De erfenis van onze ouders en de doop van onze kinderen
(Bosbeskapel 25-9-11)
Bij katheder Heeft Ezechiël ons nog wel iets nieuws te zeggen? Zijn boodschap is ons christenen in het moderne westen allang in het geweten gegrift, toch? Mensen mogen alleen verantwoordelijk gehouden worden voor het kwaad dat zij zelf doen, niet voor de kwalijke dingen die zij erven van hun ouders. We kunnen ons wel voorstellen, dat dit in Ezechiëls tijd een bevrijdende boodschap was. Het betekent een forse inperking van het morele veroordelen, dat mensen zo gemakkelijk doen. Dat veroordelen leefde sterk in de volken rondom Israel. Trouwens ook in Israel zelf. En laten we eerlijk zijn, in onze christelijke en westerse traditie, waarin de boodschap van Ezechiël al zo lang heeft doorgewerkt, leeft het nog steeds. Ik bedoel de sterke neiging om kinderen, als zij dezelfde kwalijke impulsen of gedragingen vertonen als hun ouders, het hen net zo kwalijk te nemen. Hoe komen we daar eigenlijk bij, waarom doen we dat toch? Wel we zien iets kwalijks in het gedrag van ouders terug bij de kinderen. Dat zit dus nu in hen. Nu doen zij het! Tja, daar zit een kern van waarheid in. Maar als moreel en juridisch oordeel klopt het niet, zegt Ezechiël. We mogen kinderen niet aankijken op wat de ouders deden.–Zijn kleinkinderen van kolonisten zelf ook kolonisten? Niet noodzakelijk. Al is waar, dat zij die onder hen geleden hebben, na de afschaffing van het kolonialisme als politiek systeem er nog generaties lang last van hebben; en wie moeten zij daarop aankijken? Zelfs als de kinderen óók kolonist zijn, is dat hen in eerste instantie niet aan te rekenen. We moeten ondertussen vaststellen, dat Ezechiël niet zegt: er wordt niets kwalijks geërfd, of misschien alleen in de buitenwereld. De profeet zegt niet: elke generatie begint met een schone lei, God zorgt daar voor. Deze bevrijding wordt ons niet geboden. Er heeft nooit een wieg in het paradijs gestaan, daarin had onze orthodoxie gelijk. Ezechiël zegt wel: het kwalijke dat de nieuwe generatie erft, mag haar niet worden aangerekend. Hij komt meteen met een heftig voorbeeld: als de ouders iets deden waarop de doodstraf staat, mag die straf niet aan de kinderen voltrokken worden. Ons rechtvaardigheidsbesef stelt vaak als eis, dat zonde gestraft moet worden, aan de dader of aan zijn naasten. Iemand moet ervoor betalen. Maar de profeet zegt heel krachtig: alleen de dader zelf betaalt. Misschien hoopten sommigen van u, dat kinderen in het geheel niet gestraft zouden worden. Maar zover gaat de profeet niet. Hij zegt niet, dat bij God alle straf komt te vervallen. Hij zegt alleen dat God zegt: ‘Als er gestraft wordt, dan alleen voor eigen zonden. Zo ga Ik met zonden om.’ –Dit blijft ook in het Nieuwe Testament staan. We hoorden hoe de Romeinenbrief vasthoudt aan het oordeel van God over alle mensen, joden en niet-joden. Paulus citeert dan de tekst uit Ezechiël: God ‘zal ieder mens vergelden naar zijn werken’. Dit blijft kennelijk staan bij het evangelie van Gods genade, dat door Paulus omschreven wordt als de gerechtigheid van God die in Jezus openbaar geworden is. Als het kwaad dat anderen aan ons doorgaven ons niet aangerekend wordt, zijn er alleen eigen zonden waarop wij aangekeken worden. Vergeving heft de toerekening van eigen zonden niet op. Integendeel ; alleen wat ons met recht aangerekend wordt, kan ons vergeven worden – als we daarvan oprecht spijt hebben. Vergeving vooronderstelt de erkenning van rechtmatige toerekening. We hoorden hoe zowel Ezechiël als Paulus de oproep tot inkeer en ommekeer blijven herhalen. Alleen, om die oproep zuiver te horen is nodig dat een onrechtvaardige toerekening wordt weggenomen. ‘Maak recht de weg voor de Heer!’, deze roep gaat voor het evangelie uit, zoals de Doper voor de Messias uitging (bv Mark 1:3). En daarin is al veel bevrijding te vinden. Op kansel
Ezechiël en Paulus zeggen dus niet meer, maar ook niet minder dan dat God elk mens zal vergelden naar zijn of haar eigen werken, niet naar die van anderen. En voor eigen wandaden is vergeving te krijgen, na inkeer, na terugwending tot God. Dit zeggen profeet en apostel in een wereld waarin erfenissen worden doorgegeven en God daar in de regel geen stokje voor steekt. Misschien zegt Ezechiël hiermee nog niet wat wij zo graag zouden willen horen, maar hij zegt al heel veel. Ook in kritiek op onze eigen christelijke traditie. Als Ezechiël gelijk heeft, zal God mensen nooit verdoemen op basis van erfzonde alleen. De kerk heeft dit wel eeuwenlang geleerd, met name vanaf Augustinus (en dan gaat het om een ingrijpender straf dan de doodstraf, zoals bij Ezechiël). Maar, zult u zeggen, die aanstootgevende tekst uit Exodus dan, dat God de ongerechtigheid der vaderen bezoekt aan de kinderen, tot in het derde en vierde geslacht (Ex 34:7)? Wel, drie of vier generaties is nog wat anders dan ‘voor eeuwig’. En vooral, dit ‘bezoeken’ is goed te lezen vanuit Ezechiël: niet als een straffen van de kinderen om wat de ouders misdeden, maar als een doorwerken van de gevolgen van wandaden van de ouders via door God gegeven scheppingsverbanden. –Als wij een onveilige kernreactor bouwen, zal bij een ongeluk een groot gebied voor jaren onbewoonbaar zijn eenvoudig omdat het bij verrijkt plutonium zolang duurt voordat de radioactieve straling voldoende afgezwakt is. Verwachten wij van God dat hij bij zo’n ramp deze verreikende gevolgen voorkomt door even een natuurwet bij te stellen zodat de radioactiviteit in enkele weken onschadelijk wordt? Ondertussen staan we met Ezechiël wel in een lastige tussenpositie: wel rekening houden met kwade erfenissen, maar die niet aanrekenen, tenzij de erfgenaam zelf beter weet en anders kan en niettemin dat kwaad voortzet. Dit brengt me opnieuw in het Nieuwe Testament, nu bij Jezus, hoe in zijn omgaan met mensen inderdaad de gerechtigheid van God openbaar werd. Hoe hij wet en profeten ook op het heikele punt van ‘straf na zonde’ of ‘het verdiende loon’ niet heeft opgeheven, maar vervuld. Wel, wanneer je personen alleen mag aanrekenen wat ze persoonlijk hadden kunnen en moeten vermijden, dan geldt dat niet alleen voor ons, maar ook voor onze naaste. Wat wij verkeerd deden vanuit een erfenis mag ons niet worden aangerekend; daarvan zijn wij zelf primair het slachtoffer, en een slachtoffer verdient ontferming, dat hebben we juist van de Heer geleerd. Maar een naaste die vanuit een erfenis verkeerd handelt verdient dan dezelfde ontferming. En dat ook als hij of zij met dat verkeerde handelen ons schade toebrengt. U voelt waar dit naartoe drijft. Als we ten volle rechtvaardig willen zijn, zullen we moeten lijden. Als we daders alleen die zonden mogen aanrekenen die zij zelf anders hadden kunnen en moeten doen, zullen we veel kwaad dat zij doen, ook ons aandoen, moeten dragen. Het evangelie toont, dat een belangrijk aspect van mensen rechtdoen is: bereid zijn om onder en aan hen te lijden. In een wereld met zondigende mensen waarin God trouw is aan zijn schepping, is het paradijs alleen via het kruis bereikbaar. De kerkzaal inlopend Laat ik een voorbeeld geven, niet van Jezus, maar wat dichter bij ‘gewone mensen’ als wij. Ter gelegenheid van de tiende verjaardag van ‘9/11’ is er een film gemaakt die heet Five minarets in New York. Hij gaat over een zeer gelovige moslim van Turkse afkomst die al dertig jaar in New York woont. Deze man wordt beschuldigd van het beramen van een terroristische aanslag. Turkse detectives, geholpen door de FBI, arresteren hem. Hij is aangedaan, en blijft in grote vriendelijkheid zijn aandeel ontkennen; hij spreekt vrij en bescheiden vanuit zijn geloof, en werkt met de politie mee. Dit alles verhevigt de woede van de politie, ze schofferen hem. Eén detective begint te twijfelen aan het onweerlegbare bewijs tegen de man, hij weet onder welke druk het er moest komens. De ander is taaier, hij heeft
een persoonlijk motief, zijn broer zou door de man zijn vermoord, jaren geleden in een strijd tussen moslimfundamentalisten en gematigde moslims. Geleidelijk herinnert de man zich zo’n strijd in zijn geboortedorp; als jongen maakte hij mee, dat zijn oudere broer de broer van een andere jongen doodschoot en het pistool toen in zijn handen drukte. Zo was men hem op het spoor gekomen. Hoe langer de man beschuldigd en mishandeld wordt, hoe meer hij naar hen die hem dat aandoen kijkt vanuit het besef van allerlei erfenissen. Kunnen zij beter weten? hoe begrijpelijk en (als hun vergissing geen vergissing was) hoe terecht is hun verontwaardiging en pijn! Ik verklap niet de afloop, zeg alleen nog dat deze moslim in de loop van het proces zeer ongewild op Jezus gaat lijken. Bij doopvont Dit brengt me tenslotte hier, bij het doopvont. Velen van u hebben hier gestaan met een kind in de armen. Een kind dat hier zelf misschien niet meer komt. Op deze plaats worden we herinnerd aan een heel dierbaar moment in ons persoonlijk en gezamenlijk leven. Maar ook aan een erfenis waar we mee worstelen. Hier hebben we dus een eigen voorbeeld van wat Ezechiël aan de orde stelt. Ligt het aan ons, dat onze kinderen niet meer komen, dat onze kleinkinderen de band met de kerk en misschien zelfs met God hebben losgelaten? Ik denk dat we in een aantal gevallen moeten zeggen: ja, dat ligt deels aan ons. Al was het maar omdat onze kinderen oppikken wat wij geloven, dus óók wat wij niet meer geloven, dat nemen ze vaak even spontaan over, ze groeien erin op. En daar is op zich niets mis mee, het hoort bij de schepping dat kinderen dingen van ouders overnemen, zo groeien ze. Wel, als u met één been buiten de geloofsovertuiging van de kerk bent komen te staan, beginnen zij met dat been te lopen. Als het vaak zo gaat, wat is dan de bevrijdende boodschap van Ezechiël? Dat het geloofsverlies dat onze kinderen ‘erven’, door God hen niet wordt aangerekend. Zij horen misschien niet meer bij de gemeente van Christus, ze geloven misschien zelfs niet meer, daar is God niet gelukkig mee, maar Hij veroordeelt hen er niet om. Zij worden beoordeeld op wat ze met de erfenis gedaan hebben, binnen de marges die deze hen liet. Zoals ook wij beoordeeld zullen wordenl op wat wij met onze erfenis hebben gedaan. Dus ja, kinderen krijgen helaas een bagage mee waardoor ze dingen doen die God niet wil. Er zijn in hun manier van leven, ook al in hun innerlijke leven, dingen die God niet zo geschapen heeft, maar die Hij ook niet wegneemt, die Hij laat voortbestaan als zaken die mensen aan elkaar doorgeven. Maar bij elk nieuw kind zegt Hij: ‘Wat dit kind ook kwalijk genomen zou kunnen worden vanuit het voorgeslacht, Ik was het af, zoals de kraamvrouw het bloed van de pasgeboren baby afwast voor ze het in de armen van de moeder legt (zie Ezech 16: 4-6)). Ik maak elk kind schoon, niet van de kwalijke erfenis zelf, maar van elke toerekening ervan. De kwalijke dingen die een kind vanuit een erfenis gaat denken en doen reken ik het niet aan, totdat het anders kan dankzij een goede zorg die Ik elk kind wil geven, die elk kind verdient en die een benadeeld of beschadigd kind extra verdient.’ Wij wassen ‘geërfde zonde’ vaak niet af. We blijven het een ander, of onszelf, kwalijk nemen. Ontdekken we bij iemand een scheefgroei die onze relatie met hem moeilijk maakt, dan deinzen we terug: ‘Er is heel wat mis met hem, zij is in mijn achting gedaald, ik hou afstand’. En dat zeggen we vaak ook tegen onszelf. Maar op deze wijze beschouwen we een ander of onszelf als een te grote persoon, als iemand die zijn hele verleden zelf in vrijheid bepaald heeft. Zo doen we een mens geen recht, zo zijn wij niet gemaakt. Zo zijn groepen mensen ook niet gemaakt. Wat kwaad is in hun geschiedenis mogen we dus de nu levenden niet aanrekenen.
Nu ik hier bij het doopvont sta, voel ik me ook in verlegenheid gebracht. De doop was in het Nieuwe Testament een doop voor ieder die met zondigen wilde stoppen en een nieuw leven beginnen. In de doop worden dus allereerst persoonlijke zonden afgewassen, dus het kwalijke waarvoor God ons wel verantwoordelijk houdt. Dit brengt me in verlegenheid want die zonden heeft een kind nog niet, terwijl wij eeuwenlang gewend zijn geweest juist onze baby’s te dopen. Dat zat ons niet helemaal lekker en daarom hebben we van de doop een verbondsviering of zelfs een geboorteviering gemaakt, we zagen het niet meer als een reinigingsfeest. Ik heb al laten doorklinken dat ik de oudere oplossing die ook de protestantse kerken eeuwenlang lieten staan, mijns inziens niet kan. Daarin werd de kinderdoop gezien als reiniging van erfzonde. Maar die mag een kind niet toegerekend worden, en hoeft dus ook niet als schuld afgewassen. Wat wel geërfd wordt, zoals kwalijke patronen, wordt door de doop niet afgewassen, dat merkte Augustinus al op. Wat blijft er dan over om de kinderdoop toch in de oorspronkelijke betekenis van reiniging op te vatten? Is er nog iets waarvan zij schoonmaakt? Via katheder naar avondmaalstafel (neem het wasbekken uit het doopvont mee, zet dat voor de tafel op de vloer neer, aan het begin van het gangpad) Ik kijk nog één keer naar Ezechiël, en naar de weg van onze Heer, Jezus (vgl. Joh 13:5). ‘Zie elk mensenkind als een eigen persoon die haar weg vindt te midden van een uiterlijke en innerlijke leefomgeving waarin zij ook kwalijke dingen aantreft, dingen die niet goed zijn en die zij deels ook zelf zal gaan denken en doen. Zie hierbij elk mensenkind als een persoon die je alleen dat kwalijke in haar denken en doen mag aanrekenen, dat zij zelf als kwalijk is gaan inzien en bovendien kan nalaten. Dat zal zij zelf van zich af moeten laten wassen. Al het andere dat kwalijk is aan deze persoon, was jij dat van haar af, reken het niet aan. Beschouw haar daarin niet als oké, maar wel als onschuldig; en dat ook als zij dat kwalijke tegen jou keert of als jij er nadeel van ondervindt. Durf aan mensenkinderen te lijden. Alleen zo doe je hen helemaal recht.’ Voor wie zou deze oproep als eerste bestemd kunnen zijn? Ik denk, voor hen van wie kinderen het meest erven. Ik kijk dus even rond naar onze ouders en grootouders hier. Maar als we Ezechiëls lijn doortrekken, is deze oproep ook bestemd voor kinderen en kleinkinderen. Ook zij zullen moeten leren hun ouders te wassen. Het evangelie wijst ons ook hier op een omkering van rollen die alleen maar–recht is, en die ook hier nauw aansluit bij wat ons in de schepping is gegeven.
LITURGIE Startzondag 2011 Thema: de erfenis van ouders en de doop van kinderen Toelichting op de Zondagsbrief: Aan het begin van een nieuw seizoen van gemeentewerk denken we aan wat we ‘een volgende generatie’ willen meegeven. We willen de vlam brandend houden en de fakkel doorgeven! Dan denken we in een slinkende gemeenschap tegelijk ook terug: hoe zijn dingen gegaan, in hoeverre is het ons, ouderen gelukt de vlam van geloof, hoop en liefde aan onze kinderen door te geven? En in hoeverre is het ons, kinderen gelukt de fakkel over te nemen? Velen van ons zitten daar ook enigszins mee; kunnen we daarover meer in het reine komen, om een schone, frisse start te maken? Voor deze zondag staat er een tekst uit de profeet Ezechiël op het rooster; hij wijst ons een weg die bevrijdend is, maar ook ontnuchterend. Tekst: Ezechiël 18:30 Liturgie: Welkom,aansteken kaars. Cantorij: Zie toch hoe heerlijk… Voorganger: laten we stil worden Groet, bemoediging, drempelgebed Gemeente zingt openingslied: Ps 24: 1,5 Gebed om ontferming Gemeente zing glorialied: Ps 24: 2,3 Moment met de kinderen Cantorij: Dat Uw woorden in ons branden Oudtestamentische lezing: Ezechiël 18: 1 t/m 4 + 25 t/m 32 Gemeente zingt: Ps 79:3,5 Evangelie- en epistellezing: Matteüs 21: 28 t/m 32 + Romeinen 2: 1 t/m 6 Cantorij: Psalm 145: Waarachtig en waar… Uitleg en verkondiging Gemeente zingt: Gez 335: 1,9 Berichten gemeenteleden Gebeden, afgesloten met: Cantorij: Nu bidden wij met ootmoed en ontzag Het laatste couplet met de gemeente. Collecte. Tijdens de collecte zingt de cantorij: Havenu shalom alejchem Gemeente zingt slotlied: Gez 305
Gebed om ontferming God, we willen ons vanmorgen in de kapel weer openstellen voor U en elkaar. We leggen de dingen die we meebrengen vanuit ons stukje wereld weer voor U neer en vragen om uw licht, uw zegen. Het
gonst al weken van enorme financiële problemen. Dat geeft ons het gevoel dat we in een bijna wereldwijd web vastzitten. Als één in gebreke blijft, blijven ook anderen in gebreken. Hoe gaan we met erfenissen om die we aan elkaar doorgeven? Heer, schenk ons inzicht om hierover vanuit de bijbel te denken. Open onze ogen voor uw gerechtigheid en ontferming. Zegt uw evangelie, dat we over ‘loon naar werken’ en ‘straf naar wandaden’ heen moeten stappen en zonder meer barmhartig moeten zijn? Of leert het ons juist rechtvaardiger naar situaties kijken? Schenk ons de moed en zorgvuldigheid om hier beter te gaan zien, beter te luisteren. Wend ons zo ook als ouders tot onze kinderen, en als kinderen tot onze ouders. Helemaal aan het eind van het Oude Testament wordt gezegd, dat uw Messias, als hij komt, deze toewending zal bewerken. Kom dat doen, Heer, ook voor ons! Dat vragen we U aan het begin van een nieuw seizoen van werk in uw gemeente en in uw wereld. Zegen dit werk en zegen de werkers, op alle terreinen, daarom roepen wij allen tot U: Heer ontferm U
Moment met de kinderen Laten we even gaan zitten, ik wil jullie wat vertellen en vragen. Stel, jullie ouders hebben een mooi huis gekocht. Voor een mooi huis moet je veel geld betalen, bijvoorbeeld 1000 euro per maand. Dat moet je dan aan een bank betalen. Stel nu dat jullie ouders het huis wel kunnen betalen, maar óók op verre vakanties gaan, en een grote auto kopen, en veel buiten de deur eten. Nu is het jaren later, jullie zijn groot geworden, jullie ouders zijn gestorven. Op een dag komt er een man van de bank bij jullie aan de deur. Hij zegt: jullie moeten betalen. Waarom dan? vragen jullie. Wel, jullie ouders hebben lang geleden hun huis gekocht maar daarvoor nog veel te weinig aan de bank betaald. En dat huis is nu van jullie omdat je ouders zijn gestorven en jullie dat huis hebben geërfd. Zo heet dat, erven. Oeps dat is even slikken. Ook als je zelf wel wat geld hebt, vind je het natuurlijk heel vervelend de schuld van je ouders te betalen. Trouwens, je hebt nu zelf kinderen en je houdt óók van verre vakanties en een grote auto en lekker eten. Stel dus nu, dat jullie helemaal geen zin hebben om het huis van jullie ouders af te betalen. De bank krijgt geen geld van jullie.–Eigenlijk doen jullie dan ongeveer hetzelfde als je ouders. Hier is de vraag die ik vanmorgen wil stellen, aan jullie maar ook aan jullie ouders. Vind je wat de kinderen doen even erg als wat hun ouders deden? Ik denk dat je het met me eens zult zijn dat het eigenlijk niet netjes van je ouders is om veel geld uit te geven aan vakanties en een auto en eten zonder eerst het huis te betalen. Maar is het even verkeerd als de kinderen dat ook doen? […..] Het is waar: de kinderen kunnen er minder aan doen, zij krijgen dat huis van hun ouders en nu moeten zij een schuld betalen die zij niet zelf gemaakt hebben. En ook is waar: de kinderen kunnen dat weinig helpen, zij groeiden in het huis van hun ouders op, in de manier waarop hun ouders leefden, en nu willen zij net zo leven. Maar daar staat tegenover, dat de kinderen voor die manier van leven toch ook wel kiezen. Het is niet onmogelijk om anders te gaan leven. En ze hadden van het (slechte) voorbeeld van hun ouders ook kunnen leren, toch? We willen vanmorgen vragen of God ons met deze vragen wil helpen, of Hij ons de weg wil wijzen. Daarover gaat de dienst van de volwassenen. Jullie gaan nu naar je eigen dienst, en nemen het licht natuurlijk weer mee!
Gebeden Heer, leer ons zien wanneer we mensen te snel beoordelen. Ons rechtvaardigheidsbesef is vaak te streng, we zeggen: zij doen het, kijk maar, dus is het hun schuld. We proberen te luisteren naar wat U vanmorgen via uw profeet Ezechiël tot ons zegt, hier in onze kerk, ook bij het doopvont. U wilt dat wij onze kinderen wassen zoals U hen wast. U vraagt ons ook de kinderen van onze naasten te wassen van elke onrechtvaardige toerekening, want zo wast U ook hen. En U vraagt ons onszelf te zien als een kind dat door uw handen gewassen wordt, symbolisch in onze doop als klein kind en letterlijk elke dag van ons leven. Zo bidden wij U allen tezamen: We danken U, Heer, voor de bevrijding die uw boodschap betekent tegenover ons rechtvaardigheidsgevoel. Ons oordeel over een ander is vaak te hard, en dat ook nog als het inderdaad niet goed is wat zij denken of doen. En zo gaan we ook wel met onszelf om. Leer ons zien waar ons rechtvaardigheidsbesef in feite niet rechtvaardig is, zo bidden wij U… Tegelijk voelen we ons onwennig, Heer, we beginnen te zien dat deze bevrijding niet van ons vraagt over ons gewone rechtvaardigheidsgevoel zo nu en dan in een moment van genade en ontferming heen te stappen, maar om het te verfijnen. Maar dat hebben velen van ons zo niet geleerd, we hebben geleerd dat we bij U genade en barmhartigheid kunnen vinden in plaats van rechtvaardigheid. Ons rechtvaardigheidsbesef bleef op deze manier staan, terwijl we er door uw vrijspraak helemaal van losgemaakt konden worden. Maar zo bleef ons rechtvaardigheidsbesef zo hard als het was, en uw genade zo ongegrond, zo rechteloos als het was. Heer, maak onze ogen sterk om met het licht van uw evangelie in deze dingen scherper te zien! Het is waar, vaak laat het evangelie zien dat rollen in feite vaak omgekeerd liggen vergeleken met wat ons gewone rechtvaardigheidsgevoel stelt. Maar dat hoeft niet te betekenen dat het moet blijven staan, of juist moet worden afgeschaft; misschien hoeft het alleen maar zorgvuldiger, liefdevoller te worden. Geef dat we deze uitdaging aandurven. Als we uw profeet Ezechiël goed beluisterd hebben, kan het zijn, dat één van onze kinderen, in een tamelijk onchristelijke sfeer levend, zich meer naar U toe beweegt dan wij als ouders die in een christelijke sfeer zijn blijven leven, maar minder ons best doen om dichter bij U te komen. Is er in de hemel meer vreugde om een mens die een geërfd patroon overwint dan een mens, die dat patroon nooit heeft gehad maar een ander die het wel heeft erom veroordeelt? God, schenk ons iets van het onderscheidingsvermogen van uw Heilige Geest, leer ons delen in uw oordeelsvermogen. Zo bidden wij U allen tezamen: … ( .) Stil gebed Onze Vader