~^k
•^
J^
^^.^
.y^
De i^aal< ^ai) eei) l^leii)et) ;Sï"aa^.
•#
IJl
i
|i
• de Couter*
i i /i
MfctwuiMia»ii'"tawBrifewt^p'Bwfa-;-'^lgiu, ffLirni."i&m-t^M'sxir-tv^'nmfxf ^^gwi.mmjtA'Wjajua'mrwr-mj't.:,'g.wfT•»*•-»—-
^ •w»-i*'i-nw»'»tn-
i"i
i
i
i
JiM|"^-
I. m i«
in» ~ j i
MO'.
''"I'nijiWjUij
/ _____
')
Be faaï< ^ar) cei)
| \ C C l C , öèboudèti bij de opening van den cursus in de Staatswetenschap, op 2 October ipoo, ^ door
I^oogleeraar aan de Rijksaniversiteit te Utrecbt. ^
^i é Stoomsnelpersdruhherij t* e . Boscb & Zoon. atrecbt
!)53|
m Xiet gebonden door eeiie vaste traditie , nocli belemmerd door liet volstrekt nieuwe van liet denkbeeld, vind ik bij nitzonderiiio' dit jaar aanleiding- om mijne colleges over publiek reclit aan te vangen met eene korte toespraak tot allen, die een of meerdere hiervan willen volgen. I k zal niet spreken over den Staat als zoodanig. Zijn aard, oorsprong en doel lioop ik in een afzonderlijk college, op de series minder nauwkeurig als pliilosopkia juris aangediüd, o])7ettelijk te onderzoeken. ]<]venmin wenscb ik stil te staan bij de taak van den Staat in de Maatscbappij. Vooreerst zal bet college over Xederlandscli staatsrecht dit jaar gewijd zijn aan de zorg, die de Nederlandscbe staat aan de verschillende onderdeelen zijner taak besteedt. Aan de hand van Grondwet en wet zullen achtereenvolgens de onderscheiden takken van het staatsbestuur worden nao-eg-aan en de grondslagen worden ontvouwd, waarop hunne werkzaamheid rust. I n de tweede plaats heb ik mijne denkbeeldeji over de grenzen der staatswerkzaamheid in het algemeen ontwilvkeld in de rede, die ik in Maart 1899, op den dies der Universiteit, als rector magnificus uitsprak. U i t den aard der zaak trad hierbij de taak van den Staat tegenover de maatschappij op den voorgrond. Het kwam er op aan de grenzen tusschen Staatsbemoeiing en Staatsonthoxnfing te trekken op het terrein van het maatschappelijk leven binnen eigen rechtsgebied. De staatswerkzaamheid naar buiten, m. a. w. tegenover
_
4 —
andere staten , roept geheel andere voorstelling'en voor den geest. Het is n allen bekend, dat een bijzondere tak der reclitswetensoliap zich niet de onderlinge l)etrekldngen der statcMi hezighondt; ni. a. AV. dat het volken- of internationaal recht bestemd is deze betrekkingen te regelen en te beheerachen; maar de vraag naar oorsprong en aard dezer betrekldngen zelve is van meer algemeenen aard en behoort meer tot de leer van den Staat zelf dan tot eenig bijzonder onderdeel van het pnbliekrecht. Door het begri]"), dat men zich vormt van den S t a a t , wordt tevens be])aald, hoe men zich de verhouding tnsschen de staten onderling heeft voor te stellen, m. a. w. welke materie het internationaal recht heeft te regelen. ()ns Vaderland, Mijne H e e r e n , is een kleine staat, die zijn rol op internationaal gebied volgens veler meening reeds lang heeft afgespeeld en terecht in den loop der 19de eeuw zich hoofdzakelijk heeft beziggehouden met do belangen zijner inwendige huishouding. Toch beA^indt jVederland zich niet als llobinson Crusoe op een schier onbewoond eiland van de Stille Zuidzee , maar in de meest ontwikkelde streek van het dichtst bevolkte werelddeel, AA'aar eeue eeuwenoude politieke ontwikkeling tal van staten deed ontstaan, welker lotgevallen en belangen op merkwaardige wijze zijn dooreengevlochten. Bovendien heeft Xederland koloniën, het roemrijk erfdeel der vaderen , welke het in onophoudelijke economische en politieke aanraking brengen met andere koloniale mogendheden. Eindelijk had' Xederland steeds eene talrijke nijvere en ondernemende bevolking, Avier zonen zich in alle deelen der aarde verspreidden en zich zelfs hier en daar hebben A'^erstout koloniën te vestigen en stamverwante onafhankelijke staten te stichten, Avaarmede het moederland meer dan gcAvone vriendschappelijke betrekldngen onderhield op economisch en cultuur-gebied. Ondanks de loffelijkste bescheidenheid en zelfbeperking kan Nederland zich daar-
— 5— om niet onttrekken aan do aanraking met vreemde staten. lloo <>'ewic]itig'er de rol is , welke deze o]i liet wereldtooneel vervullen, des te grooter is de lïans dat Imnno werkzaamheid nn en dan in botsing komt met de belangen van den Xederlandsclien staat of van Xederlandsclie onderdanen. Daai'om spreekt de GrondAvet nog steeds van een Op])erbestnur der bnitenlandsclie betrekkingen door de Kroon. Daarom zetelt te 's Gravenbage een Minister van Biiitenlandsclie Zaken met een eigen staf van ambtenaren en een afzonderlijk lioofdstnk der staatsbegrooting. Daarom beeft Xederlaiid zelfs eene eigen cor])s di])loniatiqne, dat het in het buitenland vertegenwoordigt en bestemd is Xederlandsche belangen in den vreemde te behartigen en X(Hl(>i'lands internationale betrekkingen te onderhouden overeenkomstig de centrale leiding iiit 's Gravenbage. De vraag is derhalve niet ongegrond noch onbelangrijk; AVat kenmerkt Xedtn'lands internationale stelliuP' en Avel]\;e is de aard en omvang der daaruit voortvloeiende rechten en plichten? I. lUiim een jaar geleden schreef mijn ambtgenoot j\[()1engraaff in de Juli-afleveriu"' van de Gids een belans>'rijk artikel onder den titel: „De dageraad van het wereldreclit." llij herinnert daarin, hoe de wetgCA^ers oorspronkelijk overal scher])e grenzen trokken tusschen eigen oudcu'danen en vreemdelingen en de laatsten aam^ankelijk als rechteloos beschouwden, later slechts onder velerlei beperkingen en voorwaarden rechtsbescherming verleenden. Eerst langzamerhand drong de ovei-tuiging door, dat de Avclgever op hel gebied van het privaatrecht, hetwelk, zooaLs gij Aveet, de betrekkingen tusschen indiA'iduen onderling regelt, geen grond heeft onderscheid te maken tusschen onderdaan en vreemdeling en in beiden slechts menschen heeft te zien, wier steeds talrijker en meer ingewikkelde onderlinge verhoudingen hij moet
— 6 —
rptrelen overi^onkomstip; den aard dozov bctrokkingon zelve en oiiafliankcdijk A'an luin lidmaatsckap van dezen of genen staat. Plaatst zij zieli inderdaad o]) dit stand])unt, dan Juin dv reo'elino' van vele reelits instituten in naburige oi verwante staten niet ver niteenloopen, omdat hier de aard dezer betrekking-en scliier overal dezelfde is en onge\oor ovlijko eischen aan den wetgever stelt. Hierin ligt do eenvoudige Avrklaring van de nierlovaardige ontwikkeling van liet intei'nationaal privaatrecht, waarin Prof. M. een overziehl geeft en die voor 1uun de aanleiding was tot d(ui titel van zijn o]-)siel. Aan hetgeen hij mededeelt omtrent het tractaat van Den H a a g d.d. 14 Xovemher 189() tusschen bijna allo beschaafde staten van het vastehnid van l<juro])a gesloten tot eenvormige regeling van >soinni!g(^ onderdeelen van het Inirgerlijk procesrecht: •— met name a. mededeeling van gerechtelijke of buitengerechtelijke stukken ; h. rogatoire commissiën ; c. cautio judicatum solvi; (J. Ixostelooze rechtsbijstand; c. lijfsdwang; •— en gocMlgekeurd bij de AVeL d.d. ''il Dec. 189T St. 275, kan thans AV(n'den toegevoegd, dat de verwachtingen van hot vorige jaar niet zijn beschaamd en inderdaad in den zomer van 1900 een dej'd(> conferentie tot codificatie van het internationaal privaatrecht te ',s Gravouhage bijeenkwam, waaraan het gelukte tot overeenstemmiiig te komen ten aanzien van eene oplossing der conflicten, A'oortvloeiende uit het huwelijksrecht lato sensu, uit het recht van voogdij en uit het ei-frecht. H e t terrein der pia vota is dus blijkbaar verlaten om o^'er te gaan tot gemeenschappelijke regeling en mitsdien tot consolidatie in den vorm van stellig recht, wat jarenlang slechts leefde in het brein van denkers of dwepers. Het recht in den engen maar eigenlijken «in van positief recht, jus constitutum, is niet meer zuiver t e n i t o r i a a l , m. a. w. beperkt binnen de grenzen van een enkelen staat, maar wischt de staatkundige grenzen uit en verbreidt zich over een steeds grooter gebied. Wel
— 7 —
is waar sclirijdi dt de groote waarde te erkennen van de teekenen der tijden, welke ons loeren, dat de maatschappij steeds levendiger behoefte gevoelt aan een recht, dat niet beperkt is binneii nationale grenzen, maar de ontrnkkeling van het nationaal tot een internationaal verkeer op den voet vol "'t en zich daarom van een nationaal tot een internationaai i'echt verheft. De voorafgaande beschouwingen betreffen uitsluitend het ])rivaatrpcht. Het behoeft intusschen geen betoog, dat het ])iibliekrecht niet ininder aanleiding geeft tot internationale samenwerking. Vooreerst is het duidelijk, dat verschillende iiistituten van zuiver inwendig staatsrecht van groot belang en sterken invloed zijn ook voor vreemde staten. Men denke b.v. aan de regeling van do nationaliteit of het staatsverband van personen en zeeschepen ; de Avetgeving op de toelating en uitzetting van vieemdelingen; de heffing van in- en uitvoerrechten, waarmede het vraagstuk van bescherming of vrijen handel staat of v a l t ; om van talrijke andere aangelegenheden te zAvijgen, waarbij elke staat ongetwijfeld bevoegd is geheel naar eigen belang en eigen inzicht te handelen, doch stellig niet straffeloos uit het oog verliest, hoezeer zijn eigen Avetgevende arbeid in aanraking komt met dien van andere staten en dej-halve daarinede rekening heeft te houden. ^'an nog grooter belang doch tevens van eenigszins auderen aard zijn de Avederkeerige rechtsbetrekkingen tusschen de staten zelf. Deze beslissen niet over het wel en Avee van indiAÜduen maar van volken. Tevens zijn zij onttrokken aan het bereik en de bevoegdheid van een
— 8 —
piikelcni staat on sleclits vatbaar voor gemeenscliappelijke n^goliiif-- door allen. Geen wonder, dat de behoefte aan internationale .samen^verking zich hier nog' veel sterker duri gevoelen , maar ook hier veel moeilijker is te verwezenlijken. W a n t de overeenkomst, ja de identiteit van belangen, welke in het internationaal privaatrecht 'Mm duidelijk in het oog springt en bij de straks genoemde vo(>rbeelden van inwendig staatsrecht vaak gemakkelijk te bewijzen i s , maakt hier plaats voor eene wrijving, dikwijls zelfs voor een vierkanten strijd van belangen. Daaren])oven, terwijl de strijd van belangen tusschen individuen door het staatsgezag wordt voorkomen of o])gelost, ontmoet xneu hier een strijd ^"an belangen tusschen sonvereine staten, die aan geen ander gezag zijn onderworpen dan zi] zelven hebben gecreëerd en erkend. T a n welk overW(^gend belang is derhalve ontstaan en handhaving van een r e c h t , dat ook deze betrekkingen beheerseht; m. a. w. van ecii internationaal publiek of volkenrecht, dat niet bestaat in eene bloote moraal, waarvoor iedere regeerinoalh'eu aan zich zelve en aan eigen onderdanen verantwoordelijk i s , maar in een recht, dat met dAvangmiddelen toegerust geschillen beslist en overtredingen belet of wel dtMi ovei'treder vervolgt en straft; — i n een reclit kortom, dat de handelingen der staten beheerseht als het nationaal rcH'ht de handelingen van jiersonen, en hen dwingt tot 'gelioorzaamheid aan zijne voorschriften, evenals het nationaal recht d(> daaraan onderwor])en individuen. H e t denkbeeld van een recht tusschen de staten onderlino' is veel later ontstaan en heeft zich veel onvollediger ontwikkeld dan eenig ander onderdeel des rechts. Dit is algemeen bekend en vereischt na het gezegde y'cen toelicliting. Genoeg dal het volkenrecht zich worstelend baan brak en thans eene. aanmerkelijke hoogte heeft bereikt. Het ontbreekt oj) dit oogenblik minder aan rechtsregelen dan aan de middelen tot handhaving dezer regelen
tegen willekeur en geweld. Terwijl geleerden en staatslieden wedijveren om bijzondere onderdeelen te ontwikkelen en te volmaken worden vaak de grondslagen van ket volkenreclit ondermijnd, zijne beginselen met voeten .U'etreden door de lieb- en lieerscliznckt van macktige staten, die op k n n weg naar rijkdom en maclit zwakkere mededingers of tegenstanders ontmoeten en meêdoogenloos vertreden. Geen wonder, dat de volken met spot en koon een reckt bejegenen, dat veeleer eene sckijnkeilig-e liefhebberij der macktigen dan een sckild der zwakken en verdrxikten mag keeten. Geen wonder ook, dat zijne aankangers met steeds grooteren ijver zoeken naar middelen (nn liet te kandkaven en uit zijne vernedering op te keffen. Hoe •— zoo brandt de vraag op de lippen van duizenden •— koe verkrijgt k e t volkenrecht zijne onmisbare .sanctie ''^ I I . Pasquale Eiore, koogleeraar te ]N"apels, de verdienstelijke Italiaanscke beoefenaar van ket internationaal privaat- en publiekreckt, sckreef in de Re^^ie de Droit International et de Legislation coraparée van 1899 een tweetal artikelen over „l'organisation juridique de la société internationale", waarin hij eveneens de dringende bekoefte aan eene internationale rechtsgemeenschap betoogt en om deze te verwezenlijken — met verloockening zijner vroegere denkbeelden van een universeelen statenbond — eene vernuftige organisatie ontwerpt, die de taak der internationale wetgeving en recktspleging van de staten overneemt en dezen tot den meer bescheiden werkkring kunner eigene huishouding beperkt. Hij beweert, dat tot de internationale personen volstrekt niet alleen de staten, maar ook de individuen en kunne talrijke vereenigingen behooren en bouwt op deze stelling een roH(/res of wetgevend lichaam, samengesteld: lo. uit afgevaardigden der staten, die in gelijk aantal door de
- - 10 — regeeringen worden benoemd; 2o. uit vertegeuAvocn-digers der volken, volgens do wet van elk land door middel van een beperkt kiesreclit gekozen. Daarnaast verlangt hij eene soort van uitvoerende en recliterlijke maolit in den vorm eener conferentie, die sleclits bijeenkomt wanneer een internationaal geschil rijst en samengesteld is uit een gelijk aantal afgevaardigden van elk der mogendheden , voorts uit afgevaardigden der belanghebbende of geschilvoerende j^artijen, ten derde uit vertgenwoordigers des volks , door die ledeii van het congres , welke daarin de volken vertegenwoordigen, uit hun midden gekozen. Deze conferentie onderzoekt het geschil en beoordeelt of het vatbaar is voor schoidsrechtelijke uits])raak. Is dit het geval, zoo verwijst het de zaak naar een Hof van A r b i t r a g e , welks samenstelling en procedure door eem^ wet van het eerstgenoemd congres zijn geregeld; deze verwijzing is bindend voor beide ])artiien. Acht de conferentie het geschil niet geschikt voor arbitrage , dan moet zij zelve door de in het volkenrecht bekende vrieudschaj)pelijke maatregelen, desnoods zelfs door in tijd van vrede geoorloofde dwangmiddelen, waai'toe bijv. de vreedzame blokkade behoort, het geschil tot eene bevredigende oplossing brengen. Het is mijn doel niet hier eene cvitiek te IcA'eren o]) deze phantasieën. Piore schetst zijne denkbeeldeii in groote trekken en onthoudt zich zoro-vuldia: van nadere uitwerking. Hij glifdt dientengevolge niet alleen heen over bezwaren van uitvoering, zooals de samenstelling van het hof van arbitrage , het tweeledig kiesrecht in eiken staat en zooveel meer; maar ook over principiëele vragen, als de regeling van bevoegdheid tusschen den nationalen wetgever in eiken staat en den nieuwen internationalen wetgever; de onderscheiding tusschen zaken al of niet voor arbitrage vatbaar; bovenal de dwangmiddelen tegen den machtigen staat, die zich niet aan de arbitrale iiitspraak
— 11
of aan de beslissing' van de conferentie wil onderwerpen. ])it laatste zon natunrlijk den oorlog- tnssclien enkele staten vervangen door een algemeenen la-ijg van allen tegen den weerbarstigen overtreder. Tocli is dit geenszins mijn lioofdbezwaar tegen Eiore's denkbeelden. Inderdaad zou de zekerheid, ja de waarscliijnlijkheid van eene collectieve gewapende verdediging van liet geschonden recht in vele, zoo niet in aUe gevallen, de aanranding voorkomen of in den aanvang onderdrukken. Mijne voornaamste grief tegen deze en dergelijke plannen is veeleer de misIvenning van het staatsbegrip, waarvan zij blijk geven. De Staat is volgens Fiore een politiek lichaam ( ? ) , slechts toe bestuur geroepen en op eigen belang bedacht; evenals de anthropomorphe goden der Hellenen voor alle menschelijke aandoeningen en begeerlijkheden vatbaar en derhalve allerminst geschikt om het recht te eerbiedigen en vast te stellen. IJaarom moeten andere organen worden in het leven geroepen om aan het ontwakend rechtsbewustzijn d'n' volkeiv uiting te geven en eene rechtsgemeenschap ie scheppen biiiten en boven de staten. Dit nu is ni. i. eene grove dwaling. "Wat ook moge gelden van de staten der Oudheid en der Middeleeuwen , de moderne Staat is zich steeds meer be^vust geworden van zijne roeping om te fuugeeren als orgaan der Techtsovei-tuiging; ni. a. w. om de ongeschreven rechtsbeginselen uit het geweten der volken op te delven en tot volle Idaarheid te brengen; ze in den vorm van wetten duidelijk uit te drukken en door zijn gezag met verbindende kracht te bekleeden; eindelijk door middel zijner rechtspleging de toepassing zelve te veizekeren, geschillen te beslechten en overtredingen te straffen. Ziedaar de taak van den beurtelings vergoedden en verguisden liechtstaat! I n dit karakter heeft de moderne Staat de plaats der gewoonte ingenomen en het aloud en ongeschreven gewoonterecht vervangen door een zelfbewixst geschreven
— 12 — reclit. Uil ]uoces openbaart zicli liet duidelijkst op liet gebied A'au liet privaatreclit, lieersclit tegemvoordis: ()]) liet terrein van liet staatsreclit bijna zonder nitzondering en maakt zicli meer en meer meester van liet internationaal reclit. Ook bier wijkt bet ge^Yoonterecllt A-(K)i bet reebt van verdragen en wetten; men denke bijv. aan bet institiuit der niilevering, bet verkeersreclit in zijne A-ele vertakkingen, enz. enz. Xaar alle ricbtiiigen breidt de Staat zijne recbt vaststellende en bandbavende werkzaambeid nil. IJdel is de vraag of dit feit goed- of afkeuring verdiet. I k voor mij acbt bet gelukkig, maar in elk geval onvermijdelijk. Het is een vrucbteloos streven den Staat te miskennen en te veiioocbenen om de ontwikkeling des reclits door kunstmatige organen te willen bevorderen. Organen worden geboren en groeien; rA^ worden niet gemaakt ncieb kunstmatig ineengezet. De ontwikkeling van bet internationaal r e c b t , lietzij privaat of publiek-recbt, is slecbts mogelijk door tnsscbenkomst van de souvereine staten der internationale gemeenscbap, welke slecbts door liunne gestadige en zeKbewuste werkzaambeid tot eene recbtsgemeenscbap kan ontwikkelen. T a u eene recbtsgemeenscbap te spreken buiten den Staat om mi'^kent de beteekenis van liecbt en Staat beiden. Stellig recbt ontstaat slecbts in en door den vStaat. Omgekeerd is de Staat bet organisme des recbts en ontleent aan dit laatste zijn karakter. "Wil dit zeo-o-en, dat een staat geen onrecbt kan pleyen Slecbts een op]iervlakkig denker kan dit beweren. Vooreerst volgt uit de stelling, dat alleen de wil von den Staat bet recbt tot stellig recbt kan stempelen, geenszins omgekeerd, dat elke staatsbandeling een recbtscbeppend karakter draagt. De taak van den Staat is uitgebreid en veelsoortig; naast de wetgeving staan bestuur en recbtspleging; bij beide zijn afwijkingen mogelijk van bet zelfgestelde of erkende recbt. Een ieder weet en begrijpt
— 13 —
(lit ten aanzien van liet nationaal recht. Xiemand verAvondere zieh dus daarover op liet gebied van liet interiiatilang , dan is er geen ander middel A'an bedAvang denkbaar dan de sterkere Avil van anderen om het verzet (e breken en den regel — d. i. het recht — te handhaven. (\)nstrnetiëu der maatschap])!]', Avaarbij de staten A^^orden voi drongen of aan een honger gezag onderAvorpen behooreu naar mijne meening tot het rijk der ntopieën. I I I . Aludt nu de rechtsontAvikkeling, Avaarover ik in den aanvang sprak , hare natuui'liike en onmisbare organen in de staten , dan Avordt het de v r a a g , door Avelke middelen de staten dit doel kunnen bereiken. Het antAvoord schipit eeuA-oudig on ligt A'oor de hand. ledere staat Averkt allereerst docu' zijne wetgevende organen mede tot de vaststelling en A-erbetering van het recht binnen eigen grenzen, zoowel wat het priA'aat als het publiekrecht betreft. Hoe meer de AvetgeA^er op do hoogte is A'an zijne t a a k , d(\s te meer zal hij daarbij rekening honden met de internationale belangen, die bi] zijne eigene nationaleAvetgeAdng betrokken zijn. — I n de tAveede plaats kan iedere staat zich tot andere staten wenden om in gemeen overleg aangelegenheden van gemeenschajipelijk belang' te regelen, Avelke de grenzen zijner eigene bevoegdheid overschrijden. Zoo ontstaan de internationale verdragen of OA'ereenkomsten, waarop een deel van het
— 14 — A-olkeiireclit benist. Welke organen daartoe in eiken staat l)evoprkkring bijdragen tot bevestiging der reclitsorde door iu eigen doen en laten nanwgezet rekening te konden nnit kare A-oorsebriften on deze stiptelijk op te volgen. Inzond(>rlu>id waar ket gewoonterecbt geldt, waarop ket grootste deel van ket volkenreckt is gebouwd, is deze medewerking der regeeringen van overwegend belang. Wetten, verdragen en eigen practijk zijn intnsscken niet voldoende. Indien er gesckillen over reektsvragen ontstaan, -welke niet binnen de recktsbcvoegdkeid van een enkelen staat vallen en mitsdien niet nitslnitend door dezen kunnen Wüi'den besleckt, dan mogen andere staten niet onversckillig blijven en lijdelijk toezien. Immers de oplossing is eene zaak van gemeensckappelijk belang, die niet aan geweld of toeval mag Avorden overgelaten. W i e dit in beginsel ontkent, loockent de recktsgemeensckap der staten en ontzennwt ket internationaal reckt. I)it tock rust 0]3 den overeenstemmenden wil der staten en onderstelt , dat dezen linn wil zullen doen eerbiedigen en kandliaven. kiene regeering, die ket volkenreckt erkent en daaraan bij voorkomende gelegenkeid klinkende ])krasen en blinkende ceremoniën ontleent, doek tegelijkertijd de kdofdbeginselen klakkeloos laat sokenden, kandelt niet alleen onwaardig, maar verzaakt ook kaar eigenbelang. ]\ret volle instemming citeer ik Fiore's Avoorden: „ I l ne „faut pas s'imaginer qu'un acte arbitraire dans la société „internationale cause u n danger seulement pour celui contre „lequel l'abus est dirigé". E n elders : „Ce n'est pas seule„ment dans ie but de remplir un devoir d'kumanité q u e , „lorsque surgit un différend entre deux états, t o u t gou„vernment doit prêter son concours et employer son „iirülueuce morale pour ra]:)lanir, c'est aussi dans le „but de pourvoir au bien-être de son propre paj's."
— 15 —
'< % |/ f
•J I I
Indovdaad zijn de belanj^-en der staten in onzen tijd zioodanifj;' v(n'l)(^nd(>n on dooveen^'ovlocliteii , dat geen min of nieei' belangrijIvc scliennis van liet internationaal recht liier of daar kan plaats liebben zonder vroeg of laat liarc^ noodlottige gevolgen aan anderen te doen gevoelen. Keelit en belang zijn niet altijd vijanden, o]i internati(maal g(>bied altlians veeleer ware vrienden. Xog eenmaal : staten, die de grcmdslagen waarop luin bestaan en toeIcfnnst rnsteu , stilzwijgend laten ondermijnen, verznimen hun Inlicht e_n graven hnii eigen graf. ''Fraaie tlieorie , zoo roept men mij toe, maar wat geeft zij voor de practijk van een staat, die de maclit mist om aan zijne stem iiadrnk bij te zetten door d(> kracht van zijn arm ? Laat deze zich bepalen tot eigen kuishonding en de verdediging van ket internationaal reclit overlaten aan sterkeren dan kij. Onwaar en onwaardig 1 Inimcn-s ket is duidelijk, dat een kleine staat veel meer belang keeft dan zijn sterkere u a b n n r , dat ket reckt keersche over geweld en willekeur. Bovendien is de meening, dat sleckts legersckaren en zeekasteelen in staat 7AJii ket reckt te verdedigen een teeken van ./;wakkeid en ongeloof: nl. van zwakkeid van karakter •— van ongeloof in de kraclit en zege])raal der etkiscke beginselen. Het is natunrlij]<: A'oor geen tegenspraak vatbaar, dat feitelijke dv,-angmiddelen tot kandkaving van recktsvoorsckriften alleen kunnen worden aangewend door staten, die met kans van slagen den strijd met stoffelijke wapenen kunnen \^ageu. Doek liet is evenzeer waar, dat zulk wn strijd nieuwe en vaak grootere rampen veroorzaakt en liet geneesmiddel soms erger blijkt dan de kwaal. Bovondien leert de gesckiedenis, dat macktige staten j'icli veeleer door kunne ware of vermeende oogenblikkelijke belangen dan door liefde voor ket bedreigde of gesekonden reckt laten leiden. De Pentarckie na de Restauratie, ket Europeesck concert der laatste decenniën toonen maar
- l e al te dtiidolijk, hoozoer de zooo-enaamde beschermino' van liet Yolkenreclit door de ^Toote moo'ondhoden tot iiieiiw oini'olit voert en oj) oiiderdrulddng der zwakkeren xiitloopt. Z e 1 d e n li e e f t ]) li A' s i e k e o v e r m a c li t d e z e (v c V e r s e h a f t a a n e t li i s e li e k r a c li t e n. Deze wordt v(>eleer bevochten door onstoffelijke wapenen. Het reelit — ook liet internationaal reclit — wordt op d(Mi dnnr sleclits gebaat door liet steeds verder en ti>\-eiiN die])er doordringen der volkiiovertniging, die goed en kwaad, jeclit en onreclit, weet te sclieiden en steeds luider baar stem doet booren. H a a r te vertolken is bovenal de taak van die staten, welke geene zoogenaamde liolitieke rol kunnen nocb willen spelen. Zij zijn de grootste belaugbebbenden bij de ongeseb(>nden bandbaving der ongeschreven beginselen van het internationaal recht. Zij staan niet boven maar buiten de verdenking van heerschzueht. Hunne stem moge aanvankelijk zwak klinken in de Jvabinetten der groote mogendheden - - door vereeniging met anderen in dezelfde of soortgelijke omstandigheden doet zij zich luider en zuiverder hooren; terwijl zij hare innerlijke kracht en waarde ontleent aan den ernst en de diei)te der volksovertuiging, waaruit zij opiijst. (gelegenheden om die stem te doen hooren zijn legio. Het i'nlernationaal recht verbiedt interventie in de binnenlandsche aangelegenbedeu van een anderen staat, alsmede schennis van de plichten der neutraliteit in geval van oorlog. Het verbiedt in geenen deele bet geven van ophelderingen , het bestrijden van dwaling en jnisverstand , bet uitsju'eken van Avenschen, gevoelens, overtuigingen, in een cku' gebruikelijke vormen van bet di])loniatiek verkeer. ])e slotsom der Haagsche Yredes-conferentie kan dit getuigen in oA'ereenstemming met de beste autoriteiten O]) het gebied van het volkenrecht. Interventie en neutraliteit zijne rechts-instituten, Avelke mitsdien betrekking hebben op handelingen, d. w. K. op daden of bedrei-
_
17 _
i>;mg met daden, niet op g'evoelens en meeningen. De reg'eerint»' van eiken staat kan zicli wenden tot de gcscliilvoerende ])artijen, lietzij om liare goede dienst(m oi hoii.s offices, hetzij hare bemiddeling of mediatie aan te bieden, hetzij om eenige andere diplomatieke diensten te bewijzen. Zij kan zicli evenzeer wenden tot andere regeeriugen om tegen schennis van ht>t volkeureclit te protestceren en deze te bewegen baren in^-loed aan te wenden tot l)ewerking A'an hetgeen zij zelve niet vermag of zonder vrucht heeft beproefd. Dit alles is haar recht en haar ])licht en kan telkens in andere voi-men worden herhaald. Tracht zij bovendien met de haar ten dienste staande middelen te woekeren om binnen de yrenzen van eigen jxirisdictie dp gevolgen van het ge])leegde onrecht te genezen of te verzacbten •— d a n , maar ook dan eerst heeft eene regeering, getronw aan haar karakter van orgaan van den rechtstaat, haren pliclit gedaan en naar vermogen gewaakt voor de haar toevertrouwde belangen. ]<]n men wane niet, dat haar arbeid vergeef sch , hare inspanning vruchteloos zij. Door haren strijd voor het recht, zelfs al wordt haar naaste doel oogenschijnlijk niet bereikt, heeft zij de fundamenten van eigen bestaan bevestigd en zicli een schild gesmeed tegen de aanslagen van toekomstig geweld. IV. Verwacht van mij niet, M. H. , dat ik op deze plaats eene volledige toepassing van het voorafgaande ga maken op Kederland in de tegenwoordige tijdsomstandigheden. Die omstandigheden vervullen ons allen met diepe smart. Twee staten van Europee sclie afkomst en beschaving, waarvan de een geheel, de ander bijna geheel onafhankelijk was, zijn uitgeroeid door ruw geweld en verpletterende overmacht. I k laat dp.ar, dat beide staten nauw verwant waren aan den JNfederlandschen s t a m , bloed van óns bloed, geest van onzen geest; dat zij aan-het Xeder-
— 20
-
\(H't t(> slaan mot amloreu ma<>' ovomnin i'o<>'eoviuii'on als piiyaatpei'souen verleiden em eigen oyertiiiging te verlooclienen en onreclitniatige handelingen stilzwijgend gadeslaan ol wellevendlieidslialve te verbloemen. Het statenverkeer is van te groote beteekeuis om vrede Ie hebben met zinledige plichtplegingen en ijdele vertooningen. De staten hebben ook als internationale rechtspersonen dnre plichten, welke hunne regeeringen of hare vertegenwoordigers geen oogenblïk mogen vergeten of verwaarloozen. Van h e n , die eenmaal kunnen gegeroejjen worden om de buitenlandsche betrekkingen binnen- of buitenslands te behartigen, moeten worden geëischt algenieene ontwikkeling en beschaafde vormen, maar ook grondige kennis en bovenal een echt nationale zin en een vastberaden karakter, — kortom zedelijke eigenschapi)en, die zwaarder wegen dan eenig ander vereischte. Ook h i e r , M. I I . , leidt dieper onderzoek tot de slotsom, op zoo verrassende wijze ook elders verkregen, dat op den bodem van elk niaatschapjjelijk of staatkundig vraagstuk ligt een e t h i s c h j) r o b 1 e e m. Hoe vormt men karakters ? Karakters met nationalen stempel en toegerust met vele andere eigenschapi^en en kundigheden, maar toch in de eerste plaats k a r a k t e r s , die weten wat hun te doen staat en niet aarzelen met ernst en volharding te streven naar de vervulling van hun ]ilicht, de verwezenlijking van het ideaal: eene internationale rechtsgemeenschap, gebouwd op den solidairen wil der beschaafde staten en gehandhaafd door hunne vereende macht?
Daartoe mede te werken met alle beschikbare krachten — zu>daar, .Mijne H e e r e n , aard en omvang van JN'ederlands i n t e r n a t i o n a l e rechten en plichten.
I