DE HAMBURGERFILES
Manuscript Definitief © Edward van de Vendel 2007
Inhoudsopgave MIJN EERSTE STUKJE ........................................................................................................................................................... 2 MACLEKKER .......................................................................................................................................................................... 3 DE BIN ...................................................................................................................................................................................... 5 PATTY'S ................................................................................................................................................................................... 6 LUUK DE KUUK ..................................................................................................................................................................... 7 HOMO ....................................................................................................................................................................................... 8 DE ANDEREN DIE BIJ DE MACLEKKER WERKTEN ....................................................................................................... 9 MITCH .................................................................................................................................................................................... 11 DAARNA ................................................................................................................................................................................ 13 DUIDELIJKHEID ................................................................................................................................................................... 14 MIJN FOUT ............................................................................................................................................................................ 15 HET PASPOORT .................................................................................................................................................................... 18 NIET ........................................................................................................................................................................................ 20 FOTO'S .................................................................................................................................................................................... 24 STEFANO ............................................................................................................................................................................... 26 BROEI ..................................................................................................................................................................................... 29 OORLOG ................................................................................................................................................................................ 30 PLANNEN .............................................................................................................................................................................. 32 PLASTIC ................................................................................................................................................................................. 34 HET ERGSTE (1) .................................................................................................................................................................... 36 HET ERGSTE (2) .................................................................................................................................................................... 38 EINDE ..................................................................................................................................................................................... 42 EINDE 10 DAGEN LATER ................................................................................................................................................... 43 EINDE 3 WEKEN LATER ..................................................................................................................................................... 52
© Edward van de Vendel 2007
MIJN EERSTE STUKJE
MIJN EERSTE STUKJE
Joene zegt dat ik moet bloggen. Dat kun je voor me doen, zegt hij. Eerst schrijf je alles op, zegt hij, en daarna zetten we het op internet. Op een weblog, zodat iedereen het kan lezen. Dat zal ze leren. Sessy, zegt hij, jij kunt schrijven en ik niet. Ik lees wel mee, en als je vastzit help ik je verder. Jij weet precies wat er gebeurd is, zegt hij, en jij hebt een goed verstand. Jij toch ook? vraag ik. Nee, zegt hij, ik kan alleen maar giechelen.
Hihi, wat lief dat je begonnen bent en dat je dit voor me wil doen! Je bent m’n schattie!!!! Joene
© Edward van de Vendel 2007 2
MACLEKKER
MACLEKKER
Oké. Ik schrijf dus alles op wat er met Joene en mij bij de MacLekker is gebeurd. Daar hebben we elkaar dus ook ontmoet. Het was meteen raak. We kwamen toevallig samen solliciteren, maar binnen vijf minuten klapten we dubbel. Krampen hadden we, lachstuipen. Ik weet niet eens meer wat de aanleiding was. Misschien zei Joene iets. Misschien zei ik iets. Misschien keken we elkaar alleen maar aan. Ik moest knijpen om niet door te lekken en hij zat met zijn handen voor zijn maag. De MacLekker heet in het echt natuurlijk niet MacLekker. Maar ik wil geen problemen. Joene zegt dat ik alles moet vertellen, dat ik niks mag weglaten. En niet alles wat in de MacLekker gebeurt is dus leuk. Vandaar een nepnaam. Maar ons weblog gaat De Hamburger Files heten (heeft Joene verzonnen). Dus het is niet echt moeilijk om te snappen om welk bedrijf het gaat. Het is in elk geval makkelijker dan een sudokupuzzel, toch?
MacLekker, goed bedacht Sessybaby! Maar wat is een sudukopuzzel? Joentje
* (niet voor het blog) Natuurlijk heb ik vriendjes gehad. Ik heb gerommeld, zoals iedereen, en vorig jaar was ik met Jort. Het begon op kamp en na zeven weken dumpte hij me met een sms’je (Je bent leuk, maar ik denk dat ik het uitmaak. Ik sms’te terug: Dag zak. En op maandag kneep ik een Fristipakje leeg boven zijn zadel.) Maar intussen had ik wel leren zoenen. En toen zijn ouders er een keer niet waren gingen we opeens veel verder dan bij ons thuis op de bank. Ik weet nog dat ik na afloop dacht: zo gaat dat dus. Het deed geen pijn, niet echt. Maar ergens vond ik het een beetje zielig. Dat rare witte spul in dat rare gladde condoom, met Jort daarna zo verlegen en binnen vier seconden slap vanonder. Dus ik denk al lang niet meer dat er alleen maar aan de andere kant van de wereld leuke jongens bestaan en dat er een wonder moet gebeuren voor er eentje dwars door de aardbol naar mij toe komt zakken. Mama zegt vaak genoeg dat ik mooi ben, mijn zus Jetske laat me haar dagboek lezen en ik weet dat ik best goed wegkom met een beetje mascara en een licht soort lippengloss. Maar toen ik Joene ontmoette wist ik dat ik alleen nog maar had lopen kruimelen. Zó moest de Eerste Ontmoeting zijn, met een maag die scheefschoot en zwakke knieën op het eerste gezicht. Zó moest De Ander zijn, een filmjongen in een capuchonshirt. Met halflang haar, blond, mijn handen erdoorheen en zijn lippen dicht bij de mijne. En dan Joenes ogen! Die zijn blauw als de zee op de Spaanse ansichtkaarten die mijn vader me stuurt als hij weer eens met hoe-heet-ze-Geeske op vakantie is. Ik lachte naar Joene. Hij lachte ook naar mij. En daarna begon dat slappe gegiechel. Terwijl ik echt niet zo’n dweilmeisje ben. Joene te Water Mulder, zestien jaar, en Sessy Ververs, ook zestien, samen in de keuken van de MacLekker. Of ik verliefd ben? Ja, natuurlijk ben ik verliefd. Al twee maanden. Maar verliefd is een veel te kinderachtig woord. Wat ik voel voor Joene
© Edward van de Vendel 2007 3
MACLEKKER
is veel specialer, veel makkelijker ook. Het is alsof we dezelfde hersens hebben. Alsof we dezelfde mensen zijn, nou ja, weet ik veel. We hebben dus geen verkering. Het is anders, het is méér. Thuis begrijpen ze het niet. Mama kijkt regelmatig met zo’n serieuze frons en Jetske, mijn grote zus, zegt: ‘Dit gaat niet goed. Joene blokkeert je.’ Maar dat vind ik een rotopmerking. Ze is natuurlijk jaloers, of onhandig. In elk geval heeft zij géén Joene in haar leven, en ik wel. Gisteren riep ze wat ze al zo vaak heeft geroepen: ‘Sessy, denk nou toch eens na. Hij is homo!’ En dus reageerde ik weer zoals ik al zo vaak heb gereageerd. Ik zette één been naar voren, ik tilde mijn kin een beetje op en ik zei: ‘Ja, én?’ *
© Edward van de Vendel 2007 4
DE BIN
DE BIN
Deze zomer begonnen Joene en ik bij de MacLekker. Ik mocht kassa draaien, maar ik wilde geen kassa draaien. Ik wilde zijn waar Joene was. In de keuken dus. Broodjes toasten, hamburgers dressen, vriezers vullen. Algauw waren Joene en ik het teamigste team dat ooit in een MacLekker heeft gewerkt. Als Luuk, de manager, om een rondje van negen hamburgers riep, maakten wij er twaalf. Als hij bij de bin stond – de bin, dat is de stellage waarin alle burgers en nuggets en superpounders klaarliggen om ingepakt en verkocht te worden – als Luuk dus binman was, dan werkten Joene en ik extra goed. Zodat er veel te veel kwam te liggen. Zodat Luuk de Kuuk ‘stop!’ moest gillen, ‘stóóóóp!’. Als Luuk iets haat is het burgers weggooien, omdat ze te oud zijn. Soms verwisselde hij de kaartjes waaraan je kunt aflezen hoe lang een burger al gelegen heeft. ‘Hela,’ riepen wij dan, ‘niet valsspelen, Luuk!’ Dan werd hij rood, want Luuk haat het nog méér om ontmaskerd te worden. Wij ontmaskerden hem de hele tijd. ‘Je bent te langzaam, Luuk,’ zei Joene, ‘of wij zijn te snel.’ Dan begon Luuk te schelden. Hij riep patty’s! naar ons, en soms spuugde hij erbij.
© Edward van de Vendel 2007 5
PATTY'S
PATTY'S
Patty’s zijn stukken vlees. Hamburgervlees. ChickLekkervlees. Superpondervlees. Bij de MacLekker heten ze dus patty’s. Niemand weet waarom. Maar Luuk de Kuuk noemde óns patty’s. Joene en mij. Ach, arme Luuk. Hij was niet grappig. Nooit.
© Edward van de Vendel 2007 6
LUUK DE KUUK
LUUK DE KUUK
Wie wil er in godsnaam manager worden? Iedereen die bij de Mac werkt, haat de Mac. Zo is het gewoon. Behalve Luuk. En zijn hulpje Mitch. Voor hen is de Mac hun leven. Luuk denkt dat hij iets voorstelt. Maar hij staat onder aan de bazenladder. Boven hem staat Robert, de filiaalchef. Wij lachten om Luuk. En Robert lachte ook om Luuk. Luuk dacht dat we hem kok noemden. Luuk de Kok. Hij vond het een hele eer. Hij dacht dat we ‘Kuuk’ zeiden vanwege het rijm. Maar kuuk is het Noorse woord voor lul. Joene heeft dat verzonnen. Zijn vader heeft een winterhuis in Noorwegen, vandaar. Joene verzon alles. Luuk de Lul.
Wat heb je veel getikt vandaag, Sesje! Kom je straks nog? Ik heb twee nieuwe dvd’s gedownload, of downgeload hoe zeg je dat. Eén met Brad Pitt toen hij jong was. Lekkerrrrrrr - J. * (niet voor het blog) De eerste weken ging het goed. De eerste weken werden we steeds beter. We werkten elke avond, maar het leukst vonden we het op vrijdagavond, tijdens de rush. Dan was het lekker druk. Dan schoven we drie patty’s tegelijk op een spatel, dan pakten we precies genoeg uitjes voor precies genoeg broodjes, dan wisten we al wanneer de toaster zou zoemen voordat hij zoemde. Onze handen deden alles vanzelf, zodat we onze hoofden konden houden bij datgene waar het in de keuken van de MacLekker echt om gaat: lol. We probeerden Luuk uit te horen. (Hij is vier jaar geleden getrouwd, op zijn negentiende dus, echt waar!) We verzonnen MacLekker-liedjes (‘Stop je aders vol / met onze cholesterol / MaaaaaacLekkerLekkerLekker’) En we roddelden over de klanten die we door de bin heen bij de kassa zagen staan. Tijdens de lunchpauze schoten we in onze gewone kleren om naar het restaurant te gaan (daar mochten we niet in onze MacLekkerpakjes heen) en dan aten we de freakige burgers die we voor onszelf gebakken hadden. Driedubbeldik. Extra platgeslagen patty’s. In ketchup geroosterde broodjes, twee shots barbecuesaus erover. O, wat heb ik veel vet gegeten in die tijd. Maar ik ben geen aankomer. Ik heb geluk in mijn leven, denk ik, en ik heb geluk in mijn lijf. Ik ben niet dun, ik ben niet dik. Ik kom niet aan en ik val niet af. Als we bij mij thuis waren zei Joene weleens: ‘Luuk heeft gelijk, jij bent een patty. Eentje om in te bijten.’ En dan zei ik terug: ‘Jij ook. Jij bent ook een patty.’ En dan deed hij soms zijn shirt uit om te laten zien waar hij zwaarder aan het worden was. Ik keek en keek, maar nergens dus. Dat wilde hij me horen zeggen, denk ik. Hij wilde zien hoe ik naar hem keek. Nu ik eraan denk, dat hebben we al een tijdje niet meer gedaan: vetrollen vergelijken. Maar goed ook, want ik werd er wild van. Raar en wild. *
© Edward van de Vendel 2007 7
HOMO
HOMO
Joene zegt dat ik moet opschrijven dat hij homo is. Goed dan. Hij is het. Maar ik vind dat het niks uitmaakt. Dat het niks uit zou moeten maken. En wie er raar over doet plop ik de ogen uit zijn hoofd, ik ga er een tijdje mee staan pingpongen en dan laat ik ze door het kwijlende hondje van de buren terugbrengen. Zo heb ik er altijd over gedacht. Zo denk ik er nog steeds over.
Hihi schatje. Kun je het aan me zien? Joene
Daar geef ik geen antwoord op. Het stoerste aan jou zijn de spijkers op je roze D&G-riem. S.
© Edward van de Vendel 2007 8
DE ANDEREN DIE BIJ DE MACLEKKER WERKTEN
DE ANDEREN DIE BIJ DE MACLEKKER WERKTEN
Er werken er zovéél… Maar ik noem er een paar. Zefira natuurlijk, de liefste, met hoofddoek. En daar dan het MacLekkerpetje overheen. Zij deed kassa, maar omdat de kassameisjes de frieten afbakken, en het fritesstation naast onze werkstations staat, zagen we haar vaak. Haar en haar glimlach. Mitch. Die commandeerden we de keuken door. Sorry hoor, maar Mitch is zwaar en lelijk en hij houdt van foute voetbalshirts. Dat was allemaal nog te verdragen, maar de grootste hobby van Mitch was ons betrappen. Hij was een tweede Luuk. Een tweede Kuuk dus eigenlijk, misschien was hij zelfs nog Kuker dan Kuuk. Jos. Zagen we niet zo vaak. Als hij kwam liep hij in illegale Prada’s. Die hij ook verkocht. Joene kon geloof ik wel met hem. Ik niet. De baas, Robert. Zat meestal in zijn kantoortje. Stormde soms de keuken binnen en werkte dan tien minuten lang harder en sneller dan wij allemaal. Tenslotte: Stefano (zo heet hij niet echt). Over hem later.
Fuck ‘Stefano’ J.
Jij zei dat ik alles moest vertellen.
Yep. Maar toch: fuck ‘Stefano’.
* (niet voor het blog) Al na een paar avonden zei Joene tegen me: ‘Gaan we naar jouw huis? Gaan we lekker niks doen met z’n tweeën?’ Alsof dat vanzelfsprekend was. Alsof je dat met iedereen doet die je net drie dagen kent. Ik schrok ervan, maar eigenlijk wist ik dat Joene gelijk had. Dat het in ons geval inderdaad vanzelfsprekend was. Alleen: de laatste jongen die ik mee naar huis genomen had was Jort. Na Jort zaten mam en Jetske de dagen op de kalender weg te strepen tot er een nieuw vriendje zou verschijnen. En zo zouden ze Joene natuurlijk zien: als mijn nieuwe vriendje. Ik had geen zin in gedoe, maar ja, ik had mezelf al verraden door na die eerste Joene-MacLekker-dagen veel te vrolijk thuis te komen. ‘O-oh,’ zei Jetske. ‘Een goed humeur? Dat kan niet van de superpounders zijn.’ En nu zouden ze Joene zien, met mij ernaast, en ze zouden zien hoe ik alleen maar blij kon grijnzen. Je kunt aan mij aflezen wat ik voel, ik ben net een grap waarvan iedereen de clou al kent.
© Edward van de Vendel 2007 9
DE ANDEREN DIE BIJ DE MACLEKKER WERKTEN
Ik schrok dus toen Joene zei dat hij mee wilde. Maar ik dacht tegelijkertijd: Sessy, hij is wel de mooiste jongen die ze ooit hebben gezien… En inderdaad, Joene stapte binnen en Jetske’s mond viel open. Mama schonk cola in maar ze morste langs de glazen. En toen Joene en ik even later naar boven gingen vielen die twee daar beneden waarschijnlijk allebei onhoudbaar flauw. Joene keek naar mijn bureau en naar mijn muren. Hij zei: ‘Leuke moeder, leuke zus, leuke kamer.’ Hij pakte mijn hand, drukte er een kus op en fluisterde: Maar het allerleukst ben jij.’ Ik zei: ‘Joene te Water Mulder, jij bent een slijmbalkoningin.’ Hij schaterde het uit, zakte neer op mijn bed en haalde een jointje te voorschijn.
*
© Edward van de Vendel 2007 10
MITCH
MITCH
Mitch had de vreemde gewoonte om tegen zichzelf te praten. Of tegen de hamburgers. Tegen de koelkasten ook, en tegen de patty’s. Heel bizar. We vroegen wel eens of ze een beetje wilden luisterden, de broodjes. Dan keek hij verstrooid op en lachte om zichzelf. Dachten we. Maar ergens aan het einde van de tweede week begon er iets te botsen. Joene en ik hielden allebei korte pauze. We stonden bij de achterdeur. En opeens was Mitch er ook. ‘Zo hé,’ zei hij, ‘jullie zijn ook altijd samen…’ ‘Aloha Mitch,’ zei Joene. ‘Ja ja,’ zei Mitch, ‘ik snap niet dat het mag van Luuk. Dat jullie samen pauze hebben. Er zijn te weinig handen dan. In de keuken, bedoel ik. Ja nee, niet dat ik iets tegen jullie persoonlijk heb. Maar het is gewoon niet zo slim. We zouden een roostertje moeten maken, zodat we een voor een pauze hebben, en niet met z’n tweeën. Nu is het hele eerste station onbemand.’ ‘Mitch, Mitch!’ zei Joene, en hij kneep zijn ogen samen. Dat had ik hem niet eerder zien doen. ‘Mitch, Mitch, heb jij een vriendin?’ ‘Wuh?’ zei Mitch. Hij haalde een vettig handje door zijn dikke zwarte haar en daardoor begon het nog iets sterker te glimmen dan het al deed. ‘Wuh,’ zei hij, ‘nee.’ ‘Maar Mitch,’ vroeg Joene, ‘wil jij wel een vriendin?’ ‘Wah,’ zei Mitch. ‘Want Mitch,’ zei Joene, ‘op deze manier lukt dat natuurlijk nooit. Weet je wat het is? Jij praat teveel. Je gebruikt te veel woorden. Het is net braaksel, al dat geklets van jou. En dan zeg ik het nog netjes. Jij smeert braaksel op de wereld. Over de koelkast en over de dresstafel en over de superpounders en de ChickLekker-nuggets. Dat wil niemand. En zeker de meisjes willen dat niet. Dát, mijn beste Mitch,’ – hier pauzeerde Joene even – ‘dát is pas niet zo slim.’ Mitch viel stil. Hij liet zijn handen in de lucht hangen, hij staarde naar Joenes mond. Na een paar seconden begon hij te hijgen, en opeens stoote hij uit: ‘Ze zeggen dat jij een flikker bent!’ Meteen erna klapte hij de achterdeur open om terug naar binnen te gaan. Maar toen draaide hij zich weer om en schreeuwde: ‘En ik heb niet eens iets tegen flikkers!’ Toen wist ik het zeker: Mitch is gestoord. En het grootste bewijs daarvoor was wel dat hij naar mij keek toen hij dat laatste riep. Niet naar Joene.
Dat laatste wist ik niet eens meer, wat ben ik toch een zeefje! Xx Joen.
*
© Edward van de Vendel 2007 11
MITCH
(niet voor het blog) In het begin wilde Joene samen met me blowen. Ik zei nee, al was ik bang dat hij teleurgesteld zou zijn. Ik ben geen heiligheidje, hoor, ik vind het gewoon duf. Ik heb het geprobeerd, maar ik werd er een soort mummie van. Ik zou wel willen dat Joene ermee stopt. Het heeft volgens mij ook invloed op zijn werk. Soms liep hij om kaas naar het voorraadhok, kwam ‘ie terug met augurkjes. Dat soort dingen. Maar ik mag er niet over zeuren, zegt hij. Ik begrijp het ook wel: Joene blowt om weg te zijn. Weg van zijn stomme bibliotheekmoeder. Ze heeft alle avonden dienst en als ze thuis is zit ze met haar hoofd en haar neus en haar tong vooroverhangend in een boek. Ze kijkt alleen op als Joene de tv aandoet. Dan zegt ze: ‘Moet dat, schat?’ Maar als hij opstaat, naar school gaat, mij binnenlaat of naakt door de keuken rent om het slagersmes uit de afwasmachine te halen zodat hij iets heeft om zichzelf mee van kant te maken, dan ziet ze niks. Nee hoor, Joene maakt zichzelf niet van kant. Niet zolang hij mij heeft. Maar een vrolijk leven heeft Joene niet. Zijn vader sloopte vroeger elk half jaar het nieuwe meubilair. Zijn vader liep in de kerstvakantie, na twaalf terreurjaren, eindelijk weg van Joenes moeder. Zijn vader nam Joene dit voorjaar mee naar een hoer om hem ‘op andere ideeën te brengen’. Dus: hoezo begrijpende ouders? Hoezo acceptatie? Hoezo homo’s hebben het gemakkelijk tegenwoordig? Weet iemand wat Joene in de klas naar zijn kop geslingerd krijgt – ook van leraren? We zitten niet op dezelfde school, maar ik haat het als de wereld moeilijk gaat lopen doen. Hallo – hij is geboren als homo, oké? Zo simpel is het. Als Joene zelf kon kiezen waren hij en ik allang verloofd. Maar die keuze heeft hij dus niet. Ja sorry, ik draaf geloof ik een beetje door, maar dit soort dingen roept Joene in mij op. Ik wil steeds maar vóór hem gaan staan. Ik wil karate leren, om hem te beschermen. Ik weet het, het klinkt raar, maar eigenlijk is Joene de jongen met wie ik wil zijn én hij is mijn kleine broertje. Ook al is hij ouder. Klinkt dat gek? Waarschijnlijk wel. Maar het is zoals het is.
© Edward van de Vendel 2007 12
DAARNA
DAARNA
Toen Mitch naar binnen liep, en wij even later ook weer aan het werk gingen, kon ik mijn aandacht niet bij de MacLekkergrappen houden. Mitch werkte stug en stil verder. Hij praatte niet meer tegen de hamburgers. Wat was er nou eigenlijk gebeurd? Mitch was moeilijk komen doen, daarna zette Joene hem op z’n plek en toen was Mitch gaan schelden. Maar had hij dat niet meteen weer teruggetrokken? Was Mitch zo’n rottige homo-pester? Zo’n homofoobje? Of ging het daar niet om? Ik zocht Joenes ogen om te weten hoe hij eraan toe was, maar hij leek nergens last van te hebben. Een halfuurtje later liep hij zelfs naar Mitch. Hij sloeg hem zelfs op zijn schouders. Hij zei: ‘Dat moeten we niet doen. Ruzie maken.’ Mitch keek op en zei: ‘N-nee.’ En zoef – het was over. Bij mij raasde het nog van binnen, maar Joene had de storm al bedwongen. Zo knap! De hele verdere avond sprong ik bijna uit elkaar van de liefde.
En nog steeds, toch, Sessietje? Nog steeds hè? Xxxx Joene.
Ja hoor, nog steeds. X S
© Edward van de Vendel 2007 13
DUIDELIJKHEID
DUIDELIJKHEID
Het gekke was dat na de ruzie met Mitch de sfeer alleen maar beter werd. Misschien kwam dat omdat we het opeens over onze dates gingen hebben. Joene besloot duidelijk te zijn. Duidelijk over mij (Ze is mijn allesje! Zonder haar ga ik dóód! Echt waar, dat zei hij toen en hij meende het). Maar ook duidelijk over zijn seksuele voorkeur (Yep, ik ben het. Homo. Wie er moeite mee heeft die stikt er maar in, er is toch niks aan te doen. Iedereen keek en niemand zei iets en omdat Joene zijn witte superlach liet zien lachte iedereen terug.) En toen kwamen er ook verhalen van de rest. Zefira vertelde over de jongen die ze via cu2 had leren kennen. Mouraz heette hij, als ik het goed onthouden heb. Internet-verkering, dat was het. Na de zomer zouden ze elkaar ontmoeten, want hij woonde aan de andere kant van het land en bovendien was hij nu de hele zomer in Marokko. Jos deed vaag. Hij deed altijd vaag. Hij blowde drie keer zo veel als Joene, en natuurlijk dealde hij ook. We lieten hem in de keuken meestal met rust, maar Joene mepte hem af en toe op zijn schouder. Nu zei hij: ‘Chickies, ach, chickies…’ Stefano? Die werkte toen nog niet bij de MacLekker. Mitch zei dat hij niemand had en dat hij dat helemaal niet erg vond. ‘Ik werk aan mijn toekomst,’ zei hij, ‘en daar passen de vrouwen nog niet bij. Dat geeft maar gezeik.’ Luuk wilde niet over zijn echtgenote praten, maar we kregen hem zover dat hij haar fotootje liet zien. Zat in zijn portemonnee. Yvonne. Ze zag er uit alsof ze minstens dertig was en ze had dringend een beugeltje nodig. Maar dat zeiden we niet. We grinnikten wel. Het was eigenlijk heel vriendelijk allemaal. Toen nog wel.
* (niet voor het weblog) Homo’s hebben iets. Hoe moet ik dat uitleggen? Iets hertachtigs hebben ze. Je kent ze wel, die reeën bij de kinderboerderij. Ze zijn prachtig en ze kijken je met hun sprookjesogen aan. Je wilt ze omhelzen maar ze laten zich niet omhelzen. Ze lopen nooit eens lekker kwispelend achter je aan, maar als er een auto op ze in komt rijden gooi je jezelf zonder aarzelen tussen hen en die koplampen. Ik klets maar wat. Het is laat en ik heb aan het weblog zitten werken. Waarom? Omdat ik me schuldig voel? Natuurlijk. Maar vooral omdat het waar is wat ik zeg: Joene is mijn hert. Bovendien zijn mijn ouders ook gescheiden. Niet zo gewelddadig en niet zo gemeen, maar toch. En al heb ik een grote zus tegen wie ik aan heb kunnen klagen, en Joene niet – die bezoekregelingen, de ruzies en dat heen-en-weer-gereis waren hetzelfde en dat schept toch een band. *
© Edward van de Vendel 2007 14
MIJN FOUT
MIJN FOUT
Aan het begin van de derde week bood Mitch mij zijn locker aan. Dat moet ik even uitleggen. Als we op het werk kwamen kleedden we ons om in het piepkleine crewkamertje. Er hingen lockers, maar dat waren er niet genoeg. Omdat Joene en ik gelijktijdig bij de MacLekker begonnen waren deelden wij er een. Maar nu zei Mitch: ‘D-dat kan niet. Dat een meisje geen eigen locker heeft. Dat hoort niet. Ik doe wel met Joene samen. Hier. Heb je de sleutel.’ Hij stak zijn zachte roze vingers naar me uit. Ik keek om me heen. Wat moest ik nu? Joene stond buiten de roosters schoon te maken, misschien kwam hij al terug? Ik begon razendsnel met mezelf te overleggen. Een eigen locker zou wel handig zijn. Het was niet fijn om elke keer de sleutel aan Joene te vragen, ook als ik vrouwendingen nodig had, je kent dat wel. Maar kon ik dit wel aannemen? ‘Doe nou,’ zei Mitch, ‘het is gewoon praktischer. Luuk weet het al, Luuk vindt het goed. En ik praat wel met Joene. Joene en ik hebben heus geen ruzie of zo. En hij wil toch het b-beste voor jou?’ Natuurlijk, dacht ik, natuurlijk wil Joene het beste voor mij. En ik nam de sleutel aan. ‘Loop even mee,’ zei Mitch, ‘dan wisselen we de spullen meteen even om.’ En ik liep met hem mee, want ik wilde al een uur of wat Labello uit mijn rugzak halen en dat kon ik dan meteen even doen. Het leek wel of Mitch zich schaamde, hij keek zelfs de andere kant op toen ik mijn laarzen aan het overhevelen was. Waarom had ik die sleutel aangenomen? Het leek me onschuldig. Kalf dat ik ben. Ik moest toch beter weten: bij de MacLekker is niets onschuldig.
Dag schatje. Niet leuk om op te schrijven hè? J.
Nee, ik schaam me kapot. S.
Ach Seske toch, jij bent nog steeds mijn allesje hoor! Smak, smak! (Maar het moet. Dat opschrijven. Snap je wel, hè?) Je J.
* (niet voor het weblog) Ik begreep mijn moeders zorgen wel.En ook die van mijn zus. Toen Jort mij dumpte was ik wekenlang niet te genieten. In die tijd zat Jetske’s relatie met Alexander de Saaie ook net in een dip, en mama was natuurlijk nog verdrietig over pap. En dus werden we eventjes zo’n vrouwengroep. Zo’n verdriet-trio. Een week lang keken we elke avond naar slappe films. Mama zocht ze uit. Dan jankten we, of we haalden mokkataartjes. We riepen dat het mannenharten waren en we hapten ze kapot. Mama knapte ervanop en Jetskte knapte ervanop. Mama begon te denken aan een datingservice op internet en Alexander de Saaie kocht weer eens een bosje rozen, dus dat weekend veranderde Jetske’s relatiedip in een relatiewip. De enige die chagrijnig bleef was ik. Misschien dat ik Jort toch leuker had gevonden dan ik wilde toegeven. Tussen mama’s mannenchatsessies en Jetske’s zwijmelbuien door probeerden ze me op te vrolijken. Dat lukte maar matig. Ik vond mezelf
© Edward van de Vendel 2007 15
MIJN FOUT
stom, en ik vond het stom dat ik mezelf stom vond. Ik begon steeds vaker over Jort te dromen. Pas toen het zomer werd, namen die dromen een beetje af. En op een dag werd ik nagefloten op straat. Ik keek om - drie bouwvakkers stonden vanaf een steigertje te applaudisseren. Dat was de klik. Ik nam me voor om geld te gaan verdienen zodat ik in de herfstvakantie weg kon. Naar het buitenland. Een weekje feesten. In Salou of zo. Ik zocht een baantje en kwam bij de MacLekker terecht. En bij Joene. Dus dat mama en Jetske bang waren dat ik weer in een depressie zou schieten omdat Joene in hun ogen na Jort opnieuw een onbereikbare liefde was, begreep ik best. Alleen zitten hij en ik natuurlijk anders in elkaar. Wij zitten uniek in elkaar, wij zitten uitzonderlijk in elkaar. Want: hoezo onbereikbaar? Bij Joene kom ik niks tekort. We zoenen soms. Echt waar. Joene valt dus niet op meisjes en we hebben natuurlijk geen seks, maar op een avond zei hij: ‘Ik heb zo’n zin in zoenen. Zullen we het doen?’ Ik werd rood, en ik zei: ‘Doe even normaal.’ ‘Sessy,’ zei hij, ‘je gaat nu toch niet zitten miepen?’ En toen keek ik naar zijn lippen en ik had opeens ook zo’n ontzettende zin. Dus we begonnen gewoon. Het was heel even raar, maar Joene zoende zo heerlijk langzaam en warm. ‘Een voorzichtig schoenlepeltje,’ zei hij, ‘je tong moet een voorzichtig schoenlepeltje zijn.’ Ik weet ook niet hoe hij daarbij kwam. Maar het werkte. ‘God, Sessy,’ zei hij, ‘wat doen we het goed. Ik wou dat ik er geil van werd.’ (Schoenlepel – dat wordt het wachtwoord als we het blog online gaan zetten. Ik vertelde aan Joene dat ik dat zo verzonnen had en hij lachte zo lekker. Zo lekker vet.)
* (niet voor het weblog) Eerst zei Joene niks. We werkten gewoon door. Maar toen we aan het eind van de avond naar huis fietsten barstte hij los. ‘Weet je wel wat je hebt gedaan? Nu liggen de vetkleren van die vetMitch tegen de mijne aan. Heb je zijn vingers wel eens bekeken? Van die gestripte slavinken zijn het, getverdegetver, en daar pakt hij nu mijn spullen mee op. Hoe heb je…’ Zo kwaad had ik Joene nog nooit gezien. Ik trilde op mijn fiets omdat ik Joene zag trillen. Ik wilde sorry zeggen, ik wilde de tijd terugdraaien, ik begon: ‘Joentje…’ ‘Joentje?’ schreeuwde Joene. ‘Ben ik nu Joentje? Had je het niet gewoon kunnen vragen? Wat is er met je mond? Wat is er met je hersens? Ik dacht dat wij een setje waren!’ ‘Sorry!’ riep ik. ‘Sorry Joene, sorry. Ik heb een fout gemaakt, ik heb een fout gemaakt!’ Ik was zo geschrokken dat ik ook begon te schreeuwen. Joene gaf geen antwoord meer. Hij slingerde met zijn fiets. Onze sturen raakten elkaar en we vielen bijna om. Joene mompelde ‘sorry’ en keek strak voor zich uit. Ik wist niet wat ik nu moest zeggen. En omdat deze stilte misschien nog wel erger was dan zijn plotselinge verwijten, begon ik te huilen. Maar pas toen we mijn straat inreden, zei Joene: ‘Nou ja…’ En hij stak me een pakje zakdoekjes toe. Die avond at ik niks. Mama en Jetske probeerden me te laten praten, maar ik zei: ‘Laat me nou.’ Ik ging vroeg naar mijn kamer. Ik keek vanuit mijn bed naar een stomme politieserie, en toen die afgelopen was dacht ik eindelijk: misschien moet ik
© Edward van de Vendel 2007 16
MIJN FOUT
blij zijn. Joene maakt ruzie. En je maakt alleen ruzie met iemand waar je om geeft. Ik weet niet zeker of ik dat zelf geloofde, maar ik nam me in elk geval voor om beter op te letten. Geen suffe acties meer. Weg met Sessy de trut.
*
© Edward van de Vendel 2007 17
HET PASPOORT
HET PASPOORT
Drie dagen later was Joene zijn paspoort kwijt. Na zijn pauze kwam hij bleek de keuken in. Hij liep regelrecht naar Mitch. Die stond bij de sauspistolen. ‘Geef op,’ zei Joene. Het klonk verstijfd, het klonk afgemeten. ‘W-wat?’ vroeg Mitch. ‘Wat dacht je zelf?’ ‘Wuh?’ En toen greep Joene Mitch bij de kraag van zijn polo. ‘Dertig euro, vetzak. En mijn paspoort.’ ‘Wieh, wieh,’ deed Mitch, en Luuk kwam bij de bin vandaan. Joene liet los en begon nu uit te varen tegen Luuk. ‘Je moet in de gaten houden wat voor personeel je aanneemt, jij kuukmanager. Mijn paspoort is uit mijn locker gestolen, plus dertig euro. En de enige die een sleutel van mijn locker heeft is deze dikzak hier.’ Mitch keek hulpeloos naar Luuk . Dat was knap acteerwerk van hem, die hulpeloosheid. Ik stikte zowat in mijn MacLekkerpakje, want ik voelde me opeens verantwoordelijk voor alles, voor de diefstal, voor het verpesten van de sfeer, voor Joenes ontzetting. Ik begon te schelden. ‘Klootzak!’ riep ik naar Mitch. ‘Vuile worstenvingerdief!’ Blijkbaar deed ik dat zo onverwacht, dat iedereen zich naar mij omdraaide. Mitch kromp ineen. Hij piepte ‘Maar ik heb het niet gedaan. Ik heb het niet gedaan! De sleutel hing al die tijd…’ Hij graaide naar zijn broeksriem. Daar hing de sleutel van de locker die hij met Joene deelde altijd aan zo’n slingerende bos. Maar nu niet meer. Hij riep: ‘Wacht!’ Hij haalde zijn zakken leeg en stamelde: ‘Hij moet gestolen zijn. Iemand heeft de sleutel van mijn hanger af gejat!’ Dat was slim van hem. Of niet slim – op dat moment begreep ik er niets meer van. ‘Klootzak!’ begon ik weer, maar nu sloeg Joene een arm om me heen. Hij zei: ‘Rustig, Sessy, rustig.’ Hij suste me! Alsof mij iets overkomen was, en niet hem! En toen stormde Robert, de chef, naar binnen. Hij bulderde: ‘Waarom wordt er hier gloeiende gloeiende niet gewoon gewerkt?’
* (niet voor het weblog) Dat hebben ze niet graag bij de MacLekker: gedoe. Luuk en Robert trokken zich terug. Even later werd Joene naar Roberts kamertje geroepen en daarna was het de beurt aan Mitch. Het duurde maar en duurde maar. Ik werd er doodzenuwachtig van. Ik wilde mee gaan praten, ik wilde Robert laten weten hoe stom het van mij was geweest om Mitch te vertrouwen. Maar Joene zei: ‘Maak het nou niet erger, Sesje, het is toch al zo’n gefuck.’
© Edward van de Vendel 2007 18
HET PASPOORT
Ik begreep niet waarom hij zo kalm was. Luuk en Robert kwamen eindelijk te voorschijn en zeiden dat ze de boel nog beter wilden onderzoeken. ‘Morgen,’ zeiden ze, ‘morgen weten we meer.’ Mitch knikte en Joene knikte ook. Toen we de MacLekker uitkwamen haalde hij zijn schouders op. ‘Laten we naar de film gaan, Sesje. De late film, dat kan nog als we ons haasten.’ Ik betaalde, dat was wel het minste dat ik kon doen. In de rij voor de popcorn vielen me opnieuw Joenes ogen op. Het leek wel of ze alsmaar blauwer werden. Ik zei: ‘Weet je wel hoe duur een nieuw paspoort is? Denk je dat je moeder dat gaat betalen? Of je vader? Misschien… misschien…’ Ik wilde zeggen: ‘Misschien timmert hij je wel in elkaar,’ maar dat was natuurlijk hysterisch van mij. Ik hield het net op tijd in. Ik zat te trutten, want hoewel Joenes vader altijd een honkbalknuppel in zijn auto had liggen, geloof ik niet dat hij Joene ooit iets heeft aangedaan. Ik raakte een beetje de weg kwijt in dat hele paspoortdrama, maar Joene wuifde alles weg. ‘Laat toch zitten, Sesje, we kunnen er toch even niks meer aan doen.’ Hoe kon Joene zo rustig zijn? Hoe kon hij grinnikend van de film genieten? Ik hield mijn aandacht er niet bij. Wat zouden we morgen te horen krijgen? Toen we naar huis fietsten zei Joene: ‘Waarschijnlijk ontslaan ze dikke Mitch.’ Dat dacht hij dus. Misschien was hij daarom wel zo ontspannen. Maar het liep anders. Helemaal anders.
© Edward van de Vendel 2007 19
NIET
NIET
Volgens Robert en Luuk had Mitch het niet gedaan. Joene viel bijna om van kwaadheid, hij hield zichzelf aan het handvat van een toaster overeind. Jos, zeiden ze, Jos was het geweest. Jos de drugsdealer, de Prada-hosselaar, de blowkoning. Het erge was dat hun argumenten nog overtuigend leken ook. Ten eerste, zeiden ze, zou het wel een ongelooflijk domme actie van Mitch geweest zijn: geld uit een locker stelen waar alleen jij en de eigenaar van het geld de sleutel van hebben. En dan nog rustig naast degene van wie je hebt gestolen salades op gaan staan maken. ‘Hij is een rund,’ zei Luuk, met een schuin oog naar Mitch, ‘maar zó’n rund is hij nou ook weer niet.’ Ten tweede: Jos had gisteren ontslag genomen. Hij was alleen maar even langs geweest om zijn MacLekkerspullen in te leveren en met Robert te praten. In het kantoortje dus, vlakbij de lockers. En Mitch had hem buiten gezien – ze hadden samen nog staan kletsen. Ten derde: Een beetje handig boefje kan de sleutel zo van Mitch’ hanger haken. Conclusie: Jos had geld nodig, Jos jatte de sleutel van Mitch, Jos vond zijn buit, Jos nam de benen. ‘Klaar,’ zei Robert, ‘zo duidelijk als wat. Joene, als het goed is heb jij je paspoort binnen de kortste keren terug.’ ‘Juist,’ zei Luuk, ‘maar omdat Mitch toch een soort rund is, heeft hij aangeboden die dertig euro terug te betalen. Ook al heeft hij geen schuld. Nou ja, hij moet zijn sleutels beter in de gaten houden.’ ‘H-hier,’ zei Mitch, en hij stak zijn vuist naar Joene uit. Er zaten twee briefjes in. Een van twintig en een van tien. Joene keek naar het geld en deed niks. Ik stond nog steeds naar Luuk en Robert te staren. Alles ging zo snel! Waren ze de boel nu elegant aan het oplossen en veegden ze de problemen onder tafel – of hadden ze gelijk? Ik begon te hakkelen: ‘Maar… maar het is toch helemaal niet zeker dat…’ ‘Meisje,’ zei Robert, ‘heb jij er nou ook nog iets mee te maken?’ ‘Nee,’ stamelde ik, ‘maar…’ Ik maakte mijn zin niet af, want ik zag dat Joene de uitgestoken briefjes van Mitch aanpakte. ‘Mitch,’ riep ik, ‘Mitch heeft Joene een flikker genoemd!’ Dat klonk zielig, en ik wist dat het zielig klonk. Maar ik moest iets zeggen, er klopte iets niet, ik wist het zeker. Ik wist alleen niet wat precies. ‘Nou, nou,’ zei Mitch. Ik keek naar Joene en dacht: waarom zegt hij niks? Waarom neemt hij dat geld nou aan? Maar Robert, de chef, schudde opeens heftig met zijn hoofd en bromde: ‘Flikker? Dat woord gebruiken we hier niet.’ En daarmee was het blijkbaar over en uit, want voordat ik nog iets kon zeggen beende hij terug naar zijn kantoor. Toen de deur achter Robert dichtklapte keek Luuk naar Joene en naar mij. ‘Zo,’ zei hij en hij knipperde veel te snel met zijn ogen, ‘zo. Alles opgelost.’ ‘O, Joene,’ voegde hij er nog aan toe, ‘wat ik nog vergat te zeggen: je bent benoemd tot werknemer van de maand. Je mag
© Edward van de Vendel 2007 20
NIET
een mooie foto van jezelf laten maken. Op kosten van de zaak.’
Sessy, je had natuurlijk gelijk. Het zijn allemaal klootzakken daar. Behalve Zefira misschien. Maar die was er die dag niet. Jij en ik, wij waren de enige normale mensen daar. Dat zijn wij sowieso. De wereld = gek. Wij = normaal. Ik hou van jou! Je Joentje.
Ik ook van jou. S.
* (niet voor het weblog) Het eerste dat Joene na werktijd zei was: ‘Jos was het niet.’ Joene kende Jos van de basisschool. Ze waren nooit echt vrienden geweest, en in de eerste jaren van de middelbare school verloren ze elkaar uit het oog. Maar vorig jaar waren ze elkaar weer tegengekomen, op straat. Jos vertelde Joene dat ze nog mensen zochten bij de MacLekker. En verder betrok Joene een gedeelte van zijn wiet bij Jos. ‘Goed spul,’ zei Joene, ‘niet te sterk, niet te slap.’ ‘Stop er toch mee,’ zei ik. ‘Ja ja,’ zei Joene. ‘Maar waar het om gaat is dat Jos al een tijdje wilde kappen met de MacLekker. Hij haatte de werktijden, hij haatte het schoonmaken, de vetput, die gore gele doekjes, de stinkende afvalbakken en ja, hij haatte Luuk. Dus dat hij toevallig nú heeft opgezegd, komt iedereen goed uit.’ Ik knikte. ‘Geloof me,’ zei Joene, ‘Mitch en Luuk en waarschijnlijk Robert ook, ze spelen allemaal een spel.’ ‘Wat voor spel?’ vroeg ik. ‘Homootje pesten.’ Toen Joene dat zei trok er kou over mijn rug. ‘Ze spelen het perfect,’ zei hij. ‘Ze leiden de aandacht af van Mitch. Mitch doet alsof hij het onschuldige vetzakje is. Maar je hebt zelf gehoord hoe hij me noemde. Toen. Buiten. Zag je het vuur waarmee hij me uitschold? Zag je hoe hij het woord ‘flikker’ van zich af spuugde? Dáár gaat het om, Ses. Het gaat om wat ze zeggen als ze even niet nadenken. Dan hoor je wat ze werkelijk voelen. Ik weet dat, ik ken dat van mijn pa. Eigenlijk verachten ze me. Eigenlijk vinden ze dat ik snot ben. Iets smerigs. Ze vegen me het liefst van hun vingers af. Dat soort mannetjes zijn het. Ze houden elkaar schoon. Ze beschermen elkaar. Ze geven een buitenstaander de schuld, iemand die toch al weg is, en daarna doen ze nog een briljante zet. Briljant in hún ogen dan. Ze maken me werknemer van de maand. Terreur, Sessy. Dat is het. Terreur.’ Ik kreeg het nog kouder dan ik het al had. Het gloeide vanbinnen op, de kou. Dat kan niet, ik weet het, maar toch voelde het
© Edward van de Vendel 2007 21
NIET
zo. Een opgloeidende kou, die zich in mijn buik en in mijn hoofd begon te verspreiden. Omdat ik wist dat Joene gelijk had. ‘En nu?’ fluisterde ik. ‘Wat doen we nu?’ ‘Hihi,’ giechelde Joene, terwijl het toch echt geen moment om te giechelen was. ‘Weet je,’ zei hij, ‘eerst dacht ik: we lopen hier naar buiten en we komen nooit meer terug. Maar Sesje, ik zag jou daar zo staan met je kwaaie gezicht, en toen wist ik wat ik moest doen. Ik moet die dertig euro aanpakken. We moeten meegaan in hun plan. Doen alsof alles goed is. Beter worden dan zij. De schijn ophouden. Maar ondertussen: strijd.’ Zo simpel klonk dat. Strijd. Maar ik begon bijna te janken. ‘Strijd, Sessy. Opletten en de boel doorzien. Bij elkaar blijven. Jij en ik. Wij laten ons niet gek maken. Ik ga de fokking mooiste foto’s laten maken die er fokking te maken zijn. En verder houden we onze ogen open.’ ‘Strijd,’ zei ik. Meer woorden kwamen er niet uit. Mijn keel zat dicht, mijn mond zat dicht. Maar Joene was Joene, dus het gaf niet. Ik had willen roepen dat ik met hem mee zou strijden, tot altijd, tot eeuwig, tot Joene gelukkig was en zich nooit meer een aangeschoten hert hoefde te voelen. Ik zei het niet, maar Joene begreep me zonder woorden, en hij boog zich naar me toe voor een fokking lange schoenlepelzoen.
(niet voor het weblog) Ik zou Joene bijstaan. Ik dacht: zodra iemand hem aanvalt schuif ik mijn nagels vier centimeter uit en dan ga ik krabben, snijden, bijten. Ik had Joene voor mijn huis weg zien fietsen en daarna stampte ik naar binnen. Mama keek op van de tv. ‘Meisje,’ zei ze, ‘kom eens zitten.’ ‘Nu even niet, mam,’ zei ik. ‘Ja schat. Wel.’ ‘Mam, jij hebt toch een afspraakje morgen? Moet je dan nu niet vroeg naar bed?’ ‘Liefje…’ ‘Oké, oké, oké.’ Ik ging tegenover haar zitten, op de pianokruk. Expres niet in de diepe stoel, daar kon ik niet zo snel uit opstaan als het nodig was. Ik wist natuurlijk al wat ze wilde zeggen. Ze had weer met Jetske gepraat. Zulke dingen merk je als je met drie vrouwen in huis woont. Geklets achter je rug is voelbaar. Het is een soort spinrag waar je tegenaan loopt. Het doet geen pijn, maar er blijft wel iets aan je kleren hangen. Kom maar op, dacht ik, begin maar weer over Joene. ‘Goed,’ zei mama, ‘ik vind het leuk voor je. Dat Joene er is, bedoel ik. Maar dat weet je wel.’ ‘Mooi,’ zei ik, ‘ik vind het ook leuk voor mezelf dat Joene er is.’
© Edward van de Vendel 2007 22
NIET
Ze deed alsof ze me niet hoorde. ‘Je bent vrolijker,’ zei ze, ‘en je ziet er beter uit. Ik ben alleen… Ik denk alleen…’ ‘Wat?’ ‘Ik denk soms wel eens dat Joene je teveel in beslag neemt.’ ‘God, mam! Begin je nou weer? Hij is mijn beste vriend! Ik heb nog nooit zo’n vriend gehad. En ook niet zo’n vriendin. Het is… het is… verdomme, mam, dat hoef ik echt niet uit te leggen. En weet je wat er aan het gebeuren is? Ze willen hem grijpen op het werk. Het zijn allemaal homohaters daar. Niet openlijk, hoor. Maar eigenlijk toch wel openlijk. Joene zegt dat hij het de hele dag door merkt. Dat ze ánders tegen hem doen. Minachtend. Ze hebben geld van hem gestolen, weet je dat? En zijn paspoort. En in plaats van dat ze het onderzoeken breien ze alles recht. Ze houden elkaar allemaal de hand boven het hoofd. En dus, mam, en dus ga ik naast hem staan. En dus denk ik daar over na, ja. En dus heb ik geen aandacht voor een echt vriendje, kut kut waarom zeg ik dat nou? Een echt vriendje, ik begin al net zo te denken als jij, als jij en Jetske. Weet je wat, mam? Klets maar gewoon verder over mij! Roddel maar over het nichtenmaatje van je jongste dochter. Sorry hoor, sorry dat ik voor hem opkom. Sorry dat ik iemand probeer te zijn waar hij altijd op kan rekenen. Altijd! Altijd!’ Ik was steeds verder voorover gaan zitten, alsof ik mijn woorden van dichtbij in mijn moeders gezicht wilde roepen, maar nu stond ik op, snel, onhandig. De pianokruk viel om. ‘Sessy, liefje,’ zei mijn moeder, ‘Sessy toch. Het is goed. Hoor je? Goed! Zorg maar voor die jongen, ik sta achter je en Jetske ook. Hoor je me? Maar dat wilde ik helemaal niet vragen…’ Ik bleef staan. ‘Wat ik je alleen maar wilde vragen is dit: wat als Joene een vriendje krijgt? Wat gebeurt er dan?’ *
© Edward van de Vendel 2007 23
FOTO'S
FOTO'S
Goed. Joene was werknemer van de maand. En wie werknemer van de maand was mocht bij Fotostudio Tielstra portretfoto’s laten maken. Mét MacLekker-pakje voor op het MacLekker-mededelingenbord, en dan nog één in je eigen kleren. Om zelf te houden. Cadeautje van de baas. Joene had me mee naar zijn huis genomen om te beslissen wat hij aan zou doen. ‘Ik ga blitsen!’ riep hij. ‘Ik ga je alles showen! Eigenlijk wil ik wel model worden, o, dit is het begin van mijn portfoliooo!’ Bij die laatste oooo-lettergreep sloeg hij zijn handen ineen en keek omhoog met wapperende wimpers. Heerlijk was dat. Weg met die ijs-sfeer die de hele dag op het werk tussen de werkstations had gehangen. Er was de hele dag niks speciaals gebeurd, en Mitch bleef ver uit onze buurt. Maar nu hadden we behoefte aan slap geklets. Joene trok alle T-shirts die hij had na elkaar aan, en ik daagde hem uit een rok van zijn moeder te proberen. ‘Dat komt in de mode, echtwaar,’ riep ik. ‘Een mannenrok! Over je spijkerbroek heen!’ ‘Ben je gek?’ gilde Joene. ‘De laatste kleren die mijn moeder heeft gekocht zijn twintig jaar oud. Toen was ik zelf alleen nog maar záád!’ ‘Aha, maar je bent dus niet principieel tegen het aantrekken van een rok? Armani heeft ze binnenkort ook. En Zegna, en Viktor en Rolf! Weet je wat? Ik maak er eentje voor je. Ooit. Beloofd. Het zou je geweldig staan.’ Joene boog zich naar me toe en fluisterde in mijn oor: ‘Natuurlijk schat. Mij staat álles geweldig!’ En toen gingen we dansen. En playbacken op de Scissor Sisters. En het werd Joenes Zwitsal-shirt en zijn combatbroek. We raceten naar de fotostudio, en we raceten weer terug, want Joene was zijn MacLekkerkleren vergeten. En het werden fokking mooie foto’s en drie dagen later hing Joene te smilen op het mededelingenbord.
Schattie, dat was lachu! Ik wou dat het weer die middag was! Kuzziez!!! J.
* (niet voor het weblog) Het vervelende was dat ik de hele tijd bleef denken aan wat mam me had gevraagd. Over Joene en een vriendje. Natuurlijk had hij me al verteld over zijn eerste date. Hij had op zijn twaalfde via internet met een jongen afgesproken en ze waren opeens gaan zoenen. De avond en de nacht erna bleven zijn lippen gloeien en ’s ochtends schreef Joene zijn ouders een brief. Hey, stond erboven, ik moet jullie iets vertellen word alsjeblieft niet boos. Het liep op huilen uit (van Joenes moeder) en op schelden (van Joenes vader). Maar uiteindelijk konden ze er niet omheen: Joene wist zeker dat hij op jongens viel.
© Edward van de Vendel 2007 24
FOTO'S
Vanaf dat moment noemde Joenes vader hem nooit meer ‘mijn zoon’. Hoe noemde hij hem dan wel? ‘Och,’ zei Joene, ‘dat varieert van Superfreak tot Dochtertje tot Bitch. Geeft niet, Sessy, weet je – het is zijn probleem.’ Oké - maar toen Joene me dat vertelde zag ik toch echt hoe hij aan het wratje op zijn duim begon te pulken. Ik vroeg er niet meer naar. Joene vond het dus niet fijn als ik dat deed, en zelf voelde ik een kwaadheid opkomen die ik niet goed bedwingen kon. En toch. Ik wist dat ikzelf na Jort geen behoefte had aan weer een mislukte verkering. Maar hoe zat dat met Joene? Op de giechelmiddag van de foto’s móest ik het vragen. ‘Joentje,’ zei ik, ‘wil jij niet weer eens aan de man?’ Joene keek me aan en trok zijn wenkbrauwen tot ver onder zijn haarlok op. ‘God Sesje,’ zei hij, ‘ik heb er al zóveel gehad...’ En toen kwamen de verhalen. Meer jongens via internet, jongens uit de buurt, jongens uit een homobar. ‘Ik ben er zooo moe van,’ zuchtte Joene, ‘ik doe het even rustig aan. Nichten zijn onbetrouwbaar, wist je dat?’ Eerlijk gezegd was ik best geschokt. Maar ik had me nu eenmaal voorgenomen geen trut te zijn, en daarom grinnikte ik zo’n beetje. ‘Dus eh...,’ vroeg ik later nog, ‘dus eh... je wilt geen vriendje meer?’ ‘Honey baby,’ antwoordde Joene, ‘dan zou ik toch geen tijd meer hebben voor jou?’ Ik zei: ‘Precies.’ Hij zei: ‘Nou dan.’ Ik moest lachen en ik dacht: zie je nou wel, mam? Zie je nou wel? Maar ja – toen wist ik nog niet dat er de volgende dag een nieuwe jongen bij de MacLekker kwam werken. Stefano. *
© Edward van de Vendel 2007 25
STEFANO
STEFANO
De volgende dag kwam er een nieuwe jongen bij de MacLekker werken. Stefano. Hij kwam voor Jos in de plaats en volgens mij was hij een jongen zoals alle anderen. Gewoon. Rustig. Donkere ogen. Hier en daar wat pukkeltjes. Maar in de loop van die eerste avond met Stefano veranderde de sfeer. Zefira, die zich de laatste dagen niet meer zo vaak in de keuken had laten zien, deed nu opeens het ene klusje na het andere bij het fritesstation. Grappig. Ik liep naar haar toe en fluisterde: ‘Vind je ‘m mooi?’ ‘Nee, nee.’ ‘Ben je Mouraz aan het vergeten?’ ‘Nee, nee.’ Ze keek heel zedig naar de vloer, maar ik hoorde toch echt hoe ze zachtjes voor zich uit zei: ‘Mouraz is nog in Marokko.’ Met Mitch hadden we sinds de ruzie geen woord meer gewisseld. Ik zou ook niet weten hoe dat had gemoeten. Ik vertrouwde hem niet, en aan de andere kant, als hij echt niets met de diefstal te maken had, dan schaamde ik me kapot dat ik hem uitgescholden had. Dus ik negeerde hem, en Joene negeerde hem ook. Maar nu Stefano er was leek Mitch weer op te bloeien. Luuk had hem tot crewtrainer benoemd. Hij mocht Stefano inwerken. Mitch hupste om Stefano heen. Ik zag het gebeuren en ik dacht: eigenlijk is Mitch een hond. Mitch is zo’n hond met vetplooien. Zo een die begint te kwispelen als hij iemand ziet die zijn baasje zou kunnen worden. Ikzelf antwoordde natuurlijk gewoon als Stefano me iets vroeg. En als ik hem iets vroeg antwoordde Stefano mij. Heel beleefd. Heel vriendelijk. Maar dat was alles. En Joene? Joene keek naar Stefano en viel flauw.
Nee, dit stukje ga je opnieuw doen, ik viel helemaal niet flauw. Ik ben geen wijf! En ik vond hem leuk maar je zit de boel nu te vervalsen. J.
Niet boos worden! Ik moet het toch vertellen zoals het was? En verderop wordt het pas echt pijnlijk. Voor mij dan. Sessy.
Ik ben niet boos, maar dit stukje moet weg.
© Edward van de Vendel 2007 26
STEFANO
* (niet voor het weblog) Maar het was wel waar. Ik zag het gebeuren en misschien had ik het zelfs kunnen voorspellen, want ik wist dat Joene op donkerharige jongens viel. Op Spaanse, Braziliaanse, Marokkaanse, Italiaanse jongens. We hadden vaak genoeg op Hot Or Not gekeken om cijfers te geven aan de mannen. Stefano’s ouders kwamen uit Italië. Stefano had dik, zwart haar. Stefano droeg de goede kleren. Stefano was vriendelijk. Joene huppelde na tien minuten al naar me toe en siste tussen twee MacCheesers door: ‘Sesje shit shit shit, hij is voor mij, God bestaat en God heeft mijn gebeden verhoord!’ Ik trok één wenkbrauw op en zei: ‘Je gebeden?’ Maar Joene rende al naar het voorraadhok. Omdat Mitch daar de wetten van het doosjes stapelen aan Stefano stond uit te leggen. Ik had acuut een rothumeur. Het voelde of ik een superpounder tegen mijn gezicht gegooid had gekregen, en ik snapte niet waarom dat zo voelde. Ach, en natuurlijk snapte ik dat ook wel. Dus liep ik naar Zefira. En nog eens naar Zefira. En steeds vroeg ik haar naar Stefano. Ik voerde haar, ik wéét dat ik dat deed. Ik ben er niet trots op, maar het gebeurde gewoon. Als Zefira gek zou worden van Stefano, dan was het tenminste afgelopen met dat gezwijmel van Joene. Groene jaloezie, dat was het. Sorry. Niet dat het hielp. Het gezwerm om Stefano ging de hele avond door, en Joene had het, na het werk op de fiets, alleen maar over Stefano’s ogen, Stefano’s shirt en Stefano’s kontje. Ik zei: ‘Het lijkt wel of die jongen magnetisch is. Iedereen plakt aan hem vast.’ ‘Wie, iedereen?’ vroeg Joene. ‘Nou, Mitch. En jij. En Zefira. Ja, ja, Zefira.’ Dat laatste voegde ik er extra langzaam aan toe. Joene beet meteen. Hij wilde weten wat ze had gezegd. Hij riep dat ze toch een moslimmeisje was, en dat ze zelfs hoofddoekjes droeg! ‘Nou én?’ zei ik. ‘Dan is ze nog steeds een meisje, hoor. Kwestie van hormonen.’ ‘Tsss,’ deed Joene. ‘Tsss.’ Maar daarna was hij twee straten lang stil. Misschien schatte hij zijn kansen in. Misschien dacht hij terug aan ons gesprek van de avond ervoor. In elk geval zei hij toen we bij mijn huis gekomen waren: ‘Welterusten Sesje. Maak je maar geen zorgen. Waarschijnlijk is hij hetero. Dat zijn de leukste jongens altijd.’ En dat klonk opeens weer zo treurig dat ik mezelf wel voor mijn kop kon slaan. Nu was ik weer Sessy de trut geweest! Die nacht lag ik langer wakker dan normaal. Ik piekerde over oneerlijkheid. Ik dacht: homo’s hebben het al niet simpel, en dan vallen drie van de vier jongens op wie ze verliefd worden ook nog eens op meisjes. Boos werd ik ervan, boos op de wereld.
© Edward van de Vendel 2007 27
STEFANO
En dat voelde een stuk beter dan mijn zielige, op niks gebaseerde, jaloezie. *
© Edward van de Vendel 2007 28
BROEI
BROEI
Er ging een week voorbij waarin weinig veranderde. Zefira’s wangen staken vuurrood tegen haar hoofddoek af als Stefano haar kant uit keek. Maar ze sprak hem niet aan. Mitch zorgde dat hij bij Stefano’s werkstation werd ingedeeld, maar hij bleef bij Joene uit de buurt. Luuk was tevreden dat hij alles zo mooi had opgelost. Maar hij noemde Joene en mij geen Patty’s meer. Stefano was vriendelijk tegen iedereen. Hij glimlachte, hij stelde af en toe een vraag, hij keek met grote ronde ogen om zich heen. Maar hij hield iedereen op afstand. Joene greep een keer of twee nog naar zijn hart als hij achter Stefano stond en zeker wist dat alleen ik hem zag, maar verder leek de hele MacLekker zich mooi hersteld te hebben van de oproer van de week ervoor. Ik zeg: leek. Want volgens Joene broeide het. Tijdens weer een korte pauze zei hij: ‘Pas op, Sessy. Stefano is een afleiding. Binnen de kortste keren is het weer raak. Mitch haat me, zie je dat? Hij gaat me uit de weg en dus richt hij zich op Stefano. Maar als hij daar genoeg van heeft begint het weer. En Luuk? Hetzelfde verhaal. Luuk en Mitch, die moeten ons niet. Wij zijn namelijk beter dan zij. We zijn slimmer, we zijn mooier en we zijn spannender. Luuk en Mitch, en misschien Robert, dat is klootjesvolk. En dat weten ze zelf ook. Ze weten dat ze minderwaardig zijn en dus willen ze me meppen. Ik zeg het je nog een keer: er broeit iets. Stefano is alleen maar een afleiding.’ Opeens begon hij te giechelen. ‘Wel een lekkere afleiding, natuurlijk.’ ‘Pardon,’ zei hij er meteen overheen. ‘Joene,’ zei ik, ‘draaf je niet een beetje door? Over dat broeien, bedoel ik?’ ‘Oké dan,’ zei hij, ‘je gelooft me niet.’ ‘Jawel, jawel,’ riep ik, ‘ik geloof je!’ Maar Joene had gelijk. Op dat moment geloofde ik hem niet. Ik dacht dat het wel mee zou vallen. Dat deed het niet. De dag erna was ik met mam naar de stad geweest en dus had ik Joene niet op kunnen halen. Ik rende de crewkamer veel te laat binnen, en daar stond Joene. Hij wees naar zijn eigen foto op het mededelingenbord. Ik keek, en meteen begon het te suizen in mijn hoofd. De foto was volgespoten met ketchup.
© Edward van de Vendel 2007 29
OORLOG
OORLOG
‘Zie je wel,’ zei Joene. ‘Zie je wel?’ Hij leek wel een robot, zo ijzig sprak hij, en zo kalm. Hij rukte zijn foto van het mededelingenbord, vouwde hem dubbel, en nog een keer dubbel. Er drupte saus tussen de kartonnen randen uit. Ik stond en stond en stond en had het gevoel dat ik naar een filmpje keek. Joene was nog steeds een robot, want hij liep stijfjes naar het personeelstoilet, kwam terug met een stapel papieren handdoekjes. Daar schoof hij de foto tussen, en het hele pakketje stopte hij vervolgens in zijn tas. Daarna keek hij me aan, zijn blauwe ogen leken harder dan ooit, en hij zei: ‘Niemand heeft het nog gezien. Maar de dader weet wat dit betekent. Ik ga hem niet uit de weg. Ik ga niemand uit de weg. Oorlog, Ses. Het is oorlog.’
En dat werd het, Sesje, en dat werd het, hè? Je Joene
* (niet voor het weblog) Toen ik Joene net een weekje kende wist ik zeker dat ik alles van hem begreep. Dat hij en ik in twee verschillende lichamen geboren waren, maar dat onze hersens en onze harten van hetzelfde stukje deeg waren gekneed. We zeiden het ook vaak tegen elkaar: ‘Het is alsof ik jou mijn hele leven al ken.’ Nu, een paar weken later, moest ik toegeven dat ik een onbekende Joene zag. De hele dag nadat hij zijn besmeurde foto had ontdekt leek hij wel een plastic versie van zichzelf. Een soort paspop was hij. Hij liet namelijk niets merken. Hij maakte de grappen die hij altijd maakte, hij werkte met Stefano samen, en met Mitch, en met Luuk, en tenslotte bood hij zelfs aan de vetfilters schoon te maken – een klusje dat niemand ooit wilde doen omdat het gevaarlijk was, vanwege het hete vet, en ook ontzettend smerig. Als ik er naar keek dan walgde ik al, maar Joene trok vrolijk zijn werkhandschoenen aan. Joene was de hele dag een stuk Joeniger dan hij was. En het gekke was: niemand zag het. Maar mij hield hij niet voor de gek. Toen we eindelijk samen waren, na het werk, bij het fietsenstalletje, vroeg ik wat er aan de hand was. Joene keek me aan, er sprongen tranen in zijn ogen, en nadat hij zijn longen lang, lang leeggeblazen had begon hij te trillen. ‘Het is zo moeilijk,’ zei hij, en ik sloeg mijn armen om hem heen. ‘Moeilijk...,’ fluisterde hij, maar dat smoorde in mijn trui. We bleven eventjes zo staan, maar Joene liet me weer los. Hij stapte achteruit en zei, nog steeds met een puppie-achtig snikje in zijn stem: ‘Ses - je stinkt’. ‘Dank je,’ zei ik, ‘zo ken ik je weer.’ Natuurlijk stonk ik, en Joene stonk ook. Iedereen die urenlang in een MacLekkerkeuken staat, stinkt. ‘Joentje,’ zei ik, ‘je was eng vandaag.’ ‘Ik weet het,’ zei hij.
© Edward van de Vendel 2007 30
OORLOG
Daarna keek hij omhoog, naar de lucht. Hij wreef wat nat onder zijn ogen vandaan en zei: ‘Kut kut wat een zooi.’ ‘Ja,’ zei ik. En toen rukte Joene zijn fiets uit de houder en zei: ‘Kom, we gaan douchen. En dan maken we plannen.’ *
© Edward van de Vendel 2007 31
PLANNEN
PLANNEN
Joenes moeder was niet thuis en dus zaten we in de huiskamer met bugles en creamcheese en een showbizprogramma op tv. We hadden elkaar inmiddels flink opgevuurd. Witheet waren we, en ik wist zeker dat we weer helemaal hetzelfde dachten. Ik vroeg tot drie keer toe: ‘Wie denk je dat het gedaan heeft?’ En tot drie keer toe zei Joene: ‘Mitch. Of Luuk. Of Robert. Maakt niet uit. Het klootjesvolk.’ ‘Wil je dat niet precies weten dan?’ vroeg ik? ‘Ik weet het toch al precies?’ zei Joene. ‘Het zijn de anderen. De tegenstanders. Het is oorlog met hen allemaal.’ ‘Ook met Stefano?’ ‘Haha, nee, niet met hem. Stefano is niet van deze wereld.’ Niet dat ik zelf geloofde dat Stefano er iets mee te maken had. Hij was er pas net en het leek me niet dat hij de MacLekker en alles wat er daar gebeurde serieus nam. Dus waarom zou hij zich opeens in de oorlog storten en Joenes portret volspuiten? Nee, dat paste gewoon niet bij hem. Bleef over: Mitch. Of Luuk. Of inderdaad zelfs Robert. Zefira of een van de andere kassameiden? Nee nee nee, kom nou gauw. Ik bedacht wraakvoorstellen. We konden saus in de kleren van Mitch gaan spuiten. We konden gaan smijten met de burgers als Luuk naast ons stond – dan spatte er vet op zijn handen. ‘Nee, nee,’ zei Joene, ‘het moet simpeler en slimmer.’ En toen kwam hij met het perfecte plan. Hij had er de hele dag, toen hij de robotversie van zichzelf was, al over nagedacht. Hij was er zelfs al mee begonnen! Ik hoorde het aan en kon er alleen maar mee instemmen. Die klootzakken ook, dacht ik, ze verdienen het. Het was zo fijn, die avond. We hoorden zo ontzettend bij elkaar. En tegen middernacht lag Joene met zijn hoofd op mijn schoot naar een slijmfilm te kijken. Totaal ontspannen, want we waren eruit.
Welke film was dat ook weer, Sessietje? xxxJ
Vergeten. Maar vind je nog steeds dat we dit zo op het weblog moeten zetten? Ses
Wat nu, Ses? Krabbel je terug?
* (niet voor het weblog)
© Edward van de Vendel 2007 32
PLANNEN
Ik weet het niet. Ik schrijf deze stukken nu alles achter de rug is, en opeens vraag ik of we dat weblog wel moeten publiceren. Wil ik wel dat iedereen het leest? Mam, Jetske, Jort misschien? In elk geval moet ik voor we het online zetten alle namen veranderen. Hè, waarom denk ik dat nou? Misschien ben ik inmiddels minder kwaad? Nee, dat is het niet. Wat ben ik toch een tutje, ik ben gewoon schijterig. En dat mag niet! Ik moet ophouden met twijfelen en de laatste stukken schrijven. Ik moet aan Joene denken! Want dit weblog is misschien gemeen, maar wat er in de MacLekker is gebeurd was nog veel gemener. Denk je bijvoorbeeld dat Joene zijn paspoort ooit nog terug gekregen heeft? Welnee. Ik vond dat we Jos moesten bellen, maar Joene zei dat Jos zijn gsm niet opnam. Hij heeft het een paar keer geprobeerd. Dat had niet nodig moeten zijn, want Robert zou dat regelen. Ook niet gebeurd. Dus, bewijs: Jos is een loser, maar hij had er niks mee te maken. De echte dader liep nog rond en vrat elke avond freakige hamburgers. Reden genoeg om door te gaan met Joenes strijd. Pardon, met ónze strijd. En toch aarzel ik. Dat komt ook een beetje door mama en Jetske. Ze bestoken me steeds heftiger met zoujenouwel-vragen en wewillenonsnergensmeebemoeienmáár-opmerkingen. Ze vragen waarom ik zo verander. Ze willen hun vrolijke Sessy terug. Nu ben ik verstrooid, zeggen ze. Nu ben ik hard. Hard? ‘Zussie,’ zegt Jetske, ‘zullen we gaan shoppen? Jij en ik? Of naar de film? Zit je nou weer achter je computer? Wat schrijf je? Met wie ben je aan het msn’en? Met Joene? Nog altijd?’ Ik denk: als we dat weblog op internet zetten zijn wij de aanvallers. Dan ben ik de aanvaller. En we zijn toch al weg? Het is toch al afgelopen? O juist ja – inmiddels werken Joene en ik dus niet meer bij de MacLekker. Maar dat moet ik later pas vertellen. Eerst wat we als tegenactie hadden bedacht. (Misschien aarzel ik daarom over het hele weblogplan: omdat ik het niet leuk vind op te schrijven wat ik nu op moet schrijven. Slappeling die ik ben. Ik deed het toch voor Joene? Nou dan!) *
© Edward van de Vendel 2007 33
PLASTIC
PLASTIC
De volgende dag werden Joene en ik allebei van plastic. We deden alsof we voorbeeldwerkers waren. We deden alsof we misschien wel manager wilden worden. De sfeer werd er een stuk gezelliger van. Mitch dacht dat alles weer goed was, en hij schuifelde nu niet alleen maar om Stefano heen, maar ook weer om Joene. En om mij. ‘Sessy,’ zei hij soms zomaar, en dan lachte hij. Aan het eind van de avond, het restaurant was al dicht en wij waren de traytjes schoon aan het spoelen, vroeg hij me opeens: ‘Sessy, is alles nou weer goed?’ Achteraf schaam ik me kapot om wat ik toen deed: ik legde een hand op zijn schouder. Ik moest vreselijk mijn best doen om in mijn hoofd te houden dat hij waarschijnlijk de dief en de ketchupspuiter was, want hij zag er opnieuw als een hondje uit, echt waar. Ik legde mijn hand op zijn vette schouder en ik zei: ‘Natuurlijk Mitch, natuurlijk is alles weer goed.’ Terwijl ik de hele dag stiekem naar de prikklok sloop. De prikklok hangt in de crewkamer en we stoppen er zodra we met werken beginnen onze persoonlijke timecard in. Als we klaar zijn halen we hem er weer uit. Zo registreert de klok hoeveel uren je hebt gewerkt en hoe veel je betaald gaat worden. Maar nu gingen Joene en ik voortdurend even naar buiten, voortdurend even naar de wc, voortdurend even naar het voorraadhok. Luuk vond alles best, hij leek veel soepeler nu. Misschien omdat hij opgelucht was dat we allemaal samen weer een Happy Keuken Clubje vormden. Maar Joene en ik slopen dus naar de prikklok en haalden zijn timecard los. En die van Mitch. Dat was makkelijk genoeg; we schoven ze een klein stukje naar buiten en dan registreerde de klok ze niet. Slim was het inderdaad, en simpel – Joene had gelijk. ‘We raken ze,’ had hij gezegd, ‘waar het ze het meeste pijn doet. In hun portemonnee.’
xx Joene
*
© Edward van de Vendel 2007 34
PLASTIC
(niet voor het weblog) Zo ging het een paar dagen door. O, wat leek het gezellig. Luuk noemde ons alweer de patty’s, maar nu klonk het anders. Zachtaardiger, alsof het een koosnaampje was. Zelfs Stefano ontdooide een beetje. Hij praatte nu wat vaker uit zichzelf, ook tegen mij. Misschien vond ik hem toch wel oké, al bleef het lastig dat Joene opnieuw over Stefano’s ogen begon te juichen, over zijn sterke handen, zijn lichtbruine huid. Mijn jaloezie speelde dus ook weer op, maar in elk geval kon ik die nu plaatsen. En ik wist dat Joene uiteindelijk voor mij zou kiezen. Had hij zelf gezegd. Intussen slopen we nog steeds naar de crewkamer en we klokten Luuk en Mitch nog steeds hele gedeeltes van de dag uit. De enige die vreemd deed was Zefira. Ze liet zich steeds minder in de keuken zien, ondanks Stefano. Na een dag of vier besloot ik het haar te vragen. We hadden samen pauze en ik zei: ‘Is Mouraz terug?’ ‘Hoezo?’ ‘Je flirt niet meer met Stefano.’ Zefira staarde even voor zich uit. Ik dacht: nu komt het. Nu begint ze een lofzang op Mouraz. Nu gaat ze zeggen dat ze nooit iets voor Stefano heeft gevoeld. Maar in plaats daarvan stelde Zefira mij een vraag. ‘Sessy,’ zei ze, ‘vind je het niet vreemd dat Joenes foto niet meer op het mededelingenbord hangt?’ ‘Eh nee,’ zei ik, ‘die heeft hij zelf weggehaald. Hij vond dat hij er lelijk op stond, je weet hoe ijdel Joene is.’ Dat had Joene bedacht. We zouden de sausdader geen voldoening laten hebben van zijn daad. ‘Aha,’ zei Zefira, ‘deed hij dat zelf...’ ‘Ja, wat dacht je dan?’ ‘Nee, niks, laat maar zitten. Zullen we weer naar binnen?’ En weg was ze. Vreemd. Ik begon erover na te denken. Had Zefira het soms gedaan? Of doelde ze op iets anders? Zodra het maar even kon liep ik achter Joene aan naar de wc. ‘Joene!’ fluisterde ik. ‘Zefira weet meer! Zal ik haar uithoren? Je weet wel, meisjes onder elkaar...’ ‘Ses!’ zei Joene. ‘Schiet op, ze mogen ons niet samen zien!’ ‘Maar...,’ stamelde ik, ‘wil je dan niet weten wie...’ ‘Nee!’ riep Joene en zijn wangen werden rood. ‘Ga naar binnen nou! Zefira zeg je, belachelijk, het idee alleen al...’ *
© Edward van de Vendel 2007 35
HET ERGSTE (1)
HET ERGSTE (1)
De avond erna was Joene ziek. Hij sms’te: Ik kom niet. Hoofdpijn. Ga jij door met de strijd? Ik belde meteen. Kreunend nam hij op. ‘Het is niks ergs, Sesje. Beetje migraine of zo. Is morgen weer over.’ ‘Zal ik langskomen?’ vroeg ik. ‘Ik zeg het werk wel af.’ ‘Ben je gek? Jij moet de timecards lostrekken.’ ‘Ja ja, maar weet je zeker dat het alleen maar hoofdpijn is?’ ‘Migraine.’ ‘Migraine dan. Is het echt niks anders?’ ‘Niet zeiken, liefje. Het is lief dat je belt, maar ik ga nu even plat. Daaaaag Kuskus.’ Goed – ik ging dus gewoon naar de vrijdagavondshift. Het was lastig om de timecards uit te klokken als het zo druk was, maar ik wilde het toch blijven proberen. Binnenkort was het uitbetaaltijd, en dan zouden ze het merken. Dan zouden ze net als Joene voelen hoe het is als iemand het op jou heeft gemunt. Maar de avond was anders dan anders. Lolliger. Kwam dat door Stefano? Hij lachte en lachte, en hij rende om de grill en de dresstafels heen. Zo ontspannen had ik hem niet eerder gezien. Hij deed een geschifte maffia-act. Hij verdraaide zijn stem alsof hij Don Corleone was, of Al Capone, ik weet niet hoe die gasten heten. Zefira keek om het hoekje en Mitch glunderde. Hij begon zelfs weer tegen de hamburgers te praten! Hij riep: ‘Hé Ho Vet!’ wanneer het vet begon te spatten, en dan keek hij me vanonder zijn pony aan alsof hij zeggen wilde: Zie je me, Sessy? Zie je dat ik het naar mijn zin heb? Maar toen was het opeens tijd om te gaan schoonmaken, en ik was al uren vergeten naar de prikklok te gaan. Even later stonden we allemaal buiten, en iemand zei: ‘Gaan we nog wat drinken? Met z’n allen?’ Iedereen riep ‘Ja!’, maar Zefira schudde met haar hoofd. Ze zei: ‘Nee, nee, dat kan ik niet doen.’ En ik was in de war. Ik zei: ‘Kan dat zomaar? We stinken.’ ‘Kan ons het schelen!’ riepen ze. ‘Wacht even,’ zei ik, en ik sms’te Joene. Ze willen wat gaan drinken, zal ik mee? Nee hè? Meteen kwam er een sms’je terug. Tuurlijk wel. Spioneren! Daarna ik weer: Voelt niet goed. Jij bent ziek. En hij: Niet zeuren. Voer ze dronken. Oh. Eh. Nou ja.
© Edward van de Vendel 2007 36
HET ERGSTE (1)
Ses, ik wist niet dat je het ook op het werk al zo leuk had gehad. Zonder mij dus. J.
Had ik verteld! Anders had ik toch nooit gedaan, wat ik later heb gedaan? S.
Ja ja, kutzooi.
© Edward van de Vendel 2007 37
HET ERGSTE (2)
HET ERGSTE (2)
We gingen toch maar even snel douchen. ‘Hai mam!’ riep ik toen ik thuiskwam. ‘Wat ben jij vrolijk,’ zei ze. ‘We gaan nog uit,’ zei ik. ‘Wie?’ ‘Iedereen van het werk. Mag het?’ ‘Is Joene er bij?’ ‘Nee, die is ziek.’ ‘Gaan er wel andere leuke jongens mee?’ ‘Mam...’ ‘Oké, oké. Maak het niet te laat.’
Drie kwartier later zagen we elkaar bij De Buzzer. Mitch was er, Luuk, Stefano en een stuk of wat tijdelijke meisjes die alleen maar kassa draaiden. Ik gaf het eerste rondje, en onze glazen waren nog maar nauwelijk leeg of Stefano haalde al een nieuw dienblad met bier en wijn en baco’s. En daarna deed Mitch hetzelfde. En toen Luuk. En toen nog eens Mitch. We stonden in een kringetje en we kregen het over tongpiercings. Mitch zei: ‘Als meisjes een tongpiercing nemen, dan willen ze vaker tongen.’ Ik lachte hem hartelijk uit, maar hij hield vol. ‘Waarom nemen ze ze dán?’ Zijn stem schoot door de alcohol vrolijk de hoogte in. ‘Ik vind tongpiercings mooi,’ fluisterde hij opeens, ‘ik vind ze echt heel mooi.’ De klinkers in zijn woorden werden langer en langer, en Stefano stoote zijn glas tegen dat van Mitch. Maar tegelijkertijd keek hij naar mij. En ik keek terug. En toen keken we allebei weer naar Mitch. Mitch was nog steeds een hondje, een hondje met z’n tong uit z’n bek, en als ik niet oppaste vond ik dat hondje nog vertederend ook. Spioneren! Het flitste door mijn hoofd – ik moet spioneren! ‘Mitch,’ zei ik dus, ‘eh... van wat voor muziek hou jij?’ Zijn antwoord was bizar. Hij noemde allerlei groepen waar ik ook van hield. Zelfs onze lievelingsnummers kwamen overeen. Mitch werd er in één klap helder van. Terwijl wij de inhoud van onze mp3-spelers langsgingen, begon Stefano een gesprek met Luuk over auto’s en motorcross en zo, jongensdingen. Er kwamen andere jongens bij staan, andere meisjes. Er werden
© Edward van de Vendel 2007 38
HET ERGSTE (2)
nog wat rondjes gegeven. En net toen ik dacht: nu moet ik toch naar huis, begon iedereen te dansen. Ze draaiden één van de nummers waar ik met Mitch over had staan praten, dus moesten hij en ik ook gaan dansen – ja sorry, ik was toen eigenlijk al teut. Hij kon er niks van. Hij schommelde met zijn dikke lijf op een totaal onwerelds ritme, en ik lachte hem voor de tweede keer die avond uit. Hij lachte mee. Hij veegde het zweet van zijn gezicht, hij zwaaide en ging even zitten. Ik was niet moe en danste nog wat door. En toen was er weer een nummer afgelopen en ik realiseerde me opeens hoe ik stond te zweven. Ik dacht aan Joene en wilde naar de uitgang lopen, naar mijn jas, maar er begon een zeiklied en ik voelde zomaar een arm om me heen en ik draaide me om en de arm was van Stefano. En ik legde zomaar mijn hoofd tegen zijn borst en ik was inmiddels knetterdronken, denk ik, anders kan ik niet verklaren waarom ik moest huilen en waarom ik na nog eens wat minuten, maar ik weet echt niet hoeveel, waarom ik het toen zomaar toestond dat Stefano zijn hoofd naar me toe boog en me zoende. Echt. Dat was het ergste. Ik zoende met Stefano en ik vond het fijn, en met mijn zatte kop begon ik geloof ik ‘schoenlepel’ te mompelen, ‘schoenlepel’ tussen de zoenen door. Stefano liet me even los en hij vroeg zo heel verbaasd: ‘Wat? Wat zeg je nou?’ En opeens schrok ik me helemaal blauw en zwart en rood en ik rukte mijn jas van een stoel en ik rende, rende, rende weg.
Dit was erg om op te schrijven, Joene. Alsjeblieft niks zeggen, niks erop zeggen alsjeblieft. S.
HelMitch en HelStefano. Ze hebben je verleid. Je was dronken. Ik haat hetero’s. En je hebt met ze meegedaan.
Laat nou, Joene. Please...
* (niet voor het weblog) Bij het ontbijt gluurden Jetske en mama naar me met van die ideetjes in hun hoofd, met van die twinkel-ogen. Ik wilde het liefst achterstevoren gaan zitten. Ik had geen koppijn, maar mijn buik deed vreemd. Ik kon alleen maar droge stukjes brood naar binnen krijgen, en dat zagen mama en Jetske dus ook. ‘Hou op,’ riep ik, ‘alles gaat goed.’ Maar het ging niet goed. Ik vertrok naar mijn kamer. Ik durfde Joene niet te bellen, want ik wist wat ik had gedaan. Ik was hem vergeten. Ik was een soort barbie geweest waar je wijn in giet en dan is ze bereid alle hertjes die ze in haar hart heeft
© Edward van de Vendel 2007 39
HET ERGSTE (2)
zitten weg te laten lopen. Ik had met de eerste de beste maffia-Italiaan staan bekken. Ik lag op mijn bed en ik staarde naar het rijtje gebrande cd’s dat daar op een plankje bij elkaar stond. Opeens schoot ik overeind. Ik trok de cd’s waar Mitch en ik over gepraat hadden tussen de andere uit en smeet ze zover mogelijk onder mijn bed. Ik was vergeten te spioneren. Ik was vergeten de timecards uit te klokken. Ik was Joene vergeten. En toen belde hij. Flash flash deed mijn schermpje. Zijn naam lichtte op: Joene! Joene! Met een zware arm tilde ik de gsm naar mijn oor, en wat ik hoorde was: ‘Hihi’. Hihi? ‘Hai schattie! Hoe is het? Heb je een kater? Wat ben je te weten gekomen? Hihi, ik zei toch dat ik hoofdpijn had? Was ook zo, hoor. Maar ik had me helemaal suf geblowd. Eerst wou ik het je niet zeggen, maar we moeten geen geheimen hebben hè? Ik was Jos tegengekomen en die had foute shit voor me. Jezus, ik was vierkant van binnen. Ik kon echt niet gaan werken! Sorry hoor Sesje...’ ‘Jos?’ zei ik. ‘Heb je met Jos gepraat?’ ‘Ja, hij had net wat nieuws binnen, maar dat was dus duidelijk niet...’ Ik viel hem in de rede. ‘Heb je het over de diefstal gehad?’ ‘Eh... nee. Hoezo?’ ‘Hoezó?’ Ik denk dat ik op dat moment besloot Joene niks te vertellen over Stefano. Alweer een foute beslissing, en ik ben dus iemand die allerlei dingen doet of niet doet en daar achteraf spijt van krijgt. Ik zei: ‘Laat maar. Zie ik je straks? We hebben toch allebei middagshift?’ ‘Ja, schattie, ik ga nog even badderen. Latertjezzz!’
Latertjezzz – dat zou dus bij de MacLekker zijn. Maar durfde ik daar mijn gezicht nog wel te laten zien? Stefano! Ik moest met hem praten voordat wij, voordat Joene, voordat Mitch... Ik zakte terug in mijn kussens, want er was nog zoveel recht te zetten. Nooit meer zou ik nog één druppel alcohol drinken – en toen ging mijn gsm opnieuw. Onbekend nummer. Ik nam op. Een stem: ‘Hai.’ Stefano. ‘Jee,’ zei ik, ‘Stefano. Ik wilde je net...’
© Edward van de Vendel 2007 40
HET ERGSTE (2)
‘Ja...,’ zei hij. ‘Ik eh... ik heb je nummer van Zefira.’ ‘Van Zefira?’ ‘Ja. Van het werk toch? Het is pauze nu, ik ben hier al vanaf negen uur. Mitch is er ook. Heftig wel. Ik bedoel, het was laat, en we hebben eigenlijk allemaal teveel...’ ‘Teveel gedronken,’ vulde ik aan. ‘Ik ook. Luister, nu je toch belt, ik wou zeggen dat wat er gisteren gebeurde...’ ‘Ja,’ zei Stefano, en ik hoorde hoe hij onhandig ademhaalde tussen zijn zinnen door. ‘Luister,’ zei hij, ‘dat had ik niet mogen doen. Dat zoenen dus. Was stom van me. Sorry... Ik weet niet of je...’ ‘Geeft niet,’ zei ik, en nu begon ik ook raar te ademen. ‘het was ook.. eh... stom van mij. Eh... houden we het stil? Zullen we...?’ ‘Oh. Oké. Deal. We houden het stil. Als je dat wil. Luister, ik wilde ook nog zeggen dat Zefira me daarstraks iets raars vertelde. Iets... ja, ik weet niet hoe ik dat moet... Maar het is iets over...’ Ik nam het alweer over. ‘Zeg, weet jij eigenlijk wel dat Zefira verliefd op je is?’ ‘Uh?’ Stilte aan de andere kant. ‘Uh...’ En nog steeds stilte. ‘Nou ja,’ zei ik, ‘een beetje dan. Maar ze heeft een soort vriend, hoor. Sorry, ik had het niet moeten zeggen. Weet je, ik zie je op het werk, en we doen alsof er niks is gebeurd. Oké?’ Ik kreeg opeens zo’n haast om de gsm neer te leggen, om een koude douche te nemen, om naar de MacLekker te gaan en daar veertien MacCheesers te grillen in plaats van twaalf en tien superpounders te dressen in plaats van acht. Om een Patty te zijn. Met Joene. Alsof er niets gebeurd was. ‘Oké, Sessy. Tot straks.’ *
© Edward van de Vendel 2007 41
EINDE
EINDE
En toen was daar het einde. Joene en ik fietsten slingerend naar de MacLekker. Ik was nogal ongerust over wat er verder deze middag zou gebeuren. Over hoe Luuk, Mitch en ook Stefano me aan zouden kijken. Ik hoopte maar dat niemand iets van onze zoen had gezien. We stonden niet in het volle licht, in een hoekje bij de garderobe, en Stefano had me beloofd niets verder te vertellen. Eerlijk gezegd stak het me toch een beetje dat Stefano me belde om te zeggen dat hij me niet had moeten zoenen. Waarom eigenlijk? Had hij een vriendin? Of was hij dronken en dus blind en zonde hij de eerste de beste die voorbijkwam? In beide gevallen was hij een asshole. Ophouden, Sessy, dacht ik. Het gaat om Joene nu, niet om Stefano. Wat kon mijn binnenste toch een rommeltje zijn, soms. Piekerend reed ik verder, misschien slingerde ik daarom wel, maar dat was even later allemaal niet meer van belang, want ik schreef het al: het einde kwam. We werden er door opgewacht. Zodra Joene en ik de MacLekker binnenkwamen stond Robert daar. De chef. Of Joene meekwam naar zijn kamertje. En toen hij er hoogrood, nog geen tien minuten later uitkwam, moest ik naar binnen. Daar deelde Robert mij hetzelfde mee als wat hij tegen Joene had gezegd. Dat hij begrepen had dat we met timecards hadden lopen knoeien. En dat we dus allebei acuut ontslagen werden. Einde. Stefano? Luuk? Zefira? Ik zag ze die middag niet eens. Ik kwam Roberts kamertje uit en ik rende meteen naar buiten. Daar stond Mitch, en daar stond ook Joene. Hij schreeuwde. Joene schreeuwde mijn naam. En toen was er opeens nog een einde. Want zodra ik bezorgd voor hem stond krijste hij in mijn gezicht: ‘Het is verraad! Jij hebt mij verraden! Jij hebt met Stefano gezoend!’
© Edward van de Vendel 2007 42
EINDE 10 DAGEN LATER
EINDE 10 DAGEN LATER
Dat was allemaal een dag of tien geleden. En nu zit ik hier, op mijn kamer, en ja inderdaad Jetske, ik chat met Joene. Ik had natuurlijk allang een ander baantje moeten zoeken, maar ik ben alleen maar bezig geweest met de Hamburger Files. Ik moest wel.
Vlak voordat we die laatste middag binnenkwamen was Robert de uurlijsten langsgegaan. Blijkbaar deed hij dat wel vaker. Maar nu klopte er iets niet. Hij riep Luuk en Mitch bij zich. Wie had hen toestemming gegeven om minder te werken? Hoe zat dat? Natuurlijk wisten Luuk en Mitch van niks. En natuurlijk hadden zij, met hun achterdochtige aard, meteen aan sabotage gedacht. En dus had Robert midden in de keuken tegen iedereen staan briesen. ‘Ik wil iedereen in mijn kantoor! Om de beurt!’ Niemand had hem verder kunnen helpen. En toen waren wij aan komen fietsen. In eerste instantie wilde Robert alleen van Joene weten of hij iets opgemerkt had, maar Joene was meteen gaan praten. ‘Ik kon het niet, Ses. Ik kon niet gaan zitten liegen,’ zei hij later. ‘En toen heb ik alles verteld. Over de homohaat van de MacLekker. Over de manier waarop ze naar me kijken. En dat we daarom deden wat we deden. Maar het maakte weinig indruk op die zak. Ik moest eruit. Jij moest eruit. Robert zei: “Dit heeft niks met homo’s of niet-homo’s te maken. Figuren zoals jij en je vriendinnetje zijn niet geschikt voor ons bedrijf.”’ Tien minuten later gebruikte Robert tegenover mij dezelfde woorden. Terwijl ik dat zat aan te horen, kwam Mitch pauze houden. Toevallig. Hij liep naar buiten. Daar stond Joene nog. Hij wachtte op mij. ‘Dikke Mitch vroeg aan mij of ik iets wist,’ zei Joene. ‘En ik dacht: ik zie hem toch niet terug. Bovendien, wat heb je aan tegenacties als je slachtoffer niet weet dat jij het hebt gedaan? Dus ik vertelde alles. Hihi, Sesje, je had hem moeten zien. Hij ontplofte bijna. Vooral toen ik hem zei dat jij me hielp. Mitch is al die tijd verliefd op jou geweest, Ses. Dat kan niet anders. Want hij werd nog vetter en roder dan hij al was, er sputterden sliertjes spuug over zijn lippen. En ineens begon hij vals te kijken, en hij lachte half gemeen en half ongelukkig. En toen vertelde hij me dus over jouw gore bekgedoe met Stefanolul. Dat was zijn wraak, Sesje. Zijn wraak op jou. Want hij had het liefste zijn eigen varkenstong tegen die van jou aan geschoven. Lekker nat had hij met je willen zijn, ik denk dat hij heel vaak aan je dacht, ’s nachts, in zijn bedje, met alleen zijn vlekkerige onderbroek aan, of misschien, Sesje, misschien dat niet eens, hihi.’ Wraak. Dat was het. En het werkte. Joene was zo geschokt dat hij naar mij begon te brullen. En toen beet hij me dus toe dat ik een verrader was en daarna spurtte hij weg. Ik racete achter hem aan, maar ik kon hem niet meer inhalen.
Dagenlang was Joene onbereikbaar. Ik was duizelig en misselijk en ongerust, want ik belde hem en hij nam niet op. En ik lag wakker en hij lag misschien ook wel
© Edward van de Vendel 2007 43
EINDE 10 DAGEN LATER
wakker. En ik ging voor zijn huis staan wachten en hij deed niet open. En ik stuurde mails en hij antwoordde niet, maar eindelijk, na een dag of vier, sms’te hij: Ik heb iets bedacht. Je krijgt straf. En toen zag ik hem dus weer. We huilden allebei, en ik probeerde op duizend manieren sorry te zeggen. Ik weet niet of Joene dat echt accepteerde, maar na verloop van tijd werden we zo gek van het praten dat Joene me een lange, diepe zoen gaf en zei: ‘Zo, nu weet je weer dat ik dat honderd keer beter kan dan Stefanolul, en ja, ik heb dus een straf voor je bedacht. Dit. Een weblog schrijven. De Hamburger Files.’
* En nu ben ik bijna klaar. Nu wil Joene dat we het blog publiceren. ‘Dat zal ze leren,’ zegt hij. ‘Dat is onze ultieme wraak.’ ‘De Maclekker,’ zegt hij, ‘is maar een voorbeeld. Het gaat overal hetzelfde.’Hij zegt: ‘Door deze files te schrijven kunnen alle homojongens en alle lesbomeisjes weten dat zij niet de enige zijn. En elke Mitch en elke Luuk en elke Robert staat nu voor lul.’ ‘Hihi Sesje,’ zegt hij, ‘ze staan voor Kuuk, ze staan voor Superkuuk!’ Ja, ik ben bijna klaar. Ik moet Joenes commentaar nog verwerken, ik moet hier en daar nog iets veranderen, en dan gaan we online. Dit is wat ik voor Joene kan doen. Het begon als de straf die ik van hem kreeg, maar nu ik dag aan dag heb doorgeschreven, en nu ik ook die extra stukken heb gemaakt, die dagboek-achtige verhalen voor mezelf, nu begrijp ik hoe het zit. Hoe het zit met Joene en mij. Want Joene woont in mijn hoofd en in mijn handen en in mijn humeur en in mijn huid. Ik voel zijn boosheid al voordat hij boos wordt. Ik snap dat hij verdrietig is al voordat hij moet janken. We hebben dezelfde hersens en hetzelfde hart. En daarom deed het Joene zo’n pijn dat ik met Stefano heb gezoend. Het was logisch dat ik ook bleek te willen wat hij had gewild: Stefano’s ogen, Stefano’s aandacht en Stefano’s lachje – Joene en ik voelen immers hetzelfde. Maar opeens had ik me losgerukt van Joene. Want het enige dat hij niet krijgen kon, nam ik zonder aarzelen aan. Stefano’s tong. Daarmee was ik aan de andere kant gaan staan. Daarmee had ik de vijand opgezocht. Ik had Joene hard en zonder na te denken laten voelen wie hij was. De buitenstaander. De homo. Het hertje.
* Ja. Zo zit het, ik weet het.
© Edward van de Vendel 2007 44
EINDE 10 DAGEN LATER
Maar het erge is dat ik, ondanks dat we weer goed zijn met elkaar, ondanks dat we weer lachen, ondanks dat Joene me ruimschoots vergeven heeft en altijd, altijd van me zal houden, het erge is dus dat ik ondanks alles ben gaan twijfelen. Het is verschrikkelijk. Misschien moet ik gewoon aanvaarden dat ik voor nu en voor eeuwig Sessy de trut zal zijn. Natuurlijk, mama en Jetske roepen steeds harder dat Joene me blokkeert en dat ik hard geworden ben en verstrooid en een ander iemand. Maar dat is het niet. En het is ook niet dat ik uiteindelijk medelijden heb gekregen met Mitch en Luuk. Dat ik vind dat ze het niet verdienen om met naam en toenaam op een oorlogsweblog te worden genoemd. Is het Stefano dan? Voel ik iets voor hem? Wil ik ergens in een uithoek van mijn laffe lijf dan toch dat hij me nog eens belt, dat hij me nog eens komt zoenen, dat hij me komt zeggen dat hij er eigenlijk geen spijt van heeft en dat hij soms nog wel eens droomt van die achterlijke avond? Nee, Stefano is het ook niet. Goed, ik voel dat allemaal wel, ik word heus beïnvloed door het geroddel bij mij thuis, ik vind heus af en toe dat de MacLekker-jongens ook maar ploeteraars zijn, en ik heb nooit het nummer van Stefano gewist terwijl ik dat wel had moeten doen – maar nee, dat zijn toch niet de echte redenen dat ik ben gaan twijfelen. De echte reden is verdomme, verdomme, verdomme, een paspoort. Dat van Joene.
* Vanmiddag zijn we naar de ijssalon geweest. Joene wilde me trakteren, omdat ik klaar ben met het blog. ‘Dubbel pistache?’ ‘Ja, en jij citroen met bosvruchten.’ We kunnen voor elkaar bestellen, we weten pecies waar we van houden. We slenterden naar Joenes huis om een dvd’tje te zien. En toen Joenes computer aan het opstarten was zag ik dus opeens dat paspoort liggen, ergens onder een stapeltje tijdschriften. Ik trok het eronder uit. ‘Hé,’ zei ik, ‘wat is dit?’ Er schoot een vlaag paars over Joenes wangen. ‘O,’ zei hij. ‘Je paspoort!’ riep ik. ‘Je hebt het terug! Dat wist ik helemaal niet!’ ‘Ja, ja,’zei Joene, ‘ja, dat eh… kwam van Zefira. Ze had het ergens gevonden. Ergens in de MacLekker. Ze heeft het naar me opgestuurd. Met de post.’ ‘Wát? Wanneer dan?’ ‘Een paar dagen geleden of zo. Zullen we gaan kijken? De film begint.’
© Edward van de Vendel 2007 45
EINDE 10 DAGEN LATER
‘Wacht even, Joen. Dat betekent dan toch dat Zefira de dader is? Dat zij je paspoort jatte en nu spijt gekregen heeft? En hé, hé, nu klopt alles ook. Of niet? Ik bedoel… de laatste keer dat ik haar sprak deed ze al zo vreemd…’ ‘Nee, nee!’ zei Joene. ‘Zefira heeft het niet gedaan! Ze heeft het paspoort alleen maar gevonden… Kom, hou er nou maar over op.’ ‘Hou er nou maar over op?’ ‘Ja, Ses. Ik wil er niet meer over praten.’ ‘Maar… maar…’ ‘Sesje… stil.’
* Maar ik begreep er dus niks van, en dat doe ik nog steeds niet. We hebben wel een uur of wat gegamed, maar ik bleef steeds naar dat paspoort kijken. Zefira? Zefira de dief? Als dat waar is, dan hebben we Luuk en Mitch vals beschuldigd. Dat moet Mitch zijn dertig euro terug. Dan klopt ons hele weblog niet! Na lang aandringen vertelde Joene me vanmiddag nog dat Zefira dat paspoort achter de stellingen in de crewkamer had gevonden – samen met de lockersleutel van Joene en Mitch. Het blijf een vreemd verhaal. Ik ben thuis nu, en ik denk: voordat we dat blog publiceren moet ik het zeker weten. Ik heb Zefira sinds we ontslagen zijn niet meer gesproken. Haar sms’jes heb ik niet beantwoord. Maar nu bel ik haar. Ze neemt meteen op. ‘O, Sessy, wat ben ik blij dat je belt... Hoe gaat het met je?’ ‘Goed, Zefira, goed. Ik wil je wat vragen. Waarom heb jij Joenes paspoort teruggestuurd? Kreeg je spijt?’ ‘Joenes paspoort?’ ‘Ja?’ ‘Ik begrijp jou niet, wat bedoel jij?’
Haar verhaal klopt niet met dat van Joene. Zefira blijkt niks te weten van zijn paspoort en ze heeft het dus ook niet opgestuurd. Ze raakt in paniek, ze is bang dat ik haar verdenk. Hoe langer we praten, hoe meer ze in huilen uit wil barsten. Uiteindelijk zegt ze: ‘O, Sessy. Ik wil het niet vertellen, maar ik moet wel, ja, ik moet wel.’ ‘Wat?’ zeg ik. ‘Wat dan?’ ‘Sessy,’ zegt ze dan, ‘ik wilde je het al eerder vertellen, maar toen heb ik het maar gelaten. Ik dacht dat jij mij niet zou geloven. Misschien geloof jij mij nog steeds niet. En jij bent vriendin van Joene, maar… maar… Ik was een keer te vroeg op het werk. Ik maakte de kassa’s klaar. Ik hoorde iemand binnenkomen achter mij, in de keuken. Ik keek langs de bin. Daar was Joene. Ik wilde hallo zeggen, maar toen zag ik wat hij deed. Hij liep naar de sauspistolen. Hij had iets in zijn hand. Ik
© Edward van de Vendel 2007 46
EINDE 10 DAGEN LATER
hield mijn adem in. Het was een foto. Zijn eigen foto. En weet je, weet je… hij spoot er ketchup op. Ik zweer het jou. Ketchup. Toen liep hij weg, naar de crewkamer, en vanaf dat moment zag ik zijn foto nooit meer op het bord. O, ik had het niet moeten zeggen, misschien betekent het niks. Wat denk je, Sessy, betekent het niks?’
Meteen krijg ik koorts. Een grijpkoorts is het, een koorts die invalt en aanvalt en mijn hoofd van binnenuit doet fikken. De gsm valt uit mijn handen, want mijn vingers werken niet meer. Ik ga op mijn bed liggen, maar ik sta meteen weer op. Ik loop door mijn kamer, ik kijk uit het raam, maar ik zie niets en ik zak weer neer op bed. Er gloeien nu verbindingen in mijn hoofd waarvan ik niet eens wist dat ik ze had. Want Zefira zou een leugenaarster moeten zijn, iemand die verzinsels vertelt. Iemand die zichzelf schoon wil praten, iemand die een ander de hand boven het hoofd houdt. Maar dat is ze niet. Ik spring op. Ik hou mijn polsen onder de kraan. Ik ren terug naar mijn gsm. Ik doe de computer aan. Ik wil naar beneden om mijn schoenen aan te trekken, maar ik blijf zitten. Ik wil weer gaan liggen, want misschien ga ik kotsen. Maar dan is Joene er. Op msn.
Joene (de mooiste mannen zijn de onbereikbaarste
) zegt: Hai schattie!
Sessy zegt: Owh Sessy zegt: Dag Joene (de mooiste mannen zijn de onbereikbaarste gaan.
) zegt: Sessepes! Was gezellig vanmiddag! Maar keb haast, moet zo
Sessy zegt: Owh Joene (de mooiste mannen zijn de onbereikbaarste We moete niet langer wachte.
) zegt: Wou alleen maar ff zeggu dat ik het alvast gedaan heb hoorrr!
Sessy zegt: Wat? Waarmee? Joene (de mooiste mannen zijn de onbereikbaarste ) zegt: Blog. Die stukkies kun je altijd nog aanpasse. Keb het alvast online gezet. Duurt anders zo lang. Als ik op jou moet wachtu hihi. Sessy zegt: Wat wat??? Hoe??? Joene (de mooiste mannen zijn de onbereikbaarste
) zegt: Schoenlepeltje. Dat wast wachtwoord tog? Had ik onthoude
Sessy zegt: Ja maar Joene nee! Joene (de mooiste mannen zijn de onbereikbaarste ) zegt: Tziet r prachtig uit. Ze verdienen t haha. Maar hee lekker ding, ik ga ff off want m vader is er net. Hij gaat honkballu maar we eten nog wat. Doei dag kuzzdingutjus!!! Joene (de mooiste mannen zijn de onbereikbaarste
© Edward van de Vendel 2007 47
) zegt: XXX
EINDE 10 DAGEN LATER
Sessy zegt: Wacht Joene wacht! Uw bericht Wacht Joene wacht! Kon niet weergegeven worden want Joene (de mooiste mannen zijn de onbereikbaarste is offline.
)
Ik heb te lange vingers. Ze raken met zichzelf in de knoop. Ik probeer www.hamburgerfiles.blogspot.com in te typen, maar ik struikel en struikel en ik moet even adem halen en opnieuw beginnen. Dan verschijnt ons weblog op het scherm. Inderdaad, alles staat er op, van mijn eerste weblogstukje tot het einde en het ergste. Ik sta op, ik stoot mijn stoel om en er vallen een paar boeken van de tafel. Ik ga meteen weer zitten en dwing mezelf rustig te worden. Hoe werken die weblogs? Hoe krijg ik alles er weer af? Ik klik en klik en dan vind ik het. Ik moet inloggen en het dashboard zoeken en het hele weblog deleten. Ik klik en ik klik. Are you sure? Ja, ik ben sure. Ik vloek tegen het scherm omdat het te lang duurt, maar dan is alles weg. Ik spring op, ik ren al naar de gang, maar ik sjees terug naar de computer en klik op ‘change password’. Weg met ‘schoenlepeltje’. Er moet een nieuw wachtwoord op. Maar welk? ‘Kutzooi’, maak ik ervan. Kutzooi. En dan donder ik alsnog de trap af.
Mama en Jetske draaien hun hoofden naar mij en vragen: ‘Waar ga je heen, het is etenstijd.’ ‘Weg!’ roep ik. ‘Wat is er dan?’ ‘Zo terug!’ schreeuw ik vanuit de bijkeuken. ‘Niks aan de hand!’
Ik hak op de trappers van mijn fiets. Het begint geloof ik te regenen, maar ik merk niet. Ik zie de MacLekker-keuken voor me, ik zie het vettige haar van Mitch voor me, ik zie het hoofddoekje van Zefira, de pukkeltjes van Stefano, het beugelbekkie zelfs van de vrouw van Luuk, op het portretje uit zijn portemonnee. Maar ik zie vooral Joenes foto voor me, druipend van de ketchup. Verse ketchup was het, ketchup die er net pas op gespoten moest zijn. Oude ketchup wordt al heel snel bruin, en waarom waarom heb ik dat niet eerder bedacht? Ik race de straat in waar Joene woont, en ik moet nog langs tachtig, zeventig, zestig huizen, en ik zie een zomer voor me die één grote nep-Patty is, een freaky sneaky cholesterolburger van verraderlijk vlees. Platgeslagen, binnenstebuiten gekeerd, zwartgegrilld en in een doosje gepropt. Ik smijt mijn fiets tegen het hekje voor Joenes huis. Ik vlieg over het tegelpad en ik sla met mijn vlakke hand tegen de bel. Joene. Joene. Ik moet je nu zien.
© Edward van de Vendel 2007 48
EINDE 10 DAGEN LATER
En de deur gaat open en ik zie hem. Maar ik zie ook een brede man. Een man met een te strakke trainingsbroek en een borstkas en een streepjesshirt. De man staat achter Joene in de gang te lachen tegen iemand in de kamer. En terwijl op Joenes gezicht de schrik opschiet, omdat ik zo wild en gespannen voor hem sta te hijgen, draait de man zich naar mij om, slaat Joene op zijn schouder en roept: ‘Kolere makker, dat is nog eens een vriendin.’ ‘Pap,’ piept Joene, ‘pap…’, maar ik ben opeens helder en snel. Ik stap naar binnen. Ik zeg: ‘Dag meneer, ik ben Sessy. Ik moet iets met Joene bespreken,’ en ik loop naar de trap. Ik ga naar boven alsof ik er zeker van ben dat Joene me volgt. En dat is ook zo. Joene komt achter me aan. Ik ben al op de overloop, en van beneden hoor ik Joenes vader stomverbaasd mompelen: ‘Kolere… wat een pittig ding…’
Ik sta naast Joenes bed. Joene bij de deur. Ik zeg: ‘Zo is het dus. Ik begrijp je niet meer. Jij hebt zelf die ketchup op je foto gespoten. Je hebt veel te veel haast met het weblog. En je paspoort is nooit gestolen geweest. Zo is het dus.’ En Joene kijkt me aan en ik kijk terug. Het blijft stil. Het blijft nog langer stil. Ik zeg nog een keer, zachter nu: ‘Zo is het dus.’ En met de razendsnelle bewegingen van een geschrokken hert draait Joene zich om en rent weg.
Ik ben één seconde lang verrast. Ik blijf één seconde te lang staan. Maar dan schiet ik achter hem aan. Hij vlucht, denk ik, hij vlucht! Ik storm achter hem aan de trap af en de openstaande voordeur uit, en ik zie nog net hoe Joene mijn fiets overeind sleurt en ervandoor gaat. En ik zie ook nog net hoe hij iets onder zijn arm klemt. Iets groots. Iets langs. Een honkbalknuppel.
Ik schreeuw. Ik zie Joene verdwijnen en ik schreeuw en ik begin te rennen.
© Edward van de Vendel 2007 49
EINDE 10 DAGEN LATER
Ik weet niet waar hij naartoe racet, dat kan ik ook niet weten. Ik ken deze situatie niet, ik heb dit nog nooit eerder meegemaakt. Maar ik weet het tegelijkertijd wel. Ik weet wat er gebeuren gaat en ik weet dat ik snel moet zijn. Het is harder gaan regenen en ik krijg al pijn in mijn zij. Ik voel mijn adem al moeilijker gaan, maar ik weet ook dat ik nog uren verder zou kunnen rennen als dat nodig was. Ik ben bang en tegelijkertijd voel ik me sterker dan ik ooit ben geweest. Vreemd, vreemd, vreemd. Ik ren en ik ren. Nog twee straten. Nog één.
Hij is al begonnen. Ik vind hem bij het speeltoestel dat opzij van de MacLekker staat, het klimhuisje met de loopbrug. Er zijn geen kinderen. Misschien omdat het regent, misschien omdat Joene ze heeft weggejaagd. Heel alleen staat hij te rammen. Hij beukt met de honkbalknuppel op de rubberen tegels die daar als bescherming zijn neergelegd. Mijn fiets ligt weggeslingerd in de struiken. Ik loop tot vlak bij Joene en ik ga gebukt staan om uit te hijgen. ‘Hhh hh hhh,’ doe ik, ‘hhh hhh.’ Joene kijkt op. ‘Joen,’ zeg ik. Het komt er stotend uit. Joene tilt de knuppel boven zijn hoofd en mept keihard op de losse planken van de loopbrug. De planken springen omhoog en Joene laat door de terugslag de honkbalknuppel uit zijn handen vallen. Ik doe een snelle stap naar hem toe, maar hij is me voor. Hij raapt de knuppel op en staat al klaar om nog eens te slaan. ‘Joene…’ fluister ik, ‘het geeft niet, Joene, het geeft niet…’ Hij kijkt me vanonder zijn haarlok wild aan. Wild en grijnzend. Hij opent zijn mond. ‘Het is wáár,’ gromt hij. ‘Alles wat je denkt is wáár.’ ‘Joene,’ hijg ik weer, ‘het geeft niet...’ En dan zie ik dat er een paar meter achter hem nu wel mensen zijn komen te staan. Kinderen, klanten misschien. Personeelsleden ook? Is Zefira daar? Of Mitch? Stefano? Ik probeer even, heel kort maar, over Joenes schouder te kijken, maar precies op dat moment valt Joene aan. Hij stormt naar de wand van de MacLekker, die ook de wand is van Roberts kantoor. Ik schiet achter hem aan en vang de knuppel op die hij naar achteren zwaait.
© Edward van de Vendel 2007 50
EINDE 10 DAGEN LATER
Joene schreeuwt. ‘WRAAH!’ schreeuwt hij. Hij rukt de knuppel los en draait zich om. Hij kijkt me aan, slingert de honkbalknuppel van zich af en slaat dan hard zijn armen om me heen. Hij klemt me tegen zich aan en grauwt in mijn oor: ‘Alles wat je denkt is waar. Ik ben een dief. Ik ben niets. Ik ben gek. Ik ben een flikker. Ik ben vals. Ik ben alles wat je denkt.’ Ik ben opeens niet sterk meer. Ik kan er niks aan doen, ik kan nergens iets aan doen, ik zit vast, ik zit klemvast aan Joene en ik begin te huilen. ‘Nee,’ huil ik, ‘nee, nee…’ Joene drukt me nu nog strakker tegen zich aan. Hij hijgt en ik begin te hikken. Ik krijg bijna geen lucht meer, maar dan pakt iemand Joene vast. Van achteren. Joenes hoofd schiet met een ruk opzij. Er springt spuug uit zijn mond, en zijn ogen worden eerst smaller, dan weer groter. Hij laat me los en begint te gillen. ‘Ja!’ gilt hij. ‘Ja, ik ben een flikker! Ik ben homo! Ik ben homo! Ik ben alles wat je denkt!’ Maar de man die Joene vastgepakt heeft slaat zijn armen alleen nog maar steviger om hem heen. Die man begint zachtjes in Joenes oor te praten. ‘Stil maar, jongen,’ zegt hij, ‘stil maar.’ ‘Papa,’ zegt Joene, en ik zie hoe hij kleiner wordt. Hoe hij zich achterover laat zakken. ‘Papa,’ zegt Joene, ‘ik ben het. Ik ben het echt.’ ‘Dat is goed, jongen,’ zegt Joenes vader, en hij drukt Joene nog wat dichter tegen zijn gestreepte T-shirt aan. ‘Pap,’ fluistert Joene, ‘ik ben het echt…’ En nog een keer zegt Joenes vader, zo zacht dat niemand die toe staat te kijken het nog verstaat, behalve ik: ‘Jongetje… Jongetje van me, dat weet ik toch... Het is goed….’
© Edward van de Vendel 2007 51
EINDE 3 WEKEN LATER
EINDE 3 WEKEN LATER
Het is drie weken later nu. Ik heb Joene na die avond niet meer gezien. Zefira heeft me gebeld. Mitch is langsgekomen en Stefano heeft wel drie keer, nee vier keer gesms’t. Op een dag stond er zelfs een koerier voor de deur. Met een Maclekkerdoosje. Er zat een vierdubbele superpounder in. En een briefje van Luuk: Als je wil mag je terugkomen. Maar ik heb de telefoon niet aangenomen. Ik heb Jetske met Mitch laten praten, en ik bezwoer haar dat ik niet wilde weten wat hij te zeggen had. Aan Stefano sms’te ik terug: Later. Misschien. De vierdubbele superpounder heb ik in de vuilnisbak gegooid. Nooit, nooit ga ik terug, en nooit, nooit eet ik nog een hamburger.
Mama heeft met Joenes vader gepraat, en later ook met zijn moeder. En nu staan ze al een tijdje met z’n allen van hoog boven naar hun zoontje te kijken, en naar hun dochtertje. Alsof we patty’s zijn. Onbekende patty’s die zomaar op hun dresstafel terecht gekomen zijn. En misschien zijn we dat ook. Ik probeer niet te denken aan wat ik allemaal fout heb gedaan. Aan wat ik allemaal niet heb gesnapt. Aan wat ik allemaal had kunnen voorkomen. Ik probeer hier rustig op mijn kamer een beetje aan een rok te werken. Patronen downloaden. Printen. Vergroten. Stof afspelden. Knippen. Naaien. Een rok, ja. Een mannenrok, ja.
Mama en Jetske hebben voor nog minstens tot aan mijn eenentwintigste verjaardag slijmdvd’s gehuurd. Iets met een meisje dat te dik is. Iets met een vrouw die verliefd is op haar baas. Iets met een man die getrouwd is, maar in het vliegtuig naast de liefde van zijn leven komt te zitten. Maar niks uit die films klopt. Het is allemaal verzonnen en achteraf vind ik mezelf nog het stomste toen ik rennend achter Joene aan dacht dat ik sterk was. Dat ik een sterke hoofdpersoon was in een verhaal. Dat ik de loop van dat verhaal wel even recht zou kunnen buigen.
© Edward van de Vendel 2007 52
EINDE 3 WEKEN LATER
Joenes vader hield die middag zijn armen stevig om zijn zoon geslagen. Ze liepen met z’n tweeën naar de auto waarmee Joenes vader ons achterna gereden was. De motor draaide nog, het portier stond open. Ik bleef bij het speelhuisje staan, maar Joenes vader kwam terug. ‘Kom,’ zei hij, ‘ik breng je thuis.’ Ik sjokte met hem mee. Ik wilde op de achterbak gaan zitten, maar daar lag Joene. Plat. Hij staarde naar het autoplafond. ‘Ga maar voorin,’ zei Joenes vader, en opeens mompelde ik: ‘O, mijn fiets.’ Joenes vader haalde mijn fiets uit de struiken en tilde hem in de kofferbak. Ik ging zitten en van de minuten in de auto kan ik me verder niets herinneren. Opeens was ik thuis. Opeens stond mijn fiets in het schuurtje. Opeens zat ik tussen mama en Jetske op de bank.
Ik had niets te vertellen. In de hele Hamburger Files niet.
Hihi. Het is drie weken later nu. Ik zit dit te schrijven en ik moet opeens weer denken aan Joenes giecheltje. Hihi.
Mama zei gisteren dat ze trots op me was. En dat iets waar je niet dood van gaat, je alleen maar sterker maakt. Ze zei dat ik moet beseffen dat Joene problemen heeft. ‘Het gaat niet om homo of hetero,’ zei mama. Ze keek er moederachtig bij. ‘Het gaat om wie hij zelf denkt dat hij is. Hij gelooft dat de hele wereld vol vijanden zit. Maar dat is niet zo. Het zit in zijn hoofd, Sessy. En dat is erg genoeg. Ik vind het een geweldige jongen, Sessy, eerlijk waar, maar jij moet je nu losmaken. Anders eet hij je op. Ja. Hij eet je op.’ Welja, dacht ik. Ik kon er niet naar luisteren. Ik zag haar grote, heldere ogen naar mij kijken, ik zag hoe ze mijn gezicht afzochten, hoe ze hoopte dat ik zou knikken. Maar dat deed ik niet. Ze had gelijk. Natuurlijk. Vast. Natuurlijk. Maar het is haar leven niet. Het is het mijne.
© Edward van de Vendel 2007 53
EINDE 3 WEKEN LATER
Jetske vertelde uiteindelijk toch waarom Mitch was langsgekomen. Hij wilde zijn excuses aanbieden. Zijn stotterende excuses. ‘Waarvoor?’ had Jetske gevraagd. ‘V-voor alles,’ zei Mitch. ‘Sessy,’ zei Jetske, ‘die jongen ziet er niet uit, maar ergens is het toch wel een schatje.’
Stefano? Die heeft niet drie of vier keer gesms’t. Die heeft acht keer gesms’t. Of negen. Vanochtend nog. Gaat het? Ik denk dat ik hem wel moet antwoorden.
Maar ik hoor dus steeds dat geluidje. Dat geluidje in mijn oor. Hihi, hoor ik. Hihi.
Joene en ik hebben niet meer met elkaar gesproken. Mama vond het niet verstandig, en bovendien belde Joene niet. Hij sms’te niet, mailde niet. Gelukkig maar, want ik had niet geweten wat ik moest zeggen. Ik weet al drie weken niet of ik nu kwaad ben, of bang, of verliefd. Ik ben moe. Dat wel. Moe van al dat gepeins in mijn hoofd. En soms moet ik aan zijn handen denken. Aan dat gekke draaien van zijn lichaam wanneer hij een nieuw hemdje showt. Aan zijn dunne benen dwars over de mijne. Aan zijn tong. Hihi. Hij was ziek. Dat zal wel. Maar wanneer is hij dan weer genezen?
Ik zit voor de computer en ik beweeg mijn hand. Ja, het is drie weken geleden nu, en mijn hand zweeft naar de muis van mijn computer. Mijn hand opent messenger.
© Edward van de Vendel 2007 54
EINDE 3 WEKEN LATER
Niet dat ik daar iets over te zeggen heb. Het gaat vanzelf. Ik vind drie weken nogal lang. En mama zegt dat ik een stap moet nemen. Nou, mam, moet je zien: mijn hand neemt een stap. Hihi. Msn. Voor het eerst in drie weken. Ik stel mijn status in op offline, zodat niemand me kan zien. En opeens denk ik: ik kan hem toch mailen dat de rok af is? En dat de rok hem geweldig goed zal staan? Omdat alles hem geweldig goed staat? Dat denk ik, en dan zie ik het: hij is er. En hij heeft een nieuwe alias. Salou. Joene noemt zichzelf nu Salou. En dit heeft hij achter zijn naam gezet: (ik wil erheen en hopelijk wil S’je mee!!!!) Joene! denk ik. Joene! Dat gaat helemaal vanzelf. Ik denk ook: Het is mijn leven. En dan zweeft mijn hand alwéér uit zichzelf naar de muis. Moet je kijken, moet je kijken, denk ik, ik kan er niks aan doen, het is drie weken later, ik wil best naar Salou - en ik ga online.
© Edward van de Vendel 2007 55