De keerzijde van keuzevrijheid ‘Keerzijde voor zowel het individu als maatschappij’ Anno 2014 leven we in een meerkeuzemaatschappij,1 waar autonomie, zelfbepaling en een individuele invulling van het keuze-ideaal als groot goed gelden. Een tendens naar meer keuzevrijheid in pensioen past bij een veranderende samenleving en de huidige ontwikkelingen in het pensioenstelsel. De voordelen aan een verruiming van keuzevrijheid worden veelal erkend. Echter, gezien de belangen moet de keerzijde niet onderschat worden. Wij benaderen dit veelzijdige thema keuzevrijheid vanuit deze invalshoek. In het artikel Keuzegedrag en pensioen stonden we stil bij de psychologie van het kiezen, de complexe keuzecontext met betrekking tot pensioen en waarom er juist nu een tendens naar meer keuzevrijheid waar te nemen is. In dit artikel behandelen wij de mogelijke keerzijde van een verruiming van de keuze mogelijkheden in pensioen voor zowel het individu als de maatschappij. Ter verrijking van deze inzichten wordt er over de grenzen heen gekeken naar de ervaringen met keuzevrijheid in het pensioenstelsel van de Verenigde Staten en Australië, waar meer ruimte wordt geboden voor individuele keuzevrijheid.
I. Keerzijde voor het individu Keuzevrijheid is een veel gekoesterd begrip doordat het mensen in staat stelt hun eigen koers te bepalen en hun wensen te vervullen. Het hebben van geen keuze wekt in veel gevallen onvrede op. Bij het aanbieden van keuzevrijheid moet een balans worden gevonden tussen geen enkele keuze en teveel keuze, want ook dit laatste kan ongewenst zijn. Het aanbod aan keuzemogelijkheden bepaalt hoe dit wordt ervaren en hoe ermee om wordt gegaan. In de context van pensioen is het van belang om een mate van keuzevrijheid te faciliteren die ten goede komt aan het mederendeel van de deelnemers in een pensioenfonds.
Te ruime keuzevrijheid leidt tot keuzestress Afgezien van ontevredenheid met het resultaat na de keuze, kan teveel keuzevrijheid vooraf ook een psychologische druk met zich mee brengen. Dit kan resulteren in ‘keuzestress’. Het hebben van geen enkele keuze is weliswaar onbevredigend, maar een te grote verruiming van het aantal keuzes kan op den duur ook
afbreuk doen aan het gevoel van vrijheid.2 Met meer keuzemogelijkheden zal men gaan twijfelen of de juiste keuze is gemaakt en kan men zich eerder voorstellen dat een andere keuze beter zou zijn geweest. Men krijgt spijt, wat sneller wordt ervaren naarmate het aantal keuzeopties groter wordt. Vooral in de context van pensioen is keuzestress niet ondenkbaar, gezien de mogelijke consequentie van een suboptimale beslissing en de intensieve informatieverzameling die aan een keuze vooraf gaat. Zo zal men veel tijd moeten investeren om het keuzeaanbod te bestuderen, bijvoorbeeld door zich te verdiepen in de verschillende pensioenregelingen of beleggingsmogelijkheden.
Verschil tussen intentie en gedrag Uit onderzoek blijkt dat men graag het ‘gevoel’ wil hebben te kunnen kiezen, maar niet noodzakelijk meer tevreden is als men eenmaal meer keuze heeft. Dit wordt bevestigd in een onderzoek onder zorgverzekeraars. Hieruit blijkt dat mensen graag keuzevrijheid willen hebben, maar liever niet daadwerkelijk kiezen.3 Er wordt dan ook groot verschil waargenomen tussen de intentie om over te stappen van zorgverzekeraar en het daad werkelijke gedrag.4 Ook is het van belang dat men een helder beeld heeft van wat men wil kiezen. Dit is niet vanzelfsprekend bij complexe pensioenkeuzes. Zo neigt men keuzes uit te stellen of helemaal niet te maken als het keuzeaanbod te groot wordt. Ook wanneer het lastig is onderscheid te maken tussen verschillende keuzes, zoals in het geval van pensioenregelingen, kost dit meer moeite en levert dit minder op.
Verschil in omgaan met keuzevrijheid Wat het keuzeaanbod zelf betreft, zijn mensen in verschillende mate in staat hier mee om te gaan. Keuze vrijheid heeft meer te bieden aan mensen die niet alleen beschikken over cognitief vermogen, maar ook over voldoende tijd om een weldoordachte keuze te maken.5 Juist degenen die meer informatie verzamelen en tijd investeren zowel voor als na de keuze, zijn ook degenen die zich meer vergelijken met anderen. Zij zullen vaker spijt hebben en ontevreden zijn met de gemaakte keuzes.6 Anderen, die niet bereid of in staat zijn om voldoende tijd
Breedveld & Van den Broek, 2003. De Meerkeuzemaatschappij. Sociaal en Cultureel Planbureau. Ivengar, S.S., & Lepper, M.R. 2000. When choice is demotivating: can one desire too much of a good thing? Journal of Personality and Psychology, vol. 79 (6). 3 Tiemeijer et al., 2009. De Menselijke Beslisser: over de Psychologie van Keuze en Gedrag. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. 4 Gerritsen, 2013. 1,4 Miljoen Mensen gaan Overstappen van Zorgverzekeraar. Independer. 5 Tiemeijer et al., 2009. De Menselijke Beslisser: over de Psychologie van Keuze en Gedrag. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. 6 Schwartz et al., 2002. Maximizing Versus Satisficing: Happiness is a Matter of Choice. Journal of Personality and Social Psychology, vol. 83 (5). 1
2
1
te investeren, vallen gemakkelijk terug op vuistregels. Men kiest hierdoor snel voor een optie die voldoet aan hun minimale eisen en de minste moeite kost. Dit is daarmee niet noodzakelijk de beste keuze.7 Naast kennis en de beschikbaarheid van tijd, zijn er sterke onderlinge verschillen in zelfdiscipline en cognitieve vaardigheden waar te nemen die bepalend zijn in hoeverre mensen om kunnen gaan met keuzevrijheid.8 Ook leeftijd kan bepalend zijn. Jongeren zijn opgegroeid in een meerkeuzemaatschappij en zijn gewend om veel keuzes te maken, informatie in te winnen, opties te vergelijken en de keuzemogelijk heden af te wegen. Zij vinden sneller hun weg in het huidige informatietijdperk. Ouderen hebben hier naar verwachting meer moeite mee.9 Dit terwijl de ouderen meer geïnteresseerd zijn in pensioen.10 Gezien deze verschillen is het de vraag of meer keuzevrijheid een zegen is voor de hele maatschappij of slechts voor enkelen die hier het beste mee om kunnen gaan en er daardoor het meeste baat bij hebben.
Een ontoereikende oudedagvoorziening In het geval van keuzes in pensioen blijft het niet bij een gevoelskwestie, maar kunnen verkeerde keuzes harde, financiële consequenties met zich meebrengen. Zoals in het artikel Keuzegedrag en pensioen omschreven is men in verschillende mate gevoelig voor psychologische en gedragsmatige invloeden die ervoor zorgen dat keuzes afwijken van de ‘rationele kiezer’, die altijd de meest optimale keuzes maakt. Doordat men bijvoorbeeld toekomstige consumptie onderschat, zet men onvoldoende geld opzij voor later. Wanneer werknemers zelf de premie-inleg mogen bepalen in hun pensioenregeling, zal dit waarschijnlijk door velen onderschat worden. Men heeft daarnaast eerder een voorkeur om geld nu te ontvangen en te besteden, dan dit uit te stellen tot later. Laat staan voor een pensioneringsdatum, die voor velen nog ver weg staat. Een ontoereikende oudedagvoorziening wordt hierdoor realiteit. Het risico hierop wordt vergroot doordat verkeerde keuzes, die vaak voor een lange periode zijn genomen, niet worden herkend door een gebrek aan leermomenten. Ook bij suboptimale keuzes in het beleggingsbeleid kunnen de consequenties significant zijn. Een verruiming van de keuzemogelijkheden zal naar verwachting ook leiden tot een stijging van de kosten voor de werknemer. Dit zal weer ten koste gaan van het pensioen.
De Verenigde Staten In tegenstelling tot het pensioenstelsel in Nederland zijn Amerikanen niet verplicht om voor pensioen te sparen. Ook zijn werkgevers niet verplicht om pensioenregelingen aan te bieden. Het keuzeaanbod is breed; werknemers hebben zoal de keuze of ze willen deelnemen aan een regeling, hoeveel ze willen inleggen, hoe dit belegd moet worden en hoe dit moet worden uitgekeerd. Een ontoereikend pensioen: Als gevolg van het vrijwillige pensioensparen en ultieme keuzevrijheid is de participatie erg laag en het pensioenvermogen voor velen ontoereikend. Volgens recent onderzoek van het Employee Benefits Research Institute loopt 44% van de babyboomers en generatie-x het risico dat ze te weinig vermogen bij pensionering hebben. Eén op de vijf (19.4%) zal naar alle waarschijnlijkheid minder dan 80% hebben gespaard van wat ze feitelijk nodig hebben. Schrikbarender is het feit dat een kwart van de Amerikaanse middenklasse zelfs nog nooit voor pensioen heeft gespaard. Een steeds groter deel van de Amerikaanse gepensioneerden wordt geconfronteerd met armoede, en is daardoor genoodzaakt om ook na de officiële pensioneringsdatum door te werken. Ook verkeerde beleggingskeuzes zorgen ervoor dat velen te weinig pensioen opbouwen. Zo wordt er te defensief belegd door een overallocatie in vastrentende waarden, en te weinig in risicovollere aandelen. Hierdoor kan de inleg onvoldoende renderen om de pensioenambitie te realiseren. Hoge kosten: Een recent onderzoek in de Verenigde Staten bevestigt dat de kosten verbonden aan deze ruime mate van keuzevrijheid de voordelen voor de werknemer overtreffen. Werknemers maken hoge kosten voor het beheren, beleggen en het laten uitkeren van de premies en uitkeringen. Ook werkgevers maken significante kosten in het kiezen en ontwerpen van keuzemogelijkheden, het inrichten van de administratie en de uitbesteding van deze activiteiten. Door schaalvoordelen zijn de kosten voor collectieve regelingen lager dan voor individuele regelingen. Tenslotte maakt de overheid hoge kosten door het reguleren van duizenden verschillende pensioenregelingen en miljoenen individuele rekeningen.11 Voor veel Amerikanen is het inmiddels evident dat een ruime keuzevrijheid in pensioen ook een keerzijde heeft.
Tiemeijer, 2011. Hoe Mensen Keuzes Maken – de Psychologie van het Beslissen. Wetenschappelijke Raad van het Regeringsbeleid. Tiemeijer et al., 2009. De Menselijke Beslisser: over de Psychologie van Keuze en Gedrag. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. 9 Wijnants, 2010. Het Dertigers Dilemma, p. 30. 10 TNS NIPO, 2012. Rapport Pensioencommunicatie: behoeften en barrières. 11 Forman & Mackenzie, 2013. The Cost of ‘Choice’ in a Voluntary Pension System. New York University Review of Employee Benefits and Executive Compensation. 7
8
2
II. Keerzijde voor de maatschappij Naast bedenkingen bij een verruiming van de keuzemogelijkheden voor de pensioensituatie van de deelnemer van een pensioenfonds, kan dit ook impact hebben op het pensioenstelsel. Een fundamentele verandering in dit stelsel heeft, gezien het belang van een solide pensioenstelsel voor de welvaart van een vergrijzende bevolking, indirect impact op de maatschappij. Als voordelen als risicodeling waarde verliezen doordat afstand wordt genomen van een collectief en solidair pensioen en het stelsel zich meer richting individuele regelingen en meer keuzevrijheid beweegt, zullen de consequenties een bredere impact hebben dan alleen het pensioen van het individu. De maatschappelijke kosten kunnen hoog uitvallen als men onvoldoende pensioen opbouwt, en de maatschappij dit vervolgens moet opvangen. Dit kan gelden voor keuzes in het type regeling, de opbouw en de uitkeringsfase van pensioen. Als een werknemer zelf voor een pensioenaanbieder mag kiezen waar zijn pensioen wordt ondergebracht dan is dat een ingrijpende, fundamentele verruiming van de keuzevrijheid. Daarom gaan we hier nader op in.
Een keuze in pensioenaanbieder Volgens een opiniepeiling in 2012 zou 80% van de ondervraagden zelf een pensioenfonds willen kiezen.12 Voorstanders van een dergelijke keuze benadrukken dat dit beter aansluit bij de belangen en wensen van de werknemer. Een marktmodel zou beter zijn voor de werknemer uitgaande van de veronderstelling dat een concurrentieprikkel zal leiden tot een betere klantbenadering, lagere kosten en betere risicorendement verhoudingen. Hier kunnen een aantal kanttekeningen bij geplaatst worden. In essentie is het geen verkeerde gedachte dat er met meer keuzemogelijkheden beter op de individuele wensen en belangen van de werknemer kan worden ingespeeld. Het is dan wel van belang dat men een concreet beeld heeft van wat men wil. Doordat pensioenregelingen door velen als complex worden beschouwd en pensionering voor velen ver weg staat, is dit niet voor iedereen vanzelfsprekend. Daarnaast is het discutabel of een dergelijke commerciële prikkel in een gezond evenwicht is te brengen met de zorgplicht, waarbij het eigen financiële belang tegenover dat van de klant komt te staan. In plaats van een van
de belangrijkste arbeidsvoorwaarden, wordt pensioen zodoende steeds meer als financieel product beschouwd. Marketing activiteiten zullen toenemen, aangezien een actieve marketingcampagne werknemers immers over de streep zou kunnen trekken om op een andere aanbieder over te stappen. Een bijkomend nadeel hiervan is dat werknemers mogelijk overgevoelig zijn voor marketinginformatie. Uit onderzoek blijkt dat mensen bij belangrijke keuzes onevenredig veel gewicht toekennen aan motieven en redenen die ze zelf kunnen formuleren, en daarmee kunnen verantwoorden.13 Aangezien de kwaliteit van de geleverde diensten van een pensioenaanbieder lastig door de werknemer zijn in te schatten, zou onevenredig veel waarde kunnen worden toegekend aan selectiecriteria als kosten. Naar verwachting zal dit niet vanzelfsprekend tot een betere klantbenadering leiden.
Mogelijke stijging in kosten Wanneer er meer naar eigen financieel belang gehandeld wordt, betekent dit niet noodzakelijk dat de kosten ook afnemen. Door een toename in marketingactiviteiten zullen de marketingkosten juist aanzienlijk stijgen. Uiteindelijk zullen deze uitgaven ten koste gaan van het pensioenvermogen van de werknemer. Het is interessant om een vergelijking te trekken met de ontwikkeling van de marketingkosten in de zorgsector. Men is verplicht een ziektekostenverzekering af te sluiten (verplicht voor pensioen te sparen) en sinds 2006 heeft men de mogelijkheid om zelf een verzekeraar (pensioenaanbieder) te kiezen. Volgens berekeningen van het Financieel Dagblad gebaseerd op cijfers van De Nederlandsche Bank zijn de marketingkosten van zorgverzekeraars om nieuwe klanten te werven in 2013 met 84% gestegen ten opzichte van 2006. In 2007, vlak na de invoering van de marktwerking, waren acquisitiekosten nog geen 16%. In 2012 was dit percentage opgelopen tot 30%.14 Jaarlijks geven zorgverzekeraars gezamenlijk tientallen miljoenen euro’s uit aan marketingactiviteiten. Alhoewel doorgaans 20-30% van de verzekerden overweegt over te stappen van zorgverzekeraar, maken per jaar slechts 3-6% van de verzekerden deze stap. Dit is inclusief het aantal overstappers tussen labels van dezelfde verzekeringsmaatschappij. Alleen bij de invoering van de nieuwe zorgverzekeringswet was dit eenmalig 18%. Het gevolg hiervan is dat de marketingkosten per ‘overstapper’ aanzienlijk zijn.
Eufin Financieel Nieuws (2012). Achmea: Nederland wil meer keuzevrijheid pensioen, Tiemeijer et al., 2009. De Menselijke Beslisser: over de Psychologie van Keuze en Gedrag. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. 14 Heijn, 2013. Zorgverzekeraars drukken kosten, maar geven fors meer uit in strijd om klant. FD.nl. 15 Pensioenfederatie – CEM Benchmarking Algemene Rapportage 2012. 2013. Pensioenfederatie & CEM Benchmarking. 12 13
3
Afgezien van marketingkosten zullen de kosten oplopen doordat individuele administraties met keuzemogelijkheden duurder zijn uit te voeren dan grootschalige, collectieve administraties. Naast een verlies aan schaalbaarheid van pensioenregelingen en daarmee lagere kosten, zal het ontwerpen van keuzemogelijkheden, het ondersteunen van werk nemers in het maken van keuzes en het faciliteren van overstappers de kosten doen stijgen. De afgelopen jaren laten de kosten in de pensioen sector overigens al een forse daling zien. Mede door toedoen van de toezichthouder, een toenemende mate van transparantie en concurrentie met de bank- en verzekeringssector is er grote vooruitgang geboekt. Vanuit internationaal perspectief zijn de uitvoeringskosten van Nederlandse pensioenfondsen laag.15
Australië Het pensioenstelsel in Australië komt in vergelijking met de Verenigde Staten meer overeen met dat van Nederland. Net als Nederland heeft Australië een relatief omvangrijke tweede pijler. Beoogde resultaten verruiming keuzevrijheid niet waargemaakt: Aanvankelijk waren er weinig keuzemogelijkheden voor werknemers en moesten zij zich, net als in Nederland, aansluiten bij het pensioenfonds dat geselecteerd werd door de werkgever in overeenkomst met de caoregeling. Door de jaren heen werd er meer ruimte gecreëerd voor keuzevrijheid voor de werknemer. Dit resulteerde in het sluiten van collectieve pensioenregelingen en een sterke toename in investerings- en verzekeringsopties. Vanaf de jaren ’90 hebben werknemers al de keuze uit verschillende beleggingsstrategieën, waar echter weinig gebruik van werd gemaakt. Na eerdere mislukte pogingen werd in 2005 de ‘Choice of Fund’ regelgeving uiteindelijk door de senaat goedgekeurd. Tachtig procent van de beroepsbevolking kreeg de mogelijkheid om een eigen pensioenfonds te kiezen. De gemiddelde werkende Australiër kon nu kiezen uit meer dan 200 pensioenfondsen en 20.000 beleggingsopties. Ruime keuzevrijheid werd hierdoor een feit, met de kerngedachte dat men in controle moet zijn van het beheer van het eigen
16 17
vermogen en de beleggingen die hiermee gedaan worden. Wordt deze ruimte ook daadwerkelijk ingenomen? Tegenvallend gebruik van keuzevrijheid: Het percentage werknemers dat sinds 2009 daadwerkelijk van pensioenfonds is veranderend blijkt zelfs lager te liggen dan de meest conservatieve voorspellingen voor het ‘openbreken’ van de pensioensector. Direct na invoering van de regelgeving piekte het aantal overstappers, maar sindsdien is dit percentage alleen maar verder afgenomen. Slechts tussen de 2 en 4% van de deelnemers maakt ieder jaar een ‘actieve keuze’ om van pensioenfonds te veranderen. Voor 3 tot 6% per jaar is dit een ‘passieve keuze’ omdat men van baan verandert of omdat het pensioenfonds consolideert. Werknemers zijn ook niet actief op zoek naar het meest aantrekkelijke aanbod aangezien pensioenfondsen met relatief lage kosten en een hoog rendement niet een groter deel van de markt veroveren.16 Concurrentieprikkel werkt averechts: Als te weinig werknemers van pensioenfonds overstappen, wordt de concurrentie op prijs en kwaliteit onvoldoende bevorderd. Drie Australische ratingbureaus die de ontwikkeling in kosten bestudeerden na de invoering van de Choice of Fund regelgeving concludeerden alle drie dat, in tegenstelling tot de verwachtingen, er geen significante kostenverlaging heeft plaatsgevonden. Aanbieders gaan de concurrentie met elkaar aan op de distributiemarkt door zich te richten op financieel adviseurs, maar niet op de werknemers. Door verruiming van het keuzeaanbod is de complexiteit voor de werknemer alleen maar toegenomen, waar bij uitstek financiële adviseurs van profiteren. Met name voor de weinig vermogende werknemers heeft financieel advies de kosten laten stijgen. Daarnaast wordt in Australië de informatievoorziening van pensioenfondsen bekritiseerd omdat er geen commerciële prikkel is om tegenvallende resultaten te promoten, de informatie niet gestandaardiseerd is tussen vergelijkingsbureaus en duur is voor werknemers om te bemachtigen.17
Fear & Pace, 2009. Australia’s Choice of Fund Legislation: Success or Failure? Rotman International Journal of Pension Management, vol. 2 (2). Sy, 2011. Redesigning Choice and Competition in Australian Superannuation. Rotman International Journal of Pensioen Management, vol. 4 (1).
4
Keuzevrijheid en Solidariteit
Progressieve keuzevrijheid
Bij een keuze in pensioenaanbieder kan ook de solidariteit afnemen, doordat er risico-selectie binnen fondsen kan gaan plaatsvinden. Jongeren die zich benadeeld voelen door een onevenredig aandeel van ouderen in een pensioenfonds kunnen geneigd zijn over te stappen naar een ‘jonger fonds’ waar deze verhouding meer in hun voordeel ligt. Als grote groepen tegelijkertijd van fonds gaan wisselen, dan zal dit de stabiliteit van het stelsel niet bevorderen (mogelijk met een ‘pensionfund-run’ als gevolg). Overigens zou deze manier van risico-selectie niet alleen plaats kunnen vinden tussen generaties, maar ook tussen deelnemers met verschillende demografische kenmerken (b.v. geslacht, opleidingsniveau) en leefstijlen die van invloed kunnen zijn op de levensverwachting. Als door verschuivingen de demografische samenstelling van een pensioenfonds ongewenste proporties bereikt, zouden pensioenfondsen geneigd kunnen zijn om dit door ‘nieuwe’ deelnemers aan te trekken via marketingactiviteiten te herstellen. Hierdoor zullen de kosten weer stijgen. Ook bij lage dekkingsgraden kunnen deelnemers besluiten van fonds te veranderen, wat het betreffende fonds en de resterende deelnemers nog meer in de problemen brengt.
Ondanks de tendens naar meer keuzevrijheid blijft er een groot draagvlak bestaan voor het verplicht pensioensparen voor werknemers. Het huidige pensioen stelsel is ontworpen om r te borgen dat zoveel mogelijk mensen van een goede oudedagsvoorziening kunnen genieten. Collectiviteit en solidariteit zijn belangrijke fundamenten die dit mogelijk maken, die echter wel de mate van keuzevrijheid inperken, maar ook niet geheel uitsluiten. In het huidige pensioenstelsel zijn verschillende gradaties van keuzevrijheid geïntegreerd. De mate van keuzevrijheid zou gekenmerkt kunnen worden als ‘progressieve keuzevrijheid’ aangezien mogelijkheden tot het maken van individuele keuzes toenemenover de drie pijlers. Hierdoor wordt beoogd om zoveel mogelijk mensen van een adequaat pensioen te voorzien, terwijl degenen die meer keuzes willen maken en over de middelen beschikken om mogelijke consequenties op te vangen, hier ook de ruimte voor krijgen. In het vaststellen van de juiste mate van keuzevrijheid in de tweede pijler, moet de keerzijde van een verruiming van de keuzemogelijkheden niet onderschat worden.
5