturele instelling/plek heeft bezocht. Deze groep is gevraagd wat de redenen zijn voor het niet-bezoek. In de volgende tabel is een uiteenzetting gegeven van de antwoorden op deze vraag.
-26-
Tabel 4.2
Belangrijkste reden voor het niet-bezoeken van culturele instelling/plek.
reden
2005 in %
2008
absoluut11
in %
absoluut
geen interesse
58%
75.000 -
84.000
52%
52.000 -
60.000
geen tijd/te druk
18%
23.000 -
26.000
19%
19.000 -
22.000
gezondheid/handicap
8%
10.000 -
12.000
9%
9000 -
11.000
te hoge kosten/te duur
5%
6000 -
7500
5%
5000 -
6000
is niet in de buurt/ te ver weg
4%
5000 -
6000
4%
4000 -
5000
anders
7%
9000 -
10.000
10%
10.000 -
11.000
(33%)
130.000 -
(26%)
100.000 -
115.000
totaal
145.000
100%
100%
In de rechterhelft van tabel 4.2 is te zien dat ruim de helft van de mensen (52%) die het afgelopen jaar (2008) geen culturele instelling heeft bezocht, desinteresse hiervoor als hoofdreden geeft. Ongeveer één op de vijf zegt dat hij/zij geen culturele instelling heeft bezocht omwille van de tijd (te druk). Je kunt stellen dat deze twee hoofdredenen argumenten zijn waarbij er grotendeels sprake is van een bewuste keuze. Voor de overige drie redenen geldt dit niet (gezondheid/handicap, kostenaspect, afstand). Zo’n 18% van de niet-bezoekers wordt beperkt in de mogelijkheden voor een cultureel bezoek. De helft hiervan (in totaal 9% van de niet-bezoekers) wordt belemmerd door lichamelijke beperkingen. De andere 9% van de niet-bezoekers hikt aan tegen het kostenplaatje of de te maken afstand. In absolute aantallen gaat het om circa 20.000 Drenten die door factoren buiten hun eigen macht beperkt worden in een bezoek aan een culturele instelling/plek. Ten slotte noemt 10% van de respondenten een andere reden voor het niet-bezoek12. De resultaten komen in grote lijnen overeen met de inventarisatie over 2005. Het grootste verschil zit hem in het feit dat er meer mensen geïnteresseerd zijn in cultuur. Daardoor is met name het argument desinteresse minder vaak genoemd13.
11
12
13
Als uitgangspunt bij de berekening van het aantal Drenten vanaf 12 jaar geldt voor 2005 het aantal van ruim 412.000 Drenten. Voor 2008 gaat het om 418.000 Drentse inwoners (bron: CBS, Stattline). Het gaat bijvoorbeeld om mensen die niemand hebben om samen mee op pad te gaan of om mensen die in het geheel niet op de hoogte zijn van het culturele aanbod. Bij de interpretatie moet rekening worden gehouden met het feit dat in 2008 ook de Centra voor de Kunsten onderdeel uitmaken van de vragen over culturele instellingen. In 2005 was dit niet het geval.
-27-
Tabel 4.3
Is er voldoende aanbod van culturele instellingen/plekken in Drenthe? percentage inwoners per Drentse regio regio
Midden
Zuidoost
Zuidwest
Noord
Drenthe totaal
mening voldoende aanbod in Drenthe voldoende aanbod in Drenthe,
63% 8%
51% 12%
67% 5%
57% 6%
59% 8%
9% 20%
10% 28%
5% 23%
9% 29%
8% 25%
100%
100%
100%
100%
100%
maar niet bij mij in de buurt onvoldoende aanbod in Drenthe geen mening totaal
Uit de rechterkolom van tabel 4.3 valt af te lezen dat 59% van de Drenten tevreden is over de grootte van het aanbod van culturele instellingen/plekken in Drenthe. Eén op de zes vindt het aanbod in Drenthe (8%) of in de eigen buurt (8%) aan de magere kant. Een kwart van de Drenten heeft geen mening over deze vraag. Het blijkt dat er regionale verschillen zijn in de waardering van het culturele aanbod van instellingen. In Zuidoost Drenthe is men het minst tevreden, in Zuidwest Drenthe het meest tevreden. Dit was ook drie jaar geleden het geval. Alleen zijn de verschillen nu nog iets groter geworden. In Zuidoost Drenthe is nu 22% (12%+10%) niet tevreden over het aanbod (in de eigen buurt), in Zuidwest Drenthe is dit 10%. Een verschil van 12 procentpunten. Drie jaar geleden bleef dit verschil beperkt tot 7 procentpunten. Uit de nadere analyse van achtergrondkenmerken komt naar voren dat jongeren het aanbod vaker onvoldoende vinden dan ouderen (13% van de jongeren zegt “onvoldoende” t.o.v. 7% van de rest). Andere analyses -zoals naar gezinnen met jonge kinderen- brengen geen verschillen tussen bevolkingsgroepen aan het licht.
4.4
Van welk soort culturele voorstellingen is onvoldoende aanbod?
De respondenten hebben de mogelijkheid gekregen om aan te geven van welk soort culturele voorstelling ze het aanbod te klein vinden. In de volgende tabel is dit weergegeven.
-28-
Tabel 4.4 Te klein aanbod van culturele instellingen en plekken percentage Drenten Soort voorstelling
2005
2008
museum
8%
8%
bezienswaardig gebouw, dorp, stadsdeel
9%
8%
galerie, atelier
4%
3%
niet gemeten
3%
2%
2%
Centrum voor de Kunsten Archief
Tabel 4.3 laat zien dat 8% van de Drenten behoefte heeft aan een ruimer aanbod van musea en aan bezienswaardige gebouwen, dorpen en stadsdelen. Aan de overige culturele instellingen heeft niet meer dan 3% van de inwoners meer behoefte. Jongeren en ZuidoostDrenten zijn licht oververtegenwoordigd in de groep ‘behoeftigen’.
4.5
Conclusie
In hoofdstuk 4 zijn, net als in hoofdstuk 3, twee van de drie onderzoeksvragen aan bod gekomen. Deze gaan over culturele participatie in de passieve vorm en over de behoefte aan meer aanbod op dit terrein. Ook is een vergelijking met 2005 gemaakt. Passieve participatie (vraagstelling a) In 2008 heeft 76% van de Drentse bevolking minimaal één culturele instelling of plek bezocht. Deze cijfers laten -net als eerder het geval was bij culturele voorstellingen- een stijging zien ten opzichte van 2005. Deze stijging loopt in de pas met landelijke ontwikkelingen. De grootste stijger was het museumbezoek (“Go China”). Verder zijn de verschillen in culturele participatie tussen de diverse bevolkingsgroepen kleiner geworden. Circa 20.000 Drenten willen in principe wel een culturele instelling/plek bezoeken maar worden omwille van lichamelijke, financiële of bereikbaarheidsredenen uitgesloten van cultuurconsumptie. Extra behoefte (vraagstelling b) Net als drie jaar geleden is de grote meerderheid tevreden over het aanbod van culturele instellingen in Drenthe. In Zuidoost Drenthe is men het minst tevreden over het huidige aanbod. Ook jongeren zijn kritischer dan ouderen over het huidige aanbod. Hiermee zijn tegelijk de twee groepen genoemd (Zuidoost-Drenten en jongeren) die meer dan andere bevolkingsgroepen behoefte hebben aan een uitgebreider aanbod van culturele instellingen en plekken. De conclusie van hoofdstuk 3 dat de ‘cultuurbehoeftigen’ juist de mensen zijn die al veel voorstellingen bezoeken geldt dus niet voor het bezoek aan culturele instellingen.
-29-
Wat mist men dan? 8% heeft behoefte aan uitbreiding van het aanbod van musea en bezienswaardige gebouwen/dorpen/stadsdelen. Aan andere culturele instellingen heeft maximaal 3% van de Drentse inwoners meer behoefte.
-30-
5.
Culturele uitleenvoorzieningen
In de vorige twee hoofdstukken stond met name de passieve deelname aan kunst- en cultuurparticipatie centraal. In dit hoofdstuk wordt de stap gezet naar een meer actieve vorm van culturele participatie. Ging het in hoofdstuk 3 en 4 nog over het (passief) bezoeken van iets cultureels, nu wordt ingegaan op het gebruik maken van laagdrempelige culturele (uitleen) voorzieningen. Dit is een actievere vorm van participatie. Onder deze definitie vallen vier uitleenvoorzieningen, namelijk: •
bibliotheek (behalve een school- of universiteitsbibliotheek);
•
fonotheek (muziekuitleen);
•
artotheek (kunstuitleen);
•
videotheek.
De opbouw van dit hoofdstuk is dezelfde als die van de voorgaande twee hoofdstukken. Eerst wordt ingegaan op de gebruikers, daarna op het niet-gebruik en de waardering van de aanbodzijde.
5.1
Gebruik culturele uitleenvoorzieningen
In figuur 5.1 is weergegeven welk deel van de Drentse inwoners iets hebben geleend bij een culturele uitleenvoorziening.
-31-
figuur 5.1 Gebruikers culturele uitleenvoorzieningen
51%
bibliotheek
50%
2005
30%
videotheek
36% 6%
fonotheek
artotheek
2008
6% 2% 3% 60%
minimaal 1 uitleenvoorzieningen 0%
64% 10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
Uit figuur 5.1 valt af te lezen dat het gebruik van drie van de vier uitleenvoorzieningen gelijk is gebleven. Een bibliotheek is net als in 2005 door de helft van de Drenten in 2008 bezocht. Ook het bezoek aan een fonotheek en kunstuitleen (artotheek) is onveranderd gebleven. De videotheek is de enige uitleenvoorziening die een duidelijke verandering (in dit geval een achteruitgang) laat zien. Deze ontwikkeling is niet onverwacht, gezien het feit dat er steeds meer gebruik wordt gemaakt van alternatieven voor de videotheek14. De daling van het videotheekgebruik is ook verantwoordelijk voor de daling van het totale aantal ‘leners’. Dit daalde van 64% naar 60%. uitsplitsing bevolkingsgroepen Uit nadere analyse komen twee verklarende kenmerken naar voren die zorgen voor relatief grote verschillen tussen de mate van gebruik van de diverse bevolkingsgroepen. Het gaat om leeftijd en opleiding. Jongeren (12 t/m 29 jaar) maken vaker gebruik van bibliotheek (61%) en videotheek (60%) dan andere groepen. Hoger opgeleiden maken van alle vier voorzieningen vaker gebruik dan lager opgeleiden. 14
Van de 1.150 Nederlandse videotheken die Nederland in 2004 nog telde zijn er op dit moment (februari 2009) nog circa 700 over. Piraterij (illegaal kopiëren van dvd’s) is een belangrijke oorzaak. En met een toenemend aantal zenders via digitale tv groeit de concurrentie van televisie. Ook is de verhuur van porno als belangrijkste inkomstenbron voor veel videotheken weggevallen, vanwege internet. Daar komt bovenop dat de game-industrie sinds kort niet meer toestaat dat videotheken ook computerspellen verhuren. (Bron: www.marketingfacts.nl)
-32-
Een belangrijke doelgroep van bibliotheken is de groep kinderen/jongeren. Directe gegevens over deze doelgroep ontbreken. Wel is het mogelijk om te kijken naar respondenten die deel uitmaken van jonge gezinnen (in de meeste gevallen vader/moeder). Uit de analyses blijkt dat respondenten die deel uitmaken van een jong gezin gemiddeld vaker dan anderen gebruik maken van de bibliotheek (67% vs 46%). Deze conclusie gaat ook op na controle van de variabele leeftijd.
5.2
Wie zijn de thuisblijvers? (bereik)
In onderstaande tabel is voor een aantal verschillende groepen van provinciaal beleid aangegeven welk deel van hen in 2005 en in 2008 geen gebruik hebben gemaakt van een uitleenvoorziening. Tabel 5.1
Aandeel niet-bezoekers culturele uitleenvoorzieningen
bevolkingsgroepen
% thuisblijvers 2005
2008
60%
58%
50%
51%
59%
54%
niet gemeten
24%
36%
40%
ouderen (65+) groep lage inkomens
15
groep lage opleiding gezinnen met jonge kinderen (<12 jaar) Drenthe totaal
Tabel 5.1 laat zien dat ondanks de lichte terugval van het aantal mensen dat gebruik heeft gemaakt van een uitleenvoorziening, er wel sprake is van enige nivellering tussen de groepen. Dit betekent dat de niet-gebruikers in 2008 meer dan in 2005 verspreid zijn over de verschillende bevolkingsgroepen. In het kader van het provinciale beleid “cultuur voor iedereen” is dit een positief signaal.
5.3
Wat zijn de redenen van het niet-gebruik maken van de bibliotheek?
In tabel 5.2 is aangegeven wat de redenen zijn van de groep Drenten die geen gebruik maakt van de bibliotheek (het gaat om 49% van de bevolking).
15
De vraag over het inkomen is in 2008 op een andere manier geformuleerd als in 2005. Bij de interpretatie van de resultaten moet hierbij rekening worden gehouden.
-33-
Tabel 5.2
Belangrijkste reden van niet-gebruik bibliotheek
reden
2005 in %
2008
absoluut16
in %
absoluut
geen interesse
42%
82.000 -
91.000
38%
77.000 -
86.000
geen tijd/te druk
24%
46.500 -
51.500
27%
54.000 -
59.000
te hoge kosten/te duur
3%
5000 -
6000
4%
7000 -
9000
gezondheid/handicap
3%
5000 -
6000
3%
5500 -
6500
is niet in de buurt/te ver weg
3%
5000 -
6000
1%
2500 -
3500
anders
25%
49.000 -
54.000
27%
54.000 -
59.000
Totaal
100%
195.000 -
215.000
100%
200.000 -
222.000
De voorgaande tabel geeft een onderverdeling weer van de redenen die door de “bibliotheek-mijders” worden genoemd om geen gebruik te maken van de bibliotheek. Desinteresse is net als in 2005 de belangrijkste reden om geen bibliotheek te bezoeken. 38 procent van de niet-bezoekers geeft dit argument. Nog eens 27% van de thuisblijvers zegt het te druk te hebben om de bibliotheek te bezoeken. Samen zijn deze twee argumenten goed voor tweederde deel van de excuses. Opvallend is het hoge aantal mensen dat als reden ‘anders’ opgeeft. Van alle mensen die geen gebruik maken van de bibliotheek doet in totaal zo’n 8% dit onvrijwillig: vier procent hikt aan tegen de kosten, drie procent ondervindt te veel lichamelijk ongemak en één procent van de niet-gebruikers vindt de bibliotheek te ver weg. In absolute aantallen betekent dit dat van de 418.000 Drentse inwoners van 12 jaar en ouder er zo’n 15.000 tot 18.000 belemmerd worden in een bezoek aan de bibliotheek. Dit aantal is gelijk aan de uitkomst van drie jaar geleden.
5.4
Is er voldoende aanbod van culturele uitleenvoorzieningen?
Net als in hoofdstuk 3 en 4 is ook nu gevraagd naar het oordeel over het aanbod van culturele uitleenvoorzieningen. Gezien de reikwijdte van uitleenvoorzieningen is in tegenstelling tot de vorige hoofdstukken niet gevraagd naar het aanbod van heel Drenthe maar naar dat van de eigen omgeving. In de onderstaande tabel zijn de uitkomsten daarom per regio weergegeven.
16
Als uitgangspunt bij de berekening van het aantal Drenten vanaf 12 jaar geldt voor 2005 het aantal van ruim 412.000 Drenten. Voor 2008 gaat het om 418.000 Drentse inwoners (Bron: CBS, Stattline)
-34-
Tabel 5.3
Voldoende aanbod van uitleenvoorzieningen in eigen omgeving17? percentage Drenten per regio regio:
Midden
Zuidoost
Zuidwest
Noord
Drenthe totaal
mening voldoende aanbod in omgeving
totaal
2008
71%
65%
75%
69%
75%
70%
6%
9%
6%
3%
6%
7%
23%
26%
19%
27%
19%
23%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
onvoldoende aanbod in omgeving geen mening
2005
De waardering over het aanbod van uitleenvoorzieningen varieert van 65% tevredenen in het zuidoosten tot 75% in het zuidwesten van de provincie. Het aantal inwoners dat ontevreden is (gemiddeld in Drenthe 7%) komt overeen met de meting van 3 jaar geleden. Iets minder dan een kwart van de Drenten heeft geen mening over het aanbod. Vervolgens is gekeken van welke uitleenvoorzieningen graag een ruimer aanbod wordt gezien. In tabel 5.4 is dit weergegeven. Tabel 5.4
Onvoldoende aanbod uitleenvoorzieningen percentage Drenten
Soort uitleenvoorziening 2005
2008
bibliotheek
2%
3%
fonotheek
3%
3%
artotheek
2%
2%
videotheek
2%
2%
Tabel 5.4 laat hetzelfde beeld zien als in 2005. Een klein deel van de Drentse inwoners vindt dat er te weinig culturele uitleenvoorzieningen zijn. Zo vindt 3% van de Drenten het aanbod van bibliotheken onder de maat. De mensen die het aanbod graag zien verruimen, zijn verspreid over alle bevolkingsgroepen.
5.5
Conclusie
Hoofdstuk 5 behandelde het gebruik van vier verschillende vormen van culturele uitleenvoorzieningen, waaronder de bibliotheek.
17
Nog relevanter zou het zijn om deze resultaten te presenteren op wijk/dorpsniveau. De omvang van de steekproef is hier echter ontoereikend voor.
-35-
Actieve participatie (vraagstelling c) In totaal bracht de helft van de Drentse inwoners het afgelopen jaar een bezoek aan de bibliotheek. Dit is gelijk aan drie jaar geleden. Van de mensen die geen gebruik maakten van de bibliotheek was dit voor 8% onvrijwillig. Van videotheken wordt steeds minder gebruik gemaakt. Behoeften (vraagstelling b) Het percentage inwoners dat meer behoefte heeft aan meer culturele uitleenvoorzieningen varieert van 3% in Zuidwest Drenthe tot 9% in het Zuidoosten. Drie procent van de inwoners wil graag een ruimer aanbod van bibliotheken. De cijfers sluiten aan bij de uitkomsten van drie jaar geleden.
-36-
6.
Actieve deelname aan kunst en cultuuractiviteiten
In de vorige hoofdstukken stond passief gebruik van cultuur centraal. In dit hoofdstuk wordt ingezoomd op actieve participatie. Het gaat dus bijvoorbeeld niet meer om het bezoeken van een muziekuitvoering maar om het zelf bespelen van een muziekinstrument.
6.1
Actieve participatie
In dit onderzoek worden 11 verschillende soorten kunstzinnige en culturele uitingen gemeten. Dit aantal is niet volledig dekkend voor alle activiteiten die op dit gebied worden uitgevoerd, toch biedt het een goed inzicht in de actieve participatie van de Drent. De 11 soorten kunstzinnige en culturele uitingen waarnaar is gevraagd waren ook drie jaar geleden onderdeel van de vragenlijst. Dit maakt een goede vergelijking mogelijk. In de tabel is onderscheid gemaakt naar de mate waarin personen actief zijn. Op die manier is verschil aan te brengen tussen personen die een activiteit als ‘incident’ hebben uitgevoerd en personen die deze activiteit op regelmatige basis beoefenen. Tabel 6.1
Frequentie van actieve participatie, per activiteit
Activiteit
2005
2008
1à2
3 keer
totaal
1à2
3 keer
totaal
keer
of vaker
2005
keer
of vaker
2008
tekenen, schilderen, grafisch werk
7%
10%
17%
9%
14%
23%
zingen
3%
12%
15%
6%
17%
23%
muziekinstrument bespelen
3%
11%
14%
4%
13%
17%
fotografie/film/video (geen
4%
10%
14%
5%
9%
14%
4%
4%
8%
7%
4%
11%
2%
6%
8%
4%
6%
10%
verhalen/gedichten schrijven
3%
5%
8%
8%
6%
14%
websites ontwerpen
3%
4%
7%
5%
3%
8%
muziek maken op de computer
2%
4%
6%
3%
4%
7%
toneel, mime
2%
3%
5%
3%
4%
7%
(jazz)ballet, (volks)dans
1%
5%
6%
3%
1%
4%
vakantie- of familiekiekjes/ familiefilmpjes) beeldhouwen, boetseren, pottenbakken, sieraden maken werken met textiel, wandkleden maken, weven
-37-
Uit tabel 6.1 blijkt voor verschillende kunstzinnige en culturele activiteiten een stijging van het aantal beoefenaars. Zo is het aantal Drenten dat het afgelopen jaar tijd heeft besteed aan zelf tekenen, schilderen of een andere grafische hobby gestegen van 17% (7%+10%) naar 23% (9%+14%). Ook het aantal Drentse zangers is toegenomen van 15% naar 23%. In het algemeen kan gesteld worden dat het aantal personen dat een culturele of kunstzinnige activiteit heeft uitgevoerd, is gestegen. Met uitzondering van zojuist genoemde voorbeelden wordt de stijging met name toegeschreven door activiteiten die op incidentele basis zijn gedaan (het afgelopen jaar slechts 1 of 2 keer) en niet zozeer door personen die op regelmatige basis een activiteit beoefenen. In vergelijking met drie jaar geleden is de stijging van actieve participatie vrijwel geheel toe te schrijven aan frequentere participatie van de groep jongeren. Jongeren hebben met name vaker dan in 2005 een poging gedaan om te zingen, te tekenen/schilderen of verhalen/gedichten te schrijven. Deze constatering sluit aan bij de gedachten over de ‘zapcultuur’ van jongeren. De zap-cultuur uit zich in de manier waarop jongeren met cultuur de laatste jaren bezig zijn. Geen trouwe levenslange lidmaatschappen, maar vluchtige contacten en snel wisselende interesses18. Andere bevolkingsgroepen vertonen niet of nauwelijks verandering in de mate van actieve participatie.
6.2
Wie beoefenen geen kunstzinnige en culturele activiteiten? (deelname en bereik)
Tabel 6.1 laat per activiteit het aantal beoefenaars zien. Het geeft echter niet weer of het bij elke activiteit om dezelfde danwel iedere keer andere personen gaat. In theorie zou het dus mogelijk zijn dat een zeer kleine groep mensen, heel veel verschillende activiteiten beoefent en dat een grote groep aan geen enkele culturele/kunstzinnige activiteit tijd besteedt. In onderstaande tabel is daarom weergegeven hoeveel mensen het afgelopen jaar geen enkele kunstzinnige of culturele activiteit hebben beoefend: het aandeel passieven. Dit is vergeleken met het cijfer van 2005.
18
Overal! Overijssel, provinciaal programma cultuurdeelname 2009-2012.
-38-
Tabel 6.2
Aandeel cultureel passieven per bevolkingsgroep, 2005 en 2008
doelgroep
% cultureel passieven 2005
2008
groep lage inkomens
47%
45%
groep lage opleiding
59%
48%
groep ouderen
51%
49%
niet gemeten
43%
47%
42%
gezinnen met jonge kinderen Drenthe totaal
Tabel 6.2 geeft weer dat het aantal cultureel passieve Drenten is teruggelopen van 47% naar 42%. Dit is een reductie van vijf procentpunten. Zoals eerder vermeld zijn het vooral jongeren die hier verantwoordelijk voor zijn. Ook de groep mensen met een lage opleiding heeft het afgelopen jaar vaker een kunstzinnige en/of culturele activiteit beoefend. Hierbij moet wel worden aangetekend dat ook binnen deze groep het vooral jongeren zijn die zich vaker kunstzinnig/cultureel hebben geuit. Tabel 6.3
Aantal kunst- en cultuurparticipanten in georganiseerd verband. percentage van alle Drenten
georganiseerd via kunstzinnige instelling georganiseerd via vereniging, club, gezelschap
2005
2008
5%
5%
17%
18%
Uit tabel 6.3 blijkt dat 5% van alle Drenten het afgelopen jaar stond ingeschreven bij een kunstzinnige instelling. 18% is lid van een kunstzinnige/culturele club. De cijfers komen overeen met de uitkomsten van 2005. Ook sluit het aan bij het feit dat in de vorige paragraaf al bleek dat de toename van het aantal kunstzinnige en culturele actieven voornamelijk gestoeld was op personen die op incidentele basis een kunstzinnige of culturele activiteit beoefenden. Logischerwijs zijn ze hiervoor niet aangesloten bij een kunstzinnige en/of culturele vereniging of instelling. Wanneer we het aantal georganiseerde personen afzetten tegen het aantal personen dat cultureel actief is, komt naar voren dat van hen zo’n 9% is aangesloten bij een kunstzinnige instelling. 28% van de actieven is lid van een culturele/kunstzinnige club, vereniging of gezelschap. Ook deze percentages zijn gelijk aan die van 2005.
-39-
6.3
Conclusie
In hoofdstuk 6 stond actieve culturele en kunstzinnige participatie centraal. In totaal werden 11 verschillende soorten kunstzinnige en culturele activiteiten er uitgelicht. Actieve participatie (vraagstelling a; deelname en bereik) Meer dan de helft van de Drenten (58%) heeft zich het afgelopen jaar kunstzinnig of cultureel geuit. Ten opzichte van drie jaar geleden is dit een stijging. Deze stijging wordt met name veroorzaakt door het aantal jongeren dat vaker bepaalde culturele/kunstzinnige activiteiten uitprobeert. Ook in andere regio’s is een stijging van het aantal actieve cultuurparticipanten waar te nemen.
-40-
7.
Drentse culturele uitingen en evenementen
De provincie wil in het kader van haar directe en indirecte rol bij culturele uitingen en evenementen weten in hoeverre ze bekend zijn bij het Drentse publiek. In samenspraak met de opdrachtgever is daarom een actuele lijst opgesteld van musea, evenementen en andere culturele uitingen met een bovenlokaal/regionaal bereik. Hoofdstuk 7 behandelt het antwoord op deze vraag. Door de actualiteit is de lijst van culturele uitingen afwijkend van die van 2005. Een vergelijking in de tijd is hierdoor niet mogelijk.
7.1
Musea
Het bereik van musea kan op basis van bezoekersaantallen gemeten worden in de musea zelf. Maar bereik impliceert ook de bekendheid van de musea. Daarbij zijn bezoekersaantallen grotendeels afhankelijk van de bekendheid van betreffende musea. Onderstaande tabel geeft daarom de bekendheid weer van de vijf musea waar de provincie zich in de huidige beleidsperiode verantwoordelijk voor voelt (provincie Drenthe 2008, p. 22). Tabel 7.1
Naamsbekendheid Drentse musea percentage inwoners dat museum kent
museum Herinneringskamp Westerbork Drents Museum Gevangenismuseum, Veenhuizen Hunebedmuseum, Borger Museum de Buitenplaats, Eelde
77% 75% 75% 70% 37%
Tabel 7.1 geeft weer dat van de vijf musea er vier zijn die een bekendheid van minimaal 70% genieten. Het gaat om Herinneringskamp Westerbork (77% bekendheid), het Drents Museum en het Gevangenismuseum (beide 75%) en het Hunebedmuseum (70%). Het enige museum dat qua provinciale naamsbekendheid achterblijft, is het Museum de Buitenplaats (37%). In het kader van het bovenlokaal/regionale belang dat wordt gehecht aan de musea is het interessant om te kijken naar de bekendheid c.q. het bereik in de diverse regio’s. Met name in het noorden en het midden van Drenthe is de Buitenplaats bekend met 69% en 47%. In de zuidelijke regio’s kent 1 op de 4 de Buitenplaats van naam. Bij de andere vier musea zijn deze regionale bekendheidsverschillen veel kleiner.
-41-
7.2
Festivals
In eerste instantie zijn festivals de verantwoordelijkheid van de gemeente en de plaatselijke middenstand. Daarnaast heeft de provincie geïnvesteerd in het provinciale festivalbeleid onder andere met als doel om Drenthe nog meer op de kaart te zetten en het bereik van cultuur te verbreden. Net als bij de musea is ook hier het meten van de naamsbekendheid een indicator voor het bepalen van het bereik. De volgende tabel geeft deze bekendheid weer. Tabel 7.2
Naamsbekendheid Drentse festivals
Festivals Festival Vrouwenfilms Axis festival Festival Zomerzinnen
21% 13% 11%
Tabel 7.2 laat zien dat van de drie festivals met bovenlokale/-regionale uitstraling de festivals binnen Drenthe een naamsbekendheid van 11 tot 21% genieten. Op het eerste gezicht is een opvallende uitkomst van nadere analyse dat alle drie de festivals met name een goede bekendheid genieten in het midden van Drenthe en minder in de rest van de provincie. Minder opvallend is het zodra meegenomen wordt dat twee van de drie festivals zich afspelen in Assen.
7.3
Overige culturele uitingen
De provincie voelt zich betrokken bij (de stimulering van) grote amateurkunstprojecten, talentontwikkeling en kwaliteitsontwikkeling. Ditzelfde geldt voor gemeentegrenzen overstijgende podiumkunsten. Om die reden is ook een aantal van dit soort culturele uitingen toegevoegd aan het lijstje met musea en festivals. De selectie is op aangeven van de opdrachtgever gemaakt.
-42-
Tabel 7.3
Naamsbekendheid overige culturele uitingen
evenementen Oktobermaand Kindermaand Culturele prijs Drenthe Culturele hoofdstad/gemeente van Drenthe Culturele uitdag Drenthe
61% 48% 43% 23%
orkesten Drents Jeugdorkest Drents Symfonie orkest
45% 45%
theatergezelschappen Theatergezelschap PeerGrouP Jeugdtheatergezelschap De Reus
18% 7%
beeldende kunst KIK (kunst in Kolderveen)
11%
Tabel 7.3 geeft weer dat 61% van de Drenten de term ‘Oktobermaand Kindermaand’ kent. De Culturele prijs Drenthe is bij ongeveer de helft van de mensen bekend. Iets minder dan de helft van de Drentse inwoners kent de term ‘Culturele hoofdstad of gemeente van Drenthe’. De Drentse uitdag is de minst bekende van de evenementen met een bekendheid van 23%. De verschillen in bekendheid tussen de Drentse regio’s zijn klein. De twee Drentse orkesten zijn binnen Drenthe even goed bekend. Beide scoren 45% naamsbekendheid. De bekendheid binnen de regio’s varieert van circa 40 tot 50 procent. De theatergezelschappen scoren een minder hoge bekendheid. De naam ‘theatergezelschap Peergroup’ is bij ca. 18% van de inwoners bekend, De Reus bij 7%. Peergroup Drenthe is met name in het midden en noorden van Drenthe bekend (26%). In het zuidelijke deel van de provincie kent circa 1 op de 8 (12-13%) de naam. Ook het andere theatergezelschap De Reus geniet meer bekendheid in het midden van de provincie. Er is één culturele uiting die het qua naamsbekendheid vooral moet hebben van een andere regio dan het midden van Drenthe. Dit is KIK (kunst in Kolderveen). Gemiddeld kent zo’n 11% van de Drentse inwoners deze naam maar in zuidwest Drenthe heeft 1 op de 5 hiervan gehoord.
7.4
De Drentse taol
Enigszins afwijkend ten opzichte van de voorgaande alinea’s die gingen over evenementen, festivals, musea etc. is het onderwerp ‘Drentse taol’. Toch is dit ook een belangrijk onderdeel van de Drentse cultuur. De provincie wil extra impulsen geven aan het Drents. Zo denkt de provincie er aan om –naast de structurele ondersteuning van het Huus van de Taol- nieuwe projecten te ondersteunen om het Drents ’in de markt te zetten’. In dit kader is de provincie
-43-
geïnteresseerd in de mening van de burger19 over promotie van de streektaal. De vraag die aan de burgers is gesteld, luidt; “Wordt er voldoende aandacht besteed aan het promoten van de streektaal? ”De meningen hierover zijn verdeeld: 40 procent geeft als antwoord “ja”, 24 procent vindt van niet, 36 procent heeft geen mening.
7.5
Conclusie
Bereik en spreiding De provincie wil in het kader van haar bovenregionale/lokale verantwoordelijkheid en betrokkenheid bij culturele uitingen weten in hoeverre het bereik van deze uitingen is (“cultuur voor iedereen”). Zowel geografisch als wat betreft diversiteit van doelgroepen. Daarom is als indicator voor de spreiding van het bereik gekeken naar de bekendheid van diverse lokale en regionale overstijgende musea, festivals, evenementen en koren. Een vergelijking tussen de verschillende soorten uitingen brengt aan het licht dat musea in het algemeen het meest bekend zijn. De theatergezelschappen en beeldende kunstvoorstelling kent een selectere groep Drenten. Analyses van achtergrondkenmerken laten als opvallende uitkomst zien dat relatief veel culturele uitingen vooral in het midden van Drenthe (Assen en omstreken) bekendheid genieten en duidelijk minder in het zuiden van de provincie. Ten slotte is ook over een ander aspect van culturele uitingen - namelijk de Drentse taol- een vraag gesteld. Deze luidt: wordt er voldoende aandacht besteed aan het promoten van de streektaal? De uitkomsten laten een verdeeld beeld zien.
19
Voor uitgebreid onderzoek naar/over de Drentse taol zie: van Ruijven (2005) en Lange (2007).
-44-
Samenvatting en conclusies
Inleiding In 2004 is de cultuurnota “De kunst van het combineren” verschenen (Provincie Drenthe 2004). In deze nota van de provincie Drenthe wordt aangesloten bij het rijkscultuurbeleid waar culturele participatie een belangrijke rol speelt. Dit was ook de reden om eind 2005 een nulmeting te houden naar kunst- en cultuurparticipatie van de Drentse bevolking (Van houseparty tot klompendans, Lange, 2006). Het onderzoek dat nu is uitgevoerd dient als vervolgmeting op het onderzoek van 2005. Omdat het huidige beleid in de nieuwe provinciale cultuurnota “Cultuur als magneet” (provincie Drenthe, 2008), aansluit op het vorige beleid, is een bijkomend voordeel dat uitkomsten van dit onderzoek aanknopingspunten kunnen bieden voor het huidige beleid. De centrale vraagstelling luidt: a.
In welke mate is er sprake van passieve beleving van kunst en cultuur?
b.
In welke mate is er sprake van actieve beoefening van uitingsvormen van kunst en cultuur?
c.
Welke uitingsvormen zouden moeten worden gestimuleerd? (Waar is meer behoefte aan?)
Voor alle drie vraagstellingen geldt dat de uitkomsten worden vergeleken met 2005.
vraagstelling A. Passieve participatie De passieve culturele participatie van Drenten is gestegen ten opzichte van 2005. Culturele voorstellingen In 2008 heeft 83% van de Drentse bevolking minimaal één culturele voorstelling bezocht. De cijfers tonen een stijging ten opzichte van 2005 toen 77% één van de 14 onderscheiden voorstellingen had bezocht. Deze ontwikkeling ligt in de lijn met landelijke trend waarin ook een stijging van het bezoek aan cultuurvoorstellingen is waar te nemen20. Culturele instellingen en plekken In 2008 heeft 76% van de Drentse bevolking minimaal één culturele instelling of plek bezocht. Deze cijfers laten -net als eerder het geval was bij culturele voorstellingen- een stijging zien ten opzichte van 2005. Deze stijging loopt in de pas met landelijke 20
Roes, T. (2008). Facts & Figures of the Netherlands. Social & Cultural Trends 1995-2006. Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau.
-45-
ontwikkelingen. De grootste stijger was het museumbezoek (waarschijnlijk lag het succes van “Go China” hieraan ten grondslag). Verder zijn de verschillen in culturele participatie tussen de diverse bevolkingsgroepen kleiner geworden. De stijging van het aantal bezoeken aan culturele instellingen loopt gelijk op met de toename van het bezoek aan voorstellingen. Ook uit vergelijkbaar onderzoek in andere regio’s blijkt dat deze ontwikkeling wordt waargenomen21 . Waardering aanbod van voorstellingen en instellingen Wat betreft de waardering van het culturele aanbod valt op dat de grootte van het aanbod van culturele instellingen/plekken in Drenthe meer gewaardeerd wordt dan dat van voorstellingen. Verder verschilt de waardering van het totale culturele aanbod per Drentse regio. In Zuidwest Drenthe is men het meest tevreden over het culturele aanbod, in het zuidoosten van de provincie het minst. Overige culturele uitingen De provincie wil in het kader van haar bovenregionale/lokale verantwoordelijkheid en betrokkenheid bij culturele uitingen weten in hoeverre het bereik van deze uitingen is: zowel geografisch als wat betreft diversiteit van doelgroepen. Daarom is als indicator voor de spreiding van het bereik gekeken naar de bekendheid van diverse lokale en regionale overstijgende musea, festivals, evenementen en koren. Een vergelijking tussen de verschillende soorten uitingen brengt aan het licht dat de musea in het algemeen het meest bekend zijn. De theatergezelschappen en de exposities van de Stichting KIK zijn bekend bij een selecte groep Drenten. Analyses van achtergrondkenmerken laten als opvallende uitkomst zien dat van de lijst met culturele uitingen relatief veel vooral in het midden van Drenthe (Assen en omstreken) bekendheid geniet en duidelijk minder in het zuiden van de provincie.
Actieve participatie Ten opzichte van 2005 hebben zich meer Drentse inwoners actief kunstzinnig of cultureel geuit. Uitleenvoorzieningen In totaal bracht de helft van de Drentse inwoners het afgelopen jaar een bezoek aan de bibliotheek. Dit is gelijk aan drie jaar geleden. Van de mensen die geen gebruik maakten van de bibliotheek was dit voor 8% onvrijwillig. Van videotheken wordt steeds minder gebruik gemaakt.
21
Dimensus, 2008.
-46-
Uitingen Meer dan de helft van de Drenten (58%) heeft zich het afgelopen jaar kunstzinnig of cultureel geuit. Ten opzichte van drie jaar geleden is dit een stijging. Deze stijging wordt met name veroorzaakt door het aantal jongeren dat vaker bepaalde culturele/kunstzinnige activiteiten uitprobeert. Ook in andere Nederlandse regio’s is een stijging van het aantal actieve cultuurparticipanten waar te nemen.
Behoeften Er is een stijging waargenomen van de vraag naar culturele voorstellingen. Over het aanbod van culturele instellingen en culturele uitleenvoorzieningen is net als drie jaar geleden een grote meerderheid tevreden. Culturele voorstellingen Ongeveer de helft van de Drentse bevolking (51%) is tevreden over de grootte van het aanbod van culturele voorstellingen. In 2005 was nog 58% tevreden. Met name mensen die al (veel) gebruik maken van cultuur hebben behoefte aan meer. Het smaakt naar meer. Dit geeft ook een mogelijke verklaring voor de stijging van de vraag naar cultuur: er zijn namelijk meer cultuurconsumenten bijgekomen. Culturele instellingen/plekken Net als drie jaar geleden is de grote meerderheid tevreden over het aanbod van culturele instellingen in Drenthe. In Zuidoost Drenthe is men het minst tevreden over het huidige aanbod. Ook jongeren zijn kritischer dan ouderen over het huidige aanbod. Hiermee zijn tegelijk de twee groepen genoemd (Zuidoost Drenten en jongeren) die meer dan anderen bevolkingsgroepen behoefte hebben aan een uitgebreider aanbod van culturele instellingen en plekken. De conclusie over voorstellingen dat de ‘cultuurbehoeftigen’ juist de mensen zijn die al veel voorstellingen bezoeken geldt dus niet voor culturele instellingen. Wat mist men dan? Acht procent heeft behoefte aan uitbreiding van het aanbod van musea en bezienswaardige gebouwen/dorpen/stadsdelen. Aan andere culturele instellingen heeft maximaal drie procent van de Drentse inwoners meer behoefte. Culturele uitleenvoorzieningen Het percentage inwoners dat behoefte heeft aan meer culturele uitleenvoorzieningen varieert van drie procent in Zuidwest Drenthe tot negen procent in het Zuidoosten. Drie procent van de inwoners wil graag een ruimer aanbod van bibliotheken. De cijfers komen overeen met die van drie jaar geleden.
-47-
Cultuur voor iedereen!? Op weg naar 2012 In het provinciaal cultuurbeleid van de afgelopen jaren, maar ook dat van de aankomende jaren is de toegankelijkheid van cultuur voor iedereen een belangrijk speerpunt. “Deelname aan cultuur vergroot de onderlinge betrokkenheid van mensen, versterkt de sociale cohesie en zorgt voor nieuwe verbindingen tussen bevolkingsgroepen en draagt zodoende bij aan onderling begrip, ook tussen mensen van verschillende achtergronden” (Provincie Drenthe, Cultuur als magneet, p. 15). Uit de analyses blijkt dat met name bevolkingsgroepen die weinig aan cultuur deden meer zijn gaan consumeren. Van alle bevolkingsgroepen zijn jongeren de grootste cultuurconsumenten. Ook uit landelijk onderzoek over het jaar 200722 bleek dat cultuurbezoekers vaak jong (en hoog opgeleid) zijn. Van de 418.000 Drenten van 12 jaar en ouder23 zijn er ongeveer zo’n 20.000 Drenten die in principe wel een culturele voorstelling willen bezoeken maar omwille van lichamelijke, financiële of bereikbaarheidsredenen uitgesloten worden van cultuurconsumptie. Een even grote groep heeft om dezelfde redenen problemen om een culturele instelling te bezoeken. Ten opzichte van 2005 betekent dit voor met name het onderdeel culturele voorstellingen een afname van het aantal gedwongen thuisblijvers. Een ander hoofddoel van de huidige provinciale inzet is dat de provincie aan het einde van de beleidsperiode (2012) een versterkt museumbestel heeft dat onder andere bekend staat om het grote publieksbereik24. Het bereik kan op basis van bezoekersaantallen gemeten worden in de musea zelf. Maar bereik impliceert ook de bekendheid van de musea. Daarbij zijn bezoekersaantallen grotendeels afhankelijk van de bekendheid van betreffende musea. Uit de rapportage blijkt dat vier van de vijf musea -waarvoor de provincie zich verantwoordelijk voelt- bekendheid genieten bij minimaal 70% van de Drentse bevolking.
22 23 24
Foekema, H. (2008) TNS-NIPO, Marktbeschrijving Podiumkunsten 2007, 2008 Bron: CBS Stattline. Peildatum 1 januari 2009. pag. 25 Cultuur als magneet, Provincie Drenthe 2008.
-48-
Literatuurlijst Broek, A. van den, F. Huysmans, et al. (2005). Cultuurminnaars en cultuurmijders. Trends in de belangstelling voor kunsten en cultureel erfgoed. Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau. Dimensus, (2008). Cultuurbezoek en cultuurdeelname 2008 gemeente Almere. Breda Foekema (2008). TNS-NIPO, Marktbeschrijving Podiumkunsten 2007, 2008 Kassels, M. (2008). Overal! Overijssel; provinciaal programma cultuurdeelname 2009-2012, Zwolle, Provincie Overijssel. Lange, E. (2005). Van houseparty tot klompendans. Een onderzoek onder 1400 Drenten naar kunsten cultuurparticipatie. Assen, Bestuurscommissie Onderzoek Cultuur, Welzijn en Zorg, Provincie Drenthe. Lange, E. (2007). Drenten en hun taal. Een onderzoek naar de houding en het standpunt van de Drentse burgers ten opzichte van hun taal. Assen, Bestuurscommissie Onderzoek Cultuur, Welzijn en Zorg, Provincie Drenthe. Noordelijk Overleg Cultuur (2007). Grenzen overschrijden. Cultuurvisie Noord-Nederland 20092012, Provincie Fryslân, provincie Groningen, provincie Drenthe, gemeente Leeuwarden, gemeente Groningen. Noordelijke Rekenkamer (2008). Cultuurbeleid provincie Drenthe. Onderzoek naar musea, podiumkunsten en festivals. Assen. Provincie Drenthe (2004). Contourennota Cultuur, Welzijn en Zorg: Mensen in het middelpunt, Provinciale sociale agenda 2005-2008. Assen. Provincie Drenthe (2008). Sociale Agenda: Sociaal doe je niet alleen, Culturele en museale agenda: Cultuur als magneet, Beleidsinstrumenten 2009-2012. Assen. Rigter, M. J. C. (2005). Werkconferentie Onderzoek en Beleid: de optimale pasvorm. Verslag van de werkconferentie Onderzoek en Beleid d.d. 14 september 2005. Assen, Bestuurscommissie Onderzoek Cultuur, Welzijn en Zorg, Provincie Drenthe. Roes, T. (2008). Facts & Figures of the Netherlands. Social & Cultural Trends 1995-2006. Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau. Ruijven, E. C. M. van (2005). Taalbeeld van de leerlingen in het Drentse onderwijs. Onderzoek naar de taal van de leerlingen in het Drentse onderwijs en de samenhang tussen de taalachtergrond en de schoolprestaties van de leerlingen in het Drentse basisonderwijs. Leeuwarden, Fryske Akademy.
-49-
Schnabel, P., R. Bijl, et al. (2008). Betrekkelijke betrokkenheid, studies in sociale cohesie. Sociaal en cultureel rapport 2008. Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau. Den Haag. Sonderen, E. van (2008). Meten van veranderingen. Sheets van interne cursus 24-06-2008. Groningen, Rijksuniversiteit Groningen. IJdens,T. (2005), Landelijke evaluatie van het Actieplan Cultuurbereik 2001 - 2004; eindrapport, Tilburg, IVA Beleidsonderzoek en Advies.
-50-
BIJLAGEN
-51-
-52-
Bijlage 1: Onderzoekstechnieken De inhoud van deze rapportage is grotendeels beschrijvend van karakter. Bij de analyses van de resultaten wordt gebruik gemaakt van verschillende technieken. De meest voorkomende worden hier beschreven. De Chi-kwadraat berekent het verschil tussen de geobserveerde waarde en de voorspelde waarde. De toets wordt gebruikt om de statistische significantie van de waargenomen frequenties in een kruistabel te toetsen. Eenvoudiger gezegd geeft het antwoord op de vraag: “verschillen de uitkomsten tussen bepaalde groepen respondenten significant (dus niet door toeval veroorzaakt) van elkaar”. Waar in de rapportage wordt gesproken over “een verschil” wordt hier een significant verschil mee bedoeld. In dit onderzoek worden de uitkomsten standaard geanalyseerd per achtergrondkenmerk. Alleen als deze uitkomsten significant van elkaar verschillen wordt hierover gerapporteerd. Indien er geen zichtbare verschillen zijn wordt hierover dus niet gerapporteerd. Een t-toets is een parametrische statistische toets die onder andere gebruikt kan worden om na te gaan of het (populatie-)gemiddelde van een normaal verdeelde grootheid afwijkt van een bepaalde waarde, dan wel of er een verschil is tussen de gemiddelden van twee groepen in de populatie. Met behulp van een t-toets kan men dan een overschrijdingskans of een betrouwbaarheidsinterval bepalen Bij steekproefonderzoek wordt vaak gebruik gemaakt van betrouwbaarheidsintervallen in combinatie met nauwkeurigheidsmarges. Wat betekenen deze termen? Nauwkeurigheid: Elke steekproef geeft afwijkingen ten opzichte van de werkelijkheid. Dat wil zeggen dat als uit ons onderzoek onder 1632 Drenten blijkt dat bijvoorbeeld 90% weleens gebruik heeft maakt van de bibliotheek, het percentage in werkelijkheid (als alle Drenten ondervraagd zou worden) tussen de 88% en 92% uit zou kunnen komen. Dit is de (on)nauwkeurigheidsmarge. Door het grote aantal respondenten is in ons onderzoek de nauwkeurigheid in combinatie met de betrouwbaarheid hoog. Betrouwbaarheid: In opinieonderzoek worden de marges over het algemeen berekend op 95%-betrouwbaarheidsniveau. Dit houdt in dat een onderzoeksuitkomst in 19 van de 20 gevallen conform de realiteit is. Dat zegt dus niet iets over de nauwkeurigheid op zich, alleen over de mate van betrouwbaarheid. In ons geval betekent dit dat we met een betrouwbaarheid van 95% kunnen zeggen dat het gevonden percentage van 90% in werkelijkheid tussen 88% en 92%
-53-
ligt. Ook in dit onderzoek wordt gewerkt met een betrouwbaarheidsniveau van minimaal 95%. Een illustratief voorbeeld van een nauwkeurige maar onbetrouwbare uitspraak: “morgenmiddag wordt het 6 graden”. Een voorbeeld van een onnauwkeurige, maar betrouwbare uitspraak: “morgen wordt het tussen de -10 en +20 graden”.
-54-
Bijlage 2: Vragenlijst We gaan nu verder met enkele vragen over cultuur. De volgende vragen gaan over voorstellingen die u in de afgelopen 12 maanden hebt bezocht. Dit kan zowel binnen als buiten Drenthe zijn geweest. Bezoeken in het buitenland tellen niet mee! 12. WILT U VOOR DE VOLGENDE VOORSTELLINGEN AANGEVEN HOE VAAK U ER IN DE AFGELOPEN 12 MAANDEN BENT GEWEEST? niet / 0 keer
1à2 keer
3à4 keer
5 keer of vaker
a.
toneelvoorstelling
b.
cabaret of kleinkunst
c.
concert klassieke muziek
d.
opera of operette
e.
uitvoering van een koor
f.
concert harmonie, fanfare, brassband
g.
concert pop-/wereldmuziek
h.
jazz-/bluesconcert
i.
dance-/houseparty
j.
musical
k.
ballet-/dansvoorstelling
l.
film in bioscoop of filmhuis
m.
literaire bijeenkomst
n.
lezing over kunst/kunstgeschiedenis
o.
tentoonstelling fotografie/beeldende kunst
-55-
13.
WAAR VONDEN DEZE VOORSTELLINGEN (VAN VRAAG 12) VOORNAMELIJK PLAATS?
3 4
n.v.t. / ik heb geen van deze voorstellingen bezocht (ga naar vraag 14) (voornamelijk) in de provincie Drenthe (ga naar vraag 15) evenveel binnen als buiten Drenthe (ga naar vraag 15) (voornamelijk) buiten Drenthe (ga naar vraag 15)
1 2
14.
WAT IS DE BELANGRIJKSTE REDEN DAT U NAAR GEEN VAN DEZE VOORSTELLINGEN BENT GEWEEST? (één antwoord aankruisen)
1
2 3
is niet in de buurt/te ver weg te hoge kosten/te duur geen interesse
15.
VINDT U DAT ER GENOEG VAN DIT SOORT VOORSTELLINGEN IN DRENTHE ZIJN?
1
2 3 4
ja, voldoende (ga door naar vraag 17) ja, maar niet bij mij in de buurt nee, onvoldoende geen mening/weet niet (ga naar vraag 17)
16.
VAN WELKE VOORSTELLINGEN VINDT U DAT ER ONVOLDOENDE AANBOD IS? (u mag meerdere antwoorden aankruisen)
a b c d e f g h
17
HOE VAAK BENT U IN DE AFGELOPEN 12 MAANDEN NAAR DE VOLGENDE INSTELLINGEN/PLEKKEN GEWEEST? niet / 1à2 3 à 4 5 keer of 0 keer keer keer vaker
a.
5 6 4
toneelvoorstelling cabaret of kleinkunst concert klassieke muziek opera of operette uitvoering van een koor concert harmonie, fanfare, brassband concert pop-/wereldmuziek jazz-/blues concert
i j k l m n o
dance-/houseparty musical ballet-/dansvoorstelling film in bioscoop/filmhuis literaire bijeenkomst lezing over kunstgeschiedenis tentoonstelling fotografie/beeldende kunst
galerie, atelier (een plaats waar men kunstvoorwerpen kan bekijken en kopen)
c.
museum (zowel bezoeken aan vaste collecties als aan speciale tentoonstellingen)
b.
geen tijd/te druk gezondheid/handicap andere reden
archief (bijvoorbeeld voor stamboomonderzoek of streekgeschiedenis)
d.
bezienswaardige gebouwen, dorpen of stadsdelen
e.
Centrum voor de kunsten (ICO, Scala,CQ)
-56-
18.
BEZOCHT U DEZE INSTELLINGEN/PLEKKEN VOORNAMELIJK IN DE PROVINCIE DRENTHE OF BUITEN DE PROVINCIE?
3 4
n.v.t. / ik heb geen van deze instellingen/plekken bezocht (ga naar vraag 19) (voornamelijk) in de provincie Drenthe (ga naar vraag 20) evenveel binnen als buiten Drenthe (ga naar vraag 20) (voornamelijk) buiten Drenthe (ga naar vraag 20)
19.
WAT IS DE BELANGRIJKSTE REDEN DAT U NAAR GEEN VAN DEZE INSTELLINGEN/PLEKKEN BENT GEWEEST? (één antwoord aankruisen)
1
2 3
is niet in de buurt/te ver weg te hoge kosten/te duur geen interesse
20.
VINDT U DAT ER GENOEG VAN DEZE INSTELLINGEN/PLEKKEN IN DRENTHE ZIJN?
3 4
ja, voldoende (ga naar vraag 22) ja, maar niet bij mij in de buurt nee, onvoldoende geen mening/weet niet (ga naar vraag 22)
21.
VAN WELKE INSTELLINGEN/PLEKKEN VINDT U DAT ER ONVOLDOENDE AANBOD IS? (meerdere antwoorden mogelijk)
2
museum galerie, atelier
1 2
1 2
1
3
22.
4
5 4
geen tijd/te druk 5 gezondheid/handicap 6 andere reden
bezienswaardige gebouwen, dorpen of stadsdelen centrum voor de kunsten
archief
HOE VAAK HEBT U IN DE AFGELOPEN 12 MAANDEN GEBRUIK GEMAAKT VAN DE VOLGENDE VOORZIENINGEN? niet / 1à2 3à4 5 keer of 0 keer keer keer vaker
a.
bibliotheek (niet een school- of niversiteitsbibliotheek)
b.
fonotheek (muziekuitleen)
c.
artotheek (kunstuitleen)
d.
videotheek
23.
ALS U GEEN GEBRUIK HEBT GEMAAKT VAN DE BIBLIOTHEEK, WAT IS HIERVAN DE BELANGRIJKSTE REDEN? (één antwoord aankruisen)
3
is niet in de buurt/te ver weg te hoge kosten/te duur geen interesse
1 2
6 4 5
-57-
geen tijd/te druk gezondheid/handicap andere reden
24.
VINDT U DAT ER GENOEG VAN BOVENSTAANDE VOORZIENINGEN IN UW OMGEVING ZIJN?
3
ja, ruim voldoende (ga naar vraag 26) nee, onvoldoende (ga naar vraag 25) geen mening/weet niet (ga naar vraag 26)
1 2
25.
VAN WELKE VOORZIENINGEN VINDT U DAT ER ONVOLDOENDE AANBOD IS? (meerdere antwoorden mogelijk)
1
bibliotheek
3
artotheek/kunstuitleen
2
fonotheek/muziekuitleen
4
videotheek
26.
HOE VAAK HEBT U IN DE AFGELOPEN 12 MAANDEN IN UW VRIJETIJD (DUS BUITEN WERK- OF SCHOOLTIJD) DE VOLGENDE ACTIVITEITEN GEDAAN? niet / 0 keer
1à2 keer
3à4 keer
5 keer of vaker
a.
tekenen, schilderen, grafisch werk
b.
beeldhouwen, boetseren, pottenbakken, sieraden maken
c.
werken met textiel, wandkleden maken, weven
d.
zingen
e.
muziekinstrument bespelen
f.
toneel, mime
g.
(volks)dans, (jazz)ballet
h.
fotografie/film/video (geen vakantie- of familiekiekjes/filmpjes)
i.
verhalen/gedichten schrijven
j.
muziek maken op de computer
k.
websites ontwerpen
-58-
27.
WAS U IN DE AFGELOPEN 12 MAANDEN VOOR ÉÉN OF MEER VAN DEZE ACTIVITEITEN (VAN VRAAG 26) INGESCHREVEN BIJ EEN INSTELLING VOOR KUNSTZINNIGE VORMING (MUZIEKSCHOOL, CREATIVITEITSCENTRUM E.D.) OF LID VAN EEN VERENIGING, CLUB, GEZELSCHAP? (meerdere antwoorden mogelijk)
1
2 3
ja, bij een instelling voor kunstzinnige vorming ja, bij een vereniging, club, gezelschap nee, geen van deze
28.
WILT U HIERONDER AANGEVEN VAN WELKE DRENTSE CULTURELE UITINGEN U WEL EENS HEBT GEHOORD? Ik heb gehoord van: ja
nee
a.
Oktobermaand Kindermaand
b.
Axis festival
c.
Culturele hoofdstad/gemeente Drenthe
d.
Culturele prijs Drenthe
e.
Museum de Buitenplaats in Eelde
f.
Culturele uitdag Drenthe
g.
Festival Vrouwenfilms
h.
Festival Zomerzinnen
i.
Theatergezelschap PeerGrouP
j.
Jeugdtheatergezelschap De Reus
k.
Drents Jeugdorkest
l.
Drents Symfonie orkest
m.
Herinneringskamp Westerbork
n.
Hunebedmuseum Borger
o.
Drents Museum
p.
Gevangenismuseum, Veenhuizen
q.
KIK (kunst in Kolderveen)
29.
WORDT ER VOLDOENDE AANDACHT BESTEED AAN HET PROMOTEN VAN DE STREEKTAAL?
3
ja nee weet niet
1 2
-59-