Na vijftig jaar komen ze weer bijeen: de zesde klas uit 1951. Wat ze toen wel aanvoelden maar niet konden benoemen was dat ze kinderen van de oorlog waren. Op de reünie wordt duidelijk dat velen zijn getekend door de oorlog. Een oorlog stopt blijkbaar niet met de bevrijding. Wat een oorlog met mensen doet, dat maakt Martine Letterie in De klassenfoto duidelijk. Persoonlijke verhalen die ook voor kinderen van nu betekenis hebben.
De klassenfoto Martine Letterie Voor het eerst sinds jaren is Suze weer terug in Den Haag. Even winkelen en straks op bezoek bij tante Pop in het bejaardentehuis. Wat zal ze voor haar meenemen, bloemen? Onbewust schudt Suze haar hoofd. Dat zal tante Pop verkwisting vinden. Besluiteloos staat ze stil, midden in de winkelstraat. Ineens voelt ze een hand op haar schouder. ‘Suze van Bergen, ben jij het?’ Ze draait zich om en staat oog in oog met een man van middelbare leeftijd. ‘Wij zaten toch bij elkaar in de klas op de Casimirschool?’ Suze kijkt de man onderzoekend aan. Dan ziet ze het, het is Chris Jurgens. Ze glimlacht. Op dat kale hoofd groeiden ooit donkere krullen, die hij plat probeerde te kammen. Chris wacht haar reactie niet af. ‘Wat goed dat ik je zie! Eddie en ik organiseren een klassenreünie en we konden jouw adres nergens vinden.’ Chris pakt haar in zijn enthousiasme bij beide schouders. Suze schrikt onwillekeurig terug. Ze houdt er niet van als iemand haar aanraakt. Chris merkt het en laat haar los. ‘Ach, wat zijn er toch veel kinderen uit onze klas getekend door de oorlog.’ ’s Avonds thuis zit Suze aan de keukentafel gebogen over de klassenfoto. De opmerking van Chris klinkt nog steeds na in haar hoofd. Getekend door de oorlog… Ze speurt de gezichten af van haar klasgenoten. Ze zaten in de zesde klas, dat is wat nu groep acht heet. Het was 1951 en dus zes jaar na de oorlog. Allemaal kinderen van twaalf jaar oud. Wat wisten ze eigenlijk van elkaar? Haar ogen blijven rusten op Anna Levi. Ze woonde bij een tante. Pas nu realiseert Suze zich dat Anna’s achternaam joods is. Zou ze bij haar tante gewoond hebben omdat haar ouders niet terugkwamen uit de oorlog? Suze weet het niet, maar ze vermoedt van wel. Toen ze twaalf was, stond ze daar niet bij stil. Ze nam de dingen zoals ze kwamen. En ernaar vragen bij elkaar, dat deed je al helemaal niet. Anna was een druk kind. In de klas kon ze nooit stilzitten en op het schoolplein deed ze het liefst wilde spelletjes. Misschien moest ze zich wel afreageren, bedenkt Suze nu, want er mocht nooit iemand met Anna mee naar huis. Haar tante had zelf geen kinderen en ze kon niet tegen drukte. En dat is Arnold. Zijn ouders waren fout in de oorlog, zoals dat heette. Zijn vader was in de oorlog lid van de NSB, dat betekende dat hij voor de Duitsers was. Die mensen werden met de nek aangekeken. Iedereen in de buurt wist het, maar er werd niet over gepraat. Hij woonde bij zijn grootouders. Zou dat betekenen dat zijn ouders geïnterneerd waren? Mensen die politiek fout waren, kwamen na de oorlog in een kamp. Zou dat ook gebeurd zijn met de ouders van Arnold? Het was een onopvallende jongen. Hij stak af en toe zijn vinger op, maar niet te vaak. Hij deed niet mee aan de tikspelletjes op het plein en hij had geen vrienden. Zou dat met dat fout-zijn te maken hebben?
Chris lijkt gelijk te hebben. Veel kinderen uit hun klas zijn getekend door de oorlog. Van de anderen weet ze het niet, maar dat is ook logisch. Je praatte niet met elkaar over je situatie thuis. Suze zei in ieder geval niets. Als je erover praatte, was het er meteen. Dan kon je dus maar beter je mond houden. Over dat ene verschrikkelijke moment heeft ze al die jaren gezwegen. Ze kijkt naar zichzelf op de foto: een mollig Indisch meisje. Ze was een verschijning, ziet ze nu. Grote donkere ogen kijken in de camera met een blik van wie-doet-me-wat. Lange glanzende vlechten verdwijnen achter haar rug. Suze glimlacht, ze was en is een driftkikker. En dat kun je zien ook. Is zíj, Suze van Bergen, getekend door de oorlog? Voor het eerst vraagt ze het zich serieus af. Na de Tweede Wereldoorlog begon Suzes eigen oorlog met tante Pop. Die duurde veel langer en was hevig. Die heeft haar leven bepaald. Het begon op het moment dat ze elkaar voor het eerst zagen. Suze was zes. Samen met haar drie oudere broers werd ze in 1947 terug naar Nederlands-Indië gestuurd. Ze gingen naar papa. Nu zou alles goed komen, na alle ellende tijdens en na de oorlog zouden ze bij elkaar zijn. Het leven zou weer gewoon worden. Papa was gescheiden van de mevrouw die in Holland voor hen had moeten zorgen, maar dat niet deed. Hij had voor hen gekozen. Geen vreemde vrouwen meer die moedertje speelden over Suze en haar broers. Ze had maar één moeder en die was dood. Al die andere vrouwen konden haar niet vervangen, hoe hard ze ook hun best deden. Nu aan boord was er weer een mevrouw die tijdens de reis voor hen zorgde. De jongens konden hun gang gaan, maar Suze werd als jongste nauwlettend in de gaten gehouden. Hunkerend stond ze aan de reling. Daar aan de kade stond papa ergens tussen de mensen. Hij zou haar vast de vrijheid én de liefde geven waar ze zo’n behoefte aan had. Hij zou het gemis van haar echte moeder goed maken. Ze genoot van de warmte op haar huid. Ze kon zich weinig meer herinneren van haar vorige leven in Indië, maar ze wist nu dat ze het gemist had. De felle kleuren om haar heen voelden heel vertrouwd. De prachtig blauwe zee, de planten en bloemen aan de kade, hier hoorde ze thuis. Haar oudste broer Jan kwam naast haar staan. Samen speurden ze de kade af naar papa. Haar hart barstte bijna uit haar borst toen ze hem zag. Daar was hij, haar vader. Ze had hem in haar korte leven weinig gezien, maar toch voelde hij meteen bekend. Hij had van zichzelf een stevig postuur, net als zij. Maar sinds de oorlog was hij smaller, kleiner, leek het wel. Haar ogen lieten hem niet meer los, nu ze hem eindelijk gevonden had. Jan stootte haar aan en toen zag ze het. Naast papa stond een vrouw. Hij sloeg een arm om haar heen. Het leek alsof er een poolwind om haar hart woei. Haar vader ging niet alleen voor hen zorgen, daar had hij een vrouw voor uitgekozen. En Suze wist één ding meteen zeker. Deze nieuwe moeder hoefde ze niet. Dat was het eerste moment dat ze tante Pop zag en meteen die eerste dag werd duidelijk hoe die Suze dacht op te voeden. ‘Kun je al schrijven?’ Suze had haar tas nog niet eens naar haar kamer gebracht. ‘Laat maar eens kijken.’ Tante Pop was juf op de school waar papa directeur was. Suze schoof aan tafel achter een opengeslagen schrift. Ze rechtte haar schouders en keek haar nieuwe verzorgster recht in de ogen. Ze voelde minachting voor haar en dat moest van haar gezicht af te lezen zijn. Wie liet een kind bij binnenkomst nou meteen schrijven? Suze wilde zich toch niet laten kennen en deed haar best. Met het puntje van haar tong uit haar mond schreef ze zo netjes mogelijk haar eigen naam. Ze was tevreden over de keurige schuine halen die ze maakte. ‘Schrijf jij schuin?’ De stem van tante Pop klonk spottend. ‘Wat ouderwets. Je moet leren om recht te schrijven.’ Zo was het gebleven. Alles wat Suze deed, kon volgens tante Pop beter. Die eerste dag was de kiem gezaaid voor dat ene verschrikkelijke moment dat jaren later zou plaats vinden.
Na drie jaar ging het gezin naar Nederland. Nederlands-Indië werd de zelfstandige Republiek Indonesië. Vader kreeg vervroegd pensioen. De Nederlandse ambtenaren keerden massaal naar Europa terug. Tante Pop nam haar moeder ook mee. Ze was haar baan kwijt, dus ze had nu alle tijd om op Suze te letten. Buiten spelen was afgelopen, ze zou zorgen dat Suze een net Nederlands meisje werd. Niets mocht meer. Gelijk vanaf het begin zorgde Suze dat de weg naar school veel langer duurde dan nodig was. Onderweg kon ze nog spelen. Maar ze miste in het Haagse bovenhuis de vrijheid en het buiten zijn van Nederlands-Indië. Tante Pop en haar moeder kwetsten Suze voortdurend. ‘Wat ben je lui. Jij vindt later vast nooit een man. Wat moet een vent met zo’n dikke koe, die ook nog niks doet?’ Suze onderging de ene vernedering na de andere. Haar broers waren niet bij machte haar te helpen. Zo gauw ze konden gingen ze één voor één het huis uit, ze waren immers veel ouder dan hun zusje. Papa was bijna nooit meer thuis, hij ontvluchtte de beklemmende sfeer die er hing. En zo was de situatie toen Suze in de zesde klas kwam. Twaalf was ze, en ze stond er helemaal alleen voor. Het zaadje dat in Indië gelegd was voor dat ene moment, was uitgegroeid tot een tijdbom. Suze legt de foto neer en knijpt haar handen samen. Dapper ziet ze voor het eerst sinds jaren het verschrikkelijke moment uit haar herinneringen onder ogen. Het begon ’s ochtends al. Het was midden in de winter en bitter koud. Het ijs stond op de ramen van Suzes kamer toen ze wakker werd. Ze besloot zich beneden bij de kolenkachel aan te kleden. Snel haalde ze een maillot uit de kast. Hij was al tien keer gestopt, maar volgens tante Pop was hij nog netjes. Haar eeuwige schotse rok en een trui. Met haar kleren over de arm ging ze met twee treden tegelijk de trap af, naar de warmte. Ze stond nog geen stap in de kamer, of daar snerpte de stem van tante Pop. ‘Ons verwende Indische popje kan niet tegen de kou. Kijk eens moeder, ze heeft al haar kleren meegebracht.’ Tante Pop en haar moeder zaten allebei aan weerskanten van de roodgloeiende kachel. ‘Wie kan er hier niet tegen de kou,’ dacht Suze bitter, maar ze zei niets. De kans was groot dat ze weer terug gestuurd werd naar haar kamer. Alles liever dan dat. Zwijgend kleedde ze zich zo snel mogelijk aan. In de keuken haalde ze een bruine boterham uit de broodtrommel. Tante Pop stond al weer achter haar. ‘Is een kapje niet goed genoeg voor mevrouw?’ ‘Ik had het niet gezien,’ Suze voelde zich betrapt. Wat dacht tante Pop wel, zo was ze toch niet? ‘De regel is, dat we eerst het oude brood opeten, voor we aan het nieuwe beginnen,’ doceerde tante Pop. Suze voelde de machteloze boosheid in haar groeien. Net alsof zij de regels hier niet zou weten. Tante Pop herhaalde ze te pas en te onpas. Razendsnel propte Suze de boterham naar binnen. Met grote slokken klokte ze haar beker melk weg. Nu kon ze naar school en weg van hier. ‘Je tanden poetsen,’ schreeuwde tante Pop, toen ze in de gang haar jas aantrok. Zich verbijtend rende Suze de trap op en poetste ze haar tanden. Weer naar beneden, muts op en weg wezen. Bij de voordeur hoorde ze tante Pop al weer: ‘Je bent veel te vroeg, blijf nog maar even binnen.’ Suze negeerde haar en trok opgelucht de deur achter zich dicht. Het was nog donker buiten. In het licht van de straatlantarens slenterde ze naar school. Het was inderdaad nog veel te vroeg. Op school kon ze haar aandacht er niet bijhouden. De boosheid die zich anders wel weg liet drukken, wilde nu maar niet verdwijnen, hoe hard ze haar best ook deed. Steeds woedender werd ze. Bijna briesend stampte ze tussen de middag weer naar huis. Nu moest tante Pop geen woord meer zeggen. Ze nam het niet meer. Zo behandelde je geen mens en al helemaal je stiefdochter niet.
Het was stil toen ze in het bovenhuis kwam. Suze voelde de dreiging niet, zozeer werd ze door haar eigen woede beheerst. In de kamer was de tafel nog niet gedekt zoals anders. ‘We dachten, als Suze zoveel haast heeft, is ze ook weer vroeg thuis. Dan kan zij mooi de tafel dekken. En dan blijft ze ook wat langer binnen.’ Tante Pop en haar moeder zaten weer aan weerszijden van de kachel. Papa was in geen velden of wegen te bekennen. Zonder iets te zeggen liep Suze naar de keuken en haalde bordjes, messen en bekers. Met kracht zette ze ze één voor één op tafel. ‘Wat is die dikkerd toch een lompe trien hè, dat ze alles zo neerkwakt. Het arme kind kan waarschijnlijk niet beter.’ Tante Pop lachte lief naar haar moeder. Toen barstte de bom. Suze greep een van de messen die op tafel lag en met een rode waas voor de ogen stormde ze op tante Pop af. Ze hief het mes en sprong met één beweging op haar stiefmoeder, terwijl ze het mes in haar hart probeerde te steken. Gelukkig waren tante Pop en haar moeder grote sterke vrouwen. Voor het mes het hart bereikte, voelde Suze een hand in een ijzeren greep rond haar pols. De oude vrouw trok haar van Tante Pop af. Ineens verdween de woede, als een ballon die lek geprikt werd. Suze zag zichzelf met het mes en haar tantes verschrikte ogen. Dat had niet veel gescheeld. Suze legt met trillende handen de klassenfoto neer. Ze realiseert zich dat ze door het oog van de naald gekropen is. Als ze haar stiefmoeder echt iets had aangedaan, was haar leven voor altijd verpest geweest. En dat was tante Pop niet waard. De week daarna gaat Suze naar de reünie in Den Haag, nieuwsgierig naar haar klasgenoten van toen. Sinds ze de klassenfoto heeft bekeken, weet ze dat allemaal eenzame eilandjes zijn geweest in één zee. Niemand kende haar verhaal, zoals zij ook van geen van hen het verhaal kende. De reünie is in hun oude school. Aan een muur van een lokaal hangt hun klassenfoto uitvergroot. Daar hebben Chris en Eddie voor gezorgd. In het begin loopt iedereen aarzelend rond. Kijkend van de foto naar de naambordjes die ze op hun borst hebben gespeld. De gesprekken in het begin zijn kort en oppervlakkig. ‘Wat doe jij tegenwoordig? Waar woon je? Ben je getrouwd? Heb je kinderen?’ Dat gaat makkelijk. Moeiteloos beweegt Suze zich tussen haar oude klasgenoten, maar anders dan vroeger is ze nieuwsgierig naar hun verhaal. Is het echt zo dat hun leven door de oorlog getekend is? Na een uurtje belandt ze met Chris in een leeg lokaal. ‘Jouw opmerking over de oorlog heeft me de hele week niet meer losgelaten,’ begint ze. Chris knikt. ‘Het is waar hoor. Heb je om je heen gekeken?’ ‘Ik merk dat we zo weinig van elkaar weten. Van jou weet ik bijvoorbeeld alleen dat je graag voetbalde na schooltijd. Maar wat er bij jullie in de oorlog gebeurde…’ ‘Mijn vader zat bij het verzet. Wat hij precies gedaan heeft, weet ik niet. Hij praat er nooit over. Wel weet ik, dat hij een andere man geworden is. Sindsdien sprak hij niet meer. Dag in dag uit die zwijgende man in die stoel… Ik heb me vaak afgevraagd hoe ons leven zonder de oorlog zou zijn geweest.’ Suze haalt haar schouders op. ‘Mijn leven is door tante Pop bepaald en niet door de oorlog.’ Chris glimlacht en ineens ziet hij er weer net uit als de jongen van vroeger. ‘Gek dat je dat zegt. Hoe komt het dat jij door je tante Pop bent opgevoed en niet door je moeder? Waarom heeft je vader zich niet met je opvoeding bemoeid?’ Het zweet breekt Suze uit. Nu pas weet ze hoezeer Chris gelijk heeft. Toonloos geeft ze antwoord op zijn vragen. ‘Mijn vader heeft voor de Japanners aan de Birmaspoorlijn gewerkt en dat overleefd. Maar of hij dezelfde was als voor die tijd? Ik weet het niet. Ik was te klein om hem toen te kennen. Ik kwam als kind van anderhalf al in een Jappenkamp in Indië. Toen ik drie was, is mijn moeder daar van de honger omgekomen. Na de bevrijding zijn we als kinderen van hand tot hand gegaan. Mijn vader is twee keer hertrouwd om een vrouw te krijgen die ons kon verzorgen.’ ‘Waar was jouw tante Pop in de oorlog?’ vraagt Chris zacht.
‘Haar verloofde was omgekomen. Zijzelf zat met haar moeder ook gevangen in een kamp in Indië.’ Even is ze stil. ‘Ik weet niet wat dat met haar gedaan heeft. Ik kende haar immers niet voor die tijd.’ Chris legt zijn hand op de hare. ‘Jij bent een kind van de oorlog, Suze. Net als Anna, Arnold en ik en misschien nog wel meer van onze klas. Al die jaren hebben we onze mond gehouden, ook om de volwassenen om ons heen te sparen.’ Suze knikt en ze voelt dat er tranen over haar wangen lopen. Chris gaat verder, ‘Laten we vanaf vandaag ons zwijgen doorbreken en ons verhaal gaan vertellen.’
colofon Auteur Martine Letterie Productie Erik Guns Eindredactie Dirk Mulder Vormgeving Maria Heikens, Bianca Pijl, Groningen Druk Reinier van der Kooi, Veendam In opdracht van Stichting KOMBI en Landelijk Steunpunt Gastsprekers WO II-Heden Met medewerking van Vereniging Joodse OorlogsKinderen (JOK) Vereniging Kinderen uit de Japanse Bezetting en de Bersiap 1941-1949 (KJBB) Vereniging Kinderen van Verzetsdeelnemers 1940-1945 (KVV) Met speciale dank aan Gelske van der Vlugt Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt dankzij financiële ondersteuning van De Vrienden van de Stichting KOMBI en het Ministerie van VWS – Directie Oorlogsgetroffenen en Herinnering WO II © Herinneringscentrum Kamp Westerbork Hooghalen 2004 isbn 90 724-03-3
De klassenfoto en een gastspreker op school
Na vijftig jaar komen ze weer bijeen: de zesde klas uit 1951. Wat ze toen wel aanvoelden maar niet uitspraken was dat ze kinderen van de oorlog waren. Op de reünie wordt duidelijk dat velen zijn getekend door de oorlog. Een oorlog stopt blijkbaar niet met de bevrijding. Wat een oorlog met mensen doet, vooral ook met kinderen, dat vertelt de bekende kinderboeken-auteur Martine Letterie in De Klassenfoto. Het is een ontroerend maar ook spannend verhaal waarin duidelijk wordt dat persoonlijke verhalen van ooggetuigen van de oorlog voor kinderen van nu betekenis hebben. Er zijn nog altijd vele ooggetuigen van ‘de oorlog’ (1940-1945). Ooggetuigen die bereid zijn op school hun verhaal te vertellen. Die ontmoeting tussen gastspreker en jongeren heeft een betekenis en zeggingskracht die niet door andere ‘middelen’ te evenaren is. Als voorbereiding op het bezoek van een gastspreker in de klas wordt aangeraden De Klassenfoto voor te lezen. De leerlingen krijgen aldus enig idee wat hen tijdens de gastles te wachten staat en kunnen zich hierop voorbereiden. Deze voorbereiding vraagt hooguit 20 minuten. De volgende stappen worden aangeraden. 1. Voorlezen van De Klassenfoto. 2. Onderwijsleergesprek aan de hand van vragen als • kun je een paar gevolgen van de oorlog voor Suze noemen? • herinner je uit het verhaal andere kinderen voor wie de oorlog ook gevolgen heeft? • welke nieuwe feiten heb je over de oorlog in het verhaal gehoord? 3. Opdracht • noteer nu een aantal vragen die je de gastspreker wilt stellen.
Om leraren en gastsprekers met elkaar in contact te brengen en voor verdere ondersteuning is er het Landelijk Steunpunt Gastsprekers WO II-Heden. Dit Steunpunt bemiddelt kosteloos. Oosthalen 8 – 9414 TG Hooghalen T(0593)592600 – F(0593)592546 E
[email protected] www.steunpuntgastsprekers.nl