DE GEBROEDERS WOUWERMAN, Q
DOOR S. KALFF.
B
Beter dan in hunne vaderstad Haarlem ruitergevechten, legerkampen, enz. Waarzijn de gebroeders Wouwerman, Philips, Jan schijnlijk schilderde reeds de vader paarden, en Pieter, vertegenwoordigd te Amsterdam en plantte de kunstcnaarsaanleg zich in deze in het Rijksmuseum, te 's Gravenhagc in het richting in het geslacht voort. Volgens HouMauritshuis en in tal van buitenlandsche braken was deze vader een historieschilder musea. van weinig bcteckenis, een kunstbroeder van Te Haarlem in het Frans Hals-museum de geringe soort. Niet zoozeer omdat hij, vindt men van naar 't schijnt, den eerste slechts ook uithangboreen paar vrij onschilderde, den beteekenende pawant deze richneeltjes, eene ting in de kunst, groep herten en bescheiden als ze een paar geiten was, bracht op voorstellende. De zichzelf nog niet 't beide andere broebewijs van minderders zijn er met waardigheid met een enkel stuk zich. In de 17de vertegenwoordigd, eeuw vond men, Pieter met een te Haarlem niet kermis, Jan met het minst, tal van een gezicht op de bekwame kunsteSt. Bavo-kerk. naars, welke dien .Daarentegen bezit arbeid niet benehet Rijksmuseum den hun talent van den eerste rekenden, zooals een drietal schilVincent Laurcns derijen en van v. d. Vinnc, CorPhilips niet minnclis Bega, Willem der dan vijftien, Dubois, Theodoor welke meeren deels PHILIP WOL'WERMAN. DE SCHIMMEL (RIJKSMUSEUM, AMSTERDAM). H p l m b r o l ' C l " tot de beste proeven van beider talent Ook in die Oud-Hollandsche samenleving gerekend mogen worden. Ook Jan, of- gold de leus: „L'enseignc fait la chaschoon de minste der broederen, ontbreekt landise"; onder die houtschilderijen vond er niet geheel; den familietrant volgende ziet men er, die niet ontbloot waren van kunstmen hier van zijne hand een bontgekleurd waarde. paard. De vader noemde zich aanvankelijk alleen Paarden hadden voor deze schildersfamilie Paulus Joosten; later Wouwerman, wellicht eene bijzondere aantrekkelijkheid, hetzij dat met betrekking op de gele kleurstof, wouw zij deze dierstudie met een enkel figuur weer- genaamd, ten dienste van de laken ververij. gaven, hetzij met eene geheele groep door ze Hij was afkomstig van Alkmaar, in 1618 invoor te stellen bij jachtpartijen, belegeringen, geschreven als schilder en poorter te Bever-
DE GEBROEDERS WOUWERMAN.
97
wijk en daar gehuwd met Maria Fransdoch- Beroemde etsen stellen zoo natuurlijk verter Saalle. Weduwnaar geworden hertrouwde schillende leeuwenj achten voor, alsof hij zelf hij te Haarlem met Susanna van den Boo- er bij tegenwoordig geweest was." gaert. Uit dit huwelijk sproten vier zoons, Voor Wouwerman was het paard w e l Philips, Daniël, Pieter en Jan, zoomede eene een dier uit zijne dagelijksche omgeving, en dochter, Geertruyd. De vader, die nog te hij schroomde niet het af te beelden zóó als Beverwijk zijn testament maakte, verlegde hij het zag, al moest hij daarbij de natuur bij zijn tweede huwelijk zijn domicilie naar ook ter ongelegener tijd betrappen. Nu eens Haarlem, en stierf daar in 1642. bij een achteruit slaanden schimmel (voor De oudste en beroemdste zijner zonen, schimmels had hij een voorliefde), clan weer Philips, werd op 24 Mei 1619 te Haarlem bij een paard bezig zich van zijne overtollige gedoopt. Het pleit voor zijn gelukkigen aan- vochten te ontdoen. De voorstelling was leg, dat hij, met geen andere leiding dan de steeds getrouw, haast al te getrouw. Getuige gebrekkige van zijn vader, zich tot een zoo de teekeningen van zijne hand in het TeyIervoornaam kunstenaar wist te vormen. Of- museum, waar men, ofschoon op den achterschoon er aanwijzingen bestaan omtrent de grond, paarden ziet afgebeeld op het oogenmogelijkheid, dat hij ook nog het onderricht blik der paring. genoot van P. C. Verbeek, en in zijne stukken Zijne landschappen stonden beneden, maar de invloed werd opgemerkt van Pieter van niet verre beneden die van zijn illustren stadLaar en Jan Wijnants, had hij de hoogte, genoot Jacob van Ruisdael. Kenners, zoo welke hij bereikte, toch het meest aan zich- niet altijd onder den tijdgenoot, dan toch zelf te danken. Met Wijnants' voorbeeld onder den nazaat, bewonderden in zijne stukvoor oogen begon hij zich toe te leggen op ken de gemakkelijke compositie, de rijke verhet landschap, met name het duinlandschap, beelding, de geestige teekening en het krachwaarvoor Haarlem's omstreken zoo ruim- tige, vaak zilverachtigc koloriet. Een andere schoots de motieven aangaven. Later diende stadgenoot, de kroniekschrijver ïheod. Schrehet landschap hem meer tot achtergrond voor velius, getuigde dat hij „vele honderde" van zijne groepen en figuren. Onder die figuren zijne stukken gezien had en daarin steeds te was 't vooral het paard, dat hem aantrok. waardeeren vond de verscheidenheid zijner Dit bestudeerde hij in al zijne vormen en motieven en ordonnanties, de gestadige varibewegingen, dit bracht hij met voorliefde op aties waarmee hij hetzelfde onderwerp wist de meeste zijner schilderijen op den voor- te behandelen. Eene kunstige verdeeling was grond. Zijne jachten, zijne pleisterplaatsen, hem eigen, hetzij van bruingetinte figuren zijne ruitergevechten, zijne rijscholen, vooral tegen een lichten achtergrond, of van lichtzijne paardenmarkten gaven hem daartoe gekleurde voorwerpen tegen een bruinen ampel gelegenheid. Met de physionomie van achtergrond; en die voorwerpen of figuren het paard kon hij meer vertrouwd zijn dan niet her- en derwaarts verspreid, „met dobRembrandt met die van den leeuw, en zijn belsteene vlakken gelijk als Mosaïsche schilvoorstellingsvermogen was misschien even derijen", maar in breede partijen. Zijne groot als bij den vorst der Xederlandschc jachten geven daarvan een gelukkig voorschilders, wiens verdienste door Busken Huct beeld, stukken als de Hcrtenjacht en de aldus werd uitgedrukt: Reigerjacht in het Rijksmuseum, de Valkenjacht in het Mauritshuis. 't Was alsof hij „De anatomie van den leeuw, geen dier ooggetuige was geweest van de voorstellinuit zijne dagelijksche omgeving, had hij vast. gen, welke hij op het doek bracht; nu eens Verschillende leeuwen van hem, met rood een aanzienlijk gezelschap optrekkend ter krijt of in waterverf, worden nog heden in jacht, dan weer het bandclooze krijgsvolk de portefeuilles der liefhebbers gevonden.
9-S
DE GEBROEDERS WOUWERMAN.
l'HII.IP WOUWERMAN.
bij 't plunderen van een gehucht, of eene botsing tusschen gewapenden, of een groepje loerende struikroovers, of vluchtende dorpelingen met den schrik op het gelaat. „Die man," getuigde de oude kroniekschrijver, „moet een bijzondere Geest hebben gehad, wiens model thans zo min is bekent als Krabeths Coleuren in het Glas>chrijven; en hij wist gewislijk meerder voorwerpen op het panned te brengen als een zeker Engelsen schilder, die altoos de Luiden raadde om een witte Britsche Koos te laatcn schilderen op hunne Uithangborden, dewijl hij niets anders had leeren maaken." Voortreffelijk teekenaar en kolorist muntte Philips Wouwerman uit door de fraaiheid zijner kleederdrachten en de harmonie zijner kleuren. Ook als „Schlachtenmaler"; in dit genre voltooide hij zulke kapitale stukken als de Groote Veldslag in het Mauritshuis, af-
I,ANDSCHAP (RIJKSMUSEUM, AMSTERDAM).
komstig uit het schilderijcnkabinct van prins Willem V. Van daar dat vorstelijke liefhebbers gelijk de keurvorst van Beieren en prins Eugenius van Savoye zulke knjgstafereelcn voor hunne verzamelingen lieten opsporen, en met grof geld betalen. Hierop doelde de Haarlemsche dichter Pieter I.angendijk, toen hij zijn wierook brandde voor de schilders zijner vaderstad en zong: Uw Berchem en Bamboots, Romein en van der Weer, Wiens landschapschilderkunst de Faam met lof en eer De waercld door bazuint, zijn uwe voedsterlingcn. Uw groote Wouwernian, die in belegeringen En slagen uitstak, heeft gemaald zoo ongemeen, Dat Vrankrijks vorsten en de dappre prins Eugeen
DE GEBROEDERS WOUWERMAX.
I'iiil.II' WOUWERMAN.
Zijn tafereelen voor eon grooten prijs begecren. Enz. Een andere schilderij in deze richting, de Slag bij Xieuwpoort in het Eerdinandcum te Innsbrück, werd hem toegeschreven te samen met Jan Wynants; de een voor de fïguurteekening, de andere voor liet landschap. En inderdaad stoffeerde Wouwerman niet zelden de stukken van zijne kunstbroeders met figuurtjes van zijne hand. Zijn broeder Pictcr zou hem in deze richting navolgen toen hij zijn Bestorming van ('oevorden in ih/2 schilderde en ook daar het tumult van een veldslag op het doek bracht. Echter konden voorstellingen als de Slag bij Nieuwpoort, hoezeer ook door vorsten en krijgsoversten begeerd, bij den buitenlandschen beoordcelaar geen onverdeeldcn bijval vinden; Emil Jacobson schreef er van: ,,An geistreichen Einzelnheiten hat das P>ild gewiss keinen Mangel, doch können solche Vogelperspcktive von
l>h
99
1 ' A A k i ' k N S i Al,
t(i'l.I..
M \ ) .
Schlachtcn mit ihren unzahligen Eigürchcn, die grossentheils in regelmassigen Kolonnen nach verschiedene Richtungen aufmarschieren, schwerlich einen künstlerischen Eindruck hervorbringen." Wouwerman was niet gewoon zijne schilderijen te dagteekenen; hij waarmerkte die alleen met zijn monogram P.S.W. Echter liet de tijd van het ontstaan zijner stukken zich ecnigermate afleiden uit de wijze van behandeling en de schrijfwijze van zijne handteekening. In zijne eerste periode teekende hij zijne initialen gewoonlijk zonder S., zooals b.v. op zijn stuk Rustende Jagers in het Mauritshuis, en gaf hij in zijne dierstudiën zware, gedrongen vormen te zien. De kunstenaar had ze afgezien van het Hollandsche paard in zijne Haarlemsche omgeving. In zijne latere periode waren zijne paarden van een edeler type geworden, gelijk A. v. Wurzbach zich uitdrukte: „cin schlankes, licbes,
100
DE GEBROEDERS WOUWERMAN.
kluges Tier, dessen Seclenleben er mit derselben Meisterschaft zum Ausdruck bringt wie Potter jenes des Rindes oder Schafes." Deze schrijver uitte dan ook het vermoeden, dat de schilder zijne voorbeelden toen in het buitenland, wellicht in de Rijnpfalz zocht. Groot als zijn talent was zijne productiviteit, ofschoon niet zóó groot als sommigen wilden doen gelooven. Men meent, schreef een zijner biografen, dat hij het verbazend aantal van ongeveer duizend schilderijen heeft geleverd. Doch de opgave in Smith's beschrijvenden catalogus, waar 525 van zijne stukken worden vermeld, was waarschijnlijk dichter bij de waarheid. Want zoo men aan het duizendgetal wilde vasthouden en tevens aannemen, dat de kunstenaar op zijn 18de jaar aanving zijne werken de wereld in te zenden, dan zou hij, die 48 jaar oud werd, in die dertig jaren tij ds gemiddeld 33 schilderijen per jaar voltooid moeten hebben. En met eene kunstgalerij van die lengte zou de vruchtbaarste schilder, en ook de nauwgezette kunsthistorieschrijver, wel wat verlegen zijn geweest. Wouwerman was gehuwd met Anna Pieters van Brocckhof, uit welk huwelijk kinderen werden geboren. Volgens v. Wurzbach was zij Katholiek, en begaf hij zich, pas 19 jaren oud, met haar naar Hamburg, waar zijn huwelijk door een Katholieken priester werd ingezegend. In den aanvang had hij moeite om voor zijn gezin den kost te verdienen, ten deele dewijl hij zich niet genoeg wist te doen gelden tegenover kunstkoopers, van wier baatzucht hij dupe werd en die hem in de schuld wisten te houden. Zekere aangcborene beschroomdheid stond hem bij 't zaken doen in den weg. Ten deele ook kwam hij niet vooruit doordien een zijner kunstbroeders, Pieter van Laar, hem geruimen tijd zijn licht betimmerde. Deze beoefende hetzelfde genre als Wouwerman, maar hij had Italië bezocht, en daar zijne techniek verbeterd, zijne opvattingen en zijn kunstenaarsblik verruimd, terwijl de andere zijne studiën slechts tot Haarlems omstreken uit-
strekte. Beide factoren belemmerden zijn welstand. In deze dagen van obscuriteit trok de pastoor Cornelis Catz, die in zijn buurt woonde, zich zijner aan en borgde hem eene som van / 600. Uit erkentelijkheid schilderde Wouwerman toen voor dezen vriend in nood een St. Hubcrtus, van zijn paard stijgende om voor het wonderbare hert te knielen. Dit tooncel illustreerde de legende van den heilige, aanvankelijk een hartstochtelijk liefhebber van de jacht (de patroon der jagers zou hij blijven), maar die tot inkeer en tot een bespiegelend leven werd gebracht, nadat hem in het diepst van 't woud een hert verschenen was, dat tusschen de takken van zijn gouden gewei het teeken des kruisesdroeg. Mettertijd, en vooral na Van Laar's dood, kwam Wouwerman in betere omstandigheden. Zijne positie onder de Haarlemsche schilders was notabel genoeg om hem in 1645 tot vinder van het St. Lukasgild te doen verkiezen; zijne verdiensten werden erkend genoeg opdat ettelijke jongeren in de kunst bij hem ter schole gingen: Nicolaes Filke, Jacob Warnars, Barent Gael, Antony de Haen, Simon du Bois, e.a. Ook buitenlanders telde hij onder zijne leerlingen, zooals de Zweed Coort Witholt, met wien hij echter in 1642 in een geschil over lesgeld geraakte, dat door het gildebestuur beslecht moest worden. Welhaast behoorde hij zoo niet tot de vermogende, dan toch tot de bemiddelde burgers van Haarlem. De kroniek zijner geboortestad weet van hem te zeggen, dat hij in 1645 een groot, fraai, welbetimmerd huis en erve kocht in de Groote Houtstraat, genaamd „de Croon"; en in 1659 een tuin in de Stuyverslaan buiten de St. Janspoort. Ook het cijfer van ƒ 50, waarvoor hij in den personeelen omslag stond aangeschreven, en dat van / 37 voor het graf zijner vrouw, pleiten er voor, dat hij tot de gezeten burgers der Spaarnestad behoorde. De geschiedschrijver C. de Koning vermeldt zelfs, dat hij aan zijne dochter, toen zij met den bloemschilder H. de Fromantiou in den echt trad, een bruidschat van 20 mille kon meegeven;
DE GEBROEDERS WOUWERMAN. een voor die dagen haast vorstelijke uitzet. Echter was deze opgave in strijd met de aanteekening in het Puiboek, volgens welke dit huwelijk eerst na den dood des schilders gesloten werd, en luidende: „Henri de Fromantiou, van Maastricht, schilder, oud .58 jaar, ouders dood, geassisteerd niet acte van zijne Keurvorstelijke Doorluchtigheid van Brandenburg, tot Pots-
PH1I.II' WOUWERMAN'.
dam, ondertrouwd 2 Sept. 1672 met Ludowina Wouwermans, van Haarlem, oud 28 jaar, ouders dood, geassisteert met Joh. Akerboom, haar zwager, op den X. Z. Voorburgwal. Het huis „de Croon" werd twee jaren na den aankoop door den schilder weder verkocht. Hij betrok toen een perceel op de Bakenessergracht over de Kwakelbrug, d e B l o e m p o t genaamd. In den gevel van dit huis werd later door Joannes Fronhoff,
IÜI
pastoor van de R.-K. kerk „In den Hoek", een gedenksteen geplaatst met het opschrift P h i l i p s W o u w e r m a n, onder de gevelversiering, die een bloempot voorstelde. Beide herinneringen bleven tot den huidigen dag bewaard. Zoo vruchtbaar als zijn leven voor de kunst geweest was, hij zou er niet oud bij worden. In 1608 kwam hij op den leeftijd
M-: SLAANDE SCHl.MMl.i..
van 48 jaren te overlijden, en werd op den ioden Mei van dat jaar in de Nieuwe Kerk begraven. De kosten daarvoor ten bedrage van / 37 duidden op een deftige uitvaart. Zijn weduwe overleefde hem nog twee jaren; zij werd op 22 Jan. 1672 in de Groote Kerk ter aarde besteld. Op zijn sterfbed zou hij bevolen hebben, dat na zijn dood al zijne schetsen en teckeningen verbrand moesten worden; volgens den een omdat hij niet
102
DE GEBROEDERS WOUWERMAN.
wilde dat ze in handen zouden geraken van Pleisterplaatzen, Valkenjachten, met aartigc zijn broeder Pieter, met wien hij in onmin kleene Beeldjes van wel getekende Heeren, was, volgens den ander omdat hij ze evenmin Juffers en Knegten. De Paarden zijn niet gunde aan zijn zoon, uit vrees dat deze door quaet van omtrek en kragtiglyk geschildert, zulk een kostbaar bezit tot luiheid zou ver- doch niet zoo vroolyk getoetst en behandelt vallen. „Maar dat argument is ook te lam," als de Kunststukken van zynen Broeder oordeelde wijselijk een tijdgenoot. Een derde Philip." lezing was dat de teekeningen, welke hij liet Reeds vroeg moet hij het ouderlijk huis vernietigen, geen koekjes van zijn eigen deeg verlaten hebben, want in 1642 als twintigwaren. Schrevelius verhaalt, dat Wouwer- jarig jonkman was hij te Parijs en trad daar man bij zijn leven ten vure doemde de schet- in 't huwelijk met Guillemette Coutelier, sen uit de nalatenschap van Pieter van Laar, dochter van een tapijtwerker. Uit dit huweopdat niemand hem na zijn overlijden zou lijk werd een jaar later een zoon geboren, kunnen betichten van kunstdiefstal. Steven genaamd. Kort daarna stierf de vader; Van zijne kinderen was er een in 1643 ge- en gerekend naar zijn kortstondig leven had storven, een ander was de dochter, die met hij ruim zijn tol a n de kunst betaald. H. de Fromantiou huwde, terwijl hij nog een De derde zoon, Jan Wouwerman, in 1629 zoon naliet, Paulus genaamd, die in 1680 bij te Haarlem geboren, ging mede bij zijn vader het St. Lukasgild te Antwerpen was inge- en ouderen broeder in de leer. Hij legde zich schreven, en daarna lid van de Karthuizer- toe op het landschap; Houbrakcn zag van ordc werd. Deze zou aldaar in 1761 in het hem een b: rgachtig tafreel (de Haarlemsche Karthuizcrklooster, en in den ouderdom van .duinen konden daarvoor het motief zijn ge93 jaar overleden zijn. Zijn geslacht stierf weest) waarvan de voorgrond, in bruinen tint onder zijn familienaam te Haarlem uit; noch gehouden, „begroeid was met ruigte en onbehield die stad van zijne talrijke werken besnoeide Boomen, waartegen zich het vereen zoo voornaam legaat als dat b.v. met schiet, klaar en helder gedaagt, in een vallei Frans Hals het geval was. vertoonde." En dit stuk was opgevat in De tweede zoon van Paulus Joosten, Pieter denzelfden trant, die aan Philips Wouwerman Wouwerman, zou geenszins het talent noch in z'.jn vroegeren tijd eigen was. Men herde vermaardheid van Philips verwerven. kende den jongeren broeder in den oudere, Toch mocht ook van hem gezegd worden, dat 't Kon haast niet missen of een discipel hij een aerdje naar zijn vaertje had, en dat van zulk een meester leerde ook paarden hij dien vader overtrof. Op den i3den Sept. schilderen; het Bonte Paard in het Rijks1623 te Haarlem gedoopt, vormde hij zich museum zou 't bewijzen. Voorts schilderde sedert naar de kunst zijns ouderen broeders, hij gebouwen en stadsgezichten; zijne vaderhoewel men hem later vermeld vindt als leer- stad zou van hem behouden het gezicht op ling van Roelof Roghman. Ook hij legde de Groote Kerk genomen uit zijn woonhuis zich toe op het afbeelden van jachtpartijen, op den hoek van de Oude Groenmarkt en de pleisterplaatsen, herbergen, ruiters, valken- Damstraat. De figuurtjes op dit tafreel jachten en oorlogstafereelen. Tot deze laat- waren waarschijnlijk van de hand van zijn sten behoorde, behalve zijne „Bestorming broeder Philips, zoodat het stuk voor eene van Coevorden", het eveneens in het Rijks- proeve van artistieke coöperatie mocht doormuseum aanwezige stuk „Garnizoen van gaan. De gemeenteraad van Haarlem schatte Maastricht voorbij Frederik Hendrik en zijn den naam Wouwerman hoog genoeg om in staf trekkend." Schrevelius getuigde van 1874 / 500 voor dit doek te betalen. Wellicht ook omdat de stukken, erkend als van hem hem en zijne kunst: „Pieter Wouwerman schilderde Stalletjes, afkomstig, zeldzaam waren. Ettelijke daar-
DE GEBROEDERS WOUWERMAN.
METER WOUWKRMAN.
van waren niet alleer, in den trant van Jan Wijnants geschilderd, maar droegen ook de handteekening J. W., die beide kunstenaars gemeen hadden. Van daar dat ze zoo vaak op Wijnants naam doorgingen; slechts een enkel stuk, b.v. dat in het museum Boymans, werd voluit Jan Wouwerman geteekend. Voorts was zijn leven te kort om eenc zoo groote productiviteit te bereiken als zijn oudere broeder; hij stierf ongeveer 37 jaren oud. Op 1 Dec. 1666 werd voor zijn lijk eenc grafopening aangevraagd in diezeltde Groote Kerk, aan wier uitbeelding hij eenmaal zijn penseel dienstbaar had gemaakt. Aan hare uitwendige versiering mede: volgens een der kerkelijke rekeningen van den St. Bavo werd ten jare 1663 betaald aan Johan Wouwerman ,,voor verwe en schilderen van wapens boven aan de soldering van het tegenwoordige kan-
10"
1)E BESTORMING VAN KOEVORDEN.
toor van kerkvoogden: tachtigh guldens". Ofschoon hunne kunstenaarsgaven zoo ongelijk waren, hebben de gebroeders Wouwerman eene gemarkeerde plaats behouden in de rij der Haarlemsche schilders; voor zoover Philips betreft zelfs eene vooruitspringende plaats. Als genreschilders waren zij niet de evenknieën van een Brouwer of Ostade, noch als landschapschilders de gelijken van Ruisdael of Hobbema. Niettemin zouden ook hunne schilderijen den kunstrechter tot de uitspraak brengen, dat geen ander land van zijn natuur en volksleven zulk een getrouw en tevens artistiek beeld behouden heeft als Nederland tijdens zijn hoogsten bloei. En dat de Haarlcmsche schildcrschool er krachtig toe heeft bijgedragen aan de 17de eeuw het recht te geven op den naam van Gouden Eeuw.