Een onderzoek naar zorgvastgoed
De invloed van vastgoed op medewerkerstevredenheid over de operatieafdeling van ziekenhuizen
Erik Burgmeijer April 2012
Master Scriptie Faculty of Architecture, TU Delft Real Estate & Management Laboratory
Onderzoek Onderwerp: Titel:
Personalia Naam:
Vastgoedverbetering in de zorgsector De invloed van vastgoed op medewerkerstevredenheid over de operatie afdeling van ziekenhuizen.
E.R.T. (Erik) Burgmeijer
Adres:
Gildestraat 53 2624 AW Delft
Mobiel nummer: Email:
06 227 60 231
[email protected]
Geboortedatum:
13 mei 1986, Arnhem
Opleidings informatie Universiteit: Faculteit: Mastertrack: Master laboratory:
TU Delft Bouwkunde Real Estate & Housing Corporate Real Estate Management
Studie nummer: Studie periode:
1278983 2005 - 2012
Eerste mentor: Tweede mentor: Gecommitteerde:
dr. Ir. D.J.M. (Theo) van der Voordt dr. C. (Cor) Wagenaar ing. U. (Ulf) Hackauf
Afstudeerbedrijf Organisatie: Begeleidster: Begeleider:
Twynstra Gudde Ir. M. (Marije) Talstra Ir. H. (Hans) Westerveld
Datum P5 presentatie: 17 april 2012
Voorwoord Voor u ligt mijn afstudeerrapport, ‘De invloed van vastgoed op de medewerkerstevredenheid over de operatieafdeling van ziekenhuizen’, een onderwerp binnen het thema ‘vastgoedverbetering in de zorg’. In het onderzoek staat het verband tussen de medewerkerstevredenheid en de fysieke omgeving centraal. Het onderzoek vormt het afsluitend onderdeel van de master Real Estate & Housing. De afstudeeropdracht is binnen het laboratorium Corporate Real Estate Management uitgevoerd onder begeleiding van dr. ir. D.J.M. (Theo) van der Voordt en dr. C. (Cor) Wagenaar. In mijn onderzoek stel ik de volgende onderzoeksvraag: Wat is de invloed van de fysieke omgeving op de medewerkerstevredenheid over de operatie afdeling van ziekenhuizen en op welke manier kan de medewerkerstevredenheid over de operatie afdeling verbeterd worden door middel van de fysieke omgeving? Wetswijzigingen vanuit de overheid in Nederland hebben ervoor gezorgd dat de gezondheidszorg meer marktgericht moet gaan werken, waardoor ziekenhuizen gedwongen worden optimaler met hun vastgoed om te gaan. Samen met de groeiende zorgvraag en het toenemende tekort aan zorgpersoneel, heeft de ziekenhuisorganisatie er een steeds groter belang bij zorgvuldiger met het personeel om te gaan. De medewerkerstevredenheid (arbeidsvoorwaarden, werkbelasting, organisatie cultuur, werkomstandigheden, etc.) bepaalt of een medewerker wel of niet bij een ziekenhuis wil gaan en blijven werken. Het vergroten van de tevredenheid van de gebruiker is één van de toegevoegde waarden, die vastgoed en huisvesting kan bieden. De operatie afdeling vormt het hart van het ziekenhuis en betreft de corebusiness van een ziekenhuis. Gezien de maatschappelijke trends is het van belang een optimale werkomgeving te creëren, die de medewerkerstevredenheid verhoogt. Het afgelopen jaar heb ik met veel voldoening aan dit onderzoek gewerkt. Het verdiepen en ingraven in een onderwerp, met de doelstelling en ambitie om de onderzoeksvragen beantwoord te krijgen en het onderzoek tot een goed eindresultaat te brengen, heeft mij erg geboeid. Om uiteindelijk met het resultaat een daadwerkelijke bijdrage aan de praktijk te leveren, is voor mij een grote motivatie. Het onderzoek heeft mij inzicht gegeven in de werking van de fysieke omgeving van de operatie afdeling en de cultuur van de medewerkers op deze afdeling. Het empirisch onderzoek, waarbij de vragen door middel van onderzoek in de huidige praktijk worden onderzocht, heeft me met veel professionals en medewerkers in contact gebracht. Het enthousiasme en de grote betrokkenheid, die ik uit de praktijk heb ervaren, toont aan dat het onderwerp in de huidige situatie leeft en dat de fysieke omgeving in relatie tot de medewerkerstevredenheid in de ontwikkeling van de operatie afdeling, aanzienlijk verbeterd kan worden. Mijn dank gaat uit naar mijn begeleiders vanuit de TU Delft, dr. ir. Theo van der Voordt en dr. Cor Wagenaar, en vanuit Twynstra Gudde, ir. M. Talstra en ir. H. Westerveld, voor alle inhoudelijke begeleiding en tijd die ik van hen heb mogen ontvangen om tot dit eindresultaat te komen. Daarnaast gaat mijn dank uit naar alle deskundigen vanuit de bedrijfswereld en alle medewerkers vanuit de zorgsector operatieafdeling ziekenhuizen die, door interviews, rondleidingen en enquêtes, de tijd en interesse hebben genomen voor mijn onderzoek. In het bijzonder wil ik mijn familie en vriendin bedanken voor hun steun tijdens de soms hectische periode van het afstudeeronderzoek. Delft, 17 april 2012
Erik Burgmeijer
Inhoudsopgave LEESWIJZER ........................................................................................................................................................ VII SAMENVATTING...............................................................................................................................................XVIII 1. INLEIDING .................................................................................................................................................. 1 1.1 AANLEIDING .................................................................................................................................................. 1 2. HET ONDERZOEKSVOORSTEL ..................................................................................................................... 2 2.1 PROBLEEMSTELLING ..................................................................................................................................... 2 2.2 AFBAKENING ................................................................................................................................................. 4 2.3 VRAAGSTELLING ............................................................................................................................................ 5 Hoofd vraagstelling ........................................................................................................................................ 5 Sub vragen ...................................................................................................................................................... 5 2.4 DOELSTELLING & RESULTAAT ........................................................................................................................ 6 3. METHODOLOGIE ........................................................................................................................................ 7 3.1 ONDERZOEKS CONCEPT ................................................................................................................................ 7 3.2 ONDERZOEKS MODEL ................................................................................................................................... 8 Context & Methode ........................................................................................................................................ 9 Theorie............................................................................................................................................................ 9 Empirie ........................................................................................................................................................... 9 Resultaat ...................................................................................................................................................... 10 3.3 ONDERZOEKSEENHEDEN & DOELGROEPEN ................................................................................................ 10 Onderzoekseenheden ................................................................................................................................... 10 Doelgroepen ................................................................................................................................................. 11 3.4 THEORETISCHE ONDERZOEKSSTRATEGIE .................................................................................................... 12 3.5 EMPIRISCHE ONDERZOEKSSTRATEGIE ........................................................................................................ 12 Observaties ................................................................................................................................................... 13 Interviews ..................................................................................................................................................... 14 Enquête ........................................................................................................................................................ 16 4. THEORIE .................................................................................................................................................. 18 4.1 DE OPERATIE AFDELING ......................................................................................................................... 18 4.1.1 WAARUIT BESTAAN ZIEKENHUIZEN?........................................................................................................ 18 4.1.2 DE OPERATIE AFDELING ........................................................................................................................... 20 4.1.3 VERTREKKEN VAN DE OPERATIE AFDELING .............................................................................................. 21 Primaire en secundaire ruimtes .................................................................................................................... 21 De organisatie van de ruimtes...................................................................................................................... 24 De operatie zones ......................................................................................................................................... 24 4.1.4 TYPOLOGIE OPERATIE AFDELING ............................................................................................................. 25 Operatie afdeling typologie – categorie ziekenhuis ..................................................................................... 25 Operatie afdeling typologie – vorm operatie afdeling ................................................................................. 27 4.1.5 HET ONTWERP VAN DE OPERATIE AFDELING ........................................................................................... 30 Bouwregelgeving- en ontwerprichtlijnen ..................................................................................................... 30 De rol van de bouwkundig adviseurs ............................................................................................................ 32 4.1.6 NIEUWE ONTWIKKELINGEN IN DE OPERATIE AFDELING .......................................................................... 33
4.2 MEDEWERKERSTEVREDENHEID .............................................................................................................. 36 4.2.1 GEBRUIKERS VAN DE OPERATIE AFDELING .............................................................................................. 36 4.2.2 WERKPROCESSEN MEDEWERKERS........................................................................................................... 37 4.2.3 MEDEWERKERSTEVREDENHEID ............................................................................................................... 38 Factoren medewerkerstevredenheid ............................................................................................................ 39 Medewerkerstevredenheid in relatie tot de fysieke omgeving .................................................................... 41 Medewerkerstevredenheid in relatie tot patiënt tevredenheid ................................................................... 42 Medewerkerstevredenheid in relatie tot de arbeidsproductiviteit ............................................................... 42 4.2.4 MEDEWERKERSTEVREDENHEID I.R.T. DE FYSIEKE OMGEVING ................................................................ 43 Evidence Based Design & Healing Environment ........................................................................................... 43 De indirecte invloed van de fysieke omgeving op de gebruiker.................................................................... 45 Onderzoeken gebruikerstevredenheid.......................................................................................................... 47 5. ONDERZOEKSINSTRUMENT ...................................................................................................................... 51 5.1 VERGELIJKING ONDERZOEKEN GEBRUIKERSTEVREDENHEID ...................................................................... 51 5.2 HET ONDERZOEKSINSTRUMENT ................................................................................................................. 53 5.3 CONCLUSIES ................................................................................................................................................ 53 6. EMPIRIE ................................................................................................................................................... 55 6.1 DE CASESTUDIES .................................................................................................................................... 55 6.2 EMPIRISCH ONDERZOEK: DE OBSERVATIE & INTERVIEWS ....................................................................... 56 6.2.1 DE GEÏNTERVIEWDE PERSONEN ............................................................................................................... 56 6.2.2 PRIORITERING THEMA’S........................................................................................................................... 57 6.2.3 BEVINDINGEN PER THEMA ....................................................................................................................... 58 Organisatie & Logistiek ................................................................................................................................ 58 Hygiëne......................................................................................................................................................... 62 Apparatuur & Ergonomie ............................................................................................................................. 64 Veiligheid ...................................................................................................................................................... 66 Klimaat ......................................................................................................................................................... 67 Communicatie .............................................................................................................................................. 68 Vormgeving & Afmeting ............................................................................................................................... 70 Daglicht ........................................................................................................................................................ 71 Recreatie & Ontspanning ............................................................................................................................. 73 Controle & Keuzevrijheid .............................................................................................................................. 74 Privacy .......................................................................................................................................................... 75 6.2.4 OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN ...................................................................................................... 76 6.2.5 CONCLUSIES INTERVIEWS ........................................................................................................................ 78 6.3 SELECTIE THEMA’S & HYPOTHESEN ........................................................................................................ 81 6.3.1 SELECTIE VAN DE THEMA'S....................................................................................................................... 81 6.3.2 HYPOTHESEN & STELLINGEN .................................................................................................................... 84
6.4 EMPIRISCH ONDERZOEK: DE ENQUÊTES ................................................................................................. 86 6.4.1 DE CASESTUDIES VOOR HET KWANTITATIEF ONDERZOEK ....................................................................... 86 Case A: Rijnstate Ziekenhuis te Arnhem ....................................................................................................... 86 Case B: Jeroen Bosch Ziekenhuis te s’-Hertogenbosch ................................................................................. 87 Case C: Rivierenland Ziekenhuis te Tiel ......................................................................................................... 89 6.4.2 DATA RESULTATEN ................................................................................................................................... 90 6.4.3 DATA ANALYSE ......................................................................................................................................... 93 Belang en prioritering thema’s ..................................................................................................................... 93 Rol van de fysieke omgeving ........................................................................................................................ 98 6.4.4 DATA ANALYSE PER THEMA ..................................................................................................................... 99 Organisatie & Logistiek .............................................................................................................................. 100 Hygiëne....................................................................................................................................................... 107 Vormgeving & Afmeting ............................................................................................................................. 111 Daglicht ...................................................................................................................................................... 116 Apparatuur & Ergonomie ........................................................................................................................... 124 Communicatie ............................................................................................................................................ 130 Klimaat ....................................................................................................................................................... 134 6.4.5 CONCLUSIES ENQUÊTE ........................................................................................................................... 140 Prioritering ................................................................................................................................................. 140 Cross case analyse ...................................................................................................................................... 142 Aandachtspunten op basis van urgentie .................................................................................................... 144 Dilemma’s en reflectie per case .................................................................................................................. 146 Thema’s en aspecten .................................................................................................................................. 152 7. CONCLUSIES & AANBEVELINGEN ............................................................................................................ 154 7.1 CONCLUSIES .............................................................................................................................................. 154 Deel 1 – Invloed fysieke omgeving ............................................................................................................. 155 Deel 2 – Verbeteren medewerkerstevredenheid ........................................................................................ 159 7.2 AANBEVELINGEN....................................................................................................................................... 162 Financieel kader ......................................................................................................................................... 162 Toetsen OK Wijzer door middel van pilottraject ......................................................................................... 162 Onderzoek toepasbaarheid model op andere afdelingen van het ziekenhuis ............................................ 163 Adviesmodel voor patiënttevredenheid ..................................................................................................... 163 Toetsen adviesmodel door sterkere kwantitatieve validatie ...................................................................... 163 Intensievere analyse kwantitatieve data.................................................................................................... 163 8. REFLECTIE .............................................................................................................................................. 164 9. ADVIESMODEL – OK WIJZER ................................................................................................................... 166 BEGRIPPEN ...................................................................................................................................................... 178 LITERATUUR .................................................................................................................................................... 181
LEESWIJZER De onderbouwing van het onderzoek heeft in de rapportage een grote omvang gekregen. Daarom is het rapport opgezet voor twee groepen lezers. Om snel inzicht te krijgen in het onderzoek en de resultaten wordt aangeraden om alleen de ‘Management Summary’ en ‘Adviesmodel – De OK Wijzer’ te lezen. Om inzicht te krijgen in de verdiepende wetenschappelijke onderbouwingen en argumentaties wordt aangeraden het gehele rapport te lezen. Bij het rapport is een Bijlage document gevoegd, waarin volledige analyses van de case studies en verdiepende literatuurstudies terug te vinden zijn. Het rapport is opgedeeld in negen hoofdstukken. Elk hoofdstuk beschrijft een deel van het onderzoeksproces en vormt een basis voor de opvolgende hoofdstukken. Boven elke pagina staat het hoofdstuknummer met titel weergegeven, zodat de lezer weet waar hij zich bevindt.
Figuur 0.1: De hoofdstukken van het onderzoeksrapport.
In hoofdstuk 1 wordt een introductie gegeven over de context van het onderzoeks kader. Hierin worden de maatschappelijke trends in de Nederlandse gezondheidszorg geschetst. In hoofdstuk 2 wordt het onderzoeksvoorstel beschreven met de aanleiding, probleemstelling, onderzoeksvraag en doelstelling. In hoofdstuk 3 zal ingegaan worden op de toegepaste methodologie om het onderzoek uit te kunnen voeren en de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. In hoofdstuk 4 zal de theorie, nodig voor het onderzoek, in twee delen worden beschreven, namelijk de fysieke omgeving van de operatie afdeling en de medewerkerstevredenheid. In hoofdstuk 5 wordt op basis van het theoretisch onderzoek het ontwikkelde onderzoeksinstrument uitgelegd. In hoofdstuk 6 wordt in drie stappen het empirisch onderzoek beschreven. Het kwalitatief onderzoek bestaande uit de observaties & interviews, de selectie en hypothesen en het kwantitatief onderzoek bestaande uit de enquêtes. In hoofdstuk 7 worden de conclusies uit het theoretisch en empirisch onderzoek toegelicht, waarna een aantal aanbevelingen worden gedaan. In hoofdstuk 8 wordt het adviesmodel toegelicht dat uit de conclusies is geabstraheerd. Hoofdstuk 9 vormt het afsluitende hoofdstuk waarin gereflecteerd wordt op de toegepaste methodologie in dit onderzoek. Voor deze hoofdstukken vindt u het abstract en na de reflectie zijn begrippen en de literatuurlijst vindbaar. Naast deze rapportage worden de bijlagen geleverd, waarin complete analyses, verdiepende theoretische beschrijvingen en naslagwerken terug te vinden zijn.
vii
MANAGEMENT SUMMARY Introduction In the current context of the recently introduced regulations in the healthcare sector of the Netherlands, such as the introduction of the Health Care Package, 2009 and Diagnosis Treatment Combination, 2005, more competition has developed between the healthcare organisations. Health insurance companies have gained the option where to buy their healthcare and therefore it becomes more important for hospitals to offer a strong price/quality ratio in which the real estate and personnel has to be dealt optimal. In de social context three tendencies take place, which affect the policy of the health organisations. The first is the growing demand for health care within the coming thirty years (growth of seniors from 2,5 million in the current situation to 4,5 million in 2040 (CBS, 2010)), the second is the growing shortage of personnel in hospitals (van der Windt et al, 2007) and the third is a higher workload for the personnel (Zorgbarometer, 2010). These tendencies cause, together with the introduced regulations of the government, an efficient personnel policy in the hospital organisations. To gain and maintain sufficient employees in the healthcare sector, the level of employee satisfaction is an important success factor for hospitals and therefore it has a high priority on the list of their ambitions and targets. Real estate forms an indispensible part for healthcare organisations in the realisation of their ambitions and targets. The organisation will not be able to function without the real estate. This added value of the real estate can through the organisation & processes directly or indirectly affect the performance of a healthcare organisation. Recent research indicate that the three factors: ‘stimulating innovation’, ‘increasing the user satisfaction’ and ‘improving the work culture’ are the most important aspects for CEO’s and managers of hospitals within the added value of real estate (van der Voordt, 2011). The factors ‘increasing the user satisfaction’ and ‘improving the work culture’ contains various connections. For CEO’s and managers it is clear that the user of a building is the most important aspect of the real estate. Real estate has a strong effect on the employee satisfaction, which becomes more important in relation to the growing entrepreneurship of the health organisations and the changing tendencies. There are ten factors, which affect the employee satisfaction (figure 0.2). Some of those factors affect the user satisfaction in relation to the physical environment. The most important factor of this is the work environment. Figure 0.2: The 10 factors which affect the employee satisfaction. (Source: Effectory, 2011)
The hospitals appear to have insufficient knowledge on the effect of the work environment on the employee satisfaction and what could be improved in order to increase the employee satisfaction. The operating department forms the core of the hospital and is also the department where the largest share of turnover, the core business, is generated. For a hospital it is of great importance that there is and remain enough personnel available. viii
In the current situation, several operating departments in Dutch hospitals are renovated because the physical environment does not fulfil the current demands and technologies. Consultancy firms and employees, working on the operating department, indicate the current work environment as not satisfactory and this leads to dissatisfaction among the employees. Based on several conversations with employees of the operating department it became clear that they are dissatisfied about the walking distances between different spaces, bottlenecks in the logistical processes through the physical environment, bad organisation of spaces, shortage of daylight, shortage on the necessary materials and devices in the operating room. The purpose of the research is the developed advice model ‘the OR Indicator’. It indicates which themes of the physical environment affect the employee satisfaction, how the employees prioritise these themes and how each theme can improve the physical environment in relation to the employee satisfaction. The OR Indicator finds its appliance in the development of the operating department during the initiative and design phase. It is intended for the client, concept developer/project manager and architect. Based on the context and the purpose, the following research question is formulated: What is the influence of the physical environment on the employee satisfaction of the operating department of hospitals and in which way can the employee satisfaction be improved by the physical environment? In order to answer this research question, a conceptual model is set up in which the different connections are exposed.
Figure 0.3: Conceptual model of the research
From the framework of the total employee satisfaction, the work environment has been researched. The physical and social environments are used as measure variables. These variables resulted in the input of the research element employee satisfaction and have been checked by the control variables ix
processes and organisation. The research element provided the output of the research which is the conclusion and advice model.
Methodology The research has been executed in three steps:
Theory: Two literature studies have been performed. First the physical environment is defined and second the themes which affect the employee satisfaction of the physical environment have been researched. From these studies a research instrument is developed, which is used to execute the empirical research.
Empery – exploring: Through observations of the operating department and interviews with experts from the real estate development and employees from the operating department, insights have been acquired. Insights in which way the target groups prioritise the themes and which themes play a major role in the current situation. From these findings a selection of themes has been made. This selection is based on which themes have the major impact on the physical environment. For each selected theme, hypotheses are set up for the execution of the comprehensive empiric research.
Empery – comprehensive: For the three case studies a questionnaire was spread among all the employees working on the operating department. In the questionnaire the employees were asked about their satisfaction, need and prioritisation about certain aspects within the selected themes. From this the hypotheses were tested and this has resulted in the answers of the research questions and conclusions of the research.
Figure 0.4: Research process of the empirical research strategy. Table 0.1: Interviewed persons and case studies for the execution of the empirical research. Interviews 16 Experts 12 Employees Case studies Städtisches Klinikum Brandenburg Jeroen Bosch hospital Medical Spectrum Twente Rivierenland hospital Rijnstate hospital
Brandenburg, Germany ’s Hertogenbosch Enschede Tiel Arnhem
Observation Observation & Questionnaire Observation Observation & Questionnaire Observation & Questionnaire
Results Theory: According to the theory of Maslow, the explanation for the act of humans is divided into five dimensions. The actions happen according to five needs, included in a pyramid, which lead to satisfaction (figure 0.5). Maslow states that an overlying need can only be fulfilled when the
x
underlying needs are satisfied. People will only worry about a dimension if the underlying dimensions are fulfilled.
Figure 0.5: The pyramid of Maslow, 1954
Figure 0.6: Psychical processes and factors which the physical health environment can influence the health and the welfare of the user, source CBZ, 2008.
The dimensions of Maslow are, in the current researches about user satisfaction, translated into a couple of measurable factors. Each factor forms a starting point for the preparation of the necessary questions, which are included in that theme. All the factors together will generate a complete image of the total satisfaction, where the differences in satisfaction between the factors can be clearly identified. The study of the CBZ (centre of building healthcare) state, that the influence of the physical environmental characteristics can take place on a direct or indirect way and affect the health and welfare of the user. The direct influence corresponds with the lowest layers of the Maslow pyramid, such as the aspects which are linked with the fundamental human behaviours to survive. The indirect influence of the physical environment is determined by various psychological processes. These processes have in common that it is not necessarily the objective but rather the subjective environment (the environment as observed and interpreted) that controls the process. The consequence is that this effect is not the same for each individual and even differs for different situations or time. According to the research of Bell et al (2001) and De Kort (2002) in CBZ (2008), the indirect effect on the physical environment through psychological processes, where stress forms one of the most important factors, is many times greater than the direct influence of the physical environment.
Figure 0.7: The eleven developed themes where each of them affect the physical environment on the employee satisfaction over the operating department of the hospitals.
xi
From the theory, a research instrument is developed, existing of eleven themes where each of them has influence from the physical environment on the on the employee satisfaction. Empery: From a reconnaissance, based on the prioritisation, relevance and influence on the physical environment, seven of the eleven themes are chosen to be deeper investigated (table 0.5). As input for the comprehensive research, 299 respondents filled in a questionnaire. 53%-66% of the respondents are OR personnel, 20-23% are other personnel and 13%-21% are specialists. This ratio is a reasonable comparison with the team occupation in an operating room in the daily situation.
Figure 0.9: Three function groups which work on the operating department. Table 0.2: The respondents and case studies that are used for the execution of the empirical process. Case studies for questionnaires Case A: Rijnstate hospital Arnhem Construction 1995, 706 beds, the organisation of the operating department uses a single corridor principle, 14 operating rooms, ± 160 employees in the operating department, N=127 respondents for the questionnaire, response 79%. Case B: Jeroen Bosch hospital ‘s Hertogenbosch Construction 2011, 730 beds, the organisation of the operating department uses a single corridor principle, 16 operation rooms, ± 220 employees in the operating department, N=119 respondents for the questionnaire, response 54%. Case C: Rivierenland hospital Tiel Renovation 2005, 373 beds, the organisation of the operating department uses a double corridor principle, 7 operating rooms, ± 85 employees in the operating department, N=53 respondents for the questionnaire, response 62%.
A large difference in satisfaction is visible between the different themes between the three case studies (figure 0.10).
Figure 0.10: Average satisfaction of each theme per case study.
xii
The current satisfaction about the physical environment of the hospital is measured in three case studies. In the three case studies, the average satisfaction about the physical environment is judged poor till moderate. The score of case A is insufficient and of case B and C lean sufficient. Combined with the priority and urgency of the themes, some points of interest in relation to the physical environment, are developed for the three themes in case A, one theme in case B and two themes in case C (table 0.4). Table 0.3: Points of interest for the improvement and increase of the employee satisfaction. Case A Case B Case C Daylight Organisation & logistics Daylight Shape & measurements Climate Equipment & ergonomics
Case A contains less daylight in the current situation. The most daylight is in the coffee room, and a minimum of daylight in the corridors, operations rooms and offices. Only from the coffee room and corridor there is a view to the outside. There is a large shortage of equipment storages, which results in a lot of stored equipment in the corridors and untraceable equipment. The operating rooms, storage areas and the coffee room are too small. Case B has long walking distances, which is a consequence through the presence of a lot of windows on the department. This reduces the overview and leads to inefficiency in the work process. The long walking distances lead to physical complaints from the employees. Case C contains, according to the satisfaction of the employees, no low outliers. The climate has the lowest satisfaction. Therefore more attention has to be paid on a stronger differentiated climate zoning system. In the current situation, the operating rooms only receive indirect daylight. The holding and the offices do not receive any daylight. The view to the outside is on a parking place or bitumen roof. Between the case studies, the difference in the interest for the themes is remarkable close together. This explains that the interest for the themes is influenced less by the current physical situation where the employees are working. This makes the interest case independent and forms a strong base for the prioritisation and interest of the themes.
Figure 0.11: Scored interest of asked aspects by the employees in the different case studies.
xiii
Conclusions Role physical environment: In the choice of the working hospital, more than 80% of the OR personnel and specialists, indicate that the physical environment plays a role and more than 50% indicate that it plays a large to very large role. With these percentages two points are proven. The first is that the physical environment plays an important role for the employee satisfaction. The second is that a bad organised physical environment can be one of the reasons for an employee to leave the current hospital. Priority of the themes: Through the scientific testing of the questionnaires, the prioritisation of the seven themes and the influence of the physical environment on the employees in the current situation of the operating department have become clear (figure 0.12).
Figure 0.12: Difference in prioritisation of the themes which affect with the physical environment the satisfaction of the employee function groups.
The prioritisation of the themes is determined by the employees. This prioritisation is based on the influence that these themes have on the psychological processes and the hierarchy from the pyramid of Maslow. For the employees the themes climate and equipment & ergonomics are judged as most important, because these themes have a lot of influence on the physical constitution. The themes that have a lower priority are shape & measurements and organisation & logistics, which have a large influence on the physical environment in the design. The prioritisation of the themes, in relation to the influence on the physical environment (first row), stands in a strong contrast with the prioritisation of the employees (other three rows). This contradiction can be explained by the difference of the themes in dissatisfiers and satisfiers. Dissatisfiers are the themes that lead into a poor performance and dissatisfaction if they are absent. Satisfiers are themes that lead into satisfaction if they are present or perform above average (Johnston, 1995). The prioritisation of the themes is assessed by the employees in their current work environment. The themes that have the largest influence on the physical environment are the first that will be determined in the design of the operating department. Therefore they also form a condition for the following themes. In the current situation most attention is given to the highest influential themes, which affect the physical environment. This explains the low assessment of the themes shape & measurement and organisation & logistics in the priority of the employees. When the employees are asked to design their ideal operating department, they prioritise the order of themes in relation to the influence on the physical environment. This proves that the prioritisation xiv
of the employees is of interest when, in the development of the operating department, the work processes are clear and the sketches are drawn. Difference satisfaction and interest: There is a difference in the prioritisation between the function groups OR/other personnel and the specialists, which have a connection with the satisfaction and the interest for the themes of these function groups. The specialists show in general a higher satisfaction and a lower interest then the OR/other personnel, which can be Figure 0.13: The difference of the work process in the use of m² and the time that the employees are present in the operating explained by the difference in their work department. process. This difference affects two points. ‘The spaces’, which the employees use during their work process, and the ‘time’ that the employees are present in a specific space. The specialists use fewer spaces and spend less time in the operating department and therefore they attach less interest to a large part of the physical environment on the operating department. This results in a higher satisfaction of the specialists according to the OR/other personnel. The OR/other personnel attach more interest on the two points, because they use more spaces and spend more hours in the operating department in order to execute their work process. Therefore it is important that the OR/other personnel gain more authority in the decision process during new developments of an operating department. Themes and aspects: In the empirical quantitative research different aspects are developed from the seven themes. With these aspects the physical design can be steered (table 0.5). These themes, together with the aspects, form the base of the ‘OR Indicator’. Table 0.4: The seven themes with their aspects Organisation & logistics Hygiene Walking distance Obstruction of the physical environment Organisation of spaces Walking distances
Daylight Amount of daylight
Communication Visual communication
Prioritisation of daylight
Importance visual communication (why/when) Priority visual communication Conditions visual communication
Scale
Organisation of spaces
Consequences of daylight
Positioning of the spaces
Obstacles
View to the outside
Organisation typology Shape & measurements Freedom of movement and equipment Priority measurements per space Factors satisfaction of the measurements per space
Unclear Equipment & ergonomics Organisation & logistics around the equipment storage Size and quantity of equipment storages Location and traceable of equipment
Visibility from the outside Climate Control & influence on the climate Influence climate on the physical constitution Optimal climate & climate zoning
Recommendations for the program of requirements Based on the research a number of recommendations in relation to the employee satisfaction are formulated for the improvement of the physical environment. These recommendations are arranged by theme: xv
Organisation & Logistics: The distances that the employees have to walk in order to perform their work process, has to be as short as possible. The acceptance limit of the maximum walking distance changes together with the size of the operating department. (For example: 7 OR’s, maximum walking distance: 50 m and 14 OR’s, maximum walking distance: 75 m). The organisation of spaces must be connected as closely as possible to the work process of the employees, making the walking distance is as short as possible. The holding/recovery, coffee room and the storage area must have, especially in large operating departments, a central position in the department. With the central position, the walking distances from this space to the other spaces is as short as possible. The organisation typology is related with the scale of the operating department. For a small operating department (up to 6 to 8 OR’s) it is recommended to choose a single or double corridor principle. For a major surgery department (from 6 to 8 and larger) it is better to choose a square model. Hygiene: Barriers and inefficiency in the work process, created by the physical environment, give an increased risk for the employees of non-compliance of the hygienic requirements. In relation to the organisation of spaces and distances, the hygienic facilities must connect as closely as possible to the work process. This avoids that employees have to walk a longer distance in order to reach the hygienic facilities. Obstacles, such as equipment and material that block the access to the hygienic facilities must be prevented. The hygienic facilities must be clearly traceable. This can be stimulated by integrating the facilities in the logistic work process. For example in a space that an employee must pass in order to execute his work process. Shape & measurement: Employees must have sufficient space in order to perform their work process in an ergonomic justified way. This means that, including the maximum required equipment, there has to remain sufficient ergonomic space for the employees in the operating room. Four factors affect this ergonomic space: the shape (length/width) of the space, the number of employees in the space, the obstacles in the space and the number of passable m² that remains. According the number of m² in an area, the employees have the most interest for the dimensions of the operating room (1), followed by the coffee room (2), changing room (3), and finally the corridor (4). This is related to the time that the workers are present in a certain space. Daylight: More daylight in the operating department has a positive effect on employee satisfaction. For the employees invading daylight is more important than the ability to have a view to the outside. Daylight is the most important in the coffee room (10), followed by the operating room (2), office space (3) and the corridor. In the storage space (5) and changing room (6) is no need for daylight. The consequences for the desire to have daylight must be considered in a lot of spaces, taking into account the walking distances, measurements and shape of the spaces. If employees have a view to the outside, then some points have to be taken into account. First the extern blockades of the view for example on other buildings. Second the quality of the landscape outside. Employees prefer a far vision and/or a view on green/garden landscape or patio’s. For the privacy of the patient, the view from the outside through the windows into the operating room has to be as little as possible. This can be solved internally by using window blinds or to provide xvi
only the spaces with windows that the employees use/pass. Or it can be solved externally by preventing visibility from other building blocks, neighbouring buildings or public areas such as roads, paths and squares. Equipment & ergonomics: The storage area has to be a separate space with sufficient size, which lies as close as possible to the operating rooms. This generates short walking distances and overview. It prevents that equipment is stored in the corridors and the operating room. There is a preference for less storage areas with a larger volume, but they must be as close as possible to the operating rooms. In the storage area must be sufficient space for all the equipment, where each device has a fixed storage location that is easily accessible. Communication: Visual communication is important when employees perform a shared work process. This is necessary in order to know where to find the other person and how far this person is in his work process. The visual communication between two spaces through windows is the most important between the operating room and preparation room (1), followed by the operating room and sanitary (2), operating room and corridor (3) and finally between operating rooms (4). For the visual communication through windows two points are important. Firstly the size of the window must ensure the view on the work place of the employee in the other room. Secondly the rotation angle in order to have view on the other spaces must be as small as possible. Climate: The degree of control that employees have on the climate, will affect their physical constitution and their satisfaction. The control and influence on the climate is determined by the physical ability, which is the control over the settings in the specific space, and the social ability which is the control over the adjustability. Climate zoning increases the satisfaction of the employees, as the temperature can be adjusted in different zones. Through this, according to the stated hygienic requirements, the climate can be better adjusted to the individual wishes of the employees.
Additions research to the existing knowledge This research adds new insights to the existing literature. The building regulations of the CBZ (construction standards for the surgery department) are limited in particular to the minimum dimensions and hygienic requirements of the physical environment. Literature in the field of employee satisfaction in the healthcare sector is underexposed in the current situation. This research has provided insights into the themes of the physical environment affect the employee satisfaction and the interest of each theme in order to increase the employee satisfaction. Through these insights the connection between the physical environment and the employee satisfaction is clarified for the first time in the spatial context of the surgery department of hospitals. By using the developed OR Indicator the interests and wellbeing of the employees, working in the surgery department, can be improved in renovation and construction projects. The model supports the decision process, which saves time, and steers towards achieving a better product; a psychical environment that is better connected to the work processes and the wellbeing of the employees during their presence on the operating department. xvii
SAMENVATTING Introductie In de huidige context van de recent ingevoerde reguleringen in de zorgsector (zoals de invoering van de ZZP, 2009, en DBC, 2005) en de veranderende maatschappelijke tendensen (groeiende zorgvraag, stijgend tekort aan personeel en te hoge werkdruk), zorgt voor een zuiniger personeelsbeleid in ziekenhuizen. Om voldoende medewerkers in de zorg aan te trekken en te behouden is de mate van tevredenheid een belangrijke succesfactor voor ziekenhuizen, die hoog op de ambitie en doelstellingen lijst dient te staan. De toegevoegde waarde van vastgoed vormt voor zorgorganisaties een onmisbaar onderdeel bij het tot stand brengen van hun ambities en doelstellingen. Uit recent onderzoek is duidelijk geworden gebruikerstevredenheid en verbetering van de arbeidscultuur hoog geprioriteerd worden door bestuurders van ziekenhuizen (van der Voordt et al, 2011). De werkomstandigheden van medewerkers vormt één van de tien factoren die invloed hebben op de medewerkerstevredenheid (figuur 0.14). De ziekenhuisorganisaties blijken zelf onvoldoende in beeld te hebben wat de invloed van de werkomgeving op de medewerkerstevredenheid is, en wat eraan verbeterd zou kunnen worden met als doel de tevredenheid van de medewerker te verhogen.
Figuur 0.14: De 10 factoren die invloed hebben op de medewerkerstevredenheid.(bron: Effectory, 2011)
Probleemstelling De operatieafdeling vormt het hart van het ziekenhuis en is tevens de afdeling waar de meeste omzet voor het ziekenhuis (corebusiness) wordt gemaakt. Het is voor het ziekenhuis van groot belang dat er op deze afdeling voldoende personeel werkzaam is en blijft, waarbij de medewerkerstevredenheid een belangrijke voorwaarde is. De praktijk geeft aan dat er in de huidige situatie ontevredenheid heerst over onder andere de loopafstanden tussen verschillende ruimten, knelpunten in de logistieke processen door de fysieke omgeving, organisatie van ruimten, gebrek aan daglicht, gebrek aan benodigd materieel in de operatiekamer, etc. Het doel van het onderzoek is het ontwikkelde adviesmodel, ‘De OK Wijzer’, waarin aangegeven wordt, welke thema’s vanuit de fysieke omgeving invloed hebben op de medewerkerstevredenheid, hoe de medewerkers deze thema’s prioriteren en op welke manier elk thema de fysieke omgeving kan verbeteren in relatie tot het verhogen van de medewerkers-tevredenheid. De OK Wijzer vindt zijn toepassing in de initiatief- en ontwerpfase van de ontwikkeling van de operatie afdeling en is bestemd voor de opdrachtgever, conceptontwikkelaar/projectmanager en architect. Op basis van de context en de doelstelling is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: Wat is de invloed van de fysieke omgeving op de medewerkerstevredenheid over de operatie afdeling van ziekenhuizen en op welke manier kan de medewerkerstevredenheid over de operatie afdeling verbeterd worden door middel van de fysieke omgeving?
Methodologie Om deze onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is aan de hand van een conceptueel model en een onderzoek model het theoretisch en empirisch onderzoek uitgevoerd. xviii
De uitvoering van het onderzoek is in drie stappen opgedeeld. De theorie, de verkennende empirie en de verdiepende empirie. In de theorie zijn twee literatuurstudies uitgevoerd over de fysieke omgeving en de medewerkerstevredenheid in relatie tot de fysieke omgeving. Hieruit is een onderzoeksinstrument ontwikkeld, die als input voor het empirisch onderzoek heeft gediend. In de verkennende empirie is door middel van observaties en interviews inzicht gekregen verkregen in hoe de medewerkers de thema’s prioriteren en welke thema’s in de huidige situatie van de operatie afdeling het meeste spelen. Op basis van relevantie (invloed op fysieke omgeving en belang medewerkers) is een selectie van thema’s gemaakt om door middel van hypothesen verdiepend onderzocht te worden. In het verdiepende empirisch onderzoek zijn de gestelde hypothesen getoetst en hebben geleid tot de beantwoording van de onderzoeksvraag en conclusies van het onderzoek.
Figuur 0.15: Onderzoeksproces empirische onderzoeksstrategie.
Resultaten Uit een inventarisatie, op basis van prioritering, relevantie en invloed op de fysieke omgeving, zijn zeven van de elf thema’s gekozen om verdiepend te onderzoeken (tabel 0.5). 11 Thema’s
7 Geselecteerd thema’s 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Organisatie & logistiek Hygiëne Vormgeving & afmeting Daglicht Apparatuur & ergonomie Communicatie Klimaat Recreatie & ontspanning Privacy Veiligheid Controle & keuzevrijheid
Tabel 0.5: De elf thema’s van het onderzoeksinstrument met selectie van 7 thema’s.
Figuur 0.16:Gemiddelde tevredenheid van de thema’s per case studie.
De huidige tevredenheid over de fysieke omgeving van het ziekenhuis is in drie case studies gemeten. Er kan geconcludeerd worden, dat de gemiddelde tevredenheid over de fysieke omgeving bij de drie case studies matig tot voldoende wordt beoordeeld. Hierbij scoort case A een onvoldoende en case B en C een magere voldoende. Gecombineerd met de prioritering en urgentie van de thema’s volgen in relatie tot de huidige situatie aandachtspunten voor drie thema’s bij case A, voor één thema bij case B, en voor twee thema’s bij case C (tabel 0.6). Tabel 0.6: Aandachtspunten verbetering fysieke omgeving voor het verhogen van de medewerkerstevredenheid. Case A Case B Case C Daglicht Organisatie & logistiek Daglicht Vormgeving & afmeting Klimaat Apparatuur & ergonomie
xix
Het verschil in belang van de thema’s tussen de case studies zit opmerkelijk dicht bij elkaar, wat verklaart, dat het belang voor de thema’s weinig wordt beïnvloed door de huidige fysieke omgeving waar men werkzaam in is en case onafhankelijk is. Dit vormt een sterke onderbouwing van de prioritering.
Conclusies Uit de resultaten zijn een aantal conclusies naar voren gekomen, die antwoord geven op de onderzoeksvraag, wat de invloed van de fysieke omgeving op de medewerkerstevredenheid over de operatie afdeling is. Rol fysiek omgeving: In de keuze van het te werken ziekenhuis geeft 80% van het OK personeel en de specialisten aan dat de fysieke omgeving een rol speelt en ruim 50% dat het een grote rol speelt. Hierbij is aangetoond dat de fysieke omgeving een belangrijke rol speelt voor de medewerkerstevredenheid, en een slecht georganiseerde fysieke omgeving kan voor de medewerkers één van de redenen zijn om het huidige ziekenhuis te verlaten. Prioritering thema’s: Door de wetenschappelijke toetsing van de enquêtes is de prioritering van de zeven thema’s van de gebruikers in de huidige situatie van de operatie afdeling duidelijk geworden (figuur 0.17). De prioritering van de thema’s wordt door de medewerkers bepaald door de invloed die de thema’s op de piramide van Maslow met de psychologische processen hebben. De indirecte invloed (subjectief) van de fysieke omgeving op de medewerkerstevredenheid via psychologische processen is groter, dan de directe invloed (objectief) van de fysieke omgeving. Klimaat en apparatuur & ergonomie staan bovenaan, omdat deze veel invloed uitoefenen op het fysieke gestel. De thema’s vormgeving & afmeting en organisatie & logistiek zijn in de huidige situatie in de regel op een niveau ontwikkeld, zodat de werkprocessen doorlopen kunnen worden. In de huidige situatie zijn ze zeker niet optimaal, maar hebben Figuur 0.17: Prioritering thema’s door hun basis die aanwezig is, minder belang bij de medewerkers. door de medewerkers. Groter belang OK personeel: Het OK/overig personeel geeft méér dan de specialisten het belang van de fysieke omgeving aan. Dit wordt verklaard door het verschil in werkprocessen, dat invloed heeft op twee punten. De ‘ruimtes’, die men tijdens het werkproces gebruikt, en ‘de tijd’, die men aanwezig is op de afdeling. Doordat specialisten t.o.v. het Figuur 0.18: Verschil vanuit het werkproces in gebruik OK/Overig personeel minder tijd doorbrengen in de van m² en tijd die de medewerkers aanwezig zijn. ruimtes op de operatie afdeling en van minder gebruik maken, hebben zij een minder hoog belang bij een groot deel van de fysieke omgeving op de operatie afdeling, dat resulteert in een hogere tevredenheid. Het OK/Overig personeel hecht aan de twee genoemde punten een groter belang dan de specialisten, omdat zij meer uren op de afdeling aanwezig zijn en van meer ruimtes gebruik maken. Daarom is het in de ontwikkeling van een nieuwe operatie afdeling belangrijk dat er meer zeggenschap aan het OK/Overig personeel gegeven wordt. Thema’s en aspecten: Uit de resultaten van het empirisch kwantitatief onderzoek zijn uit de zeven thema’s verschillende aspecten ontwikkeld, waarmee in het ontwerp van de fysieke omgeving gestuurd kan worden (tabel 0.7). Deze thema’s met aspecten vormen de basis voor de OK Wijzer. xx
Tabel 0.7: De zeven thema’s met aspecten Organisatie & logistiek Hygiëne Loopafstand Belemmering fysieke omgeving Organisatie van ruimtes Loopafstanden
Daglicht Hoeveelheid daglicht
Communicatie Visuele communicatie:
Prioritering daglicht
Belang visuele communicatie (waarom/wanneer) Prioritering visuele communicatie Voorwaarden visuele communicatie
Schaalgrootte
Organisatie van ruimtes
Consequenties daglicht
Positionering van de ruimtes Organisatie typologie Vormgeving & afmeting Bewegingsvrijheid en apparatuur Prioritering afmeting per ruimte Factoren tevredenheid afmeting per ruimte
Obstakels
Zicht naar buiten
Onoverzichtelijkheid Apparatuur & Ergonomie Organisatie & logistiek rondom opslag apparatuur Grootte en hoeveelheid opslag apparatuur Locatie en vindbaarheid apparatuur
Zichtbaarheid van buitenaf Klimaat Controle & invloed op het klimaat Invloed klimaat op fysiek gestel Optimaal klimaat & klimaatzonering
Toevoeging aan bestaande kennis: Het onderzoek voegt nieuwe inzichten toe aan de bestaande literatuur. De bouwregelgevingen van het CBZ (bouwmaatstaven voor de operatie afdeling) beperkt zich vooral tot de minimale afmetingen en hygiënische eisen van de fysieke omgeving. Literatuur op het gebied van medewerkerstevredenheid in de zorgsector is in de huidige situatie nog onderbelicht. Dit onderzoek heeft inzicht gegeven in welke thema’s vanuit de fysieke omgeving invloed hebben op de medewerkerstevredenheid en wat het belang van elk thema’s is voor het verhogen van deze medewerkerstevredenheid. Door deze inzichten is voor het eerst op wetenschappelijke wijze het verband tussen de fysieke omgeving en de medewerkerstevredenheid, in het ruimtelijk kader van de operatie afdeling in ziekenhuizen, in kaart gebracht.
Aanbevelingen Ver-/nieuwbouw van de operatie afdeling: In de ontwikkeling van een verbouw of nieuwe operatie afdeling, moet in het belang van het behouden van de medewerkers meer rekening gehouden worden met de tevredenheid en het welbevinden van de medewerkers in relatie tot de fysieke omgeving. En een sterkere bottom-up betrokkenheid tot stand komen door het OK/overig personeel meer zeggenschap te geven in de besluitvorming van de ontwerpkeuzes. Implementatie van de OK Wijzer: In de ontwikkeling van de operatie afdeling moet in relatie tot het verhogen van de medewerkerstevredenheid, de OK Wijzer toegepast worden. Met toepassing van de OK Wijzer kan aan de hand van de volgende doelstellingen, het ontwikkelproces versnelt worden en tot een kwalitatief beter eindproduct gekomen worden. Tabel 0.8: Voordelen voor het proces en product, die met de toepassing van het adviesmodel gerealiseerd kunnen worden.
Proces: Een sterkere vertegenwoordiging van de gebruikerswensen in de ontwikkeling van de operatie afdeling. Een sturingsinstrument, dat de beslissingsprocedure in het ontwerpproces kan versnellen. Een sterk onderbouwde evaluatie van de bestaande fysieke omgeving van de operatie afdeling in relatie tot de tevredenheid en het welbevinden van de medewerkers. Product: Een sterkere onderbouwing van de gekozen fysieke oplossingen in relatie tot de tevredenheid en het welbevinden van de medewerkers. Een kwalitatief ontwerp, dat beter aansluit bij de wensen van alle gebruikers. Een bewust overwogen resultaat van de fysieke omgeving, waarbij in ogenschouw de genomen consequenties ten aanzien van de tevredenheid en welbevinden van de medewerkers.
xxi
H2
Onderzoeksvoorstel
H1
1. Inleiding
INLEIDING
1.1 AANLEIDING In de huidige context van de recent ingevoerde reguleringen (zoals de invoering van de DBC, 2005, en ZZP, 2009) rondom de investeringen en exploitatie van zorgvastgoed wordt duidelijk dat de overheid de kosten in de cure en de care sector van Nederland wil gaan beheersen (VWS, 2004). Door middel van de hieruit resulterende marktwerking wordt getracht de kwaliteit van de zorg te verhogen en de zorgprocessen patiëntvriendelijker te laten verlopen. De zorgorganisaties moeten dus meer ondernemerschapsgericht worden. Door de reguleringen zijn de inkomsten van zorgorganisaties afhankelijk geworden van het aantal patiënten die ze behandelen. Om een zo optimaal mogelijke bezetting in stand te houden is het voor hen van belang het gewenste aantal patiënten te behouden. Door de invoering van de wet WTZi (Wet Toelating Zorginstellingen, 2006) moeten zorgverzekeraars zelf bepalen hoeveel en waar ze hun zorg inkopen. Hierdoor hebben de verzekeraars de verantwoordelijkheid dit voor hun verzekerden te organiseren en afspraken te maken met de zorgaanbieders. Vinden verzekerden het onvoldoende wat er gebeurt, dan zullen ze van verzekeraar switchen en zich aansluiten bij de verzekeraar die door afspraken met zorgaanbieders de premie laag en/of de kwaliteit van het aanbod aan zorg hoog weet te houden. Aan de andere kant is het daarom voor ziekenhuizen van belang een goede prijs/kwaliteit verhouding bij de zorgverzekeraars aan te bieden voor het verkrijgen van de optimale bezetting van patiënten. De afspraken die ziekenhuizen met de zorgverzekeraars maken heeft effect op hun continuïteitsgarantie. Er zijn er meerdere tendensen te volgen die invloed hebben op de zorgvraag in Nederland. De eerste tendens is dat door de toenemende vergrijzing in Nederland de populatie van 65+ de grootste zorgvraag heeft, hierdoor zal de vraag naar zorg de komende dertig jaar aanzienlijk stijgen (van den Brakel et al, 2010). In de periode van 2011-2015 stijgt het aantal 65+’ers met een half miljoen en tussen 2016-2040 nog eens met anderhalf miljoen. In 2040 zal het aantal ouderen zijn opgelopen tot 4,5 miljoen, ten opzicht van 2,5 miljoen nu (CBS, 2010). Deze toename komt door de golf babyboomers die vlak na de Tweede Wereld Oorlog zijn geboren en nu de 65 jaar bereiken, waarbij de levensverwachting van mensen toeneemt. De toename van het aantal gezonde levensjaren is echter beperkt, wat betekent dat mensen in de jaren die ze erbij krijgen vaak intensieve zorg nodig hebben. De tweede tendens is de prognose van het stijgende tekort aan personeel werkzaam in de zorgsector. Met name zal er een tekort ontstaan op personeel in ziekenhuizen (van der Windt et al, 2007). De kwantiteit en kwaliteit van de zorg staan daardoor onder druk (UMC Utrecht, 2010). Een derde tendens is de hoge werkdruk waar artsen en verpleegkundig personeel mee te kampen hebben. Zoals bij de beroepsgroepen anesthesisten en OK-assistenten blijkt, overweegt bijna 60 procent door de werkdruk een andere baan. (Zorgbarometer, 2010). Deze tendensen zorgen, samen met de ingevoerde reguleringen van de overheid, voor een zuiniger personeelsbeleid in ziekenhuizen. Het tevredenheidsniveau van de medewerkers in de zorg moet daarom goed bewaakt worden en in de organisatiedoelen moeten deze waarden hoog op de ambities en doelstellingen lijst staan, willen de ziekenhuisorganisaties in de komende dertig jaar voldoende personeel behouden/aantrekken.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
1
H2
Onderzoeksvoorstel
H2
ONDERZOEKSVOORSTEL
2. Het Onderzoeksvoorstel
Het onderzoeksvoorstel formuleert vanuit de context, de probleemstelling en de afbakening de onderzoeksvragen, die uit hoofd- en sub-vragen bestaan. Aan de hand van deze onderzoeksvragen worden de hypothesen geformuleerd. Afsluitend zullen de te behalen doelstellingen en resultaten worden beschreven.
2.1 PROBLEEMSTELLING Vastgoed vormt voor zorgorganisaties een onmisbaar onderdeel bij het tot stand brengen van hun ambities en doelstellingen, waarbij het functioneren van de organisatie zonder vastgoed niet mogelijk is. De invloed op de organisatie prestaties is de toegevoegde waarde van vastgoed. De toegevoegde waarde van vastgoed kan direct en indirect (via de organisatie & processen) invloed hebben op de organisatieprestaties (figuur 2.1).
Figuur 2.1: Afstemming vastgoed, organisatie en werkprocessen (van der Voordt, 2003)
Tien factoren bepalen deze directe dan wel indirecte invloed (figuur 2.2) (de Vries, 2007).
Figuur 2.2: Tien factoren van toegevoegde waarde van vastgoed die invloed hebben op de prestaties van een organisatie, schema a.d.h.v. onderzoek J. de Vries, 2007
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
2
H2
Onderzoeksvoorstel
Onlangs is onderzocht welke factoren van de tien velden van toegevoegde waarde van vastgoed door geïnterviewde CEO’s en managers van Nederlandse ziekenhuizen de hoogste prioritering ontvingen voor het verbeteren van hun organisatie prestaties (van der Voordt et al, 2011). Uit dit onderzoek werd duidelijk dat de factoren rondom ‘people’ (vanuit de literatuur gezien peopleprocess-place (Duffy, 1992), figuur 2.3) als meest belangrijk werden bestempeld. Dit betreft de drie factoren; stimuleren van innovatie, verhogen van de gebruikerstevredenheid en de verbetering van de arbeidscultuur.
Figuur 2.3: De samenhang tussen People, Proces en Place (Duffy, 1992)
Figuur 2.4: De 10 factoren die invloed hebben op de medewerkerstevredenheid. (bron Effectory, 2011)
De factoren gebruikerstevredenheid en verbetering van de arbeidscultuur bevatten veel verbindingen. Het is voor de CEO’s en managers duidelijk, dat de gebruiker van het gebouw centraal staat. Vastgoed heeft veel effect op de medewerkerstevredenheid, wat vooral met het groeiende ondernemerschap van zorginstellingen en de veranderende tendensen, steeds belangrijker wordt. Gebruikerstevredenheid in zorgvastgoed kan onderverdeeld worden in drie gebruikersgroepen. De bezoekers, de patiënten en de medewerkers. Hoogopgeleid personeel met een klantvriendelijke houding wordt bestempeld als een kritieke voorwaarde voor klanttevredenheid. Maar vastgoedkeuzes kunnen ook veel invloed hebben op de gebruikerstevredenheid. Zoals het creëren van een aantrekkelijke en functionele ‘healing environment’ waar mensen zich thuis voelen, goed verzorgde ICT-faciliteiten en catering services, optimale faciliterende werkprocessen, goed georganiseerde communicatie en gebruikersparticipatie in de beslissingsprocessen. (van der Voordt et al, 2011) Om als ziekenhuis directie aan zichzelf te kunnen garanderen dat er voldoende personeel in hun organisatie werkzaam blijft, wordt er veel waarde gehecht aan de ‘medewerkerstevredenheid’. De medewerkerstevredenheid wordt gekenmerkt door verschillende aspecten. Vanuit de advieswereld (Effectory, 2011) zijn er tien factoren die de medewerkerstevredenheid bepalen (zie hoofdstuk 4.2.3 Factoren medewerkerstevredenheid). Verschillende van deze factoren oefenen hun invloed uit op de medewerkerstevredenheid in relatie tot de fysieke omgeving. Het belangrijkste onderdeel daarvan zijn de werkomstandigheden. Hieronder vallen de fysieke omgevingsvariabelen waarin het personeel werkzaam is. Deze factor zal in dit onderzoek het kader vormen waar de focus op ligt in relatie met de medewerkerstevredenheid. Andere factoren waarop de fysieke omgeving invloed heeft zijn zeggenschap in beslissingen (betrekking werkzaam personeel bij de ontwikkeling van een nieuwe fysieke werkomgeving), inhoud van het werk (de werkprocessen en logistiek worden beïnvloed door de fysieke omgeving), de werkbelasting (de werk- en logistieke processen hebben invloed op de werkdruk) en informatie en communicatie (het ICT systeem, bewegwijzering, indeling ruimtes). Er is tussen de verschillende factoren sprake van overlap. De genoemde overige factoren zullen in het onderzoek geschaard worden onder de factor werkomstandigheden. Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
3
H2
Onderzoeksvoorstel
De ziekenhuisorganisaties hebben zelf niet goed in beeld wat de invloed van de werkomgeving op de medewerkerstevredenheid is, en wat eraan verbeterd zou kunnen worden met het doel het verhogen van deze tevredenheid. In relatie tot de huidige maatschappelijke ontwikkelingen is het daarom interessant te onderzoeken wat de invloed van deze fysieke omgeving is op de medewerkerstevredenheid. Uit deze context kan de volgende probleemstelling geformuleerd worden: ‘In de huidige situatie is het voor bestuurders van ziekenhuizen onduidelijk wat de invloed van vastgoed over de medewerkerstevredenheid van een ziekenhuis is.’
2.2 AFBAKENING In het kader van de toegevoegde waarde van vastgoed wordt door bestuurders en managers van ziekenhuisvastgoed, de gebruikerstevredenheid en arbeidscultuur hoog gewaardeerd in hun visie en doelstellingen van de organisatie. Het meten van de gebruikerstevredenheid en arbeidscultuur vormt een te groot onderzoek om binnen een jaar af te ronden. Daarom zijn een aantal afbakeningen gekozen om zo een wetenschappelijk onderzoek met voldoende diepgang te creëren. Een afbakening zorgt ervoor dat het onderzoek een bepaalde omvang krijgt die binnen haalbare grenzen (tijd/geld) gehouden moet worden (Verschuren & Doorewaard, 2007). Er zijn binnen het gekozen thema ‘toegevoegde waarde van vastgoed op de gebruikerstevredenheid’ twee afbakeningen toegepast; ‘de doelgroep’ en ‘de ruimtelijke context’. Uit de reacties van de bedrijfswereld kwam naar voren dat er een voorkeur is tot onderzoek naar de invloed van vastgoed op de medewerkerstevredenheid, met de reden de huidige en toekomstige maatschappelijke tendensen (grotere zorgvraag, personeelstekort). Als ruimtelijke afbakening is de operatie afdeling in het ziekenhuis het meest interessant gebleken. De operatie afdeling vormt het hart van het ziekenhuis en is de afdeling waar de meeste omzet wordt gemaakt. Het ziekenhuis heeft bij deze afdeling dan ook een groot belang dat hier voldoende personeel werkzaam blijft, waarbij de medewerkerstevredenheid dit kan garanderen. In de huidige situatie worden verschillende operatie afdelingen in Nederlandse ziekenhuizen gerenoveerd met de reden, dat de ruimte niet meer voldoet aan de huidige eisen en technologieën. Interessant is hoe op basis van de medewerkerstevredenheid ruimtelijke eisen meegenomen kunnen worden. Daarnaast gaf de bedrijfswereld aan dat de medewerkers in diverse ziekenhuizen in Nederland en werkzaam in de operatie afdeling aangegeven hebben, dat de werkomstandigheden op deze afdeling niet naar wens zijn en dat er bij de medewerkers over dit aspect ontevredenheid heerst. Vanuit gesprekken met medewerkers werkzaam in de operatie afdeling werd duidelijk, dat er ontevredenheid heerst over onder andere de loopafstanden tussen verschillende ruimtes, knelpunten in de logistieke processen door de fysieke omgeving, organisatie van ruimtes, gebrek aan daglicht, gebrek aan benodigd materieel in de operatiekamer, etc. Op basis van eigen interesse, maatschappelijke relevantie en heldere afbakening is daarom voor de medewerkerstevredenheid over operatie afdelingen gekozen. De geformuleerde probleemstelling wordt hierdoor verscherpt en is als volgt omschreven: ‘In de huidige situatie is het voor bestuurders van ziekenhuizen onduidelijk wat de invloed van vastgoed is op de medewerkerstevredenheid over de operatie afdeling van ziekenhuizen.’ Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
4
H2
Onderzoeksvoorstel
2.3 VRAAGSTELLING Hoofd vraagstelling Op basis van de afgebakende probleemstelling is de volgende vraagstelling geformuleerd: Wat is de invloed van de fysieke omgeving op de medewerkerstevredenheid over de operatie afdeling van ziekenhuizen en op welke manier kan de medewerkerstevredenheid over de operatie afdeling verbeterd worden door middel van de fysieke omgeving?
Sub vragen Om deze tweedelige hoofdvraag te kunnen beantwoorden zijn twee categorieën met sub vragen gedefinieerd. De fysieke omgeving (tabel 2.1) en de medewerkerstevredenheid (tabel 2.2). Tabel 2.1: De sub vragen over de fysieke omgeving van de operatie afdeling.
Fysieke omgeving:
Wat wordt verstaan onder de fysieke omgeving in de operatie afdeling? Welke typen operatie afdelingen bestaan er? Welke ruimtes zijn te definiëren in de operatie afdeling? Welke ruimtes zijn typologie (on)afhankelijk? Hoe verhouden de verschillende ruimtes zich tot elkaar in de operatie afdeling? Welke fysieke aspecten zijn vanuit de bouwregelgeving en ontwerprichtlijnen gedefinieerd? Wat is de rol van de bouwkundige adviseurs in de ontwikkelingsfase van een operatie afdeling? Welke nieuwe ontwikkelingen doen zich voor op het gebied van de operatie afdeling?
Tabel 2.2: De sub vragen over de medewerkerstevredenheid van de operatie afdeling.
Medewerkerstevredenheid:
Welke personeelsgroepen zijn er werkzaam in de operatie afdeling? Welke factoren bepalen de medewerkerstevredenheid van een organisatie? Welke factoren die invloed hebben op de medewerkerstevredenheid zijn gerelateerd aan de fysieke omgeving? Op welke manier zijn de fysieke factoren die invloed hebben op de medewerkerstevredenheid over de operatie afdeling te meten? Wat is de huidige tevredenheid van medewerkers in de operatie afdeling gerelateerd aan de fysieke omgeving? Wat is het belang van medewerkers in de operatie afdeling gerelateerd aan de fysieke omgeving?
Gaandeweg de beschreven hoofdstukken van dit onderzoek zullen de sub-vragen door middel van theoretisch en empirisch onderzoek beantwoord worden met het doel in hoofdstuk 7 Conclusies & Aanbevelingen de hoofdvraag te kunnen beantwoorden.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
5
H2
Onderzoeksvoorstel
2.4 DOELSTELLING & RESULTAAT De doelstelling van het onderzoek is inzicht verkrijgen in de invloed van de fysieke omgeving op medewerkerstevredenheid over de operatie afdeling, en welke aspecten er verbeterd/aangepast moeten worden om deze medewerkerstevredenheid te verhogen. Hierbij is het doel de eigenaars en adviseurs meer inzicht te verschaffen in de effecten van de fysieke omgeving op de tevredenheid van de medewerkers in de operatie afdeling. In relatie tot het vastgoedmanagement proces (Heijer et al, 2004) zijn in figuur 2.5 de verschillende doelgroepen gepositioneerd in hun bijbehorende procesfase waarin ze in de regel functioneren. De ‘eigenaars & beheerders’ worden in de beheerfase vertegenwoordigd door het bestuur, OK manager en facility manager en de ‘adviseurs’ in de initiatieffase door de architect en de vastgoed adviseur. In de initiatieffase worden tegenwoordig ook de eigenaars & beheerders meegenomen in het proces. Wat van belang is dat het onderzoek plaatsvind in de beheerfase en het resultaat van het onderzoek in de initiatieffase kan worden ingezet.
Figuur 2.5: Doelgroepen voor het te behalen resultaat in de beheer- en initiatieffase.
Het resultaat van het onderzoek is een adviesmodel, de OK wijzer, waarbij inzichtelijk is gemaakt welke kenmerken van de fysieke omgeving invloed hebben op de medewerkerstevredenheid en op welke manier dit aangepast moet worden met het doel deze medewerkerstevredenheid te verbeteren. In hoofdstuk 8 ‘Het adviesmodel – De OK Wijzer’ wordt dieper ingegaan op het adviesmodel. Uit een studie van Pleunis (2007) blijkt, dat ongeveer 70% van de jaarlijkse uitgaven van het ziekenhuis besteedt wordt aan personeel, 20% aan middelen waaronder huisvesting en 10% aan kapitaallasten. Wanneer de eigenaren fysieke aanpassingen doorvoeren in hun zorgvastgoed die het resultaat zullen hebben van een verhoogde medewerkerstevredenheid, dan kan dit resulteren in een hefboomwerking op de verschillende uitgaven in de exploitatie en Figuur 2.6: Mogelijke hefboomwerking tussen huisvestingskosten investeringskosten (figuur 2.6). Door en personeelskosten in een ziekenhuis. bijvoorbeeld 1% meer te investeren in de huisvesting, zou dit door de verhoogde gegenereerde medewerkerstevredenheid een besparing van 2% op de personeelskosten (minder ziekteverzuim, hogere productiviteit) kunnen opleveren.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
6
H3
Methodologie
H3
METHODOLOGIE
3. Methodologie 3.1 ONDERZOEKS CONCEPT In relatie tot het vastgoedmanagement proces (den Heijer et al, 2004) bevindt het onderzoek zich in de beheer- & initiatieffase. De onderzoeksvragen zijn beantwoord door onderzoek in de beheerfase, waarbij de gebruikers, in dit onderzoek de medewerkers, zijn benaderd en de fysieke omgeving is geanalyseerd. Hieruit zijn door middel van theoretisch en empirisch onderzoek, conclusies getrokken. Aan de hand van deze conclusies zijn de effecten van de fysieke omgeving van de operatie afdeling op de medewerkerstevredenheid in kaart gebracht. De conclusies uit het onderzoek hebben geresulteerd tot aanbevelingen, dat in de vorm van een OK Wijzer in de initiatieffase gebruikt kan worden. (figuur 3.1).
Figuur 3.1: Schematisering afbakening onderzoek in het kader van de REM fasering.
De theorie definieert het conceptueel model als het model waarin het onderzoeksprobleem in een theoretisch kader geplaatst wordt. Hierin wordt de keuze gemaakt van een onderzoeks element, het selecteren van relevante variabelen en het met elkaar in verband brengen. Het conceptueel model bevat dus elementen, variabelen en relaties (Segers, 2002). De kern van het onderzoek bevindt zich rond het onderzoeks element medewerkerstevredenheid, waarin het thema werkomstandigheden gemeten wordt. Er worden twee hoofd meet-variabelen onderscheiden om het onderzoeks element te onderzoeken. De fysieke omgeving, waarbij aan factoren zoals esthetiek, functionaliteit, vormgeving, logistiek en klimaat gedacht kan worden. En de medewerkers, waarbij aan factoren zoals persoonsgebonden kenmerken, collectieve kenmerken en de persoonlijke omstandigheden gedacht kan worden. (figuur 3.2) Deze twee meet-variabelen worden getoetst door de interne controle variabelen organisatie en processen. Alle factoren in de meet-variabelen kunnen verbonden zijn met de werkprocessen of de organisatie (beleid/strategie). De strategie kan bijvoorbeeld invloed hebben op de architectuur van
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
7
H3
Methodologie
het gebouw en de werkinhoud en mobiliteit bijvoorbeeld op de emotionele staat van de medewerkers (van der Voordt, 2003).
Figuur 3.2: Conceptueel model onderzoek
De conclusies van het onderzoeks element resulteert in de OK Wijzer waarin aanbevelingen zijn opgenomen, de output van het onderzoek.
3.2 ONDERZOEKS MODEL Het onderzoeks model is gedefinieerd aan de hand van de te gebruiken onderzoeksstrategieën. Een onderzoeksstrategie is het geheel van met elkaar samenhangende beslissingen over de wijze, waarop het onderzoek uitgevoerd gaat worden. In de literatuur wordt een vijftal onderzoeksstrategieën als belangrijkste onderschreven; survey, experiment, casusonderzoek, gefundeerde theoriebenadering en bureau onderzoek. (Verschuren & Doorewaard, 2007). Het onderzoeksproces is verdeeld in een aantal stappen. De context, het theoretisch kader, empirisch onderzoek en de resultaten (Baarde & de Goede, 2006). Aan de hand van deze vier stappen zal het onderzoeksproces doorlopen worden van oriëntatie, definiëring, theoretische en empirische analyse tot en met de conclusies en aanbevelingen. In figuur 3.3 is het onderzoeks model gedefinieerd.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
8
H3
Methodologie
Figuur 3.3: Schematische indeling en fasering van het complete onderzoeksproces.
Context & Methode In de context is de probleemstelling en vraagstelling van het onderzoek gedefinieerd en dit vormt de basis van het onderzoeksvoorstel. Om tot dit onderzoeksvoorstel te komen is gebruik gemaakt van literatuurstudies (literatuur, internet, tijdschriften, artikelen, documentaires, nieuwsberichten), gesprekken met professionals (docenten van de universiteit, mensen werkzaam in het vakgebied) en gesprekken met familie en vrienden. Voor het beantwoorden van de gestelde onderzoeksvraag is een methodologisch kader gecreëerd zodat deze op basis van wetenschappelijke onderzoeksmethodes onderbouwd kan worden.
Theorie De eerste sub-vragen, over de fysieke omgeving van de operatie afdeling en in relatie met de medewerkerstevredenheid, zullen beantwoord worden door middel van een gefundeerde theoriebenadering wat uit twee literatuurstudies bestaat. De eerste studie beantwoord vragen over de fysieke omgeving van de operatie afdeling, zoals waar de fysieke omgeving uit bestaat, welke varianten er zijn (bestaande OK typologie) en welke ontwikkelingen er spelen. De tweede studie beantwoord vragen over de medewerkerstevredenheid in relatie tot de fysieke omgeving, zoals waar de medewerkerstevredenheid uit bestaat, welke thema’s vanuit de fysieke omgeving invloed hebben op de medewerkerstevredenheid en hoe deze thema’s te meten zijn. De literatuurstudies hebben tot een onderzoeksinstrument geresulteerd die gebruikt kan worden bij de empirische onderzoeksmethodes.
Empirie Met het empirisch onderzoek is antwoord gegeven op de laatste sub vragen van het onderzoek. Voor het uitvoeren van het empirisch onderzoek zijn voor de kwalitatieve onderzoeksmethodes observaties en interviews gebruik gemaakt en de kwantitatieve onderzoeksmethode enquêtes. De observaties en enquêtes zijn bij een aantal case studies uitgevoerd. Dit is gedaan omdat het een methode betreft, waarbij getracht wordt diepgaand inzicht te krijgen in één of enkele tijdruimtelijk begrensde objecten op processen. De kenmerken van de case studie zit hem in het kleine aantal onderzoekseenheden, waarbij er meer in de diepte dan breedte gegaan wordt. Dit resulteert in kwalitatieve gegevens vanuit een open waarneming op locatie (Verschuren & Doorewaard, 2007). Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
9
H3
Methodologie
Er zal een vergelijkende case studie methodiek worden toegepast. Bij het kwantitatief onderzoek worden een drietal cases afzonderlijk bestudeerd, waarbij in de analyse een cross case analyse wordt uitgevoerd om tot de vergelijkende resultaten te komen (Verschuren & Doorewaard, 2007). Door middel van de gevonden overeenkomsten en verschillen van de medewerkerstevredenheid tussen de cases kan inzicht verkregen worden in de invloed die de thema’s vanuit de fysieke werkomgeving op deze medewerkerstevredenheid.
Resultaat Het resultaat van het onderzoek zal een OK Wijzer met aanbevelingen betreffen, waarbij inzichtelijk is gemaakt welke kenmerken van de fysieke omgeving invloed hebben op de medewerkerstevredenheid over de operatie afdeling en op welke manier dit aangepast moet worden met het doel deze medewerkerstevredenheid te verbeteren. Dit is tevens in hoofdstuk 2.4 ‘Doelstellingen & Resultaat’ geformuleerd.
3.3 ONDERZOEKSEENHEDEN & DOELGROEPEN Om de empirische onderzoeksmethoden toe te kunnen passen is gedefinieerd welke onderzoekseenheden (meetvariabele fysieke omgeving) worden gebruikt en welke doelgroepen (meetvariabele medewerkers) worden benaderd.
Onderzoekseenheden Als onderzoekseenheid voor de fysieke omgeving in relatie met de operatie afdeling zal gebruik worden gemaakt van drie schaalniveaus (A. de Block & P. Luscuere, 2006). Het ziekenhuisniveau (macro), het operatie afdeling niveau (meso) en het operatiekamer niveau (micro). Elk schaalniveau benadert de betreffende ruimtes vanuit een ander perspectief in relatie tot de omliggende ruimtes en de eigen positie. Tabel 3.1: De benadering van de operatie afdeling vanuit drie schaalniveaus (bron: A.P. de Block & P.G. Luscuere).
Benadering operatie afdeling vanuit drie schaalniveaus Macro: Niveau ziekenhuis: Meso: Niveau operatie afdeling: Micro: Niveau operatiekamer:
Plaats van de operatie afdeling binnen de ziekenhuisomgeving. Lay-out Operatiekamer Complex binnen de operatie afdeling op basis van zonering en logistieke uitgangspunten. ‘Contamination Control’; luchtbehandeling systemen en medischtechnische inrichting en ontwikkelingen binnen de operatiekamer.
Bij de case studies zal het ruimtelijk onderzoeks kader op het meso niveau liggen. Er wordt echter in lichte mate (verkennende analyse) tevens het macro en micro niveau meegenomen om zo een compleet beeld te krijgen van de effecten van de fysieke omgeving op alle schaalniveaus op de medewerkerstevredenheid. Als ruimtelijk onderzoeks kader worden alle ruimtes die binnen de operatie afdeling vallen, benaderd. De relaties met de andere afdelingen worden hiernaast kort meegenomen. De ruimtes die zich in de operatie afdeling bevinden worden in primaire en secundaire ruimtes onderverdeeld. Onder de primaire ruimtes vallen alle ruimtes binnen het steriele operatiekamer complex. Dit zijn de operatiekamers zelf en alle ruimtes die directe ondersteuning verlenen voor het uitvoeren van de operatie, meestal direct aangrenzend aan de operatiekamer, zoals de opdekruimte, steriele berging, de anesthesie- en apparatuur bergingen en de gang binnen het operatiekamer complex. De secundaire ruimtes, doorgaans niet steriel, omvatten alle civiele en andere vertrekken die binnen de operatie afdeling vallen (zie hoofdstuk 4.1.3 Vertrekken van de operatie afdeling). Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
10
H3
Methodologie
Figuur 3.4: De onderzoekseenheden op macro en meso niveau in relatie tot de operatie afdeling.
De primaire en secundaire ruimtes komen in elk ziekenhuis grotendeels overeen, maar kunnen echter toch verschillende type ruimtes bevatten. Dit is ziekenhuisafhankelijk. In tabel 3.2 zijn de meest voorkomende ruimtes in een operatie afdeling weergegeven en deze zullen allen worden meegenomen in het onderzoek. Tabel 3.2: De primaire en secundaire ruimtes van de operatie afdeling die binnen het onderzoek vallen, de hoeveelheid en aanwezige type ruimtes is sterk afhankelijk van de organisatie typologie van de afdeling. (bronnen: Bijlage IV.II plattegronden case studies)
Ruimtes operatie afdeling Primaire ruimtes operatiekamer anesthesieberging
apotheek/medicijnen
apparatuur berging opdekruimte sanitaire wasruimte steriele berging
bewakingspost (holding/recovery) garderobe holding kleedruimte receptie/administratie
steriele gang
recovery
voorbereidingsruimte
wachtruimte dikteerruimte (administratie kantoor) kantoor hoofd anesthesie
Secundaire ruimtes kantoor hoofd operatie afdeling kantoor goederenlogistiek OK kantoor OK manager kantoor praktijk begeleider kantoor stafbureau OK kantoor voor (assistent)anesthesisten kantoor zorg manager koffiekamer berging (schoonmaakspullen)
entree kleine vergaderruimte koffiekamer sluis technische ruimtes toiletten vergader/presentatierui mte vuile gang
douches
Doelgroepen Voor het empirisch onderzoek wordt het ziekenhuispersoneel werkzaam in de operatie afdeling benaderd. Om vast te stellen welke personeelsgroepen dit zijn, is de relatie met de gebruiks- en initiatieffase van het vastgoedproces gelegd. In tabel 3.3 zijn de verschillende te benaderen doelgroepen per categorie weergegeven. Niet elke functie staat hierin beschreven. Hiervoor wordt verwezen naar hoofdstuk 4.2.1 ‘Gebruikers van de operatie afdeling’.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
11
H3
Methodologie
Tabel 3.3: De doelgroepen van de operatie afdeling die binnen het onderzoek vallen
Gebruikersfase Beheerder & Gebruiker Facility manager OK manager Administratie Anesthesie Operatie Verpleging Logistiek Huishoudelijke Dienst Technisch personeel Medisch personeel
Initiatieffase Eigenaar & Adviseur Opdrachtgever Architect Conceptontwikkelaar Projectmanager
3.4 THEORETISCHE ONDERZOEKSSTRATEGIE In de theoretische onderzoeksstrategie zullen de sub onderzoeksvragen over de fysieke omgeving en een deel over de medewerkerstevredenheid worden beantwoord. De beantwoording zal in twee delen worden opgedeeld.
De operatie afdeling In het eerste deel zal ingegaan worden op de fysieke omgeving van het ziekenhuis om zo een goede context van de rol en positie van de operatie afdeling te krijgen. Vervolgens wordt in kaart gebracht waar de operatie afdeling uit bestaat en hoe de ruimtes zich tot elkaar verhouden en welke typen operatie afdelingen er bestaan. Om erachter te komen in welke kaders de ontwikkeling van een operatie afdeling speelt, zal ingegaan worden op de bouwregelgeving en ontwerprichtlijnen van de operatie afdeling, welke rol de bouwkundige adviseurs spelen en welke nieuwe ontwikkelingen er gaande zijn op het gebied van de operatie afdeling.
De medewerkerstevredenheid In het tweede deel zal de medewerkerstevredenheid in relatie tot de fysieke omgeving worden beschreven en op basis van bestaande literatuur een onderzoeksinstrument worden ontwikkeld. Om de relatie tussen de fysieke omgeving en de medewerkerstevredenheid te bepalen moet eerst in beeld worden gebracht welke personeelsgroepen er werkzaam zijn, welke factoren de tevredenheid van de medewerkers bepalen en welke gerelateerd zijn aan de fysieke omgeving. Dan is voor het onderzoeksinstrument nodig om te weten op welke manier de factoren die invloed hebben op de medewerkerstevredenheid gemeten kunnen worden.
3.5 EMPIRISCHE ONDERZOEKSSTRATEGIE De empirische onderzoeksstrategie beschrijft hoe in een aantal stappen vanuit het theoretisch onderzoeksinstrument, door middel van verschillende empirische onderzoeksmethoden, tot de beantwoording van de onderzoeksvraag is gekomen (figuur 3.5). Voor het empirisch onderzoek worden voor de gebruikte case studies drie methoden toegepast. Observaties, interviews en enquêtes.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
12
H3
Methodologie
Figuur 3.5: Onderzoeksproces empirische onderzoeksstrategie.
In de eerste fase van het empirisch onderzoek zijn de observaties en interviews parallel aan elkaar gestart, waarbij inzicht verkregen is in welke thema’s, vanuit de fysieke omgeving, een grote rol spelen op het ontwerp van de operatie afdeling en de tevredenheid van de medewerkers. Hiervoor zijn twee doelgroepen geïnterviewd. 16 deskundigen die betrokken zijn bij het ontwerp en de ontwikkeling van de operatie afdeling en 12 gebruikers die werkzaam zijn op de operatie afdeling. De bevindingen van de interviews konden, door middel van de inzichten uit de observaties, gekoppeld worden aan de fysieke omgeving. Uit deze onderzoek methoden zijn voorlopige bevindingen over thema’s die spelen op de operatie afdeling, naar voren gekomen. Uit deze bevindingen is een selectie van zeven thema’s gemaakt op basis van thema’s die in de huidige fysieke situatie van de operatie afdeling bij de medewerkers spelen en thema’s die de meeste invloed uitoefenen op de fysieke omgeving. Voor deze zeven geselecteerde thema’s zijn hypothesen geformuleerd om de bevindingen te kunnen toetsen. Dit is gedaan door middel van een enquête die uitgezet is bij drie case studies. De getoetste hypothesen hebben geleid tot de conclusies en daarmee beantwoording van de onderzoeksvraag. Als resultaat is hier het adviesmodel de ‘OK Wijzer’ uit ontwikkeld.
Observaties De observatiemethode Voor het onderzoek zijn in vier verschillende operatie afdelingen van ziekenhuizen in Nederland en één ziekenhuis in Duitsland, observaties uitgevoerd. Op basis van contacten met deskundigen en gebruikers is uit een rondleiding een visuele rapportage gemaakt. De doelstelling van de observaties is inzicht te krijgen in de thema’s die vanuit de fysieke omgeving in de huidige situatie een grote rol spelen en invloed hebben op de tevredenheid van medewerkers.
De observatie techniek Vanuit de literatuur wordt onder observaties de systematische waarneming van bepaalde gedragingen van personen verstaan. Het gaat daarbij alleen om die aspecten van het gedrag die voor het onderzoek interessant zijn (Verhoeven, 2010). Bij dit onderzoek is de reactie van de gebruikers op de fysieke omgeving relevant, wat zich uit in hun gedragingen, ofwel werkprocessen en beleving.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
13
H3
Methodologie
Om dit inzichtelijk te krijgen is elke observatie uitgevoerd in de vorm van een rondleiding door een medewerker, werkzaam op de operatie afdeling. Naast de visuele verslaglegging van de geobserveerde aspecten, was er door deze opzet tevens de gelegenheid de medewerker die de rondleiding gaf te bevragen voor onderbouwing over geconstateerde aspecten in de operatie afdeling. Bij de observatie is vanuit de elf thema’s naar de fysieke omgeving gekeken en zijn bevindingen gedaan waarbij de fysieke omgeving (on)vrede oplevert voor de medewerkerstevredenheid.
Interviews De interviewmethode De doelstelling van de interviews is om in een open en half gestructureerd interview inzicht te krijgen in de (on)tevredenheid van de gebruikers over bepaalde aspecten van de fysieke omgeving en helder te krijgen welke thema’s hoog gewaardeerd worden en welke laag. Om dit inzichtelijk te krijgen zijn twee doelgroepen geïnterviewd. Als eerste zijn 16 deskundigen geïnterviewd, professionals die allen betrokken zijn bij het ontwikkelingsproces rond de operatie afdeling van een ziekenhuis of er onderzoek naar doen. Hier worden vier groepen onderscheiden, de architecten, de managers, de onderzoekers en de technische adviseurs. Hieruit is duidelijk geworden wat de focus is van deze groep voor de ontwikkeling van een nieuwe operatie afdeling. Als tweede zijn er 12 medewerkers, werkzaam op de operatie afdeling, geïnterviewd. Hiertoe behoren de drie groepen Operatie personeel (operatie- en anesthesieassistent), overig personeel (management, administratief) en Specialisten (arts, anesthesist). Hieruit is duidelijk geworden welke thema’s er nu spelen voor de medewerkers in het ziekenhuis waarin zij werken en wat het belang van de thema’s is. Tevens is duidelijk geworden welke thema’s onderbelicht zijn in de ontwikkeling van een operatie afdeling.
De interviewtechniek Een lastig punt bij het interviewen van mensen is het perspectief en zogezegd de ‘bril’ waar vanuit men naar een bepaald aspect kijkt. Om ervoor te zorgen dat je de geïnterviewde op één lijn krijgt met jouw benadering en er dus met dezelfde bril naar gaat kijken, is een onderzoekstechniek ontwikkeld en toegepast tijdens de interviews. In figuur 3.6 zijn de elf thema’s in de vorm van een kaartje met daarop een visualisatie en een korte beschrijving, weergegeven. Deze kaartjes zijn tijdens elk interview gebruikt. Met behulp van deze kaartjes wordt het voor, met name de gebruikers, begrijpelijker dat de focus op de fysieke omgeving ligt en waar dan aan gedacht moet worden.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
14
H3
Methodologie
Figuur 3.6: De elf themakaartjes die ieder vanuit de fysieke omgeving invloed uitoefent op de medewerkerstevredenheid over de operatie afdeling van ziekenhuizen.
Elke geïnterviewde deskundige is bevraagd over een aantal aspecten. Als eerste is gevraagd wat hun huidige ervaring is met zorgprojecten en de ontwikkeling van de operatie afdeling, dit om een beter beeld te krijgen van hun kennis. Vervolgens is gevraagd wat hun rol betreft tijdens het ontwikkelproces van de operatie afdeling en welke nieuwe ontwikkelingen ze zien op het gebied van de operatie afdeling. En tenslotte is gevraagd om de elf themakaartjes op basis van relevantie voor de medewerkerstevredenheid te prioriteren. Bij elke geïnterviewde gebruiker is als eerste gevraagd in welke ziekenhuizen ze gewerkt hebben. Vervolgens is gevraagd om drie positieve en drie negatieve punten op te noemen van de fysieke omgeving waarin ze nu werkzaam zijn. En tenslotte is net als bij de deskundigen gevraagd de elf themakaartjes te prioriteren op basis van relevantie voor hun tevredenheid. Tabel 3.4: De twee geïnterviewde doelgroepen met de doelstellingen
Deskundigen
Gebruikers
Ervaringen van zorgprojecten en ontwikkeling van de operatie afdeling. De rol als deskundige in het ontwikkelproces en de kennis van nieuwe ontwikkelingen die de fysieke omgeving van de operatie afdeling beïnvloeden. Prioritering van de thema’s die vanuit de fysieke omgeving invloed hebben op de medewerkerstevredenheid en de motivatie van deze prioritering.
Gewerkte en huidige operatie afdeling waarin men werkzaam is. Top 3 van positieve en negatieve aspecten die worden ervaren in de huidige fysieke omgeving van de operatie afdeling waarin gewerkt wordt. Prioritering van de thema’s die vanuit de fysieke omgeving invloed hebben op de medewerkerstevredenheid en de motivatie van deze prioritering.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
15
H3
Methodologie
Enquête De enquête methode De behoefte om een enquête uit te zetten is de wens om erachter te komen, door middel van te meten, wat een paar onbekende eigenschappen van een gedefinieerde bevolkingsgroep is (Cjaza, 2005). De enquête is één van de voornaamste middelen geworden op het gebied van sociaal onderzoek. De enquête vormt daarom een effectief onderzoeksinstrument om inzicht te krijgen in de tevredenheid van medewerkers over de fysieke omgeving van de operatie afdeling waarin zij werkzaam zijn. De doelstelling van de enquête is om de hypothesen en conclusies, die naar voren zijn gekomen uit de bevindingen van de interviews en observaties, kwantitatief te toetsen, waarbij deze bevestigd of verworpen kunnen worden. De enquête is bij drie case studies uitgezet en vervolgens geanalyseerd door middel van een crosscase analyse op basis van eenvoudige statistische analyses, waarbij met name gedacht moet worden aan de verschillen en overeenkomsten tussen de gemiddelde waardes van de case studies en functiegroepen. Voor inzicht in de geïnterviewde personen en functies wordt verwezen naar Bijlage III.I.
De enquête techniek De enquête zal uit drie vragen onderdelen bestaan. De algemene vragen (Meet-variabelen: persoonlijke en collectieve kenmerken van de medewerkers), de controle vragen (Controle variabelen: Organisatie & Werkprocessen) en de fysieke factoren vragen (Meet-variabelen: huidige tevredenheid, belang, prioriteit). De algemene vragen vormen in de analyse de onafhankelijke variabelen waaraan de resultaten uit de vragen van de fysieke factoren gemeten kunnen worden. Een onafhankelijke variabele is een variabele met waarden die niet afhankelijk zijn van andere variabelen. Met deze onafhankelijke waarden kunnen de themavragen (de afhankelijke variabelen) geanalyseerd worden (A. Field, 2005). Bijvoorbeeld hoe waarderen de operatie assistenten (onafhankelijke variabele) daglicht in de operatie afdeling (afhankelijke variabel)? De controle vragen geven inzicht in de waardering van de medewerkers over de organisatie waar zij in werken. De aspecten die hieronder vallen hebben invloed op de totale medewerkerstevredenheid. Deze twee onderdelen vormen het kader waarin de nauwkeurigheid van de resultaten gemeten kan worden en eventuele uitschieters uit de data gefilterd kunnen worden. De thema’s fysieke factoren worden door middel van vragen over de huidige tevredenheid, het belang en prioritering duidelijk gemaakt. Het meten van deze waarderingen gaat aan de hand van de thema’s die vanuit de fysieke omgeving invloed uitoefenen op de tevredenheid van de medewerkers. Figuur 3.7: De opbouw van de enquête voor het onderzoeken van de medewerkerstevredenheid in relatie tot de fysieke omgeving van de operatie afdeling.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
16
H3
Methodologie
De beoordeling van de huidige situatie geeft informatie over kwaliteit van de fysieke aspecten door het koppelen van de vragen aan de fysieke omgeving van de operatie afdeling. Op deze wijze kunnen ook eventuele verschillen en overeenkomsten tussen de cases naar voren komen. De beoordeling van het ingevulde belang geeft informatie over de prioritering van een thema en hoeveel effect dit heeft op de werkprocessen en het welbevinden van de medewerkers. De beoordeling van de prioriteringsvragen geven binnen een thema tevens inzicht in de voorkeur en motivatie van de medewerkers voor een bepaalde fysieke oplossing in de operatie afdeling.
Figuur 3.8: De onderzoeksmethode van de enquête.
Als beoordelingsschaal is met een rapportcijfer gewerkt (1-10). Deze is herkenbaar voor mensen, omdat respondenten door hun gemeenschappelijke schoolervaringen redelijk gelijke betekenissen toekennen aan de cijfers, zoals voor iedereen duidelijk is dat een 6,0 de voldoendegrens is (Brinkman, 2000). Daarnaast zijn meer differentiatie mogelijkheden bij de resultaten door met deze schaal te werken. Deze beoordelingsschaal werkt goed voor vragen waar om een waardering gevraagd wordt (Brinkman, 2000). Het voordeel in vergelijking met een 5 punts schaal is dat mensen zich meer kunnen uitspreken over een bepaald aspect, omdat er een extremer waardeverschil gecreëerd kan worden. Daarnaast geeft een rapportcijfer in de analyse en resultaten een duidelijker idee van de beoordeling. Als strategie voor het uitzetten van de enquête is per case studie ervoor gekozen 2 werkdagen aanwezig te zijn op de operatie afdeling, waarbij de enquête in schriftelijke vorm handmatig is uitgedeeld aan de medewerkers die op deze dag werkzaam waren. Het grote voordeel van deze strategie is de mogelijkheid om medewerkers direct te informeren en motiveren over het belang van het onderzoek. Met behulp van de OK-managers waren de medewerkers voor aanvang van het uitzetten van de enquête geïnformeerd over het onderzoek. De ontwikkelde enquête die bij de drie case studies is uitgezet is terug te vinden in Bijlage V.I.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
17
H4
Theorie
H4
4. Theorie
THEORIE
In dit hoofdstuk zal het eerste deel van de sub-vragen met betrekking op de fysieke omgeving en de medewerkerstevredenheid beantwoord worden. Aan het begin van elk subhoofdstuk zal aangegeven worden op welke sub-vragen antwoord is gegeven en zal de betreffende sub-vraag beantwoord worden. In de rapportage zal alleen de nodige literatuuranalyse getoond worden die cruciaal is voor het beantwoorden van de sub-vragen. Voor een uitgebreidere literatuurstudie wordt verwezen naar Bijlage I en II.
4.1 De operatie afdeling 4.1.1 WAARUIT BESTAAN ZIEKENHUIZEN? De verschillende typologieën ziekenhuizen in Nederland kunnen in vijf hoofdgroepen worden onderverdeeld. Het algemene ziekenhuis groot en klein, het topklinische ziekenhuis, het academische ziekenhuis en overige ziekenhuizen. Tabel 4.1: Overzicht met verschillende typologieën ziekenhuizen, verdeeld in 5 categorieën (Plexus, 2008, de Bas, 2003).
Type Ziekenhuis in Nederland
Kenmerk
Algemeen ziekenhuis groot Algemeen ziekenhuis klein Topklinisch Academisch Overig
één locatie, regionaal Opleidingsfunctie, meerdere locatie Topklinische functie van geavanceerd technisch niveau Verbonden aan een universiteit Gespecialiseerde instellingen, paaz/gaaz, dagziekenhuis, buitenpoli, private kliniek
Deze vijf categorieën worden allen ondergebracht in een fysieke omgeving in de vorm van een gebouwcomplex. In een studie van het Berlage Instituut zijn de verschillende gebouwstructuren in kaart gebracht. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen alleenstaande gebouwen en opgedeelde gebouwen, waarbij een verder gedifferentieerde verdeling tussen gebouwvormen wordt uitgezet. Elke vorm heeft invloed op de organisatie en logistieke processen van het ziekenhuis.
Figuur 4.1: Studie naar gebouwstructuur door Berlage Instituut (Wagenaar et al. 2005)
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
18
H4
Theorie
Een ziekenhuis bestaat uit verschillende afdelingen. De meeste ziekenhuizen kennen een aantal basisafdelingen en daarnaast zijn de afdelingen en voorzieningen afhankelijk van het type ziekenhuis en specialisatie (topklinisch, academisch, psychiatrisch). De afdelingen en voorzieningen in het ziekenhuis kunnen in zes categorieën ingedeeld worden (CBZ, 2004). Hierbij vormen drie categorieën, verpleging, onderzoek en behandeling de kern afdelingen van het ziekenhuis en de drie categorieën, overige functies, medische ondersteunende diensten en faciliterende diensten de ondersteunende functies. In figuur 4.2 is een overzicht gegeven van deze categorieën en welke afdelingen in Nederland hier doorgaans onder vallen. De afdelingen, waar de meeste behandelingen worden uitgevoerd vormen het hart van het ziekenhuis en dit speelt zich voornamelijk af in de operatie afdeling. Zo zijn er verschillende chirurgische afdelingen, zoals kaakchirurgie, neurochirurgie en radiotherapie, ieder gekoppeld aan de betreffende polikliniek. De meeste ziekenhuizen in Nederland bevatten 5 tot 8 operatiekamers (lees meer in hoofdstuk 4.1.2 De Operatie afdeling).
Figuur 4.2: Overzicht afdelingen van een algemeen ziekenhuis. De genoemde afdelingen bij elke categorie geven een indruk van de mogelijke afdelingen en geven geen totaaloverzicht van alle bestaande afdelingen (samengesteld schema o.b.v. bron CBZ, 2004).
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
19
H4
Theorie
4.1.2 DE OPERATIE AFDELING In dit hoofdstuk zal antwoord worden gegeven op de volgende sub-onderzoeksvraag: Wat wordt verstaan onder de fysieke omgeving van de operatie afdeling? Om een helder beeld te kunnen vormen wat het ruimtelijke kader is waarin het medewerkerstevredenheid onderzoek valt, moeten een aantal begrippen eerst scherp gesteld worden. In een onderzoek van adviesbureau ‘Van Heugten’ (A.P. de Block & P.G. Luscuere) wordt een methodologie toegepast, waarbij de operatie afdeling wordt benaderd vanuit drie schaalniveaus. Het ziekenhuisniveau (macro), het operatie afdeling niveau (meso) en het operatiekamer niveau (micro). Elk schaalniveau benadert de betreffende ruimtes vanuit een ander perspectief in relatie tot de omliggende ruimtes en de eigen positie. Tabel 4.2: De benadering van de operatie afdeling vanuit drie schaalniveaus (bron: A.P. de Block & P.G. Luscuere).
Benadering operatie afdeling vanuit drie schaalniveaus Macro: Niveau ziekenhuis: Meso: Niveau operatie afdeling: Micro: Niveau operatiekamer:
Plaats van de operatie afdeling binnen de ziekenhuisomgeving. Lay-out Operatiekamer Complex binnen de operatie afdeling op basis van zonering en logistieke uitgangspunten. ‘Contamination Control’; luchtbehandeling systemen en medischtechnische inrichting en ontwikkelingen binnen de operatiekamer.
Het ziekenhuis onderkent een aantal patiëntenstromen die worden ingedeeld in het passende zorgcircuit rondom de categorie van de gevraagde zorg/behandeling. Als ervoor wordt gekozen om de patiënt na de gestelde diagnose te behandelen, dan kan dat via twee wegen. Via de behandelkamer en via de operatiekamer. De behandelkamer Onder een behandelkamer wordt een ruimte verstaan waar ingrepen worden verricht die geen bijzondere luchtreinheidsgraad vereisen en waar de genoemde Arbo-beleidsregel niet hoeft te worden gehanteerd, omdat geen inhalatieanesthetica worden toegepast. Gewoonlijk wordt voor de werkzaamheden in behandelkamers geen beroep gedaan op gemeenschappelijke ziekenhuisdiensten (shared resources), zoals operatie en anesthesieteams. Behandelkamers maken gewoonlijk ook geen deel uit van een operatie afdeling. In enkele gevallen kan gezien de aard van de ingreep toch een hoge graad van luchtreinheid worden gevraagd, terwijl er geen inhalatieanesthetica worden toegepast. Gezien de gekozen definitie voor een operatiekamer (zie hieronder), is hier nog steeds sprake van een behandelkamer. Op het moment van publicatie van deze bouwmaatstaven bestaat overigens nog geen consensus over de vraag welke ingrepen de hoogste luchtreinheidsgraad vereisen. Behandelkamers kunnen centraal gelokaliseerd zijn, bijvoorbeeld in een poliklinisch behandelcentrum, of decentraal in de polikliniekeenheid van het betreffende specialisme. Er zijn verschillende typen van deze voorzieningen, zoals chirurgische en urologische behandelkamers, scopie kamers, KNO-behandelkamers en eventueel cardioangiografiekamers. (CBZ, 2004) De Operatiekamer Een operatiekamer is een ruimte voor de gezondheidszorg, meestal in een ziekenhuis, waar chirurgische handelingen worden verricht (Nederlandse Encyclopedie). Onder een operatiekamer (OK) wordt een ruimte verstaan waar medische ingrepen worden verricht die een hoge reinheidsgraad vereisen en waarbij inhalatieanesthetica kunnen worden toegepast. In bouwkundig- technische zin komt dit tot uitdrukking in het feit dat de luchttechnische installaties zo zijn uitgevoerd dat een hoge graad van luchtreinheid wordt bereikt en dat de luchtcondities tevens Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
20
H4
Theorie
voldoen – zowel in de operatiekamer zelf als in de aangrenzende ruimtes – aan de vereisten van Arbo-beleidsregel 4.9-5: Doeltreffende beheersing van de blootstelling aan inhalatieanesthetica in ziekenhuizen. Een operatiekamer vormt dan ook altijd een complex met aangrenzende ruimtes. Gezien de aard van de ingrepen en de gebruikte anesthesietechnieken, is het gewoonlijk een voorziening waarin medisch specialisten samenwerken en waarin operatie- en anesthesie- en verpleegteams aanwezig zijn. (CBZ, 2004) Operatiekamer complex Het operatiekamer complex, zijn de operatiekamers met primaire nevenruimtes, als schone zone afgescheiden van de rest van de operatie afdeling. Operatie afdeling De gehele afdeling, afgescheiden van de rest van het ziekenhuis.
4.1.3 VERTREKKEN VAN DE OPERATIE AFDELING In dit hoofdstuk zal antwoord worden gegeven op de volgende sub-onderzoeksvragen: Welke ruimtes zijn er te definiëren in de operatie afdeling en welke ruimtes zijn typologie (on)afhankelijk? Hoe verhouden de verschillende ruimtes zich tot elkaar in de operatie afdeling? De operatie afdeling vormt het hart van het ziekenhuis. Op macro niveau wordt de operatie afdeling beschouwd als één van de vele afdelingen binnen een ziekenhuisorganisatie. De operatie afdeling wordt gescheiden van de overige afdelingen van het ziekenhuis opgezet met een duidelijke zonering van ‘vuil’ (ziekenhuisgang en entree) naar ‘steriel’ (de operatiekamers). De afdeling is niet toegankelijk voor bezoekers (enkel bevoegde) en niet te opereren patiënten en is daarom geïsoleerd ten opzichte van de rest van het ziekenhuis. De reden om deze afdeling moeilijk toegankelijk te maken is de noodzaak om het milieu in het complex te controleren en te beheersen. Dit betekent dat alles wat deze afdeling in en uit gaat aan bepaalde (hygiënische)regels moet voldoen. Dit geldt zowel voor goederen als voor personeel en operatiepatiënt, maar ook de toegevoerde lucht. Zo worden de ruimtes zelf in een toestand gehouden die uitermate onvriendelijk te betreden is. De in- en uitgangssluizen van de operatie afdeling zijn echter wel zodanig van opzet dat er een duidelijke relatie ontstaat met de overige afdelingen. De operatie afdeling is dus wel geïsoleerd maar vormt geen ondoordringbare vesting binnen het ziekenhuis.
Primaire en secundaire ruimtes De operatie afdeling vormt een clustering van ruimtes en gangen, ruimtelijk zo geordend, dat de logistieke werkprocessen met de hoogst mogelijke efficiency en doelmatigheid zo feilloos mogelijk uitgevoerd kunnen worden. Onder de primaire ruimtes vallen alle ruimtes binnen het steriele operatiekamer complex. Dit zijn de operatiekamers zelf en alle ruimtes, die directe ondersteuning verlenen voor het uitvoeren van de operatie, meestal direct aangrenzend aan de operatiekamer, zoals de opdekruimte, steriele berging, de anesthesie- en apparatuur bergingen en de gang binnen het operatiekamer complex. De secundaire ruimtes, doorgaans niet steriel, omvatten alle civiele en andere vertrekken die binnen de operatie afdeling vallen. Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
21
H4
Theorie
Figuur 4.3: Schematisch overzicht van de operatiekamer binnen de verschillende schalen van het ziekenhuis (Schema o.b.v. websites van geobserveerde ziekenhuizen en interviews met medewerkers, Bijlage III.I).
Tabel 4.3 toont een overzicht van ruimtes die doorgaans in de algemene ziekenhuizen worden toegepast. Deze zijn onderverdeeld in de primaire en secundaire ruimtes, waarbij ze tevens in een aantal categorieën zijn geplaatst. Tabel 4.3: Overzicht met mogelijk aanwezige ruimtes in een operatie afdeling, onderverdeeld in categorieën (Tabel o.b.v. websites van geobserveerde ziekenhuizen en interviews met medewerkers, Bijlage III.I).
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
22
H4
Theorie
Operatiekamers Op elke operatie afdeling is het vanuit het oogpunt van efficiëntie gebruikelijk dat iedere OK afgestemd is op de poli’s van het ziekenhuis. De literatuur onderkent vijftien poliklinieken waar chirurgie bij hoort (Kobus et al., 2008). Operatie ondersteuning Hieronder vallen alle ruimtes, die nodig zijn om het proces tijdens de operatie te kunnen ondersteunen. In de meeste van deze ruimtes is steriliteit vereist. De bergingen dienen voor de apparatuur, die mogelijk nodig is tijdens de operatie en de apparatuur van de anesthesist. Daarnaast is sprake van een steriele berging, waar alle benodigde instrumentarium voor het uitvoeren van een operatie op voorraad ligt. In de opdekruimte wordt al het benodigde instrumentarium geprepareerd. In de voorbereidingsruimte kan de operatiepatiënt in sommige gevallen verdoofd worden of onder narcose worden gebracht. De sanitaire wasruimte biedt alle middelen om jezelf steriel te maken en de benodigde attributen op te doen, zoals een hoofd- en mondkapje en bril. Voorbereiding/herstel Hieronder vallen alle ruimtes, die nodig zijn om het proces voor en na de operatie te kunnen ondersteunen, zoals de holding waar de operatiepatiënten worden ontvangen en voorbereid en de recovery waar de operatiepatiënten herstellen van de operatie en narcose. Deze ruimtes zijn verbonden met een bewakingspost vanwaar verpleegkundigen de patiënten in de gaten kunnen houden. Dan is er de receptie/administratie waar de operatiepatiënten worden aangemeld en de operatieplanning wordt geproduceerd en bijgehouden. Deze ruimte ligt vaak in de buurt van de wachtruimte waar eventuele bezoekers of patiënten kunnen wachten voor ze de operatie afdeling betreden. Overig De overige ruimtes spreken voor zich en zijn nodig om de afdeling te kunnen onderhouden en draaiende te kunnen houden. De afvalberging biedt ruimte voor al het afval, dat ontstaat tijdens het uitvoeren van de operatie. Dit kan instrumentarium zijn, maar ook menselijk weefsel. Communicatie De ruimtes voor communicatie zijn op de operatie afdeling in de meeste gevallen voor werkoverleg tussen medewerkers of eventueel een gesprek met bezoeker/patiënt. Dit kan plaatsvinden in een grote vergaderzaal bijvoorbeeld in geval van werkoverleg. Een kleine vergaderruimte is geschikter voor één op één gesprekken. Ontspanning Onder ontspanningsruimte valt de koffiekamer, waar de medewerkers hun pauze kunnen doorbrengen en over faciliteiten beschikken als een lounge/zithoek, een eettafel, keuken, tv, computer, etc. Wellicht gebruiken medewerkers ook, indien aanwezig, hun eigen kantoorruimte als ontspanningsruimte. Kantoor/administratie Een aantal personeelsgroepen van de operatie afdeling heeft een eigen kantoorruimte nodig. Dit zijn mensen, die de afdeling beheren zoals hoofd anesthesie, hoofd operatie, managers, praktijkbegeleiders, logistieke medewerkers, administratie. De andere kantoren zijn nodig voor de anesthesisten, die het meeste op de operatie afdeling werkzaam zijn. In de dicteerruimte kunnen de artsen hun verslaglegging en/of administratie doen rondom de uit te voeren of uitgevoerde operatie.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
23
H4
Theorie
De organisatie van de ruimtes De ruimtes in de operatie afdeling staan onderling in verbinding met elkaar. De manier waarop alle ruimte op de operatie afdeling met elkaar in verbinding staan is sterk afhankelijk van de toegepaste organisatie typologie (zie hoofdstuk 4.1.4 Typologie Operatie afdeling). Wat in elk operatiecomplex hetzelfde moet zijn is de aanwezigheid van de operatiekamer waaraan altijd een opdekruimte en wasruimte gekoppeld moeten zitten en in sommige situaties een voorbereidingsruimte en voorraadruimte (figuur 4.4). Elke operatiekamer met nevenruimtes zit vervolgens gekoppeld aan een centraal gangenstelsel die alle overige ruimtes, zoals de holding en recovery en secundaire ruimtes met elkaar verbind. Afhankelijk van de organisatietypologie wordt door middel van sluizen, verdeeld in zones, de hygiëne gegarandeerd.
Figuur 4.4: Relatieschema tussen de verschillende ruimtes (schema o.b.v. bronnen: bouwtekeningen casestudies, Bijlage IV.II)
De operatie zones Het College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen verdeelt de afdelingen van de operatie afdeling in een aantal zones op basis van wel of niet schone (steriele) ruimtes. De reden van het toepassen van een zonering van de operatie afdeling is het verkleinen van de kans dat micro-organismen uit het ziekenhuis (het vuile gebied) het OK-complex bereiken. Het zoneconcept kan leiden tot een andere luchttechnische oplossing per zone, maar houdt mede in dat medewerkers en bezoekers vanaf het vuile ziekenhuis zich conformeren aan de voor die zone geldende kleding- en gedragsvoorschriften. Ook de in- en uitgaande goederenstromen zijn gebonden aan een vastgelegd protocol (CBZ, 2004). De operatie afdeling is in vier zones onderverdeeld: Zone 1, ‘niet schoon’. Omvat alle civiele vertrekken (entree, administratie, garderobe, kantoren, koffiekamer, etc.) en andere vertrekken (holding, recovery, bewakingspost en voorbereiding) binnen de operatie afdeling, waarbij de laatstgenoemde ruimtes dienen als sluis naar het schone gebied. Zone 2, ‘schoon’. Het eigenlijke OK-complex met de operatiekamers, de primaire nevenvertrekken van de operatiekamers, de steriele berging, de anesthesie- en apparatuur bergingen en de gang(en) binnen het OK-complex. De wasruimte(n) zijn een niet schoon overgangsgebied in een schone zone. Zone 3 en 4 maken in deze opzet onderdeel uit van zone 2.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
24
H4
Theorie
Zone 3 ‘steriel’. Dit zijn de operatiekamers, de opdekruimte(n) en de steriele berging (dag voorraad). Zone 4 ‘operatiegebied’. Binnen de operatiekamers en de opdekruimte kan nog worden gesproken van een aparte zone, indien gebruik wordt gemaakt van grote inblaasplafonds met randafscherming waaronder zich het operatiegebied bevindt (domein van het steriel aangeklede operatieteam en de steriele instrumententafels) en ‘opdekeilanden’ in de opdekruimte, waar de steriele instrumententafels worden klaargezet. Aldus is sprake van een zonering binnen de OK.
Figuur 4.5: De zonering binnen de operatie afdeling onderverdeeld in niet schoon, schoon, steriel en operatiegebied.
4.1.4 TYPOLOGIE OPERATIE AFDELING In dit hoofdstuk zal antwoord worden gegeven op de volgende sub-onderzoeksvraag: Welke typen operatie afdelingen bestaan er?
Operatie afdeling typologie – categorie ziekenhuis De ziekenhuizen in Nederland onderkennen verschillende operatie afdeling typologieën. In een adviesrapport van adviesbureau Plexus (2008) aan het Bouwcollege van de Zorg is in kaart gebracht hoe zorgcircuits onderverdeeld zijn in behandelingen door middel van een fysieke vertaling naar ruimtes. In de ziekenhuistrajecten worden twee typen zorgcircuits onderkend; het snelle en langzame zorgcircuit. Op basis van de kwaal worden de patiëntenstromen ingedeeld in het op het individu afgestemde geschikte zorgcircuit. Het snelle zorgcircuit vindt in de regel plaats in de poliklinieken en het ambulante OK-circuit. Dit zijn doorgaans dagbehandelingen en opnames van minder dan 24 uur. Hier worden drie categorieën Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
25
H4
Theorie
onderscheiden: Het behandelkamercircuit, het gespecialiseerde behandelkamercircuit en het ambulante OK-circuit. Onder het langzame zorgcircuit vallen opnames langer dan 24 uur. Hier worden twee categorieën aangeduid: het klinische OK-circuit en het top specialistische OK-circuit. Tabel 4.4: De vijf categorieën zorgcircuits onderverdeeld in snelle en langzame zorgcircuits en poliklinieken en operatieruimtes (o.b.v. studie Plexus, 2008)
Poliklinieken Operatiekamers
Snelle zorgcircuits met dagbehandeling < 24 uur Behandelkamer circuit Gespecialiseerde behandelkamer circuit Ambulante OK-circuit
Langzame zorgcircuits met behandeling > 24 uur
Klinisch OK – circuit Top specialistisch OK-circuit
De behandelkamercircuits en de gespecialiseerde behandelkamercircuits worden in de poliklinieken uitgevoerd. De ambulante, klinische en top specialistische OK-circuits worden in de operatie afdeling uitgevoerd. (tabel 4.4) Het behandelkamercircuit is een poliklinische behandelsetting, waarin lichte ingrepen gedaan worden zonder dat hierbij een anesthesioloog betrokken is. Gezien de korte doorlooptijd heeft dit circuit in het algemeen een voldoende grote voor- en nazorgkamer nodig. Deze kamer kan eventueel worden gecombineerd voor optimaal gebruik van de beschikbare ruimte. Het gespecialiseerd behandelkamercircuit is tevens een poliklinische behandelsetting, waarin echter wel een plaats is ingeruimd voor de anesthesiologie. Het gespecialiseerd behandelkamercircuit kan ook worden gecombineerd met het ambulante OK-circuit indien dit een betere benutting van de gebouwde OK’s oplevert of een uitbreiding op de polikliniek niet mogelijk is. Het ambulante OK-circuit is een operatiesetting waar de patiënt lopend naar de OK gaat en niet wordt omgebed. Patiënt krijgt anaesthesia en moet uitslapen. Denk hierbij aan de huidige ingrepen die onder dagbehandeling plaatsvinden maar ook ingrepen waar de patiënt ’s ochtends naar het ziekenhuis komt maar wel minimaal één nacht na de ingreep moet overblijven. Met de groei van minimaal invasieve technieken kunnen steeds meer ingrepen binnen het ambulante OK-circuit worden aangeboden. Het klinisch OK-circuit is de traditionele OK waar de patiënt op een bed de OK binnenkomt, uitslaapt op de verkoever en weer per bed vertrekt. Bij het top specialistisch OK-circuit moet bijvoorbeeld gedacht worden aan hartchirurgie. Langdurige ingrepen waarbij speciale nazorg op de verkoever of IC nodig is. In het onderzoek worden de categorieën, die binnen de poliklinieken vallen, buiten beschouwing gelaten. De operatie afdeling heeft dus met drie categorieën te maken. Het ambulante OK-circuit (snelle circuit), het klinische OK-circuit en het top specialistische OK-circuit (langzame circuits). Aan de hand van de bovenbeschreven categorisering zijn er verschillen in de operatie afdeling te onderscheiden tussen de typen ziekenhuizen in Nederland, zoals algemeen ziekenhuis klein, algemeen ziekenhuis groot en topklinisch ziekenhuis. In de studie van adviesbureau Plexus wordt voor het bepalen van de optimale operatie afdeling bezetting de ‘Best Practice’ methode toegepast. Dit is een benadering, die streeft naar de meest optimale bezetting van een operatie afdeling en stemt daarop het programma van eisen af voor een nieuwe ontwikkeling.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
26
H4
Theorie
Operatie afdeling typologie – vorm operatie afdeling In het onderzoek van het adviesbureau van Heugten wordt de operatie afdeling vanuit drie schaalniveaus benaderd, het macro, meso en micro niveau (zie hoofdstuk 4.1.2 De Operatie afdeling). Op de schaal van het ziekenhuis (macro), waarbij meerdere afdelingen afhankelijk van elkaar zijn, staat de operatie afdeling in een ruwe ruimtelijke schets centraal. In relatie tot de andere afdelingen staat de operatie afdeling, door het belang van de hygiëne, geïsoleerd. Elk ziekenhuis kent dezelfde afdelingen die op het gebied van patiënten en goederen de meeste contacten hebben met de operatie afdeling. Dit zijn (indien aanwezig) de vier afdelingen, Centrale Sterilisatie Afdeling (CSA), de Intensive Care Unit (ICU), de chirurgische afdeling en de verloskamers. In mindere mate is er ook een intensiever verband met de afdeling Spoedeisende Hulp.
Figuur 4.6: Conceptuele schets van een ziekenhuisplattegrond waarbij de positionering van het operatiekamer complex t.o.v. van de andere afhankelijke afdelingen zichtbaar is.
Figuur 4.7: Conceptuele schets waarbij de mate van positionering en relatie van de afhankelijke afdelingen met de operatie afdeling zichtbaar is.
In figuur 4.6 is een schematische weergave afgebeeld van een mogelijke indeling van de verschillende afdelingen rondom de operatie afdeling. De vier afdelingen die het meest afhankelijk zijn van de operatie afdeling zijn hier op dezelfde verdieping met elkaar verbonden. Er zijn hier meerdere varianten denkbaar, waarbij afdelingen ook direct boven of onder de operatie afdeling gesitueerd kunnen worden en verbonden worden door middel van een lift. In figuur 4.7 zijn de relaties tussen de afhankelijke afdelingen en het operatiekamer complex geschetst, waarbij duidelijk wordt in welke mate deze afdelingen fysiek (qua afstand) gesitueerd moeten worden t.o.v. van de operatie afdeling en wat de intensiteit van de relatie is. Centrale Sterilisatie afdeling Op het niveau van de goederenlogistiek is de relatie tussen de operatie afdeling met de CSA van zeer groot belang. Een CSA op grotere afstand van de operatie afdeling resulteert in hogere exploitatiekosten. De CSA moet daarom zo dicht mogelijk naast de operatie afdeling geplaatst worden, op dezelfde verdieping dan wel direct boven of onder de operatie afdeling. Intensive Care Unit Op het niveau van de patiënten logistiek is het situeren van de ICU (liefst met CCU) in de directe omgeving van de operatie afdeling van belang. De twee belangrijkste redenen hiervoor zijn, dat de IC Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
27
H4
Theorie
patiënten (indien nodig) zo snel mogelijk naar de operatie afdeling dienen te worden getransporteerd, en het intensief pendelen van de anesthesiologen tussen de ICU en de operatie afdeling. Chirurgische afdelingen Dezelfde reden geldt voor de chirurgische patiënten, die zowel voor als na de operatieve ingreep bij voorkeur op dezelfde etage moeten worden vervoerd. De chirurgische afdelingen heelkunde/chirurgie, orthopedie, urologie en gynaecologie zijn bij voorkeur gelegen op dezelfde etage als de operatie afdeling. Verloskamers De verloskamers dienen bij voorkeur niet te ver van de operatie afdeling gelegen te zijn, in verband met spoedingrepen. Als voorbeeld zijn in figuur 4.8 de relaties met de afhankelijke afdelingen en de operatie afdeling van het Sint Franciscus Gasthuis Rotterdam in kaart gebracht. De operatie afdeling heeft op dezelfde verdieping een directe verbinding met de intensieve care unit en de spoedeisende hulp, zodat deze een zo kort mogelijke patiëntenstroom hebben naar de operatiekamers. De dagbehandeling is via een langere weg bereikbaar, maar ligt wel tegen de operatie afdeling aan. De overige afdelingen, zoals chirurgie zijn allen via de hoofdentree van de operatie afdeling bereikbaar (door middel van een brug). De chirurgie afdelingen (heelkunde/chirurgie, orthopedie, urologie en gynaecologie) liggen ten opzichte van de operatie afdeling op verschillende verdiepingen verspreid, wat niet een optimale situatie is. De CSA ligt direct boven de operatie afdeling en is door middel van meerdere liften bereikbaar. Het benodigde instrumentarium wordt via deze liften getransporteerd en kan op de operatie afdeling opgeslagen worden.
Figuur 4.8: Conceptueel schema van het Sint Franciscus Ziekenhuis Rotterdam, waarbij de relaties tussen de verschillende afdelingen met de Operatie afdeling inzichtelijk zijn gemaakt
In de ziekenhuissector worden binnen de organisatie typologie van de fysieke omgeving verschillende typen operatie afdeling onderscheiden. Er worden vier verschillende typologieën onderscheiden, waarbij hoofdzakelijk de primaire ruimtes in beeld zijn gebracht en de secundaire ruimtes buiten beschouwing zijn gelaten (figuur 4.9). 1. Conventioneel / Enkel Corridor Het conventionele OKC waarbij de OK’s achter elkaar op een rij liggen, met een centrale gang en centrale faciliteiten. Dit komt deels overeen met het enkelcorridor principe en heeft geen achtergang. Opdekken en narcose-inleiding vinden plaats in de OK. De patiënt bereikt de OK via de centrale gang en zal na de operatie via dezelfde gang de operatie afdeling verlaten.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
28
H4
Theorie
Figuur 4.9: Overzicht met schematische opstellingen van vier verschillende OKC typen. (Bron van afbeeldingen: A .de Block & P. Luscuere, 2006).
2. Dubbele corridor Het dubbele corridor model hanteert dezelfde opstelling als het enkelcorridor principe, waarbij echter een onderscheid wordt gemaakt tussen een schone en vuile gang. De patiënt zal het operatie complex via de schone gang betreden en vervolgens via de vuile gang verlaten. De opdek en wasruimte worden in figuur 4.9 per twee operatiekamers gebruikt. 3. Plein model Bij het sandwich, ofwel pleinmodel, wordt een operatiekamer complex gevormd waarbij de OK’s bij elkaar gegroepeerd in het centrum liggen met als kern de opdekruimtes, toegankelijk via de sluis met wasruimte. Het logistieke (patiënten)verkeer gaat via de gang rondom het complex. Binnen het sandwich concept kent van Heugten nog ruimtelijk efficiënte varianten toe. Het Honingraat en Waaier concept (figuur 4.10). Beide vallen binnen de organisatie typologie van het plein model, maar winnen op vierkante meter efficiëntie. De vraag is in hoeverre de werkprocessen door de vormgeving van de ruimtes uitgevoerd kunnen worden.
Figuur 4.10: Overzicht met schematische opstellingen van twee OKC varianten van het plein model. (Bron van afbeeldingen: A .de Block & P. Luscuere, 2006).
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
29
H4
Theorie
4. Grossraum concept Het grossraum concept is een OKC waarbij verschillende operatiekamers zich in één ruimte bevinden. Het voordeel hiervan is een beter overzicht en korter logistiek proces voor de anesthesisten, die meerdere operaties tegelijk in de gaten houden. Hierdoor kan het personeel optimaal ingezet worden (Mens, Wagenaar, 2010). Een nadeel is de ruis en afleiding die de operateurs en operatie assistenten kunnen ondervinden.
4.1.5 HET ONTWERP VAN DE OPERATIE AFDELING In dit hoofdstuk zal antwoord worden gegeven op de volgende sub-onderzoeksvragen: Welke fysieke aspecten zijn vanuit de bouwregelgeving en ontwerprichtlijnen gedefinieerd? Wat is de rol van de bouwkundige adviseurs in de ontwikkelingsfase van een operatie afdeling?
Bouwregelgeving- en ontwerprichtlijnen De Inspectie van de Gezondheidszorg (IGZ) is vanuit de overheid belast met het toezicht op de naleving van de regels. De basis hiervoor zouden de door het veld zelf ontwikkelde richtlijnen en normen moeten zijn. Het veld staat niet te springen voor het opstellen van deze richtlijnen en normen. Door het ontbreken van een goede norm, waarin alle prestatie-eisen eenduidig worden beschreven, wordt veelal teruggevallen op oude richtlijnen die, in relatie tot de nieuwe werkwijzen en technologische ontwikkelingen, niet meer optimaal zijn. (R. Traversari, in OK van de Toekomst, 2011) De enige richtlijnen voor het ontwerp van een operatie afdeling, die vanuit de overheid gebruikt worden, zijn van het College bouw ziekenhuisvoorzieningen (CBZ), nu overgenomen door TNO Zorg. Vanuit de praktijk is dus behoefte aan wetenschappelijk onderbouwde en helder omschreven prestatie-eisen voor de ontwikkeling van een nieuwe of verbouw operatie afdeling. Het CBZ heeft op 12 januari 2004 de bouwmaatstaven voor nieuwbouw van de operatie afdeling, vastgesteld. De bouwmaatstaven bevatten zorginhoudelijke uitgangspunten, basiskwaliteitseisen en financiële uitgangspunten en hebben betrekking op de ruimtelijke voorzieningen voor een operatie afdeling van een ziekenhuis (CBZ, 2004). In het kader van dit onderzoek vormen de basiskwaliteitseisen uit de bouwmaatstaven belangrijke randvoorwaarden voor de ontwikkeling van een operatie afdeling. De basiskwaliteitseisen beschrijven het minimaal noodzakelijke kwaliteitsniveau en hebben bijzonder betrekking op bereikbaarheid, toegankelijkheid, flexibiliteit, ruimtelijke relaties en kwaliteit van de omgeving. Sommige ruimten van de operatie afdeling hoeven niet aan bijzondere eisen te voldoen. Dit zijn de ruimten voor werkbegeleiding, de personeelsaccommodatie, de holding en de recovery. Tot de ruimten met een hoge eis aan luchtreinheid behoren de operatie kamer, de eventuele opdek- en inleidingsruimten, de steriele bergingen, de anesthesie- en apparatuur bergingen en de toe- en afvoergangen. De hoogste eisen aan luchtreinheid worden gesteld aan het operatiegebied en het opdekgebied. In het schema hieronder zijn de basiskwaliteitseisen, die het CBZ aan de fysieke omgeving van de operatie afdeling stelt, bondig beschreven. Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
30
H4
Theorie
Tabel 4.5: Basiskwaliteitseisen operatie afdeling o.b.v. Bouwmaatstaven operatie afdeling van het College Bouw Zorgvoorziening, 2004
Toegankelijkheid
Ruimtelijke relaties
Ruimtelijke voorzieningen
De operatie afdeling moet bed toegankelijk zijn.
Operatie afdeling is onafhankelijk van verkeersstromen in de rest van het ziekenhuis, doorgaand verkeer is niet toegestaan. Operatie afdeling is via sluizen fysiek en luchttechnisch gescheiden van de rest van het ziekenhuis.
Het minimale nuttig oppervlak van de algemene operatie kamer.
36 m³
Het minimale nuttig oppervlak van de specifieke operatie kamer (zoals orthopedie, cardiologie, neurochirurgie). Het minimaal nuttig oppervlak van een patiëntensluis (als aanwezig). Het minimaal nuttig oppervlak van een inleidingsruimte (als aanwezig).
42 m²
Vrije breedte verkeersruimten (tussen de leuningen).
2,30 m
Idem, daar waar bedden moeten kunnen draaien.
2,40 m
Vrije doorgangsbreedte bed toegankelijke ruimten (operatiekamers, voorbereidingsruimten e.d.).
1,10 m
Het OK-complex is gescheiden van de rest van de operatie afdeling gezoneerd. Het personeel kan zich van het ene 'schone' gebied naar het andere begeven zonder 'niet schone' gebieden te hoeven passeren.
Per operatie kamer moet minimaal in de holding 1,5 verkoeverbed worden opgenomen. Het minimaal nuttig oppervlak per verkoever bed. Minimale afstand tussen de verkoeverbedden.
20 m²
15 m²
15 m² 1,5 m
Technische voorzieningen
Overige basiskwaliteitseisen
Op de operatie afdeling is een mechanisch ventilatie systeem verplicht. De operatie kamer bevat een laminar downflowsysteem met een inblaasplenum van minimaal 8 tot 9 m².
Ter voorkoming van gezondheidsrisico's voor de medewerkers dienen richtlijnen en protocollen worden opgesteld. Uitgangspunten met betrekking op de bedrijfszekerheid van de installatietechniek en een optimaal binnenmilieu van patiënt en medewerkers op een operatie afdeling dienen te worden meegenomen in het ontwerp. De vloer-, wand- en plafondafwerkingen worden glad, naadloos, respectievelijk gesloten uitgevoerd, zodat een effectieve reiniging en zo nodig desinfectie mogelijk is.
De lucht mag alvorens in het operatiegebied of over de instrumententafel te stromen, geen contaminatiebronnen passeren. Als niet wordt opgedekt onder het downflowinblaasplafond, moet op de plaats waar opgedekt wordt (opdekruimte of schone gang) een opdekeiland worden aangebracht met een eigen laminar-downflowsysteem. Ter voorkoming van stofafgifte moet een luchtdicht verlaagd plafond worden toegepast in de opdekruimte en operatie kamer. Geen te openen ramen en een goede geveldichting.
verblijfruimten voor personeel en verkoeverruimten en indien mogelijk ook operatiekamers zijn zodanig gesitueerd, dat sprake is van (in)directe daglichttoetreding.
Voor de operatie afdeling geldt dat deze volledig bed toegankelijk moet zijn. Dat houdt in dat de operatiekamers, voorbereidingsruimten e.d. en de verkeersruimten waaraan deze gelegen zijn, met een bed toegankelijk moeten zijn. In de verkeersruimten moeten bedden elkaar bovendien kunnen passeren (CBZ, 2004). Naast deze eisen, zijn vanuit de praktijk wel studies verricht naar de optimalisatie van de operatie afdeling. In het onderzoeksrapport van Plexus 2008, is onderzoek uitgevoerd naar een m² optimalisatie van de operatie afdeling. In figuur 4.11 is te zien welke typologie het meest efficiënt is gerelateerd aan de m². Deze optimalisatie zegt echter niks over het verschil in efficiëntie van de werkprocessen, die een belangrijke factor spelen in de tevredenheid van de medewerkers.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
31
H4
Theorie
Figuur 4.11: Organisatie typologie van de operatie afdeling in relatie tot de m² optimalisatie (A. Block et al, 2006)
Een ontwerp van een operatie afdeling moet toekomstbestendig zijn. Eén van de belangrijkste aspecten hierin is de ontwikkeling van de productiemix en de omvang van de instelling. Ook zijn de huidige en in de toekomst te verwachten (werk)processen op de OK-afdeling van groot belang. De ervaring leert dat bij het ontwerp van een operatie afdeling onvoldoende over deze processen wordt nagedacht en hoe deze in de toekomst zullen gaan ontwikkelen (R. Traversari, in OK van de Toekomst, 2011). In het ontwerp moet het gebruik van simulaties in de vorm van digitaal 3D of mock-ups, waarin de medewerkers in een gebouwde simulatie hun werkprocessen in relatie tot de fysieke omgeving kunnen testen, worden toegepast. De mogelijke integratie van meer (elektrische) medische apparatuur en ICT toepassingen in de toekomst zal meegenomen moeten worden in het ontwerp, zodat deze te zijner tijd eenvoudig geplaatst kunnen worden. Naast techniek zal ook efficiëntie een steeds belangrijkere rol opeisen. Een goede logistiek lay-out moet daarbij meer aandacht krijgen (R. Traversari, in OK van de Toekomst, 2011). Gebruikersparticipatie vormt een steeds belangrijker onderdeel in het ontwerp van de operatie afdeling. J.M. Schraagen pleit in zijn artikel van het boek OK van de Toekomst, 2011, voor een sterkere integratie van de Human Factors. Dit is de discipline is die de interactie tussen mens omgeving benadrukt, waardoor gezond, veilig en productief werken mogelijk wordt. De human factor moeten vanaf het begin van het ontwerp als essentieel element worden betrokken, zodat de wensen van de opdrachtgever worden vertaald naar een definitief ontwerp, die gedragen wordt door de gebruikers. In gezamenlijke workshops van stakeholders en gebruikers moet iteratief van uitgangspunten tot ontwerpkeuzes gekomen worden. Formuleer verschillende inrichtingsconcepten en evalueer ze op beleving via 3D simulatie en gebruik bestaande human factors-kennisgebieden (kantoorsector), om ontwerpkeuzes te genereren. (J.M.Schraagen, in OK van de Toekomst, 2011)
De rol van de bouwkundig adviseurs De conceptontwikkelaar/projectmanager De conceptontwikkelaar wordt doorgaans in de oriëntatiefase betrokken in de ontwikkeling van de operatie afdeling. De fase waarin de opdrachtgever de ambitie en doelstellingen reeds scherp hebben om tot nieuw/verbouw van een operatie afdeling over te gaan. De conceptontwikkelaar vertegenwoordigt en bewaakt, in de initiatieffase, de belangen van de opdrachtgever en alle gestelde prestatie-eisen vanuit bouwregelgeving en ontwerprichtlijnen. Hij denkt in een team werkconcepten uit en stelt het functioneel en ruimtelijk programma van eisen op, waarbij de factoren tijd, kwaliteit en geld worden meegenomen (Nozeman, 2008). Vanaf de ontwerpfase kan hij in combinatie met een projectmanager het verdere ontwerptraject begeleiden, Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
32
H4
Theorie
totdat hij in de voorbereidingsfase zijn vertegenwoordiging van de opdrachtgever volledig overdacht aan de projectmanager.
Figuur 4.12: Fases in de ontwikkeling van de operatie afdeling (bron o.b.v. Nozeman, 2008)
De architect De architect wordt doorgaans geselecteerd of gevraagd vanaf de ontwerpfase van het ontwikkeltraject. Zijn rol is om, aan de hand van de gestelde bouwregelgeving en ontwerprichtlijnen samen met het opgestelde functioneel en ruimtelijk programma van eisen, ontwerpvoorstellen doen. De architect zet de gestelde prestatie-eisen om in een fysieke oplossing. Hij blijft in de regel tot de voorbereidingsfase een rol spelen, tot start van de bouw. (bron: o.b.v. interview met M. Hendrickx, H. Liscaljet, M.Herweijer, bijlage III.I)
De technisch adviseur De technisch adviseur wordt doorgaans in de initiatief- of ontwerpfase betrokken. Hij geeft technisch advies over de benodigde installaties voor luchtbehandeling of technologieën die nodig zijn op de operatie afdeling. Voor een betere integratie van de installatie en technologieën op de operatie afdeling is het verstandig de technisch adviseurs zo vroeg mogelijk in de initiatieffase te betrekken, zodat deze concepten goed in het ontwerp geïntegreerd kunnen worden. (bron: o.b.v. interview met P.Luscuere, bijlage III.I)
4.1.6 NIEUWE ONTWIKKELINGEN IN DE OPERATIE AFDELING In dit hoofdstuk zal antwoord worden gegeven op de volgende sub-onderzoeksvraag: Welke nieuwe ontwikkelingen doen zich voor op het gebied van de operatie afdeling? Om tot een goed ontwerp van de operatie afdeling te komen is het belangrijk om op de vraag in te spelen, hoe de operatie afdeling zich in de toekomst zal ontwikkelen. De technologie speelt hier een belangrijke rol in en bepaalt voor een groot deel de werkwijzen die hiervoor nodig zijn. De uitdaging voor een gerealiseerd ontwerp is om flexibel te zijn, gericht op de continu in ontwikkeling zijnde technologieën en behandelmethoden. Dit dynamische proces wat altijd in beweging is, is erg lastig te faciliteren in een statische fysieke omgeving. Hieronder zijn een aantal recente ontwikkelingen beschreven die een rol spelen in de ontwikkeling van nieuwe operatie afdelingen.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
33
H4
Theorie
Visuele hulpmiddelen Technologische ontwikkelingen die naar verwachting een groot effect gaan hebben op de inrichting van operatiekamers, zijn het gebruik van visuele hulpmiddelen waaronder grote hoog resolutie (HR) beeldschermen, de toepassing van navigatieapparatuur en de verdere technocratisering van de ingreep. (R. Traversari, in OK van de Toekomst, 2011).
Afbeelding 4.1: Toepassing van grote hoogresolutie (HR) beeldschermen, VU Medisch Centrum Amsterdam)
De hybride OK In de groei van de visuele hulpmiddelen is ook de interventie of hybride operatiekamer ontwikkeld. Hierin is naast alle benodigdheden voor een operatie, tevens een CT-scan geïntegreerd in een panel boven de operatie tafel. Tijdens complexe operaties kan met behulp van de CT-scan, snel meer inzicht gegeven worden in de problematiek van het behandelgebied. Hiervoor hoeft de operatie niet onderbroken te worden, omdat de patiënt naar een endoscopische ruimte verplaatst moet worden. Ook is geen losse, zware en beperktere CT-scan meer nodig.
Afbeelding 4.2: Interventie operatiekamer met een geïntegreerde CT scan in het Jeroen Bosch Ziekenhuis (bron: website Jeroen Bosch Ziekenhuis)
Laparoscopische technieken Verfijnder instrumentarium maakt het mogelijk om ingrepen uit te voeren met een minimale verstoring van de lichamelijke integriteit. Bij de laparoscopietechnieken zijn slechts enkele kleine insteekopeningen in de buik nodig, waardoor de hersteltijd van de patiënt aanzienlijk versnelt (C. Wagenaar et al, in OK van de Toekomst, 2011).
Afbeelding 4.3: Een behandeling waar gebruik wordt gemaakt van laparoscopisch instrumentarium. De artsen kijken op een scherm die een cameraatje in het instrumentarium zit verwerkt. (bron: Lezing J. Dankelman, sept 2011)
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
34
H4
Theorie
Robotsystemen De laparoscopische technieken ontwikkelen zich in sterker technologisch aangestuurde behandelingen, waarbij er met een grotere nauwkeurigheid gewerkt kan worden. Dit wordt gestimuleerd door de intrede van robotsystemen. Een inmiddels bekend systeem in Nederlandse ziekenhuizen is de Da Vinci Robot. Dit is een op afstand bestuurbare operatierobot die zeer nauwkeurig werkt. Een operatie met de Da Vinci robot is in feite een kijkoperatie waarbij de camera en 3 instrumenten door één operateur worden bediend. De robot neemt zelf geen beslissingen en voert dus geen zelfstandige handelingen uit (website Erasmus MC, 2012).
Afbeelding 4.4: Overzicht van een Da Vinci Robot met het bedieningspanel en de robot. (bron: www.urologiekortrijk.be)
Een gevolg van de toepassing van Da Vinci Robot is dat er meer m² voor de operatie kamer nodig is (anderhalf keer de normale grootte van 40 m² NO). Men zou in de toekomst kunnen verwachten dat opereren op afstand hiermee tevens mogelijk wordt.
Licht In de praktijk wordt regelmatig door medewerkers aangegeven zich als een holbewoner te voelen, als ze werkzaam zijn op de operatie afdeling, omdat ze gedurende hun werkdag op de operatie afdeling weinig tot geen contact hebben met de buitenwereld. Uit onderzoek blijkt dat daglicht en uitzicht belangrijke psychologische en fysiologische effecten hebben op mensen. Het gaat dan onder meer om algeheel welzijn, al dan niet ervaren stress, de mate van tevredenheid, algemene stemming en het cognitief functioneren. Dit alles zal de kans op het maken van medische fouten verminderen en iedereen op de OK helpen om optimaal te functioneren. (R. Traversari, in OK van de Toekomst, 2011). Het Städtisches Klinikum in Brandenburg an der Havel heeft recent een operatie afdeling ontwikkeld, waar het daglicht een centrale rol speelt. Een deel van de operatiekamers heeft aan één zijde een volledige glasgevel, wat meer contact met de buitenwereld geeft en de ruimtelijkheid vergroot (afbeelding 4.5). Ook is er daglicht in de gangen en zijn de holding, recovery en koffiekamer ook in bezit van een volledige glasgevel. Voor meer informatie over deze operatie afdeling wordt verwezen naar bijlage IV.I)Afbeelding 4.5: Operatie kamer met volledige glasgevel in het Städtisches Klinikum van Brandenburg an der Havel (bron: Eigen foto van observatie)
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
35
H4
Theorie
4.2 Medewerkerstevredenheid 4.2.1 GEBRUIKERS VAN DE OPERATIE AFDELING In dit hoofdstuk zal antwoord worden gegeven op de volgende sub-onderzoeksvraag: Welke personeelsgroepen zijn er werkzaam in de operatie afdeling? De operatie afdeling kent verschillende gebruikers. Er worden drie verschillende doelgroepen gebruikers in het ziekenhuis onderscheiden. Deze doelgroepen verdeling wordt ook aangehouden in de operatie afdeling. Zo onderscheidt men het personeel, de patiënt en de bezoeker. De eerste groep, het personeel is het sterkst vertegenwoordigd in de operatie afdeling en is actief werkzaam en gebruikt deze afdeling intensief. De patiënt, in dit geval de operatie patiënt, staat centraal in de operatie afdeling, omdat het personeel hiervoor werkzaam is. De patiënt maakt een deel van de operatie afdeling bewust mee (met name de holding en recovery), maar is het grootste gedeelte van zijn aanwezigheid onder narcose, waardoor hij de operatieruimtes niet actief meemaakt. De bezoeker is de eindgebruiker die in sommige situaties toegang krijgt tot de operatie afdeling. Dit is meestal een familielid of een bekende van de operatie patiënt, maar ook externen die bijvoorbeeld onderzoek doen naar de fysieke omgeving van de operatie afdeling. In de operatie afdeling zijn gemiddeld 5 à 6 personen per de operatiekamer werkzaam. In een ziekenhuis met 8 operatiekamers werken er dus dagelijks 40 tot 48 personeelsleden. Hieronder zal per medewerkerstype kort een beschrijving gegeven worden van de werkzaamheden in de operatie afdeling.
Figuur 4.13: Schematisch overzicht van de drie eindgebruikers groepen van een operatie afdeling. (Bron: geraadpleegde websites ziekenhuizen en interviews met medewerkers werkzaam op de operatie afdeling.)
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
36
H4
Theorie
Het personeel kan onderverdeeld worden in vast werkzaam personeel, dat het vaste team vormt op de operatie afdeling en dagelijks aanwezig is, en het incidentele personeel, dat niet dagelijks aanwezig is en alleen op oproep komt werken (figuur 4.13). Het vast werkzaam personeel kent zes groepen; administratie, anesthesie, operatie, verpleging, logistieke medewerkers en de huishoudelijke dienst. Iedere groep kent zijn eigen taken en verantwoordelijkheden, waarbij elke groep afhankelijk is van elkaars expertise en inzet. Om de afdeling draaiende te houden moeten deze groepen dus werken als een team. Het incidentele personeel bestaat uit het technisch personeel en het medisch personeel, die enkel op oproep basis in de operatie afdeling werkzaam zullen zijn. Bij technisch personeel valt te denken aan de onderhoudsmonteurs van de apparatuur of een technicus die defect materiaal moet repareren. Onder medisch personeel vallen specialisten die aanwezig moeten zijn bij een bepaalde operatie, zoals een röntgenlaborant die tijdens een operatie nodig is om röntgenfoto’s te maken, of een patholoog anatoom die tijdens een fase van een operatie een weefselstukje moet beoordelen. De operatiepatiënt kan onderverdeeld worden in twee groepen. De patiënt die tijdens de operatie onder narcose is gebracht en de patiënt die enkel plaatselijk verdoofd is en tijdens de operatie bij bewustzijn is. De bezoekers worden onderverdeeld in bevoegde bezoekers voor de operatie patiënt en bevoegde externen.
4.2.2 WERKPROCESSEN MEDEWERKERS In de operatie afdeling vinden verschillende werkprocessen plaats, afhankelijk van de medewerkersfunctie. Maar centraal gesteld draaien alle werkzaamheden om de succesvolle behandeling van een patiënt tijdens zijn aanwezigheid op de operatie afdeling. Om een fysieke omgeving te ontwikkelen die het beste aansluit op de werkprocessen van de medewerkers, is het van belang voor het ontwerp de werkconcepten met werkprocessen helder te hebben. In figuur 4.14 zijn de verblijfsruimtes die de patiënt tijdens zijn behandeling passeert procesmatig weergegeven. Dit proces is ook van de belangrijkste personeelsgroepen op de operatie afdeling gevisualiseerd. Voor het creëren van een efficiënt werkproces, waarbij de benodigde tijd het belangrijkste aspect is, is het belangrijk dat de fysieke omgeving met de benodigde ruimtes hier zo goed mogelijk op aansluiten. Voor een uitgebreide beschrijving van de werkprocessen wordt verwezen naar bijlage II.I.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
37
H4
Theorie
Figuur 4.14: De processen die de patiënt en medewerkers doorlopen in de operatie afdeling van een ziekenhuis. Afbeelding o.b.v. bron: Kobus et al., 2008.
4.2.3 MEDEWERKERSTEVREDENHEID In dit hoofdstuk zal antwoord worden gegeven op de volgende sub-onderzoeksvraag: Welke factoren bepalen de medewerkerstevredenheid van een organisatie?
Voor een organisatie vormt de medewerkerstevredenheid een essentieel onderdeel in het garanderen van continuïteit en het handhaven van de gewenste kwaliteit. In ziekenhuisorganisaties bepalen de kwaliteit van het werk en de werksituatie in hoge mate de resultaten, het verzuim en de loopbaan van medewerkers en de onderlinge werkverhoudingen. In het proces van organisatieverbetering en strategisch personeelsmanagement is informatie en kennis van medewerkers over de waardering voor hun werk en werksituatie van uiterst belang. Hier kunnen Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
38
H4
Theorie
verschillende oorzaken van de volgende redenen door worden verklaard, zoals ziekteverzuim en verloop. Het geeft informatie en inzicht in wat vanuit de medewerkers gezien storende factoren zijn in het streven naar kwaliteit in het werk, inzicht in de kwaliteit van het management, een inventarisatie van knelpunten in het werk en het bieden van mogelijkheden tot oplossingen, inzicht in de ervaren werkdruk en oorzaken hiervan en inzicht waar medewerkers tevreden over zijn (Westerhof, 2006) Medewerkerstevredenheid: De mate, waarin het werk overeenkomt met de behoeftes en verwachtingen die medewerkers hebben ten aanzien van het werk. Werk zorgt voor tevredenheid als het in voldoende mate tegemoetkomt aan wat de medewerker wil, waardeert of verlangt (theorie van Locke, 1976) De oorsprong van medewerkerstevredenheid bevindt zich in de Hawthorne studie. Tussen 1924 en 1932 zijn er een aantal experimenten uitgevoerd in een fabriek van General Electric. Men wilde onderzoeken wat het effect was van verlichting op de productiviteit van medewerkers. Het bleek dat niet zozeer de verlichting, maar juist de aandacht voor medewerkers leidde tot een hogere productiviteit. Tot die tijd werd gedacht dat enkel beloning en een strakke aansturing productiviteit zou kunnen verhogen. Toen uit het onderzoek duidelijk werd dat de productiviteit in sterke mate vergroot kon worden door de gevoelens en motivatie van de arbeiders, was de interesse voor medewerkerstevredenheid geboren. (Effectory, 2011) Sinds de Hawthorne studie is er veel onderzoek gedaan naar de tevredenheid van medewerkers. Hierdoor zijn er meerdere definities gevormd voor het begrip medewerkerstevredenheid. In de kern houden zij allemaal hetzelfde in, namelijk het gevoel van welbevinden dat iemand door zijn werk ervaart. Dit welbevinden is een positief emotionele staat die de medewerker ervaart door zijn of haar gevoel over de werkzaamheden en/of de organisatie. Hoe een medewerker zijn welbevinden beoordeelt, is afhankelijk van het referentiekader dat hij bewust of onbewust hanteert. (Effectory, 2011)
Factoren medewerkerstevredenheid Naast aangeboren talent en aangeleerde kennis en vaardigheden bepalen vele factoren de tevredenheid van een medewerker. Hierbij valt te denken aan het soort werk, de opleiding, de communicatie tussen collega’s, de managementstijl, arbeidsvoorwaarden, de persoonlijke omstandigheden en toekomstperspectief (van der Voordt, de Been, 2011). Om de medewerkerstevredenheid grondig te analyseren wordt het begrip in onderzoeken doorgaans onderverdeeld in verschillende dimensies. Volgens de theorie van psycholoog Abraham Maslow is getracht te verklaren waarom mensen op een bepaalde manier handelen. Het handelen geschiedt op basis van vijf behoeften, die leiden tot tevredenheid. Deze behoeften zijn achtereenvolgens lichamelijke behoeften, de behoefte aan veiligheid en zekerheid, de behoefte aan sociaal contact, behoefte aan waardering en kennis en als laatste de behoefte aan zelfontplooiing (figuur 4.15). Maslow stelt dat een bovenliggende behoefte pas vervuld kan worden indien aan de onderliggende behoefte(n) is voldaan. Een baan, die deze psychologische behoeften vervult, zal tot tevredenheid leiden. Het zijn vooral de aard en de inhoud van het werk die deze mogelijkheid moeten bieden (Weggeman et al., 1999). In de wetenschap is veel kritiek op de piramide van Maslow, waarin het grootste punt gaat over de twijfel van de strakke hiërarchische structuur van behoeften en het onheldere verband tussen de behoeften en gedrag van mensen. Het model voor dit onderzoek geeft echter wel een indicatie in de volgorde van behoeften.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
39
H4
Theorie
Een medewerker kan verschillende niveaus van tevredenheid voelen ten opzichte van de diverse dimensies. De dimensies van tevredenheid kunnen weergegeven worden als een boomstructuur. Het negatief beoordelen van een bepaalde dimensie hoeft niet automatisch te betekenen dat alles negatief beoordeeld wordt. Zo kan een medewerker ontevreden zijn over zijn beloning, maar tevreden zijn over arbeidsomstandigheden en collega's. Indien deze medewerker bewust of onbewust meer waarde hecht aan arbeidsomstandigheden en collega's dan aan beloning, zal hij over het algemeen toch tevreden zijn.
Figuur 4.15: De piramide van Maslow, 1954
De dimensies van Maslow worden in huidige Medewerkerstevredenheid Onderzoeken (MTO) vertaald in een aantal meetbare factoren. Elke factor vormt een uitgangspunt voor het opstellen van de benodigde vragen, die binnen dat thema vallen. Alle factoren bij elkaar zullen een compleet beeld genereren van de algehele tevredenheid, waarbij overzichtelijk de verschillen in tevredenheid tussen de factoren geïdentificeerd kunnen worden. De onderverdeling in verschillende factoren levert dus een meerwaarde op in relatie tot het opstellen van de juiste vragen, het genereren van een compleet onderzoek (alle facetten behandeld) en het creëren van analyseerbare verschillen. In Nederland zijn verschillende adviesbureaus en organisaties die MTO’s aanbieden en uitvoeren voor een organisatie. Elke organisatie hanteert min of meer dezelfde factoren voor het analyseren van de medewerkerstevredenheid, echter worden de factoren op een andere manier gedefinieerd of vallen verschillende factoren bij de één onder een gemeenschappelijke factor en bij de ander verdeeld in meerdere factoren en visa versa. Uit de opgestelde factoren van bureau Sigra dienstverlening, adviesbureau CAB, adviesbureau MWM2 en adviesbureau Effectory zijn 10 factoren gedefinieerd, die als kader dienen voor dit onderzoek (figuur 4.16).
Figuur 4.16: Overzicht factoren die de medewerkerstevredenheid bepalen (bron: Effectory,2011)
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
40
H4
Theorie
Tabel 4.6: Tien factoren van medewerkerstevredenheid (bronnen o.b.v. verschillende adviesbureaus)
De tien factoren die de medewerkerstevredenheid binnen een organisatie bepalen. Inhoud van het werk: is belangrijk voor de werkmotivatie van de medewerkers. Aspecten als verantwoordelijkheid, zelfstandigheid, afwisseling, aansluiting bij kennis en vaardigheden zijn belangrijk voor de waardering van de inhoud van het werk. Werkbelasting: gaat over de fysieke en psychische omstandigheden van de functie, ofwel de ervaren werkdruk. Informatie & Communicatie: spelen een grote rol bij de tevredenheid van het personeel. Communicatie is niet alleen het overbrengen van een boodschap, maar ook de wijze waarop deze boodschap wordt gebracht is bepalend voor de sfeer, de cultuur en de collegialiteit in een organisatie. Sociale Veiligheid: de bescherming of het zich beschermd voelen tegen gevaar dat veroorzaakt wordt door of dreigt vanuit menselijk handelen in de werkomgeving. Leiderschap: het geven van instructies en sociaal-emotionele ondersteuning van de leidinggevende naar de medewerkers verstaan. De manier waarop instructies gegeven worden en de wijze van ondersteuning hebben invloed op de tevredenheid van medewerkers. Organisatiecultuur: de gemeenschappelijke verzameling van normen, waarden en gedragsuitingen die gedeeld worden door de leden van de organisatie; de ‘sociale lijm’ die de leden aan elkaar en aan de organisatie bindt. Arbeidsvoorwaarden: de beloning van de medewerkers. Een beloning heeft pas betekenis voor het individu, wanneer het wordt vergeleken met de beloning van anderen in relatie tot binnen en buiten de organisatie en met het werk dat wordt verricht. Ontwikkelingsmogelijkheden: worden door een organisatie ingezet om de continuïteit van de organisatie te waarborgen. Het richt zich op de gewenste kwantitatieve en kwalitatieve personele behoefte, om ook in de toekomst organisatiedoelen te kunnen realiseren. Werkomstandigheden: moet men denken aan de omgeving waarin het werk verricht wordt en aan de veiligheid van de werkplek. Zeggenschap in beslissingen: gaat om de invloed en een stem hebben op beslissingen die de werknemer treft. Dit leidt tot een betere benutting van talenten, waardoor de tevredenheid, motivatie en inzet stijgt, wat positieve effecten heeft op de kwaliteit en kwantiteit van het werk.
In relatie tot het model voor de prestaties van een organisatie (van der Voordt, 2003) kunnen de tien genoemde factoren worden ondergebracht onder de aspecten vastgoed, organisatie en processen. Al deze factoren die invloed hebben op de medewerkerstevredenheid hebben ieder dus hun directe dan wel indirecte invloed op het presteren van een organisatie. De medewerkerstevredenheid is dus van invloed op de directe en indirecte prestaties van de organisatie op winstgevendheid, productiviteit en onderscheidend vermogen.
Medewerkerstevredenheid in relatie tot de fysieke omgeving Vanuit het vakgebied van het vastgoedadvies wordt het presteren van een organisatie en hierbij het verhogen van de medewerkerstevredenheid benaderd vanuit het aanpassen en verbeteren van de fysieke omgeving. De fysieke omgeving is één van de factoren, die wordt geanalyseerd bij het meten van de medewerkerstevredenheid. De werkomstandigheden hebben betrekking op de fysieke omgeving waarin men zich tijdens zijn werkzaamheden bevindt. Dit is in het ziekenhuis voor alle medewerkers die werkzaam zijn rond een operatie, de operatie afdeling. Dit onderzoek legt het accent op de invloed van de fysieke omgeving op de medewerkerstevredenheid over het ruimtelijke kader van de operatie afdeling. Om voldoende diepgang in dit aspect te verkrijgen, zal alleen het aspect ‘werkomstandigheden’ diepgaand worden onderzocht in de gestelde context. De andere factoren worden hierbij buiten beschouwing gelaten. Tijdens het onderzoek zullen de bevindingen (van respondenten uit enquêtes en interviews) wel worden getoetst aan de andere factoren die de medewerkerstevredenheid bepalen. Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
41
H4
Theorie
Medewerkerstevredenheid in relatie tot patiënt tevredenheid Diverse studies wijzen uit dat er een positieve correlatie is tussen de patiënt en medewerkerstevredenheid (Bernhardt et al., 2000; Harter et al., 2002; Koys, 2003; Tornow and Wiley, 1991; Wagenheim et al., 2007). Hierdoor heeft de medewerkerstevredenheid meer aandacht gekregen voor onderzoekers. Er is geen twijfel over dat de medewerkerstevredenheid van kritiek belang is in de service industrie door de eigenschappen van deze industrie (Lam et al., 2001). Het leveren van een hoogstaand interne werkomgeving zal leiden tot tevreden medewerkers die zowel loyaal zijn aan de organisatie als in staat zijn tot het leveren van uitstekende service voor de patiënt, dat zal resulteren in tevreden patiënten. (Chi et al., 2009). Deze stelling is tevens bewezen in de afstudeerscriptie van D. van der Burg, waarbij de verhoging van arbeidsproductiviteit door middel van de patiënttevredenheid wordt beïnvloed. (p. 74 van der Burg, 2011)
Medewerkerstevredenheid in relatie tot de arbeidsproductiviteit De medewerkerstevredenheid staat in verbinding met de arbeidstevredenheid en arbeidsproductiviteit (van der Burg, 2011). Studies laten zien dat de fysieke omgevingsfactoren zowel invloed op de medewerkerstevredenheid als op de arbeidsproductiviteit hebben. Wanneer medewerkers een hogere tevredenheid over hun werksituatie bezitten, dan heeft dit automatisch een positief effect op de arbeidsproductiviteit (van der Voordt, Been, 2010). In verschillende studies is de invloed van de fysieke factoren op de arbeidsproductiviteit gemeten, waarbij met een percentage de verhoging/verlaging van een bepaalde fysieke factor in relatie tot de arbeidsproductiviteit aangeduid wordt. De medewerkerstevredenheid kan in verschillende casestudies ook met deze methode onderzocht worden (van der Burg, 2011). Vanuit de bedrijfseconomie is het interessant om de focus te leggen op de correlatie tussen de medewerkerstevredenheid en de arbeidsproductiviteit. Hierbij vormt de medewerkerstevredenheid een middel tot productiviteitsverbetering. Op deze wijze kan dan helder worden wat het effect (op financieel gebied) is van een verhoogde medewerkerstevredenheid door middel van de fysieke omgeving op de arbeidsproductiviteit is. Op deze manier kan men de overwegingen tot investering in de fysieke omgeving afwegen aan de terugverdientijd wat door de verhoging van de arbeidsproductiviteit behaald zal worden. Dit is echter niet het enige punt wat in acht moet worden genomen, want medewerkerstevredenheid bevat veel meer waarde dan een middel tot productiviteitsverhoging. De mate van tevredenheid van medewerkers vormt tevens een middel voor het binden van personeel, het verbeteren van imago, het verminderen van verzuim, betrokkenheid van de medewerkers en de klantgerichtheid van een team (Effectory, 2011). Al deze factoren hebben naast de productiviteit effect op de omzet van een organisatie. Het is dus erg lastig meetbaar een direct financieel verband te leggen tussen de verhoogde arbeidsproductiviteit en de opgeleverde omzet, aangezien deze factoren ieder afhankelijk van de organisatie en tijdsdimensie een andere weging met zich meebrengen in de totale medewerkerstevredenheid. Een dergelijke meting van elke factor met het financiële verband naar de omzet zou dus organisatie afhankelijk zijn en is vrijwel onmogelijk om één lijn in te vinden.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
42
H4
Theorie
Figuur 4.17: Het verband tussen de factoren die de medewerkerstevredenheid bepalen en hoe ze invloed op de factoren van prestatieverbetering en dus gegenereerde omzet hebben. (bron: o.b.v. van der Voordt, Been, 2010)
Goed empirisch te meten en te bewijzen is de invloed van één factor op de medewerkerstevredenheid. De gegenereerde resultaten uit de data kan vervolgens naast de jaarlijkse omzet gelegd worden. Dit zal dus geen betrouwbaar verband opleveren, aangezien de medewerkerstevredenheid van meer prestatiefactoren afhankelijk is. Wel geeft het onderzochte aspect veel inzicht in het verband tussen de investering in bepaalde fysieke factoren en het effect hiervan op de medewerkerstevredenheid.
4.2.4 MEDEWERKERSTEVREDENHEID I.R.T. DE FYSIEKE OMGEVING In dit hoofdstuk zal antwoord worden gegeven op de volgende sub-onderzoeksvraag: Welke factoren die invloed hebben op de medewerkerstevredenheid zijn gerelateerd aan de fysieke omgeving? Om de factor ‘arbeidsomstandigheden’ van de medewerkerstevredenheid aan de hand van een volledig instrument te kunnen meten is het van belang inzicht te krijgen in de huidige kennis op dit gebied. Aan de hand van verschillende geanalyseerde en reeds ontwikkelde meetmethoden en instrumenten zal samen met de literatuurstudie over de gebouwde omgeving een onderzoeksinstrument ontwikkeld worden dat door middel van de gekozen factoren gebruikt gaat worden voor de uitgekozen cases.
Evidence Based Design & Healing Environment In de literatuur is veel onderzoek bekend over het meten van de gebruikerstevredenheid (patiënt) in ziekenhuizen in relatie met de fysieke omgeving. Dit komt vooral voort uit de lijn van de wetenschappelijke benadering Evidence Based Design (EBD), een methode die ervoor moet zorgen dat kwalitatieve en kwantitatieve omgevings- en ruimtekwaliteiten in ziekenhuizen en zorginstellingen verbeteren. ‘Evidence Based Design refers to the process of creating healthcare buildings, informed by the best available evidence, with the goal of improving outcomes and of continuing to monitor the success of designs for subsequent decision-making’ (Ulrich e.a., 2004).
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
43
H4
Theorie
De wetenschappelijke fundering van het Evidence Based gezondheidsontwerp wordt steeds sterker. De Taxes A&M University en de Georgia Institute of Technology identificeerde bijna 700 wetenschappelijke studies, over hoe de architectuur van ziekenhuizen de gezondheid beïnvloed. Het ‘Center for Health Systems and Design’ van de A&M University in Taxes is op het gebied van de EBD de koploper. Veel wetenschappelijk bewijs toont dat goed een ontwerp van een ziekenhuis door zijn fysieke omgeving betere klinische uitkomsten stimuleert, de veiligheid verhoogt en de stres reduceert voor zowel de patiënten als de medewerkers (Ulrich, 2006). Het groeien van het belang voor EBD op het gebied van zorgvastgoed is in de laatste jaren in Nederland het gevolg van een aantal trends. De patiënten worden kritischer, eisen meer service en hebben vaak ook meer te besteden. Met het langzaam openen van de zorgmarkt spelen ziekenhuizen hierop in door de omgeving vriendelijker te maken, zodat patiënten zich sneller thuis voelen. Er komt meer aandacht voor de kwaliteit van ziekenhuizen. We zijn de afgelopen jaren opgeschrikt door onder andere ziekenhuis bacteriën, grove medische fouten tijdens en na operaties, verkeerd en teveel toedienen van medicijnen en kruisinfecties. Een andere trend is de oplopende kosten voor onze zorg in Nederland en de reguleringen van de overheid, waardoor de ongelimiteerde financiering is gestopt. Er worden manieren gezocht om de kosten van de zorg te verlagen, zonder kwaliteit te moeten opofferen. Zorgaanbieders willen zich steeds nadrukkelijker onderscheiden op kwaliteit. Investeren in een beter ziekenhuis klimaat, wat tevens een positief effect kan hebben op het genezingsproces van de patiënt, heeft een grote aantrekkingskracht op potentiële klanten en medewerkers (CBZ, 2008). Naast het EBD vindt parallel ook een vergelijkbare methode plaats in de geneeskunde met zijn Evidence Based Medicine. Dit is de praktijk van onderzoek doen, naar bijvoorbeeld nieuwe medicijnen, door middel van experimenten (zoals twee groepen mensen, één het echte medicijn, de ander een placebo). (W. Tooren, 2010) De laatste jaren is er een sub stroom in de architectuur gekomen, die wordt aangeduid als de ‘Healing Environment’. Om een succesvol Healing Environment te kunnen bereiken moet gericht onderzoek verricht worden en ontworpen worden op kennis gebaseerde planning en vormgeving. Een Healing Environment is een omgeving die therapeutisch werkt en mogelijkheden biedt voor sociale ondersteuning, een efficiënte werkomgeving voor het medische personeel en voldoende rustpunten voor gestreste gebruikers. Een ontwerper zal met een goed geïnformeerde opdrachtgever met behulp van EBD beslissingen kunnen nemen over het ontwerp. Daarbij moet kritisch worden omgegaan met de beschikbare informatie, de beschikbare gegevens zijn vaak anders doordat elk project uniek is. Uiteindelijk moet ook het voordeel van EBD worden aangetoond in toegenomen economisch rendement, productiviteit en klantentevredenheid. (Poppe, 2007). De trend van het EDB schuift de lijn van de grootschalige gebouwcomplexen met een institutionele en utilitaire uitstraling opzij en past niet meer in het huidige denken. Naast de gebruikelijke focus op functionaliteit en effectiviteit in de zorgprocessen groeit het belang van de gebruiker en diens welbevinden in de zorgomgeving. Het EDB ondersteunt tevens het groeiend bewustzijn, dat de gebouwde omgeving een positief effect heeft op de gezondheid en welbevinden van de patiënten en, zeker niet onbelangrijk, het personeel en de bezoekers, waardoor de beleveniswaarde van gebouwen en de directe dan wel indirecte invloed van de fysieke omgeving op de gebruikers, steeds serieuzer wordt genomen (CBZ, 2008). Het inbrengen van EBD, en de kansen die het biedt voor het ontwerp, zal moeten worden gedaan in een vroeg stadium van het ontwerpproces. De ontwikkelde instrumenten op basis van het EBD moeten in de initiatieffase en het voorontwerp ingebracht worden. Daarnaast zou het ook in het Programma van Eisen opgenomen kunnen worden, maar dit is nu afhankelijk van de opdrachtgever en zijn wensen voor de eindgebruiker. Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
44
H4
Theorie
Op basis van het EBD zijn de afgelopen jaren reeds verschillende onderzoeken uitgevoerd naar de beleving en het welbevinden van de patiënt in relatie tot de fysieke zorgomgeving. Minder onderzoek op het gebied van de zorgomgeving is uitgevoerd door het meten van de medewerkerstevredenheid. Medewerkers hebben een heel andere relatie met het gebouw. Zij moeten werken in het gebouw en voor hen is het geen verblijfsgebouw. Verder hebben zij ook een heel andere emotionele beleving van het gebouw. Zij doen er hun werk en het is niet de plaats die met hun gezondheid wordt geassocieerd. Onderzoek naar de medewerkerstevredenheid in zorgvastgoed wordt in relatie met de ontwikkelingen in de komende dertig jaar steeds belangrijker door lopende trends als groeiende zorgvraag, tekort aan personeel en groeiende werkdruk (zie hoofdstuk 2.1 Context). Daarbij heeft onderzoek uitgewezen dat de medewerkerstevredenheid direct invloed heeft op de patiënt tevredenheid, wat hier dus een voorwaarde voor vormt. (hoofdstuk 4.2.3 Factoren Medewerkerstevredenheid)
De indirecte invloed van de fysieke omgeving op de gebruiker In een studie van het College Bouw Zorginstellingen wordt aangegeven, dat de gebouw gebonden aspecten van de fysieke zorgomgeving uiteindelijk niet doorslaggevend zijn voor de kwaliteit van de zorg. Goede (medische) behandeling en diagnostiek, adequate verpleging en verzorging, professionaliteit, communicatie en bejegening van personeel, zijn van veel grotere invloed. Dit alles neemt niet weg dat het van groot belang is om nadrukkelijk aandacht te besteden aan de effecten van de fysieke zorgomgeving (CBZ, 2008), zo stelt het CBZ. Dit impliceert dat de fysieke omgeving wel in het belang is voor andere aspecten, zoals medewerkerstevredenheid. Maar in dit geval oefent de fysieke omgeving wel indirect invloed uit op de kwaliteit van de zorg, via de medewerkerstevredenheid. Omdat er nog geen onderzoek bekend is waarbij de medewerkerstevredenheid in relatie tot de fysieke omgeving in de operatie afdeling gemeten wordt, zullen een aantal onderzoeken geanalyseerd worden die de gebruikerstevredenheid hebben gemeten in de zorgsector, maar ook andere vastgoedsectors. In het tevredenheidsonderzoek in relatie tot de fysieke omgeving kunnen verschillende factoren ofwel omgevingsaspecten met het accent op de patiënten tevredenheid tevens gelden voor het meten van de medewerkerstevredenheid. In het vooronderzoek zijn daarom een aantal studies met betrekking tot patiënten tevredenheid in ziekenhuizen geanalyseerd. Daarnaast zijn onderzoeken voor het meten van de medewerkerstevredenheid (door de beschikbaarheid) in andere vastgoedsectoren geanalyseerd. In de studie van het CBZ wordt gesteld, dat de invloed van de fysieke omgevingskenmerken op directe en indirecte wijze kan plaatsvinden. Directe invloed verwijst naar de rechtstreekse effecten op de mens (zoals hygiëne en veiligheid). Aspecten die samenhangen met de basale menselijke behoeften om te kunnen overleven. De indirecte invloed van de fysieke omgeving wordt bepaald door diverse psychologische processen. Deze processen hebben gemeenschappelijk dat het niet zozeer de objectieve, maar eerder de subjectieve omgeving (de omgeving zoals waargenomen en geïnterpreteerd) is die het proces stuurt. Gevolg hiervan is dat het effect voor ieder individu en zelfs voor verschillende situaties of tijdstippen niet hetzelfde hoeft te zijn. Volgens het onderzoek van Bell et al (2001) en De Kort (2002) in CBZ (2008) is de indirecte invloed van de fysieke omgeving via psychologische processen, waarvan stress gezien wordt als één van de belangrijkste, vele malen groter dan de directe invloed van de fysieke omgeving.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
45
H4
Theorie
In figuur 4.18 zijn de psychische processen en factoren waarlangs de fysieke omgeving de gezondheid en het welzijn kan beïnvloeden zichtbaar gemaakt.
Figuur 4.18: Psychische processen en factoren waarlangs de fysieke zorgomgeving de gezondheid en het welzijn van de gebruiker kan beïnvloeden (bron o.b.v. CBZ, 2008).
Vanwege de nauwe onderlinge samenhang en interactie van diverse psychologische processen is enige overlap tussen de factoren te verwachten. ‘Stress’ is één van de belangrijkste factoren die de gezondheid en het welzijn van mensen kan beïnvloeden. De fysieke/gebouwde omgeving is slechts één van de mogelijke bronnen van stress, naast bijvoorbeeld persoonlijke stressors (ontslag, scheiding, e.d.) of specifieke gebeurtenissen (ziekte). Bij stressors die samenhangen met de gebouwde omgeving kan gedacht worden aan ‘ambient’ stressors (zoals lawaai, temperatuur), gebrek aan privacy en druktebeleving (‘crowding’) (CBZ, 2008). Een drietal algemene ruimtelijke principes die gelieerd kunnen worden aan stress zijn: stimulatie, coherentie en affordances (Evans & McCoy, 1998; Heerwagen, 2008). Met stimulatie wordt de hoeveelheid informatie en prikkels bedoeld, die op de menselijke gebruiker afkomt. In deze context valt te denken aan: kleuren, geuren, geluid, de objecten in de ruimte en de toegepaste vormen van objecten, de lay-out van de ruimte. Mensen functioneren het beste bij gemiddelde niveaus van stimulatie. Teveel stimulatie leidt tot stress en te weinig tot verveling. Coherentie refereert aan de helderheid en begrijpelijkheid van gebouwelementen en vorm. Het begrip affordances heeft betrekking op de waargenomen en werkelijke eigenschappen van een object, met name die fundamentele eigenschappen, die bepalen hoe het object gebruikt moet worden. Hoe een deur opengaat, waar een trap eindigt, etc. Stress heeft veel invloed op de aspecten controle en veiligheid in relatie tot de fysieke omgeving. Door mensen te informeren door middel van duidelijke bewegwijzering, informatieborden of voice overs kan de ervaren stress gereduceerd worden (Kopvol architecten). ‘Ervaren controle’ over situaties is een belangrijke component binnen het stressmodel. Een gebrek aan ervaren controle kan stress verhogend werken en het welzijn negatief beïnvloeden en wordt geassocieerd met depressie, passiviteit, hoge bloeddruk en verlaagde afweer (Ulrich, 1992; Devlin & Arneill, 2003). Concrete omgevingsfactoren die bijdragen aan het verlies aan controle zijn bijvoorbeeld verwarrende bewegwijzering (desoriëntatie), lawaai, het ontbreken van privacy en het ontbreken van uitzicht. Ruimtelijke aspecten, die samenhangen met het kunnen beïnvloeden van de fysieke omgeving zijn bijvoorbeeld de mogelijkheid tot het reguleren van de privacy als de situatie daar om vraagt, zelf de Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
46
H4
Theorie
temperatuur, ventilatie en (daglicht)toetreding te regelen, of de mogelijkheid tot het personaliseren van de omgeving. ‘Sociale interactie en sociale steun’ gaat tevens om het kunnen reguleren van de interacties, oftewel de mogelijkheid om te kiezen tussen alleen zijn en samen zijn, en het soort interactie (een praatje of een persoonlijk gesprek). In algemene zin biedt sociale interactie mensen ontspanning en afleiding, het werkt stimulerend en niet in de laatste plaats biedt het mensen steun. ‘Privacy’ vormt een belangrijk onderdeel in de fysieke omgeving. Gebrek aan privacy kan leiden tot het verlies van controle en autonomie. Privacy blijkt van belang voor een positieve beleving van de ruimte. Zowel de mate van visuele toegang (hoeveelheid zicht op de ruimte) als de mate van visuele blootstelling (mate waarin men zichtbaar is voor anderen) blijken van invloed te zijn op de privacy beleving (Archea, 1977). Nauw verwant aan privacy is de beschikking hebben over een eigen territorium, een eigen gebied of ruimte waar men de ‘beheersing of controle’ over heeft, ook wel personalisatie genoemd. Andere ruimtelijke aspecten zijn auditieve privacy (geluidsoverdracht tussen ruimtes en het afluisteren van gesprekken voorkomen) en visuele privacy (zichtlijnen) in privacy gevoelige ruimtes zoals patiëntenkamers, spreekkamers, onderzoeksruimtes, ontvangstbalie, sanitair, e.d. ‘Negatieve emoties’ zoals ‘crowding’/druktebeleving, agressie, angst die de fysieke omgeving kan oproepen beïnvloedt zowel het gedrag als de stemming van de mensen en hoe ze zich voelen (Dijkstra, e.a., 2008). Er zijn drie intermediaire factoren, waarvan bekend is, dat ze de druktebeleving en daaruit voortvloeiende negatieve effecten op welbevinden en gezondheid kunnen beïnvloeden (van den Berg, 2007). Het gaat hierbij om persoonskenmerken (behoefte aan sociaal contact/affiliatiebehoefte, verwachtingen, voorkeuren en normen, geslacht, gewenning aan drukke situaties, e.d.), culturele factoren, sociale en contextuele factoren (aanwezigheid en het gedrag van anderen, de informatievoorziening) en fysieke factoren (bewegwijzering, overzicht) ‘Gezondheids-bevorderend gedrag’ kan worden gestimuleerd door de fysieke omgeving en een gezonde leefwijze te stimuleren, dan wel negatieve gewoonten te doorbreken. ‘Restoratieve effecten’, ofwel rustgevende omgevingen zoals ontspanning, rustgevende of herstellende effecten van o.a. natuur, is sterk in opmars. Natuurlijke omgevingen worden als rustgevender waargenomen dan niet-natuurlijke omgevingen. Contact met de natuur leidt daadwerkelijk tot sneller en meer compleet herstel van stress dan contact met stedelijke omgevingen (Van den Berg, 2007). Het hoeft hierbij niet te gaan om fysiek contact met de natuur, ook alleen het kijken naar afbeeldingen van natuur of zelfs alleen maar het denken aan natuur kan mensen tot rust brengen.
Onderzoeken gebruikerstevredenheid Sinds de opgekomen trend van het EBD zijn er verschillende studies en onderzoeken uitgevoerd naar de invloed van de fysieke omgeving op de gebruikerstevredenheid. Om tot een compleet onderzoeksinstrument te komen zijn een aantal van de reeds ontwikkelde en gebruikte onderzoeksinstrumenten op een rij gezet.
KOPVOL In een reeds uitgevoerd onderzoek (2010) van bureau Kopvol architecture & psychology zijn vijf academische ziekenhuizen en zes psychosociale zorginstellingen in Nederland geanalyseerd en meer dan vijftig experts geïnterviewd. Het doel hiervan was het ontwikkelen van een architectonisch prototype met de zeven belangrijkste ruimtelijke factoren, die de beleving van kankerpatiënten Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
47
H4
Theorie
beïnvloeden. Hierbij is gebruik gemaakt van mental maps; patiënten hun bezoek aan het ziekenhuis laten reproduceren en laten beschrijven wat hun beleving en gedachten waren bij elke ruimte, die ze in het ziekenhuis passeerden. In figuur 4.19 zijn de zeven belangrijkste aspecten die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, beschreven.
Figuur 4.19: KOPVOL, Zeven belangrijkste aspecten aangaande kankerpatiënten en hun beleving van de fysieke omgeving in het ziekenhuis.
CBZ, kwaliteit fysieke zorgomgeving In de publicatie van 2008 heeft het College Bouw Zorginstellingen een studie uitgevoerd naar de indirecte invloed van de fysieke omgeving op de mens en een reeks omgevingsvariabelen beschreven waarvan bewezen, dan wel zeer aannemelijk is, dat ze een bijdrage leveren aan het welzijn van de gebruikers en de kwaliteit van de ruimtelijke omgeving bevorderen. Deze aspecten kunnen ieder een positieve dan wel negatieve bijdrage leveren aan de belevenis van de fysieke omgeving.
OAZIS OAZIS is een onderzoeksinstrument, ontwikkeld door het Centrum Zorg en Bouw (voorheen Bouwcollege) van TNO. OAZIS staat voor Onderzoek Aantrekkelijkheid Zorgomgevingen met behulp van de Impact Scan. OAZIS vormt een instrument om door middel van een vragenlijst inzicht te krijgen in alle omgevingsvariabelen, die een positieve impact hebben op de (zieke) mens in termen van herstel, welzijn en tevredenheid. Het biedt een directe toetsingsmogelijkheid om te bepalen in welke mate een bestaand gebouw, een afdeling of een ontwerp rekening houdt met de positieve impact van diverse omgevingsvariabelen (TNO, 2010)
STAGG De Stichting Architectenonderzoek Gebouwen Gezondheidszorg (Stagg) heeft in 2001 een onderzoeksinstrument ontwikkeld, dat het doel heeft de wensen van de gezondheidszorgconsument beter te leren kennen en het patiënten perspectief in te brengen bij het ontwikkelen van bouwplannen. Hiervoor is de huidige literatuur (tot 2001) geanalyseerd en zijn patiëntenorganisaties zelf benaderd om aan te geven hoe de relatie tussen de fysieke zorgomgeving en de patiënt als gebruiker is. Het ontwikkelde instrument is bruikbaar tijdens de verschillende fasen van het bouwproces (programma van eisen, ontwerp). (STAGG, 2001) Het instrument bestaat uit acht factoren (tabel 4.7) die betrekking hebben op het welbevinden van de patiënt in relatie tot de fysieke zorgomgeving.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
48
H4
Theorie
Tabel 4.7: Verschillende onderzoeksinstrumenten met hun aspecten.
CBZ 2008, Kwaliteit fysieke zorgomgeving (zieke) mens
OAZIS (zieke) mens (8.personeel)
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Licht (daglicht en kunstlicht) Ramen en uitzicht Geluidsniveau Type patiëntenkamer Orientate en routing (lay-out) Luchtkwaliteit (temperatuur, ventilatie) Natuur Interieur overige omgevingsvariabelen
privacy en autonomie ramen en uitzicht comfort en controle faciliteiten en voorzieningenniveau oriëntatie en routing interieur natuur personeel
Scriptie C. Poppe
Scriptie D. van den Burg
(zieke) mens (8.personeel) 1. Prikkel .- kleurstelling .- vormgeving .- uitzicht 2. Samenhang .- vormgeving .- inpassing op locatie .- kleurgebruik .- maatvoering .- materiaalgebruik 3. Duidelijkheid .- gebruik v/h gebouw .- routing .- bereikbaarheid .- plattegronden .- interne oriëntatie .- toegankelijkheid 4. Beheersing .- controle binnenklimaat .- eigen beheersing klimaat .- privacy .- eigen plek/spullen/ruimte 5. Herstel .- voldoende ruimte .- voldoen faciliteiten
patiënt + personeel 1. Beïnvloeding omgeving 2. Sociale interactie / sociale steun 3. Privacy 4. Restoratieve effecten 5. Daglicht / kunstlicht 6. Uitzicht (natuur) 7. Reductie ongewenst geluid 8. Oriëntatie & Routing 9. Luchtkwaliteit 10 Afwerking gebouwde omgeving
Omgevingspsycholoog F. de Vos patiënt / personeel / bezoekers 1. Personeelsfaciliteiten 2. Functionaliteit en efficiëntie 3. Afleiding 4. Patiëntgerichte omgeving 5. Controle
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
STAGG patiënt 1. Autonomie 2. Privacy 3. Keuzevrijheid 4. Zelfredzaamheid 5. Territorium 6. Veiligheid 7. Oriëntatie 8. Sociaal Contact
Scriptie C. Meijling patiënt (polikliniek) 1. Bereikbaarheid en toegankelijkheid 2. Oriëntatie en bewegwijzering 3. Afleiding en faciliteiten 4. Kwaliteit ruimte 5. Controle en autonomie 6. Veiligheid 7. Privacy
49
H4
Theorie
Onderzoek F. de Vos Omgevingspsychologe Fiona de Vos heeft eind 2009 de effecten van het healing environment concept op het welzijn van de gebruikers in het Martini Ziekenhuis in Groningen gemeten. Als uitgangspunt voor het onderzoek heeft zij het concept ‘Healing Environment’ genomen. Dit conceptuele model is gebaseerd op uitgevoerde analyses van literatuuronderzoek en een voor- en nameting van een kinderziekenhuis in de Verenigde Staten (promotieonderzoek). Uit de literatuurstudies en analyses zijn negen dimensies gedefinieerd die de essentie van healing environment vormen gericht op de patiënt (Dekker, 2010). Hierbij vormt één van de negen dimensies ‘effectief en efficiënt personeel’ dat invloed heeft op het welbevinden van de patiënt. Deze dimensie wordt gevormd en beïnvloed door vijf aspecten (tabel 4.7). Deze kunnen een positief dan wel negatief effect uitoefenen op het welbevinden van het personeel.
Scriptie C. Poppe Cornelis Poppe (afstudeerstudent RE&H, TU Delft, 2007) heeft door middel van enquêtes onderzoek gedaan naar beleving van drie gebruikersgroepen bij vijf ziekenhuizen, namelijk patiënt, bezoeker en personeel. Op basis van de literatuur komt hij tot de conclusie dat het ontwerp en de inrichting van het zorggebouw gericht moeten zijn op het verminderen van factoren die stress verhogend werken. Uit het door hem uitgevoerde literatuuronderzoek komen drie factoren naar voren die stress verminderen, namelijk prikkel, beheersing en herstel. Deze worden door twee factoren aangevuld die het beeld ondersteunen van wat de gebruiker ervaart van de architectuur van het gebouw, de samenhang en duidelijkheid (Poppe, 2007).
Scriptie D. van den Burg Dirk van der Burg (afstudeerstudent RE&H, TU Delft, 2011) heeft een onderzoek uitgevoerd op de verpleegafdeling van ziekenhuizen. Door middel van tien gedefinieerde factoren die invloed hebben op de fysieke omgeving heeft hij de arbeidsproductiviteit en de patiënt tevredenheid gemeten. Dit heeft hij aan de hand van enquêtes en observatie/interviews uitgevoerd.
Scriptie C. Meijling Chris Meijling (afstudeerstudent RE&H, TU Delft, 2011) heeft in zijn onderzoek de patiënttevredenheid over de ontvangst- en wachtruimte van de poliklinieken in het ziekenhuis onderzocht. Om dit te kunnen onderzoeken heeft hij verschillende onderzoeken naar patiënttevredenheid met elkaar vergeleken en daaruit zijn eigen instrument ontwikkeld. Aan de hand van het instrument heeft hij enquêtes en interviews uitgevoerd bij bezoekers van de poliklinieken in vier verschillende ziekenhuizen. Hij heeft hierbij zeven thema’s gedefinieerd (tabel 4.7).
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
50
H5
Onderzoeksinstrument
H5
ONDERZOEKSINSTRUMENT
5. Onderzoeksinstrument
In dit hoofdstuk zal antwoord worden gegeven op de volgende sub-onderzoeksvraag: Op welke manier zijn de fysieke factoren die invloed hebben op de medewerkerstevredenheid over de operatie afdeling te meten?
5.1 VERGELIJKING ONDERZOEKEN GEBRUIKERSTEVREDENHEID Aan de hand van de voorgaande geanalyseerde onderzoeken naar het welbevinden en tevredenheid van de gebruikers in de zorgomgeving is een vergelijkend schema opgesteld, waarin duidelijk wordt, in hoeverre deze studies overlappen en verschillen. De vergelijkbaar gedefinieerde thema’s en aspecten van elke studie zijn in een gezamenlijk vak geplaatst die onder een nieuw gedefinieerde noemer vallen. In totaal zijn uit de geanalyseerde studies en onderzoeken 15 thema’s gefilterd, die van belang zijn voor het welbevinden van het personeel in een ziekenhuis. In figuur 5.1 zijn vijftien thema’s ofwel omgevingsvariabelen gedefinieerd, die invloed hebben op de fysieke werkomgeving in de operatie afdeling. Tijdens de ontwikkeling van het instrument werden verschillende overlappen tussen de thema’s duidelijk. Dit is te verklaren door de sterke samenhang die verscheidende thema’s met elkaar hebben. Het uitfilteren van deze overlappingen is lastig en tevens afhankelijk van de interpretatie van de definitie. Er is voor gekozen deze overlappingen te behouden om zo een compleet en volledig beeld van de invloedrijke omgevingsvariabelen op de fysieke werkomgeving te genereren. In geval van overlap wordt de betreffende stelling/vraag onder één van de thema’s geschaard. Omdat de meeste geanalyseerde onderzoeken zich specificeren op de doelgroep patiënt is het opgestelde schema nog getoetst aan de hand van een onderzoeksinstrument de ‘WODI toolkit’ wat staat voor Werk Omgeving Diagnose Instrument. Dit instrument, ontwikkeld door het Center for People and Buildings (Volker en van der Voordt, 2005), heeft het doel de medewerkers tevredenheid in relatie tot de fysieke kantooromgeving in kaart te brengen. Met de WODI toolkit is gecontroleerd of alle aspecten aangaande de ‘medewerkers tevredenheid’ in het ‘Onderzoeks Instrument Operatie afdeling’ zijn opgenomen. Uit het vergelijk is naar voren gekomen dat het thema ergonomie niet terug te vinden is in de onderzoeken en instrumenten met betrekking op de zorgomgeving. Toch is vanuit literatuur (A. Albayrak, 2008) en analyses van de operatie afdeling (Medisch Spectrum Twente) duidelijk geworden, dat ergonomie een belangrijke rol speelt in de tevredenheid van de medewerkers over de werkomgeving. De thema’s zijn daarom aangevuld met ‘ergonomie’. Het aspect ‘hygiëne’ is tevens niet uit de onderzoeken en instrumenten aangaande de zorgomgeving naar voren gekomen, waarbij het ook niet benaderd wordt in de WODI toolkit. Dit is te verklaren doordat de operatie afdeling een unieke afdeling is in het ziekenhuis waar uiterste aandacht wordt besteed aan het aspect hygiëne. Dit om eventuele bacteriële infecties tijdens de operaties te voorkomen. Door middel van speciale ventilatiesystemen wordt de steriliteit op de afdeling bewaard en stelt de gewenste steriliteit specifieke eisen voor de fysieke omgeving op die afdeling. Doordat dit aspect veel invloed uitoefent op de fysieke werkomgeving vormt het een onmisbaar thema om mee te nemen in het onderzoeksinstrument voor de operatie afdeling. Aangezien er na het vergelijk met de WODI toolkit nog overlapping tussen een aantal van de vijftien opgestelde thema’s zijn ontdekt, zijn een aantal thema’s samengevoegd tot elf thema’s.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
51
H5
Onderzoeksinstrument
Figuur 5.1: Vergelijking studie van omgevingsvariabelen van verscheidende onderzoeken en studies gecategoriseerd op 15 thema’s.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
52
H5
Onderzoeksinstrument
5.2 HET ONDERZOEKSINSTRUMENT Het opgestelde onderzoeksinstrument zal in totaal uit elf thema’s bestaan, die ieder als uitgangspunt dienen voor het opstellen van de benodigde vragen voor het empirisch onderzoek. Deze thema’s zullen tevens in de resultaten als leidraad dienen voor de te vormen conclusies. In tabel 5.1 is het onderzoeksinstrument met zijn elf thema’s en beschrijving van elk thema weergegeven. Tabel 5.1: De elf thema’s die vanuit de fysieke omgeving invloed uitoefenen op de medewerkerstevredenheid met hun kenmerken.
Elf Thema’s Vormgeving & Afmeting: De grootte en vorm van de ruimte en met welk materiaal deze is afgewerkt. Daglicht: Toegang tot daglicht en contact met de buitenwereld tijdens en rond de werkprocessen. Controle & Keuzevrijheid: De mogelijkheid tot invloed op de fysieke omgeving voor het optimaal doorlopen van het eigen werkproces. Recreatie & Ontspanning: Voldoende ruimte om te eten en te ontspannen tussen de werkprocessen. Privacy: De mogelijkheid om je terug te trekken in een (persoonlijke) ruimte met voldoende privacy. Veiligheid: De fysieke omgeving creëert voldoende veiligheid voor de medewerkers. Communicatie: Voldoende ruimtes en middelen voor de communicatie tussen de collega’s op professioneel en informeel gebied. Klimaat: De mate van temperatuur, licht, ventilatie, geluid is afgesteld op de eisen van het werkproces en de tevredenheid van medewerkers. Organisatie & Logistiek: De positie van de operatie afdeling, de organisatie van de ruimtes binnen de afdeling, en de werkproces routes door de afdeling. Hygiëne: De fysieke omgeving maakt de hygiënische eisen goed mogelijk zonder de werkprocessen te hinderen. Apparatuur & Ergonomie: Voldoende kwaliteit van het meubilair en apparatuur om zonder hinder de werkprocessen uit te kunnen voeren.
5.3 CONCLUSIES Vanuit de literatuurstudie over de medewerkerstevredenheid is een onderzoeksinstrument ontwikkeld, dat als input zal functioneren voor het empirisch onderzoek. Vanuit het kader van het medewerkerstevredenheid onderzoek, wat in de dagelijkse praktijk wordt toegepast, is de afbakening van de factor werkomstandigheden beschreven. Om dit aspect volledig te kunnen onderzoeken is een analyse uitgevoerd naar de psychologische factoren waarop de fysieke omgeving positieve dan wel negatieve invloed kan uitoefenen. Deze psychologische factoren spelen een grotere rol in de indirecte invloed op de tevredenheid over de fysieke werkomgeving, dan de directe invloed hierop. Om inzichtelijk te krijgen welke omgevingsvariabelen directe en indirecte invloed uitoefenen op de medewerkerstevredenheid is een analyse uitgevoerd naar verschillende onderzoeken en onderzoeksinstrumenten voor het meten van de gebruiker in het ziekenhuis. Hieruit zijn in een vergelijkende studie dertien thema’s gedefinieerd. Om te toetsen of de gedefinieerde aspecten voldoende aansluiten op de belangen van de medewerkers is een toetsende vergelijking gemaakt met de WODI toolkit, een ontwikkeld meetinstrument voor de medewerkerstevredenheid in de kantoorsector. Hieraan is een veertiende thema toegevoegd (ergonomie). Als laatste is vanuit de literatuurstudie van de operatie afdeling een vijftiende thema aan het onderzoeksinstrument toegevoegd welke een specifiek onderdeel vormt in de operatie afdeling (hygiëne).
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
53
H5
Onderzoeksinstrument
Het proces, dat heeft plaatsgevonden tot het komen van het onderzoeksinstrument, is in figuur 5.2 schematisch weergegeven. Het onderzoeksinstrument zal als leidraad fungeren voor het uitvoeren van het empirisch onderzoek. Het zorgt voor input bij het opstellen van de vragenlijsten voor de enquêtes en interviews. Het vormt de aandachtspunten waarop gelet moet worden tijdens de observaties en het zal zorgen voor overzicht in de resultaten uit het empirisch onderzoek. Aan de hand van de gethematiseerde resultaten kunnen de conclusies getrokken worden. In de beslissingswijzer zullen de fysieke factoren aan de hand van de thema’s gepresenteerd worden.
Figuur 5.2: Procesmatige aanpak waaruit het onderzoeksinstrument ontwikkeld is.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
54
H6
Empirie
H6
6. Empirie
EMPIRIE
6.1 De casestudies Voor het uitvoeren van het empirisch onderzoek is gebruik gemaakt van vijf case studies, waarvan er drie verdiept zijn geanalyseerd aan de hand van de enquête (tabel 6.1). Bij elke case studie zijn medewerkers / ontwerpers geïnterviewd. Bij vijf operatie afdelingen is een observatie uitgevoerd door middel van een rondleiding en visuele rapportage. De casestudies die gebruikt zijn voor de enquête zijn uitgebreider beschreven in hoofdstuk 6.4 Empirisch Onderzoek: De enquêtes. Tabel 6.1: De vijf case studies van het empirisch onderzoek.
Ziekenhuis
Locatie
Onderzoeksmethode
Städtisches Klinikum Brandenburg Jeroen Bosch ziekenhuis Medisch Spectrum Twente Rivierenland ziekenhuis Rijnstate ziekenhuis
Brandenburg, Duitsland Den Bosch Enschede Tiel Arnhem
observatie, interviews observatie, interviews, enquête observatie, interviews observatie, interviews, enquête observatie, interviews, enquête
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
55
H6
Empirie
6.2 Empirisch onderzoek: De observatie & interviews Bij het inventariseren welke thema’s vanuit de ontwikkeling en het gebruik een grote rol spelen in de fysieke omgeving van de operatie afdeling, zijn vijf observaties van operatie afdelingen en 28 interviews met deskundigen en gebruikers uitgevoerd. Aan de hand van deze empirische onderzoekstechnieken zijn in dit hoofdstuk de belangrijkste bevindingen beschreven. Voor een volledig overzicht van de kwalitatieve analyse van de interviews, wordt verwezen naar Bijlage III. In het empirisch onderzoek is bij vijf ziekenhuizen een visuele rapportage gemaakt (tabel 6.2). Aan de hand van de thematisering zijn de case studies geanalyseerd en de belangrijkste bevindingen hieronder kort uiteengezet. Voor een uitgebreide visuele (observatie)rapportage wordt naar Bijlage IV verwezen. Tabel 6.2: Uitgevoerde observaties met visuele rapportage
Naam Ziekenhuis
Locatie
Medisch Spectrum Twente Jeroen Bosch Ziekenhuis Rijnstate Ziekenhuis Rivierenland Ziekenhuis Städtisches Klinikum Brandenburg
Enschede Den Bosch Arnhem Tiel Brandenburg
Oplevering OA
Aantal OK’s
Datum observatie
1995 2011 1995 2005 2003
14 16 14 7 10
26-05-2011 20-10-2011 31-10-2011 30-11-2011 7-12-2011
Zoals beschreven in de empirische onderzoeksstrategie is door middel van de bevragingstechniek met themakaartjes duidelijk geworden hoe de twee doelgroepen, deskundigen en gebruikers, de thema’s prioriteren. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de bevindingen die gedaan zijn op basis van de interviews. Daarnaast zijn de prioritering van de thema’s met de verschillen en overeenkomsten tussen de doelgroepen geanalyseerd. Om het overzicht van de overeenkomsten en verschillen tussen de doelgroepen inzichtelijk te maken is gebruik gemaakt van het analyse instrument Atlas.ti.
6.2.1 DE GEÏNTERVIEWDE PERSONEN Voor het uitvoeren van de kwalitatieve analyse zijn 16 adviseurs en 12 gebruikers geïnterviewd. De deskundigen zijn onderverdeeld in de vier groepen architecten, onderzoekers, managers en technisch adviseurs. De gebruikers zijn onderverdeeld in functies werkzaam op de operatie afdeling, anesthesist, hoofd-OK, sectiehoofd-OK, anesthesie assistent, operatie assistent en coassistent. In bijlage III.I is een overzicht te zien van de geïnterviewde personen, hun functie en organisatie.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
56
H6
Empirie
6.2.2 PRIORITERING THEMA’S In tabel 6.3 en 6.4 zijn de resultaten te zien van de prioritering die elke geïnterviewde heeft gegeven. Uit de tabel is de prioritering per thema af te lezen. Aan de rechterzijde is een totaalscore weergegeven, waarbij door middel van een formule aan elke positie een bepaalde score wordt gekoppeld. Hoe hoger de prioritering, hoe hoger de score (pos. 1= x6, pos. 2= x5, … pos. 6= x1), hoe lager de prioritering, hoe negatiever de score (pos. 7= x -1, pos. 8= x -2, … pos. 11= x -5). Op deze wijze is inzichtelijk gemaakt wat de gemiddelde positie van elk thema is. Een kanttekening aan deze benaderingswijze is dat, gezien het aantal respondenten, het niet kwantitatief geanalyseerd kan en mag worden. Maar deze wijze geeft wel een benadering in de prioritering van elk thema aan. In dit geval wordt het als een indicatiemiddel ingezet. Het doel van de prioritering bij de deskundigen is meer inzicht te krijgen in welke thema’s de meeste relevantie hebben bij het ontwikkelproces rondom de operatie afdeling. Waar wordt in de conceptontwikkeling het eerst naar gekeken en welke thema’s worden van minder belang geacht. Het doel van deze prioritering bij de gebruikers is meer inzicht te krijgen in de relevantie van elk thema. Welke thema’s spelen het meest in het ziekenhuis waar men nu werkzaam is en werd dit anders ervaren in eerder gewerkte ziekenhuizen. Tabel 6.3: Overzicht van prioritering door de geïnterviewde deskundigen. Deskundigen
Prioritering (hoog --> laag)
Themas
PW
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
14 11 11 9 9 10 8 6 3 3 0
4 4 0 3 0 1 1 0 0 1 0
2 3 2 4 1 0 0 1 0 1 0
2 1 3 0 4 1 1 2 0 0 0
1 0 1 1 1 3 5 2 0 0 0
4 3 3 0 1 2 0 0 1 0 0
1 0 2 1 2 3 1 1 2 1 0
0 1 2 1 1 0 1 3 1 1 3
0 0 0 1 3 2 2 0 3 0 3
0 1 0 0 0 0 1 4 4 3 1
0 1 0 0 1 2 1 1 1 2 5
0 0 1 3 0 0 1 0 2 5 2
ORGANISATIE & LOGISTIEK HYGIENE APPARATUUR & ERGONOMIE VEILIGHEID KLIMAAT COMMUNICATIE VORMGEVING & AFMETING DAGLICHT RECREATIE & ONTSPANNING CONTROLE & KEUZEVRIJHEID PRIVACY
NW T Score
0 3 3 5 5 4 6 8 11 11 14
54 41 26 24 17 14 9 1 -29 -31 -42
Tabel 6.4: Overzicht van prioritering door de geïnterviewde gebruikers. Gebruikers Prioritering (hoog --> laag) Themas
PW
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
11 11 10 9 7 6 6 4 4 4 0
2 0 2 3 4 0 0 1 0 0 0
1 2 1 1 0 2 1 0 1 3 0
1 3 1 1 1 2 1 1 1 0 0
1 2 3 2 1 0 1 1 0 1 0
3 0 2 1 1 2 1 0 2 0 0
3 4 1 1 0 0 2 1 0 0 0
1 1 1 0 2 2 1 2 1 1 0
0 0 0 2 1 2 4 2 1 0 0
0 0 0 0 2 0 0 4 2 1 2
0 0 1 1 0 1 0 0 4 4 1
0 0 0 0 0 1 1 0 0 2 8
KLIMAAT APPARATUUR & ERGONOMIE COMMUNICATIE VEILIGHEID ORGANISATIE & LOGISTIEK VORMGEVING & AFMETING HYGIENE CONTROLE & KEUZEVRIJHEID RECREATIE & ONTSPANNING DAGLICHT PRIVACY
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
NW T score
1 1 2 3 5 6 6 8 8 8 11
32 31 30 28 23 7 2 -4 -12 -12 -50
57
H6
Empirie
6.2.3 BEVINDINGEN PER THEMA In dit hoofdstuk zullen per thema de belangrijkste bevindingen uit de interviews worden weergegeven en onderbouwd.
Organisatie & Logistiek Onder organisatie & logistiek verstaan we de positie van de operatie afdeling, de organisatie van de ruimtes binnen de afdeling, en de werkproces routes door de afdeling. De deskundigen beoordelen de organisatie en logistiek (plek 3) iets hoger dan de gebruikers (plek 5). Dit kleine verschil komt met name omdat de deskundigen meer vanuit het ontwikkelingsproces naar de organisatie en logistiek kijken en al bij het ruimtelijk programma van eisen ontstaan er vlekkenplannen, waarbij de organisatie van ruimtes gelinkt wordt aan de werkprocessen en de gestelde eisen en randvoorwaarden. De gebruikers kijken anders naar de organisatie & logistiek en onderkennen tevens dat het een belangrijk thema is. De ergernissen zijn echter groter bij andere thema’s, waarschijnlijk omdat deze een grotere invloed hebben op het fysieke gestel en op het sociaal contact, als deze niet op orde zijn. Uit de bevindingen zijn vijf aspecten naar voren gekomen die betrekking hebben op de organisatie & logistiek. Capaciteit ruimtes, omwegen vs. kortste route, slechte organisatie van ruimtes, gebruikersparticipatie en de ideale plattegrond.
Capaciteit ruimtes De technologische ontwikkelingen op de operatie afdeling zorgen ervoor dat veel behandeltrajecten korter worden en het aandeel dagbehandeling intensiever wordt. De OK’s kunnen in hun klassieke situatie multifunctioneel voor de dagbehandeling worden gebruikt. Er moet echter beter ingespeeld worden op de pro- en postoperatieve ruimtes, omdat hier ruimtegebrek ontstaat. De recovery blijkt nu vaak te klein, omdat de doorloop van patiënten in een hoger tempo gaat. Een oplossing is een tussenruimte, een soort opname/ontslagruimte waarbij mensen, weliswaar minder bewaakt, kunnen bijkomen van hun operatie voordat men naar huis gaat.
Omwegen vs. kortste route. Zowel de deskundigen als de medewerkers vinden het van groot belang dat de werkprocessen zo efficiënt mogelijk doorlopen kunnen worden door een optimale aanpassing van de fysieke omgeving. Er zal namelijk snel onvrede zijn als door de fysieke omgeving omgelopen of te ver gelopen moet worden, om het werkproces te kunnen doorlopen. Het zorgt er tevens voor dat men langer doet over het uitvoeren van een bepaalde procedure en is daardoor inefficiënter, wat een indirect effect kan hebben op conflicten binnen het team door de tijdsdruk. Als ik op OK2 zit dan moet ik helemaal naar de andere kant van de afdeling toe om het benodigde instrumentarium te halen. Je bent dus langer weg en dat is ook inefficiënter. En een nadeel is dat er nergens in één oogopslag te zien is welke operatie kamers bezet zijn en welke niet, dat mis ik. (Operatie Assistent)
Het gevolg hiervan is dat men zelf oplossingen gaat zoeken en in de fysieke omgeving gaat improviseren. Zoals het creëren van een eigen kleine opslagruimte van eventueel benodigd instrumentarium.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
58
H6
Empirie
Slechte organisatie ruimtes Als een fysieke organisatie van ruimtes binnen de operatie afdeling slecht is samengesteld, dan kan dit indirect invloed uitoefenen op andere factoren die de totale medewerkerstevredenheid bepalen, zoals organisatiecultuur en informatie & communicatie. Hier volgen twee voorbeelden waarbij de fysieke omgeving van de operatie afdeling indirect leidt tot een negatieve invloed op de totale medewerkerstevredenheid. Opstopping door sluis: In figuur 6.1 en 6.2 is een sluis en omliggende ruimtes van een operatie afdeling te zien. Het principe van de sluis is, dat er tegelijkertijd maar één deur geopend mag zijn, zodat de overdruk wegens hygiëne gewaarborgd blijft. Het probleem bij deze operatie afdeling is dat er teveel deuren, die intensief gebruikt worden, uitkomen bij de sluis. Het gevolg is dat men door het elektronisch systeem, waarbij maar één deur tegelijkertijd geopend mag zijn, te lang moet wachten bij de gesloten deuren. Hierdoor ontstaan zelfs opstoppingen, waardoor al snel de nood knop (in geval van calamiteiten kunnen dan alle deuren tegelijk open) permanent ingedrukt staat. De consequentie hiervan is dat de sluis zijn functie verliest en de hygiëne niet meer gegarandeerd wordt, waardoor er een hoger infectierisico van de patiënt is ontstaan.
Afbeelding 6.1 en 6.2: Plattegrond en abstracte weergave van de entree ruimte van de operatie afdeling in het Gelre Ziekenhuis.
Opstopping door CSA lift & ruimtegebrek: In figuur 6.3 en 6.4 is de CSA lift van een operatie afdeling te zien. De CSA bevindt zich in dit ziekenhuis in de kelder en alles wordt getransporteerd via de lift.
Afbeelding 6.3 en 6.4: Plattegrond en abstracte weergave van de entree ruimte van de operatie afdeling in het Gelre Ziekenhuis.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
59
H6
Empirie
Het probleem, dat ontstaat is, dat er voor de lift een kleine voorruimte is. Deze is vrij lastig met een kar te bereiken, aangezien de openslaande deuren in de gang de ingang van deze voorruimte blokkeren. De slecht toegankelijke CSA lift zorgt al snel voor opstoppingen van operatie assistenten die hun instrumentarium hebben besteld en er bij de lift op wachten. In geval van een onverwacht incident tijdens de operatie, waardoor een tangetje gevallen is of een ander tangetje onverwacht nodig is, wordt de opstopping als zeer hinderlijk ervaren. Onder de tijdsdruk en de eventuele stress die ontstaat bij het incident komt het operatieteam onder druk te staan. Doordat de specialist zich afreageert op de operatie assistent die te lang wegblijft, resulteert dit in conflicten in het operatieteam wat een negatieve invloed heeft op de informatie & communicatie en de organisatiecultuur. Uit deze voorbeelden is duidelijk te zien dat de fysieke omgeving indirect invloed uitoefent op andere aspecten van de medewerkerstevredenheid zoals informatie & communicatie en de organisatiecultuur. Deze negatieve invloed op andere aspecten van de medewerkerstevredenheid heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat medewerkers bij een andere organisatie gaan werken. In figuur 6.5 is dit proces weergegeven.
Afbeelding 6.5: Procesmatige weergave waarbij de fysieke omgeving indirect invloed uitoefent op andere aspecten van de medewerkerstevredenheid wat uiteindelijk tot een hoger risico op het weglopen van personeel leidt.
Gebruikersparticipatie Voor een succesvol ontwerp van de fysieke omgeving moeten tijdens de ontwikkeling alle gebruikersgroepen worden betrokken. In de meeste ontwerpprocessen worden gebruikers wel betrokken, maar ze krijgen of te weinig zeggenschap of zijn te laat bij het proces betrokken. Daarnaast is het probleem dat vaak de mening van de specialisten het meest geldt in de ontwikkeling van het ontwerp. Een opmerkelijke situatie, aangezien juist zij van de medewerkers het minste op de afdeling aanwezig zijn en weinig tot geen kennis hebben van de logistieke processen om de operatie heen. De specialisten weten er het minste van. Die komen in een gespreid bedje. Die hebben geen last van die krappe opdekruimte, want dan zitten wij al binnen met alle sets op de operatiekamer. Dit is al een struikelblok. Als ze klaar zijn met de operatie dan lopen ze weg. Maar wij lopen met onze vuile sets die over de gangen worden gereden, wat heel krom is. Daar is in het ontwerp dus niet over nagedacht. (Operatie Assistent) Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
60
H6
Empirie
Wat door de deskundigen wordt aangegeven is dat in diverse ontwikkelingen van operatie afdelingen tevens het personeel wordt betrokken tijdens de ontwerpfase. Door de sterke hiërarchische kenniscultuur die in de operatie afdeling heerst, durft het personeel vaak niet voor hun mening uit te komen. Het ontstaan van deze situaties zegt ook iets over de politiek en de machtsverhoudingen in het betreffende ziekenhuis. Politiek, het personeel heeft niet zoveel macht als de chirurg. Dus de lay-out van de OK zegt ook heel veel over de politiek, wie is er de sterkste. Mag de anesthesist het voor het zeggen hebben, de chirurg of mag het personeel ook meepraten. (Adviseur procesmanagement)
Om tot een succesvolle fysieke omgeving te komen is het dus van belang dat er tijdens de ontwikkeling ook ingespeeld wordt op de betreffende organisatie cultuur, politiek en machtsverhoudingen.
De ideale plattegrond Een voorbeeld van de ideale fysieke organisatie van de operatie afdeling, die door het merendeel van de medewerkers wordt gegeven, is het sandwich model waarbij een centraal plein gecreëerd wordt met het instrumentarium en de apparatuur en daaromheen in een ring de operatiekamers staan. Dit zorgt voor meer overzicht, kortere loopafstanden en efficiëntie in de werkprocessen.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
61
H6
Empirie
Hygiëne Voor de hygiëne zijn eisen gevormd die aan de fysieke omgeving worden gesteld met het doel de hygiëne te kunnen garanderen zonder de werkprocessen te hinderen. De hygiënische eisen worden door de deskundigen gezien als één van de belangrijkste aspecten (plek 2) bij de ontwikkeling van de operatie afdeling. Vaak wordt dit thema samen met het thema veiligheid geclusterd. Dit komt met name doordat men in het ontwikkelingsproces in de regel start met de bestaande eisen en randvoorwaarden die gesteld worden aan de fysieke omgeving van de operatie afdeling. Naast deze twee thema’s gelden deze eisen en randvoorwaarden ook voor de thema’s afmeting en klimaat. De gebruikersgroep van de operatie afdeling waardeert het thema hygiëne een stuk lager (plek 7). Iedereen is er zich zeker van bewust dat dit aspect erg belangrijk is voor de veiligheid van de patiënt, voor de medewerkers zelf is dit echter van minder belang. Uit de bevindingen zijn vier aspecten naar voren gekomen die betrekking hebben op de hygiëne. Cultuurprobleem, tijdsdruk, kledingvoorschriften, en de fysieke omgeving.
Cultuurprobleem Uit de bevindingen is een verband duidelijk geworden tussen de fysieke omgeving (organisatie & logistiek, klimaat, afmeting) en de hygiënische eisen (hygiëne). Hoe meer opgestelde procedures (door de indeling van de fysieke omgeving) voor het garanderen van hygiënische eisen het werkproces van het personeel verhinderen, hoe groter de verleiding wordt om deze procedures een keer over te slaan. Twee voorbeelden waarin het cultuurprobleem duidelijk wordt. Organisatie voorzieningen voor hygiëne: De wasruimte is voor de medewerkers nodig om zich steriel te maken voor, tijdens of na de behandeling op de operatiekamer. Deze wasruimte kan per operatiekamer worden geplaatst of voor meerdere dienen. De consequentie van het laatste is de grotere loopafstand, waardoor het risico op het niet nakomen van de hygiënische eisen door tijdsdruk, stijgt.
Figuur 6.6:Grote looplijn en afstand wasruimte naar de operatie kamer
Figuur 6.7: Korte looplijn naar de operatie kamer.
Hanteren hygiënische eisen: Gebrek aan overtuiging, verantwoordelijkheidsgevoel en zelfdiscipline bij de medewerkers zorgt voor het niet consequent naleven van de hygiënische eisen. Het zijn meer de medewerkers zelf die niet aan de hygiënische eisen voldoen… Er zijn onvoldoende duidelijke bewijzen dat haren onder de pet vandaan meer infecties veroorzaken. Dat is het probleem, het kan niet hard gemaakt worden. Als je een orthopedie operatie uitvoert met protheses, dan mogen de deuren tijdens de behandelingen niet open en dicht. Maar de vraag is of dat dan ook echt wordt gedaan. Er zijn ook orthopedische centra waar het personeel in pakken met overdruk lopen. Maar er is nog nergens echt duidelijk aangegeven waar de oorzaak van een bepaalde infectie vandaan komt. En zolang dat er niet is, kun je je daar niet sterk voor maken (Anesthesie Assistent). Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
62
H6
Empirie
Tijdsdruk Daarnaast kampt het personeel op de operatie afdeling met hoge tijdsdruk. Tijd is een element dat er mede voor zorgt dat de protocollen niet worden nagekomen, omdat ze simpelweg niet haalbaar zijn in de beschikbare tijd om het werkproces uit te kunnen voeren. Tijdens de lunch ziet men een arts naar zijn auto lopen en daar een paar broodjes uitpakken met zijn operatiekleding verborgen onder zijn artsenjas om vervolgens weer de operatie afdeling te betreden, hij moest immers even snel zijn brood ophalen. Dit is volgens de protocollen niet toegestaan en de arts had zich tussendoor moeten omkleden. Echter leert de werkelijkheid dat deze protocollen niet nagekomen worden, omdat ze niet haalbaar zijn (Architect, EGM).
Mogelijke oplossing van het cultuurprobleem: Het cultuurprobleem zit hem dus met name in de overtuiging van de risico’s op potentiele infecties, de roulatie van het werkproces en het ontbreken van harde cijfers (rapportages) waarbij het verband tussen het niet nakomen van de hygiënische eisen met infecties kan worden gelegd. Hier zijn drie mogelijke oplossingen voor.
Bewustwording: het personeel bewust maken van de consequenties die volgen als men zich niet aan de hygiënische eisen houdt. Door middel van wetenschappelijke feitenrapportages zou deze bewustwording sterk gestimuleerd kunnen worden.
Stimuleren hygiëne d.m.v. fysieke omgeving: Het creëren van een fysieke omgeving die met de gekozen locaties van de hygiënische faciliteiten zo min mogelijk de werkprocessen verstoren, zorgt voor het beter nakomen van de hygiënische eisen. Sturen kan ook met de fysieke omgeving, waardoor medewerkers bijvoorbeeld niet om een wasbak heen kunnen voordat ze de operatiekamer betreden. Sociale controle: Een derde mogelijkheid is het uitvoeren van een sociale controle en het werken met sancties. Als men wordt gecontroleerd op het opvolgen van de hygiënische eisen en er zitten ontslagsancties aan vast, dan kan dit ook het hanteren van de hygiënische eisen verbeteren. Het is hierbij echter de vraag of deze vorm van repressie een duurzame oplossing van het probleem is.
Kleding Op de operatiekamer werkt men meestal in stoffen broek en shirt. Het shirt heeft korte mouwen en een lage hals. De vraag is of dit wel voldoende de hygiëne verzorgt in vergelijking met de clean room industrie. Men kan door middel van huidschilfers ook de patiënt besmetten, waarbij de arts boven de patiënt hangt en via de luchtuitstroom van het plenum de huidschilfers de open wond snel bereikt hebben. Elke persoon scheidt ongeveer 10.000 huid deeltjes per minuut uit in de lucht als ze lopen, en hiervan dragen 10% van deze deeltjes bacteriën. Een individu zal daarom per minuut tussen de 1.000 en 8.000 bacteriedeeltjes verspreiden (bron: Swedish National Board of Health and Welfare, 2006)
Aangezien de medewerkers als grootste infectiebron op de operatiekamer worden gezien, is het, verbazingwekkend wat de huidige kledingvoorschriften met het oog op de hygiëne, zijn.
Fysieke omgeving Een betere garantie van de fysieke omgeving kan gestimuleerd worden door het toepassen van futuristische oplossingen zoals hologram bediening van apparatuur. Meer realistische oplossingen zijn doorgeefluiken en plaatsing van ramen tussen ruimtes om zo de deurbewegingen te reduceren. Minder deurbewegingen zorgen ervoor dat de overdruk beter behouden blijft. Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
63
H6
Empirie
Apparatuur & Ergonomie Onder apparatuur & ergonomie wordt een goede kwaliteit van het meubilair en de apparatuur verstaan om zonder hinder de werkprocessen uit te kunnen voeren. Beide doelgroepen prioriteren de apparatuur & ergonomie als een belangrijk thema (deskundigen: 3, gebruikers: 2). Ze onderkennen beiden, dat als de ergonomische omstandigheden niet naar wens zijn, deze tot fysieke klachten leiden wat veel invloed heeft op de medewerkerstevredenheid. Dit aspect moet dus in orde zijn. Apparatuur moet begrijpelijk zijn en ergonomisch verantwoord om mee te werken. Uit de bevindingen zijn drie aspecten naar voren gekomen die betrekking hebben op de apparatuur & ergonomie. Communicatie, ergonomie en opslag van apparatuur.
Communicatie Vanuit de bevindingen is naar voren gekomen dat apparatuur & ergonomie een sterke verbinding heeft met communicatie. Door de hoeveelheid aan apparatuur is het van belang dat de fysieke omgeving goede communicatiemogelijkheden verzorgt. Hier volgen twee voorbeelden waarbij apparatuur tot communicatie problemen leidt. De Da Vinci Robot: Het gebruik van de Da Vinci Robot levert een betere behandeling en herstelperiode voor de patiënt op, maar leidt tot communicatie problemen en fysieke belasting voor de medewerkers. De specialist en de operatie assistenten hebben door het gebruik van de apparatuur slecht visueel contact met elkaar, waardoor de specialist niet kan zien dat het apparaat en de operatie assistenten elkaar tijdens de behandelingen soms hinderen.
Wij staan bij de robot in een slechte ergonomische positie om bij de wond te komen. Het is erg vermoeiend en je moet uitkijken dat je geen klap tegen je hoofd krijgt door één van de armen van de da Vinci Robot. Dat kan de chirurg niet zien.(Operatie assistent, Rijnstate) Het is duidelijk, dat de da Vinci Robot nog niet voor een ergonomisch optimale situatie voor het operatieteam zorgt. Hier is in de ontwikkeling van de robot nog een slag in te halen. (lezing, Prof. J. Dankelman, 2011) De wandklokken: In de meeste ruimtes op de operatie afdeling hangen wandklokken. Als deze klokken niet door een centraal systeem worden aangestuurd is de kans groot dat ze niet gelijk lopen. Dit heeft al snel invloed op de communicatie tussen de verpleegafdeling en de operatie afdeling en tussen de holding/recovery en de operatiekamers. Omdat men onder tijdsdruk werkt kan dit tot conflicten tussen de medewerkers leiden.
Ergonomie Betrokkenheid medewerkers: Om ergonomisch gewenst en verantwoord te kunnen werken moeten medewerkers worden betrokken in de keuze voor het meubilair en de apparatuur dat in de huidige situatie te weinig wordt gedaan. Deze mogelijke problemen zouden eerder inzichtelijk gemaakt kunnen worden door het toepassen van een mock-up van een operatiekamer, waarbij men het meubilair en de apparatuur ergonomisch kan testen en beoordelen. Fysieke belasting: Des te meer transporttijd er nodig is voor het vervoer van de apparatuur, des te meer invloed dit heeft op de fysieke belasting van de medewerkers. Voor de ergonomie kan hetzelfde schema gehanteerd worden als bij de problemen die het klimaat veroorzaakt. Zo ontstaan bij slechte ergonomische omstandigheden fysieke klachten. In de piramide van Maslow vormt de ergonomie een onderdeel van de lagere fundamentele behoefte. Medewerkers-tevredenheid kan
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
64
H6
Empirie
pas toenemen, als aan deze fundamentele behoefte wordt voldaan en dit reduceert het risico voor uitval en ziekte van personeel.
Opslag & vindbaarheid apparatuur Apparatuur op gang: De opslag van de apparatuur blijkt een groot knelpunt te zijn in de operatie afdeling van een ziekenhuis. In diverse ziekenhuizen in Nederland is het eerder regel dan een uitzondering dat er apparatuur (tijdelijk) opgeslagen wordt op de gang. Hieraan liggen verschillende redenen ten grondslag.
Er is op de operatiekamer ruimte nodig voor een andere behandeling, waardoor onnodige apparatuur naar buiten moet en op de gang komt te staan. Door tijdsdruk is opslag van apparatuur op de gang efficiënter en praktischer. De wens om een operatiekamer multifunctioneel in te zetten zorgt in sommige situaties voor (te)veel apparatuur op de operatiekamer in relatie tot de ergonomie, waardoor apparatuur op de gang komt te staan. Dure apparatuur, zoals C-bogen, moeten gedeeld worden door verschillende operatiekamers en kunnen niet op de operatiekamer blijven staan. Een onderliggende reden kan de angst van medewerkers zijn om bij mogelijke calamiteiten tijdens een behandeling de dan benodigde apparatuur snel bij de hand te hebben wanneer deze op de gang staat. Door de technologische ontwikkelingen wat tot toename van apparatuur heeft geleid is er te weinig opslagruimte beschikbaar.
Figuur 6.8: De redenen voor de opslag van apparatuur op de operatiekamer en gangen.
Registratie van apparatuur: Een registratiesysteem is erg belangrijk voor het kunnen vinden van de apparatuur. In diverse operatie afdelingen kampt het personeel vaak met het probleem dat apparatuur zoek is geraakt en daardoor gaat veel (kostbare) tijd verloren met zoeken. De vraag is dan of het apparaat ergens staat opgeslagen en anders op een operatiekamer of gang staat met de vraag of hij op dat moment misschien nog in gebruik is of niet. Het komt voor dat mensen moeten zoeken naar apparatuur. Er is ook te weinig apparatuur. Veel is te plannen, maar hier wordt ook wel eens iets over het hoofd gezien. In sommige situaties zijn er op drie ok’s doorlichtingsapparaten nodig, hoewel er maar twee zijn. Dat geeft dan verstoring en vertraging in het proces, en dat komt regelmatig voor. (Hoofd-OK, Rijnstate) Een oplossing voor dit probleem zou een centraal registratiesysteem kunnen zijn. Dit wordt ook wel toegepast door middel van een whiteboard in de opslagruimte, dit wordt echter door de tijdsdruk of gemak niet altijd ingevuld, waardoor het probleem in stand wordt gehouden. Het toepassen van gps chips in elk apparaat kan de vindbaarheid verbeteren. Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
65
H6
Empirie
Veiligheid Voldoende veiligheid die de fysieke omgeving creëert voor de medewerkers werkzaam op de operatie afdeling. Deze wordt door beide doelgroepen redelijk hoog geprioriteerd (deskundigen: 4 en gebruikers: 4).De deskundigen waarderen de veiligheid hoog, aangezien dit met betrekking tot het welzijn van de patiënt erg belangrijk is. Voor de gebruikers is het belangrijk dat zij zichzelf tijdens en rond het werkproces veilig voelen. Uit de bevindingen zijn drie aspecten naar voren gekomen die betrekking hebben op de veiligheid. Straling, giftige stoffen & gassen, apparatuur en extern gevaar.
Straling, giftige stoffen & gassen Het bewustzijn over de onveiligheid van straling en giftige stoffen of gassen is bij de medewerkers in de dagelijkse situatie niet sterk. Alle aansluitingen voor giftige stoffen en gassen zijn goed beveiligd en bij een behandeling met straling dragen de medewerkers goed beschermende kleding. Alleen als er een incident in één van de Nederlandse ziekenhuizen plaatsvindt dan stijgt het onveiligheidsgevoel en worden de veiligheidseisen weer aangescherpt. De enige doelgroep die zich sneller onveilig voelt bij straling zijn zwangere vrouwen, aangezien er dan een hoger risico bestaat voor het welzijn van het kind. Het is van belang dat alle medewerkers zich op de operatie afdeling veilig voelen. Zwangere vrouwen hebben daar een andere kijk op. Gassen bij de anesthesie, röntgen straling. (Operatie assistent)
Apparatuur Onveiligheid omtrent de gebruikte apparatuur op de operatie afdeling komt vaker voor. Op de operatie kamer heb ik me altijd onveilig gevoeld. Zware apparatuur die op je tenen vallen, pendels waar je je hoofd tegen stoot, draden waar je over kan struikelen.(Anesthesie assistent)
Deze onveiligheid is vooral afhankelijk van het gebruikte systeem en moderniteit van de apparatuur. Medewerkers voelen zich onveilig omdat ze bang zijn voor het oplopen van letsel door apparatuur om de volgende drie redenen:
Letsel door te zware en onhandelbare apparatuur of apparatuur die in de weg staat. Letsel door teveel bekabeling (struikelen). Letsel doordat apparatuur onduidelijk is.
Extern gevaar Voor het veilig uit kunnen voeren van het werk en de garantie van de hygiëne is het belangrijk dat er een poortfunctie aanwezig is bij de ingangen van de operatie afdeling. Aangezien een ziekenhuis een 24 uurs gebouw is, is elke afdeling altijd bereikbaar. Medewerkers geven aan, dat met name de avonddienst, zich niet veilig voelt als de poortfunctie niet afgesloten kan worden. Met name bij grote operatie afdelingen is er weinig overzicht, waardoor eventuele ongewenste indringers niet snel opgemerkt worden.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
66
H6
Empirie
Klimaat Klimaat is de mate waarin de temperatuur, licht, lucht en geluid is afgesteld op de eisen en wensen van het werkproces en de tevredenheid van het personeel. De deskundigen (prioritering: 5) beoordelen het klimaat lager dan de gebruikers (prioritering 1). Uit de bevindingen is dit verschil te verklaren doordat het klimaat veel invloed uitoefent op het fysieke gestel van de medewerkers. Uit de bevindingen zijn drie aspecten naar voren gekomen die betrekking hebben op het klimaat. Invloed op het fysieke gestel, instelling en controle van het klimaatsysteem en klimaat zonering.
Invloed op het fysieke gestel Als de klimatologische omstandigheden een te groot negatief effect uitoefenen op het fysieke gestel van de medewerkers (basis laag van de piramide van Maslow, figuur 6.9), dan zal de productiviteit lager worden door het verhoogde risico op uitval en ziekte van het personeel. Dit is een belangrijk punt voor de organisatie in relatie tot het schaarse personeel dat nog beschikbaar is.
Figuur 6.9: Oorzaak, gevolgen en consequenties omtrent klimatologische problemen op de operatie afdeling.
Instelling en controle van het klimaat Het knelpunt van het klimaat is het kunnen blijven garanderen van de hygiënische eisen versus de persoonlijke ervaring en het welbevinden van de medewerkers. Het persoonsafhankelijke probleem kan alleen opgelost worden door een statisch klimaat aan te bieden. Er dus voor zorgen dat men het klimaat niet kan beïnvloeden en dit stabiel blijft. Hier kunnen mensen zich het beste op aanpassen. Daarnaast kan de temperatuur van het plenum beter kouder dan warmer ingesteld staan, omdat elk personeelslid zich kan aanpassen door het aandoen van extra kleding. In deze situatie hoeven er weinig tot geen aanpassingen plaats te vinden in de fysieke omgeving.
Klimaat zonering Er zijn ook oplossingen in de fysieke omgeving voor het klimatologische knelpunt. Het is een feit dat de meeste personeelsleden het te koud hebben op de operatiekamers. Een mogelijke oplossing is de klimaatzonering, waarbij het inblaasplenum uit verschillende inblaaszones bestaat die een andere temperatuur lucht kunnen uitblazen (figuur 6.10). Naast het verzorgen van steriliteit dient de zonering dan tevens voor een beter welbevinden van de medewerkers, omdat zij onder een ‘warmere’ zone staan te werken. Figuur 6.10: Laminar flow with air curtain (bron: Price, 2007)
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
67
H6
Empirie
Communicatie Onder communicatie in de fysieke omgeving verstaan we voldoende ruimtes en middelen voor de communicatie tussen de collega’s op professioneel en informeel gebied. De deskundigen prioriteren het thema communicatie lager (prioritering: 6) dan de gebruikers (prioritering: 3). Dit komt omdat communicatie sterk verbonden is met het werkproces en sociale interactie tussen de medewerkers. Het heeft hierdoor dus ook verbinding met andere thema’s van de totale medewerkerstevredenheid zoals informatie & communicatie. Uit de bevindingen zijn vier aspecten naar voren gekomen die betrekking hebben op de communicatie. Vindbaarheid & elektronische communicatie, visuele communicatie, geluidsoverlast, en individuele wensen.
Vindbaarheid & elektronische communicatie In ziekenhuizen en ook op de operatie afdeling zoeken de medewerkers elkaar vaak. Dit kost veel tijd en leidt tot inefficiëntie van het werkproces en is sterk afhankelijk van de fysieke organisatie. De afdeling is onoverzichtelijk en te groot. Dit komt door de gangenstelsels. De manier waarop hier de drie gangen zitten vind ik niet optimaal. Zo gauw je meer dan vijf ok’s hebt, dan kan je niet op één gang alles in één keer zien. Communicatie is daardoor een stuk lastiger. (Operatie Assistent)
Overzicht in de fysieke omgeving van de operatie afdeling vormt een belangrijk punt voor de communicatie tussen de medewerkers. Een opzet waarbij mensen elkaar makkelijker vinden en/of elkaar tegenkomen zal tot een verbetering van communicatie leiden. Het komt nogal eens voor dat je elkaar net misloopt op de afdeling en achter elkaar aan het aanlopen bent. Ik ben hier nogal eens mensen kwijt. Je kan de leidinggevenden of de planning goed bereiken, omdat die altijd een pieper en telefoon bij zich hebben, maar de rest van de medewerkers niet. (Operatie Assistent)
Elektronica toegepast in de fysieke omgeving zelf kan veel bijdragen in de communicatie tussen de medewerkers. De keuze in de toepassing van elektronische communicatie tussen de operatie afdeling verschilt echter. De apparatuur is te beperkt, de intercom doet het niet goed of we hebben geen verbinding met. Typisch is waarom alles intercom moet zijn, ze zweren bij intercom, waarom geen andere techniek? Wat zijn nou favoriete communicatiemiddelen en waarom? Waarom liever de intercom dan een mobieltje. Maar communicatie omvat een groot thema. Communicatie betekent ook waarschuwingsdingen op de deuren. Vinden er röntgenopnames plaats of mag je er niet naar binnen. Waarom zijn er zoveel bordjes nodig, maar men vindt dat dat zo moet. Maar ook schermen met planningen, moet dat op de wanden of niet. (Adviseur procesmanagement)
Een beter geïntegreerd digitaal systeem waarin de planning van werkzaamheden, medewerkers en opslag van apparatuur accuraat is opgenomen, levert een groot voordeel op voor de communicatie tussen de medewerkers.
Visuele communicatie Tijdens het gezamenlijke werkproces van de medewerkers op de operatiekamer is visueel contact belangrijk om zicht te krijgen waar medewerkers zich bevinden en hoe ver ze met hun werkzaamheden zijn. Bij het uitvoeren van het werkproces voor en tijdens de behandeling op de operatiekamer kunnen collega’s in sommige situaties niet zien of de operatie nog aan de gang is of Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
68
H6
Empirie
dat er iemand klaar staat. De plaatsing van ramen in de wanden tussen bepaalde ruimtes in het operatie complex is hiervoor belangrijk.
Geluidsoverlast Tijdens de behandeling op de operatiekamer kan door gebruik van bepaalde apparatuur teveel ruis ontstaan, waardoor men elkaar niet meer kan verstaan. Door het plaatsen van wanden met meer isolatie kan de geluidsoverlast buiten de ruimte gereduceerd worden. Het is echter erg lastig in de fysieke omgeving aanpassingen aan te brengen om de geluidsoverlast in de ruimte zelf te reduceren. Dit is vooral afhankelijk van de gebruikte apparatuur.
Individuele wensen De wens voor visuele communicatie tussen twee ruimtes is afhankelijk van het individu en kan opgelost worden door de mogelijkheid om een raamopening naar wens te kunnen blinderen. Het is ook mogelijk ramen aan de binnenzijde (de gangzijde) te plaatsen. Dit werd door het architectenbureau ook in een ontwerp voorgesteld. Echter werd dit als niet gewenst aangegeven, omdat de patiënt dan, al rollend in het bed naar de operatie kamer, voor de operatie teveel angst zou krijgen. Dit zou met een blinderingsstrip op bed hoogte kunnen worden opgelost. De onderliggende reden waarom artsen niet wilden dat er glazen puien aan de gangzijde van de operatiekamers zouden hangen, is dat men door collega’s op de vingers zou worden gekeken. (Architect)
Uit dit voorbeeld valt te leren dat bij het aangeven van oorzaken voor bepaalde problemen niet altijd de waarheid wordt verteld, omdat er individuele belangen spelen. Dit is een punt dat zeker moet worden meegenomen in het opstellen van het programma voor een operatie afdeling, aangezien het personeel werkzaam op de operatie afdeling veel verschillende doelgroepen vormt met ieder zijn eigen belangen (tribale structuur).
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
69
H6
Empirie
Vormgeving & Afmeting Onder vormgeving & afmeting verstaan we de grootte en de vorm van de ruimte en met welk materiaal deze is afgewerkt. De deskundigen prioriteren (positie: 7) dit iets lager dan de gebruikers (positie: 6). Dit kan verklaard worden doordat in de ontwikkeling de vormgeving en afmetingen van elke ruimte sterk samenhangen met het beschikbare aantal vierkante meters en het financieel budget. De vormgeving en afmeting hebben bij de gebruikers alleen invloed op het fysieke gestel in relatie tot de ergonomie. Uit de bevindingen zijn drie aspecten naar voren gekomen die betrekking hebben op de vormgeving & afmeting. Primaire vs. secundaire ruimtes, ergonomie en rekening houden met het werkproces.
Primaire vs. secundaire ruimtes Bij de meeste ontwerpen van een operatie afdeling is men altijd gebonden aan een aantal beschikbare m² (met name bij renovatieprojecten). De m² prijs van de operatie afdeling is immers erg hoog. In het ontwerpproces wordt veel aandacht geschonken aan het ontwerp van het operatiecomplex, ofwel de primaire ruimtes van de operatie afdeling. Na het verdelen van de m² en het budget voor deze primaire ruimtes (zodat ze aan de gestelde eisen en wensen voldoen) moeten de secundaire ruimtes nog in de puzzel van de overige m² en budget passen. Het gevolg is dat deze ruimtes in de meeste situaties minimaal worden ontworpen en het belang van deze ruimtes wordt onderschat. Door ervoor te pleiten dat een aantal van deze secundaire ruimtes ‘buiten’ de operatie afdeling geplaatst kunnen worden, maar wel fysiek aansluitend aan de operatie afdeling komen te liggen, zorg je ervoor dat deze functies buiten de m² prijs en budget van de operatie afdeling vallen en een grotere kans hebben om met een hogere kwaliteit ontwikkeld te worden. (Adviseur)
Ergonomie Als de afmetingen van een ruimte te klein zijn (door plaatsing van apparatuur) voor het goed uit kunnen voeren van het ergonomische werkproces, wordt dit snel als een verstorende factor ervaren. Er worden bij de deskundigen verschillende geluiden gegeven over voldoende m² van de ruimte. De ruimtes moeten volgens het bouwcollege aan een minimaal aantal m² voldoen. De vraag is of dit als voldoende wordt ervaren in de huidige ziekenhuizen. De ruimtes worden door medewerkers als te klein ervaren doordat er teveel apparatuur in staat. De operatiekamer is te vol. In de mock-up werd ook aangegeven dat een anesthesist tussen twee apparatuur zuilen ingebouwd zat en niet voldoende zicht meer had op de patiënt, omdat bij bepaalde operaties het hoofd van de patiënt aan de andere zijde ligt. De vormgeving doet veel met een ruimte, waarbij de vormen en afwerkingen van een ruimte een positief effect kunnen hebben op het welbevinden en wellicht niet zozeer op het functioneren. (Adviseur)
Rekening houden met het werkproces. Het is van belang om bij de ontwikkeling van een nieuwe operatie afdeling te beginnen met het analyseren van de werkprocessen en de benodigdheden. Vaak blijkt in de laatste fases van de ontwikkeling, wanneer de bouw al aan de gang is, dat er nog geen ruimte is gemaakt voor bepaalde functies zoals opslag of kantoorruimte. Begin af aan. Het punt is dat we hier 17 OK’s hadden. Bij de bouw bleek geen ruimte voor het secretariaat en het magazijn. Twee OK’s zijn hiervoor opgeofferd. In de ene OK staat het steriele magazijn, wat niet goed gebouwd is. Op de andere staat het secretariaat, dat is daar dan wel helemaal ingebouwd en netjes is. Later is OK 1 is ook opgeofferd, omdat er te weinig werkplekken en overlegruimte voor de anesthesisten bleek te zijn. (Hoofd OK) Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
70
H6
Empirie
Daglicht Onder daglicht verstaan we de toegang tot daglicht en het contact met de buitenwereld tijdens en rond de werkprocessen van de medewerkers. In de prioritering is een licht verschil te zien tussen de deskundigen (plek 8) en de gebruikers (plek 10). Verbazingwekkend wordt het thema door de gebruikers als een lager belang gezien dan door de deskundigen. Ondanks deze lage prioritering hoeft het nog niet te betekenen dat dit thema als onbelangrijk wordt ervaren. Uit de bevindingen zijn drie aspecten naar voren gekomen die betrekking hebben op het daglicht. Onderliggende waarden daglicht, het referentiekader van de medewerker en consequenties daglicht.
Onderliggende waarden daglicht Daglicht vormt juist een belangrijk thema door de belevingswaarden die eronder liggen, zoals het contact met de buitenwereld, het creëren van ruimtelijkheid, de bevestiging van de biologische klok. De operatie afdeling, het hart van het ziekenhuis, vormt door zijn hygiënische eisen en randvoorwaarden een eiland in het ziekenhuis. Daglicht wordt het meeste geassocieerd met de verbinding met de buitenwereld. Juist omdat de operatie afdeling al een gesloten afdeling is, wil men zich niet afgesloten voelen van de buitenwereld. Omdat men door tijdsdruk en de hygiënische eisen niet snel buiten de afdeling komt, is de meest toegankelijke manier het verzorgen van daglicht in de afdeling. Ramen die in de intensief gebruikte ruimtes geplaatst worden, zorgen ervoor dat men zich minder afgesloten voelt. Tevens helpt dit het dag en nachtritme te ondersteunen. Ondanks dat er wel toegang is tot daglicht in de ruimtes om de OK’s heen, is daglicht op de operatie kamer wel erg belangrijk, omdat je daar de meeste tijd besteed. En het is fijn om mee te krijgen wat voor een weer het is, contact met de buitenwereld. (Operatie Assistent)
Het is dus duidelijk dat medewerkers daglicht nodig hebben op de operatie afdeling. Toch is het de vraag of de onderliggende beleveniswaarden ook op een andere manier behaald kunnen worden en dat daglicht wellicht niet nodig is. Aangezien ruimtelijkheid ook ten grondslag ligt aan het daglicht, zou dit ook opgelost kunnen worden door het plaatsen van schilderijen met natuurthema's of wandprenten met landschappen erop of tussenwanden van glas. Het is nog niet wetenschappelijk bewezen of dit vervangend kan werken voor het ruimtelijk effect dat daglicht creëert.
Het referentiekader Het lastige is dat de behoefte aan daglicht persoonsgebonden is. Wel is het duidelijk dat de medewerkers die het meeste op de operatiekamer zelf staan, aangeven behoefte te hebben aan daglicht. Maar de behoefte aan daglicht is ook verbonden met het referentiekader van de persoon. Ik heb 30 jaar gewerkt op een operatiekamer zonder daglicht en hier vind ik het wel fijn dat er nu daglicht is. Het is lekker. Maar ik heb al die andere jaren nooit met problemen gewerkt, nooit last van gehad. Het bizarre aan mezelf vind ik dat ik er nu wel last van heb als ik op een OK zonder daglicht zit, dan denk ik wat vervelend weer zitten in dat opgesloten hok. Dat vind ik raar bij mezelf, dat ik dat ervaar.(Operatie assistent)
Deze ervaring komt vooral doordat men in eerste instantie geen ervaringen had met een werkomgeving waar daglicht mogelijk is. Maar door het laten ervaren hoe het is om in een werkomgeving te werken waar wel daglicht is, zorgt dit onbewust ervoor dat men dit in de huidige situatie als normaal ervaart. Komt diegene dan weer in een werkomgeving terecht, zoals in de oude situatie, dan wordt dit onbewuste aspect omgezet naar een bewust gemis. Het komt er op neer dat men iets niet kan missen, zolang men er niet bekend mee is.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
71
H6
Empirie
Dit maakt het belang van het daglicht op de operatiekamer lastig te meten. Wel is het zo dat doordat daglicht nu in steeds meer operatiekamers voorkomt, mensen er wel bekend mee zijn en het hierdoor eerder en meer gaan missen.
Consequenties daglicht De wens om op elke operatiekamer daglicht te hebben, brengt consequenties bij andere thema’s met zich mee. Het is namelijk een feit dat de thema’s in balans zijn met elkaar en per ontwikkeling afwegingen gemaakt moeten worden om tot een optimum te komen. Daarnaast kunnen in een situatie, waarbij de operatie afdeling in de kelder of in de kern van het gebouw komt, geen ramen in de gevel worden geplaatst. Het zoeken naar alternatieven voor het effect wat met daglicht bereikt wordt is dan van belang. De laatste jaren is daglicht een enorme trend geworden rondom de ontwikkeling van de operatie afdeling. In diverse lezingen en symposia komt het daglicht als een belangrijk thema naar voren en er worden verschillende ontwerpen van operatiekamers ontwikkeld, waarbij daglicht een belangrijke rol speelt. In figuur 6.11 is in de plattegrond van het Jeroen Bosch ziekenhuis te zien dat elke operatiekamer toegang heeft tot daglicht. De consequentie van de wens voor daglicht zit in het thema organisatie & logistiek. Om de operatiekamers te bereiken moeten grotere loopafstanden worden afgelegd en daarnaast is er minder overzicht in de bezetting van de operatiekamers en wie en wat zich waar bevindt.
Figuur 6.11: Plattegrond operatie afdeling van het Jeroen Bosch Ziekenhuis met markering van operatiekamers en holding. Figuur 6.12: De wens en de afwegingen die voor het aspect daglicht gemaakt moeten worden.
Hier is interessant om te zien op basis van welke argumentatie is gekozen voor daglicht in elke operatiekamer. Was hierbij inzichtelijk gemaakt wat de consequentie van deze wens op het gebied van organisatie & logistiek tot gevolg had? Het risico is, dat de medewerkers zich meer ergeren aan de grote loopafstanden, dan dat ze het daglicht in een deel van de operatiekamers zouden moeten missen. Het is voor de organisatie van het ziekenhuis daarom belangrijk goed inzicht te krijgen welke consequenties aan bepaalde wensen vastzitten. Op basis van dat overzicht kunnen dan de juiste afwegingen gemaakt worden en wellicht is er in het ontwerp een optimum te vinden (figuur 6.12). Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
72
H6
Empirie
Recreatie & Ontspanning Onder recreatie en ontspanning verstaan we voldoende ruimte om te eten en te ontspannen tussen de werkprocessen op de operatie afdeling. Beide doelgroepen beoordelen dit thema laag (prioritering: 9) en dit wordt als een onbelangrijk thema gezien in de ontwikkeling van de operatie afdeling. Recreatie & ontspanning wordt alleen herkend in de koffieruimte, waar de medewerkers tussen de operaties door hun pauze houden. Aangezien het in relatie tot de korte koffie- en lunchpauzes erg lastig is van de afdeling af te gaan, spendeert bijna elke medewerker zijn pauze in de koffieruimte. Andere momenten van ontspanning zijn er op de operatie afdeling niet. Uit de bevindingen zijn drie aspecten naar voren gekomen die betrekking hebben op de recreatie & ontspanning in de koffieruimte. De locatie, afmetingen en faciliteiten.
De locatie De locatie van de koffiekamer is sterk in samenhang met het thema daglicht en organisatie & logistiek. Wel worden bepaalde belangrijke waarden zoals ruimtelijkheid goed ondersteund door het gebruik van daglicht op de koffiekamer. Op het gebied van welbevinden en efficiëntie moet dus goed nagedacht worden over de locatie van deze ruimte. Toch komt het regelmatig in ontwikkelingen van een operatie afdeling voor, dat het als restruimte wordt beschouwd en een overgebleven locatie binnen de afdeling krijgt. Men vindt de koffiekamer heel belangrijk, en dat wordt toch vaak wel als sluitsteen van het hele ontwerpgebeuren ervaren. Helaas moet dat in de praktijk toch weer inpandig met toch weer heel weinig ruimte. Dat heb ik in Gouda meegemaakt, waarbij uiteindelijk de koffiekamer inpandig is en chirurgen met hun werkplek aan de gevel zitten. Dat kan gewoon niet. (Adviseur)
De afmetingen Wat veelvuldig wordt aangegeven is dat er te weinig ruimte is in de koffiekamer, waardoor niet iedereen kan zitten of iedereen te dicht op elkaar zitten. De koffieruimte is te klein, dan ga je maar op de gang. Daar staan een paar banken. We hadden eerst een rokerskamer, dat was wel gezellig. Maar nu is dat een magazijn geworden. Chirurgen gaan dan maar in de dicteerruimtes koffie drinken. Daar staan computers en zo, wat alleen voor de artsen is. ( Operatie Assistent)
Gericht op de fysieke omgeving is de afmeting het meest interessante punt, aangezien medewerkers bij gebrek aan ruimte uitwijken naar andere ruimtes (dicteerruimte, computerruimte, kantoor, buiten OK) en daardoor het eten en drinken (koffie) dus ook meenemen over de afdeling. Dit leidt dus tot een groter risico op het niet hanteren van de hygiënische eisen.
De faciliteiten De faciliteiten in de koffieruimte zijn van belang voor het ondersteunen van de ontspanning tussen de operaties door. De belangrijkste faciliteiten zijn zitmogelijkheden, tafels, koelkasten, televisie, computer(s), opbergkasten, koffiezetapparaat, etc. Meer faciliteiten en ruimte voor faciliteiten zal een positieve invloed hebben op de tevredenheid van de medewerkers. Een mooi voorbeeld is dat ze bij een operatie afdeling van een ziekenhuis in één van de gangen een rekstok hebben geplaatst, waar de medewerkers tussen de operaties door even hun armen en benen kunnen rekken en strekken. Goed voor de beweging na een langdurende operatie. (Adviseur) Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
73
H6
Empirie
Controle & Keuzevrijheid De mogelijkheid tot invloed op de fysieke omgeving voor het optimaal doorlopen van het eigen werkproces. De beide doelgroepen beoordelen de controle & keuzevrijheid laag (deskundigen prioritering: 10 en gebruikers prioritering: 8). De motivatie van de deskundigen is dat ze vinden dat de medewerkers weinig invloed mogen uitoefenen op de fysieke omgeving uit angst dat anders niet meer aan de hygiënische eisen wordt voldaan. De gebruikers geven een lage prioritering, omdat ze weinig invloed kunnen uitoefenen in hoe een werkproces doorlopen wordt, aangezien de behandelingen lastig aangepast kunnen worden. Uit de bevindingen zijn twee aspecten naar voren gekomen die betrekking hebben op de controle & keuzevrijheid. Het werkproces en de fysieke omgeving.
Het werkproces Het werkproces van de medewerkers is door de specifieke behandelingen op de operatiekamer en de voorschriften van de hygiënische protocollen in veel gevallen vastgelegd. Hierdoor hebben ze weinig controle & keuzevrijheid over de uitvoering van het werkproces. De medewerkers vinden dit wellicht een belangrijker punt, maar tijdens hun werkproces zijn ze redelijk geprogrammeerd hoe alles moet. Daardoor zal de behoefte aan keuzevrijheid en controle minder groot zijn. (Adviseur)
De fysieke omgeving De controle & keuzevrijheid gerelateerd aan de fysieke omgeving bevindt zich vooral in de thema’s klimaat en daglicht, waarbij mensen invloed kunnen uitoefenen op de factoren die hieronder vallen. Hierbij kan gedacht worden aan regelbaarheid van het zonnescherm, instellen klimaat (temperatuur/ventilatie), instellen radio, instellen kunstmatig licht. Deze maatregelen kunnen gemakkelijk ingepast worden in de fysieke omgeving. We kunnen hier de schermen naar beneden doen als de zon binnen komt. Maar op de radio hebben we acht zenders, die al jarenlang hetzelfde zijn en die vanuit een centraal systeem worden aangestuurd. Het aanpassen naar andere zenders kunnen we zelf niet beïnvloeden op de operatie kamer. (Operatie Assistent)
Voor de medewerkerstevredenheid is het tot een bepaalde grens belangrijk controle & keuzevrijheid uit te oefenen op de fysieke omgeving, zolang dit binnen de hygiënische eisen valt.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
74
H6
Empirie
Privacy Privacy is de mogelijkheid om je terug te trekken in een (persoonlijke) ruimte met voldoende vierkante meters. De deskundigen en gebruikers waarderen dit thema beide als laagste. Beide doelgroepen geven aan, dat er tijdens het werk op de operatie afdeling weinig privacy mogelijk is voor de medewerkers. Uit de bevindingen zijn twee aspecten naar voren gekomen die betrekking hebben op de privacy. Communicatie en omkleden. Beide aspecten zijn sterk verbonden met de afmeting en vormgeving van de ruimtes. Als er behoefte is aan privacy dan is de hoeveelheid ruimte die men beschikbaar heeft een belangrijk thema.
Communicatie Tijdens sociale interactie met collega’s is het door de opzet en het gebrek aan ruimte in de koffiekamer vaak onmogelijk om een privé gesprek te houden met een collega zonder dat andere collega’s mee kunnen luisteren. Voor het voeren van een privé gesprek moet naar een andere ruimte gegaan worden. Er is meestal wel een ruimte vrij om een kort besloten gesprek te houden. Het wordt me haast onmogelijk gemaakt om over iets anders dan werk te praten. Iedereen luistert mee. Niks knus. Dat vind ik wel lastig. Ik wil wel graag rustig eten. Je kan geen kant op. Dan maak ik mijn pauze maar korter. Er is een groepje vaste mensen, waar je niet tussen komt, die altijd tv zitten te kijken. (Operatie Assistent)
Omkleden Als de kleedruimte in de operatie afdeling te klein is qua afmeting, dan kunnen medewerkers het vervelend vinden op drukke momenten om te moeten kleden. De gangen zijn dan zo smal dat men elkaar wel moet aanstoten om zijn kluisje te kunnen bereiken. Dit punt kan opgelost worden door het creëren van meer vierkante meters.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
75
H6
Empirie
6.2.4 OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN Vanuit de interviews is een duidelijk verschil te zien in de prioritering van de thema’s (zie afbeelding 6.3 en 6.4). De verschillen tussen deze geprioriteerde thema’s worden veroorzaakt door het feit dat deskundigen met een ander perspectief, namelijk dat van de ontwikkeling naar de operatie afdeling kijken. Bij de gebruikers ligt vooral de focus op de optimale aansluiting van de fysieke werkomgeving op hun werkprocessen en welbevinden. Op basis van relevantie kan men de elf thema’s in de piramide van Maslow plaatsen, waarbij de onderste lagen (de lagere fundamentele behoeften) een voorwaarde zijn voor de bovenliggende lagen (de hogere fundamentele behoeften). Dit is ook het geval bij deze elf thema’s. Ze hangen met elkaar samen en vormen een voorwaarde voor elkaar. Als bijvoorbeeld de organisatie & logistiek niet goed ontworpen is, dan werken de daarboven liggende thema’s hoogstwaarschijnlijk ook niet meer optimaal. In figuur 6.13 zijn twee piramides te zien, waarbij de linker piramide de prioritering van de deskundigen aangeeft en de rechter piramide die van de gebruikers. Het werd in de interviews namelijk duidelijk op welke wijze men een operatie afdeling ontwikkeld. Naar welke thema’s het eerste wordt gekeken en welke daarna volgen. Voor het ontwerp van een operatie afdeling begint men met een aantal eisen en randvoorwaarden opgesteld vanuit het Collegebouw Zorg (nu TNO zorg), die vooral gericht zijn op het minimaal aantal m² van een ruimte en de protocollen die de hygiëne en veiligheid garanderen, die ook veel invloed hebben op het klimaat en de apparatuur & ergonomie. Na al deze punten in ogenschouw genomen te hebben, wordt gekeken naar de overige thema’s.
Figuur 6.13: Prioritering van de thema’s in piramidevorm. (links: prioritering deskundigen, rechts: prioritering gebruikers).
In de piramide links is duidelijk te zien welke thema’s voorwaarde zijn voor de andere thema’s in het ontwerpproces. In de piramide rechts is de prioritering van de gebruikers te zien, waarbij de thema’s t.o.v. de piramide van de deskundigen exact omgekeerd in de piramide staan. De resultaten vanuit de interviews met de gebruikers wijzen uit dat deze hypothese niet klopt. Wel kan met deze piramide nagegaan worden welke aspecten in een bepaalde operatie afdeling spelen. Des te meer men het heeft over thema’s die hoog in de piramide zitten, zoals recreatie & ontspanning of controle en keuzevrijheid, des te beter de onderliggende thema’s georganiseerd zijn. Als er veel klachten zijn over het klimaat en apparatuur, dan hoor je de gebruikers minder over de bovenliggende thema’s. Deze trapsgewijze hiërarchie van thema’s kan afleiden welke thema’s op de operatie afdeling voldoen en welke minder voldoen. Vanuit de interviews wordt duidelijk dat de thema’s, afhankelijk van hun situatie in de fysieke omgeving, dissatisfiers en satisfiers genoemd kunnen worden. Dissatisfiers zijn thema’s die door
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
76
H6
Empirie
afwezigheid of slechte prestatie tot ontevredenheid leiden. Satisfiers zijn thema’s die in tevredenheid resulteren als ze bovengemiddeld aanwezig zijn of presteren (Johnston, 1995). Bijvoorbeeld als in de operatie afdeling te smalle deuren zijn geplaatst in de operatiekamers (vormgeving & afmeting) waardoor de patiënt er met zijn bed niet meer doorheen kan, kan het werkproces niet zonder hinder worden doorlopen, wat resulteert in onvrede bij de medewerkers. Het thema vormgeving & afmeting vormt dan een dissatisfier. Om erachter te komen of een thema in de huidige situatie een dissatisfier dan wel satisfier voor de medewerkers vormt, moet onderscheidt worden gemaakt in twee typen waar de elf thema’s binnen vallen. De thema’s voor het werkproces en de thema’s voor het welbevinden. De thema voor het werkproces zijn nodig om het werkproces wat de medewerkers uitvoeren op de operatie afdeling, mogelijk te maken. Hieronder vallen thema’s zoals organisatie & logistiek, klimaat, hygiëne, etc. De thema’s voor het welbevinden (daglicht, privacy, controle & keuzevrijheid, etc.) zijn de thema’s die tijdens de werkprocessen voor een hoger welbevinden kunnen zorgen. Dit welbevinden heeft invloed op de psychologische processen van de medewerkers wat indirect een sterke invloed uitoefent op de medewerkerstevredenheid.
Figuur 6.14: Verhouding thema’s voor het werkproces en het welbevinden.
Uit figuur 6.14 is zichtbaar dat de thema’s voor het werkproces aan een minimale eis moeten voldoen, wil de operatie afdeling zijn werkprocessen kunnen uitvoeren. Voldoen ze niet aan deze eis, dan vormen ze een dissatisfier. Komen ze boven deze eis uit, dan vormen ze een satisfier. Zonder de aanwezigheid van de thema’s voor het welbevinden, kunnen de werkprocessen ook uitgevoerd worden. Maar zullen de thema’s die hierbinnen vallen, dissatisfiers betreffen. Door het investeren in de thema’s voor het welbevinden naar een meer optimale situatie, zullen ze voor de medewerkers satisfiers vormen, wat een positieve invloed op het welbevinden heeft. Bijvoorbeeld de aanwezigheid van veel daglicht in de koffieruimte, operatie kamers, gangen en kantoren. Uit de interviews is een verband naar voren gekomen waarom de twee doelgroepen bepaalde thema’s prioriteren boven de andere. Bij de deskundigen zijn dit de thema’s voor het werkproces en deze zijn vooral verbonden met de functionaliteit en eisen & randvoorwaarden. De thema’s voor het welbevinden worden lager geprioriteerd en zijn verbonden met een optimale werkomgeving en het welbevinden van de gebruikers (figuur 6.15). Gekeken naar het verband in de prioritering van de thema’s die door de gebruikers in de huidige situatie is gegeven, speelt de invloed op het fysieke gestel (onderste laag van de piramide van Maslow) een grote rol. Des te meer invloed een thema kan hebben op het fysieke gestel van de medewerker, des te hoger deze wordt geprioriteerd (figuur 6.16). Uit de interviews is duidelijk geworden, dat de focus bij de deskundigen vooral bij de thema’s voor het werkproces ligt rondom de primaire ruimtes van de operatie afdeling. De secundaire ruimtes worden van minder belang geacht. Dit zijn de ruimtes die ook de meeste faciliteiten bevatten voor de medewerkers, die ze nodig hebben rondom hun primaire werkproces (koffieruimte, kleedkamer, Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
77
H6
Empirie
Figuur 6.15: Verband prioritering thema’s door de geïnterviewde deskundigen.
Figuur 6.16: Verband prioritering thema’s door de geïnterviewde gebruikers.
dicteerruimte, vergaderruimte, opslag, etc.). In het ontwerpproces ligt de focus in eerste instantie op het primaire werkproces, de afdeling moet kunnen functioneren. Daarna wordt pas aandacht besteed aan de secundaire ruimtes, waar dan in de meeste gevallen nog een beperkt aantal m² en budget voor beschikbaar is. Uit de interviews met de gebruikers is duidelijk geworden dat deze secundaire ruimtes van groter belang zijn dan door de deskundigen wordt gedacht. Het zijn de ruimtes die invloed uitoefenen op de tevredenheid buiten het primaire werkproces. Bijvoorbeeld als iemand zijn dag start en door de regen met een natte jas zich in een veel te krappe en te drukke kleedkamer rug aan rug moet omkleden, waarbij er geen ruimte is om je kleding te laten drogen, om vervolgens in de rij te moeten staan bij het toilet en in de pauze in een te kleine en overvolle koffiekamer op een krappe en ergonomisch slechte bank moet zitten. Dit kan een enorme invloed uitoefenen op de tevredenheid, omdat deze aspecten (thema’s voor welbevinden) indirect invloed uitoefenen op de onderste lagen in de piramide van Maslov (figuur 6.17). Figuur 6.17: Invloed satisfiers en dissatisfiers op de piramide van Maslov.
Deze argumentatie pleit daarom ook voor het belang om in de ontwikkeling meer aandacht te besteden aan de secundaire ruimtes ten behoeve van de medewerkerstevredenheid. Indirect oefenen ze vanuit de fysieke omgeving veel invloed uit op de totale medewerkerstevredenheid.
6.2.5 CONCLUSIES INTERVIEWS De bevindingen uit de interviews van de twee geanalyseerde doelgroepen hebben een goed beeld gegeven van de thema’s die belangrijk zijn voor de ontwikkeling van de operatie afdeling en de thema’s die in de huidige situatie op de operatie afdeling voor de medewerkers een grote rol spelen. Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
78
H6
Empirie
In tabel 6.5 is een overzicht gegeven waarin de bevindingen per thema beknopt staan beschreven. De bevindingen worden meegenomen bij het opstellen van de hypothesen voor de kwantitatieve toetsing. Tabel 6.5: Overzicht van bevindingen uit de interviews per thema.
THEMA:
ORGANISATIE & LOGISTIEK
Capaciteit ruimtes: Door toename dagbehandeling, te weinig capaciteit pro- en postoperatieve ruimtes. Omwegen vs. Kortste routes: Organisatie & logistiek van de fysieke omgeving is sterk verbonden met werkproces van de medewerkers. Slechte organisatie ruimtes: Slechte organisatie van ruimtes die niet goed aansluiten op de werkprocessen van de medewerkers oefenen indirect invloed uit op de totale medewerkerstevredenheid. Gebruikersparticipatie: Betrokkenheid van alle gebruikers in het ontwerpproces leidt tot een ontwerp dat beter afgesteld is op de werkprocessen en daardoor een hogere medewerkerstevredenheid. De ideale plattegrond: De ideale plattegrond is voor het merendeel van de medewerkers het sandwich/plein model.
THEMA:
HYGIENE
Cultuurprobleem: In de praktijk blijkt dat medewerkers zich niet altijd aan de hygiënische protocollen houden. Dit probleem kan verminderd worden door het stimuleren van bewustwording van de medewerkers, stimuleren door de fysieke omgeving en het toepassen van sociale controle. Tijdsdruk: Te hoge tijdsdruk zorgt voor een grotere kans om niet de tijd te nemen aan de hygiënische eisen te voldoen. Kledingvoorschriften: Door de kledingvoorschriften kunnen de medewerkers in de huidige situatie door de overdruk op de operatiekamer als een grote infectiebron dienen door huidschilfers. Fysieke omgeving: De kans op infecties kan gereduceerd worden door het verzorgen van minder deurbewegingen, zoals het toepassen van doorgeefluiken.
THEMA:
APPARATUUR & ERGONOMIE
Ergonomie: Het transporteren en hanteren van apparatuur heeft veel invloed op het fysieke gestel van de medewerkers. Hoe meer tijd zij hier tijdens hun werk aan moeten besteden, hoe negatiever de invloed dit op de tevredenheid. Opslag & vindbaarheid apparatuur: In de praktijk is er te weinig opslagruimte voor apparatuur, het is in de opslag onoverzichtelijk of apparatuur is kwijt en er is onduidelijkheid over de basis opslaglocatie van de apparatuur. Communicatie: Bij met name nieuwe apparatuur zoals de Da Vinci Robot wordt het belang voor communicatie tussen de medewerkers groter in relatie tot hun fysieke belasting. Daarnaast moeten medewerkers in de ontwikkeling meer betrokken worden bij de keuze voor apparatuur.
THEMA:
VEILIGHEID
Straling, giftige stoffen & gassen: Medewerkers voelen zich door de veiligheidsmaatregelen en eisen over het algemeen veilig omtrent straling, giftige stoffen & gassen. Met uitzondering van zwangere vrouwen. Apparatuur: Medewerkers voelen zich onveilig door risico op letsel door apparatuur. Dit kan door zware en onhandelbaar apparatuur, teveel bekabeling en onduidelijkheid van de apparatuur. Extern gevaar: Medewerkers voelen zich onveilig doordat de afdeling niet afgesloten kan worden en er geen zicht is op mogelijke indringers van buitenaf.
THEMA:
KLIMAAT
Invloed fysieke gestel: Wordt door de medewerkers als een belangrijk punt ervaren, omdat het veel invloed uitoefent op het fysieke gestel van de medewerkers. Instelling klimaat: De voorkeur van de klimaatzonering is sterk afhankelijk van het individu en de functie die men uitvoert. Klimaat zonering: Een klimaatzonering kan een positief effect hebben op de medewerkerstevredenheid, omdat er verschillende temperaturen worden ingeblazen, waarbij de temperatuur boven de medewerkers hoger is. Controle klimaatsysteem: Een statisch klimaat, waarbij door de medewerkers werkzaam op de operatiekamer, geen invloed uitgeoefend kan worden, zou een betere oplossing kunnen zijn dan dat ieder Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
79
H6
Empirie
individu zeggenschap heeft over de instelling van de temperatuur.
THEMA:
COMMUNICATIE
Vindbaarheid: Door het gebrek aan overzicht op de afdeling en transparantie van de ruimtes zijn collega’s elkaar tijdens het werkproces kwijt en verliezen ze tijd door elkaar te moeten zoeken. Visuele communicatie: Bij het uitvoeren van het werkproces voor en tijdens de behandeling op de operatiekamer kunnen collega’s in sommige situaties niet zien of de operatie nog aan de gang is of dat er iemand klaar staat. Geluidsoverlast: Tijdens de behandeling op de operatiekamer kan door gebruik van bepaalde apparatuur teveel ruis ontstaan, waardoor men elkaar niet meer kan verstaan. Elektronische communicatie: Door alle medewerkers een pieper te verschaffen wordt de vindbaarheid van de medewerkers een stuk beter. Individuele wensen: De wens voor visuele communicatie tussen twee ruimtes is afhankelijk van het individu en kan opgelost worden door de mogelijkheid om een raamopening te blinderen.
THEMA:
VORMGEVING & AFMETING
Primair vs. Secundair: In het ontwerpproces van de operatie afdeling wordt eerst aandacht besteed aan het uitvoeren van het primaire werkproces, waardoor er te weinig m² overblijven voor het goed kunnen ontwerpen van de secundaire ruimtes en deze te klein zijn. Ergonomie: In de operatiekamers is in sommige situaties door de toename van apparatuur, te weinig ruimte om het werkproces ergonomisch zonder hinder uit te kunnen voeren. Rekening houden met het werkproces: Het is van belang bij de ontwikkeling van een nieuwe operatie afdeling te beginnen met het analyseren van de werkprocessen en de benodigdheden. Vaak blijkt in de laatste fases van de ontwikkeling, wanneer de bouw al aan de gang is, er nog geen ruimte is gemaakt voor bepaalde functies zoals opslag of kantoorruimte.
THEMA:
DAGLICHT
Referentiekader: Er zijn grote verschillen tussen de medewerkers in de wens van de aanwezigheid van daglicht op de operatie afdeling. Dit is vooral afhankelijk van het referentiekader van elke medewerker. Consequentie daglicht: De wens voor veel daglicht is in balans met de organisatie & logistiek en heeft consequenties voor de organisatie van ruimtes en de loopafstanden. Onderliggende waarden daglicht: Daglicht vormt een belangrijke voorwaarde voor het welbevinden van de medewerkers. De onderliggende waarden bepalen het belang van het thema: contact met buitenwereld, het ervaren van ruimtelijkheid en de biologische klok. De mate van daglicht: Er is op de operatie afdelingen verschil tussen de mate van daglicht, waarbij het aantal en de grootte van de openingen verschillen samen met het aantal ruimtes waar de ramen aanwezig zijn. Dit heeft als resultaat een verschil in tevredenheid. Zicht van buiten: Medewerkers ervaren het als onprettig als er van buitenaf zicht is in de ruimtes van de operatie afdeling.
THEMA:
RECREATIE & ONTSPANNING
De locatie: De positionering van de koffieruimte is belangrijk voor het welbevinden van de medewerkers en heeft effect op efficiëntie (loopafstanden) en contact met de buitenwereld (daglicht). De afmetingen: De afmetingen van de koffieruimte zijn vaak te klein, waardoor medewerkers uitwijken naar andere ruimtes voor hun pauze. Door het meenemen van voedsel en drank komt de hygiëne in het geding.
THEMA:
CONTROLE & KEUZEVRIJHEID
Het werkproces: Medewerkers hebben weinig invloed op de uitvoering van het werkproces, aangezien door voorschriften van hygiënische protocollen en specifieke behandelingen veel is vastgelegd. De fysieke omgeving: Controle op de fysieke omgeving is met name gerelateerd aan de thema´s klimaat en daglicht, zoals regelbaarheid van klimaat, radio, kunstmatig licht, zonnescherm, raamblindering. De faciliteiten: Voldoende faciliteiten om de ontspanning te ondersteunen zijn nodig in de koffieruimte.
THEMA:
PRIVACY
Communicatie: Voor het voeren van een vertrouwelijk gesprek is vaak een tekort aan beschikbare ruimtes of vierkante meters. Omkleden: Mensen hebben meer behoefte aan privacy als de kleedruimte uit te weinig m2 bestaat. Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
80
H6
Empirie
6.3 Selectie thema’s & hypothesen Om de bevindingen uit de observaties en interviews te kunnen toetsen is er op basis van afbakening en relevantie een selectie van zeven uit de elf thema’s, die vanuit de fysieke omgeving invloed uitoefenen op de tevredenheid van medewerkers, gemaakt. Voor deze zeven thema’s zijn op basis van de bevindingen uit de observaties en interviews per thema een hypothese ontwikkeld, die door middel van een aantal stellingen door middel van de enquête kwantitatief getoetst worden.
6.3.1 SELECTIE VAN DE THEMA'S De prioritering van de thema’s die de deskundigen en gebruikers hanteren hoeft niet vanzelfsprekend te leiden om het thema ter discussie te stellen en verdiepend te onderzoeken. Als voorbeeld kan het thema veiligheid gegeven worden, wat door zowel de gebruikers als de medewerkers als een belangrijk thema worden gezien. De bevindingen hebben echter van dit thema en de mogelijke verbeterpunten die hieruit leiden weinig invloed op de fysieke omgeving. De mogelijkheid om hier door middel van de fysieke omgeving grote verbeterslagen in te behalen is minder dan bij andere thema’s. Het loont dus niet om de bevindingen van het thema veiligheid verder kwantitatief te gaan onderzoeken. Uit de bevindingen van de observaties en interviews is duidelijk geworden dat de meest interessante bevindingen veel invloed uitoefenen op de fysieke omgeving van de operatie afdeling. In figuur 6.18 zien we de relatie van deze bevindingen met hun invloed op de fysieke omgeving.
Figuur 6.18: De hoeveelheid invloed die, op basis van de bevindingen uit de observaties en interviews, invloed hebben op de fysieke omgeving van de operatie afdeling.
Voor de slagkracht van het adviesmodel is het meest interessant om de thema’s te kiezen waar de grootste verbeteringen in zijn aan te brengen.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
81
H6
Empirie
In figuur 6.19 zijn op het gebied van de bevindingen uit de observaties en interviews de relaties tussen de verschillende thema’s in beeld gebracht.
Figuur 6.19: De elf thema’s met de relaties tussen de thema’s die invloed hebben op elkaar.
Centraal staat het thema organisatie & logistiek die in het ontwerp van de operatie afdeling een voorwaarde vormt voor alle andere thema’s. Organisatie & logistiek is sterk verbonden met het werkproces van de medewerkers en staat daarom ook met alle andere thema’s in verbinding. Hoe meer verbindingen een thema heeft, hoe sterker de invloed op de fysieke omgeving is. Op basis van de invloed op de fysieke omgeving en het aantal relaties dat elk thema heeft, is een selectie van zeven thema’s gemaakt. De keuze voor deze zeven thema’s zijn onderbouwd bij de hypothesen en stellingen. De overige vier thema’s zijn op basis van deze twee criteria afgevallen. In tabel 6.6 is een overzicht gegeven van de prioriteringsperspectieven op basis van de interviews vanuit de deskundigen, de gebruikers en de invloed van de fysieke omgeving.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
82
H6
Empirie
Tabel 6.6: Prioritering zeven thema’s vanuit de drie perspectieven ontwerp, gebruik en invloed op de fysieke omgeving.
Belang Prioritering vanuit ontwerp (deskundigen) 1 2 3 4 5 6 7
Organisatie & logistiek Hygiëne Apparatuur & ergonomie Klimaat Communicatie Vormgeving & afmeting Daglicht
Prioritering vanuit gebruik (gebruikers)
Prioritering vanuit hoeveelheid invloed op de fysieke omgeving
Klimaat Apparatuur & ergonomie Communicatie Organisatie & logistiek Vormgeving & afmeting Hygiëne Daglicht
Organisatie & logistiek Hygiëne Vormgeving & afmeting Daglicht Apparatuur & ergonomie Communicatie Klimaat
De vier thema’s veiligheid, controle & keuzevrijheid, recreatie & ontspanning en privacy zijn buiten de selectie gevallen.
Veiligheid: Veiligheid is een thema wat gebruikers voor zichzelf belangrijk vinden op de operatie afdeling. Het gaat hier met name om dat de medewerkers zich tijdens en rond het werkproces veilig voelen. De punten die genoemd worden door medewerkers waar ze zich in bepaalde situaties op de operatie afdeling onveilig voelen zijn:
Straling, giftige stoffen & gassen: Medewerkers voelen zich door de veiligheidsmaatregelen en eisen over het algemeen veilig omtrent straling, giftige stoffen & gassen. Met uitzondering van zwangerschap. Apparatuur: Medewerkers voelen zich onveilig door risico op letsel door apparatuur. Dit kan door zware en onhandelbaar apparatuur, teveel bekabeling en onduidelijkheid van de apparatuur. Extern gevaar: Medewerkers voelen zich onveilig doordat de afdeling niet afgesloten kan worden en er geen zicht is op mogelijke indringers van buitenaf.
Veel van deze aspecten zijn gericht op de uitvoering van de apparatuur en hebben minder weerslag op de gebouwde omgeving. Voor de veiligheid voor indringers van buitenaf kan de afdeling gemakkelijk beveiligd worden (tijdsloten/poorten).
Controle & Keuzevrijheid: Controle en keuzevrijheid in hoe een werkproces doorlopen wordt is er op de operatie afdeling nauwelijks en kan gezien de behandelingen lastig aangepast worden. De controle & keuzevrijheid gerelateerd aan de fysieke omgeving bevindt zich vooral bij de thema’s klimaat en daglicht, waarbij mensen invloed kunnen uitoefenen op de factoren die hieronder vallen. Hierbij kan gedacht worden aan regelbaarheid van het zonnescherm, instellen klimaat (temperatuur/ventilatie), instellen radio, instellen kunstmatig licht. Deze maatregelen kunnen gemakkelijk ingepast worden in de fysieke omgeving. In de geobserveerde ziekenhuizen waren deze aspecten goed georganiseerd. Er zijn uit de bevindingen geen interessante hypothesen naar voren gekomen, maar wel in relatie met de thema’s daglicht en klimaat. Deze bevindingen zijn onder deze andere twee thema’s opgenomen.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
83
H6
Empirie
Recreatie & Ontspanning: Werknemers geven recreatie en ontspanning alleen aan te gebruiken in de koffiekamer. Tijdens de werkprocessen is hier geen ruimte voor en zou hier ook geen ruimte voor moeten zijn. Wat veelvuldig wordt aangegeven is dat er te weinig ruimte is in de koffiekamer, waardoor niet iedereen kan zitten of iedereen te dicht op elkaar zitten en dat er een gebrek aan faciliteiten is (kasten, tafels, computers, etc.). Gericht op de fysieke omgeving is de afmeting van de koffieruimte het meest interessante punt, aangezien medewerkers bij gebrek aan ruimte uitwijken naar andere ruimtes (dicteerruimte/computerruimte/kantoor/buiten ok) en daardoor het eten en drinken (koffie) dus ook meenemen over de afdeling. Dit leidt dus tot een groter risico in het niet hanteren van de hygiënische eisen.
Privacy: Privacy geeft men aan nauwelijks te hebben en ook niet nodig te hebben tijdens het werkproces. Het wordt wel belangrijk gevonden voor de ruimte in de koffiekamer, beschikbare ruimte voor een vertrouwelijk gesprek (dus de mogelijkheid om af te kunnen zonderen) en voldoende ruimte tijdens het omkleden in de kleedruimte. Het meest belangrijke thema gekoppeld aan privacy is dus ook vormgeving & afmeting, omdat de aangegeven punten allen over voldoende ruimte gaan. Deze aspecten worden ook meegenomen onder het thema vormgeving & afmeting.
6.3.2 HYPOTHESEN & STELLINGEN Hieronder zijn bij de zeven gekozen thema’s de hypothesen en stellingen beschreven. Per geselecteerd thema is een centrale hypothese gesteld met daaronder een aantal scherpe stellingen die uit de bevindingen van de observaties en interviews naar voren zijn gekomen. Deze stellingen vormen de input voor de ontwikkelde vragen in de enquête. Alle stellingen hebben een negatief accent, wat inhoudt dat er van fysieke invloeden wordt uitgegaan die een negatieve werking hebben op de medewerkerstevredenheid. Voor dit uitgangspunt is gekozen, omdat de meeste thema’s dissatisfiers zijn. Dit betekent dat ze alleen door de medewerkers opgemerkt zullen worden als er iets niet op orde is. Zodra dit wel het geval is zal hier geen onvrede over zijn. Dit betekent niet dat mensen er bewust tevreden over zijn. De insteek is vanwege deze reden beter en het geeft meer resultaten op verbetervoorstellen als men van de negatieve situatie uitgaat.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
84
H6
Empirie
Bij de volgende hypothesen en stellingen oefent de fysieke omgeving invloed uit op de medewerkerstevredenheid van het personeel werkzaam op de operatie afdeling. De hypothesen en stellingen bestaan uit twee typen vragen. Type A heeft invloed op B en type X is belangrijker dan Y. Tabel 6.7: Hypothese en stellingen voor de zeven geselecteerde thema’s.
ORGANISATIE & LOGISTIEK
Hypothese 1: De mate van organisatie & logistiek.
Stelling 1a: Een inefficiënte schakering van ruimtes. Stelling 1b: Langere looplijnen.
HYGIENE
Hypothese 2: Het hanteren van de hygiënische eisen.
Stelling 2a: Een grotere belemmering voor het hanteren van hygiënische eisen zorgt voor een hoger risico voor het niet consequent hiervan uitvoeren. Stelling 2b: Door een efficiënte aansluiting van de hygiënische faciliteiten op de werkprocessen kan het hanteren van de hygiënische eisen gestimuleerd worden.
VORMGEVING & AFMETING
Hypothese 3: De beschikbare ruimte t.b.v. het werkproces.
Stelling 3a: Onvoldoende (ergonomische) ruimte om het werkproces zonder hinder te kunnen doorlopen. Stelling 3b: Er is minder belang voor de afmetingen van de secundaire ruimtes, dan van de primaire ruimtes op de operatie afdeling.
DAGLICHT
Hypothese 4: De mate van daglicht.
Stelling 4a: Het binnenvallen van daglicht heeft een grotere invloed op de medewerkers-tevredenheid dan het zicht op het landschap buiten. Stelling 4b: Daglicht in ruimtes buiten de operatie afdeling, zoals de gang of koffiekamer, heeft een grotere invloed dan dat daglicht op elke operatiekamer aanwezig is. Stelling 4c: Zicht van buitenaf door de gevelopeningen.
APPARATUUR & ERGONOMIE
Hypothese 5: De organisatie van opslagruimte voor apparatuur en materieel.
Stelling 5a: Te weinig toegewezen opslagruimte voor de benodigde apparatuur op de operatie afdeling. Stelling 5b: Een grotere afstand tussen de opslagruimte en de operatiekamer. Stelling 5c: Onduidelijkheid in de toegewezen opslaglocatie van apparatuur.
COMMUNICATIE
Hypothese 6: De ondersteuning van de fysieke omgeving voor de communicatie op visueel vlak.
Stelling 6a: Hindering visuele communicatie door de fysieke omgeving (wanden, deuren, apparatuur) heeft een negatieve invloed.
KLIMAAT
Hypothese 7: De opzet van de klimaatinstallatie en mate van controle en keuzevrijheid op het klimaat.
Stelling 7a: Geen controle over de instelbaarheid van het klimaat. Stelling 7b: Slechte afstelling klimaat heeft negatieve invloed op het fysieke gestel. Stelling 7c: Gebrek aan inblaasplenum met zonering die verschillende temperaturen uitblaast.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
85
H6
Empirie
6.4 Empirisch onderzoek: De Enquêtes Dit hoofdstuk beschrijft de analyse die door middel van de enquête, uitgezet bij drie case studies, geleid heeft tot het toetsen van de opgestelde hypothesen en stellingen en het tot stand komen van de conclusies uit het empirisch onderzoek. In dit hoofdstuk zal niet ingegaan worden op de totstandkoming van de vraagstellingen in de enquête. Voor inzage in de vraagstellingen van de enquête wordt daarom verwezen naar bijlage V.I, waarin de enquête is opgenomen. Allereerst worden de drie case studies, die gebruikt zijn voor de enquête, in een korte analyse toegelicht. In de analyse en conclusie zullen de case studies niet meer bij naam worden genoemd, maar door middel van een lettercode. Case A staat voor het Rijnstate ziekenhuis te Arnhem, Case B staat voor het Jeroen Bosch Ziekenhuis te ‘s-Hertogenbosch en Case C staat voor het Rivierenland Ziekenhuis te Tiel. Op basis van de uitgezette enquêtes worden de resultaten van de dataverzameling beschreven en vervolgens is de data analyse uitgevoerd. De resultaten uit de data analyse zullen per thema behandeld worden. Elk thema is onderverdeeld in een aantal aspecten die invloed hebben vanuit de fysieke omgeving op de medewerkerstevredenheid en onder de noemer van het betreffende thema vallen. Het hoofdstuk eindigt met de conclusies waarin de belangrijkste bevindingen beknopt worden weergegeven en antwoord zal worden gegeven op de volgende twee sub-onderzoeksvragen. Wat is de huidige tevredenheid van medewerkers werkzaam in de operatie afdeling, gerelateerd aan de fysieke omgeving? Wat is het belang van medewerkers werkzaam in de operatie afdeling, gerelateerd aan de fysieke omgeving?
6.4.1 DE CASESTUDIES VOOR HET KWANTITATIEF ONDERZOEK Case A: Rijnstate Ziekenhuis te Arnhem Rijnstate is een samenwerkingsverband tussen verschillende locaties in de regio Arnhem. Het bestaat uit vijf locaties in Arnhem, Arnhem-Zuid, Zevenaar, Velp en Dieren. Het omvat een verzorgingsgebied van 460.000 inwoners en biedt basiszorg en hooggespecialiseerde medische zorg. Sinds de oplevering in 1995 heeft bij het Rijnstate Ziekenhuis te Arnhem een verbouw, uitbreiding en nieuwbouw parkeergarage plaatsgevonden. Kenmerkend is de heldere stervormige hoofdverkeersstructuur met het grote atrium als middelpunt.
Afbeelding 6.1: Luchtfoto Rijnstate Arnhem (bron: Google Earth)
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
Afbeelding 6.2: Rijnstate Arnhem (eigen foto)
86
H6
Empirie
RIJNSTATE Bereik: Patiënten per jaar: Aantal bedden: Medewerkers: Specialismen:
460.000 40.000 706 6.000 29
RIJNSTATE ZIEKENHUIS ARNHEM Ontwerp: Oplevering: Constructie: Type: Structuur:
Aan de Amstel Architecten 1995 Hollandse Beton Maatschappij Algemeen ziekenhuis groot: Opleidingsziekenhuis Kruisenstructuur
OPERATIE AFDELING Locatie: Verdieping: Operatiekamers: Personeel: Fysieke organisatie typologie: Specialistische OK’s:
Figuur 6.19: Plattegrond Rijnstate Arnhem met positie operatie afdeling.
Zuidvleugel 1ste verdieping 14 ± 160 Enkel corridor principe Radiologie, Da Vinci Robot
Figuur 6.20: Principe plattegrond operatie afdeling Rijnstate Arnhem.
De operatie afdeling van het Rijnstate ziekenhuis te Arnhem bevindt zich in de zuid vleugel op de eerste verdieping. De operatie afdeling bestaat uit twee vleugels. Een korte vleugel met één gang waar drie operatiekamers aan liggen en een lange vleugel met twee gangen waar elf operatiekamers aan liggen.
Case B: Jeroen Bosch Ziekenhuis te s’-Hertogenbosch Het Jeroen Bosch Ziekenhuis is een groot opleidingsziekenhuis op meerdere locaties in de regio ’sHertogenbosch en de Bommelerwaard. Het is in 2002 ontstaan uit een fusie tussen het Bosch Medisch Centrum en het Carolus-Liduinaziekenhuis en bestaat uit vier locaties. Het verzorgingsgebied omvat de regio s’-Hertogenbosch: van Boxtel tot Oss en van Zaltbommel tot Vlijmen. Vrijwel alle specialisaties zijn vertegenwoordigd. In 2003 is gestart met het ontwerp voor de nieuwbouw van het Jeroen Bosch Ziekenhuis. Half 2007 is gestart met de bouw en het is in 2011 opgeleverd. Bij het ontwerp is als ambitie gesteld dat het nieuwe ziekenhuis het meest patiëntgerichte ziekenhuis van Nederland te worden. Het ziekenhuis kenmerkt zich door de dubbele H structuur, waarbij er gebruik wordt gemaakt van één centrale as (EGM architecten, 2010). De operatie afdeling is gelegen op de derde verdieping aan de stadszijde van het ziekenhuis. Het bestaat uit drie vleugels A, B en C die tezamen verbonden zijn door één doorlopende brug, haaks op de vleugels, waarin zich de gang bevindt. Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
87
H6
Empirie
De vleugels zijn verdeeld in één vleugel waar voornamelijk poliklinische behandelingen plaatsvinden (24-uurs opnames, vleugel C) en twee vleugels waar meer complexe operaties plaatsvinden (vleugel A, B). In twee lange vleugels (B, C) bevinden zich ieder zes operatiekamers en in de korte vleugel (A)bevinden zich vier operatiekamers.
Afbeelding 6.3: Luchtfoto Jeroen Bosch (bron: website EGM)
Afbeelding 6.4: Entree Jeroen Bosch Ziekenhuis (eigen foto)
JEROEN BOSCH ZIEKENHUIS Poliklinische bezoeken per jaar: Patiënten per jaar: Aantal bedden: Medewerkers:
500.000 60.000 730 4.000
JEROEN BOSCH ZIEKENHUIS, s’-Hertogenbosch Ontwerp: Ontwerpjaar: Bouw & Oplevering: Organisatie adviseur: Adviseur installaties: Constructeur: Type:
Structuur:
EGM Architecten 2003-2007 2007-2011 PTG Advies Deerns Raadgevende Ingenieurs Aronsohn Raadgevende Ingenieurs BV Algemeen ziekenhuis groot: Opleidingsziekenhuis Dubbele kamstructuur
Figuur 6.21: Plattegrond Jeroen Bosch ziekenhuis met positie operatie afdeling.
OPERATIE AFDELING Locatie: Verdieping: Operatiekamers: Personeel: Fysieke organisatie typologie: Specialistische OK’s:
Stadszijde 3de verdieping 16 ± 220 Enkel corridor principe Interventie OK, Da Vinci Robot
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
Figuur 6.22: Principe plattegrond operatie afdeling Jeroen Bosch ziekenhuis.
88
H6
Empirie
Case C: Rivierenland Ziekenhuis te Tiel Ziekenhuis Rivierenland is een streekziekenhuis met 373 bedden en 19 specialismen. Het ziekenhuis heeft samen met zijn twee 2 poliklinieken ruim 1500 medewerkers en vrijwilligers.
Afbeelding 6.5: Luchtfoto Rivierenland Tiel (bron: brabantsdagblad.nl)
Afbeelding 6.6: Entree Rivierenland Tiel (eigen foto)
Het ziekenhuis is in 2004 is gestart met de verbouw van de operatie afdeling, waarbij twee nieuwe poliklinische operatiekamers zijn gebouwd en vijf bestaande operatiekamers zijn gerenoveerd. In 2006 is de vernieuwde en uitgebreide operatie afdeling opgeleverd. RIVIERENLAND Aantal bedden: Medewerkers: Specialismen
373 1200 19
RIVIERENLAND ZIEKENHUIS TIEL Ontwerpjaar verbouw: Bouw & Oplevering: Type: Structuur:
2004 2005-2006 Algemeen ziekenhuis klein Vertakte structuur
Figuur 6.23: Plattegrond Rivierenland ziekenhuis met positie operatie afdeling.
OPERATIE AFDELING Locatie: Verdieping: Operatiekamers: Personeel: Fysieke organisatie typologie:
Noordzijde 1ste verdieping 5 klinisch, 2 poliklinisch ± 85 Dubbel corridor principe
Figuur 6.24: Principe plattegrond operatie afdeling Rivierenland ziekenhuis.
Op de operatie afdeling, bestaande uit de klinische operatiekamers, het dagcentrum, de poliklinische operatiekamers, de verkoever en de polikliniek preoperatieve screening werken ± 85 medewerkers, verdeeld over de werkterreinen chirurgie, anesthesie en recovery. Er zijn 5 klinische en 2 poliklinische operatiekamers. De operatie afdeling heeft een L-structuur met een dubbel corridor principe rondom de vijf klinische operatiekamers. Bij de poliklinische operatiekamers wordt het enkel corridor principe gehanteerd.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
89
H6
Empirie
6.4.2 DATA RESULTATEN De uitgezette enquête heeft bij de drie case studies in totaal 299 respondenten opgeleverd. Dit komt uit op een respons van 79% in case A, 54% in case B en 62% in case C van het totaal aantal medewerkers. Vergeleken met de gemiddelde responscijfers in de praktijk zijn dit erg hoge resultaten. De hoge respons is met name door twee redenen te verklaren. De wijze waarop de vragenlijst is afgenomen én de mate waarin het onderwerp leeft (Brinkman, 2000). Tabel 6.8: Aantal medewerkers en respondenten onderzoek
Aantal medewerkers werkzaam op de operatie afdeling incl. specialisten Aantal aangezochte personen Aantal respondenten Respons van benaderde medewerkers Respons van totaal aantal medewerkers
Case A
Case B
Case C
Totaal
± 160
± 220
± 85
465
150 127 85% 79%
155 119 77% 54%
65 53 82% 62%
370 299 81% 64%
De eerste reden die de respons aanzienlijk verhoogd heeft, is het persoonlijk als enquêteur aanwezig zijn bij het uitdelen en laten invullen van de enquête. De respondenten worden van te voren geïnformeerd en gemotiveerd ten aanzien van het onderzoek en kunnen op elk moment vragen stellen als iets onduidelijk is. Daarnaast hoeven ze de enquête niet direct in te vullen, maar hebben ze daar twee dagen voor. Was er meer tijd nodig, dan was het nog mogelijk de ingevulde enquête via de OK-manager na te laten sturen. De tweede reden voor de hoge respons is de mate waarin het onderwerp leeft. Tussen de casestudies werd duidelijk een verschil in motivatie voor het invullen van de enquête opgemerkt. Bij case A zal de operatie afdeling binnenkort een verbouwtraject ondergaan waardoor de medewerkers erg gemotiveerd waren hun tevredenheid, belang en prioritering over de fysieke werkomgeving in te vullen, omdat ze weten dat de resultaten van de enquête een grote kans hebben om meegenomen te worden in het ontwerptraject. In case B was deze motivatie een stuk lager aangezien de operatie afdeling daar net opgeleverd is en de medewerkers weten, dat de resultaten niet tot veranderingen in hun werkomgeving leiden. Toch was ook hier de respons hoog, aangezien het onderwerp leeft, er nog veel verbeterpunten te behalen zijn en de medewerkers graag participeren in het ontwikkelen van een adviesmodel dat kan helpen bij het ontwikkelen van een kwalitatief beter ontwerp van de toekomstige operatie afdelingen, waarbij de medewerkerstevredenheid een stuk hoger ligt dan bij de huidige situatie. Het aantal respondenten is per case studie te verdelen in een aantal subgroepen gebaseerd op functie en werkproces. In de analyse worden als onafhankelijke variabele de totale functiegroep en de drie subgroepen onderkend. Onder de totale functiegroep vallen alle medewerkers werkzaam op de operatie afdeling. De subgroepen bestaan uit het operatiekamer personeel (OK personeel), het overig personeel en de specialisten. Onder het OK personeel vallen de operatie assistenten en de anesthesie assistenten. Het overig personeel bestaat uit verkoever/holding verpleegkundigen, secretaresses, floor managers, unit hoofden, OK managers/hoofden, logistiek personeel en de huishoudelijke dienst. De specialisten bestaan uit de artsen, anesthesiologen, assistenten en coassistenten. Onder alle subgroepen vallen ook de medewerkers in opleiding voor de desbetreffende functies. In tabel 6.9 is een overzicht weergegeven van het aantal respondenten die in de betreffende functiegroep vallen per case. In Case A zijn de meeste respondenten te vinden, gevolgd door case B en als laagste case C wat aan de schaalgrootte van het ziekenhuis ligt.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
90
H6
Empirie
Tabel 6.9: Aantal medewerkers per functie en functiecategorie per case en totaal.
Functiegroep OK personeel Operatie Assistent Operatie Assistent in opleiding Anesthesie Assistent Anesthesie Assistent in opleiding Functiegroep OK personeel
Functiegroep Overig personeel Verpleegkundige Secretaresse Manager Logistiek medewerker Huishoudelijke dienst Functiegroep Overig personeel
Functiegroep Specialisten
Case A
Case B
Case C
46 8 21 6 81
37 5 23 3 68
17 1 11 1 30
Case A
Case B
Case C
9 5 2 0 0 25
9 0 5 4 2 26
7 2 2 0 1 11
Case A
Case B
Case C
Arts Arts assistent Arts in opleiding Anesthesist Anesthesist in opleiding Coassistent Functiegroep Specialisten
13 1 4 2 3 2 16
13 2 1 6 0 4 20
5 0 0 3 0 3 12
Functie niet ingevuld
5
5
0
In grafiek 6.1 is de verhouding tussen de functiegroepen in het aantal respondenten weergegeven. Duidelijk te zien is dat 53-66% van de respondenten OK personeel is. 20-23% bestaat uit overig personeel en 13-21% uit specialisten. Deze verhouding komt goed overeen met de verhouding op een operatiekamer waar er in de doorsnee situatie 2 operatie assistenten, 1 anesthesie assistent, 1 specialist en een ½ anesthesist (per 2 operatiekamers) werkzaam zijn. De respondenten van het onderzoek vertegenwoordigen daarom goed de verhouding in functiegroepen die op de operatie afdeling werkzaam zijn.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
91
H6
Empirie
Grafiek 6.1: Aantal medewerkers per functiegroep
De verhouding man/vrouw is in de drie cases ongeveer 1/3 mannen en 2/3 vrouwen (grafiek 6.2). Gekeken naar de man/vrouw verhouding bij een casestudie, dan zien we duidelijk een verdeling van OK personeel en overig personeel die voor 2/3 uit vrouwen bestaat en de specialisten die voor 2/3 uit mannen bestaat (grafiek 6.3).
Grafiek 6.2: verhouding man/vrouw bij de case studies
Grafiek 6.3: verhouding man/vrouw per functiegroep in case A
Een ander interessant aspect van de persoonsgebonden kenmerken is het aantal operatie afdelingen waar men werkzaam in is geweest. In grafiek 6.4 geven de lijnen per case aan hoeveel medewerkers in een bepaald aantal operatie afdelingen werkzaam is geweest. Logischerwijs is een kleiner aandeel van de medewerkers werkzaam geweest bij meerdere operatiekamers. Toch geldt voor alle drie de cases dat het grootste aantal mensen maar op één operatie afdeling heeft gewerkt en dat is de afdeling waar ze nu werkzaam zijn. Dit betekent, dat een aanzienlijk deel van de medewerkers geen enkele referentie heeft van een andere operatie afdeling waar ze werkzaam in zijn geweest. In de reflectie op de fysieke omgeving in de huidige situatie is het daarom voor deze mensen lastiger aan te geven wat ze missen of anders zouden willen. Hierbij is mogelijke kennis door gedeelde ervaringen door gesprekken met collega’s en/of bezoeken of excursies aan andere operatie afdelingen buiten beschouwing gelaten.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
92
H6
Empirie
Grafiek 6.4: Het aantal operatie afdelingen waarin de medewerkers werkzaam zijn geweest.
Voor een aantal vragen zullen de medewerkers die meer referentie ervaring hebben een beter antwoord kunnen geven. Met name in de motivatie. In bijlage V.III zijn meer resultaten van statistieken over de persoonsgebonden kenmerken geanalyseerd. Deze zijn niet in het verslag opgenomen, omdat ze in dit onderzoek in de analyse van de fysieke factoren vragen niet zijn meegenomen als onafhankelijke variabelen.
6.4.3 DATA ANALYSE Belang en prioritering thema’s Op basis van de bevindingen vanuit de observaties en interviews is voor een selectie van zeven thema’s gekozen, die de meeste invloed hebben op de fysieke omgeving. Bij de enquêtes is het belang vanuit het gebruikersperspectief kwantitatief getoetst. Hieruit is een wijziging in de prioritering van de thema’s van het personeel opgetreden ten opzichte van de bevindingen vanuit de interviews. In tabel 6.10 zijn de prioritering van de zeven thema’s vanuit de drie perspectieven gerangschikt. Tabel 6.10: Prioritering zeven thema’s vanuit de drie perspectieven ontwerp, gebruik en invloed op de fysieke omgeving.
Belang Prioritering vanuit ontwerp (deskundigen) 1 2 3 4 5 6 7
Organisatie & logistiek Hygiëne Apparatuur & ergonomie Klimaat Communicatie Vormgeving & afmeting Daglicht
Prioritering vanuit gebruik (gebruikers)
Prioritering vanuit hoeveelheid invloed op de fysieke omgeving
Klimaat Apparatuur & ergonomie Communicatie Organisatie & logistiek Vormgeving & afmeting Hygiëne Daglicht
Organisatie & logistiek Hygiëne Vormgeving & afmeting Daglicht Apparatuur & ergonomie Communicatie Klimaat
In grafiek 6.5 zijn de resultaten van de kwantitatieve analyse uitgezet, waarbij voor alle functiegroepen tezamen het belang per thema is gevisualiseerd. Deze rankschikking van het ‘belang’ Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
93
H6
Empirie
wijst op een andere volgorde van prioriteit vergeleken met de resultaten vanuit de interviews. Het thema communicatie is hier niet in opgenomen, omdat bij dit thema in de enquête het belang van de medewerkers niet naar voren komt. Belang Functiegroep totaal 1 Klimaat 2 3
Apparatuur & ergonomie Hygiëne
4
Daglicht
5
Vormgeving & afmeting Organisatie & logistiek
6 Grafiek 6.5: Belang functiegroep totaal vanuit de waardering per thema.
In de vergelijking tussen de prioritering van de gebruikers uit de interviews en uit de enquête is te zien dat het belang voor klimaat en apparatuur & ergonomie goed overeenkomen waar het grootste belang zit. De thema’s hygiëne en daglicht worden in de kwantitatieve analyse hoger beoordeeld en de vormgeving & afmeting en organisatie & logistiek lager. Toch zijn de resultaten omtrent de prioritering discutabel, aangezien de waardering van de belangen in het rapportcijfer bij een aantal thema’s erg dicht tegen elkaar aanligt. In grafiek 6.6 is de waardering van het belang opgenomen per functiegroep. Hier is wel een duidelijk verschil in het belang op te merken tussen de thema’s.
Grafiek 6.6: Belang per functiegroep vanuit de waardering per thema.
Bij het inventariseren welke prioritering gesteld moet worden tijdens de initiatieffase in de ontwikkeling van een operatie afdeling, kan men het beste de focus bepalen aan de hand van de prioritering per functiegroep (tabel 6.11). Het thema communicatie is hier naar inzichten die uit de Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
94
H6
Empirie
interviews zijn gekomen, in de prioritering opgenomen. Hierin is het belang voor het goed uit kunnen voeren van het werkproces leidend. Medewerkers hebben meer belang bij een goede visuele communicatie tijdens het uitvoeren van hun werkproces, dan dat ze last ervaren van het klimaat (door tocht, temperatuur). Een kanttekening is dat dit niet kwantitatief onderbouwd kan worden. Tabel 6.11: Prioritering zeven thema’s per functiegroep en functiegroep totaal o.b.v. N=179 OK Personeel, N=62 Overig personeel en N=48 Specialisten.
Belang
OK personeel
Overig personeel
Specialisten
Functiegroep totaal
1 2
Klimaat Apparatuur & ergonomie Communicatie Daglicht Hygiëne
Klimaat Apparatuur & ergonomie Communicatie Daglicht Hygiëne
Hygiëne Klimaat
Klimaat Apparatuur & ergonomie Communicatie Hygiëne Daglicht
Vormgeving & afmeting Organisatie & logistiek
Vormgeving & afmeting Organisatie & logistiek
3 4 5 6 7
Communicatie Daglicht Apparatuur & ergonomie Vormgeving & afmeting Organisatie & logistiek
Vormgeving & afmeting Organisatie & logistiek
Vanuit het empirisch onderzoek en de analyse van de werkprocessen is duidelijk geworden, dat het gebruik van ruimtes en de tijd, die medewerkers in een bepaalde ruimte besteden, afhankelijk is van de werkprocessen, die aan hun functie verbonden zijn. Zo maakt het OK personeel van meer ruimtes op de operatie afdeling gebruik dan de specialisten. Dit komt omdat het OK personeel met de logistiek van apparatuur, materieel en patiënten te maken heeft. Een arts zal voornamelijk gebruik maken van de operatiekamer, koffieruimte en dicteerruimte. In figuur 6.25 is te zien dat 57% (groen) van het oppervlak door het OK personeel wordt gebruikt en 30% (rood) van het oppervlak door de specialisten exclusief de gangen.
Figuur 6.25: Gebruik ruimtes van de functiegroepen OK personeel en specialisten voor het uitvoeren van hun werkproces.
In grafiek 6.7 is het belang per gevraagd aspect in de enquête aangegeven voor de functiegroep OK personeel en Specialisten. Hierin is een duidelijk verschil van het belang tussen de twee functiegroepen te zien. De specialisten hebben over de totale lijn een lager belang bij alle aspecten die betrekking hebben op de fysieke omgeving dan het personeel, maar er zijn een paar Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
95
H6
Empirie
uitzonderingen. De specialisten hebben namelijk meer belang bij de aspecten afmeting van de operatiekamer en meer belang dat de fysieke omgeving ondersteunend is aan het voldoen van de hygiënische eisen. Het grotere belang voor de operatiekamer kan verklaard worden doordat de specialisten in verhouding tot hun verblijf in de andere ruimtes van de operatie afdeling, hier de meeste tijd doorbrengen. De specialist is tijdens de behandeling de grootste potentiële bron van infectie voor de patiënt en daarom is het van groot belang dat zij aan de hygiënische eisen voldoen. Dit kan hun belang voor het aansluiten van de fysieke omgeving op de hygiënische eisen, verklaren.
Grafiek6.7: De waardering van het belang van de functiegroepen OK personeel en Specialisten per aspect vanuit de enquête.
In grafiek 6.8 is de lijn van de tevredenheid van de functiegroepen OK personeel en specialisten uitgezet voor de bevraagde aspecten in de enquête. Ook hier is een duidelijk verschil in de lijn te ontdekken, waarbij het OK personeel over de huidige situatie minder tevreden is. Aangezien dit lijnen zijn van het totaalgemiddelde van de drie casestudies, kan hier geen uitspraak gedaan worden over de verklaring van de tevredenheid voor een specifiek aspect.
Grafiek 6.8 De waardering van de tevredenheid van de functiegroepen OK personeel en Specialisten per aspect vanuit de enquête.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
96
H6
Empirie
Het verschil in belang en tevredenheid tussen de twee functiegroepen OK personeel en specialisten kan door de volgende twee punten verklaard worden. Het gebruik van de ruimtes en de tijd werkzaam op de operatie afdeling. Dit wordt verklaard door het verschil in werkproces (figuur 6.26).
Figuur 6.26: Verschil functiegroepen in gebruik ruimtes en tijd aanwezig op de operatie afdeling door de werkprocessen.
Doordat de specialisten van een groot aantal ruimtes op de operatie afdeling geen gebruik maken, is de kwaliteit van deze ruimtes voor hun eigen werkproces niet direct van belang. Wel horen ze op de werkvloer van het OK personeel wat zij van de huidige situatie van deze ruimtes vinden. De specialisten hebben alleen het meeste belang voor de ruimtes waarin zij zelf werkzaam zijn. De tijd, die men werkzaam is op de operatie afdeling heeft invloed op hoe de medewerkers hun werkomgeving beleven en waarderen. De specialisten zijn over het algemeen 1 à 2 dagen per week aan het werk op de operatie afdeling voor de behandeling van de patiënten, waarbij ze de overige dagen voornamelijk op de polikliniek besteden. Door de afwisseling van de fysieke omgeving, waar de werkruimte op de polikliniek uit een kantoorruimte met ramen aan de gevel bestaat (conform bouwbesluit), kunnen ze een mindere situatie van de fysieke omgeving in de operatie afdeling als minder vervelend ervaren dan dat het OK personeel dit doet, in de regel 100% van hun werkzame uren op de operatie afdeling besteedt. In het vaststellen van de eisen en uitgangspunten voor het ontwerp in de ontwikkeling van een (ver)nieuw(d)e operatie afdeling is het daarom van belang bij het betrekken van de gebruikersgroepen welke wensen en eisen van de gebruikers zwaarder moeten wegen. Dit onderscheid kan op basis van deze onderzoeksresultaten gemaakt worden door de selectie van functiegroep voor een bepaald thema en/of aspect die bij dit punt de hoogste prioriteit heeft én in het werkproces het meest voorkomt.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
97
H6
Empirie
Rol van de fysieke omgeving Om een beter inzicht te krijgen in het belang van de fysieke omgeving in de totale medewerkerstevredenheid is in de kwantitatieve analyse een slotvraag gesteld welke rol de fysieke omgeving van de operatie afdeling speelt bij de keuze om bij een ziekenhuis te komen werken. In grafiek 6.9 is de percentageverdeling in score per functiegroep te zien van geen rol tot zeer grote rol.
Grafiek6.9: Percentageverdeling van de rol van de fysieke omgeving bij de keuze voor een ziekenhuis, N=299
Van het OK personeel (N=177) geeft 80% aan, dat de fysieke omgeving van de operatie afdeling een rol tot zeer grote rol speelt bij de keuze van een ziekenhuis en 52% geeft aan, dat de fysieke omgeving een grote tot zeer grote rol speelt. Van het overig personeel (N=43) geeft 70% aan, dat de fysieke omgeving van de operatie afdeling een rol tot zeer grote rol speelt bij de keuze van een ziekenhuis en 35% geeft aan, dat de fysieke omgeving een grote tot zeer grote rol speelt. Van de specialisten (N=59) geeft 79% aan, dat de fysieke omgeving van de operatie afdeling een rol tot zeer grote rol speelt bij de keuze van een ziekenhuis en 56% geeft aan, dat de fysieke omgeving een grote tot zeer grote rol speelt. Uit deze statistieken valt te concluderen, dat van het merendeel van de alle medewerkersgroepen werkzaam op de operatie afdeling van een ziekenhuis, de fysieke omgeving van de operatie afdeling in de keuze voor een ziekenhuis, een grote rol vinden spelen. Hierbij is aangetoond, dat de fysieke omgeving een belangrijke rol speelt voor de medewerkerstevredenheid, omdat een slechte fysieke omgeving voor de medewerkers een reden kan zijn om bij een ander ziekenhuis te gaan werken.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
98
H6
Empirie
6.4.4 DATA ANALYSE PER THEMA In grafiek 6.10 is een overzicht van de onderzochte aspecten per thema opgenomen. T staat voor tevredenheid en B voor belang. Vervolgens zal deze data per thema geanalyseerd en verklaard worden. In Bijlage V.III is de volledige analyse opgenomen. In de rapportage zal per thema enkele data getoond worden om de toetsing van de hypothesen en stellingen te onderbouwen. THEMA: ORGANISATIE & LOGISTIEK 0
1
2
THEMA: DAGLICHT 3
4
5
6
7
8
9
0
10
T: Verhouding ruimtes i.r.t. de looproutes T: Loopafstanden tijdens het werk B: Verhouding ruimtes i.r.t. de looproutes B: Loopafstanden tijdens het werk
THEMA: HYGIENE
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
T: Hoeveelheid daglicht op OK
T: Hoeveelheid daglicht op operatie afdeling T: zicht naar buiten
B: aanwezigheid daglicht op OK B: aanwezig daglicht op operatie afdeling B: mogelijkheid zicht naar buiten
Hinderlijkheid zicht van buitenaf T: Ondersteuning fysieke omgeving aan hygienische eisen B: Ondersteuning fysieke omgeving aan hygienische eisen
THEMA: APPARATUUR & ERGONOMIE
T: Hoeveelheid opslag van apparatuur
THEMA: VORMGEVING & AFMETING B: Hoeveelheid opslag van apparatuur
T: Afmetingen van OK T: Afmetingen van koffieruimte
T: Afmetingen van kleedruimte
T: Vindbaarheid van apparatuur Duidelijkheid toewijzing opslaglocatie apparatuur
THEMA: COMMUNICATIE
T: Afmetingen van gang T: Visueel contact middels raam
B: Afmetingen van OK B: Afmetingen van koffieruimte
THEMA: KLIMAAT
B: Afmetingen van kleedruimte
T: Temperatuur in OK
B: Afmetingen van gang
T: Ventilatie in OK
T: Bewegingsvrijheid in OK
T: Luchtvochtigheid in OK
T: Bewegingsvrijheid i.r.t. apparatuur
T: Instelbaarheid klimaat in OK B: Klimaatzonering in OK
Invloed klimaat op fysieke gestel
Grafiek 6.10: Overzichtsschema van de tevredenheid en belang van de onderzochte thema’s in de case studies.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
99
H6
Empirie
Organisatie & Logistiek Op basis van de interviews en observaties zijn binnen het thema organisatie & logistiek een aantal bevindingen gedaan. Bevindingen die in de huidige situatie op de operatie afdeling sterk spelen. In tabel 6.12 zijn de belangrijkste bevindingen nogmaals kort op een rij gezet. Tabel 6.12: Bevindingen op basis van de interviews en observaties die binnen het thema organisatie & logistiek naar voren zijn gekomen.
Bevindingen binnen het thema organisatie & logistiek Capaciteit ruimtes: Door toename dagbehandeling, te weinig capaciteit pro- en postoperatieve ruimtes. Omwegen vs. Kortste routes: Organisatie & logistiek van de fysieke omgeving is sterk verbonden met werkproces van de medewerkers. Slechte organisatie ruimtes: Slechte organisatie van ruimtes, die niet goed aansluiten op de werkprocessen van de medewerkers, oefenen indirect invloed uit op de totale medewerkerstevredenheid. Gebruikersparticipatie: Betrokkenheid van alle gebruikers in het ontwerpproces leidt tot een ontwerp dat beter afgesteld is op de werkprocessen en daardoor tot een hogere medewerkerstevredenheid. De ideale plattegrond: De ideale plattegrond is voor medewerkers het sandwich/plein model.
Om deze bevindingen te kunnen toetsen zijn de hypothese en stellingen ontwikkeld. In tabel 6.13 zijn ze nogmaals opgenomen en zullen vervolgens in de data analyse van de enquête resultaten worden getoetst. Tabel 6.13: Hypothese en stellingen voor het thema organisatie & logistiek.
Hypothese 1: De mate van Organisatie & Logistiek op de operatie afdeling heeft invloed op de medewerkerstevredenheid van het personeel werkzaam op deze afdeling. Stelling 1a: Een inefficiënte schakering van ruimtes heeft een negatieve invloed op de medewerkerstevredenheid van het personeel werkzaam op de operatie afdeling. Stelling 1b: Langere looplijnen hebben een negatieve invloed op de tevredenheid van de medewerkers werkzaam op de operatie afdeling.
Elk thema is onder te verdelen in een aantal aspecten die spelen binnen dat thema. Voor de analyse van de data binnen het thema organisatie en logistiek zijn vijf aspecten opgesteld (tabel 6.14). Aan de hand van deze aspecten zullen de hypothese en stellingen worden beantwoord. Tabel 6.14: Aspecten thema organisatie & logistiek
Aspecten binnen het thema organisatie & logistiek Loopafstand Organisatie van ruimtes Schaalgrootte Positionering van de ruimtes Organisatie typologie
In de rapportage zal de analyse kernachtig beschreven worden met ondersteuning van enkele data analyses, voor de onderbouwing van een aspect. Voor een overzicht van de totale data analyse binnen het thema organisatie & logistiek, wordt verwezen naar Bijlage V.III, organisatie & logistiek.
Loopafstand De loopafstand, die de medewerkers binnen de operatie afdeling tijdens het uitvoeren van hun werk afleggen, is sterk verbonden met de efficiëntie van het werkproces. Logischerwijs hoe minder meters een medewerker voor het succesvol uitvoeren van zijn werkproces hoeft af te leggen, hoe sneller zijn werkproces afgerond zal zijn. Aangezien het werkproces invloed uitoefent op de medewerkerstevredenheid (lees hoofdstuk 4.2.3 Factoren Medewerkerstevredenheid) vormt de Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
100
H6
Empirie
loopafstand een aspect dat medewerkerstevredenheid.
vanuit
de
fysieke
omgeving
invloed
uitoefent
op
de
In de analyse van de drie cases is gevraagd naar de huidige tevredenheid van de loopafstanden op de operatie afdeling en naar de huidige tevredenheid van specifieke loopafstanden tussen de ruimtes holding/recovery en bepaalde operatiekamers, en opslagruimte en bepaalde operatiekamers. De casestudies verschillen in de fysieke situatie ieder van schaalgrootte en organisatie structuur en hebben daarbij dus ook verschillende waardes voor de loopafstanden. In grafiek 6.10 is de score vermeld van de huidige medewerkerstevredenheid over de loopafstanden op de operatie afdeling, waar ze werkzaam zijn. In grafiek 6.11 is per functiegroep te zien welke mate van tevredenheid zij scoren.
Grafiek 6.10: Tevredenheid loopafstanden per case.
Grafiek 6.11: Tevredenheid loopafstanden per functiegroep per case.
In de figuren 6.30 en 6.31 zijn de huidige fysieke situatie van de cases B en C te zien, waarbij de loopafstanden zijn aangegeven. Hierin is tussen de cases een groot verschil in loopafstanden te zien. De grootte van de loopafstanden is terug te zien in de waardering van de gebruikers. Bij case B wordt de tevredenheid over de loopafstanden met een 4,6 beoordeeld, wat een flinke onvoldoende is. In case C worden deze loopafstanden met een 7,2 beoordeeld, wat een goede voldoende is. Tussen de functiegroepen is een verschil in de waardering te zien, wat te verklaren is door de werkprocessen die iedere groep heeft. Het OK personeel moet voor het uitvoeren van het werkproces de meeste meters maken, omdat ze voor hun werkproces met de logistiek van goederen en patiënten te maken hebben (zie hoofdstuk 6.4.3 Data Analyse).
Figuur 6.30 Loopafstanden case B.
Figuur 6.31: Loopafstanden case C.
De resultaten uit de kwantitatieve analyse toont, dat er een duidelijk verband is tussen de loopafstand en tevredenheid van de medewerkers. Hoe groter de loopafstand, hoe lager de score voor de tevredenheid is. Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
101
H6
Empirie
Hieruit kan gesteld worden, dat langere looplijnen een negatieve invloed hebben op de tevredenheid van de medewerkers werkzaam op de operatie afdeling. Hiermee is stelling 1b bewezen. In grafiek 6.12 is het verband van de tevredenheid over de loopafstanden tussen de holding/recovery en operatiekamer getekend. Dit figuur is gemaakt op basis van de data uit de enquêtes (zie bijlage V.III). Tabel 6.15: Aantal operatiekamers per case studie
Aantal operatiekamers Case A: 14
Case B: 16
Case C: 7
Er is een duidelijk verband te vinden tussen de loopafstand en de gescoorde tevredenheid van de medewerkers. Hoe groter de loopafstanden zijn, hoe negatiever ze beoordeeld worden. Wel is er een verschuiving in de scores tussen de cases te vinden in relatie tot de loopafstanden. Zo wordt in case C voor een loopafstand van 50 meter tussen de holding/recovery en operatiekamer een 6,0 gegeven. Maar in case A is dit 65 meter en in case B 95 meter. Dit betekent, dat de medewerkers bij de beoordeling rekening houden met de schaalgrootte van de operatie afdeling.
Grafiek 6.12: Schema met de loopafstanden en de beoordeelde tevredenheid van de medewerkers per case studie.
Om erachter te komen of op basis van de data uit de case studies een generiek model gemaakt kan worden is in figuur 6.32 de loopafstand uitgezet tegen het aantal operatiekamers. Hoe groter de schaalgrootte van de operatie afdeling (mede bepaald door het aantal operatiekamers), hoe groter de loopafstand in relatie tot de medewerkerstevredenheid mag zijn (6.0 grens). In het figuur is duidelijk de verschuivende lijn t.o.v. het aantal operatiekamers te zien. Dit betreft een speculatieve lijn, aangezien het gebaseerd is op de data van de drie case studies.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
102
H6
Empirie
Figuur 6.32: Speculatief verband tussen het aantal operatiekamers en acceptabele loopafstand tussen de holding/recovery en de operatiekamers.
Organisatie van ruimtes De organisatie van de ruimtes op de operatie afdeling heeft een grote invloed op de loopafstanden die medewerkers moeten gaan afleggen voor het uitvoeren van hun werkproces. Voor het uitvoeren van een efficiënter werkproces moeten de loopafstanden zo veel mogelijk gereduceerd kunnen worden. Om dit te bereiken is in het ontwerp van de fysieke omgeving de schaalgrootte en positionering van de ruimtes van groot belang.
Figuur 6.33: Verschil loopafstand kleine en grote operatie afdeling.
In grafiek 6.13 is het verschil in tevredenheid tussen de case studies te zien, waarbij case A en B matig scoren en case C een voldoende. Dit verschil is te verklaren door de schaalgrootte van de operatie afdeling. Als een operatie afdeling kleiner is, dan neemt het belang van de positionering van de ruimtes af. De kans, dat de loopafstanden veel groter worden door een andere positionering van de ruimtes in een kleine operatie afdeling, is daardoor een stuk kleiner. In de aspecten schaalgrootte en positionering van de ruimtes wordt hier meer over verteld. Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
103
H6
Empirie
Schaalgrootte De schaalgrootte van een operatie afdeling is een bepalende factor in het definiëren van het aantal benodigde ruimtes per type. Niet alle ruimtes groeien evenredig mee met het aantal operatiekamers die benodigd zijn. Het grootste verschil is te vinden tussen de operatiekamers en de holding/recovery en koffieruimte. Vanuit de case studies is duidelijk geworden, dat wanneer het aantal operatiekamers groeit, het aantal holding/recovery en koffieruimtes niet in aantal meegroeit, dit vanwege besparing op operationele kosten (personeelskosten). Aandachtspunt is dus de toenemende loopafstand van de opdek, opslag, holding/recovery en koffieruimte bij de toename van het aantal operatiekamers. In figuur 6.34 is het verband tussen het aantal operatiekamers en het aantal van een type ruimte tegen elkaar uitgezet, waarbij te zien is dat niet alle ruimtes evenredig meegroeien met het aantal operatiekamers.
Figuur 6.34: Aantal typen ruimtes tegen de schaalgrootte van de operatie afdeling.
Hieruit kan gesteld worden dat een inefficiënte schakering van ruimtes een negatieve invloed heeft op de medewerkerstevredenheid van het personeel werkzaam op de operatie afdeling. Hiermee is stelling 1a bewezen.
Positionering van de ruimtes Gezien het verband tussen schaalgrootte en groeiende loopafstanden voor de ruimtes, die minder of niet in aantal toenemen in relatie tot het aantal operatiekamers, wordt de positionering van deze ruimtes bij een grotere operatie afdeling steeds meer van belang. De loopafstand, om alle andere benodigde ruimtes voor het werkproces te kunnen bereiken, wordt bepaald door de positie van de ruimte. Hoe centraler deze ruimte in de operatie afdeling kan komen te liggen, hoe beter de loopafstanden zo kort mogelijk gehouden kunnen worden (figuur 6.35). Dit is het meest belangrijk voor de holding/recovery en de koffieruimte.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
104
H6
Empirie
Figuur 6.35: De relatie tussen de loopafstand en de positionering van de ruimte.
Organisatie typologie Voor de organisatie typologie van de operatie afdeling komen de drie typen enkel corridor, dubbel corridor en plein model in de gerealiseerde ziekenhuizen in Nederland het meest voor. Elk type kent op basis van de thematisering zijn voor- en nadelen. Vanuit het ontwerp, maar ook vanuit de beleving van de gebruikers. Voor de keuze van de gewenste organisatie typologie hanteren de gebruikers een aantal criteria. Deze criteria zijn in tabel 6.15 opgenomen. Tabel 6.15: Criteria de medewerkers stellen bij de voorkeur voor organisatie typologie.
Criteria:
Invloed op thema:
schaalgrootte organisatorische efficiëntie loopafstanden m² efficiëntie ergonomische ruimte overzicht daglicht hygiëne
organisatie & logistiek organisatie & logistiek organisatie & logistiek vormgeving & afmeting apparatuur & ergonomie communicatie daglicht hygiëne
In de kwantitatieve analyse van de casestudies werd duidelijk, dat er een verband is tussen de schaalgrootte van de operatie afdeling en de voorkeur voor organisatie typologie. In figuur 6.36 is het overzicht te zien van het aantal medewerkers per case, die hun voorkeur voor organisatie typologie aangeven.
Figuur 6.36: Voorkeur organisatie typologie per case studie.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
105
H6
Empirie
Er is bij Case A en B een duidelijke voorkeur voor het plein model, opgevolgd door het dubbel corridor principe. Case C heeft een duidelijke voorkeur voor het dubbel corridor principe. Hieruit wordt duidelijk, dat de schaalgrootte van de operatie afdeling een belangrijk kenmerk is. De medewerkers in een kleinere operatie afdeling hebben de voorkeur voor een dubbel of enkel corridor principe, terwijl de medewerkers in een grotere operatie afdeling de voorkeur voor het plein model hebben. De voor- en nadelen, die de medewerkers voor elk type ervaren, zijn in een overzicht in tabel 6.16 opgenomen. Tabel 6.16: Voor- en nadelen van drie organisatie typologieën die door de medewerkers zijn gegeven
Typologie: Enkel Corridor
Typologie: Dubbel Corridor
Typologie: Plein model
VOORDELEN
VOORDELEN
VOORDELEN
Organisatie en logistiek: Kleine operatie afdeling Korte loopafstanden.
Organisatie en logistiek:
Organisatie en logistiek:
Scheiding vuil en schoon: heldere en meer optimale logistiek goederen. Korte loopafstanden (alleen kleine operatie afdeling).
Meer overzicht.
Goed overzicht.
Efficiëntie: logistiek, korte loopafstanden (bij kleine & grote OK). Efficiëntie: minder personeel nodig. Hygiëne: Lager contaminatie risico door scheiding stromen schoon en vuil & patiënt. Vormgeving & afmeting: Meer ruimte door centrale opdek. Communicatie: Centrale opdek: meer en betere communicatie tussen de medewerkers. Werkproces: mogelijkheid assistentie collega's buiten projectteam. Daglicht: Mogelijkheid daglicht: indirect. Apparatuur & ergonomie: Centrale voorraad: één plek waar al het voorraad staat.
Daglicht: Direct daglicht in de operatiekamers.
Hygiëne: Lager contaminatie risico door scheiding stromen schoon en vuil & patiënt.
NADELEN
NADELEN
NADELEN
Organisatie en logistiek: Teveel verkeersstromen door één gang (vuil, schoon & patiënt). Hygiëne: Geen scheiding van vuil en schoon, grotere kans contaminatie.
Organisatie en logistiek: Meer gangen nodig waardoor minder overzicht.
Organisatie en logistiek: Groter risico drukte in centrale opdek, met name op piekmomenten.
Hygiëne: Veel deuropeningen rondom de operatiekamer.
Hygiëne: Hoger risico op fouten door drukte in centrale opdek. Minder garantie overdruk als deuropeningen opdek op operatiekamers uitkomen. Vormgeving & afmeting: In piekmomenten grotere kans dat opdek te krap is. Apparatuur & ergonomie: Groter risico op rommel en obstakels in centrale opdek.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
106
H6
Empirie
De voor- en nadelen voor elke typologie zijn sterk afhankelijk van de schaalgrootte van de operatie afdeling, die de efficiëntie van de organisatie typologie bepaalt, zoals de loopafstanden en overzicht. Wat duidelijk gesteld kan worden is dat er een grens te zien is tussen de voorkeur van organisatie typologie met de schaalgrootte van de operatie afdeling (aantal OK’s). In figuur 6.37 is deze grenslijn getekend. Op basis van de huidige case studies is het erg lastig een harde grens te leggen, maar op basis van de motivaties van de medewerkers voor de keuze van typologie, ligt de grens van corridor naar plein model bij de 6 à 8 operatiekamers.
Figuur 6.37: De grenswaarde van voorkeur voor organisatie typologie in relatie tot de schaalgrootte.
Hygiëne In tabel 6.17 zijn de bevindingen uit de observaties en enquêtes kort beschreven. Tabel 6.17: Bevindingen op basis van de interviews en observaties die binnen het thema hygiëne naar voren zijn gekomen.
Bevindingen binnen het thema hygiëne Cultuurprobleem: In de praktijk blijkt, dat medewerkers zich niet altijd aan de hygiënische protocollen houden. Dit probleem kan verminderd worden door het stimuleren van bewustwording van de medewerkers, stimuleren van de fysieke omgeving en het toepassen van sociale controle. Tijdsdruk: Te hoge tijdsdruk zorgt voor een grotere kans om niet de tijd te nemen om aan de hygiënische eisen te voldoen. Kledingvoorschriften: Door de kledingvoorschriften kunnen de medewerkers in de huidige situatie door de tijdsdruk op de operatiekamer een grote infectiebron vormen door huidschilfers. Fysieke omgeving: De kans op infecties kan gereduceerd worden door het verminderen van deurbewegingen, zoals het toepassen van doorgeefluiken.
In de bevindingen van de interviews is duidelijk geworden, dat het thema hygiëne veel breder is dan enkel de invloed van de fysieke omgeving. In de analyse raakt het, in het kader van de fysieke omgeving, ook aspecten van de organisatie cultuur zoals het cultuurprobleem, tijdsdruk en het kledingprobleem. Deze organisatie aspecten zijn sterk verbonden met de fysieke omgeving omtrent het thema hygiëne en kunnen door verandering veel betekenen voor het ontwerp van de fysieke
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
107
H6
Empirie
omgeving. In dit onderzoek wordt alleen gekeken naar de invloed die de fysieke omgeving kan uitoefenen binnen het thema hygiëne. Op basis van de meest voorkomende bevindingen is de hypothese met stellingen in tabel 6.18 opgesteld. Tabel 6.18: Hypothese en stellingen voor het thema hygiëne.
Hypothese 2: De fysieke omgeving van de operatie afdeling heeft invloed op het hanteren van de hygiënische eisen en de daarbij resulterende medewerkerstevredenheid van het personeel werkzaam op de operatie afdeling. Stelling 2a: Hoe sterker het hanteren van de hygiënische eisen in de fysieke omgeving het uitvoeren van het werkproces belemmert, hoe groter de kans dat deze niet consequent worden uitgevoerd. Stelling 2b: Door een efficiënte aansluiting van de hygiënische faciliteiten op de werkprocessen kan het hanteren van de hygiënische eisen gestimuleerd worden en heeft daarbij een positieve invloed op de medewerkerstevredenheid.
Het thema hygiëne is in de analyse onderverdeeld in één aspect, dat bestaat uit een aantal onderdelen (tabel 6.19). Voor de complete analyse van het thema hygiëne wordt verwezen naar bijlage V.III, hygiëne. Tabel 6.19: Aspect en onderdelen thema hygiëne.
Aspecten binnen het thema hygiëne Belemmering fysieke omgeving Loopafstanden Organisatie van ruimtes Obstakels Onduidelijkheid/onoverzichtelijkheid
Belemmering fysieke omgeving In grafiek 6.14 is de huidige tevredenheid en het belang te zien over de wijze waarop de fysieke omgeving en routing tijdens het werkproces van de medewerkers ondersteunend is om te voldoen aan de hygiënische eisen.
Grafiek 6.14: Tevredenheid en belang aansluiting fysieke omgeving op hygiënische eisen.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
108
H6
Empirie
Tussen de case studies is een verschil te zien, dat terug te vinden is in de fysieke omgeving. In figuur 6.38, 6.39 en 6.40 is de fysieke situatie met het operatiecomplex principe te zien. Als een arts op de operatiekamer tijdens de behandeling niet meer steriel is, moet hij zich verplaatsen naar de wasruimte. Hij moet echter in case A omlopen via de gang om de steriliteit op de opdekruimte niet in gevaar te brengen. In de regel gebeurt dit, door onder andere tijdsdruk niet, wat de kans op infectie vergroot. Hierin is duidelijk de belemmering van de fysieke omgeving te zien. Het wassen van de handen op de operatiekamer zelf vormt een bedreiging voor de hygiëne (wasbak met water kan ook een bron met bacteriën zijn) en veiligheid (door het wassen van de handen komt water op de vloer, wat door glibberigheid mensen ten val kan brengen).
Figuur 6.38: Principe organisatie van het operatie complex in case A.
Figuur 6.39: Principe organisatie van het operatie complex in case C.
Figuur 6.40: Principe organisatie van het operatie complex in case B.
De voorzieningen voor het hanteren van de hygiënische eisen (handen wassen, desinfecteren, sluizen, kleding) moeten zo goed mogelijk op de logistiek van het werkproces passen, met het gevolg dat ze de uitvoering van het werkproces gerelateerd aan de tijd zo min mogelijk belemmeren. Tijd is hier een bepalend aspect in en de grootste motivatie om de hygiënische eisen niet na te komen. Deze tijdrovende belemmering door de fysieke omgeving vertaalt zich in: loopafstanden (omlopen of verder lopen om aan de hygiënische voorschriften te kunnen voldoen) en organisatie van ruimtes (sluizen met teveel deuren waar er maar 1 tegelijk open mag zijn). Door de kortere loopafstanden en betere organisatie van de ruimtes heeft de fysieke situatie in case B en C een efficiënte aansluiting van de hygiënische faciliteiten op de werkprocessen, waardoor het hanteren van de hygiënische eisen gestimuleerd wordt en het daarbij een positieve invloed op de medewerkerstevredenheid heeft. Hierbij is stelling 2b bewezen. Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
109
H6
Empirie
Figuur 6.41: Factoren die in de fysieke omgeving het hanteren van hygiënische eisen belemmeren.
In grafiek 6.15 zijn de resultaten van de stelling te zien, of de belemmering van de fysieke omgeving invloed heeft op het hanteren van de hygiënische eisen, waarbij geldt dat hoe groter deze belemmering is hoe groter het risico op het niet nakomen van de hygiënische eisen.
Grafiek 6.15: Stelling hoe groter de belemmering van de fysieke omgeving, des te groter de kans dat de hygiënische eisen minder worden nagekomen.
Een duidelijke meerderheid van de medewerkers (ruim 90%) is het eens met deze stelling. Deze belemmering kan vooral gevonden worden in de langere loopafstanden, obstakels in de gangen om naar de wasruimte te komen en onoverzichtelijkheid waar de hygiënische voorzieningen zich bevinden. Met de resultaten van deze vraag is door de medewerkers stelling 2a bewezen dat hoe sterker het hanteren van de hygiënische eisen in de fysieke omgeving het uitvoeren van het werkproces belemmert, hoe groter de kans is dat ze niet consequent worden uitgevoerd. Als voorbeeld kan het Medisch Spectrum Twente in Enschede genoemd worden waar er niet één wasbak per operatiekamer aanwezig is, maar deze gedeeld worden door meerdere operatiekamers. De wasbakken staan aan het eind of begin van de gang, wat ervoor zorgt, dat de loopafstanden naar een deel van de operatiekamers groter wordt. Hierbij vormt de fysieke omgeving een grotere belemmering in het nakomen van de hygiënische eisen, wat het personeel tijd kost en daardoor Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
110
H6
Empirie
inefficiënter is. Een ander voorbeeld is het Gelre Ziekenhuis in Zutphen, waar teveel ruimtes uitkomen op de sluis, waardoor er opstoppingen ontstaan wat teveel tijd kost (lees hoofdstuk 6.2.3, Hygiëne).
Vormgeving & Afmeting In tabel 6.20 zijn de bevindingen uit de observaties en enquêtes kort beschreven. Tabel 6.20: Bevindingen op basis van de interviews en observaties die binnen het thema vormgeving & afmeting naar voren zijn gekomen.
Bevindingen binnen het thema vormgeving en afmeting Primair vs. Secundair: In het ontwerpproces van de operatie afdeling wordt eerst aandacht besteed aan het uitvoeren van het primaire werkproces, waardoor er te weinig m² overblijft om de secundaire ruimtes goed te kunnen ontwerpen en deze te klein zijn. Ergonomie: In de operatiekamers is in sommige situaties door de toename van apparatuur, te weinig ruimte om het werkproces ergonomisch zonder hinder uit te kunnen voeren. Rekening houden met het werkproces: Het is van belang om bij de ontwikkeling van een nieuwe operatie afdeling te beginnen met het analyseren van de werkprocessen en de benodigdheden. Vaak blijkt in de laatste fases van de ontwikkeling, wanneer de bouw al aan de gang is er nog geen ruimte is gemaakt voor bepaalde functies zoals opslag of kantoorruimte.
Op basis van deze bevindingen zijn de volgende hypothese en stellingen ontwikkeld. Tabel 6.21: Hypothese en stellingen voor het thema vormgeving & afmeting.
Hypothese 3: De beschikbare ruimte ten behoeve van het werkproces heeft invloed op de medewerkerstevredenheid werkzaam op de operatie afdeling. Stelling 3a: Als men onvoldoende (ergonomische) ruimte heeft om het werkproces zonder hinder van de fysieke omgeving te kunnen doorlopen dan heeft dit een negatieve invloed op de medewerkerstevredenheid. Stelling 3b: In de huidige fysieke situatie heeft men minder belang bij de afmetingen van de secundaire ruimtes, dan bij de primaire ruimtes op de operatie afdeling.
Op basis van de bevindingen uit de interviews en observaties is duidelijk geworden dat bovenstaande stellingen het meest van toepassing zijn op de ruimtes operatiekamers, koffiekamer, kleedkamer en gang. De analyse zal dus alleen in het kader van deze ruimtes blijven. Uit de hypothese en stellingen zijn de volgende aspecten opgesteld (tabel 6.22). Aan de hand van deze aspecten zullen de stellingen worden bewezen. Tabel 6.22: Aspecten en onderdelen thema afmeting & vormgeving.
Aspecten binnen het thema apparatuur & ergonomie Bewegingsvrijheid en apparatuur Factoren tevredenheid afmeting per ruimte Prioritering afmeting per ruimte
Bewegingsvrijheid en apparatuur In figuur 6.16 is de tevredenheid over de bewegingsvrijheid, tijdens het uitvoeren van het werkproces en in relatie tot de hoeveelheid apparatuur, op de operatiekamer te zien. Hierbij zijn alleen de waarderingen van het personeel werkzaam op de operatiekamer betrokken. Dit zijn het OK personeel en de specialisten.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
111
H6
Empirie
Grafiek 6.16: De tevredenheid van het personeel werkzaam op de operatiekamer (OK personeel en Specialisten) over de bewegingsvrijheid, tijdens het uitvoeren van het werkproces en in relatie tot de hoeveelheid apparatuur, op de operatiekamer.
In resultaten van de casestudies zitten kleine verschillen, waarbij case C op beide punten nog het beste scoort. Het is duidelijk, dat in de huidige situatie de bewegingsvrijheid op de operatiekamer en in relatie tot de apparatuur op de operatie afdeling matig is. Dit kan betekenen, dat er of teveel apparatuur op de operatiekamer staat of dat de operatiekamer te weinig m² bezit. In tabel 6.23 is het gemiddeld nuttig oppervlak van de operatiekamers te zien. Tabel 6.23: Netto oppervlak van de operatiekamer in de case studies.
Case A Nuttig oppervlak: 40 m²
Case B Nuttig oppervlak: 57 m²
Case C Nuttig oppervlak: 38 m²
Opmerkelijk is, dat in case C de operatiekamers gemiddeld het kleinste zijn van de drie casestudies, maar de beoordeling vergeleken met case B hoger is. Dit verschil kan aan een aantal aspecten liggen. Het is mogelijk, dat in case C minder apparatuur op de operatiekamer aanwezig is, waardoor er meer bewegingsvrijheid is. Dit kan verklaard worden door het type ingrepen dat op de operatiekamers plaatsvindt. Aangezien case C een klein streekziekenhuis is en minder specialistische ingrepen aanbieden, is hier minder apparatuur voor nodig. Hoe minder apparatuur op de operatiekamer, hoe meer ruimte over voor de medewerkers om hun werk ergonomisch zonder hinder te kunnen uitvoeren. Vanuit CBZ (2004) is gesteld, dat het minimaal nuttig oppervlak van de algemene operatiekamer 36 m² en van de specifieke operatiekamer 42 m² (orthopedie, cardiologie, neurochirurgie) moet zijn. De casestudies voldoen qua nuttig oppervlak aan dit vereiste. In het verschil van tevredenheid tussen de cases B en C en de werkelijke fysieke situatie, kan gesteld worden dat niet de grootte van de operatiekamer bepalend is voor de tevredenheid van de medewerkers, maar de ruimte die men nodig heeft om het werkproces ergonomisch, zonder hinder van fysieke obstakels, verantwoord uit te kunnen voeren. Dit wordt ook bevestigd door de scores van tevredenheid tussen de cases over de huidige afmetingen van de operatiekamers (zie grafiek 6.17). Hierin scoort case A onvoldoende en case C ruim voldoende, terwijl ze nagenoeg evenveel nuttig oppervlak hebben. Hierin kunnen de apparatuur en de vorm van de ruimte een rol spelen.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
112
H6
Empirie
Factoren tevredenheid afmeting per ruimte In figuur 6.17 is de huidige tevredenheid van vier ruimtes op de operatie afdeling te zien. Deze ruimtes zijn geselecteerd op basis van relevantie omtrent het aspect afmeting. De tevredenheid over de afmetingen van de operatiekamer wordt verklaard door een aantal variabelen. De belangrijkste is de bewegingsvrijheid om het werkproces zonder hinder ergonomisch uit te kunnen voeren. Factoren, die hier invloed op hebben, zijn de grootte van de operatiekamer, de afmetingen van de ruimte (vorm) en de spullen die erin staan. Apparatuur, materieel, collega's.
Grafiek 6.17: Tevredenheid over de afmeting van de operatiekamers, koffiekamer, kleedkamer en gang op de operatie afdeling.
Voor de tevredenheid van afmeting van de koffiekamer is het voor medewerkers bepalend of er voldoende plekken zijn om te kunnen zitten tijdens de druktepieken gedurende de werkdag (koffiepauzes, lunchpauze). Gezien dit punt was het in Case A en C drukker en bijna geen plek meer over, terwijl in Case B tijdens de piekdrukte nog voldoende plekken over waren. Dit wordt ook weerspiegeld in de resultaten. De koffiekamer heeft een duidelijke trend in tevredenheid van medewerkers, gekoppeld aan het totaal aantal m². Hoe meer m² men per persoon heeft, hoe hoger de tevredenheid. In tabel 6.24 is een overzicht te zien van het aantal m², die elke medewerker in de koffieruimte per casestudie krijgt. De bewegingsvrijheid is van invloed op de tevredenheid voor de afmeting van de koffiekamer. Dit wordt bepaald door de grootte, de vorm van de ruimte en het meubilair, dat erin staat. Daarnaast is het ook van belang, dat er een zitplek is voor iedere medewerker, die pauze houdt. Tabel 6.24: Kenmerken van de koffiekamer per case studie.
Aantal personen werkzaam op één werkdag Totaal nuttig m² aan koffieruimte Totaal nuttig m² per medewerker Score tevredenheid afmeting koffiekamer
Case A
Case B
Case C
84 57 m² 0,68 m² 5,0
96 160 m² 1,67 m² 7,5
42 48 m² 1,14 m² 5,7
De verschillen tussen de tevredenheid over de afmeting van de kleedruimte verschillen sterk per case studie. Gezien de huidige fysieke situatie is een trend in de scores te vinden wat samenhangt met de bewegingsruimte, die de medewerkers hebben. Dit uit zich in het aantal beloopbare m² en de vorm van de kleedruimte. Daarnaast kan het aantal medewerkers, werkzaam op de operatie afdeling, ook Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
113
H6
Empirie
een rol spelen. Hoe beter collega's elkaar kennen, hoe minder privacy ze nodig hebben en dus ruimte in de kleedruimte. Deze trend van tevredenheid over de afmetingen van de kleedruimte is tussen de verschillende functiegroepen tevens te herkennen (zie analyse Bijlage V.III). In figuur 6.43 is op basis van de resultaten uit de casestudies het verband, tussen de score op tevredenheid en het aantal beloopbare m² per medewerker werkzaam op één dag op de operatiekamer, en de minimale breedte m1 van de kleedruimte, getekend.
Figuur 6.43: De tevredenheid over de beloopbare m² per medewerker werkzaam op één dag op de operatie afdeling en de breedte m1 van de kleedruimte.
Hieruit kan afgeleid worden, dat de bewegingsvrijheid per persoon met het aantal beschikbare m² per persoon in lineair verband staat. Bij de afmetingen van de gangen is geen duidelijke trend te vinden tussen de scores van de medewerkers en de breedtes van de gangen. Om de trend te verklaren, spelen meer variabelen een rol. De tevredenheid van de afmetingen van de gang wordt bepaald door de breedte en de vrije ruimte in de gang. Dit kan verminderd worden door obstakels zoals apparatuur, voorraden materieel, kolommen van de gebouwconstructie en openslaande deuren. In case A zijn meer obstakels in de gangen te vinden door een gebrek aan opslagruimte. In case B en C is dit veel minder het geval. Dit verklaart de verschuiving in de trend. In tabel 6.25 is een overzicht van de factoren gegeven, die vanuit de bewegingsvrijheid de tevredenheid van de vier geanalyseerde ruimtes bepalen. Tabel 6.25: Factoren die vanuit de bewegingsvrijheid de tevredenheid van vier ruimtes op de operatie afdeling bepalen.
Operatiekamer
Koffieruimte
Kleedruimte
Gang
Grootte (aantal beloopbare m²) Vorm (afmetingen lengte/breedte)
Grootte (aantal beloopbare m²) Vorm (afmetingen lengte/breedte) Aantal medewerkers in de organisatie. Voldoende zitplaatsen Obstakels (meubilair)
Grootte (aantal beloopbare m²) Vorm (afmetingen breedte) Aantal medewerkers in de organisatie.
Vorm (afmetingen breedte)
Obstakels (apparatuur, materieel, collega’s.)
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
Obstakels (apparatuur, voorraad materieel, gebouw constructie, openslaande deuren.)
114
H6
Empirie
Op basis van deze resultaten kan gesteld worden, dat als men onvoldoende (ergonomische) ruimte heeft om het werkproces zonder hinder van de fysieke omgeving te kunnen doorlopen, dit een negatieve invloed heeft op de medewerkerstevredenheid. Hiermee is stelling 3a bewezen.
Prioritering afmeting per ruimte In figuur 6.44 is uit het resultaat van de data van de casestudies de prioritering voor het belang van de afmetingen van een ruimte te zien. In de prioritering is een onderscheid te zien tussen de ruimtes, die nodig zijn voor het primaire en het secundaire werkproces. De operatiekamer is de ruimte die qua werkproces centraal staat. Hier vindt de behandeling plaats waarbij alle omliggende ruimtes op de afdeling ondersteunend zijn.
Figuur 6.44: Belang voor de afmetingen van vier ruimtes op de operatie afdeling, gescoord aan de hand van verblijfstijd en type ruimte.
De andere drie ruimtes liggen qua score een stuk dichter bij elkaar. Mede doordat de ruimtes niet nodig zijn voor het uitvoeren van het primaire proces, maar ondersteunende secundaire ruimtes zijn. In de lijn is te zien dat de medewerkers in belang scoren op het aantal uren dat men doorbrengt in de verblijfsruimtes en vervolgens de transportruimte. Hieruit wordt duidelijk, dat bij het belang voor de afmeting van een ruimte de tijd, die men in een ruimte verblijft en het type ruimte een belangrijke rol spelen. Op basis van deze resultaten kan gesteld worden, dat In de huidige fysieke situatie men minder belang hecht aan de afmetingen van de secundaire ruimtes, dan aan de primaire ruimtes op de operatie afdeling. Hiermee is stelling 3b bewezen.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
115
H6
Empirie
Daglicht In tabel 6.26 zijn de bevindingen uit de observaties en enquêtes kort beschreven. Tabel 6.26: Bevindingen op basis van de interviews en observaties die binnen het thema daglicht naar voren zijn gekomen.
Bevindingen binnen het thema daglicht Referentiekader: Er zijn grote verschillen tussen de medewerkers in de wens voor de aanwezigheid van daglicht op de operatie afdeling. Dit is vooral afhankelijk van het referentiekader van elke medewerker. Consequentie daglicht: De wens voor veel daglicht vormt een balans met de organisatie & logistiek en heeft consequenties voor de organisatie van ruimtes en de loopafstanden. Onderliggende waarden daglicht: Daglicht vormt een belangrijke voorwaarde voor het welbevinden van de medewerkers. De onderliggende waarden bepalen het belang van het thema: contact met buitenwereld, het ervaren van ruimtelijkheid en de biologische klok. De mate van daglicht: Er is op de operatie afdelingen verschil tussen de mate van daglicht, waarbij het aantal en de grootte van de openingen verschillen samen met het aantal ruimtes, waar de ramen aanwezig zijn. Dit heeft als resultaat een verschil in tevredenheid. Zicht van buiten: Medewerkers ervaren het als onprettig als er van buitenaf zicht is in de ruimtes van de operatie afdeling.
Op basis van de bevindingen uit de interviews en observaties is de volgende hypothese met stellingen ontwikkeld. Tabel 6.27: Hypothese en stellingen voor het thema daglicht.
Hypothese 4: De mate van daglicht verwerkt op de operatie afdeling heeft invloed op de medewerkerstevredenheid van het personeel werkzaam op de operatie afdeling. Stelling 4a: Het binnenvallen van daglicht op de operatie afdeling heeft een grotere invloed op de medewerkerstevredenheid van het personeel werkzaam op de operatie afdeling dan het zicht op het landschap buiten. Stelling 4b: Daglicht in ruimtes buiten de operatiekamer, zoals de gang of koffiekamer, hebben een grotere invloed op de medewerkerstevredenheid van het personeel werkzaam op de operatie afdeling dan dat daglicht op elke operatiekamer aanwezig is. Stelling 4c: Als medewerkers in de operatiekamer van buiten de afdeling door de gevelopeningen gezien kunnen worden, dan heeft dit een negatieve invloed op de medewerkerstevredenheid van het personeel werkzaam op de operatie afdeling.
Uit de hypothese en stellingen zijn de volgende aspecten opgesteld (tabel 6.28). Aan de hand van deze aspecten zullen de stellingen worden bewezen. Tabel 6.28: Aspecten en onderdelen thema daglicht.
Aspecten binnen het daglicht Hoeveelheid daglicht Prioritering daglicht Consequenties daglicht Zicht naar buiten Zichtbaarheid van buitenaf
Zoals in de voorlopige bevindingen uit de interviews en observaties naar voren is gekomen, vormt daglicht een belangrijk discussiepunt bij de ontwikkeling van een nieuwe operatie afdeling. In de nieuwe ontwikkeling van ziekenhuizen wordt hier steeds meer aandacht aan besteed en in symposia en lezingen wordt het belang van daglicht ter discussie gesteld.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
116
H6
Empirie
Uit de interviews werd door de gebruikers de prioritering van daglicht uiteenlopend beoordeeld. Sommige medewerkers gaven aan niet te kunnen werken zonder daglicht en andere vertelde dat ze dertig jaar zonder problemen in een operatie afdeling zonder daglicht hebben gewerkt. In verschillende literatuur studies in een variëteit van werkomgevingen (sectoren kantoor en gezondheidszorg) is bewezen, dat zowel medewerkers als patiënten, een groot belang hebben bij ramen in hun werkomgeving, waarbij zicht op de natuur het meest gewaardeerd wordt. Daarbij is bewezen, dat medewerkers die zicht hebben op natuur minder gestrest zijn, een betere gezondheid tonen en een hogere werktevredenheid scoren dan groepen waar een gebrek is op natuuruitzichten, vooral bij werkomgevingen zonder ramen (Ullrich, 2008). Het missen van daglicht of niet blijft afhankelijk van het individu. Toch bewijst de literatuur, dat het bewust dan wel onbewust effect heeft op de fysieke gezondheid en het welbevinden van de medewerkers. Vanwege deze invloed die daglicht uitoefent op de medewerkers is het zeker, dat dit aanwezig moet zijn op de operatie afdeling. Dit wordt in de analyse duidelijk in welke mate.
Hoeveelheid daglicht De tevredenheid van daglicht op de operatie afdeling wordt bepaald door de hoeveelheid daglicht die een ruimte binnen kan komen, het aantal ruimtes die daglicht bezitten, het zicht op het landschap buiten en de mogelijkheid om het daglicht in de ruimte af te schermen. In grafiek 6.17 is de tevredenheid over de hoeveelheid daglicht op de operatie afdelingen en op de operatiekamer te zien.
Grafiek 6.17: De tevredenheid over het daglicht op de operatie afdeling en de operatiekamer.
Hierbij is een duidelijk verschil te zien in de waardering tussen de case studies. Case A scoort op beide punten een onvoldoende. In de huidige fysieke situatie is er alleen daglicht aanwezig in de koffiekamer, enkele kantoorruimtes en de kopse kant van de gang. Op de operatiekamers is minimaal daglicht aanwezig door kleine ramen die hoog in de wand geplaatst zijn (figuur 6.45). In case B wordt de hoeveelheid daglicht bij beide punten goed beoordeeld. Op deze afdeling krijgen de gangen veel daglicht doordat stukken een volledige glaswand in de gevel bezitten. De koffiekamer en kantoorruimtes bezitten ramen die op 1 meter hoogte ook zicht naar buiten verschaffen. De holding en verkoever hebben indirect daglicht via de gang of door matte ramen. Alle operatiekamers bezitten veel daglicht door de aanwezigheid van vier of meer ramen, die op 1 meter hoogte geplaatst zijn en daardoor zicht naar buiten verschaffen (figuur 6.45). Case C scoort over de hoeveelheid daglicht een ruim voldoende op de operatie afdeling, maar een magere voldoende op de operatiekamer. Een deel van de gangen bezit veel daglicht door ramen die Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
117
H6
Empirie
op 1 meter hoogte zicht geven naar buiten. De verkoever bezit veel daglicht door een glasstrook die aan drie zijdes van de vierkante ruimte daglicht inbrengt. De operatiekamers krijgen indirect daglicht via het raam in de wand en deur (figuur 6.45).
Figuur 6.45: Lichtinval op de operatiekamer per case studie.
In grafiek 6.18 is het verband tussen de hoeveelheid m² raamopening en de tevredenheid getekend. Dit verband geldt alleen voor de hoeveelheid daglicht in een ruimte en laat het zicht naar buiten, de intensiteit van het licht (direct/indirect) en de verspreiding van het licht in de ruimte, buiten beschouwing.
Figuur 6.18: Speculatief verband tussen de tevredenheid en het raamoppervlak in m² op de operatiekamers.
Dit verband is op basis van de drie casestudies nog erg speculatief, maar toont aan dat de hoeveelheid daglicht op de operatiekamer invloed heeft op de tevredenheid van medewerkers. Hoe meer daglicht op de operatiekamer, hoe hoger de tevredenheid van de medewerkers. Tussen de functiegroepen, werkzaam op de operatiekamer is tussen de cases een trend te zien, waarbij de specialisten minder hechten aan daglicht op de operatiekamer, dan het personeel. Het verschil zou verklaard kunnen worden, dat de specialisten tijdens hun werk op de operatiekamer vooral gefocust zijn op de wond. Het personeel is langer op de operatiekamer aanwezig (voor/na de behandeling) en heeft tijdens de behandeling wachtmomenten. Een sterkere verklaring is, dat de specialisten minder op de operatiekamer aanwezig zijn gedurende hun werkweek. Buiten hun werk op de operatie afdeling zijn ze op hun kantoor in de poliklinieken aanwezig, waar meestal wel daglicht is. Het gemis van het daglicht tijdens het uitvoeren van de behandeling in de operatiekamer is daardoor acceptabeler. Gezien de hoge standaard deviatie van de scores moet rekening gehouden worden met het aspect, dat de wens voor daglicht van het individu afhangt. Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
118
H6
Empirie
Prioritering daglicht Ramen op de operatie afdeling kan voor een tweetal redenen. Het eerste is de toegang van daglicht in de desbetreffende ruimte en de tweede is de mogelijkheid om zicht op het landschap buiten te hebben. In de enquête is gevraagd wat het belang is van de aanwezigheid van daglicht op de operatie afdeling, de operatiekamer en de mogelijkheid om het landschap buiten te kunnen zien. In grafiek 6.19 is het verschil tussen het belang getoond.
Grafiek 6.19: Belang voor aanwezigheid daglicht op de operatie afdeling en kamer en mogelijkheid om zicht te hebben op het landschap buiten.
Hieruit wordt duidelijk, dat het grootste belang is bij de aanwezigheid van daglicht op de operatie afdeling, gevolgd door het belang voor de aanwezigheid van daglicht op de operatiekamer en een punt lager het belang voor de mogelijkheid om zicht op het landschap buiten te hebben. Hierbij kan gesteld worden, dat het binnenvallen van daglicht op de operatie afdeling een grotere invloed heeft op de medewerkerstevredenheid van het personeel werkzaam op de operatie afdeling dan de mogelijkheid voor het zicht op het landschap buiten. Hiermee is stelling 4a bewezen. Gezien het verschil in belang tussen de operatie afdeling en de operatiekamer is uit de analyse duidelijk geworden voor welke ruimtes de medewerkers daglicht prioriteren. In figuur 6.46 is de prioritering van daglicht in zes ruimtes op de operatie afdeling te zien.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
119
H6
Empirie
Figuur 6.46: De prioritering van daglicht in zes ruimtes op de operatie afdeling.
Hieruit wordt duidelijk, dat medewerkers de wens voor daglicht aan een drietal punten koppelen. Ontspanning, verblijfstijd in de ruimte en privacy. Daglicht in de koffiekamer wordt in de drie cases het hoogste beoordeeld. Medewerkers hebben belang bij daglicht als ze aan het ontspannen zijn. Dit is ook te verklaren vanuit de literatuur, die stelt dat daglicht stres verlagend werkt en beter is voor de gezondheid (Ullrich, 2008). Vervolgens ontstaat er een prioritering van de tijd die men verblijft in een bepaalde ruimte. De operatiekamers, dan de kantoorruimtes, de gang en als laatste de opslagruimte. Een kanttekening is dat in de prioritering tussen deze ruimtes kleine verschillen zijn bij de subgroepen. Zo spendeert het overig personeel de meeste tijd in de kantoorruimte. Als laagste prioritering staat de kleedruimte. Logischerwijs hebben de medewerkers hier géén behoefte aan daglicht, omdat de verblijfstijd erg kort is en men wegens privacy geen behoefte aan inkijk in de ruimte heeft. Hieruit kan gesteld worden dat alleen het daglicht op de koffiekamer door de medewerkers belangrijker wordt geacht, dan daglicht op de operatie kamer. De overige ruimtes volgen hierna pas. Hiermee is stelling 4b deels verworpen en is aangetoond dat er een groter belang voor daglicht op de operatie kamer is, dan in de voorlopige bevindingen verwacht werd.
Consequenties daglicht In de voorlopige bevindingen werd duidelijk, dat er een verband is tussen de organisatie & logistiek en het daglicht. In Case B is op elke operatiekamer daglicht aanwezig, waardoor de operatie afdeling op deze schaalgrootte al snel op een lange gang structuur (enkelcorridor) uitkomt, waardoor de loopafstanden aanzienlijk groeien (zie analyse per thema: organisatie & logistiek, kop organisatie typologie). Om in het ontwerp een afweging te kunnen maken is in de kwantitatieve analyse aan de medewerkers gevraagd welk thema ze in een bepaald aspect prioriteren. Er is gevraagd naar de prioritering in de verbanden tussen loopafstanden op de operatie afdeling en daglicht op de operatiekamer, en voor afmeting op de operatiekamer en daglicht op de operatiekamer. In de grafieken 6.20 en 6.21 is het resultaat per case studie te zien.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
120
H6
Empirie
Grafiek 6.20: Voorkeur daglicht op elke operatiekamer of langere loopafstanden op de operatie afdeling.
Grafiek 6.21: Voorkeur daglicht of meer m² op de operatiekamer.
In figuur 6.20 is bij case studies een duidelijke voorkeur gegeven voor daglicht op de operatiekamers en lange loopafstanden, dan geen daglicht op de operatiekamers en korte loopafstanden. Deze voorkeur geldt voor alle functiegroepen. Een interessant punt is, dat er een grotere voorkeur voor daglicht is bij case A, dan bij cases B en C. Dit valt te verklaren door de hoeveelheid daglicht, die er op de operatiekamers aanwezig is. In case A is dat namelijk het minste, waarbij ruim 90% de voorkeur heeft voor daglicht boven lange loopafstanden. Bij de andere cases is dit ruim 75%. Opmerkelijk is dat bij case B tevens ruim 75% een voorkeur heeft voor daglicht boven korte loopafstanden, aangezien in hun huidige situatie de loopafstanden flink onvoldoende scoren. Hieruit kan afgeleid worden dat daglicht een grotere voorwaarde is voor de tevredenheid van medewerkers. Aangezien het thema organisatie & logistiek (waarbij loopafstand een hoofdaspect is) als een voorwaardelijk thema wordt gezien, kan gesteld worden dat de aanwezigheid van daglicht onmisbaar is op de operatiekamer. Dit kan dan zowel direct als indirect, waarbij de toegang van het daglicht het meest belangrijk is. In figuur 6.21 is te zien, dat in de case studies er een duidelijk voorkeur is voor hetzelfde aantal vierkante meters op de operatiekamer met daglicht, dan een grotere operatiekamer zonder daglicht. Aangezien de oppervlakte van de operatiekamer in Case A (40 m² NO) en C (38 m² NO) aan de krappe kant is, tonen de resultaten het belang van het thema daglicht op de operatiekamer aan. Omdat in case A in de huidige fysieke situatie al weinig daglicht op de operatiekamers aanwezig is en in het totaal op de hele operatie afdeling, hebben de medewerkers er meer belang bij om het daglicht te behouden. Uit deze voorkeuren mag duidelijk worden, dat medewerkers het thema daglicht in relatie tot hun fysieke werkomgeving hoog prioriteren en bewezen is dat het veel invloed heeft op het fysieke gestel van de medewerker. Want langere loopafstanden en te weinig m² om het werk ergonomisch te kunnen uitvoeren hebben ook veel invloed op het fysieke gestel van de medewerker. Dit is ook terug te zien in de kwantitatieve analyse van de prioritering van de thema’s (zie Hoofdstuk 6.2.2 Prioritering thema’s).
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
121
H6
Empirie
Zicht naar buiten Bij de tevredenheid over het zicht op het landschap buiten is dezelfde lijn te vinden als bij de tevredenheid over de hoeveelheid daglicht (grafiek 6.22). De tevredenheid over het zicht naar buiten is hier sterk mee verbonden. Als men door de ramen niet naar buiten kan kijken, zoals op de operatiekamer in case A, dan is de beoordeling op dit punt logischerwijs een stuk lager. Naast dit punt hangt de tevredenheid samen met de kwaliteit van het landschap buiten. In de literatuur is bewezen, dat medewerkers de voorkeur hebben voor zicht op natuur/natuurlijk landschap. In Case A is alleen in Grafiek 6.22: Tevredenheid zicht op het landschap de koffiekamer zicht op een parkeerplaats buiten buiten per case studie. met daarachter een strook groen. Case B heeft zicht op het entreeplein, parkeerdek, doorgaande weg en stadsgezicht. Case C heeft zicht op het parkeerterrein en bitumen dak van het ziekenhuis. De tevredenheid over het zicht op het landschap buiten wordt dus door twee punten bepaald. De mogelijkheid om naar buiten te kunnen kijken en de kwaliteit van het landschap buiten. In tabel 6.29 zijn de punten gerangschikt op mate van tevredenheid. Tabel 6.29: Factoren die invloed hebben op de tevredenheid over het zicht op het landschap buiten.
Tevredenheid zicht op het landschap buiten
tevreden Positieve invloed
Tevredenheid Mogelijkheid om naar buiten te kunnen kijken Ramen op ooghoogte Geen blokkades buiten (andere gebouwen/bouwdelen, stellages, voertuigen, etc.)
Kwaliteit van het landschap buiten Natuurlandschap Patio met tuin/tuinlandschap Stadsgezicht/ zicht op bebouwing Entree/plein Parkeerterrein Verkeer Dakbedekking met bitumen
Zichtbaarheid van buitenaf Aangezien de meeste nieuwe operatie afdelingen in Nederland in zeker mate daglicht bezitten, vormt daglicht een belangrijk thema. Toch werd vanuit de observaties en interviews duidelijk, dat in verschillende operatie afdelingen (inclusief de nieuwste operatie afdelingen) een deel van de ramen wordt geblindeerd, door middel van het afplakken van de ramen of het permanent omlaaghouden van de luxaflex. Dit betekent, dat een raamopening niet nodig was geweest en dat in het ontwerp niet voldoende onderzoek is gedaan naar de behoefte van het daglicht. Hieruit wordt duidelijk, dat niet in elke ruimte daglicht gewenst is. In ieder geval niet in de ruimte waar de medewerkers privacy wensen. Daarbuiten geven de medewerkers aan, dat ze het niet hinderlijk vinden om van buitenaf zichtbaar te zijn tijdens hun werkproces op de operatie afdeling. In grafiek 6.23 is de score te zien van hoe hinderlijk medewerkers het ervaren om van buiten de operatie afdeling te zien te zijn tijdens het uitvoeren van hun werkproces.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
122
H6
Empirie
De hinderlijkheid van zichtbaarheid van buitenaf wordt in de casestudies laag beoordeeld (tussen 4,3 - 4,8 gemiddeld: 4,5). Dit betekent, dat de medewerkers het niet hinderlijk vinden om gezien te worden van buitenaf tijdens het uitvoeren van hun werkproces. Wel komt duidelijk in hun motivatie naar voren, dat ze het niet hinderlijk vinden voor hun eigen zichtbaarheid, maar wel voor de privacy van de patiënt, die zich met name tijdens en na de behandeling in een intieme situatie bevindt. Grafiek 6.23: Score mate van hinderlijkheid door zichtbaarheid van buitenaf tijdens het werkproces op de operatie kamer.
Hieruit kan geconcludeerd worden, dat de operatiekamer en de andere ruimtes waar de patiënt langskomt of verblijft, niet zichtbaar mag zijn van buitenaf. De andere ruimtes waar het personeel zich bevindt, op de kleedkamer na, mogen wel zichtbaar zijn van buitenaf. Hierbij kan gesteld worden, dat als medewerkers in de operatie kamer van buiten de afdeling door de gevelopeningen gezien kunnen worden, dit géén negatieve invloed heeft op de medewerkerstevredenheid van het personeel werkzaam op de operatie afdeling, maar alleen geldt voor de patiënten, die behandeld worden. Hiermee is stelling 4c verworpen. De restricties, die gesteld worden voor het zicht van buitenaf, zijn voor de medewerkers alleen bij de kleedkamer. De restrictie voor de patiënt is, dat hij van buitenaf niet zichtbaar mag zijn op de operatie afdeling. In tabel 6.30 zijn een aantal factoren opgenomen waar rekening mee gehouden moet worden bij het ontwerp van de operatie afdeling binnen het aspect zichtbaarheid daglicht. Deze factoren gelden alleen voor de ramen, waar zichtbaarheid van buitenaf mogelijk is. Tabel 6.30: Factoren die invloed hebben op ramen die zichtbaarheid van buitenaf hebben
Intern
Extern
Tijd: raamblindering zoals rolluiken, zonneschermen, raamblindering op stroom die de ramen kunnen afdekken als de patiënt deze ruimtes passeert Ruimtes: alleen de ruimtes ramen geven waar het personeel langs komt of verblijft
Hoogte (aantal verdiepingen t.o.v. de grondlaag) bepaalt sterk het zicht in de afdeling.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
Positionering van bouwblokken van het ziekenhuis t.o.v. de operatie afdeling. Zicht van de andere afdelingen in de operatie afdeling. Gebouwen die in de buurt staan (niet een onderdeel van het ziekenhuis). Wegen, paden, routes, (hoger liggende) waarvan zicht in de operatie afdeling mogelijk is.
123
H6
Empirie
Apparatuur & Ergonomie In tabel 6.31 zijn de bevindingen uit de observaties en enquêtes kort beschreven. Tabel 6.31: Bevindingen op basis van de interviews en observaties die binnen het thema apparatuur & ergonomie naar voren zijn gekomen.
Bevindingen binnen het thema apparatuur & ergonomie Ergonomie: Het transporteren en hanteren van apparatuur heeft veel invloed op het fysieke gestel van de medewerkers. Hoe meer tijd zij hier tijdens hun werk aan moeten besteden, hoe negatiever de invloed is op de tevredenheid. Opslag apparatuur: In de praktijk is er te weinig opslagruimte voor apparatuur, het is in de opslag onoverzichtelijk, of apparatuur is kwijt, en er is onduidelijkheid over de basis opslaglocatie van de apparatuur. Communicatie: Bij met name nieuwe apparatuur zoals de Da Vinci Robot wordt het belang voor communicatie tussen de medewerkers groter in relatie tot hun fysieke belasting. Daarnaast moeten medewerkers in de ontwikkeling meer betrokken worden bij de keuze voor apparatuur.
Uit deze bevindingen zijn de volgende hypothese en stellingen opgesteld. Aangezien de problematiek omtrent communicatie met name ligt aan de gebruikte apparatuur, zal de gebouwde omgeving hier weinig invloed op hebben. Het belang van de ergonomie omtrent de apparatuur wordt door het OK personeel als een belangrijk punt ondervonden. De gebouwde omgeving kan weinig invloed op de uitvoering van de apparatuur en daarbij het gewicht en beweegbaarheid uitoefenen. Wel heeft de gebouwde omgeving invloed op de loopafstanden waartussen de apparatuur tijdens het werkproces verplaatst dient te worden. Omdat het kader van dit onderzoek de fysieke omgeving betreft, zal de focus in de analyse over de opslag van apparatuur gaan. De hypothese en stellingen zijn daarom hoofdzakelijk op dit punt gebaseerd. Tabel 6.32: Hypothese en stellingen voor het thema apparatuur & ergonomie.
Hypothese 5: De organisatie van opslagruimte voor apparatuur en materieel op de operatie afdeling heeft invloed op de medewerkerstevredenheid van het personeel werkzaam op de operatie afdeling. Stelling 5a: Te weinig toegewezen opslagruimte voor de benodigde apparatuur op de operatie afdeling heeft een negatieve invloed op de medewerkerstevredenheid van het personeel werkzaam op de operatie afdeling. Stelling 5b: Een grotere afstand tussen de opslagruimte en de operatiekamer heeft een negatieve invloed op de medewerkerstevredenheid van het personeel werkzaam op de operatie afdeling. Stelling 5c: Onduidelijkheid in de toegewezen opslaglocatie van apparatuur heeft een negatieve invloed op de medewerkerstevredenheid van het personeel werkzaam op de operatie afdeling.
Voor het beantwoorden van de hypothese en vraagstellingen zijn binnen het thema apparatuur & ergonomie een aantal aspecten ontwikkeld welke in tabel 6.33 zijn beschreven. Aan de hand van deze aspecten zal de analyse worden toegelicht. Voor de complete analyse van het thema apparatuur & ergonomie wordt verwezen naar bijlage V.III, apparatuur & ergonomie. Tabel 6.33: Aspecten en onderdelen thema apparatuur & ergonomie.
Aspecten binnen het thema apparatuur & ergonomie Organisatie & logistiek rondom opslag apparatuur Grootte en hoeveelheid opslag apparatuur Locatie en vindbaarheid apparatuur
De tevredenheid over de opslag van apparatuur wordt door drie aspecten bepaald. De organisatie & logistiek van de afdeling, de grootte en hoeveelheid opslag van apparatuur en de locatie en Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
124
H6
Empirie
vindbaarheid van de apparatuur. Deze drie aspecten bestaan ieder uit een aantal voorwaarden, die weer met elkaar in verbinding staan. De aspecten met hun voorwaarden zullen hieronder behandeld worden.
Organisatie & logistiek rondom opslag apparatuur De organisatie van ruimtes op de operatie afdeling bepaalt waar de opslagruimte voor de apparatuur gepositioneerd wordt. Deze locatie van de opslagruimte bepaalt de loopafstanden naar de verschillende operatiekamers, die gebruikmaken van de apparatuur in de betreffende opslagruimte. In Case A staat veel apparatuur op de gang opgeslagen. Het is de oudste operatie afdeling van de drie onderzochte cases en staat er 17 jaar dat het tekort aan opslagruimte voor apparatuur kan verklaren. Dit komt, omdat in de loop van de jaren de operatie procedures door de technologische ontwikkelingen veranderen. Deze ontwikkelingen hebben de introductie van meer apparatuur met zich meegebracht. Met dit dynamische proces is in de ontwikkeling van deze operatie afdeling te weinig rekening gehouden, waardoor er een tekort aan opslagruimte is. De leeftijd van een gebouw speelt hier een belangrijke rol in. De grootte van een operatie afdeling is een ander aspect die invloed heeft op de loopafstanden van en naar de opslagruimte. In de casestudies kwam het namelijk niet voor dat er per operatiekamer een aparte opslagruimte werd gebruikt. De organisatie typologie van de operatie afdeling vormt ook een belangrijk aspect, wat zowel invloed heeft op de positionering van de opslagruimtes als op de loopafstanden naar de operatiekamers. In grafiek 6.24 is het verband tussen de loopafstanden van de OK naar de operatiekamer en de opslagruimte gevisualiseerd.
Grafiek 6.24: De gemeten tevredenheid in verband met de loopafstanden tussen de OK en opslagruimte per case studie.
Uit deze data wordt duidelijk dat er een verband is tussen de tevredenheid en de loopafstanden naar de opslagruimte. Hoe groter deze loopafstand is, hoe minder tevreden het personeel erover is. Uit de huidige data is het lastig een speculatief verband over een grenswaarde te ontwikkelen, aangezien het onduidelijk is welke operatiekamers welke opslagruimte gebruiken. Op basis van deze resultaten kan gesteld worden dat een grotere afstand tussen de opslagruimte en de operatie kamer een negatieve invloed heeft op de medewerkerstevredenheid van het personeel werkzaam op de operatie afdeling. Hiermee is stelling 5b bewezen. Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
125
H6
Empirie
In de vraagstelling is de medewerkers verzocht hun voorkeur en motivatie te geven voor een typologie opslag van apparatuur. In figuur 6.48 is het overzicht te zien van vier opstellingen van apparatuur en de gemiddelde voorkeur die in de drie case studies is uitgesproken.
Figuur 6.48: Voorkeur typologie voor opslag van apparatuur op de operatie afdeling
Typologie 1 en 2 liggen qua percentage dicht bij elkaar (46% en 43%), waardoor ze beide als gewenste oplossingen gezien worden door de medewerkers. Typologie 3 en 4 worden beide erg laag gescoord, waardoor ze als typologie niet gewenst zijn door de medewerkers. Deze varianten moeten in de fysieke omgeving voorkomen worden. De voordelen van typologie 1 zijn dat de apparatuur op deze manier goed toegankelijk is, dicht bij de operatiekamer in de buurt is, en de apparatuur door minder deuropeningen getransporteerd hoeft te worden. De apparatuur staat niet in de weg en er is voldoende werkruimte op de operatiekamer. De nadelen zijn dat er een grotere kans is op het zwerven van de apparatuur en het is onhygiënischer, omdat de apparatuur niet in een afgesloten ruimte staat. Doordat de apparatuur dicht bij de deuropening van de OK staat, waar een andere luchtdruk is, zorgt dit voor luchtwervelingen die voor meer stof op de apparatuur kunnen zorgen. De voordelen van typologie 2 zijn dat de apparatuur in een centrale opslag staat waarbij alles bij de hand is. Daarnaast blijft de operatiekamer zoveel mogelijk leeg als de behandeling toelaat. Medewerkers geven aan, dat ze liever een kleinere operatiekamer met externe opslag wensen, dan een grotere operatiekamer met opslag in de operatiekamer zelf (typologie 3). De uitkomst is dat er bij typologie 2 uiteindelijk méér restruimte overblijft om te werken. De apparatuur is zoveel mogelijk uit het zicht, geordend opgeslagen en staat in een afgesloten ruimte, wat hygiënischer is. Het is tevens veiliger, omdat medewerkers er niet tegenaan kunnen stoten of zich bezeren aan de apparatuur. Nadelen van typologie 2 zijn dat door de aparte opslagruimte de apparatuur minder toegankelijk kan zijn, en als de opslagruimte te klein is dan moet er veel geschoven worden met apparatuur om er bij te kunnen. Het risico van teveel (kleine) opslagruimtes is, dat er minder overzicht ontstaat en het nadelig is voor de vindbaarheid van de apparatuur. Meeste medewerkers geven de voorkeur aan een opslagruimte Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
126
H6
Empirie
direct in de buurt, maar tevens een centrale opdek waar alles aanwezig is, en men dus geen tijd kwijt is om te zoeken. Het plein model zou hier als organisatie typologie uitkomst kunnen bieden. De voordelen van typologie 3 zijn dat er minder transport voor apparatuur nodig is, met name bij de wissel van behandelingen, waardoor er minder deurbewegingen zijn. Daarnaast is de apparatuur sneller beschikbaar. Grote nadelen van typologie 3 zijn dat veel apparatuur nodig is als men wil voorkomen dat apparatuur door verschillende operatiekamers gebruikt moet worden. Dan zijn er meer deurbewegingen nodig en moet tijdens de operatie gestoord worden voor het ophalen van het apparaat. Er is opslagruimte nodig op de operatiekamer voor apparatuur, die niet voor elke behandeling nodig is. De operatiekamer wordt te vol en daardoor te rommelig en door de vele apparatuur is het risico van beschadiging groter. Het is minder steriel en er is een groter risico voor de veiligheid van de medewerkers door bezeren of struikelen. Typologie 4 kent als enig voordeel meer werkruimte op de operatiekamer, doordat de apparatuur op de gang staat. Nadelig is de grotere kans op zwerven van apparatuur, rommeligheid, obstakels, onhygiënischer door stof, groter risico beschadiging apparatuur en niet brandveilig. Toch komt het met name in oudere operatie afdelingen regelmatig voor dat er apparatuur opgeslagen wordt in de gangen, wat veroorzaakt wordt door het gebrek aan opslagruimte voor apparatuur op de operatie afdeling. Gemakzucht van medewerkers om de apparatuur niet terug te brengen naar de opslagruimte, kan voorkomen worden door de loopafstand zo veel mogelijk te reduceren en de regels voor opslag op de afdeling beter te hanteren. Een voorwaarde hierbij is wel om genoeg opslagruimte voor de apparatuur beschikbaar te stellen. Duidelijk is dat typologie 1 en 2 de meeste voordelen met zich meebrengen. Door verschillende medewerkers werd tevens aangegeven dat de ideale typologie er voor hen niet tussen stond. Waardoor aan de ontwerper de kans is om op basis van de voor- en nadelen van de opslag typologie, een optimale fysieke oplossing te ontwikkelen.
Grootte en hoeveelheid opslag apparatuur De tevredenheid van medewerkers wordt ook bepaald door de grootte van de opslagplekken, dat er voldoende opslagruimte beschikbaar is en het aantal opslagplekken optimaal is. Dit laatste is sterk afhankelijk van de organisatie typologie en grootte van de operatie afdeling. In grafiek 6.25 is de waardering van de huidige tevredenheid en het belang van het OK personeel in de verschillende case studies te zien. Het OK personeel bestaat uit de medewerkers, die het meeste met het transport en logistiek van apparatuur te maken hebben. Zij zijn daarom ook de enige medewerkers die met de opslagruimtes moeten werken en goed weten hoe dit in de huidige situatie eruit ziet. De andere functiegroepen worden alleen met de gevolgen geconfronteerd. Zoals obstakels op de gang en vertraging in het dagprogramma doordat apparatuur zoek is.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
127
H6
Empirie
In de resultaten over de tevredenheid is een groot verschil te zien, waarbij de fysieke situatie in case A ruim onvoldoende scoort. Case B en C zitten op een kleine voldoende. Het belang wordt bij de cases gelijk gescoord en scoort gemiddeld ruim een 8, wat aangeeft dat het thema leeft, en medewerkers belang hebben bij een goed werkende fysieke situatie voor de opslag van apparatuur. In de huidige situatie bezit case A een gebrek voor (toegewezen) opslagruimte van apparatuur. Er zijn Grafiek 6.25: Waardering van het OK personeel over de tevredenheid verschillende kleine ruimtes en belang hoeveelheid opslag van apparatuur. beschikbaar gesteld voor de apparatuur, maar het is lastig in categorieën in te delen doordat de ruimtes te klein zijn. Daarnaast heeft niet alle apparatuur een specifiek toegewezen plek, waardoor het onduidelijk is waar de apparatuur zich bevindt. In case A wordt de apparatuur tevens in de gang opgeslagen, waardoor de gang wordt geblokkeerd. Case A is tevens de oudste operatie afdeling van 17 jaar dat het tekort aan opslagruimte voor apparatuur ook kan verklaren.
Figuur 6.49: Opslagruimtes in de case A
Figuur 6.50: Opslagruimtes in case C
Case C scoort gemiddeld hoger dan Case B, hoewel de huidige fysieke situatie in case B een recent gebouwde (2011) operatie afdeling betreft én er is op de operatie afdeling voldoende ruimte gecreëerd voor al de benodigde apparatuur. De krappe voldoende bij case B kan komen, doordat de operatie afdeling te grote loopafstanden heeft, waardoor sommige apparaten uit een opslagruimte van één van de andere vleugels gehaald moet worden. Medewerkers hebben de benodigde apparatuur het liefst zo dicht mogelijk bij de operatiekamer, waar het apparaat nodig is. In case C is de score hoger wat verklaard kan worden doordat er voldoende opslagruimte is voor apparatuur en er minder opslagruimtes zijn, waardoor apparatuur sneller gevonden is. De medewerkers kunnen vanuit alle operatiekamers de opslagruimte snel bereiken, wat vooral te danken is aan de schaalgrootte van de operatie afdeling.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
128
H6
Empirie
Op basis van deze resultaten kan gesteld worden, dat te weinig toegewezen opslagruimte voor de benodigde apparatuur op de operatie afdeling een negatieve invloed heeft op de medewerkerstevredenheid van het personeel werkzaam op de operatie afdeling. Hiermee is stelling 5a bewezen.
Locatie en vindbaarheid apparatuur De tevredenheid van medewerkers omtrent de opslag van apparatuur wordt ook bepaald door de locatie van de opslagruimte in de operatie afdeling, de vindbaarheid van de apparatuur in welke opslagruimte deze is opgeslagen en de toewijzing waar elk apparaat zich bevindt, zoals welke opslagruimte en of deze bezet is of niet. In grafiek 6.26 is de huidige tevredenheid over de vindbaarheid van de apparatuur en over de toewijzing van opslaglocatie voor apparatuur van het OK personeel weergegeven. De resultaten laten zien, dat ook hier Grafiek 6.26: Waardering van het OK personeel over de tevredenheid van vindbaarheid en toewijzing opslaglocatie van apparatuur. case A op beide punten een onvoldoende scoort. Case B heeft een matige score en case C scoort een ruim voldoende. Deze verschillen in waardering zijn duidelijk terug te vinden in de fysieke situatie van de case studies. In Case B en C is in de fysieke situatie meer aandacht besteed aan de toewijzing van de plekken voor elk apparaat. In Case B is ook duidelijk met belijning gewerkt en is elk apparaat in de opslag gemakkelijk te bereiken (afbeelding 6.8). De vraag is hoe flexibel belijning op de grond is, rekening houdend met de snelle ontwikkeling van apparatuur. In case C hebben ze enkel met labels aan de wand gewerkt om de opslagplek van een apparaat aan te duiden (afbeelding 6.9). In case A is het onduidelijk waar welke apparatuur staat door de vele ongedefinieerde opslagruimtes voor apparatuur in opslaghokken en hoeken/randen van de gangen.
Afbeelding 6.7: Opslagruimte case A die deels voor opslag van apparatuur gebruikt wordt.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
Afbeelding 6.8: Opslagruimte case B voor apparatuur met belijning en benoeming op de grond aangegeven wat de basisplek van ieder apparaat is.
129
H6
Empirie
Afbeelding 6.9: Opslagruimte case C die voor opslag van apparatuur gebruikt wordt en een duidelijk toegewezen plek heeft door de naambordjes op de wand.
Op basis van deze resultaten kan gesteld worden, dat onduidelijkheid in de toegewezen opslaglocatie van apparatuur een negatieve invloed heeft op de medewerkerstevredenheid van het personeel werkzaam op de operatie afdeling. Hiermee is stelling 5c bewezen.
Communicatie In tabel 6.32 zijn de bevindingen uit de observaties en enquêtes kort beschreven. Tabel 6.32: Bevindingen op basis van de interviews en observaties die binnen het thema communicatie naar voren zijn gekomen.
Bevindingen binnen het thema communicatie Vindbaarheid: Door het gebrek aan overzicht op de afdeling en transparantie van de ruimtes zijn collega’s elkaar tijdens het werkproces kwijt en verliezen ze tijd door elkaar te moeten zoeken. Visuele communicatie: Bij het uitvoeren van het werkproces voor en tijdens de behandeling op de operatiekamer kunnen collega’s in sommige situaties niet zien of de operatie nog aan de gang is of dat er iemand klaar staat. Geluidsoverlast: Tijdens de behandeling op de operatiekamer kan door gebruik van bepaalde apparatuur teveel ruis ontstaan, waardoor men elkaar niet meer kan verstaan. Elektronische communicatie: Door alle medewerkers een pieper te verschaffen wordt de vindbaarheid van de medewerkers een stuk beter. Individuele wensen: De wens voor visuele communicatie tussen twee ruimtes is afhankelijk van het individu en kan opgelost worden door mogelijkheid om een raamopening te blinderen.
Op basis van de meest voorkomende bevindingen is de hypothese met stelling in tabel 6.33 opgesteld. Tabel 6.33: Hypothese en stelling voor het thema communicatie.
Hypothese 6: De mate van ondersteuning van de fysieke omgeving voor de visuele communicatie tussen de medewerkers heeft invloed op de medewerkerstevredenheid. Stelling 6a: Als door de fysieke omgeving (wanden, deuren, apparatuur) de visuele communicatie gehinderd wordt, dan heeft dit een negatieve invloed op de medewerkerstevredenheid.
In de hypothese en stelling zijn de bevindingen over de geluidsoverlast buiten het verdiepend onderzoek kader gehouden, omdat de veroorzaker van dit punt voornamelijk door de gebruikte apparatuur veroorzaakt wordt. In één interview is er gesproken over geluidsoverlast door het Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
130
H6
Empirie
ventilatie systeem. Dit was niet hinderlijk voor de visuele communicatie, enkel voor het gehoor, waarbij de medewerker last had van een constante piep in het oor. Met de gebouwde omgeving kan enkel de geluidsoverlast gereduceerd worden door het beter isoleren van de wanden. Maar dit zal de hinder voor de communicatie binnen één ruimte, waar de geluidsbron tevens staat, niet doen verhelpen. Dit kan alleen verholpen worden door gebruik van andere apparatuur. Het thema communicatie is in de analyse onderverdeeld in één aspect dat bestaat uit een aantal onderdelen (tabel 6.34). De focus ligt in de analyse op de visuele communicatie in de fysieke omgeving. Voor de complete analyse van het thema apparatuur & ergonomie wordt verwezen naar bijlage V.III, Communicatie. Tabel 6.34: Aspect en onderdelen thema communicatie.
Aspecten binnen het thema communicatie Visuele communicatie: Belang visuele communicatie (waarom/wanneer) Prioritering visuele communicatie Voorwaarden visuele communicatie
In de rapportage zal de analyse kernachtig beschreven worden met ondersteuning van enkele data analyses voor de onderbouwing van een aspect.
Visuele communicatie In de enquête is binnen het thema communicatie gevraagd naar de huidige tevredenheid van de visuele communicatie en naar de prioritering tussen welke ruimtes visueel contact gewenst is.
Belang visuele communicatie Tijdens het werkproces op de operatie afdeling moeten de medewerkers met elkaar kunnen communiceren. Maar tijdens het uitvoeren van dit werkproces zullen de medewerkers zich niet de hele tijd in dezelfde ruimte bevinden. Wanneer de anesthesie assistent bijvoorbeeld wil weten wanneer hij kan beginnen met het onder narcose brengen van de patiënt, dan moet hij op de hoogte zijn van de status van de instrumenterende operatie assistent, die zijn werkproces uitvoert in de opdekruimte die naast de operatiekamer ligt. Visuele communicatie tussen aaneengesloten ruimtes op de operatie afdeling is gewenst als een medewerker wil weten of een benodigde collega zich in een aansluitende ruimte bevindt en/of inzicht wil krijgen in de huidige stand van zaken van het werkproces van deze collega.
Figuur 6.51: De wens van een medewerker om te weten of een collega zich in een andere ruimte bevindt.
Figuur 6.52: De wens van een medewerker om te weten hoever een collega in het werkproces is.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
131
H6
Empirie
Er is op de operatie afdeling echter alleen communicatie gewenst tussen bepaalde medewerkers, meestal bepaald door het team waar ze op die dag in zitten. De wens voor visueel contact is alleen nodig als medewerkers elkaar nodig hebben tijdens het werkproces, waarbij ze dus een gedeeld groepsproces hebben zoals een team van een operatiekamer. De andere reden is als medewerkers buiten dit groepsproces iets of iemand nodig hebben, wat in de betreffende werkruimte van het team aanwezig is.
Prioritering visuele communicatie De visueel gewenste communicatie tussen medewerkers is sterk verbonden met het werkproces dat het team met medewerkers doorloopt. In figuur 6.53 is de prioritering, van de ruimtes waartussen visueel contact gewenst is, te zien. Er is een verband tussen de wens voor visuele communicatie tussen de ruimtes en het werkproces. Hoe belangrijker de stap in het werkproces is, hoe meer behoefte er is voor visuele communicatie tussen de ruimtes. Op basis van de casestudies is de aanwezigheid van een raam en dus communicatie tussen de OK en opdekruimte het meest belangrijk, gevolgd door OK en wasruimte, dan OK en gang en als laatste OK en OK.
Voorwaarden visuele communicatie
Figuur 6.53: Prioritering van de wens om visueel contact te hebben tussen twee ruimtes.
In de huidige situatie van de drie case studies, ligt de tevredenheid over de visuele communicatie bij de verschillende casestudies erg dicht bij elkaar bij de 6,5. Het is wel een krappe voldoende, wat betekent dat er in de case studies verbeterpunten te behalen zijn. Tabel 6.33: Tevredenheid visueel contact per functiegroep per case.
OK personeel Overig personeel Specialisten
Case A
Case B
Case C
6,6 5,5 6,8
6,6 6,5 6,3
6,2 6,9 6,3
Grafiek 6.27: Tevredenheid visueel contact per case
Meer inzicht in de verschillen zijn verkregen door de analyse van de scores per functiegroepen van de case studies (tabel 6.33). Deze verschillen zijn door drie punten te verklaren. Als de visuele communicatie tussen de ruimtes van belang is, dan spelen de aanwezigheid van ramen tussen twee ruimtes, de afmetingen van de ramen en de draaihoek van de medewerker voor het zicht op de ramen mee.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
132
H6
Empirie
Aanwezigheid van ramen Hoe meer ramen er tussen de ruimtes rond de operatiekamer en tussen de kantoren en gangen aanwezig zijn, hoe beter de visuele communicatie mogelijk is. In alle drie de cases is tussen de omliggende ruimtes en de operatiekamer minimaal één raam aanwezig, wel verschillen ze in aantal.
Figuur 6.54: De raamopeningen tussen de ruimtes rond de operatiekamer in case B.
De afmetingen van de ramen De afmeting van de ramen bepaalt het zicht op de andere ruimte. Hoe groter de opening, hoe beter de communicatie wordt. Daarnaast is het wel belangrijk dat er blinderingsmogelijkheden van de ramen zijn, die nodig zijn voor het type behandeling (radiologie, wensen van specialist) en belang van de patiënt.
Afbeelding 6.10: Raam in deuropening tussen gang en OK, case A
Afbeelding 6.10: Raam in wand tussen gang en opdekruimte, case C.
De draaihoek van de medewerker Hoe groter de draaihoek is, die een medewerker vanuit zijn werkplek in de operatiekamer moet maken, hoe lastiger het wordt om overzicht te houden op de visuele communicatie tussen de ruimtes. Deze draaihoek wordt bepaald door de opstelling van de ruimtes rond het operatiecomplex. Als de ruimtes rond de operatiekamer liggen, dan wordt de draaihoek groter (figuur 6.55). Het voordeel van de omliggende ruimtes van de operatiekamer aan één zijde, is dat de draaihoek veel kleiner wordt, wat een positief effect heeft op de tevredenheid (figuur 6.56).
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
133
H6
Empirie
Figuur 6.55: Draaihoek specialist in operatie kamer case A. Score tevredenheid OK personeel 6,6 en specialisten 6,8.
Figuur 6.56: Draaihoek specialist in operatie kamer case C. Score tevredenheid OK personeel 6,2 en specialisten 6,3.
Met de behaalde resultaten over het visueel contact tussen verschillende ruimtes, is duidelijk geworden dat minder ramenopeningen, kleinere ramen en een grotere draaihoek, die de communicatie belemmeren, een negatieve invloed uitoefenen op de medewerkerstevredenheid. Hiermee is stelling 7a bewezen.
Klimaat Op basis van de interviews en observaties zijn binnen het thema klimaat een aantal bevindingen gedaan. Bevindingen die in de huidige situatie op de operatie afdeling sterk spelen. In tabel 6.34 zijn de belangrijkste bevindingen nogmaals kort op een rij gezet. Tabel 6.34: Bevindingen op basis van de interviews en observaties die binnen het thema klimaat naar voren zijn gekomen.
Bevindingen binnen het thema klimaat Invloed fysieke gestel: Wordt door de medewerkers als een belangrijk punt ervaren, omdat het veel invloed uitoefent op het fysieke gestel van de medewerkers. Instelling klimaat: De voorkeur van de klimaatzonering is sterk afhankelijk van het individu en de functie die men uitvoert. Klimaat zonering: Een klimaatzonering kan een positief effect hebben op de medewerkerstevredenheid, omdat er verschillende temperaturen worden ingeblazen, waarbij de temperatuur boven de medewerkers hoger is. Controle klimaatsysteem: Een statisch klimaat, waarbij door de medewerkers werkzaam op de operatiekamer, geen invloed uitgeoefend kan worden, zou een betere oplossing kunnen zijn dan dat ieder individu zeggenschap heeft over de instelling van de temperatuur.
Uit deze bevindingen en de prioritering van het thema klimaat door de gebruikers, is duidelijk dat het klimaat een grote rol speelt vanuit de fysieke omgeving op de gebruikerstevredenheid. Om deze bevindingen te kunnen toetsen zijn de hypothese en stellingen ontwikkeld. In tabel 6.35 zijn ze nogmaals opgenomen en zullen vervolgens in de data analyse van de enquête resultaten worden getoetst.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
134
H6
Empirie
Tabel 6.35: Hypothese en stellingen voor het thema klimaat.
Hypothese 7: De opzet van de klimaatinstallatie en de mate van controle en keuzevrijheid op de instelbaarheid van de klimaatinstallatie heeft invloed op de medewerkerstevredenheid. Stelling 7a: Als de medewerkers geen controle hebben over de instelbaarheid van het klimaat op de operatie afdeling, dan zal dit een negatieve invloed hebben op de medewerkerstevredenheid van het personeel werkzaam op de operatiekamers. Stelling 7b: Als het klimaat niet goed afgesteld is op de wensen van de medewerkers, dan zal die een sterke negatieve invloed hebben op het fysieke gestel van de medewerkers en daardoor op de medewerkerstevredenheid van het personeel werkzaam op de operatiekamers. Stelling 7c: Het gebruik van een inblaasplenum met zonering die verschillende temperaturen uitblaast, heeft een positieve invloed op de medewerkerstevredenheid werkzaam op de operatiekamers.
Voor de analyse van de data binnen het thema klimaat zijn drie aspecten opgesteld (tabel 6.36). Aan de hand van deze aspecten zullen de hypothese en stellingen worden beantwoord. Tabel 6.36: Aspecten thema klimaat
Aspecten binnen het thema klimaat Controle & invloed op het klimaat Invloed klimaat op het fysieke gestel Optimaal klimaat & klimaatzonering
Controle & invloed op het klimaat Om invloed op de instelbaarheid van het klimaat te hebben, zoals de mogelijkheid om in een ruimte op de operatie afdeling de temperatuur of luchtvochtigheid te kunnen wijzigen, is controle over het klimaat erg belangrijk. In grafiek 6.28 is de tevredenheid over drie klimaataspecten en over de invloed op de instelbaarheid van het klimaat te zien per case studie.
Grafiek 6.28: De tevredenheid per case studie over de temperatuur, ventilatie, luchtvochtigheid en de invloed op de instelbaarheid van het klimaat.
Tussen de case studies behaalt case B voor de klimaataspecten de hoogste scores, opgevolgd door case C en A. Deze trend komt overeen met de invloed van de medewerkers op de instelbaarheid van het klimaat. Gekeken naar de fysieke omgeving, wordt het verschil in tevredenheid helder. In case A is de invloed op het klimaat het minste, omdat dit niet op de operatiekamer ingesteld kan worden, maar van een afstand en alleen door de gecertificeerde persoon. Medewerkers moeten voor het wijzigen van het klimaat om toestemming vragen. Bij de andere cases is hier door de personen op de
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
135
H6
Empirie
operatiekamer wel controle over. Het verschil in beoordeling tussen case B en C kan vanuit de verschillen tussen de functiegroepen verklaard worden. In grafiek 6.29 is de tevredenheid over de hoeveelheid ventilatie tussen de functiegroepen per case studie gevisualiseerd. Hieruit is in case A en C een groot verschil te zien tussen de tevredenheid van de functiegroepen. Alleen de functiegroep overig personeel scoort een onvoldoende. Dit wordt in case A verklaard doordat het klimaat op de recovery, holding en kantoren niet te controleren is. Daarnaast werd door de medewerkers aangegeven dat de temperatuur in de zomer veel te hoog is en dat er in het klimaatsysteem te weinig capaciteit is om de ruimte voldoende te koelen. Bij de functiegroepen in case C zien we deze kenmerken gedeeltelijk terug, omdat er vanaf de holding en recovery ook geen controle op de instelbaarheid van Grafiek 6.29: De tevredenheid over de hoeveelheid ventilatie tussen de het klimaat is. functiegroepen en per case studie.
In grafiek 6.30 is de wens van de medewerkers over de invloed op het klimaat te zien.
Grafiek 6.30: Wens van de medewerkers om in de huidige situatie meer, minder of geen verschil te hebben in hun invloed op het klimaat.
In case A en C scoort de meerderheid voor de voorkeur om meer invloed op het klimaat te hebben. In case B is ongeveer een 50-50 verdeling tussen meer of geen verschil op de invloed op het klimaat. Dit verschil wordt verklaard doordat de medewerkers in case B in een groot aandeel van de ruimtes controle over het klimaat hebben. Ook is er een verschil te zien tussen de functiegroepen, waarbij van het OK en Overig personeel het hoogste percentage meer invloed op het klimaat wil hebben. Bij de specialisten geeft het hoogste
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
136
H6
Empirie
percentage aan geen verschil in de huidige situatie te willen hebben in de invloed op het klimaat. Dit verschil kan verklaard worden door de zeggenschap die afhankelijk is van de functie. Uit deze data is dus duidelijk geworden, dat hoe minder controle medewerkers hebben op de instelbaarheid van het klimaat, hoe groter de negatieve invloed op de medewerkerstevredenheid is, omdat ze het niet naar wens optimaal kunnen afstellen. Samengevat is de medewerkerstevredenheid voor de controle en invloed op het klimaat afhankelijk van de punten gevisualiseerd in figuur 6.56.
Figuur 6.56: De controle & invloed op het klimaat is afhankelijk van de fysieke en sociale mogelijkheid van de medewerkers.
De medewerker moet de fysieke mogelijkheid hebben om het klimaat te kunnen verstellen, het liefst in de ruimte waar hij aanwezig is. Daarnaast is hij afhankelijk van zijn zeggenschap over de instelling van het klimaat. Op de operatiekamer is dit meestal afhankelijk van het type behandeling (hygiënische voorschriften voor het klimaat), de functie die de medewerker heeft en de hiërarchie van de organisatie. In de meeste situaties heeft de specialist de grootste zeggenschap op de instelbaarheid van het klimaat. Als de medewerkers geen controle hebben over de instelbaarheid van het klimaat, dan heeft dit een negatieve invloed op de medewerkerstevredenheid. Hiermee is stelling 7a bewezen.
Invloed klimaat op het fysieke gestel Uit verschillende interviews werd al duidelijk dat het klimaat grote invloed heeft op het fysieke gestel van de medewerkers, waardoor de medewerkers, als niet optimaal in de fysieke omgeving, er een hoog belang aan geven. Uit de data toon de score over de invloed van het klimaat op het fysieke gestel bij de case studies redelijk gelijk nabij de 7. Dit betekent op een 10 punts schaal, dat het een grote invloed betreft. Van belang is dus dat het klimaat zo ingesteld is dat het optimaal op de wensen van de medewerkers is afgesteld. In case A en C scoort het overig personeel een stuk hoger dan de andere functiegroepen. Dit ligt vooral aan de slechte omstandigheden en controle over het klimaat in hun werkruimte. Figuur 6.57 toont aan hoe minder de controle en invloed van de medewerkers op het klimaat Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
Figuur 6.57: Verband tussen de invloed op137 het klimaat en invloed op het fysieke gestel.
H6
Empirie
is, hoe sterker de invloed op het fysieke gestel, als niet optimaal aan wensen afgesteld, dus kan zijn. Uit het verband wordt duidelijk dat als het klimaat niet goed afgesteld is op de wensen van de medewerkers, dit een sterke negatieve invloed heeft op het fysieke gestel van de medewerkers en daardoor op de medewerkerstevredenheid van het personeel werkzaam op de operatie kamers. Hiermee is stelling 7b bewezen.
Optimaal klimaat & klimaatzonering Uit de data wordt duidelijk dat alle medewerkers bij de case studies groot belang hebben bij de toepassing van klimaatzonering op de operatiekamers (gemiddeld 8,4). In grafiek 6.31 is het verschil in belang van de klimaatzonering op de operatiekamers tussen het OK personeel en specialisten te zien. Het toont een klein verschil in belang tussen de functiegroepen.
Figuur 6.31: Het belang voor klimaatzonering op de operatiekamer voor de functiegroepen OK personeel en specialisten.
Het OK personeel waardeert het belang van de klimaatzonering iets hoger. Wellicht heeft dit verschil te maken dat op de operatiekamers de standaard temperatuur meestal rond de 19 graden ligt. 2 graden lager dan de standaard woonkamertemperatuur. Het koud of warm ervaren is sterk afhankelijk van de activiteiten die men uitvoert. Zit men stil in de operatiekamer, dan is 19 graden (met ventilatie) koud. Maar als men veel in beweging is, dan wordt deze lage temperatuur veel minder opgemerkt. Nu zitten met name de anesthesieassistenten op de operatiekamer tijdens de behandeling in dezelfde houding, waardoor zij het eerste en meeste last hebben van de lage temperatuur, dan de operatie assistenten die in één houding stilstaan. De specialisten zullen er het minste last van hebben, doordat zij de meeste bewegingen maken tijdens de uitvoer van de behandeling. Daarnaast is de instelling van het klimaat afhankelijk van de individuele wensen. Ieder persoon ervaart het klimaat op een andere manier en aangezien men niet alleen in een ruimte werkt, moet er in de ideale sociale situatie een optimum gevonden worden, waarbij elke medewerker aanwezig in de ruimte, tevreden is. Een medewerker heeft twee keuzes in het behalen van een prettigere ervaring van het klimaat. Of hij zorgt ervoor dat de omgeving zich zodoende aanpast tot het klimaat naar wens is, of hij zorgt ervoor dat hij zichzelf aanpast totdat hij het klimaat als prettig ervaart (door het aanpassen van kleding, zoals het dragen van een jasje).
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
138
H6
Empirie
Figuur 6.59: Het behalen van een optimaal klimaat hangt af van het individu en hygiënische voorschriften.
Het behalen van een optimaal klimaat is dus afhankelijk van de activiteiten die een medewerker uitvoert en de persoonlijke beleving van het klimaat. Beide aspecten vanuit het individu. Maar naast het individu spelen ook de hygiënische voorschriften voor de instelling van het klimaat een rol. Dit is afhankelijk van de basiseisen die voor elke behandeling geldt en de specifieke eisen die per behandeling anders kunnen zijn (figuur 6.59). Een mogelijke fysieke oplossing om zoveel mogelijk te voldoen aan de individuele wensen is het toepassen van een klimaatzonering. Doordat dit systeem (zie hoofdstuk 6.2.3, Klimaat) binnen het inblaasplenum verschillende temperatuurzone ’s toepast, kan het klimaat beter afgesteld worden op de wensen van de medewerkers op basis van hun functie, en toch voldaan worden aan de hygiënische klimaateisen voor de behandeling van de patiënt. De data toont aan dat medewerkers op de operatiekamer hier ook een groot belang voor hebben. Hierbij kan gesteld worden dat het gebruik van een inblaasplenum met zonering die verschillende temperaturen uitblaast, een positieve invloed heeft op de medewerkerstevredenheid werkzaam op de operatie kamers.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
139
H6
Empirie
6.4.5 CONCLUSIES ENQUÊTE Alle hypothesen, die op basis van de observaties en interviews zijn opgesteld, zijn in de kwantitatieve analyse van de enquête resultaten aan de hand van de stellingen getoetst. Hierbij is te concluderen dat het merendeel van deze hypothesen bevestigd kunnen worden.
Prioritering Aan de hand van de resultaten uit de kwantitatieve analyse is een prioritering van thema’s, beoordeeld door de medewerkers, naar voren gekomen. Deze zeven thema’s leveren in de prioritering, beoordeeld per functiegroep, een gedifferentieerder resultaat op. Tabel 6.37: Prioritering zeven thema’s per functiegroep en functiegroep totaal.
Belang
OK personeel
Overig personeel
Specialisten
Functiegroep totaal
1 2
Klimaat Apparatuur & ergonomie Communicatie Daglicht Hygiëne
Klimaat Apparatuur & ergonomie Communicatie Daglicht Hygiëne
Hygiëne Klimaat
Klimaat Apparatuur & ergonomie Communicatie Hygiëne Daglicht
Vormgeving & afmeting Organisatie & logistiek
Vormgeving & afmeting Organisatie & logistiek
3 4 5 6 7
Communicatie Daglicht Apparatuur & ergonomie Vormgeving & afmeting Organisatie & logistiek
Vormgeving & afmeting Organisatie & logistiek
Hierin wordt duidelijk, dat er een verschil zit in de prioritering van thema’s tussen de functiegroep OK/Overig personeel en de specialisten. Het personeel heeft een groter belang bij apparatuur & ergonomie, omdat zij er in hun werkproces meer mee te maken hebben. Specialisten hechten meer waarde aan de hygiëne, omdat zij het meest in het lichamelijke behandelgebied van de patiënt werken. Wel moet in het adviesmodel rekening gehouden worden dat deze prioritering het belang van de gebruikers behartigt in de thema’s die in de huidige situatie van de case studies sterk spelen. Medewerkers beoordelen organisatie & logistiek van deze zeven thema’s als laagst belang. Toch vormt het vanuit het ontwerpperspectief en de mate van invloed op de omgeving een belangrijke voorwaarde voor het goed uit kunnen voeren van de andere thema’s. Dit moet altijd mee worden genomen in het ontwerpproces. In de vragen over het belang is te zien, dat de specialisten in de lijn bij de meeste thema’s een lager belang hebben dan het OK personeel, op afmeting van de OK en hygiëne na (grafiek 6.32).Bij de tevredenheidsvragen is te zien, dat de specialisten in de lijn een hogere tevredenheid scoren dan het OK personeel.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
140
H6
Empirie
Grafiek 6.32: De waardering van het belang van de functiegroepen OK personeel en Specialisten per aspect vanuit de enquête.
Deze verschillen kunnen verklaard worden door de verschillen in werkproces, waardoor andere ruimtes gebruikt worden en het verschil in tijd, die men op de afdeling aanwezig is (figuur 6.60).
Figuur 6.60: Verschil functiegroepen in gebruik ruimtes en tijd aanwezig op de operatie afdeling door de werkprocessen.
In tabel 6.38 is het verschil in percentage tussen OK/Overig personeel en specialisten, het percentage gebruikte m² van ruimtes op de operatie afdeling en het percentage in uren werkzaam op de operatie afdeling, te zien.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
141
H6
Empirie
Tabel 6.38: vergelijk in percentages tussen de functiegroepen personeel en specialisten.
Aandeel medewerkers van totaal, werkzaam op de operatie afdeling (in %) Gebruik ruimtes excl. gangen (in %) Tijd werkzaam op de operatie afdeling van totaal aantal werkzame uren (in %)
Personeel
Specialisten
79%
21%
57% 100%
30% 20-40%
Deze bevindingen wijzen erop, dat er in de realisering van een operatie afdeling en het betrekken van de gebruikersgroepen, in relatie tot het gebruik van de fysieke omgeving van de operatie afdeling, een groter belang voor meer zeggenschap van het OK/Overig personeel, dan van de specialisten is. Bij het OK/Overig personeel is ook meer kennis aanwezig over de logistieke werkprocessen, die plaatsvinden op de operatie afdeling. In de ontwikkeling van een nieuwe operatie afdeling moet aan de zeggenschap van het OK/Overig personeel meer aandacht worden besteed.
Cross case analyse In de kwantitatieve analyse is bij de behandeling van de thema’s voor elk aspect een cross case analyse uitgevoerd om het verschil in score door middel van het verschil in de fysieke omgeving te kunnen verklaren. In grafiek 6.33 is een overzicht te zien van de verschillen in tevredenheid over diverse aspecten per case studie. In grafiek 6.34 is een overzicht te zien van de gemiddelde tevredenheid van elk thema per case studie. Hieruit kunnen sterke verschillen worden gehaald en een aantal conclusies worden getrokken.
Grafiek 6.33: Tevredenheid van aspecten binnen de thema’s per case studies.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
142
H6
Empirie
Grafiek 6.34: Gemiddelde tevredenheid van de thema’s per case studies.
Conclusies over de totale tevredenheid van de fysieke omgeving: De operatie afdeling van case A scoort bij alle thema’s van de fysieke omgeving tussen een magere voldoende tot ruim onvoldoende, met een gemiddelde tevredenheidsscore van 5,5. Hieruit wordt duidelijk, dat de huidige fysieke omgeving van deze operatie afdeling niet meer voldoet aan de wensen van de gebruikers en vernieuwd dient te worden. De operatie afdeling van case B scoort bij alle thema’s van de fysieke omgeving tussen een ruim voldoende tot matig, met een gemiddelde tevredenheidsscore van 6,4. De huidige fysieke omgeving voldoet voor 14 van de 19 punten en zou op een paar punten verbetering kunnen gebruiken. De operatie afdeling van case C scoort bij alle thema’s van de fysieke omgeving tussen de goed tot onvoldoende, met een gemiddelde tevredenheidsscore van 6,6. Dit is een breed verschil, waarbij 15 van de 19 punten voldoen, waarbij er een paar punten beter zouden kunnen.
Conclusies over de tevredenheid per thema: Daglicht: Case A scoort hier het laagste met een gemiddelde tevredenheidsscore van 4,7 onvoldoende, Case B scoort op dit punt het hoogste met een tevredenheidsscore van 7,9 en Case C met een tevredenheidsscore van 6,3 voldoende. Organisatie & logistiek: Case B scoort hier het laagste met een gemiddelde tevredenheidsscore van 4,9 onvoldoende, Case C scoort op dit punt het hoogste met een tevredenheidsscore van 7,2 ruim voldoende en Case A met een tevredenheidsscore van 5,7 matig.
Klimaat: Case A scoort hier het laagste met een gemiddelde tevredenheidsscore van 5,6, Case B scoort op dit punt het hoogste met een tevredenheidsscore van 6,7 voldoende en Case C met een tevredenheidsscore van 5,9 matig. Vormgeving & afmeting: Case A scoort hier het laagste met een gemiddelde tevredenheidsscore van 5,3 matig, Case C scoort op dit punt het hoogste met een tevredenheidsscore van 6,5 voldoende en Case C met een tevredenheidsscore van 6,3 voldoende. Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
143
H6
Empirie
Hygiëne: Case A scoort hier het laagste met een gemiddelde tevredenheidsscore van 6,1 voldoende, Case C scoort op dit punt het hoogste met een tevredenheidsscore van 7,0 ruim voldoende en Case B met een tevredenheidsscore van 6,6 matig voldoende.
Apparatuur & ergonomie: Case A scoort hier het laagste met een gemiddelde tevredenheidsscore van 4,5 onvoldoende, Case C scoort op dit punt het hoogste met een tevredenheidsscore van 6,9 voldoende en Case C met een tevredenheidsscore van 6,1 voldoende. Communicatie: Case C scoort hier het laagste met een gemiddelde tevredenheidsscore van 6,3 voldoende, Case A en B scoren hier dichtbij met een tevredenheidsscore van 6,5 voldoende.
In grafiek 6.35 zijn de scores van de belangen bij de verschillende thema’s per case studie te zien. Hieruit wordt duidelijk dat de lijn van het belang bij de verschillende case studies gelijk loopt en rond dezelfde waardering zit.
Grafiek 6.35: Score belang van gevraagde aspecten door de medewerkers in de verschillende case studies.
Op basis van deze gegevens kan geconcludeerd worden, dat het belang voor de thema’s weinig wordt beïnvloed door de huidige fysieke omgeving en case onafhankelijk zijn.
Aandachtspunten op basis van urgentie Er kan geconcludeerd worden dat er tussen de case studies grote verschillen zijn in de tevredenheid over de fysieke omgeving. In het belang wordt redelijk dezelfde lijn gevolgd, maar er is wel een verschil in hoogte van deze lijn. Voor de case studies is het interessant om te zien bij welke thema’s het grootste belang voor verandering zit. Dit is in grafiek 6.36 geschetst door middel van de urgentiehoogte. De urgentie is de som van het verschil tussen huidige tevredenheid minus het belang vermenigvuldigd met het belang. Op basis van de data uit de enquête is voor vier thema’s de urgentie berekend kunnen worden.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
144
H6
Empirie
Grafiek 6.36: Gemiddelde urgentiehoogte voor vier thema’s per case studie.
In tabel 6.39 is een volgorde te zien van laagste naar hoogste score voor tevredenheid per case studie. Bij de rood gemarkeerde cijfers is de score voor tevredenheid onvoldoende (onder de 6,0 grens) en bij de groen gemarkeerde cijfers de score voldoende (6,0 grens en hoger). Tabel 6.39: Volgorde van thema’s van laagste (1) naar hoogste (7) score voor tevredenheid per case studie.
Thema Daglicht Organisatie & logistiek Klimaat Vormgeving & afmeting Hygiëne Apparatuur & Ergonomie Communicatie
Case A 2 5 4 3 6 1 7
Case B 7 1 6 3 5 2 4
Case C 2 7 1 4 6 5 3
Op basis van deze resultaten van de urgentiehoogte per thema en de score op tevredenheid kunnen per case een aantal punten geconcludeerd worden:
Case A: De hoogste urgenties zijn voor de thema’s daglicht en vormgeving & afmeting, en scoren bij de tevredenheid op positie 2 en 3. De urgentie voor de thema’s hygiëne en organisatie & logistiek zijn lager en de scoren bij tevredenheid op positie 6 en 5. Thema apparatuur & ergonomie scoort in de tevredenheid op positie 1 dat hoger ligt dan het thema daglicht en vormgeving & afmeting en er kan daarbij aangenomen worden dat het tevens een hoge urgentie betreft. Voor case A is voor het verhogen van de medewerkerstevredenheid op korte termijn belangrijk om in de fysieke omgeving aandacht te besteden aan het verbeteren van het thema daglicht, vormgeving en afmeting en apparatuur & ergonomie.
Case B: De hoogste urgenties zijn voor de thema’s organisatie & logistiek en hygiëne en scoren bij de tevredenheid op positie 1 en 5. De thema’s vormgeving & afmeting en daglicht scoren een lagere
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
145
H6
Empirie
urgentie en scoren bij de tevredenheid op positie 3 en 7. De rest van de thema’s scoren voor de tevredenheid een voldoende.
Voor case B is voor het verhogen van de medewerkerstevredenheid op korte termijn belangrijk om in de fysieke omgeving aandacht te besteden aan het verbeteren van het thema organisatie & logistiek.
Case C: De hoogste urgenties zijn voor de thema’s daglicht en hygiëne en scoren bij de tevredenheid op positie 2 en 6. De thema’s vormgeving & afmeting en organisatie & logistiek scoren een lagere urgentie en scoren bij de tevredenheid op positie 4 en 7. Het thema klimaat scoort in de huidige tevredenheid onvoldoende en lager dan daglicht en hygiëne. Voor case C is voor het verhogen van de medewerkerstevredenheid op korte termijn belangrijk om in de fysieke omgeving aandacht te besteden aan het verbeteren van het thema’s daglicht & klimaat.
Dilemma’s en reflectie per case Uit de cross case analyse zijn de verschillen in score over tevredenheid tussen de case studies duidelijk geworden, welke thema’s per case het laagst en het hoogst scoren en wat hiervan de reden is. Uit deze bevindingen worden de conclusies per thema getrokken aan de hand van de fysieke aspecten (zie volgende kop ‘Thema’s en aspecten’). Het ontwikkelen van de conclusies zit vast aan het kader van de inventarisatie en de drie case studies, die binnen het empirisch onderzoek, onderzocht zijn. Binnen de drie case studies zijn in de fysieke omgeving een aantal beperkingen en/of dilemma’s gevonden die in de huidige situatie invloed hebben op de medewerkerstevredenheid. Om te voorkomen dat bepaalde verbanden in de conclusies generiek worden gesteld, is het van belang dat de bevindingen gereflecteerd worden aan referenties en schetsoplossingen van andere operatie afdelingen, waardoor dit verband case afhankelijk wordt gemaakt. Hieronder is per case studie kort aangegeven wat, aan de hand van de thema’s, in de huidige situatie mankeert, wat de aanbevelingen zijn en hoe het beter zou kunnen werken aan de hand van referenties en/of schetsoplossingen.
Case A Case A bezit in de huidige situatie weinig daglicht (alleen in de koffieruimte, minimaal in de gang, operatiekamers en kantoren), waarbij er alleen zicht naar buiten is vanuit de koffieruimte en gang. Er is een groot tekort aan opslag van apparatuur, waardoor er veel op de gangen staat en de apparatuur onvindbaar is. De operatiekamers, opslagruimtes, koffieruimte en kleedruimte zijn te klein.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
146
H6
Empirie
Score tevredenheid Daglicht: 4,7 Vormg. & Afm.: 5,3 App & Ergo: 4,5
Figuur 6.61: Ontevredenheid van de medewerkers over de fysieke omgeving van case A.
Aanbevelingen Om de tevredenheid van de medewerkers te kunnen verhogen, worden t.a.v. de drie thema’s een aantal aanbevelingen gedaan. Tabel 6.40: Overzicht van aanbevelingen voor Case A.
Daglicht
Apparatuur & Ergonomie
Vormgeving & Afmeting
De hoeveelheid daglicht op de operatie kamers en kantoren moet groter zijn. De ramen moeten van voldoende omvang zijn om de ruimte volledig te kunnen verlichten. Wel moet hierbij gelet worden op de mogelijke zichtbaarheid van buitenaf. Met name vanuit de koffiekamer is het van belang dat het zicht op het landschap buiten zo ‘groen’ mogelijk is.
Vanwege de organisatie van ruimtes is het lastig om de opslagruimtes zo dicht mogelijk bij elke OK te situeren. Maar ze moeten een zo optimaal mogelijke positionering krijgen, zodat ze vanuit elke OK goed bereikbaar zijn (korte loopafstanden).
Door het oplossen van de opslagproblematiek, zal er minder apparatuur op de operatie kamer worden opgeslagen en wordt de behoefte naar m² daardoor kleiner. In de huidige situatie kan de grootte van de Ok’s lastig worden vergroot zonder het aantal te reduceren. De omvang van de kleedruimte en de koffiekamer moet meer m² krijgen.
De opslagruimtes moeten een groter volume krijgen, waarbij elk apparaat een duidelijke plek toegewezen krijgt. Met een chip/gps systeem kan elk apparaat getraceerd worden op de operatie afdeling.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
147
H6
Empirie
Afbeelding 6.12: Volledige glasgevel in de operatie kamer met zicht op tuin. (Brandenburg ziekenhuis)
Figuur 6.62: Schema waar vanuit de operatie kamer zicht op groenlandschap.
Afbeelding 6.13: Ruime operatie kamer met voldoende bewegingsvrijheid (Jeroen Bosch ziekenhuis)
Figuur 6.63: Schema waarin teveel apparatuur in de operatie kamer tot te weinig bewegingsvrijheid leidt.
Afbeelding 6.14: Voldoende opbergruimte waarbij elk apparaat een vaste opbergplek heeft (Jeroen Bosch)
Figuur 6.64: Schema waarin vanuit een centrale opslagruimte met voldoende omvang alle OK’s bereikbaar zijn
Consequenties Het doorvoeren van deze oplossingen zal de medewerkerstevredenheid en de efficiëntie van de werkprocessen doen verhogen. Er zitten op het vlak geld, kwaliteit en tijd voor- en nadelen aan. Deze consequenties voor de oplossingen zijn in tabel 6.41 weergegeven. Tabel 6.41: Consequenties t.a.v. geld, kwaliteit en tijd als de aanbevelingsvoorstellen aangenomen worden.
Geld
Kwaliteit
Tijd
Nadeel: Investeringskosten voor de verbouwkosten.
Voordeel: Hoger welbevinden van de medewerkers.
Voordeel: Efficiënter doorlopen van werkproces door betere organisatie van de ruimtes.
Nadeel: Verminderde productie tijdens verbouwtraject. Voordeel: Besparing op personeelskosten na verbouw.
Voordeel: Medewerkers zijn gemotiveerder.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
148
H6
Empirie
Case B: Case B heeft door de hogere score op het thema daglicht, als consequentie grote loopafstanden, waardoor er minder overzicht ontstaat en dit tot inefficiëntie in het werkproces leidt. Tevens ondervinden medewerkers door de grote loopafstanden fysieke klachten. Delen van de operatie afdeling hebben vanuit andere bouwdelen en de parkeergarage, via de ramen in de gevels, zicht naar binnen.
Score tevredenheid Daglicht: 7,9 Org. & log.: 4,8
Figuur 6.65: Plattegrond van case B waarin over de hele gevel ramen tot glasgevels aanwezig zijn, maar er sprake is van grote loopafstanden door de vorm van de afdeling en de organisatie van de ruimtes.
Aanbevelingen: De case studie laat zien dat er een mogelijk dilemma zit tussen de loopafstanden en de hoeveelheid daglicht. In case B is duidelijk gekozen voor veel lichtinval, wat tevens positief is beoordeeld door de medewerkers. Men is echter voor het mogelijk maken voor daglicht in elke operatie kamer snel gebonden aan een enkel corridor structuur met, in grote operatie afdeling, lange gangen waardoor de loopafstanden groter worden en het werkproces inefficiënter. Dit heeft in case B tot een zeer lage tevredenheid van de medewerkers geleid.
Figuur 6.66: Plattegrond van het Brandenburg, waarin de ramen en zicht naar buiten vanuit de OK’s is aangegeven.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
149
H6
Empirie
Toch hoeft er in het ontwerp niet gekozen te worden voor het één of het ander. Het Städtisches Klinikum in Brandenburg heeft een operatie afdeling ontworpen die veel daglicht bezit en tevens een erg efficiënte plattegrond bezit met korte loopafstanden. In figuur 6.66 is de plattegrond van de operatie afdeling te zien, waarbij operatie kamers over een volledige gevel daglicht in de ruimte ontvangen. De gangen en holding/recovery ontvangen via grote raamopeningen ook veel daglicht. De ruimtes die geen daglicht ontvangen worden goed gecompenseerd door de ruimtes die veel ontvangen. Voor het uitvoeren van het werkproces zijn korte looplijnen te zien. Vanuit de ramen is zicht op groenlandschap en is het vanuit buiten, door de afstand en de hoogte, niet mogelijk naar binnen te kijken, dus de privacy van de patiënt is hiermee tevens gewaarborgd.
Afbeelding 6.15: Organisatie van ruimtes in de gang van één OK cluster (Brandenburg ziekenhuis)
Afbeelding 6.16: Zicht naar buiten vanuit de recovery (Brandenburg ziekenhuis)
Het Städtisches Klinikum in Brandenburg heeft in 2003 een nieuwe operatie afdeling gerealiseerd. Deze innovatieve en efficiënte operatie afdeling bestaat uit 10 operatie kamers met een totaal oppervlak van 980 m² BVO (98 m² BVO per operatie kamer). De operatie afdeling bezit een rechthoekige vorm wat uit drie clusters en een rechte strook bestaat. Twee van de clusters bestaan uit de operatie kamers met voorbereidingsruimtes (plein model) en de derde cluster bestaat uit de holding/recovery. De rechte strook bevat de secundaire ondersteunende ruimtes van het primaire werkproces. Voor meer informatie zie bijlage V.II Artikel Brandenburg an der Havel.
In de huidige situatie van case B is het niet meer mogelijk om aanpassingen te doen op de organisatie & logistiek en daarmee de loopafstanden op de operatie afdeling. Tijdens het ontwerpproces had beter gekeken moeten worden naar de consequenties van de enkel corridor typologie en de positionering van enkele ruimtes zoals de holding/recovery en koffieruimte. Doordat de buitenste lijnen van de plattegrond al snel vastlagen, had bewuster overwogen moeten worden wat de consequenties van een bepaalde organisatie van ruimtes op de efficiëntie van de werkprocessen is. Door het centraler positioneren van de ruimtes die veel gebruikt worden en er maar één van is (holding, recovery, koffie), had het werkproces efficiënter doorlopen kunnen worden.
Case C: Case C heeft in de thema’s geen lage uitschieters van de tevredenheid. Het klimaat heeft de laagste tevredenheid, waardoor in de huidige situatie meer aandacht besteed kan worden aan een gedifferentieerde klimaatzonering. De operatiekamers ontvangen in de huidige situatie alleen indirect daglicht en de kantoorruimtes en holding bezitten geen daglicht. Het zicht naar buiten is enkel op een parkeerterrein of bitumen dak.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
150
H6
Empirie
Score tevredenheid Daglicht: 6,3 Org. & log.: 7,4
Figuur 6.66: Plattegrond van case C waarin de OK’s indirect daglicht bezitten en het zicht vanuit de koffiekamer minimaal is (bitumen dak).
Aanbevelingen: Wat in deze case erg goed werkt is de organisatie & logistiek. Door het kleine aantal operatie kamers en opslagruimtes van apparatuur, zijn de loopafstanden korter dan bij de andere cases. Voor aanpassingen in het klimaat, door middel van een klimaatzonering, kunnen zonder grote verbouwingen, de ruimtes aangepast worden. Medewerkers ontvangen wel te weinig daglicht tijdens hun werk op de operatie kamer. Ze ontvangen nu enkel indirect daglicht via de ramen in de gang. Door van het dubbel corridor principe een enkel corridor te maken, kunnen de OK’s uitgebreid worden tot aan de gevel, wat tevens voor meer m² in de OK zorgt. De koffieruimte ontvangt voldoende daglicht, het zicht op het landschap buiten is echter minimaal. De medewerkers hebben enkel zicht op een bitumen dak. Dit zou verbeterd kunnen worden door het aanleggen van een patio/groenlandschap op het bitumen dak, wat het zicht aanzienlijk verbetert.
Afbeelding 6.17: Kwaliteit van een binnentuin KKH Hospital, Singapore.
Figuur 6.67: Klimaatzonering bestaande uit 3 zones
Consequenties Het doorvoeren van deze oplossingen zal de medewerkerstevredenheid doen verhogen. Er zitten echter op het vlak geld, kwaliteit en tijd voor- en nadelen aan. Deze consequenties voor de oplossingen zijn in tabel 6.42 weergegeven.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
151
H6
Empirie
Tabel 6.42: Consequenties t.a.v. geld, kwaliteit en tijd als de aanbevelingsvoorstellen aangenomen worden.
Geld
Kwaliteit
Tijd
Nadeel: Investeringskosten voor de verbouwkosten.
Voordeel: Hoger welbevinden van de medewerkers, omdat ze een lagere fysieke belasting ondervinden door maatregelen t.a.v. het klimaat en meer daglicht ontvangen. Voordeel: Lager risico op ziekteverzuim.
Voordeel: Door hogere tevredenheid, een sneller doorlopen werkproces.
Nadeel: Verminderde productie tijdens verbouwtraject.
Thema’s en aspecten Aan de hand van de kwantitatieve analyse zijn per thema de bevindingen uit het empirisch onderzoek getoetst en verdiept. Deze verdieping is aan de hand van de aspecten uitgevoerd. De generieke conclusies die aan de hand van deze aspecten zijn getrokken, vormen de input voor het adviesmodel. In het overzicht van tabel 6.40 zijn per thema de conclusies van de aspecten kort geciteerd. Tabel 6.43: Conclusies aspecten binnen de zeven geselecteerde thema’s voor het kwantitatieve onderzoek.
Aspecten binnen het thema organisatie & logistiek Loopafstand: Langere looplijnen hebben een negatieve invloed op de medewerkerstevredenheid, waarbij er een verband is tussen de acceptatiegrens van loopafstanden en de schaalgrootte van de operatie afdeling. Organisatie van ruimtes: Als door de organisatie van ruimtes de loopafstand groter wordt, dan heeft dit een negatieve invloed op de medewerkerstevredenheid. Schaalgrootte: In relatie met de schaalgrootte van een operatie afdeling, groeien niet alle ruimtes evenredig met het aantal operatiekamers mee, maar alleen in grootte. Positionering van de ruimtes: Zo zal, in het belang van de loopafstanden, de positionering van de recovery belangrijker worden naarmate een operatie afdeling uit een groter aantal operatiekamers bestaat. Organisatie typologie: De voorkeur voor organisatietypologie is grotendeels afhankelijk van de schaalgrootte van de operatie afdeling, waarbij efficiëntie in het werkproces de belangrijkste onderliggende waarde is.
Aspecten binnen het thema hygiëne Belemmering fysieke omgeving: Hoe groter de belemmering van de fysieke omgeving is voor het hanteren van de hygiënische eisen, hoe groter het risico dat medewerkers deze niet nakomen. Loopafstanden: Langere loopafstanden of omlopen zorgt voor inefficiëntie. Organisatie van ruimtes: Kan belemmerend werken en daardoor langere voorbereidingstijd met zich meebrengen. Obstakels: Obstakels op de gangen (apparatuur, bedden, voorraad materieel) Onduidelijkheid/onoverzichtelijkheid: Belemmering door onduidelijkheid waar de hygiënische voorzieningen zich bevinden of onoverzichtelijkheid welke hygiënische voorziening waar te vinden is.
Aspecten binnen het thema vormgeving & afmeting Bewegingsvrijheid en apparatuur: In de afmeting van een ruimte is niet de grootte van een ruimte leidend, maar de bewegingsruimte die men heeft om het werkproces zonder hinder van fysieke objecten uit te kunnen voeren. Factoren tevredenheid afmeting per ruimte: De factoren die invloed hebben op de tevredenheid van bewegingsruimte zijn aantal beloopbare m², vorm (lengte/breedte), aantal medewerkers en obstakels van de ruimte. Prioritering afmeting per ruimte: Het belang van afmetingen van een ruimte is afhankelijk van het type ruimte (verblijfs- of transportruimte) en de tijd die men in de ruimte verblijft. Hier heeft de operatiekamer de hoogste prioritering, opgevolgd door de koffiekamer, kleedkamer en gang.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
152
H6
Empirie
Aspecten binnen het thema daglicht Hoeveelheid daglicht: De wens voor daglicht op de operatie afdeling is sterk afhankelijk van het individu. De literatuur bewijst dat daglicht een positief effect heeft op de medewerkerstevredenheid door middel van stres verlagend en beter voor de gezondheid. Een groter hoeveelheid raamoppervlak in een ruimte op de operatie afdeling, heeft een positief effect op de tevredenheid van medewerkers. Prioritering daglicht: In de prioritering van daglicht hechten medewerkers meer waarde aan het binnenvallen van daglicht, dan de mogelijkheid om vanuit de operatie afdeling naar buiten te kunnen kijken. Het belang voor daglicht op een ruimte is afhankelijk van ontspanning, verblijfstijd in een ruimte en privacy, waarbij de koffieruimte de hoogste prioriteit heeft, opgevolgd door de operatiekamer, kantoorruimte, gang, opslagruimte en als laatste de kleedruimte. Consequenties daglicht: Het doorvoeren van veel daglicht heeft consequenties voor de organisatie & logistiek en vormgeving & afmeting van de operatie afdeling, waarbij medewerkers aangeven een hoger belang te hebben bij daglicht op de operatiekamer, dan korte loopafstanden of meer m². Zicht naar buiten: Het zicht naar buiten is afhankelijk van de mogelijkheid om naar buiten te kunnen kijken en de kwaliteit van het landschap buiten. Zichtbaarheid van buitenaf: De zichtbaarheid van buitenaf heeft geen negatieve invloed op de medewerkerstevredenheid, maar is wel in het belang voor de privacy van de patiënt. De plaatsing van ramen op de operatie afdeling is intern afhankelijk van tijd (plaatsing van blinderingsmogelijkheden) en ruimtes(alleen ramen plaatsen waar medewerkers komen) die de patiënten passeren. Extern is de plaatsing van ramen afhankelijk van objecten buiten (bouwblokken, gebouwen, verhoogde wegen, openbaar terrein).
Aspecten binnen het thema apparatuur & ergonomie Organisatie & logistiek rondom opslag apparatuur: De voorkeur voor de opslag van apparatuur is dicht bij de operatiekamer in een afgesloten centrale opdekruimte. Het voordeel hiervan is korte loopafstanden, overzicht van apparatuur, beter voor de hygiëne van de apparatuur en de apparatuur staat niet in de weg tijdens het werkproces, mits de opslagruimte van voldoende omvang is. Grootte en hoeveelheid opslag apparatuur: Een minder aantal opslagruimtes met een groter oppervlak, mits in de buurt van de operatiekamers, heeft een positiever effect op de medewerkerstevredenheid. Locatie en vindbaarheid apparatuur: Van belang is dat de opslagruimte een centrale positie in de operatie afdeling heeft en de opslagplekken voor elk apparaat duidelijk is toegewezen.
Aspecten binnen het thema communicatie Visuele communicatie: Belang visuele communicatie (waarom/wanneer): Visuele communicatie is voor medewerkers tijdens hun werkproces van belang om te weten waar iemand zich bevindt en waar diegene zich bevindt in zijn werkproces. Prioritering visuele communicatie: In het operatiecomplex is op basis van het belang voor communicatie visueel contact door middel van een raam tussen de operatiekamer en opdekruimte het meest gewenst, opgevolgd door de wasruimte, gang en als laatste een andere operatiekamer. Voorwaarden visuele communicatie: Voorwaarden voor visueel contact zijn de aanwezigheid van ramen, de afmetingen van de ramen en de draaihoek die de medewerker moet maken om visueel contact te krijgen tijdens zijn werkproces.
Aspecten binnen het thema klimaat Controle & invloed op het klimaat: De controle is afhankelijk van de fysieke mogelijkheid om de temperatuur, luchtvochtigheid en ventilatie in te stellen. De invloed is afhankelijk van de sociale mogelijkheid wat zich vertaald in de zeggenschap. Dit is afhankelijk van de functie, type behandeling en de hiërarchie binnen de organisatie. Invloed klimaat op het fysieke gestel: De invloed op het fysieke gestel toont een verband: Hoe minder de controle en invloed van de medewerkers op het klimaat is, hoe sterker de invloed op het fysieke gestel, als niet optimaal aan wensen afgesteld, kan zijn. Optimaal klimaat & klimaatzonering: Het behalen van een optimaal klimaat tijdens het werkproces is afhankelijk van het individu (de persoon en de functie) en de hygiënische voorschriften (basiseisen en type behandeling). Klimaatzonering kan een verbetering van de tevredenheid over het klimaat bewerkstelligen, doordat een variatie in temperatuur in één ruimte mogelijk is. Hierdoor hebben medewerkers een hoog belang bij een klimaatzonering met 2 a 3 zones. Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
153
H7
Conclusies & Aanbevelingen
H7
CONCLUSIES & AANBEVELINGEN
7. Conclusies & Aanbevelingen
Tijdens de verkenning van de zorgmarkt werd duidelijk, dat door de reguleringen van de overheid op het gebied van de zorgfinanciering, de groeiende zorgvraag en het dreigend tekort aan zorgpersoneel, meer belang komt bij het behouden van de medewerkers in een ziekenhuis. De zorgsector dient daarom meer aandacht te gaan besteden aan de medewerkerstevredenheid binnen de organisatie. Er wordt binnen de ziekenhuizen veel aandacht besteed aan reflecterende medewerkerstevredenheid, maar gedetailleerde kennis ontbreekt over de medewerkerstevredenheid van de werkomgeving. In de huidige situatie is het voor beslissingsbevoegden in ziekenhuizen onduidelijk wat de invloed van vastgoed op de medewerkerstevredenheid van een ziekenhuis is, en wat de toegevoegde waarde van vastgoed op dit aspect voor de organisatie betekent. Aangezien in Nederland al een schrijnend tekort aan zorgpersoneel op de operatie afdeling bestaat en voor deze afdeling nog geen onderzoek is gedaan naar de invloed van de werkomgeving op de medewerkerstevredenheid, is gekozen om voor de ruimtelijke afbakening de operatie afdeling als onderzoeksgebied te kiezen. Naar aanleiding van deze probleemstelling is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: Wat is de invloed van de fysieke omgeving op de medewerkerstevredenheid over de operatie afdeling van ziekenhuizen en op welke manier kan de medewerkerstevredenheid over de operatie afdeling verbeterd worden door middel van de fysieke omgeving? Op basis van het theoretisch en empirisch onderzoek is een antwoord gegeven op deze onderzoeksvraag. In het theoretisch onderzoek is door middel van een literatuurstudie onderzoek gedaan naar de fysieke omgeving van de operatie afdeling en naar de medewerkerstevredenheid in relatie tot de fysieke omgeving in de context van de zorgsector. Aan de hand van deze literatuurstudie is een onderzoeksinstrument ontwikkeld, dat gebruikt is om inzicht te krijgen in de medewerkerstevredenheid in relatie tot de fysieke omgeving van de operatie afdeling. Dit onderzoeksinstrument is in het empirisch onderzoek gebruikt voor de kwalitatieve onderzoeksmethodes, observaties en interviews, en kwantitatieve onderzoeksmethode enquêtes. Aan de hand van het empirisch onderzoek is een antwoord gegeven op de onderzoeksvraag. Hierbij is van belang te vermelden dat het antwoord gebaseerd is op de interviews met vijftien specialisten en vijftien gebruikers en zes casestudies met observaties, waarvan er drie gebruikt zijn voor het kwantitatieve onderzoek. Het hoofdstuk bestaat uit twee delen, waarbij in de conclusie antwoord wordt gegeven op de onderzoeksvraag. Daarna zullen er aanbevelingen gedaan worden voor de onderzochte case studies en voor verder vervolgonderzoek binnen dit thema.
7.1 CONCLUSIES Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, zijn in hoofdstuk 2.3 ‘Vraagstelling’ voor de categorieën fysieke omgeving en medewerkerstevredenheid verschillende sub vragen ontwikkeld. Deze sub vragen zijn tijdens het theoretisch en empirisch onderzoek beantwoord. Deze antwoorden vormen de ingrediënten om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden. De onderzoeksvraag zal in twee delen beantwoord worden, waarin het eerste deel antwoord geeft op de invloed van de fysieke omgeving op de medewerkerstevredenheid en het tweede deel
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
154
H7
Conclusies & Aanbevelingen
antwoord geeft op de manier hoe de medewerkerstevredenheid door middel van de fysieke omgeving verbeterd kan worden.
Deel 1 – Invloed fysieke omgeving Wat is de invloed van de fysieke omgeving op de medewerkerstevredenheid over de operatie afdeling van ziekenhuizen? In de literatuur en het bedrijfsleven is veel onderzoek gedaan naar de medewerkerstevredenheid binnen een organisatie of bedrijfssector. In het theoretisch onderzoek is duidelijk geworden, dat de medewerkerstevredenheid in tien verschillende thema’s opgedeeld kan worden. Elk thema oefent zijn invloed uit op de totale medewerkerstevredenheid. De werkomgeving, ofwel fysieke omgeving, is hier één thema van. In de huidige literatuur is het nog onduidelijk hoeveel invloed het thema fysieke omgeving in de totale medewerkerstevredenheid heeft, maar er wordt door veel professionals geschat, dat het weinig invloed heeft.
Thematisering Vanuit de literatuur zijn verschillende onderzoeksinstrumenten met betrekking tot de fysieke omgeving en de medewerkerstevredenheid in en buiten de zorgsector, geanalyseerd. Uit deze instrumenten is in een vergelijkende analyse een onderzoeksinstrument voor de invloed van de fysieke omgeving op de medewerkerstevredenheid over de operatie afdeling ontwikkeld. Het onderzoeksinstrument bestaat uit elf thema’s, die allen invloed uitoefenen op de fysieke omgeving en gezamenlijk alle aspecten, die betrekking hebben op de medewerkerstevredenheid vanuit de fysieke omgeving, omvatten (tabel 7.1). Uit deze elf thema’s is voor het kwantitatieve onderzoek een selectie van zeven thema’s gemaakt op basis van de invloed, die ze hebben op de fysieke omgeving en de relevantie, die ze in de huidige situatie van de operatie afdelingen hebben, wat duidelijk is geworden uit het empirisch kwalitatief onderzoek. Tabel 7.1: De elf thema’s van het onderzoeksinstrument met selectie van 7 thema’s voor de kwantitatieve analyse.
11 Thema’s
7 Geselecteerd thema’s 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Organisatie & logistiek Hygiëne Vormgeving & afmeting Daglicht Apparatuur & ergonomie Communicatie Klimaat Recreatie & ontspanning Privacy Veiligheid Controle & keuzevrijheid
Huidige tevredenheid & belang De huidige tevredenheid over de fysieke omgeving van het ziekenhuis is in drie case studies gemeten. Geconcludeerd kan worden dat de gemiddelde tevredenheid over de fysieke omgeving bij de drie case studies matig tot voldoende wordt beoordeeld (tabel 7.2). Hierbij scoort case A een onvoldoende en case B en C een magere voldoende. Gecombineerd met de prioritering en urgentie van de thema’s volgen in relatie tot de huidige situatie aandachtspunten bij case A voor drie thema’s, bij case C twee thema’s en case B één thema (tabel 7.3). Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
155
H7
Conclusies & Aanbevelingen
Tabel 7.2: Gemiddelde tevredenheid over de fysieke omgeving van de operatie afdeling per case studie.
Cases
Tevredenheid
Respondenten
Case A Case B Case C
5,5 6,4 6,6
N= 127 N= 119 N= 53
Tabel 7.3: Aandachtspunten verbetering fysieke omgeving voor het verhogen van de medewerkerstevredenheid.
Case A
Case B
Case C
Daglicht Vormgeving & afmeting Apparatuur & ergonomie
Organisatie & logistiek
Daglicht Klimaat
Vanuit het kwalitatief empirisch onderzoek is de prioritering van de thema’s vanuit het perspectief invloed op de fysieke omgeving duidelijk geworden (tabel 7.4). Tabel 7.4: Prioritering thema’s vanuit invloed op de fysieke omgeving.
Prioritering vanuit de mate van invloed op de fysieke omgeving Organisatie & logistiek Hygiëne Vormgeving & afmeting Daglicht Apparatuur & ergonomie Communicatie Klimaat
Het belang en prioritering van de fysieke omgeving vanuit de gebruikersgroepen op de operatie afdeling toont bij de verschillende case studies qua prioritering een gelijk patroon en er kan daarmee gesteld worden dat deze prioritering in het kader van de case studies generiek telt. Tabel 7.5: Prioritering zeven thema’s per functiegroep en functiegroep totaal.
Belang
OK personeel
Overig personeel
Specialisten
Functiegroep totaal
1
Klimaat Apparatuur & ergonomie Communicatie Daglicht
Hygiëne
3 4
Klimaat Apparatuur & ergonomie Communicatie Daglicht
Klimaat Apparatuur & ergonomie Communicatie Hygiëne
5
Hygiëne
Hygiëne
6
Vormgeving & afmeting
Vormgeving & afmeting
7
Organisatie & logistiek
Organisatie & logistiek
2
Klimaat Communicatie Daglicht Apparatuur & ergonomie Vormgeving & afmeting Organisatie & logistiek
Daglicht Vormgeving & afmeting Organisatie & logistiek
De prioritering vanuit de invloed op de fysieke omgeving staat in contrast met de prioritering van de medewerkers. Bij de medewerkers wordt de prioritering van de thema’s bepaald door de invloed die de thema’s op de piramide van Maslow met de psychologische processen, hebben. Klimaat en apparatuur & ergonomie staan bovenaan, omdat deze veel invloed uitoefenen op het fysieke gestel. De thema’s die lager worden beoordeeld door de medewerkers, zoals vormgeving & afmeting en organisatie & logistiek, hebben vanuit het ontwerp veel invloed op de fysieke omgeving. De prioritering van de thema’s is door de medewerkers vanuit hun huidige werkomgeving beoordeeld. De thema’s die de meeste invloed hebben op de fysieke omgeving zullen in de ontwikkeling van het ontwerp als eerste bepaald worden. Ze vormen daarmee ook een voorwaarde voor de opvolgende thema’s. In de huidige situatie is dan ook de meeste aandacht besteed aan de Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
156
H7
Conclusies & Aanbevelingen
hoogst liggende thema’s die invloed hebben op de fysieke omgeving. Dit verklaart de lage beoordeling van de thema’s vormgeving & afmeting en organisatie & logistiek in de prioritering van de medewerkers, omdat ze in de huidige situatie hier weinig last van ondervinden. De prioritering van de medewerkers zal echter de volgorde van thema’s in relatie tot de invloed op de fysieke omgeving hanteren, wanneer ze gevraagd worden hun ideale operatie afdeling te ontwerpen. Dit bewijst dat de prioritering van de medewerkers van belang is wanneer in de ontwikkeling van de operatie afdeling, de werkprocessen helder zijn en de eerste schetsen zijn getekend. De overige vier thema’s die niet verdiepend zijn onderzocht, leverden uit de inventarisatie een aantal aandachtspunten op (tabel 7.6). Tabel 7.6: Bevindingen per overig thema’s o.b.v. inventarisatie (voor compleet overzicht zie hoofdstuk 6.3.1).
Veiligheid Angst voor straling, giftige stoffen & gassen
Controle & keuzevrijheid Geen controle over hoe een werkproces doorlopen wordt
Apparatuur
Invloed op fysieke omgeving sterkst verbonden met thema’s klimaat en daglicht
Extern gevaar
Recreatie & ontspanning Alleen tijdens de pauzes in de koffieruimte is recreatie & ontspanning van toepassing. Ontspanning wordt beperkt door gebrek aan ruimte en een tekort aan faciliteiten. Gebrek aan ruimte leidt tot een hoger risico van infecties, doordat medewerkers met eten en drinken uitwijken naar andere ruimten.
Privacy Heeft men niet en ook niet nodig tijdens de werkprocessen. Wel nodig in de koffieen kleedruimte tijdens ontspanning en omkleden. Voor de privacy in deze twee ruimtes is voldoende ruimte belangrijk.
Rol van de fysieke omgeving In de keuze van het te werken ziekenkuis geeft ruim 50% van het OK personeel en de specialisten aan dat de fysieke omgeving een grote tot zeer grote rol speelt. Tabel 7.7: Percentages van het aantal respondenten die bij de keuze van een te werken ziekenhuis de fysieke omgeving een rol tot grote rol vinden spelen.
OK personeel (N=177) Overig personeel (N=43) Specialisten (N=59)
Een Rol tot zeer grote rol (score 5-10) 80% 70% 79%
Een grote rol tot zeer grote rol (7-10) 52% 35% 56%
Hierbij is aangetoond dat de fysieke omgeving een belangrijke rol speelt voor de medewerkerstevredenheid, omdat een slecht georganiseerde fysieke omgeving voor de medewerkers een reden kan zijn om bij een ander ziekenhuis te gaan werken. In relatie tot de maatschappelijke context, waar een groeiend tekort aan zorgpersoneel is en het voor ziekenhuizen belangrijker wordt aandacht te besteden aan het werven en behouden van de medewerkers, moet bij nieuw- en verbouwtrajecten van de operatie afdeling meer aandacht aan de fysieke omgeving, in relatie tot de medewerkerstevredenheid, worden besteed.
Zeggenschap in gebruikersparticipatie In de huidige ontwikkelingen van de operatie afdeling spelen vanuit de opdrachtgever de gebruikers een rol in de zeggenschap en gebruikersparticipatie. Meestal worden in een projectteam vanuit de gebruiker enkele OK-managers en specialisten geplaatst die de belangen vanuit de gebruikers Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
157
H7
Conclusies & Aanbevelingen
moeten vertegenwoordigen. Meestal worden vertegenwoordigers van alle functiegroepen op de operatie afdeling betrokken in de ontwikkeling voor advies. De zeggenschap en beslissingsbevoegdheid ligt echter meestal bij de specialisten of managers. Vanuit de kwantitatieve analyse is duidelijk geworden, dat er een verschil is in belang en tevredenheid tussen de functiegroepen OK/Overig personeel en Specialisten. De specialisten tonen in het algemeen over alle thema’s een hogere tevredenheid, dan het OK/Overig personeel. Daarnaast tonen de specialisten in het algemeen over alle thema’s een lager belang dan het OK/Overig personeel (grafiek 7.1).
Figuur 7.1: Het verschil in waardering van het belang en tevredenheid van de functiegroepen OK personeel (blauw) en Specialisten (rood). De beschrijving van de aspecten zijn hier weggelaten. Voor de volledige schema’s zie figuur 6.7 en 6.8.
Dit verschil in tevredenheid en belang wordt door het verschil in het werkproces bepaald. Dit verschil heeft de grootste invloed op twee punten. De ruimtes, die men tijdens het werkproces gebruikt, en de tijd, die men aanwezig is op de afdeling. Doordat dit bij de specialisten beide lager is, hebben ze minder belang bij een groot deel van de ruimtes op de operatie afdeling en hebben hierdoor een hogere tevredenheid. Hiermee wordt bewezen, dat in relatie tot het gebruik van de fysieke omgeving van de operatie afdeling in zijn geheel, het OK/Overig personeel een groter belang heeft dan de specialisten. Daarom is het in de ontwikkeling van een nieuwe operatie afdeling belangrijk dat er meer zeggenschap aan het OK/Overig personeel gegeven wordt.
Toevoeging onderzoek aan bestaande kennis: Het onderzoek voegt nieuwe inzichten toe aan de bestaande literatuur. De bouwregelgevingen van het CBZ (bouwmaatstaven voor de operatie afdeling) beperkt zich met name tot de minimale afmetingen en hygiënische eisen van de fysieke omgeving. Literatuur op het gebied van medewerkerstevredenheid in de zorgsector is in de huidige situatie nog onderbelicht. Dit onderzoek heeft inzicht gegeven in welke thema’s vanuit de fysieke omgeving invloed hebben op de medewerkerstevredenheid en wat het belang van elk thema’s is voor het verhogen van deze medewerkerstevredenheid. Door deze inzichten is voor het eerst op wetenschappelijke wijze het verband tussen de fysieke omgeving en de medewerkerstevredenheid, in het ruimtelijk kader van de operatie afdeling in ziekenhuizen, in kaart gebracht. Aan de hand van het ontwikkelde adviesmodel ‘De OK Wijzer’ kan het belang en welbevinden van de medewerkers werkzaam op de operatie afdeling in ver/nieuwbouw trajecten, verbeterd worden. Het model ondersteunt het besluitvormingsproces, wat tijdwinst oplevert, en het stuurt op het realiseren van een beter product; een fysieke omgeving die beter aansluit op de werkprocessen en het welbevinden van de medewerkers.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
158
H7
Conclusies & Aanbevelingen
Deel 2 – Verbeteren medewerkerstevredenheid Op welke manier kan de medewerkerstevredenheid over de operatie afdeling verbeterd worden door middel van de fysieke omgeving? Voor het verbeteren van de medewerkerstevredenheid over de operatie afdeling door middel van de fysieke omgeving, vormt het uit de theorie ontwikkelde onderzoeksinstrument met de elf thema’s, de basis. Op basis van het empirisch onderzoek is duidelijk geworden, dat in de ontwikkeling van een nieuwe operatie afdeling de medewerkerstevredenheid verbeterd kan worden met behulp van het onderzoeksinstrument. Dit kan met twee methodes gebruikt worden. Eén om te inventariseren welke thema’s in de huidige fysieke omgeving er bij de medewerkers op de operatie afdeling spelen en één om in de initiatie- en ontwerpfase van een nieuwe operatie afdeling te kunnen sturen op de fysieke omgeving van de operatie afdeling, met het belang voor het creëren van een efficiëntere werkomgeving en het behalen van een hogere medewerkerstevredenheid.
Methode 1: Verkenning prioritering Voor de inventarisatie bij welke thema’s er voor medewerkers op de operatie afdeling de prioriteit ligt, zijn elf themakaartjes ontwikkeld.
Figuur 7.1: De elf themakaartjes voor de inventarisatie van de thema’s die voor de gebruikers spelen op een operatie afdeling.
Deze elf kaartjes zijn versterkt met een visualisatie en beschrijving wat het thema inhoudt (figuur 7.1). Door het bevragen van een vertegenwoordiging van medewerkers, die op een betreffende operatie afdeling werkzaam zijn kan, door de medewerkers de kaartjes te laten prioriteren in een verticale lijn, duidelijk gemaakt worden welke thema’s in de huidige situatie de meeste invloed uitoefenen op hun medewerkerstevredenheid. Het is hier van belang dat verschillende functiegroepen bevraagd worden, aangezien ze door het verschil in werkproces andere belangen, en daardoor prioritering kunnen geven. Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
159
H7
Conclusies & Aanbevelingen
Methode 2: Toepassing OK Wijzer In het empirisch kwalitatief onderzoek volgde uit de interviews (16 specialisten en 12 gebruikers) en observaties (5 operatie afdelingen), dat er over het geheel een aantal thema’s minder speelden dan anderen. Op basis van deze bevindingen is een selectie gemaakt van zeven thema’s, die het meest spelen in de operatie afdeling en de grootste invloed hebben op de fysieke omgeving. Uit het empirisch kwantitatief onderzoek zijn uit de zeven thema’s aspecten ontwikkeld, waarmee in het ontwerp van de fysieke omgeving gestuurd kan worden (tabel 7.7). Tevens is op basis van de drie case studies de prioritering van de thema’s per functiegroep naar voren gekomen. Tabel 7.8: De zeven thema’s met aspecten.
Organisatie & logistiek
Hygiëne
Daglicht
Klimaat
Loopafstand
Belemmering fysieke omgeving Loopafstanden
Hoeveelheid daglicht
Controle & invloed op het klimaat Invloed klimaat op het fysieke gestel Optimaal klimaat & klimaatzonering
Organisatie van ruimtes
Prioritering daglicht
Schaalgrootte
Organisatie van ruimtes
Consequenties daglicht
Positionering van de ruimtes Organisatie typologie
Obstakels
Zicht naar buiten
Onduidelijkheid/ onoverzichtelijkheid
Zichtbaarheid van buitenaf
Vormgeving & afmeting
Apparatuur & Ergonomie
Communicatie
Bewegingsvrijheid en apparatuur Prioritering afmeting per ruimte
Organisatie & logistiek rondom opslag apparatuur Grootte en hoeveelheid opslag apparatuur
Visuele communicatie:
Factoren tevredenheid afmeting per ruimte
Locatie en vindbaarheid apparatuur
Belang visuele communicatie (waarom/wanneer) Prioritering visuele communicatie Voorwaarden visuele communicatie
Vanuit het empirisch kwantitatief onderzoek en op basis van de case studies zijn per thema de volgende punten bewezen. Organisatie & logistiek: Langere looplijnen hebben een negatieve invloed op de medewerkerstevredenheid, waarbij er een verband is tussen de acceptatiegrens van loopafstanden en de schaalgrootte van de operatie afdeling. Als door de organisatie van ruimtes de loopafstand groter wordt, dan heeft dit een negatieve invloed op de medewerkerstevredenheid. In relatie met de schaalgrootte van een operatie afdeling, groeien niet alle ruimtes evenredig met het aantal operatiekamers mee, maar alleen in grootte. Zo zal, in het belang van de loopafstanden, de positionering van de recovery belangrijker worden naarmate een operatie afdeling uit een groter aantal operatiekamers bestaat. De voorkeur voor organisatietypologie is afhankelijk van de schaalgrootte van de operatie afdeling, waarbij efficiëntie in het werkproces de belangrijkste onderliggende waarde is. Hygiëne: Hoe groter de belemmering van de fysieke omgeving is voor het hanteren van de hygiënische eisen, hoe groter het risico dat medewerkers deze niet nakomen. Dit staat vooral in relatie met de loopafstanden (langere loopafstand of omlopen) en organisatie van ruimtes in een operatie afdeling. Obstakels op de gangen (apparatuur, bedden, voorraad materieel) en onduidelijkheid en onoverzichtelijkheid kunnen ook een belemmering vormen. Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
160
H7
Conclusies & Aanbevelingen
Daglicht: De wens voor daglicht op de operatie afdeling is sterk afhankelijk van het individu. De literatuur bewijst, dat daglicht een positief effect heeft op de medewerkerstevredenheid doordat het stress verlagend is en beter is voor de gezondheid. Een grotere hoeveelheid raamoppervlak in een ruimte op de operatie afdeling, heeft een positief effect op de tevredenheid van medewerkers. In de prioritering van daglicht hechten medewerkers meer waarde aan het binnenvallen van daglicht, dan de mogelijkheid om vanuit de operatie afdeling naar buiten te kunnen kijken. Het belang voor daglicht in een ruimte is afhankelijk van ontspanning, verblijfstijd in een ruimte en privacy, waarbij de koffieruimte de hoogste prioriteit heeft, gevolgd door de operatiekamer, kantoorruimte, gang, opslagruimte en als laatste de kleedruimte. Het doorvoeren van veel daglicht heeft consequenties voor de organisatie & logistiek en vormgeving & afmeting van de operatie afdeling, waarbij medewerkers aangeven een hoger belang te hebben bij daglicht op de operatiekamer, dan korte loopafstanden of meer m². Het zicht naar buiten is afhankelijk van de mogelijkheid om naar buiten te kunnen kijken en de kwaliteit van het landschap buiten. De zichtbaarheid van buitenaf heeft geen negatieve invloed op de medewerkerstevredenheid, maar is wel in het belang van de privacy van de patiënt. De plaatsing van ramen op de operatie afdeling is intern afhankelijk van tijd (plaatsing van blinderingsmogelijkheden) en ruimtes(alleen ramen plaatsen waar medewerkers komen), die de patiënten passeren. Extern is de plaatsing van ramen afhankelijk van objecten buiten (andere bouwblokken, gebouwen, verhoogde wegen, openbare terreinen). Vormgeving & afmeting: In de afmeting van een ruimte is niet de grootte van een ruimte leidend, maar de bewegingsruimte die men heeft om het werkproces zonder hinder van fysieke objecten uit te kunnen voeren. De factoren, die invloed hebben op de tevredenheid van bewegingsruimte zijn aantal beloopbare m², vorm (lengte/breedte), aantal medewerkers en obstakels van de ruimte. Het belang van afmetingen van een ruimte is afhankelijk van het type ruimte (verblijfs- of transportruimte) en de tijd die men in de ruimte verblijft. Hier heeft de operatiekamer de hoogste prioritering, opgevolgd door de koffiekamer, kleedkamer en gang. Apparatuur & ergonomie: De voorkeur voor de opslag van apparatuur is dicht bij de operatiekamer in een afgesloten centrale opdekruimte. Het voordeel hiervan is korte loopafstanden, overzicht van apparatuur en beter voor de hygiëne van de apparatuur, mits de opslagruimte van voldoende omvang is. Een minder aantal opslagruimtes met een groter oppervlak, mits in de buurt van de operatiekamers, heeft een positiever effect op de medewerkerstevredenheid. Van belang is, dat de opslagruimte een centrale positie in de operatie afdeling heeft en de opslagplekken voor elk apparaat duidelijk zijn toegewezen. Communicatie: Visuele communicatie is voor medewerkers tijdens hun werkproces van belang om te weten waar iemand zich bevindt, en waar diegene zich bevindt in zijn werkproces. In het operatiecomplex is op basis van het belang voor communicatie visueel contact door middel van een raam tussen de operatiekamer en opdekruimte het meest gewenst, gevolgd door de wasruimte, gang en als laatste een andere operatiekamer. Voorwaarden voor visueel contact zijn de aanwezigheid van ramen, de afmetingen van de ramen en de draaihoek, die de medewerker moet maken om visueel contact te krijgen tijdens zijn werkproces. Uit deze bevindingen is een adviesmodel ontwikkeld, dat een handzaam product vormt voor het verhogen van de medewerkerstevredenheid door het sturen op de ontwikkeling van de fysieke omgeving van de operatie afdeling van een ziekenhuis. Klimaat: De controle van het klimaat is afhankelijk van de fysieke mogelijkheid om de temperatuur, luchtvochtigheid en ventilatie in te stellen. De invloed is afhankelijk van de sociale mogelijkheid wat zich vertaald in de zeggenschap. Dit is afhankelijk van de functie, type behandeling en de hiërarchie binnen de organisatie. Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
161
H7
Conclusies & Aanbevelingen
De invloed op het fysieke gestel toont een verband waarbij hoe minder de controle en invloed van de medewerkers op het klimaat is, hoe sterker de invloed op het fysieke gestel, als niet optimaal aan wensen afgesteld, kan zijn. Het behalen van een optimaal klimaat tijdens het werkproces is afhankelijk van het individu (de persoon en de functie) en de hygiënische voorschriften (basiseisen en type behandeling). Een klimaatzonering met 2 a 3 zones hechten medewerkers een hoog belang aan, vanwege de grote invloed van het klimaat op het fysieke gestel.
7.2 AANBEVELINGEN Financieel kader Binnen het kader van dit onderzoek is geen aandacht besteed aan het uitwerken van de financiële consequenties die vastzitten aan de ontwerpkeuzes ten aanzien van de fysieke omgeving. Wat zijn de financiële consequenties als gekozen wordt voor de organisatietypologie enkel corridor en het plein model bij verschillende schaalgroottes. Wat is de financiële impact, indien daglicht wordt gewenst op iedere operatiekamer en er de mogelijkheid moet zijn om naar buiten te kunnen kijken. Dit laatste heeft consequenties voor de organisatie van de ruimtes en moet een groot gedeelte van de afdeling aan een buitengevel liggen. Er is meer geveloppervlak nodig met raamopeningen erin. De vorm van de afdeling gaat hierdoor bij een grote afdeling al snel naar een lange gangstructuur. De vraag is wat de financiële consequentie hiervan zijn? Door binnen elk thema bij ieder aspect een aantal varianten van fysieke oplossingen op te stellen in een bepaalde schaal, kan hier ook de financiële consequentie aan gekoppeld worden. Op deze manier kan in de initiatieffase met kennis van het budget keuzes worden gemaakt voor bepaalde fysieke oplossingen, waar men in wil investeren. Het grootste voordeel hierbij is dat men overzicht heeft over de financiële consequentie, die gekoppeld is aan de keuze voor een bepaalde fysieke oplossing. Als kanttekening kan hierbij worden opgemerkt, dat het financiële aspect binnen dit onderzoek wel is afgetast. Al snel werd echter duidelijk dat in de initiatieffase, waar het adviesmodel het meest toegepast zal worden, de begroting nog erg globaal is. Voor het accuraat kunnen schatten van de kosten voor een bepaalde fysieke oplossing moet al gauw naar een elementenbegroting toegewerkt worden, waar de betrouwbaarheid in deze fase in twijfel moet worden getrokken. Er is namelijk per project veel afhankelijk van de markt en prijsafspraken van producten/bouwmateriaal. Voor het koppelen van de financiële consequenties aan het adviesmodel kan gezien de fase waar het in gebruikt wordt het beste met verhoudingsgetallen gewerkt worden.
Toetsen OK Wijzer door middel van een pilottraject De OK Wijzer is gebaseerd op de kwantitatieve analyse van drie case studies van operatie afdelingen in Nederland. Binnen de beschikbare termijn van dit onderzoek is er geen aandacht meer besteed kunnen worden aan het toetsen van dit adviesmodel bij gebruikersgroepen. Hierbij zou de feedback mogelijk tot aanscherping van de opgestelde aspecten hebben kunnen leiden. Aanbevolen wordt om deze stap te vervolgen door het model, toe te passen bij de ontwikkeling van een nieuwe operatie afdeling. Op deze manier kan de kracht van het model perfect worden getoetst en ingepast in het ontwikkeltraject. Op basis van deze toetsing kan het model verder worden gevalideerd en doeltreffender ingezet worden op het faseringstraject. Op deze manier wordt het model effectiever in de toepasbaar voor adviseurs, architecten en opdrachtgevers. (ik begrijp dat het model meer geldigheid krijgt door bredere toetsing en aanvullingen)
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
162
H7
Conclusies & Aanbevelingen
Onderzoek toepasbaarheid model op andere afdelingen van het ziekenhuis Een aantal van de thema’s van het onderzoeksinstrument gelden specifiek voor de operatie afdeling, maar een groot deel van de thema’s zijn ook toepasbaar bij medewerkers die werkzaam zijn op andere afdelingen van het ziekenhuis. In de lijn van dit onderzoeksinstrument zou het medewerkersperspectief ook in andere afdelingen onderzocht kunnen worden. Interessant is dan welke aspecten binnen de thema’s tevens gelden voor de medewerkerstevredenheid over andere afdelingen en welke niet.
Adviesmodel voor patiënttevredenheid Binnen dit onderzoek is alleen de focus gelegd op de tevredenheid van medewerkers werkzaam op de operatie afdeling. Nu zijn zij niet de enige gebruikers van de ruimtes, maar daarnaast vormen de patiënten een belangrijke doelgroep. De belevenis van de fysieke omgeving vanuit het perspectief van de patiënt is, gezien de patiëntvriendelijkheid, op de operatie afdeling erg belangrijk. Door de narcose tijdens en na de behandeling zullen ze een groot deel van hun aanwezigheid op de afdeling niet bewust meemaken. Daarnaast bevindt de patiënt zich in sommige situaties tijdens zijn aanwezigheid op de operatie afdeling in een intieme situatie, waarbij de waarborging van privacy een belangrijk aspect vormt. Binnen het onderzoeksinstrument raakt alleen het thema daglicht de belangen vanuit patiëntperspectief, omdat dit indirect invloed heeft op de tevredenheid van de medewerkers. In een vervolgonderzoek zou de patiënt tevredenheid tijdens het verblijf op de operatie afdeling ook een interessant perspectief zijn, waar de focus op de beleving van de fysieke omgeving moet liggen. De adviezen die hier uit zouden volgen, kunnen een waardevolle aanvulling zijn op het adviesmodel voor de medewerkerstevredenheid.
Toetsen adviesmodel door sterkere kwantitatieve validatie Voor een betere validatie van de aannames en verklaringen zou een kwantitatieve studie naar meerdere case studies van ziekenhuizen binnen en/of buiten Nederland interessant zijn. In dit onderzoek zijn voor de kwantitatieve analyse drie casestudies met hun fysieke kenmerken als data bron betrokken. Een rijkere diversiteit aan verschillen in fysieke kenmerken zoals organisatie typologie (plein model, grossraum), schaalgrootte, type ziekenhuis (universiteitsziekenhuis) zou een goede aanvulling zijn op de reeds verkregen data, waarbij de aannames en verklaringen vanuit de aspecten sterker wetenschappelijk (Evidence Based design) onderbouwd kunnen worden.
Intensievere analyse kwantitatieve data Voor het bevestigen van de hypothesen en stellingen en het verkrijgen van de data voor de kwantitatieve analyse zijn de kwantitatieve data voornamelijk op de variabelen functies en cross case geanalyseerd. Met de verkregen data zijn nog veel meer analyses mogelijk, waarbij naar verwachting interessante correlaties naar voren kunnen komen. Wat is bijvoorbeeld het verband tussen de leeftijd van de medewerkers en de tevredenheid over loopafstanden. Is loopafstand alleen hinderlijk voor oudere medewerkers? Scoren medewerkers, die fulltime werken op de operatie afdeling een lagere mate van tevredenheid in vergelijking met medewerkers die parttime werken? Is er een verband tussen de wens voor een meer daglicht op de operatiekamer en de afmetingen van de ruimte, oftewel, kan een operatiekamer kleiner zijn als er veel daglicht binnenvalt? Deze vragen kunnen op basis van de verkregen informatie na een statistische analyse beantwoord worden en leiden tot interessante verbanden, die in de ontwikkeling van de operatie afdeling helpen bij het komen tot verantwoorde afwegingen en keuzes.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
163
H8
8. Reflectie
REFLECTIE
In de methodologische reflectie wordt teruggekeken op de toegepaste onderzoeksinstrumenten en zal hierop gereflecteerd worden aan de hand van alternatieve onderzoekstechnieken. Dit onderzoek is op de hoofdlijn in drie fases uitgevoerd. De eerste is de theoretische fase, waarin het ruimtelijk (fysieke omgeving) en sociaal (medewerkerstevredenheid) kader zijn gedefinieerd, waarin een onderzoeksinstrument ontwikkeld is. De tweede en derde fase vallen binnen het empirisch proces, waarbij de eerste stap het kwalitatief onderzoek (observaties, interviews) betrof. Hierin werd geïnventariseerd welke thema’s de meeste ontwerpinvloed, invloed op de fysieke omgeving en invloed op de medewerkerstevredenheid hebben. Daarnaast welke thema’s in relatie tot de medewerkerstevredenheid het meeste spelen in de huidige fysieke omgeving van de operatie afdeling. De derde fase betrof het kwantitatieve onderzoek (enquêtes) van de geselecteerde thema’s, waaruit de bevindingen uit het kwalitatief onderzoek zijn getoetst en hieruit conclusies zijn getrokken. Een alternatief voor het theoretisch proces is lastig denkbaar, aangezien het een onmisbare fase is gebleken voor het ontwikkelen van het onderzoeksinstrument. Het onderzoeksinstrument is ontwikkeld op basis van door mij onderzochte bestaande studies naar patiënt- of medewerkerstevredenheid in en buiten de zorgsector. De afgelopen jaren stellen onderzoeken de thema’s op vanuit het perspectief van de fysieke omgeving, maar er zijn ook studies die een sterker raakvlak hebben met de sociale aspecten. Uit mijn onderzoek is namelijk duidelijk geworden dat de medewerkerstevredenheid onlosmakelijk verbonden is met sociologische en psychologische aspecten. Het welbevinden en de emoties van de medewerkers bepalen voor een groot deel hun tevredenheid. De beleving van de fysieke omgeving is in bouwkundige termen zacht, omdat de tevredenheid deels afhankelijk is van het individu en het daardoor lastig hard te maken is. Maar voor het creëren van een optimale werkomgeving is deze verbinding tussen de zachte medewerkerstevredenheid en harde fysieke omgeving van cruciaal belang. Vanuit mijn onderzoek is duidelijk geworden dat de tevredenheid van de fysieke omgeving sterk verbonden is met de sociologische en psychologische aspecten van de medewerkers. Tijdens de kwantitatieve analyse blijken in enkele gevallen de verschillen in de tevredenheid tussen de case studies lastig te verklaren, omdat er geen duidelijk verschil in de fysieke omgeving te vinden was. Hieruit wordt duidelijk dat de tevredenheid ook kan worden bepaald door een onderliggende laag die op sociaal en psychologisch gebied ligt. Een reflectie van de kwantitatieve data door een professional op het gebied van sociologie of psychologie, had in de onderbouwing van de fysieke verschillen een goede toevoeging kunnen zijn. Bij de uitvoering van het kwalitatief onderzoek zijn van de twee doelgroepen deskundigen en gebruikers van de operatie afdeling verschillende professionals en functies geïnterviewd. Om tot een meer geloofwaardige prioritering van de thema’s te komen, zou het raadzaam zijn een betere verdeling van de functies aan te houden. Bij de gebruikers is namelijk één arts in opleiding en één anesthesist geïnterviewd, hoewel er wel vijf operatie assistenten zijn geïnterviewd. Aangezien in het empirisch onderzoek duidelijk werd dat de functiegroepen OK personeel, overig personeel en specialisten andere belangen en dus tevredenheidskenmerken hebben bij hun werkomgeving, kan een ongelijke verdeling van geïnterviewde functies een vertekende prioritering geven. Ondanks deze mogelijk vertekende prioritering tot een goede selectie van thema’s geleid, aangezien alle doelgroepen grotendeels hetzelfde denken over de thema’s die het minste spelen. En door het uitvoeren van het kwantitatief onderzoek is de vertekende prioritering van de geselecteerde thema’s gecorrigeerd. Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
164
In de volgorde van de tweede en derde fases zijn verschillende alternatieven te bedenken. In dit onderzoek heeft de volgorde van kwalitatief naar kwantitatief geleidt tot een goed wetenschappelijk onderbouwde verdieping van de thematisering, door eerst de betrokken thema’s te inventariseren en te selecteren. De hypothesen en stellingen die uit het kwalitatief onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn in het kwantitatief onderzoek door toetsing grotendeels bewezen Dit benadrukt de correcte indruk die men kan krijgen tijdens de inventarisatie. De vraag die nu boven komt is of het kwantitatieve onderzoek nodig is geweest voor het eindresultaat? Ten eerste is door middel van het kwantitatief onderzoek helder geworden in welke mate de medewerkers over bepaalde aspecten tevreden dan wel ontevreden zijn. Daarnaast zorgt het voor een wetenschappelijke onderbouwing van de gestelde hypothesen en daardoor de validiteit. Ten derde heeft het per thema een verdieping in concrete aspecten opgeleverd, die de mate invloed vanuit de fysieke omgeving verduidelijken. Een toevoeging op dit onderzoek zou een kwalitatieve onderzoeksfase zijn, waarbij door een groep geselecteerde medewerkers van een operatie afdeling de gevonden conclusies aan worden gepresenteerd en per thema wordt gereflecteerd. Op basis van de herkenning, onderbouwing en verdieping kunnen de bevindingen uit het onderzoek aangescherpt worden. Raadzaam is het adviesmodel regelmatig te toetsen en te her valideren op basis van nieuwbouwprojecten en als evaluatie-instrument bij bestaande OK-afdelingen.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
165
OK-WIJZER Adviesmodel voor het verbeteren van de medewerkerstevredenheid in de ontwikkeling van de operatie afdeling
De OK-wijzer vormt een advies- en toetsingsmodel dat gebruikt kan worden in de ontwikkeling van een ver- of nieuwbouwtraject van een operatie afdeling in een ziekenhuis. Daarnaast is het als evaluatiemodel te gebruiken voor een opgeleverde operatie afdeling, die reeds in gebruik is genomen. Het model draagt bij in het opstellen van het ruimtelijk programma van eisen. Dit zijn de prestatie-eisen die aan de fysieke omgeving van de operatie afdeling worden gesteld. Het model toetst de fysieke oplossingen die gegeven worden in de ontwerpvarianten van de architect of het dient als evaluatiemodel van de fysieke omgeving in de gebruiksfase van de operatie afdeling.
Auteur: Erik Burgmeijer
162
OK WIJZER ADVIES MODEL Het model De OK wijzer is ontwikkeld op basis van het afstudeeronderzoek ‘De invloed van vastgoed op de medewerkerstevredenheid over de operatie afdeling van ziekenhuizen’. De implementatie van de OK-wijzer vindt in de initiatiefase plaats, de fase waarin wordt nagedacht over de werkconcepten, het functioneel en ruimtelijk programma van eisen en waarin de eerste structuurontwerpen worden opgesteld. Hier ondersteunt de OK-wijzer bij het maken van de afwegingen en keuzes voor de fysieke omgeving. De toepassing van het adviesmodel loopt door in de ontwerpfase, waarin het als toetsingsinstrument op het voorlopig ontwerp gebruikt kan worden. Het model kan tevens in de beheerfase van operatie afdelingen worden gebruikt als evaluatiemodel van de fysieke omgeving.
Doel Het doel van het adviesmodel is om tijdens de ontwikkelingsfase een bijdrage te leveren aan het creëren van een optimale fysieke werkomgeving voor de medewerkers werkzaam op de operatie afdeling. Het model geeft inzicht in de consequenties van bepaalde fysieke ontwerpkeuzes over de tevredenheid en het welbevinden van de medewerkers. Opdrachtgevers worden bewuster gemaakt van de consequenties, die op het gebied van medewerkerstevredenheid aan een fysieke ontwerpvariant vastzitten en komen hierdoor tot betere afwegingen van hun keuzes. Met de toepassing van het adviesmodel wordt, aan de hand van de volgende doelstellingen, het ontwikkelproces versneld en wordt tot een kwalitatief beter eindproduct gekomen: Proces: • Een sterkere vertegenwoordiging van de gebruikerswensen in de ontwikkeling van de operatie afdeling. • Een sturingsinstrument, dat de beslissingsprocedure in het ontwerpproces kan versnellen. • Een sterk onderbouwde evaluatie van de bestaande fysieke omgeving van de operatie afdeling in relatie tot de tevredenheid en het welbevinden van de medewerkers. Product: • Een sterkere onderbouwing van de gekozen fysieke oplossingen in relatie tot de tevredenheid en het welbevinden van de medewerkers. • Een kwalitatief ontwerp, dat beter aansluit bij de wensen van alle gebruikers. • Een bewust overwogen resultaat van de fysieke omgeving, waarbij de consequenties ten aanzien van de tevredenheid en welbevinden van de medewerkers is meegenomen.
Doelgroepen
De toepassing van het adviesmodel is bestemd voor drie verschillende doelgroepen in de ontwikkeling van de operatie afdeling. De architect, de conceptontwikkelaar/projectmanager en de opdrachtgever. Doelgroep
ARCHITECT
CONCEPTONTWIKKELAAR/ PROJECTMANAGER
OPDRACHTGEVER
Rol van het adviesmodel
Afwegings/keuze
Toetsing
Evaluatie
Doelstelling van het adviesmodel
Opstellen van het ruimtelijk programma van eisen / ontwerp.
Sturing op de ontwerpvoorstellen van de architect.
Opstellen van een verbeter/renovatieplan.
Eisen of Oplossing
Prestatie-eisen
Fysieke oplossing
Fysieke oplossing
Gebruik De invloed van de fysieke omgeving op de medewerkerstevredenheid over de operatie afdeling wordt bepaald door elf thema’s. Zeven van de elf thema’s zijn, op basis van invloed op de fysieke omgeving en belang voor de medewerkers, in de OK-Wijzer verwerkt. Indien op basis van deze thema’s tijdens de ontwikkeling van de operatie afdeling een gewenste balans wordt gevonden, resulteert dit in een optimaal ontwerp gefocust op de medewerkers. De OK-wijzer bestaat uit twee onderdelen. De ‘thema prioritering’ en de ‘thema’s & aspecten’. In de ‘thema prioritering’ zijn de zeven thema’s, op basis van het belang voor de medewerkers, geprioriteerd. De ‘thema’s & aspecten’ bestaan uit de zeven thema’s, waarin per thema aan de hand van een aantal fysieke omgevingsaspecten, een advies wordt uitgebracht over de invloed van de fysieke omgeving op de medewerkerstevredenheid.
167
OK WIJZER PRIORITERING VAN DE THEMA’S De rol van de fysieke omgeving Bij de keuze van het te werken ziekenhuis geeft 80% van het OK personeel en de specialisten aan, dat de fysieke omgeving een rol speelt en ruim 50% dat het een grote tot zeer grote rol speelt. Hierbij is aangetoond dat de fysieke omgeving een belangrijke rol speelt voor de medewerkerstevredenheid, omdat een slecht georganiseerde fysieke omgeving voor de medewerkers een reden kan zijn om het huidige ziekenhuis te verlaten.
Prioritering van de medewerkers in de huidige situatie De medewerkers werkzaam op de operatie afdeling worden verdeeld in drie verschillende functiegroepen. Het OK personeel, het overig personeel en de specialisten.
Uit de elf thema’s zijn zeven thema’s geselecteerd die een grotere invloed uitoefenen op de fysieke omgeving. De thema’s zijn geprioriteerd op basis van de medewerkerstevredenheid in de huidige fysieke situatie van drie case studies met een totaal van N=289 respondenten. Hoe hoger de prioritering, des te groter het belang van de medewerkers voor het betreffende thema is. Wetenschappelijk kader 100% (Medewerkers) - N=289
MEDEWERKERS TOTAAL
1 2 3 4 5 6 7
Wetenschappelijk kader 62% (OK personeel) - N=179 21% (Overig personeel) - N=62
Wetenschappelijk kader 17% (Specialisten) - N=48
OK PERSONEEL/ OVERIG PERSONEEL
SPECIALISTEN
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7
Klimaat
Klimaat
Hygiene
Apparatuur & Ergonomie
Apparatuur & Ergonomie
Klimaat
Communicatie
Communicatie
Communicatie
Hygiene
Daglicht
Daglicht
Daglicht
Hygiene
Apparatuur & Ergonomie
Vormgeving & Afmeting
Vormgeving & Afmeting
Vormgeving & Afmeting
Organisatie & Logistiek
Organisatie & Logistiek
Organisatie & Logistiek
Verschil tevredenheid & belang tussen personeel en specialisten Er is een verschil in tevredenheid en belang tussen de functiegroepen OK/Overig personeel en Specialisten. De specialisten tonen in het algemeen over alle thema’s een hogere tevredenheid en een lager belang, dan het OK/Overig personeel.
Dit verschil in tevredenheid en belang wordt bepaald door het verschil in het werkproces, dat invloed heeft op twee punten. ‘De ruimtes’, die men tijdens het werkproces gebruikt, en ‘de tijd’, die men aanwezig is op de afdeling. Doordat dit bij de specialisten beide minder is, hebben ze tevens minder belang bij een groot deel van de fysieke omgeving op de operatie afdeling, dat zich uit in een hogere tevredenheid. Het OK/Overig personeel heeft een groter belang dan de specialisten, omdat ze meer uren op de afdeling aanwezig zijn en van meer ruimtes gebruik maken. Daarom is het in de ontwikkeling van een nieuwe operatie afdeling belangrijk dat er meer zeggenschap aan het OK/Overig personeel gegeven wordt. 168
THEMA 1 KLIMAAT Controle & invloed op het klimaat De controle over het klimaat is afhankelijk van de fysieke mogelijkheid om de temperatuur, luchtvochtigheid en ventilatie in te stellen. De invloed op de instelbaarheid van het klimaat is afhankelijk van de sociale mogelijkheid, wat zich vertaalt in de zeggenschap die een medewerker heeft. Dit is afhankelijk van de functie, type behandeling en de hiërarchie binnen de organisatie.
De invloed op het fysieke gestel toont een verband: Hoe minder de controle en invloed van de medewerkers op het klimaat is, des te sterker de invloed op het fysieke gestel kan zijn als het niet optimaal op de wensen is afgesteld. De invloed op het fysieke gestel heeft een sterk effect op de tevredenheid van medewerkers. Het is daarom van belang dat medewerkers de controle over de instelbaarheid van het klimaat in de ruimte waarin zij werkzaam zijn, binnen de gestelde hygiënische eisen, naar wens kunnen instellen.
Invloed op het fysieke gestel
Invloed op het fysieke gestel
Minder Meer invloed op het klimaat
Optimaal klimaat & klimaatzonering Het behalen van een optimaal klimaat tijdens het werkproces is afhankelijk van het individu (de persoon en de functie) en de hygiënische voorschriften (basiseisen en type behandeling). Klimaatzonering kan een verbetering van de tevredenheid over het klimaat bewerkstelligen, doordat een variatie in temperatuur en ventilatie in één ruimte mogelijk is. Door deze differentiatiemogelijkheden hebben medewerkers een hoog belang bij een klimaatzonering met 2 à 3 zones.
1 klimaatzone zorgt voor een lage temperatuur in het werkgebied van de medewerkers, waardoor lage tevredenheid.
2 klimaatzones zorgt voor een lage temperatuur boven de operatie tafel en een hogere temperatuur boven het werkgebied van de medewerkers.
3 klimaatzones zorgt voor een extra zone boven de werkplek van de anesthesieassistent die voornamelijk stil zit tijdens het werkproces.
169
THEMA 2 APPARATUUR & ERGONOMIE Organisatie & logistiek rondom opslag apparatuur De voorkeurslocatie voor de opslag van apparatuur is dicht bij de operatie kamer in een afgesloten centrale opdekruimte. De voordelen hiervan zijn korte loopafstanden, overzicht van apparatuur, beter voor de hygiëne van de apparatuur en de apparatuur staat niet in de weg tijdens het werkproces, mits de opslagruimte van voldoende omvang is.
De apparatuur moet zo dicht mogelijk bij de OK opgeslagen zijn. Dit kan dus in een aangrenzende ruimte van de OK. Voor de hygiëne is een gesloten opslag nodig.
1
2
3
4
Bij type 1 en 2 is de opslagruimte dicht bij de operatie kamer en staat de apparatuur niet in de weg.
Bij type 3 en 4 wordt de operatie kamer of de gang als opslagruimte gebruikt. Het nadeel is dat de apparatuur in de weg staat en lastig vindbaar is.
Grootte en hoeveelheid opslag apparatuur
Locatie en vindbaarheid apparatuur
Een minder aantal opslagruimtes met een groter oppervlak, mits in de buurt van de operatie kamers, heeft een positief effect op de medewerkerstevredenheid.
Van belang is dat de opslagruimte een centrale positie in de operatie afdeling heeft en de opslagplekken voor elk apparaat duidelijk zijn toegewezen.
De opslagruimte heeft voldoende omvang om alle apparatuur op te slaan en de loopafstanden naar de OK’s zijn zo kort mogelijk.
De opslagruimte moet een centrale positie op de afdeling krijgen, zodat de loopafstanden naar de operatie kamers zo min mogelijk zijn.
De opslagruimtes zijn te klein en de loopafstanden naar de operatie kamers zijn te groot. Er ontstaat onoverzichtelijkheid en opslag van apparatuur op de gang. Dit heeft een negatieve invloed op de medewerkerstevredenheid.
Ieder apparaat in de opslagruimte moet een toegewezen plek hebben en de opslag moet van voldoende omvang zijn zodat de apparatuur bereikt kan worden.
170
THEMA 3 COMMUNICATIE Visuele communicatie Visuele communicatie is nodig tijdens het uitvoeren van het werkproces van de medewerkers op de operatie afdeling. Niet iedereen bevindt zich echter in dezelfde ruimte, tijdens het uitvoeren van een groepswerkproces, waar op bepaalde momenten wel visuele communicatie gewenst is. Dit kan door middel van raamopeningen opgelost worden. Onder de visuele communicatie vallen drie factoren: Belang visuele communicatie Visuele communicatie is voor medewerkers tijdens het werkproces van belang om te weten waar iemand zich bevindt en waar diegene zich bevindt in zijn werkproces. Werkproces:
nu -10 min
Prioritering visuele communicatie In het operatiecomplex is, op basis van het belang voor communicatie, visueel contact door middel van een raam tussen de operatie kamer en opdekruimte het meest gewenst, gevolgd door de wasruimte, gang en als laatste een andere operatie kamer.
+5 min
Voorbereiden steriele instrumenten
Locatie:
Voorwaarden visuele communicatie Voorwaarden voor visueel contact zijn de aanwezigheid van ramen, de afmetingen van de ramen en de draaihoek die de medewerker moet maken om visueel contact te krijgen met medewerkers in andere ruimtes, tijdens zijn werkproces. De ramen tussen de ruimtes waar visuele communicatie gewenst is, moeten volledig zicht geven in de andere ruimte. Door een klein raam wordt de zichtbaarheid naar de andere ruimte lastiger en heeft men vanuit een beperkte hoek zicht in de andere ruimte.
Door een groot raam kan goed zicht worden verschaft vanuit een bredere hoek in de andere ruimte, wat een positief effect heeft op de tevredenheid.
De draaihoek, nodig voor visuele communicatie met medewerkers in andere ruimtes, moet zo klein mogelijk zijn. Een grote draaihoek zorgt voor een lagere tevredenheid over de visuele communicatie.
Een zo klein mogelijke draaihoek voor het behalen van de benodigde communicatie heeft een positief effect op de medewerkerstevredenheid.
171
THEMA 4 HYGIENE Belemmering fysieke omgeving De voorzieningen voor het hanteren van de hygiënische eisen (handen wassen, desinfecteren, sluizen, kleding) moeten zo goed mogelijk op de logistiek van het werkproces aansluiten. Dit zorgt ervoor dat de uitvoering van het werkproces, gerelateerd aan de tijd, zo min mogelijk wordt belemmerd. Hoe groter de belemmering van de fysieke omgeving is voor het hanteren van de hygiënische eisen, des te groter het risico dat medewerkers deze niet nakomen. De belemmering van de fysieke omgeving wordt bepaald door vier factoren: Loopafstanden Langere loopafstanden of omlopen zorgt voor inefficiëntie en kost tijd.
Organisatie van ruimtes Organisatie van ruimtes kan belemmerend werken en daardoor een langere voorbereidingstijd met zich meebrengen.
Door omlopen voor desinfectie tijdens de operatie ontstaat een groter risico dat een kortere route wordt genomen die niet hygiënisch is.
Langere loopafstanden door gedeelde wasruimte.
Korte loopafstanden door wasruimte per OK.
Een sluis waar teveel deuren op uitkomen, veroorzaakt langere wachttijden en een groter risico dat het sluisslot wordt opgeheven en daardoor de hygiëne niet meer gegarandeerd wordt.
Gang Sluis
Entree
OK OK
Obstakels
Onduidelijkheid/onoverzichtelijkheid
Obstakels op de gangen (apparatuur, bedden, voorraad materieel) vormen een fysieke belemmering.
Belemmering door onduidelijkheid waar de hygiënische voorzieningen zich bevinden of onoverzichtelijkheid welke hygiënische voorziening waar te vinden is.
172
THEMA 5 DAGLICHT Hoeveelheid daglicht De wens voor daglicht op de operatie afdeling is sterk afhankelijk van het individu. De onderzochte literatuur bewijst dat daglicht een positief effect heeft op de medewerkerstevredenheid, doordat het stress verlagend is en beter is voor de gezondheid. Een groter raamoppervlak in een ruimte op de operatie afdeling, heeft een positief effect op de tevredenheid van medewerkers.
1
2
Direct daglicht via grote raamopeningen met mogelijkheid van zicht naar buiten.
3
Indirect daglicht via grote raamopeningen.
Direct daglicht via kleine en hoge raamopeningen, waarbij geen mogelijkheid is voor zicht naar buiten.
Hoeveelheid daglicht Ten aanzien van de prioritering van daglicht hechten medewerkers meer waarde aan het binnenvallen van daglicht, dan de mogelijkheid om vanuit de operatie afdeling naar buiten te kunnen kijken. Het belang voor daglicht in een ruimte is afhankelijk van ontspanning, verblijfstijd in een ruimte en privacy, waarbij de koffieruimte de hoogste prioriteit heeft, gevolgd door de operatie kamer, kantoorruimte, gang, opslagruimte en als laatste de kleedruimte.
1
2
Consequenties daglicht Het doorvoeren van veel daglicht heeft consequenties voor de ‘organisatie & logistiek’ en ‘vormgeving & afmeting’ van de operatie afdeling, waarbij medewerkers aangeven een hoger belang te hebben bij daglicht op de operatie kamer, dan korte loopafstanden of meer m².
173
Zicht naar buiten Het zicht naar buiten is afhankelijk van de mogelijkheid om naar buiten te kunnen kijken en de kwaliteit van het landschap buiten.
Zicht naar buiten De zichtbaarheid van buitenaf heeft geen negatieve invloed op de medewerkerstevredenheid, maar is wel conflicterend met de privacy van de patiënt. De plaatsing van ramen op de operatie afdeling is intern afhankelijk van tijd (plaatsing van blinderingsmogelijkheden) en ruimtes (alleen ramen plaatsen waar medewerkers komen), die de patiënten passeren. Extern is de plaatsing van ramen afhankelijk van objecten buiten (andere bouwblokken, gebouwen, verhoogde wegen, openbare terreinen). INTERN
Technisch: De aanwezigheid van raamblindering (rolluiken, zonneschermen) kunnen de ramen blinderen als de patiënt er langs komt.
Organisatorisch: Alleen ramen plaatsen in de ruimtes waar de patiënt niet langs of in komt.
EXTERN
Organisatorisch: Vanuit andere delen van het gebouw dient ongewenste inkijk in de ruimtes van de operatie afdeling te worden voorkomen.
Organisatorisch: Ongewenste inkijk vanuit andere gebouwen op naastliggende kavels.
Organisatorisch: Ongewenste inkijk vanuit hogerliggende wegen, paden in de ruimtes van de operatie afdeling.
174
THEMA 6 VORMGEVING & AFMETING Bewegingsvrijheid en apparatuur
Prioritering afmeting per ruimte
In de afmeting van een ruimte is niet de grootte van een ruimte leidend, maar de bewegingsruimte die men heeft om het werkproces zonder hinder van fysieke objecten uit te kunnen voeren. Om het werkproces verantwoord uit te kunnen voeren, moet de medewerker voldoende ergonomische werkruimte krijgen en zo min mogelijk hinder van fysieke obstakels ondervinden.
Het belang van afmetingen van een ruimte is afhankelijk van het type ruimte (verblijfs- of transportruimte) en de tijd die men in de ruimte verblijft.
Opstelling anesthesie assistent met te weinig ergonomische ruimte.
Opstelling anesthesie assistent met voldoende ergonomische ruimte.
Factoren tevredenheid afmeting per ruimte Er zijn vier factoren die invloed hebben op de tevredenheid van de bewegingsruimte van een medewerker die zijn werkproces doorloopt binnen de werkruimtes op de operatie afdeling: Vorm (lengte & breedte)
Aantal medewerkers
Obstakels in de ruimte
Aantal beloopbare m²
Er moet goed rekening gehouden worden met het verband van het aantal beloopbare m² en de breedte van de ruimte, in relatie tot de tevredenheid van de medewerkers. Hoe groter dit oppervlak of breedte is, hoe hoger de tevredenheid.
175
THEMA 7 ORGANISATIE & LOGISTIEK Loopafstanden Tevredenheid en loopafstanden staan in verband met elkaar, waarbij de toename van de loopafstand een negatieve invloed heeft op de tevredenheid van medewerkers. Dit verband heeft een sterker effect op het OK personeel dan op de specialisten.
Dit schema geldt enkel voor het OK personeel, omdat alleen zij te maken hebben met het logistieke proces tussen de holding/recovery en de operatie kamers.
Schema verband tussen aantal operatie kamers en acceptabele loopafstand Loopafstand (m1)
In de ontwikkeling van de operatieafdeling moeten de loopafstanden in het werkproces zo kort mogelijk zijn. De beleving van de medewerkers in relatie tot de loopafstanden op de operatie afdeling hangt samen met de schaalgrootte van de operatie afdeling. Voor de tevredenheid van de loopafstanden is bij een grote operatie afdeling ten opzichte van een kleine operatie afdeling een verschuiving in de acceptatie van het operatie personeel te zien. De kritieke lijn is de 6,0 grens tot waar het operatie personeel tevreden is over de loopafstand.
120 115 110 105 100 95 90 85 80 75 70 65 60 55 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
6,0 grens
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 Aantal operatiekamers
Organisatie van Ruimtes De schakering van ruimtes moet in de fysieke omgeving zo goed mogelijk op het werkproces aansluiten. Als door de organisatie van ruimtes de loopafstand groter wordt, dan heeft dit een negatieve invloed op de medewerkerstevredenheid.
Korte looplijnen: Afstand holding/recovery en OK is zo kort mogelijk.
Lange looplijnen: Omlopen door slechte organisatie van ruimtes.
Schaalgrootte In relatie met de schaalgrootte van een operatie afdeling, groeien niet alle ruimtes evenredig in aantal ruimtes van operatie kamers mee, maar alleen in het aantal m² (grootte) van één ruimte. Kleine operatie afdeling
e lo
opa
Tevredenheid medewerkers over loopafstanden op de operatie afdeling
Aantal type ruimtes
klein
Schema verhouding schaalgrootte en aantal type ruimtes
fsta
nd
Grote operatie afdeling
gro
te lo
opa
fsta
nd
20 19 18 17 16 15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Operatie kamer Wasruimte
ok
Opdekruimte od
Opslagruimte Holding/Rec. Koffieruimte 4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Aantal operatie kamers
176
Positionering van de ruimtes In het belang van de loopafstanden, wordt de positionering van bijvoorbeeld de recovery/holding belangrijker naarmate een operatie afdeling uit een groter aantal operatie kamers bestaat.
d af st an op lo e kle
in
t
gro
d
an
fst
pa
oo el
Bij een centrale positionering worden de loopafstanden minimaal gehouden.
Positionering in de hoek creëert grotere loopafstanden.
Organisatie typologie De voorkeur voor organisatietypologie is grotendeels afhankelijk van de schaalgrootte van de operatie afdeling, waarbij efficiëntie in het werkproces de belangrijkste onderliggende waarde is. Er bestaat een grenswaarde voor de keuze van organisatie typologie. Deze wordt op basis van het onderzoek tussen de 6 à 8 operatie kamers ingeschat. Enkel corridor
Plein model
Dubbel corridor
Criteria waar in de keuze van organisatie typologie rekening mee moet worden gehouden zijn: schaalgrootte, organisatorische efficiëntie, loopafstanden, m² efficiëntie, ergonomische ruimte, overzicht, daglicht, hygiëne.
177
BEGRIPPEN Beslissingswijzer Operatie afdeling:
Een gebruiksvriendelijke handleiding voor de eigenaars, beheerders en adviseurs zal zijn, waarbij alle aandachtspunten voor het ontwikkelen van de fysieke omgeving met betrekking tot de medewerkerstevredenheid worden meegenomen. Hierbij wordt ook duidelijk wat de verschillende consequenties van verhoogde tevredenheid zijn op de financieel/economische haalbaarheid. Zo kunnen de opdrachtgevers samen met de adviseurs de juiste keuzes maken tijdens het definiëren van een nieuw te ontwikkelen operatie afdeling (nieuwbouw/verbouw).
Beste Practice methode:
Een benadering die streeft naar de meest optimale bezetting van vastgoed (in dit onderzoek de operatie afdeling) en stemt daarop het programma van eisen af voor een nieuwe ontwikkeling.
BVO:
Bruto Vloer Oppervlak
CBZ:
College Bouw Zorginstellingen, nu TNO Zorg.
DBC:
Diagnose Behandel Combinatie
Decentrale ziekenhuizen:
Een onderzoek naar de mogelijkheden het klassieke ziekenhuis te ontleden in kleine, gespecialiseerde eenheden.
Dissatisfiers:
Dissatisfiers zijn thema’s die door afwezigheid of slechte prestatie tot ontevredenheid leiden.
EBD:
Evidence Based Design
Healing Environment:
Een omgeving die therapeutisch werkt en mogelijkheden biedt voor sociale ondersteuning, een efficiënte werkomgeving voor het medische personeel en voldoende rustpunten voor gestreste gebruikers.
Medewerkers operatie afdeling:
Alle medewerkers die van een aantal uur tot fulltime aanwezig zijn op de operatie afdeling, om hun werkproces te kunnen doorlopen.
MTO:
Medewerkers Tevredenheid Onderzoek
NKOC:
Nationaal Kinder Oncologisch Centrum
NVO:
Netto vloer oppervlak
OK personeel:
Functiegroep die werkzaam is op de operatie afdeling. Bestaand uit operatie assistenten en anesthesie assistenten inclusief de in opleiding.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
178
Onderzoeksinstrument:
Het instrument met ontwikkelde thematisering dat als input dient voor het ontwikkelen van de vragenlijsten voor de empirische onderzoeksmethoden.
Operatie afdeling:
Het ruimtelijke kader waarin alle primaire en secundaire ruimtes zich bevinden die nodig zijn om een operatie te kunnen uitvoeren van voorbereiding, uitvoering tot ontslag van de patiënt.
Organisatie:
De ruimtelijke opstelling van verschillende ruimtes en de positionering ten opzicht van elkaar.
Overig personeel:
Functiegroep die werkzaam is op de operatie afdeling. Bestaand uit verpleegkundige, secretaresse, managers, logistiek medewerkers en huishoudelijke dienst inclusief de in opleiding.
Piramide van Maslow:
De verklaring van het handelen van mensen, verdeeld in vijf lagen van een piramideschema. Het handelen geschiedt op basis van vijf behoeften, die leiden tot tevredenheid. Lichamelijke behoeften, de behoefte aan veiligheid en zekerheid, de behoefte aan sociaal contact, behoefte aan waardering en kennis en als laatste de behoefte aan zelfontplooiing. De bovenliggende behoefte kan pas vervuld worden indien aan de onderliggende behoefte(n) is voldaan.
REM:
Real Estate Management
Satisfiers:
Satisfiers zijn thema’s die in tevredenheid resulteren als ze bovengemiddeld aanwezig zijn of presteren.
Specialisten:
Functiegroep die werkzaam is op de operatie afdeling. Bestaand uit artsen en anesthesisten inclusief de in opleiding en co assistenten.
STZ:
De vereniging samenwerkende topklinische opleidings ziekenhuizen Nederland.
TG:
Twynstra Gudde, organisatieadviesbureau, actief in vele vlakken, zoals project- en programmamanagement, veranderkunde, organisatiekunde en samenwerkingskunde. Hier wordt in verschillende marktsectoren geopereerd, waaronder de gezondheidszorg.
Vergrijzing:
Het proces waarbij naar verhouding steeds meer 65-plussers deel uitmaken van de totale bevolking. Samen met ontgroening is vergrijzing onderdeel van het verouderingsproces van de bevolking.
VWS:
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
179
WTZi:
Wet Toelating Zorginstellingen
Zorgboulevard:
Een zorgverzamelgebouw, waar op het gebied van zorg en welzijn een diversiteit aan (zorg-) partijen vertegenwoordigd is.
ZZP:
Zorg Zwaarte Pakketten
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
180
LITERATUUR Hieronder is de literatuur beschreven, die gebruikt is in de beschrijvende teksten en visualisering in dit rapport en die is gebruikt voor het uit te voeren literatuur onderzoek. De literatuur heeft de basis gevormd voor het beschrijven van de context, probleemstelling en onderzoek theorieën, het beantwoorden van de gebruikerstevredenheid en de problematiek in de operatie afdeling en het op wetenschappelijke wijze kunnen uitvoeren van de empirische onderzoeksmethoden observaties, interviews en enquêtes. Abrahams, A. (2009). Marktwaardebepaling bestaand vastgoed algemeen ziekenhuis in Nederland. Den Haag, Amsterdam School of Real Estate. Albayrak, A. (2008). Ergonomics in the operating room transition from open to image-based surgery. S.l., s.n. Baarda, D. B. and M. P. M. d. Goede (2001). Basisboek methoden en technieken handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek. Groningen, Stenfert Kroese. Bas, d. P., Lijn, van der N., Meijer, A. (2003). Vraagfactoren ziekenhuizen. Rotterdam, Ecorys-Nei. Beenen, A., Koppens, J., Naber, J., Verschuur, F. (2000). Spel zonder einde, verbinden en delen van macht bij organisatieverandering. Alphen aan de Rijn, Samson. Block, A. P., Luscuere, P.G. (2006). Ontwikkeling van Integrale OK-concepten. Groningen, Technisch buro Van Heugten b.v. Boelens, M. (2009). De omslag naar strategisch vastgoedmanagement bij ziekenhuizen. Real Estate & Housing. Delft, Afstudeerscriptie faculteit Bouwkunde TU Delft. Brace, I. (2004). Questionnaire design how to plan, structure and write survey material for effective market research. London, Kogan Page. Brakel, M. v. d., Knoops, K. (2010). Gezonde levensverwachting korter bij lagere inkomens, Centraal Bureau voor de Statistiek: Heerlen/Den Haag. Brinkman, J. (2000). De vragenlijst. Groningen, Wolters-Noordhoff. Burg, D. v. d. (2011). Sturen op arbeidsproductiviteit door middel van de gebouwde omgeving. Mogelijkheid of mythe? Real Estate & Housing. Delft, Afstudeerscriptie faculteit Bouwkunde TU Delft. CollegeBouwZiekenhuisvoorzieningen (2004). Operatieafdeling, Bouwmaatstaven voor nieuwbouw. Utrecht, CBZ. Rapportnummer 0.115. CollegeBouwZiekenhuisvoorzieningen (2007). Monitoring gebouwkwaliteit algemene ziekenhuizen. Utrecht. Rapportnummer 607. CollegeBouwZiekenhuisvoorzieningen (2008). Kwaliteit van de fysieke zorgomgeving. Culemborg, Twin Media b.v. Cox, A. and P. Groves (1990). Hospitals and health-care facilities; a design and development guide. London, Butterworth. Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
181
Czaja, R. and J. Blair (2005). Designing surveys a guide to decisions and procedures. Thousand Oaks, Pine Forge Press. Devlin, A. S., Arneill, A.B., (2003). "Health care environments and patient outcomes, a review of the literature." Environment and Behaviour 35 no. 5: 665-694. Duffy, F. and P. Hannay (1992). The changing workplace. London, Phaidon. Essex-Lopresti, M. (1999). "Operating theatre design." The Lancet 353(9157): 1007-1010. Field, A. (2005). Discovering statistics using SPSS. London, Sage. Gandjour, A., Kleinschmit, F., Littmann, V., Lauterbach, K., (2002). "An evidence-based evaluation of quality and efficiency indicators." Qual Manage Health Care 10(4): 41-52. Gonzalez, M. S. R., Fernandez, C.A., Cameselle, J.M., (1997). "Empirical validation of a model of user satisfaction with buildings and their environment as workplaces." Journal of environmental psychology 17: 69-74. Haarsma, D. (2002). Tekort OK personeel groeit. ZorgVisie Nieuwsbrief. jaargang 32, no 16. Hamilton, D. K., Watkins, D.H. (2009). Evidence-Based Design for Multiple Building Types. New York, John Wiley & Sons. Heijer, A. C. d. and TU Delft Faculteit Bouwkunde afdeling Real Estate and Housing. (2004). Inleiding vastgoedmanagement. Delft, Publikatieburo Bouwkunde. Hilten, O. v., Kleima, F., Langenberg, H., Warns, P. (2005). Productie, arbeid en productiviteit in de zorgsector. Hoekstra, E., Liempd, van I. (2001). Ruimte voor Patienten. Amsterdam, STAGG. Hoepel, H., Visser, S., Vries, J.C. de (2009). "Zicht op de omslag in zorgvastgoed." Real Estate Magazine nr. 63: 16-21. Hoogervorst, H., Ross-van Dorp, C. (2004). Brief: Oprichting Zorgautoriteit. Den Haag, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Jansen, M. P. L., Schrier, L.M. (2005). Cultuuronderzoek op het operatiecomplex van het medisch centrum Alkmaar. MBA-H opleiding. Alkmaar, Erasmus Centrum voor Management Development in de Zorg. Johnston, R. (1995). "The determinants of service quality: satisfiers and dissatisfiers." International Journal of Service Industry Management Vol. 6 Iss: 5 pp. 53 - 71. Joseph, A. (2006). "The impact of Light on Outcomes in Healthcare Settings." The Center for Health Design. Joseph, A., Ulrich, R. (2007). "Sound control for Improved Outcomes in Healthcare Settings." The Center for Health Design.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
182
Kobus, R. L., Skaggs, R.L., Bobrow, M., Thomas, J., Payette, T.M., Chin, S. (2008). Building type basics for Healthcare Facilities, Wiley. Kohlhammer, W. (2004). Krankenhausbau. Das Krankenhaus, Herausgeber Deutsche Krankenhausgesellschaft. februari 2004: 130-132. Kopvol (2011). Kwaliteit van zorgomgeving. Lay-out, Stimuleringsfonds voor Architectuur. 11, 2011. Kuypers, G. (2003). ABC van een onderzoeksopzet. Bussum, Coutinho. Linden, v. d. E. (2011). Waarom de aios afhaakt. Medisch Contact. 1122, 66 nr. 18. Loomans, M. and v. W. Houdt (2004). "De prestatie van een operatiekamer gemeten." TVVL Magazine 33(2): 10 - null. Maarleveld, M., Volker L., Voordt, D.J.M. van der (2009). "Measuring employee satisfaction in new offices, the WODI toolkit." Journal of facilities management nr. 3: 181-197. Mangiadi, J. R. (2011) History of the Operating Room. Mednet (2009). "Werkdruk in OK te hoog." Retrieved 20 november 2009. http://www.mednet.nl/nieuws/id3480-werkdruk-in-ok-te-hoog.html. Meeuw, V. (2010). Risk factors for job turnover among Dutch nurse anesthetists. Meijling, C. G. (2011). Succesvol sturen op beleving door middel van huisvesting. Real Estate & Housing. Delft, TU Delft. Nozeman, E., J. Fokkema, et al. (2008). Handboek projectontwikkeling een veelzijdig vak in een dynamische omgeving. Voorburg, Neprom. Pleunis, J. W. (2007). NVTG BouwAward 2007. Exploitatiegericht bouwen in de zorgsector. Rotterdam, Scholma. Plexus (2010). Vraaggestuurd bouwen aan gedifferentieerde zorgcircuits, een methodiek voor optimalisatie van de capaciteit van OK-complexen., Plexis medical group. Poelman, B., van Duin, C. (2010). Bevolkingsprognose 2009 - 2060. Den Haag/Heerlen, CBS. Poppe, C. (2007). Onderzoek naar de beleving en architectuurambitie van vijf ziekenhuizen. Real Estate & Housing. Delft, TU Delft. Rollins, J. A. (2004). "Evidence-based hospital design improves health care out-comes for patients, families and staff." Pediatric Nursing 30(4), 338. Schaaf, v. d. P. (2010). OAZIS: wie, wat, waarom? C. Z. e. Bouw. Schultz, E., Hauke, Helmut (2007). OP der Zukunft, Städtisches Klinikum Brandenburg. Berlin, Heinle Wischer und Partner Freie Architekten. Segers, J. (2002). Methoden voor de maatschappij wetenschappen. Assen, Koninklijke van Gorcum.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
183
Sigra, w. i. d. z. (2011). Het Medewerkerstevredenheidonderzoek. St.AnnaZiekenhuis (2011). De operatieafdeling, instructie voor te behandelen patienten. St.Anna_Ziekenhuis. Thiel, v. E. (2007). Healing Environment, studie F. de Vos. Arts. 18-2007. Ulrich, R. (2006). "Essay Evidence-based health-care architecture." The Lancet, Medicine and Creativity 368(368): 538-539. van der Schaaf, P. S., de Hoogh, S. (2008). Kwaliteit van de fysieke zorgomgeving, stand van zaken onderzoek omgevingsvariabelen en de effecten op de (zieke) mens. Utrecht, College Bouw Zorginstellingen. van der Windt, W., Arnold, E.J.E., Keulen, R.F. (2007-2011). De arbeidsmarkt van verpleegkundigen, verzorgenden en sociaalogen. Utrecht, Prismant. Verhoeven, N. (2010). Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs. Den Haag, Boom Lemma. Verschuren, P. and H. Doorewaard (2007). Het ontwerpen van een onderzoek. Den Haag, Lemma. Verschuren, P. J. M. (2007). De probleemstelling voor een onderzoek. Utrecht, Het Spectrum. Volker, L., Voordt, D.J.M. van der (2005). WODI - Evaluatie Toolkit. Delft, Center for people and buildings. Voordt, D. J. M. v. d. (2003). Kosten en baten van werkplekinnovatie een definitie- en programmeringsstudie door D.J.M. van der Voordt. Delft, Center for People and Buildings. Voordt, D. J. M. v. d., Maarleveld, M., Attema, J. (2006). "Gebruikers over hun kantooromgeving. Crosscase analyse van acht projecten." Delft: Center for People and Buildings. Voordt, D. J. M. v. d., Been, I de (2010). "Werkomgeving: Breinbreker of tevredenheidsgenerator." Center for People and Buildings. Voordt, T. v. d., Zwart, J. van der (2011). Value-Based design and management of Hospital Buildings. MISBE, Management and Innovation for a Sustainable Built Environment. Amsterdam. Vos, F. d. (2009). Onderzoek naar de Healing Environment, Martini Ziekenhuis Groningen. Vries, J. C. d. (2007). Presteren door vastgoed onderzoek naar de gevolgen van vastgoedingrepen voor de prestatie van hogescholen Online resource. Delft, Eburon. Wagenaar, C. (2005). Humanisering van de collectivistische zorgfabriek. De Architect, Sdu Uitgevers. april 2005: 36-41. Wagenaar, C. (2006). The architecture of hospitals. Rotterdam, NAi Publishers. Walburg, J. A. (1997). Integrale kwaliteit in de gezondheidszorg. Deventer, Kluwer. Wauben, L. S. G. L. and TU Delft Faculty of Industrial Design Engineering (2010). Safety in the Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
184
operating theatre a multi factor approach for patients and teams Online resource. Enschede, Ipskamp. Weggeman, M., C. Wijnen, et al. (1999). Ondernemen binnen de onderneming essenties van organisaties door Mathieu Weggeman, Gert Wijnen en Rudy Kor. Deventer, Kluwer Bedrijfsinformatie. Westerhof, E. (2006). Onderzoek naar de tevredenheid van medewerkers bij organisatie x. Groningen, Centrum voor Arbeid en Beleid. Weterings, E. W. L. (2008). Beheersen van Medische Materiaalstromen, een lean analyse op de OK van het Sint Elisabeth Ziekenhuis. Instituut Beleid & Management Gezondheidszorg. Rotterdam, Erasmus Universiteit Rotterdam. Youngjoon, S., Jongwook, K., Price, J.L. (2003). "The determinants of job satisfaction among hospital nurses: a model estimation in Korea." International Journal of Nursing Studies 41 (2004) 437-446. Zorginstellingen, C. B. (2008). Kwaliteit van de fysieke zorgomgeving. Culemborg, Twin Media.
Onderzoeksrapport Master Scriptie | Erik Burgmeijer
185