De honingbij. (Latijnse naam is Apis mellifera = zij die honing maakt). Het bijenvolk Sinds eeuwen worden in Nederland bijen gehouden. In een bijenvolk leeft 1 koningin, heel veel werksterbijen en ook darren (mannetjes bijen). Darren zijn er alleen in de maanden mei, juni juli, augustus en september. Vroeger werd een bijenvolk aangeduid met de naam ‘imme’. De imme werd gezien als één organisch geheel, een prachtig geheel van goede samenwerking voor het geheel, de imme. Aan het eind van de winter, in het midden van maart, zitten er 10.000 tot 15.000 (tien tot vijftien DUIZEND!) bijen in een bijenvolk. In de zomertijd zitten er in een goed en groot bijenvolk wel 40 of 60.000 (veertig of zestigduizend!) bijen. Een werksterbij leeft in de zomer ongeveer 6 weken en in wintertijd ongeveer 6 maanden. Een bijenvolk wordt verzorgd door een imker, dat is een mens die voor de bijen zorgt, een vrouw, een man of soms ook een kind dat verstand van bijen heeft.
Een bijenkoningin (gemerkt), een dar en een werksterbij op een rijtje van links naar rechts
Bijenwoning Bijen leven in een bijenwoning. Tegenwoordig is dat een houten of kunststof KAST zijn (één kast of veel kasten). Vroeger woonden de meeste bijenvolken in een (bijen-)KORF (één korf of veel korven). Een korf is gevlochten van roggestro. Ook gebeurt het wel dat als er een bijenzwerm is ontsnapt, dat dat bijenvolk in een holle boom gaat wonen, of in een schoorsteen van een mensenhuis. In de bijenwoning hangen RATEN (één raat en meer raten). Raten worden ook wel honingraten of honingraat genoemd. De raat bestaat uit héél veel cellen. Een cel heeft een heel speciale vorm en is zeskantig en is meestal 16 tot 18 millimeter diep. De bijen gebruiken de cellen in de raat om nieuwe bijen in geboren te laten worden, maar de cellen worden door de bijen ook gebruikt om hun eten te bewaren. De raten in een bijenkast zitten vast gebouwd in raampjes. Die raampjes kan de imker uit de kast halen om te kijken wat er in de cellen zit. De raten die in een korf zitten zijn door de bijen aan de kanten van de korf vast gebouwd. Die raten kun je er niet uithalen om te kijken wat er in die raten zit. Daarom gebruiken imkers tegenwoordig vooral kasten. Grote bijenvolken wonen in een grote kast en kleine volken in een kleine kast. 1
Een bijenkast bestaat uit verschillende delen. Het onderste van een bijenkast is de BODEM. Daarboven op worden BAKKEN gezet, die precies op die bodem passen. Die bakken worden ook wel KAMERS genoemd. In die kamers of bakken hangen de raampjes met de raten. Er zijn twee soorten kamers, een broedkamer en een honingkamer (of broedbak / honingbak). Bovenop die bak of bakken ligt een DEKPLANK om de bak af te sluiten en het binnen in de bak warm te houden. Bovenop de dekplank staat het DAK van de bijenwoning. Hoe ziet het er nou uit in zo’n bijenkast die bestaat uit één of meerdere bakken. Meestal zit midden in een bijenvolk het BROED ook wel BROEDNEST genoemd. Broed is de verzamelnaam van bijtjes die nog moeten worden geboren. In het broednest is het lekker warm. Dat is nodig omdat die ongeboren bijtjes het niet te koud mogen hebben. De temperatuur van een broednest is ongeveer 35 graden. Als het te koud is gaat het broed dood. Broed heb je in verschillende vormen. Het begint allemaal met de koningin die een EI legt in het midden van een celbodem. Een ei is de eerste vorm van broed. Na drie dagen verandert het ei in een LARVE, een soort rupsachtig beestje, dat flink wordt gevoerd, ze ligt zelfs in al dat voedersap.
Hierboven zie je larven liggend in voedersap links en eitjes (net hele kleine witte augurkjes) rechts.
Als de larve ongeveer 6 dagen oud is, verandert de larve in een POP en de cel waarin de pop ligt wordt door werksterbijen dicht gemaakt met een dekseltje van bijenhaartjes en bijenwas, dan kan de pop nog wel lucht krijgen, maar is toch afgesloten van de rest van het bijenvolk. Als de pop klaar is met groeien is het een BIJ geworden en knaagt die bij het dekseltje weg en kruipt uit de cel en is dan GEBOREN. De verzamelnaam voor eitjes én larven én poppen noemen imkers BROED. Er zijn twee soorten broed, OPEN broed en GESLOTEN broed. Open broed zijn de eitjes en de larven, gesloten broed zijn de poppen.
2
jonge imker met raampje bijen waarop gesloten broed, links bolvormige darren cellen, rechts gesloten werksterbroed uit een zesraams kunststof kastje
Om bijtjes geboren te laten worden wordt het broed verzorgd door werksterbijen. Zo houden de bijen het broednest warm en geven de bijen eten aan de larven. Dat is best veel werk en het is daarom handig als het eten ook dichtbij uit de cellen gehaald kan worden. Er zijn cellen met STUIFMEEL en er zijn cellen met NECTAR of HONING. De HAAL-bijen, de bijen die nectar halen, halen nectar uit bloemen. Die nectar stoppen de bijen in een cel in de honingraat. Maar in nectar zit nog een beetje te veel water. De bijen werken er hard aan om water uit de nectar te laten verdampen, waardoor de nectar minder water bevat. Als nectar minder dan 21 5 vocht (water) in zich heeft is het honing geworden en maken de werksterbijen die cel met honing dicht met een deksel van bijenwas. Er kan dan heen lucht meer bij de honing komen en dan kan de honing een tijd worden bewaard om later van te eten. Binnen in het bijenvolk zit dus het broed (open en gesloten broed). Daaromheen zitten cellen met vooral stuifmeel en om de cellen met stuifmeel zitten de cellen met honing en nectar. Een bijenkast kan groot of juist klein zijn. De kast moet bij de grootte van het volk passen. Is er te veel ruimte, dan kan het te koud worden voor het broed. Als er te weinig ruimte is dan willen bijen weg naar een grotere plek, een bijenvolk kan dan gaan zwermen. Het is dus voor een bijenvolk belangrijk dat de imker goed kijkt nar het volk en genoeg ruimte geeft. Een kast bestaat uit raampjes waarin de raten door de bijen zijn gebouwd. 3
De kleinste kast bestaat uit drie raampjes die naast elkaar hangen. Imkers noemen dat een DRIE-RAMER. De meest gebruikte kasten zijn DRIE-, ZES of TIEN-RAMERS. Dat betekent dat in de bak óf drie óf zes óf tien raampjes hangen. Die raampjes zijn meestal zo groot dat ze in een broedkamer passen. De honingkamer raampjes zijn kleiner, niet zo hoog als een broedkamerraam.
bijenkorf van roggestro
Een aantal 10 raams houten Spaarkasten op een rij. De grote kast bestaat uit 4 broedbakken, de meest linker kast uit een broedbak onder en een honingkamer daarboven op.
Op de stelling (rechts van de fles) een kunststof (piepschuim) 6-raamskast met een voerbak er bovenop, een (gele) drieramer (ook weer met een honingkamertje er bovenop dat ik gebruik om het kleine volkje wat bij te voeren, dan een houten 6 ramer en meest rechts een kunststof 10 ramer met 2 broedbakken. Van deze laatste kast kan je zien dat die bestaat uit een een bodem, twee daarop staande broedbakken en een dak.
4
Een goed bijenvolk is een bijenvolk dat genoeg bijen heeft om op alle raampjes bijen te hebben zitten. Een goed bijenvolk bestaat dan uit een broedkamer en een honingkamer, die bovenop de broedkamer staat. Ik vertelde al dat het broednest zit middenin, daaromheen een ‘schil’ met stuifmeelcellen en daar weer omheen de cellen die vol zitten met honing of nectar. Als je een bijenkast open maakt, zal je zien dat de honing dus boven in zit. Daarom staat de honingkamer dus boven op. Als die honingkamer helemaal vol met honing zit, kan de imker die er afhalen en de honing mee naar huis nemen om de honing in potjes te kunnen doen. Een goed volk met bestaat dus uit een broedkamer en een honingkamer. Een nog groter bijenvolk bestaat uit twee broedkamers en daarbovenop een honingkamer. Het grootste bijenvolk dat ik heb gehad was een bijenvolk met zoveel bijen dat er 4 broedkamers bovenop elkaar stonden. In de bovenste twee bakken zat dan ook heel veel honing en in de onderste twee heel veel broed. Bijenleven Als eerste is er het EI, dat na drie dagen dus een LARVE wordt. Na zes dagen larve verandert de larve in een POP die wordt opgesloten in de cel. Het gekke is, dat er verschil is bij bijen, hoe lang een pop pop blijft. De pop van een koningin is 7 dagen pop en wordt dan geboren als koningin. De pop van een werksterbij is 12 dagen pop en wordt dan geboren. De pop van een dar (mannetjesbij) doet er 15 dagen over om te worden geboren. Alle larven krijgen de eerste twee dagen dat ze larve zijn koninginnengelei als eten. Koninginnengelei wordt door werksterbijen van een bepaalde leeftijd gemaakt. De larven die koningin zullen gaan worden die krijgen alle 6 dagen koninginnengelei. Alle andere larven krijgen na de tweede dag gewoon eten, een mengsel van stuifmeel en honing. De eerste taak die een werksterbij gaat doen is poetsen van de cellen. Zodra de werksterbij is geboren gaat ze aan het werk en poetst de hele dag cellen. Dat doet ze voor de koningin. Een koningin legt alleen een ei in een cel die mooi is gepoetst. Vanaf de derde dag gaat die werksterbij het broed verzorgen. Ze eet nectar en stuifmeel en maakt met haar lijf koninginnengelei. Daarmee voedt ze de werksterlarven, de koninginnelarven, de darrenlarven maar ook de koningin. De koningin wordt de hele dag gevoerd door de werksters. Daarna gaat deze werkster broedcellen van larven die klaar zijn om pop te worden, dichtmaken en ze poetst en voedt werksterbijen en darren. Vanaf dat ze 12 dagen oud is neemt ze de nectar over van de vliegbijen die zijn thuisgekomen en brengt dat in de cellen. Bijen van deze leeftijd zie je ook bezig met ventileren van de bijenkast. In het nectar in de raten zit nog te veel water. Door met de vleugels te wapperen wordt water uit nectar verdampt en kan nectar honing worden.
Ventilerende bijen, foto rechts 1 werkster met klompjes stuifmeel.
Daarna wordt deze bij ook wachter. Wachters zorgen ervoor dat er geen vreemden de kast inkomen. Vreemde bijen, maar ook wespen of andere beesten en mensen. Allemaal om het volk te beschermen. Da werken ze ook nog met stuifmeel dat door de vliegbijen is opgehaald. Dat stampen ze aan in de cellen en las laatste maken ze bijenwas. Die bijenwas ‘zweten’ ze en collega werksters kauwen er op en bouwen daar nieuwe cellen en raten van bijenwas mee. 5
Vanaf de 20e dag wordt de werkster vliegbij en gaat zo’n drie weken lang nectar of stuifmeel en soms ook water halen. Je kunt dus zeggen dat een werksterbij ongeveer 3 weken in de kast werkt en drie weken als haalbij buiten de kast aan het werk is. Daarna gaat deze bij, ongeveer 6 weken oud dood. Vaak zijn de vleugels helemaal gerafeld van het harde werken. En dat was het leven van de zomerbij. Een werkster die in september geboren wordt hoeft niet zo hard te werken. Als de buitentemperatuur beneden de 14 graden komt vliegen de bijen niet meer uit. Hoe kouder het wordt hoe dichter de bijen op elkaar kruipen in de kast. Als het echt te koud wordt stopt de koningin met het leggen van eitjes en zakt de temperatuur in de kast naar zo’n 14 graden. Het volk is dan in rust. Meestal is dit zo vanaf half november tot half februari. Dan gaan de katjes en krokussen weer bloeien en kan er weer nectar en stuifmeel worden verzameld. Het volk gaat weer broeden en groeien. Bijenvolk door het jaar heen Het best kunnen we met vertellen beginnen in januari. In de kast zitten de bijen lekker dicht tegen elkaar aan om elkaar warm te houden. Imkers zeggen dat de bijen op de wintertros zitten. De temperatuur in de kast is dan ongeveer 14 graden. Als de buitentemperatuur omhoog gaat en zo ongeveer 15 graden is dan gaan veel bijen even naar buiten om te poepen. Bijen houden de hele winter hun poep op en dit is dan de gelegenheid om even naar buiten naar de wc te kunnen. Als er dan ook nog krokussen en katjes in de buurt in bloei staan is het helemaal goed. De vliegbijen halen daaruit nectar en stuifmeel en nemen dat mee naar huis. Zodra er weer eten binnen komt gaat de temperatuur in de kast omhoog. Dat doen de bijen zelf door honing of suikerwater te eten en daarmee kunnen ze die temperatuur in het volk op ongeveer 35 graden brengen. Die temperatuur is nodig om jonge bijtjes te laten groeien. In die tijd van het jaar bestaat een bijenvolk meestal uit zo’n 10.000 tot 15.ooo bijen. Meestal is het begin april, als de fruitbomen gaan bloeien. Appel-, peer- , pruim- en kersenbomen staan dan in bloei. Als er een bijenvolk in de buurt staat van zo’n bloeiende fruitboom, vliegen veel bijen naar die bloemetjes en halen dan nectar en stuifmeel uit en van die bloesem. De fruitteler is daar heel blij mee want zo kunnen veel en mooie vruchten gaan groeien en heeft de fruitteler een goede oogst. Als het weer goed is bloeit eind april, begin mei het koolzaad. Dit is een plant met gele bloemen die een heerlijke honing geeft. Dit is ook de tijd dat de het bijenvolk ervoor zorgt dat er darren (mannetjesbijen) worden geboren, want in de winter zijn er geen mannetjes bijen. Imkers kunnen aan de vorm van de cel zien of de bijen daarmee bezig zijn. Want een darrencel is veel groter dan een werkstercel. En als er dus een ei is gelegd of als je een larve ziet in zo’n grotere cel, dan weet je dat er mannetjes worden gemaakt. De koningin heeft het heel druk met het leggen van eitjes. Als het lekker warm weer is en de werksters dus goed kunnen vliegen en er veel voedsel te halen is kan de koningin wel 1.000 tot 1.500 eitjes leggen per DAG! Vanaf half mei moet de imker goed opletten of het bijenvolk wil gaan ZWERMen. Als een bijenvolk zwermt, betekent dat dat de oude koningin met ongeveer de helft van het volk wegvliegt uit de bijenwoning. Een bijenvolk zwermt eigenlijk alleen maar als het mooi weer is en meestal is het dan midden op de dag. De bijen die met de zwerm meegaan eten zich eerst helemaal lekker vol met honing, gewoon om voor een paar dagen eten in de buik te hebben, maar ook om nieuwe raat te kunnen bouwen. Als een zwerm is afgekomen gaat die zwerm gaat ergens hangen of zitten en een aantal bijen dat bij die zwerm hoort, gaat op zoek naar een mooie plek voor die zwerm om te gaan wonen.
6
bijenzwermen
Als een imker geluk heeft, kan hij of zij die zwerm ‘SCHEPPEN’. Dat betekent dat hij die zwerm vangt in een KIEPS, dat is een bijenkorf die geen vlieggat heeft en open is aan de onderkant. Het mooist is het als de zwerm aan een tak hangt. De imker houdt de kieps onder de zwerm, geeft dan een flinke tik tegen de tak én hopla, de zwerm valt in de kieps. Dan gauw de kieps op de grond zetten op een steen, zodat de opening open blijft en dan zal je meestal zien dat alle bijen de kieps inlopen of invliegen. Als je heel goed kijkt kun je ook veel zwermbijen zien die bezig zijn met STERTSELEN. Een bij die geeft graag haar eigen reuk aan een woning dat doen bijen door stertselen. Ze steken daarbij hun achterlijf omhoog en maken daarmee een geurklier bloot en doordat ze dan met hun vleugels wapperen en zich stevig vasthouden, waaieren ze hun geur de omgeving in en krijgt de nieuwe woning hun geur. Als de bijen allemaal naar de bovenkant van de binnenkant van de kieps kruipen en rustig een kluit vormen, is dat een teken dat de koningin tussen die bijen in zit. Als de bijen onrustig blijven en de kieps weer uitvliegen, is dat vaak een teken dat de koningin niet in de zwerm zat en vliegen alle bijen weer terug naar de plek waar de zwerm hing. Als dat gebeurt moet de imker opnieuw de zwerm in de kieps vangen, net zo lang tot iedereen rustig binnen blijft zitten en de koningin er dus ook bij zit. Als de meeste bijen binnen zijn zal de imker de zwerm ‘OPDOEKEN’. Dan zet de imker de kieps op een lap, een doek of een stuk jutezak en maakt dat aan de kieps vast met spijkers die door het roggestro worden geduwd, of met een groot elastiek om de bodem van de kieps, zodat er geen bijen meer in of uit kunnen. Als het volk is opgedoekt zet de imker de kieps met het volk op een koele plek en laat die daar staan tot eind van de middag of begin van de avond. De bijen die niet meer bij het zwermvolk konden komen ullen nog een tijdje blijven zoeken, maar als ze de zwerm niet meer vinden gaan ze weer teug naar de woning waaruit ze eerder die dag zijn weggezwermd. De imker maakt dan een nieuwe woning voor het afgezwermde volk klaar. Een nieuwe schone kast met daarin nieuwe raampjes met KUNSTRAAT. Het raampje waarin de honingraat door de bijen wordt gebouwd, wordt door de imker aan het volk gegeven. In het raampje zitten een paar hele dunne ijzerdraadjes, een dun velletje bijenwas met daarin de vormpjes van de celbodems wordt aan die draadjes vast gesmolten en dan is het raampje met kunstraat klaar. De imker koopt velletjes kunstraat of hij maakt die zelf uit bijenwas die hij uit oude raten heeft gesmolten.
7
velletje kunstraat
Dan in het begin van de avond pakt de imker de kieps en houdt die boven de nieuwe kast met raampjes. Na een klap op de buitenkant van de kieps valt de hele zwerm in de kast en opnieuw zullen bijen naar binnen wandelen en stertselen om hun geur aan de nieuwe woning te geven. De imker doet dit aan het eind van de dag omdat de bijen dan niet meer wegvliegen. Soms accepteren bijen de nieuwe woning niet en vliegen dan weer weg als zwerm. Als een imker dit doet aan het eind van de middag of begin van de avond, vliegt de zwerm meestal niet meer weg en gaat de zwerm in de nacht bezig met het uitbouwen van de raat, zodat de koningin weer gauw kan beginnen met leggen van eitjes en er weer eten in de cellen kan worden verzameld. Een nieuw bijenvolk is hiermee ontstaan. Het volk waaruit de zwerm is weggevlogen, heeft nu geen koningin meer. Maar gelukkig hebben de bijen voor toekomstige opvolging gezorgd, voordat de zwerm ging wegvliegen. In het bijenvolk dat achter blijft, het ‘oude’ volk bevinden zich, als er een zwerm is afgekomen, zogenaamde koninginnecellen.
1
2
3
Koninginnecellen Foto 1 linksboven de gesloten cel, rechts twee cellen in aanbouw, er onder gesloten werksterbroed en cellen gevuld met stuifmeel. Foto 2 rechts onderin twee gesloten moercellen / koninginnecellen of ook wel ‘doppen’, erboven gesloten werksterbroed. Foto 3 één gesloten moerdop, daaronder nog een aantal gesloten werksterbroed cellen.
8
Wanneer de koningin in een koninginnecel een ei heeft gelegd, wordt dat ei na 3 dagen een larve en na 6 dagen larve te zijn geweest wordt de koninginnecel gesloten en dat is het moment waarop de oude koningin met de helft van het volk weg kan gaan. Een oude koningin gaat pas weg als er één of meer gesloten DOPPEN of koninginnencellen in het volk zitten. En dat doet ze alleen als het mooi weer is en vooral midden op de dag. Het is maar afwachten wanneer de jonge koningin uitloopt. Zeven dagen nadat de dop gesloten is loopt ze uit. Maar het kan dus zijn, dat het de eerste drie dagen dat de cel dicht is, slecht weer is en de vierde dag ineens mooi weer. Die vierde dag gaat de oude koningin dus weg en dan duurt het nog maar 3 dagen voordat die nieuwe koningin geboren wordt. Zodra de jonge koningin geboren is gaat ze over de raten lopen en maakt een hoog piepend geluid. Het klinkt als ‘iiieeep - iiieeepp – iiieeep’ . Imkers noemen dat geluid TUTEN. Een TUTENDE moer of koningin. Die koningin maakt dat geluid om ervoor te zorgen dat nog ongeboren koninginnen die al wel klaar zijn om uit hun cel te kruipen, in hun cel blijven zitten. Een tutende moer houdt zo nog enige tijd rijpe koninginnen in hun dop. Die koninginnen die al klaar zijn om er uit te kruipen maken ook een geluid. Dat geluid lijkt net op het geluid van een kwakende eend. Zoiets als: ‘kwaak – kwaak – kwaak – kwaak’. Als je als imker weet dat er rijpe koninginnen kunnen komen ga je elke dag om een uur of vijf even aan de kast luisteren of je tuten en kwaken hoort. Als dat zo is open je de kast en breek je alle doppen open en maakt de kast weer dicht. De koninginnen zoeken elkaar dan in de nacht op en gaan met elkaar vechten, ze proberen de ander dood te steken. Zo blijft er dan één koningin, meestal de sterkste, over. Zij wordt dan de nieuwe koningin van het overgebleven bijenvolk. Als het verder gewoon volgens de natuur zou gaan, dus zonder dat de imker iets doet, komen er wel vier of vijf van die rijpe koninginnen in hun dop, die er nog niet durven uitkomen omdat die tuter er is. Maar op een dag, ook weer als het mooi weer is komen ze er toch uit en dan gaan één of meerdere koninginnen met de helft van het overgebleven volk zwermen. Als dat nog eens gebeurt dan bijten de werksters de laatste doppen kapot en de poppen die er in zitten maken ze dood. Dat doen ze omdat er anders te weinig bijen in het volk overblijven. Na vijf dagen is de koningin oud genoeg om te worden bevrucht door darren. Bij mooi weer gaat de koningin dan op bruidsvlucht. Ze vliegt dan laag over de grond naar een plaats waar een groot aantal darren, mannetjes bijen dus, rondvliegen en ze gaat dan ineens recht omhoog. De darren gaan achter haar aan en zo kunnen alleen de sterkste darren bij haar komen. De koningin paart dan met meerdere darren, er wordt wel van gezegd tussen de 8 en 14 darren die dat dan doen. Het is alleen jammer voor die dar die paart dat met de zaadlozing de dar dood neervalt. De koningin bewaart alle zaadcellen van al die darren die haar hebben bevrucht in een zaadblaas in haar achterlijf. Het wonderlijke is dat als de koningin daarna eieren gaat leggen, ze ervoor kan kiezen om een bevrucht ei of een onbevrucht ei te leggen. Uit een bevrucht ei wordt een werkster of een koningin geboren, uit een on-bevrucht ei wordt een dar geboren. Een dar heeft dus geen vader, maar wel een opa! Zoals eerder gezegd, darren zijn er alleen vanaf halverwege mei tot en met een deel van september. Darren doen eigenlijk niks, behalve wachten totdat er een koningin bevrucht kan worden en proberen dat voor elkaar te krijgen. Darren moeten door de werksters worden gevoerd. In de natuur is het nu zo dat een bijenvolk spaarzaam is met energie en voedsel. Als er geen koninginnen meer hoeven te worden bevrucht, hebben de darren ook geen nut meer. Ze moeten worden gevoerd en kosten dus energie en voedsel, het bijenvolk heeft de darren niet meer nodig vanaf zo half augustus. Wachtbijen laten de darren dan niet meer toe in het volk en darren worden, als ze toch naar binnen willen afgeslacht of doodgestoken. Imkers noemen dat DARRENSLACHT. In de wintertijd zitten er dus geen darren meer in een bijenvolk.
9