Met deze brief adviseert de Klachtencommissie Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: de commissie) u over een klacht die is ingediend tegen mevrouw (-). Ver l oop van depr ocedur e Op 26 januari 2010 is door dhr. (-), coördinerend rechter-commissaris in de rechtbank ’sHertogenbosch, (hierna: klager) een klacht ingediend over gedragingen van mw. (-) (hierna: beklaagde), tolk Nederlands ? Chinees (Mandarijn), tijdens een rogatoire commissie in China (Sjanghai) in de periode van 18 tot en met 23 januari 2010. Het klaagschrift is op 29 januari 2010 door de commissie ontvangen. In aanvulling op het klaagschrift heeft klager op 5 februari 2010 per e-mail een verslag van dhr. (-) van KLPD Peking nagezonden, voor zover inhoudende enkele bevindingen met betrekking de door beklaagde verrichte werkzaamheden. Bij brief van 18 februari 2010 zijn klager en beklaagde door de commissie op de hoogte gesteld van de ontvangst van de klacht. Zij zijn door de commissie uitgenodigd om in het kader van een hoorzitting op 2 april 2010 een toelichting te geven op de klacht. Deze datum is in overleg met beide partijen vastgesteld. Beklaagde heeft op 11 maart 2010 schriftelijk kenbaar gemaakt gebruik te willen maken van het recht om te worden gehoord. Zij heeft daarbij aangegeven dat zij door een gemachtigde, dhr. (-), wordt bijgestaan. Beklaagde heeft voorts op 19 maart 2010 een verweerschrift ingediend. Klager heeft na telefonisch contact op 5 februari 2010 per e-mail aangegeven geen gebruik te willen maken van het recht om te worden gehoord. De klacht is op 2 april 2010 behandeld door een kamer van de commissie, die als volgt is samengesteld: dhr. mr. R.T.J. van Dartel dhr. mr. R.G.A. Beaujean dhr. S. Kruszynski mw. drs. N. Groenendijk-Feenstra
voorzitter, lid, lid, lid.
De commissie heeft zich bij de behandeling van de klacht doen bijstaan door dhr. J.J.L. Link, secretaris van de commissie, en mw. M.C.M.H. van Lierop, notulist. Het verslag van de hoorzitting is als bijlage bij dit advies gevoegd. De commissie heeft kennisgenomen van de stukken van de klachtprocedure en van hetgeen door beklaagde tijdens de hoorzitting naar voren is gebracht. De commissie overweegt naar aanleiding daarvan als volgt. Degr onden voordekl acht De klacht is naar het oordeel van de commissie als volgt samen te vatten: a.
beklaagde beheerst de Nederlandse taal alsmede het Chinees (Mandarijn) onvoldoende. Dit gaf tijdens de rogatoire commissie aanleiding tot vele discussies met de getuigen en aanwezige Chinese autoriteiten. Zij kende Nederlandse spreekwoorden en
verwijzingswoorden niet, vroeg bij herhaling om een definitie en vertaalde bedragen verkeerd; b.
de houding van beklaagde was onprofessioneel. Zij volgde aanwijzingen niet op en ging op eigen houtje discussies aan met de getuigen, de aanwezige Chinese autoriteiten en de (Chinese) vertegenwoordigster van de Nederlandse ambassade. Beklaagde bleef gewoon tolken wat zij van de getuige had gehoord wanneer klager haar onderbrak met het verzoek om te tolken wat hij zei;
c.
de tweede dag was beklaagde onbereikbaar voor de rechter-commissaris, ondanks de afspraak dat ze bereikbaar moest blijven.
Kl acht onder deela In het klaagschrift van 26 januari 2010 geeft klager aan dat tijdens de rogatoire commissie in de periode van 18 januari tot en met 23 januari 2010 in China (Sjanghai) bleek dat beklaagde het Nederlands en het Chinees onvoldoende beheerst. Dat leidde tot vele discussies met de getuigen en de aanwezige Chinese autoriteiten. Klager oordeelt uit eigen waarneming dat beklaagde spreekwoorden en verwijzingswoorden niet kende of niet begreep. Om dat te camoufleren vroeg ze bij herhaling om een definitie te geven van bepaalde woorden. Een bij de verhoren aanwezige vertegenwoordigster van de Nederlandse ambassade – een van oorsprong Chinese vrouw – moest de tolk bij herhaling corrigeren. Dit corrigeren deed zich onder meer voor bij het vertalen van bedragen. De vertegenwoordigers van de Chinese autoriteiten, die ook Engels spraken, gaven aan dat beklaagde erg formeel (“boeken Chinees”) sprak en dat de communicatie daardoor moeizaam verliep. In de door klager overgelegde memo van het KLPD Peking wordt overwogen dat beklaagde wellicht zowel de Nederlandse taal als het Mandarijn onvoldoende beheerst om te tolken op een niveau dat dit soort verhoren vereist. Soms vond zij de Nederlandse term niet en in het Mandarijn moest zij met regelmaat onderwerpen omschrijven. Beklaagde schrijft in haar verweerschrift van 2 april 2010 dat deze klacht geen steun vindt in haar eerdere (positieve) ervaringen als tolk en vertaler Nederlands – Chinees. Zij heeft 20 jaar geleden een verklaring ontvangen van de Rijkshogeschool te Maastricht (opleiding tot vertaler). Daarin wordt aangegeven dat het niveau van haar schriftelijke vaardigheden, zowel in het Nederlands als in het Chinees, op zijn minst gelijkwaardig is aan het niveau dat in de eindtermen van de vierjarige HBO-opleiding Chinees is vastgelegd. Daarnaast is zij werkzaam geweest als docent tolktechnieken voor de Stichting Instituut van Gerechtstolken en –Vertalers en is zij lid geweest van de toetssubcommissie tolken Chinees in het landelijk toetsentraject Kwaliteitsnormen Tolken en Vertalers. De afgelopen 30 jaar is beklaagde onafgebroken werkzaam geweest als tolk en vertaler in de Chinese en Nederlandse taal voor het bedrijfsleven, de overheid en justitie. Zij heeft voortdurend bijscholing genoten binnen het vakgebied tolken en vertalen. Tijdens de hoorzitting heeft beklaagde aangegeven dat zij jarenlange ervaring heeft met het tolken tijdens verhoren door een rechter-commissaris. Zij heeft daarbij nooit enige problemen ondervonden. Volgens beklaagde moet de inmenging van de vertegenwoordigster van de Nederlandse ambassade niet worden gezien als het corrigeren, maar als het aanvullen van hetgeen door haar getolkt werd. Wel geeft beklaagde toe dat zij zich mogelijk eenmalig heeft versproken bij de vertaling van een getal dat even daarvoor wel correct was vertaald. Het vertalen van getallen van het Nederlands naar het Chinees (Mandarijn) is complex, maar vormt doorgaans voor beklaagde geen probleem. Dat de Chinese autoriteiten hebben aangegeven dat haar taalgebruik erg formeel was, lijkt beklaagde niet onwaarschijnlijk. De vragen die door klager zijn gesteld, waren geformuleerd in een zakelijke, ambtelijke taal. Beklaagde heeft deze formele formulering van de Nederlandse vragen aangehouden in het tolken naar het Chinees (Mandarijn). Namens beklaagde is bij gelegenheid van de hoorzitting het verweer gevoerd dat klager niet in staat is om de mate waarin beklaagde het Chinees (Mandarijn) beheerst te beoordelen. De gemachtigde heeft aangegeven uit het klaagschrift de indruk te krijgen dat klager boos en gefrustreerd is, omdat de door beklaagde gehanteerde werkwijze tijdens het verhoor van de getuigen niet goed aansloot bij de wensen van de rechter-commissaris. Met haar verzoek om een nadere uitleg van bepaalde begrippen heeft klager niet willen camoufleren dat zij die begrippen niet kende. Zij heeft daarmee – uit professioneel oogpunt – slechts willen voorkomen
-2-
dat een letterlijke vertaling van die begrippen tot onduidelijkheden zou leiden. Veel Nederlandse begrippen zijn niet letterlijk te vertalen naar het Chinees of zijn voor meerdere uitleg vatbaar. Het is in die gevallen belangrijk dat de strekking van die begrippen correct wordt getolkt. Beklaagde noemt als voorbeeld het woord “directeur” . Dit woord kent verschillende betekenissen, zoals statutair directeur of directeur-generaal. Uit de context van de vraagstelling kon zij niet opmaken welk type directeur werd bedoeld. Zij moest daarom aan klager vragen om verduidelijking, waarop klager tegen haar zou hebben gezegd: “vertaal maar gewoon.” Beklaagde heeft tijdens de hoorzitting aangegeven ook vaak namen te moeten spellen voor de notulist. Door verschillen in het Kantonees en het Mandarijn zijn bij het uitspreken van namen verschillende uitspraken mogelijk. Het spellen van namen kan op klager abusievelijk zijn overgekomen als een gebrek aan taalkennis. Een ander voorbeeld dat tijdens de hoorzitting door beklaagde is genoemd, is het begrip “jaarstuk”. De letterlijke vertaling van dit begrip was voor getuige niet duidelijk omdat men een jaarstuk in China niet als zodanig kent. Daarom moest beklaagde het begrip toelichten aan de getuige. Dat zowel de Nederlandse als de Chinese autoriteiten en zelfs getuigen zich negatief hebben uitgelaten over de werkzaamheden van beklaagde, is volgens beklaagde vooral te wijten aan de door klager gehanteerde werkwijze bij het verhoor van de getuigen. De Chinese politie moest de verhoren verbaliseren. Bij het optekenen van de verklaring van de getuigen ontstond discussie tussen de Chinese politie en de tolk omdat door de rechter-commissaris in de zakelijke weergave van die verklaringen enkele wijzigingen waren aangebracht (bijv. het woord “bedrijf” werd door de rechter-commissaris vervangen door het woord “men”), die door de Chinese autoriteiten en de getuige werden gezien als gebreken in het tolken door beklaagde. Daarnaast speelt mee dat zij op de eerste dag van de verhoren maar liefst negen-en-een-half uur lang simultaan moest tolken, waardoor de vermoeidheid toesloeg en zij niet constant op het hoge niveau heeft kunnen tolken dat zij normaal bij haar opdrachten in acht neemt. Van tolken beneden het minimumniveau is naar het oordeel van beklaagde echter geen sprake geweest en daarvan blijkt ook niet uit de reacties die vanuit Nederland op de eerste processen-verbaal van verhoor zijn binnengekomen van de kant van de verdediging. Kl acht onder deelb Klager overweegt in zijn klaagschrift dat de houding van beklaagde onprofessioneel was. Zij volgde zijn aanwijzingen niet op en ging op eigen houtje discussies aan met de getuigen, de aanwezige Chinese autoriteiten en de (Chinese) vertegenwoordigster van de Nederlandse ambassade. Bij herhaling heeft klager aangegeven dat wanneer hij haar onderbrak, zij moest tolken wat hij zei. In plaats daarvan bleef beklaagde tolken wat de getuige verklaarde. Beklaagde stelde zich volgens klager op het standpunt dat zij ieder woord letterlijk moest tolken. Klager gaf hierop aan dat zij juist de strekking van de vraag zo letterlijk mogelijk moest overbrengen en niet slechts de afzonderlijke woorden. Volgens de door klager overgelegde memo zorgde een verkeerde inschatting van de beklaagde ervoor dat de getuige overwoog niet verder mee te werken aan het verhoor. Beklaagde merkt in haar verweerschrift op dat zij gedurende haar werkzaamheden de beginselen heeft gerespecteerd die een goede tolk in acht moet nemen. Zij verwijst naar artikel 4.3.2 van de Gedragscode voor tolken en vertalers in het kader van de Wet beëdigde tolken en vertalers van 22 september 2009 (hierna: de Gedragscode Wbtv). Daarin wordt voorgeschreven dat de tolk zorg draagt voor een volledige en doeltreffende communicatie tussen de partijen waarvoor zij werken, onder meer door zo nodig actief op te treden om – al dan niet cultureel bepaalde – misverstanden en onbegrip te voorkomen of op te heffen. Zij heeft zich tijdens de verhoren dan ook voortdurend actief opgesteld om Nederlandse begrippen in het Chinees te verduidelijken en vice versa. Beklaagde heeft slechts om uitleg gevraagd van begrippen die voor meerdere uitleg vatbaar zijn als de betekenis daarvan onvoldoende bleek uit de context van de vraag. Namens de beklaagde is gesteld dat het in de setting van het verhoor van getuigen belangrijk is dat hetgeen wordt getolkt zo letterlijk mogelijk overeenkomt met de gestelde vraag en het daarop gegeven antwoord. Als door de wijze van vraagstelling misverstanden ontstaan, is degene die de vragen stelt daarvoor verantwoordelijk. Bij andere typen opdrachten ligt dat anders. Die lenen zich beter voor het toelichten van culturele verschillen. Er heeft voorafgaand aan de verhoren geen enkele afstemming tussen klager en beklaagde plaatsgehad over de tijdens de verhoren te volgen werkwijze, met uitzondering van de afspraak om simultaan te tolken. Ook hier geldt dat eventuele misverstanden volgens beklaagde vooral te wijten zijn aan de door klager gehanteerde werkwijze bij het verhoor van de getuigen. Deze werkwijze hield in dat
-3-
gedurende het verhoor van beklaagde werd verwacht dat zij stopte met tolken als de rechtercommissaris haar dat vroeg, zelfs als de getuige door bleef praten. Beklaagde meende dat met dergelijke onderbrekingen is voorbijgegaan aan haar taak om al het gesprokene te vertalen. Volgens beklaagde is het niet juist dat de getuige door haar toedoen overwoog om zijn medewerking aan het verhoor te beëindigen. De getuige werd boos omdat hij bij herhaling geen antwoord van de rechter-commissaris kreeg over de vraag hoe lang het verhoor nog zou duren, terwijl hij die dag nog een partij goederen moest leveren en zich door het verhoor dreigde schuldig te maken aan contractbreuk. Deze getuige ging in discussie met de rechtercommissaris, waarop de rechter-commissaris fel reageerde. Beklaagde heeft de toonzetting van de rechter-commissaris in haar reactie richting de getuige overgenomen, hetgeen niet alleen tot irritatie bij de getuige leidde, maar ook bij de Chinese autoriteiten de indruk kan hebben gewekt dat de discussie op initiatief van de tolk plaatsvond. Een en ander gaf de getuige aanleiding om te overwegen niet langer mee te werken aan het verhoor. Kl acht onder deelc Klager geeft in zijn klaagschrift aan dat beklaagde op de tweede werkdag in Sjanghai onbereikbaar was, terwijl met haar was afgesproken dat zij die dag bereikbaar moest blijven. Eerst om 22.30 uur lukte het klager weer telefonisch contact met haar te krijgen. Beklaagde merkt in haar verweerschrift op dat haar door de rechter-commissaris in de ochtend van de tweede werkdag was medegedeeld dat er die dag in beginsel geen tolkwerkzaamheden zouden worden uitgevoerd en dat een deel van de delegatie gedurende die dag ook afwezig zou zijn. Zij was echter de gehele dag op de hotelkamer bereikbaar en beschikbaar voor tolkopdrachten. Klager had eenvoudig contact met haar kunnen opnemen door naar de hotelkamer te bellen, of door een bericht voor beklaagde achter te laten bij de receptie van het hotel. Beklaagde heeft bij haar verweerschrift een uitdraai van de belstatus van haar mobiele telefoon gevoegd, waaruit blijkt dat zij op 21 januari 2010 eerst om 21.46 uur (Chinese tijd) is gebeld. Bij gelegenheid van de hoorzitting heeft beklaagde aangegeven dat zij in de ochtend van de tweede werkdag aan klager heeft gevraagd of zij beschikbaar moest blijven. Klager zou haar hebben aangegeven dat er die dag in beginsel geen tolkwerkzaamheden zouden hoeven te worden verricht. Beklaagde heeft vervolgens op eigen initiatief haar telefoon- en kamernummer kenbaar gemaakt voor het geval haar bijstand als tolk desondanks noodzakelijk was. Beklaagde heeft die dag tot 16.00 uur in haar hotelkamer doorgebracht. Haar mobiele telefoon is een deel van de dag uit geweest, omdat de batterij leeg was. Toen beklaagde haar mobiele telefoon wilde opladen, bleek dat de stekker van haar oplader niet in het stopcontact van de hotelkamer paste. Zij heeft haar mobiele telefoon vervolgens in de werkplaats van het hotel achtergelaten teneinde deze daar op te laden. Vanaf dat moment verbleef zij weliswaar buiten haar hotelkamer, maar is zij voortdurend in het hotel aanwezig geweest. Zij is de hele dag bereikbaar geweest, ofwel op het telefoonnummer van haar hotelkamer ofwel - toen zij buiten haar kamer verbleef - via de receptie. Beoordel i ng van dekl achten advi es Kl acht onder deela De commissie beschouwt klachtonderdeel a als ongegr ond. De commissie is van oordeel dat uit de door klager overgelegde stukken onvoldoende aannemelijk is geworden dat beklaagde de Nederlandse en de Chinese taal (Mandarijn) onvoldoende beheerst om haar werkzaamheden als tolk Chinees (Mandarijn) naar behoren uit te voeren. De vele getuigschriften die beklaagde heeft overgelegd en haar jarenlange ervaring als tolk en vertaler Chinees (Mandarijn) wijzen er juist op dat beklaagde het Nederlands en het Chinees wel degelijk goed beheerst. De commissie heeft uit eigen waarneming kunnen vaststellen dat beklaagde zich uitstekend weet uit te drukken in de Nederlandse taal. Beklaagde heeft erkend dat zij mogelijk een getal verkeerd heeft vertaald en dat zij op dat punt gecorrigeerd moest worden. De commissie is van oordeel dat hier sprake is van een incident en wenst daar geen gevolgen aan te verbinden. Beklaagde heeft toegelicht dat zij bepaalde begrippen – in overeenstemming met de Gedragscode Wbtv – heeft moeten toelichten als daarvoor geen eenduidig equivalent bestaat in de doeltaal. De stukken van de klachtprocedure en het verhandelde ter hoorzitting geven de commissie geen aanleiding om te veronderstellen dat beklaagde met haar actieve opstelling de
-4-
gedragsregels, die zij bij haar werkzaamheden in acht dient te nemen, te buiten is gegaan. De commissie sluit niet uit dat de verwarring, die mogelijk tijdens het tolken is ontstaan, in belangrijke mate te wijten is aan de gehanteerde werkwijze tijdens het verhoor en het formele taalgebruik bij de vraagstelling aan de getuigen. De problemen die klaarblijkelijk zijn ontstaan, hadden wellicht voorkomen of in ieder geval beperkt kunnen worden door voorafgaand aan de verhoren werkafspraken te maken tussen klager en beklaagde en wederzijdse verwachtingen uit te spreken. Dit is een gedeelde verantwoordelijkheid van klager en beklaagde, die geheel losstaat van de mate van beheersing van bron- en doeltaal. Beklaagde heeft aangegeven dat zij op de eerste dag van de verhoren negen-en-een-half uur achter elkaar simultaan heeft moeten tolken. De vermoeidheid die daardoor optrad, heeft de kwaliteit van het tolken geen goed gedaan, maar beklaagde benadrukt dat zij tijdens het tolken desondanks op geen enkel moment beneden het minimumniveau heeft gefunctioneerd. De commissie heeft geen redenen om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Op de verantwoordelijkheid die op beklaagde rust om aan te geven dat de vermoeidheid haar parten speelt, wordt hierna ingegaan. Kl acht onder deelb De commissie beschouwt klachtonderdeel b als ongegr ond. Uit de stukken van de klachtprocedure en het verhandelde ter hoorzitting volgt dat er bij klager en beklaagde sprake is geweest van een verschil in verwachtingen van de wijze waarop de tolkwerkzaamheden zouden worden uitgevoerd. De tolk nam haar taak uiterst serieus. Dit blijkt onder meer uit het feit dat zij zich verplicht voelde om te blijven tolken wat de getuige verklaarde, ondanks dat de rechtercommissaris haar maande het tolken te onderbreken. Haar visie op de wijze waarop een professionele tolk zijn werkzaamheden behoort te verrichten, komt duidelijk niet overeen met de verwachtingen en zienswijze van klager. Hierdoor ontstonden discussies, waarvan niet kan worden uitgesloten dat deze de verhoudingen tussen klager en beklaagde hebben verstoord en daarmee hebben doorgewerkt in de klacht. Dergelijke misvattingen hadden naar het oordeel van de commissie, zoals hiervoor onder a overwogen, kunnen worden voorkomen door voorafgaand aan het verhoor – en bij voorkeur al op weg naar het land van bestemming – duidelijke werkafspraken te maken over de te volgen werkwijze. Daarbij hadden afspraken gemaakt moeten worden over wat men over en weer van elkaar verwacht, over de wijze waarop tijdens de verhoren dient te worden omgegaan met cultuurverschillen en in het bijzonder ook over de duur van de tolkwerkzaamheden en eventuele pauzes. Er zijn onvoldoende aanwijzingen dat beklaagde in strijd heeft gehandeld met de Gedragscode Wbtv. Beklaagde kan wel worden aangerekend dat zij niet duidelijk heeft aangegeven dat zij moe was en behoefte had aan pauzes. Op grond van artikel 1.2. van de Gedragscode Wbtv moet een tolk ernaar streven steeds naar vermogen de beste kwaliteit en een optimale dienstverlening te leveren. De commissie is van oordeel dat het onwenselijk is om een tolk ruim negen uur zonder voldoende onderbrekingen en rustpauzes simultaan te laten tolken. Van beklaagde mag een meer assertieve houding worden verwacht door aan klager kenbaar te maken welke werkomstandigheden zij nodig acht voor een optimale dienstverlening. Als de werkomstandigheden zodanig zijn dat zij haar werkzaamheden als tolk niet naar behoren kan uitvoeren, zou zij op grond van artikel 4.1. van de Gedragscode Wbtv gehouden zijn de opdracht te weigeren. Niet is komen vast te staan dat de kwaliteit van de tolkwerkzaamheden zodanig onder de werkomstandigheden heeft geleden dat beklaagde de opdracht (in deze vorm) had moeten weigeren. De commissie acht de enkele reden dat beklaagde niet heeft aangegeven dat zij moe was en behoefte had aan een pauze onvoldoende om de klacht op dit onderdeel gegrond te verklaren. Kl acht onder deelc De commissie beschouwt klachtonderdeel c als gegr ond. Beklaagde was weliswaar de hele dag aanwezig in het hotel, maar vanaf het moment dat zij haar hotelkamer had verlaten en haar mobiele telefoon had achtergelaten bij de receptie van het hotel was zij onvoldoende bereikbaar voor klager. Beklaagde en klager hebben – voor zover de commissie op grond van de haar ter beschikking gestelde informatie kan nagaan – geen duidelijke afspraken gemaakt over de bereikbaarheid. ’s Ochtends is aan beklaagde aangegeven dat er die dag i n begi nselgeen tolkwerkzaamheden zouden hoeven te worden verricht. Dat houdt in dat er wel degelijk een beroep op haar zou kunnen worden gedaan. Beklaagde heeft naar het oordeel van de commissie onvoldoende inspanningen verricht om ervoor te zorgen dat zij op de momenten dat zij niet bereikbaar was op haar hotelkamer noch op haar mobiele telefoon op andere wijze kon worden bereikt. Hoewel beklaagde aangeeft dat zij ook op de momenten dat zij niet in haar hotelkamer verbleef, wel in het hotel aanwezig was, is dat – gelet op de omvang van het hotel zoals die door
-5-
beklaagde tijdens de hoorzitting is beschreven – onvoldoende om van een voldoende bereikbaarheid te kunnen spreken. Beklaagde heeft in aanvulling op haar verweerschrift een uitdraai van haar mobiele telefoonverkeer overgelegd, waaruit blijkt dat er eerst op 21.46 uur plaatselijke tijd die dag telefonisch contact met haar heeft plaatsgehad. Deze uitdraai bevat echter geen gegevens van (eerdere) pogingen die zijn gedaan om contact met haar te krijgen. Uit dit overzicht kan daarom niet de conclusie worden getrokken dat klager geen pogingen zou hebben ondernomen om op een eerder moment contact met haar te krijgen. Beklaagde heeft tijdens de hoorzitting overigens zelf erkend dat de batterij van haar mobiele telefoon leeg was en dat zij in ieder geval vanaf 16.00 uur – toen zij haar telefoon had achtergelaten bij de werkplaats van het hotel teneinde deze op te laten – enige tijd niet in haar kamer was. Dat beklaagde zelf heeft aangeboden bereikbaar te blijven, doet aan het voorgaande niet af. Hiermee heeft zij immers de verwachting gewekt dat zij te allen tijde kan worden opgeroepen. Hoewel de commissie dit klachtonderdeel als gegrond beschouwt, zijn de aard en ernst van het klachtonderdeel niet van dien aard dat zij daaraan gevolgen wenst te verbinden. Noch gesteld noch gebleken is dat de tijdelijke onbereikbaarheid van beklaagde consequenties heeft gehad voor de goede uitoefening van haar werkzaamheden als tolk. De commissie adviseert het Bureau Wbtv dan ook te volstaan met het gegrond verklaren van dit klachtonderdeel. Daarbij heeft de commissie rekening gehouden met het feit dat haar geen eerdere klachten over beklaagde bekend zijn. Totsl ot Klager en de gemachtigde van de beklaagde zullen van de commissie een afschrift van dit advies ontvangen. De commissie stelt het op prijs te zijner tijd te vernemen op welke wijze de klacht door Bureau Wbtv is, dan wel wordt, afgehandeld. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Voor eventuele nadere informatie kunt u contact opnemen met het secretariaat van de commissie, bereikbaar onder bovengenoemd telefoonnummer en e-mailadres.
Hoogachtend, de Klachtencommissie Wbtv
J.J.L. Link secretaris
R.T.J. van Dartel voorzitter
-6-