Voorwaarde voor succesvol online onderwijs
De e-moderator Online onderwijs biedt veel mogelijkheden voor het leren van deelnemers. De rol van de e-moderator is daarbij cruciaal. Waarom dat zo is en op welke manier deze rol kan worden ingevuld, wordt beschreven in dit artikel. Renée Filius
De laatste jaren staat onderwijs op afstand (‘online onderwijs’) meer dan voorheen in de belangstelling. Het gaat daarbij om onderwijs, bijvoorbeeld opleidingen of cursussen, dat met behulp van ICT vanuit verschillende fysieke locaties gevolgd kan worden. In dit artikel wordt ingegaan op de vraag: ‘Op welke wijze kan de e-moderator het leerproces van cursisten tijdens online onderwijs zo optimaal mogelijk begeleiden?’ We beschrijven eerst de visie op e-moderating van onderzoekster Salmon (2011). Volgens haar is interactie tussen deelnemers, met elkaar en met experts, essentieel voor een goed studieresultaat. Het expliciteren, uitwisselen, toetsen en reflecteren van en op elkaars ideeën is volgens haar van groot belang voor het construeren van nieuwe kennis en daarmee voor een optimaal studiesucces. Degene die de rol van e-moderator vervult, levert hieraan een belangrijke bijdrage. Vervolgens worden in dit artikel de genoemde inzichten getoetst aan de praktijk bij het Julius Centrum. Deze divisie van het UMC Utrecht (UMCU) koos voor online onderwijs vanwege een toenemend aantal buitenlandse deelnemers en een tekort aan fysieke locaties. De ideeën van Salmon zijn door het Julius Centrum geïmplementeerd bij verschillende e-cursussen. De ervaringen zijn geevalueerd en worden hier op een rij gezet. We eindigen het artikel met een aantal praktische adviezen voor e-moderators en ontwerpers van online onderwijs.
Toename ‘online’ onderwijs Redenen voor de toename van online onderwijs zijn allereerst de toenemende technische mogelijkheden, zoals een veelheid aan goed toegankelijke functionaliteiten (streaming video, opnamemogelijkheden, wiki’s, online toetsmogelijkheden), een sneller en mobieler internet, en recent de mo38
gelijkheden van cloud computing. Net als de ontwikkeling van ‘het nieuwe werken’, waarbij de medewerker vanuit een zelfgekozen locatie online (samen)werkt, is ook het (samen) leren vanuit een zelfgekozen locatie eenvoudiger, laagdrempeliger en daarmee toegankelijker voor een groter publiek geworden. Bovendien is er een toenemende behoefte aan meer diversiteit (in leertempo en leerniveau) en meer flexibiliteit (in tijdstip en locatie) in ons gehele onderwijssysteem; van basisonderwijs tot en met het hoger onderwijs en in de bedrijfsopleidingen (Filius & Kresin, 2010; Johnson e.a., 2011; Steinert e.a., 2009). Daar komt bij dat mensen zich (meer) bewust zijn van het feit dat ‘contacttijd’ relatief duur is en dat die contacttijd derhalve zo goed mogelijk besteed dient te worden. Door kritisch af te wegen welke activiteiten online kunnen plaatsvinden, kan contacttijd beter worden benut, kunnen kosten omlaag en kan de kwaliteit van de cursus verbeteren.
De e-moderator volgens Salmon Salmon (2011) kan worden beschouwd als ‘de goeroe op het gebied van e-moderating’. Ze doet inmiddels meer dan een decennium onderzoek naar online leren en de inzet van e-moderators. Volgens haar zijn e-moderators de docenten en trainers van het online onderwijs. Zij zorgen niet alleen voor de kennisoverdracht en kennisuitwisseling, maar ook voor het begeleiden van het leerproces (zie ook kader ‘Taken’). E-moderators gebruiken hiervoor in hoofdlijnen dezelfde competenties als de docenten en trainers in het F2F (face-to-face) onderwijs, maar het medium is anders en daardoor verschilt ook de manier waarop de competenties worden ingezet. In veel gevallen is de e-moderator tevens de expert, maar het kunnen ook afzonderlijke rollen zijn. Het Julius Centrum heeft ervaring O&O / NR 2 2012
PRAKTIJKTHEORIE
opgedaan met beide varianten, zoals verderop in dit artikel wordt beschreven. E-moderating kan zowel synchroon als asynchroon worden uitgevoerd. In het eerste geval zijn alle deelnemers tegelijkertijd ingelogd en communiceren zij met elkaar. In het tweede geval communiceren deelnemers met elkaar op tijdstippen die henzelf uitkomen, bijvoorbeeld via boodschappen op een elektronische leeromgeving, discussieplatform, blog of wiki. De e-moderator kan op verschillende manieren contact leggen met de deelnemers. Meestal gebeurt dit via de elektronische leeromgeving en via de mail. Een voorbeeld van een bericht van de e-moderator aan alle deelnemers is: ‘Er kunnen zaken zijn die je de e-moderator wilt vertellen, maar niet meteen publiek wilt maken. Voel je daarom vrij om ook persoonlijke berichten aan de emoderator te sturen via de e-mail.’ De e-moderator verlaagt hiermee de drempel om contact te leggen en draagt bij aan een veilig leerklimaat. Vijf fasenplan Salmon Salmon (2011) heeft een vijf fasenplan (zie figuur 1) ontwikkeld. Hierin geeft ze per fase aan wat de rol van de e-moderator is en welk soort technische ondersteuning nodig is. Tijdens de eerste fase (access and motivation) biedt de e-moderator ondersteuning bij het toegang krijgen tot de leeromgeving en zorgt hij dat deelnemers zich welkom voelen.
5
Development
Supporting responding Providing links outside closed conferences
4
Knowledge construction
NI
Conferencing
LE AR
3
Information exchange
Searching, personalising software
2
Facilitating tasks and supporting use of learning materials
Online socialisation
Sending and receiving messages
1
Familiarising and providing bridges between cultural, social and learning environments
Access and motivation Welcoming and encouraging
Setting up system and accessing
E-Moderating Technical support
Figuur 1. Vijf fasenplan Salmon (2011) O&O / NR 2 2012
amount of interactivity
NG
Facilitating process
Taken van de e-moderator De e-moderator is degene die het leerproces begeleidt, faciliteert en stimuleert. Taken van de e-moderator zijn bijvoorbeeld: – Waarborgen van een veilig ‘leerklimaat’; – Deelnemers vertrouwd maken met de digitale omgeving en haar mogelijkheden; – Benoemen van (verplichte en facultatieve) leeractiviteiten; – Wijzen op criteria om in aanmerking te komen voor het cursuscertificaat; – Beantwoorden of doorverwijzen van vragen van deelnemers; – Signaleren en benadrukken van relevante opmerkingen van deelnemers, die onderbelicht dreigen te raken; – Samenvatten van bijdragen van deelnemers; – Reflecteren op wat er geleerd is; – Verduidelijken van de rode draad; – Archiveren van informatie; – Berichten posten ter motivatie of verduidelijking van het leerproces; – Stimuleren van actieve bijdragen van deelnemers; – Verbinden van leerbehoeften/vragen van deelnemers aan antwoorden (bronnen, experts); – Op basis van ervaringen van/met deelnemers: het optimaliseren van het cursusontwerp.
Tijdens de tweede fase (online socialisation) is de e-moderator gericht op het creëren van een constructief en veilig leerklimaat, waarin deelnemers weten op welke manier de cursus bijdraagt aan hetgeen zij willen leren. Deelnemers introduceren zichzelf, leren elkaar kennen en raken vertrouwd met de manier van online (samen)werken. De e-moderator fungeert als gastheer of gastvrouw, houdt in de gaten hoe het gaat met de deelnemers en vraagt hen – indien nodig - hoe het gaat: ‘Fijn dat je toegang hebt tot de cursus en meedoet. Volgens mijn gegevens heb je nog geen opdrachten gemaakt; klopt dat? Laat je het me weten als je ergens hulp bij nodig hebt?’ Tijdens de derde fase (information exchange) wordt informatie uitgewisseld. De interactie tussen deelnemers neemt toe en de e-moderator stimuleert dat. De e-moderator leidt de deelnemers de weg, stelt vragen, wijst deelnemers op relevante bronnen en houdt (zoveel mogelijk) rekening met verschillende leerstijlen. Een voorbeeld van een bericht van de e-moderator in deze fase is: ‘Beste allemaal, deze week is halverwege. Als je learning unit 2 al vroeg hebt afgerond, adviseer ik je terug te kijken naar de bijdragen van andere deelnemers na jouw bijdrage – misschien wil je weer reageren!’ De vierde fase (knowledge construction) gaat een stap verder dan het uitwisselen van informatie: deelnemers combineren de informatie met voorkennis en nieuwe ideeën (van zichzelf en van anderen) waardoor nieuwe kennis geconstrueerd wordt. Er vindt veel uitwisseling tussen deelnemers plaats. De e-moderator heeft een meer faciliterende rol en moedigt deelnemers aan om afwijkende per39
spectieven te benoemen en te onderzoeken. Hij of zij vat samen, ‘weeft’ verschillende onderwerpen en visies aaneen zodat de groep de rode draad van de discussies kan blijven overzien, en grijpt in bij eventuele vragen of problemen. Naarmate de cursus vordert, neemt de interactie en het initiatief van deelnemers toe. De e-moderator verschuift meer naar de achtergrond. De communicatiestructuur tussen deelnemers en e-moderator is in deze fase platter en kan daardoor als vernieuwend worden beschouwd ten opzichte van F2F onderwijs (Collis & Moonen,
Naarmate de cursus vordert, neemt de interactie en het initiatief van deelnemers toe 2005). Deelnemers wachten niet op ‘de e-moderator als expert met de juiste antwoorden’, maar zij wisselen onderling uit en creëren gezamenlijk nieuwe kennis. Tijdens de vijfde en laatste fase (development) nemen deelnemers geheel de verantwoordelijkheid voor hun eigen leerproces. De e-moderator fungeert als gids. Deelnemers zijn in staat om op meta-niveau naar hun eigen leerproces te kijken. Ze reflecteren en evalueren hun eigen en elkaars denkproces. Door metacognitie zijn zij in staat om leerervaringen te integreren en toe te passen. E-moderators kunnen dit proces stimuleren, door oefeningen te geven die kritisch denken en constructief feedback geven op elkaar bevorderen.
Ervaringen bij het Julius Centrum De visie van Salmon op online onderwijs, zoals hiervoor beschreven, is bij het Julius Centrum toegepast. Het Julius Centrum is een divisie van het UMCU en verzorgt (veelal Engelstalig) onderwijs op het gebied van de gezondheidszorg. Het centrum is een jaar geleden gestart met het voorbereiden, uitvoeren en evalueren van verschillende online cursussen. Er zijn nu in totaal drie cursussen geheel online verzorgd en geëvalueerd, met in totaal 112 deelnemers. Het online aanbod wordt langzaam uitgebreid. Het cursusontwerp van deze cursussen wordt hierna eerst beschreven, daarna volgen de evaluatieresultaten.
E-cursusontwerp In het cursusontwerp van elke e-cursus worden per ‘leereenheid’ het leerdoel, de beschikbare bronnen en de leeractiviteit beschreven. Beschikbare bronnen zijn bijvoorbeeld weblectures, artikelen, boeken, opdrachten en (zelf)toetsen. Leeractiviteiten zijn bedoeld om ofwel alleen of 40
in interactie met anderen uit te voeren. Voorbeelden van solistische leeractiviteiten zijn het bekijken van weblectures, het lezen van literatuur en het maken van opdrachten en toetsen. Interactieve leeractiviteiten zijn bijvoorbeeld het maken van groepsopdrachten in een wiki, het posten van bijdragen in discussiefora, webconferenties en het stellen van vragen in een ‘questions and answers’ sectie van de leeromgeving. Naast de leeractiviteiten zijn er ook andere manieren om te communiceren, zoals de chatfunctie, videoconferencing, het plaatsen van berichten in de leeromgeving en e-mail. Omdat de rol van de e-moderator bij de groepsopdrachten in de wiki en de discussiefora de meeste meerwaarde kan bieden bij online onderwijs, worden deze twee nader toegelicht. Groepsopdrachten Deelnemers worden tijdens de cursus in kleinere groepen verdeeld en werken in die groep aan een opdracht. Ze doen dit in een wiki, die per opdracht is ingedeeld in drie tabbladen: 1. Instructie; 2. Resultaat; 3. Discussie. In het eerste tabblad kan bijvoorbeeld een wetenschappelijk artikel worden gedownload en luidt de instructie dat de deelnemers op basis van dit artikel de pro’s en contra’s van een stelling moeten verdedigen. De ene helft van het groepje neemt de pro’s op zich en de andere helft de contra’s. De discussie over welke argumenten het meest belangrijk zijn, wordt gevoerd in het derde tabblad. De uitkomsten van de discussie worden beschreven in het tweede tabblad. De e-moderator kan tussentijds feedback geven op basis van de discussie in het derde tabblad en geeft een beoordeling op basis van het tweede tabblad. Discussiefora Bij elk van de drie cursussen maakte het Julius Centrum gebruik van discussiefora. In twee daarvan is het bijdragen aan de fora zelfs verplicht gesteld om in aanmerking te komen voor een certificaat.
Evaluatieresultaten De ervaringen in de praktijk zijn geëvalueerd onder zowel deelnemers, e-moderators als docenten. De resultaten worden hieronder toegelicht. Rol e-moderator Bij één e-cursus was de e-moderator tevens de expert/docent; bij twee e-cursussen waren deze rollen gescheiden. In dat laatste geval zijn er weblectures opgenomen van de expert en draagt de expert bij (gevraagd of ongevraagd) tijdens discussies of vragen. Voordeel van deze aanpak is dat de e-moderator geen inhoudelijk expert hoeft O&O / NR 2 2012
PRAKTIJKTHEORIE
te zijn en de uitvoering van een cursus minder afhankelijk is van de beschikbaarheid van specifieke experts. De e-moderator fungeert in die situatie meer als facilitator en intermediair tussen studenten onderling en tussen studenten en expert. Op die momenten waarbij de e-moderator signaleert dat er vragen of discussies zijn waarbij de bijdrage van de expert noodzakelijk is, schakelt hij/zij de expert in. Het bleek belangrijk dat deelnemers weten dat er continu experts beschikbaar zijn aan wie zij vragen kunnen stellen en die af en toe meelezen tijdens discussies. ‘We volgen
Het is belangrijk dat deelnemers weten dat er continu experts beschikbaar zijn deze cursus allemaal omdat we er méér over willen weten en zijn dus geen van allen experts’, aldus één van de deelnemers. In de praktijk bleek zeker 80% van de vragen en discussies goed te modereren zonder tussenkomst van experts. Sociale interactie De bijdrage van de e-moderator past goed bij de sociaal-constructivistische opvatting over leren van het Julius Centrum. Sociaal-constructivisme is een leertheorie die benadrukt hoe opvattingen ontstaan vanuit sociale interacties. Om optimaal te profiteren van de cursussen, moeten deelnemers meer doen dan alleen lezen en informatie uitwisselen. Belangrijk is om de onderliggende betekenis ervan in relatie tot al eerder geleerde kennis te begrijpen en het begrip ervan te verfijnen en te verdiepen. Hiervan uitgaande is het belangrijk dat deelnemers zich niet beperken tot het lezen van die informatie waarvan zij denken dat ze die moeten weten. Natuurlijk kan een deelnemer ook leren van het lezen van een webpagina of het luisteren naar een hoorcollege, maar er is meer diepgang mogelijk wanneer deelnemers interactie met anderen opzoeken. In de e-cursussen krijgen deelnemers de mogelijkheid om elkaars ideeën en reflecties te delen en erover te discussiëren. Het schriftelijk expliciteren hiervan biedt voordelen. Deelnemers worden zich beter bewust van hun eigen standpunten en kunnen deze aanpassen op basis van ideeën van anderen. Nieuwe ideeën kunnen geexploreerd worden, bijvoorbeeld als andere deelnemers nieuwe inzichten bieden of een andere benadering kiezen. Op die manier wordt kennis van deelnemers vergroot, worden standpunten beter gefundeerd en worden netwerken verder uitgebreid. O&O / NR 2 2012
De meerwaarde van interactie is niet direct vanzelfsprekend voor iedereen. In de praktijk bleken deelnemers regelmatig te denken dat online onderwijs gelijkstaat aan zelfstudie. Tijdens de eerste online cursus mailde een deelnemer: ‘Waarom moeten we tijdens deze cursus met elkaar discussiëren? Ik doe deze cursus naast mijn werk en ik heb geen tijd voor discussie. Ik wil ook niet discussiëren, ik wil gewoon leren.’ Het leidde zowel tot het explicieter verwoorden van de sociaal-constructivistische uitgangspunten als van de eisen die aan deelnemers worden gesteld, zowel in type activiteiten, tijd, als resultaat. Dit lijkt goed te werken. Uit recentere deelnemersevaluaties blijkt dat studenten de interactie met elkaar en met de e-moderator erg waardevol vinden. Eén van de deelnemers schrijft hierover: ‘Ik moet zeggen dat ik vooraf erg sceptisch was over het hele idee van online leren, zeker gezien mijn ervaring als trainer. Ik geloofde niet dat dit een substituut kon zijn voor F2F contact, of voor de dynamiek die zich ontwikkelt tussen een groep deelnemers. Maar nu ik twee e-cursussen heb gevolgd, merk ik dat de verschillende manieren waarop deelnemers onderling contact hebben, veel waarde kunnen hebben.’ De ervaring bij het Julius Centrum is dat de meeste deelnemers de voorkeur hebben voor asynchrone communicatie (waarbij deelnemers op verschillende momenten inloggen en niet afhankelijk zijn van elkaars agenda’s). Slechts een kleine hoeveelheid cursisten maakte gebruik van videoconferencing; de chat-functie is zelfs nog helemaal niet gebruikt. De reden van de voorkeur voor asynchrone communicatie in deze specifieke cursussen is nog niet onderzocht, mogelijk heeft dit te maken met het type cursusontwerp en de doelgroep. Tijdens de groepsopdrachten kan de discussie interessante nieuwe inzichten opleveren. Waar in het F2F onderwijs deelnemers vaak groepjes vormen op basis van uiterlijke kenmerken, hebben deelnemers in online onderwijs elkaar vaak nooit gezien. Dit kan leiden tot het samenwerken met mensen met een hele andere achtergrond en derhalve een heel ander perspectief. Een deelnemer schrijft over de interactie tijdens de groepsopdracht: ‘Bij de groepsopdracht was ik het compleet oneens met iemand uit mijn groep, maar leerde hierdoor wel dat je ook totaal anders tegen het onderwerp aan kunt kijken. Ik was me daar anders niet bewust van geworden. Het hielp me ook om mijn eigen visie te expliciteren. Uiteindelijk werden we het eens over het feit dat we het oneens waren.’ 41
Tijdens evaluaties geven deelnemers aan dat ze de discussies als ‘bondiger’ ervaren, omdat veel ‘small talk’ wegvalt. Met elkaar in brede zin van gedachten wisselen over de aanpak is lastiger, maar tot de kern van de zaak komen gaat sneller. Een nadeel van de interactie bij groepsopdrachten bleek de onderlinge afhankelijkheid tussen deelnemers. Deelnemers vinden het vervelend om de ander (herhaaldelijk) te vragen om zijn/haar bijdragen en vinden de kwaliteit van het werk van de ander soms onvoldoende. Dit verschilt niet van groepsopdrachten in F2F onderwijs. Maar in tegenstelling tot F2F onderwijs kan bij het gebruik van een wiki vaak goed gevolgd worden, welke groepsleden welke bijdragen leveren aan zowel het proces als het eindresultaat. De e-moderator kan er daarom voor kiezen om zelf de groepsleden aan te spreken op onvoldoende resultaat of het niet nakomen van afspraken - en dit aspect mee laten wegen in de eindbeoordeling. Het discussieforum werkt goed, mits discussieitems helder geformuleerd zijn en er voldoende deelnemers zijn. Bij aanvang van de cursus zijn deelnemers vaak nog wat terughoudend bij het reageren op discussiefora. De e-moderator kan deelnemers motiveren om bij te dragen en te reageren op elkaars bijdragen. Een voorbeeld daarvan is: ‘Heb je de opmerking van Peter gezien bij learning unit 1.3? Als dit klopt, kun je je dan ook situaties voorstellen waarin dit níet het geval is?’ en ‘Suzan vraagt zich bij learning unit 3.2 af wat een goed voorbeeld is van een test, die tevens een interventie is. Wie heeft suggesties?’ De e-moderator stuurt en moedigt aan, bijvoorbeeld door een opmerking te maken over de kwaliteit van een bepaalde bijdrage en door bijdragen te eindigen met een vraag. Naarmate de cursus vordert, reageren deelnemers vaker op elkaar. De rol van de e-moderator wordt geringer en verschuift van ‘facilitator’ naar ‘procesbegeleider’ en ‘expert’: het samenvatten van bijdragen en het aangeven wat juist is, wat niet, welke zaken nog ontbreken en in welke bronnen het bewijs gevonden kan worden. De e-moderator kan inspireren en de deelnemers uitdagen om verder te blijven zoeken, de comfortzone te verlaten en zich meer in te spannen om tot nieuwe inzichten te komen. In dit proces ligt de grootste uitdaging voor de emoderator; zorgen dat deelnemers niet alleen vragen stellen en beantwoorden, maar ook daadwerkelijk doorvragen, aanvullende informatie opzoeken, relaties leggen met andere informatie, nieuwe inzichten toevoegen aan reeds bestaande kennis en zo nieuwe kennis creëren. Deelnemers moeten zich tijdens deze fase in eerste instantie 42
vooral gehoord voelen. De e-moderator moet de drang weerstaan om direct inhoudelijk te reageren (bijvoorbeeld door aan te geven wat het juiste antwoord is of welk tegenargument gebruikt kan worden), maar kan wel bevestigen en aanmoedigen. In dit proces is het belangrijk dat de e-moderator goed aanvoelt op welk moment hij de deelnemers de gelegenheid moet bieden om te exploreren en met elkaar van gedachten te wisselen, en op welk moment hij moet interveniëren. Interventies zijn bijvoorbeeld: vragen stellen aan deelnemers, samenvatten, (ongevraagd en gevraagd) antwoord geven op inhoudelijke vragen van deelnemers, uitlichten van specifieke bijdragen van deelnemers en uitnodigen om te reageren op elkaar. De competenties die hiervoor nodig zijn, verschillen in de kern niet van de competenties van goede docenten. Maar doordat het medium anders is, verschilt de manier waarop de competenties worden ingezet: schriftelijk, explicieter, bondiger en bij gebrek aan gezichtsuitdrukkingen met meer aandacht voor schriftelijke nuances. Als een discussie is afgerond, kan de e-moderator deze formeel afsluiten, bijvoorbeeld door een korte samenvatting te geven en vervolgens de melding dat zij is afgerond. Hiermee wordt voorkomen dat discussies verzanden en weten deelnemers dat ze het discussie-item niet opnieuw hoeven te openen om eventuele nieuwe bijdragen te lezen. Bovendien geeft het deelnemers de mogelijkheid om de rode draad goed te volgen en de inhoud beter te laten beklijven. In het kader zijn meer praktische adviezen voor de e-moderator opgenomen, op basis van de evaluaties van de e-cursussen bij het Julius Centrum.
Meerwaarde van de e-moderator bij online onderwijs In dit artikel is ingegaan op de vraag: Op welke wijze kan de e-moderator het leerproces van cursisten tijdens online onderwijs zo optimaal mogelijk begeleiden? Hiertoe is een visie op emoderating beschreven, die uitgaat van de meerwaarde van het expliciteren, uitwisselen, toetsen en reflecteren van en op elkaars ideeën voor het construeren van nieuwe kennis en daarmee voor een optimaal studiesucces. Beschreven is op welke wijze dit in de praktijk is gebracht bij het Julius Centrum en tot welke aanbevelingen en concrete adviezen dit heeft geleid. Op basis van de evaluatieresultaten bij het Julius Centrum, bestaat de indruk dat er een groep deelnemers is waarvoor dit type onderwijs beter past dan F2F onderwijs. Dit zijn vaak mensen die het onderwijs volgen naast bijvoorbeeld hun drukke baan, gezinsleven of het werken aan een proefschrift. De meerwaarde van dit type onderwijs O&O / NR 2 2012
PRAKTIJKTHEORIE
Praktische adviezen op basis van evaluatie – Besteed in het ontwerpproces veel tijd aan het voorkomen van niet-noodzakelijke handelingen van de e-moderator en vragen van deelnemers door onduidelijke instructies en formuleringen. De e-moderator kan moeiteloos dagen vullen met het faciliteren en stimuleren van interactie tussen deelnemers. Het efficiënt omgaan met beschikbare tijd is daarom van groot belang en dit start bij het zodanig inrichten van de leeromgeving, dat er zoveel mogelijk vanzelf gaat. – Archiveer berichten van de e-moderator aan de deelnemers de eerste keer, inclusief het moment waarop het bericht geplaatst wordt. De volgende keer dat de cursus wordt gegeven, kan de e-moderator deze berichten als leidraad gebruiken. Bewaar ook screenshots. – Bundel gelijksoortige taken van de e-moderator en voer die in één keer uit, in plaats van gefragmenteerd over de hele dag. Maak bijvoorbeeld een regel aan in de mailbox, die alle mails over een specifieke cursus in dezelfde map plaatst. En vraag deelnemers om bij mails over bijvoorbeeld de toets, het woord ‘toets’ in het onderwerp te plaatsen, waardoor alle mails over toetsen in één map terechtkomen. – Geef voorafgaand aan de cursus duidelijk aan wat de verwachte tijdsbesteding van de cursus is, welke deadlines er zijn en hoe interactie plaatsvindt. – Vraag deelnemers vooraf naar hun verwachtingen en wensen. Sommige deelnemers hoeven geen cursuscertificaat, willen wel toegang tot het studiemateriaal, maar niet meedoen met groepsactiviteiten. Dit heeft consequenties voor de inrichting van de groepsopdrachten. Vooraf informeren voorkomt teleurstellingen. – Geef instructies zo expliciet én kort mogelijk. Door het ontbreken van gezichtsuitdrukkingen en intonatie, is expliciet verwoorden bij digitale instructies belangrijker dan
zit voor die groep vooral in drie zaken (in willekeurige volgorde): • de mogelijkheid om leertempo en leerniveau beter aan te laten sluiten op de individuele behoefte; • contact en interactie met de e-moderator en mededeelnemers; • flexibiliteit in locatie en tijdstip.
– –
–
–
–
–
–
–
bij F2F onderwijs. Maar doordat lezen van lange teksten op een beeldscherm moeilijker is dan op papier, moeten instructies niet te lang zijn. Deel ze eventueel op in kleine stukjes. Gebruik kleuren en vormgeving om prioritering en structuur aan te geven. Maak in de instructie een onderscheid tussen ‘verplichte’ en ‘facultatieve’ leeractiviteiten. Geef per leeractiviteit aan hoeveel tijd hiervoor staat. Dit helpt vooral die deelnemers die hun tijd zorgvuldig moeten plannen (in de afweging of ze nog voldoende tijd hebben om een nieuwe leeractiviteit te starten) - en juist die deelnemers schrijven zich eerder in voor e-courses. Geef feedback zorgvuldig en altijd onderbouwd. Schriftelijke feedback komt eerder ‘hard’ over dan verbale feedback. Het ‘zomaar’ geven van cijfers/oordelen (zonder feedback) heeft eerder een negatief dan een positief effect. Baseer feedback aan deelnemers op zowel kwantitatieve gegevens (inlogtijd, aantal reacties) als kwaliteit (niveau van de reacties en opdrachten). Lees elke bijdrage van deelnemers zorgvuldig of meerdere malen. De nuances van schriftelijke bijdragen verschillen van verbale bijdragen. Door te snel te reageren op schriftelijke bijdragen, kunnen de nuances je ontgaan. Reageer snel op vragen van deelnemers; streef ernaar elke vraag binnen 24 uur te beantwoorden en bij voorkeur sneller. Wijs niet telkens op de ‘frequently asked questions’ bij inhoudelijke vragen; dat kan demotiverend werken. Benoem ook het juiste antwoord. Evalueer elke cursus bij voorkeur zowel schriftelijk als (selectief) mondeling. Juist bij cursussen die vooral schriftelijk worden gegeven, bieden mondelinge evaluaties een waardevolle toevoeging.
Literatuur - Collis, B. & J. Moonen (2005). An on-going journey: technology as a learning workbench, monograph on occassion of their retirement from the University of Twente, NL. Online: http://bettycollisjefmoonen.nl/rb.htm (accessed January 2012). - Filius, R.M. & F.J. Kresin (2010). ICT als ondersteuning van onderwijs, opleiden en leren: wat staat ons te wachten? In: P. Schramade (ed.), Handboek Effectief Opleiden,
Deze deelnemers zijn niet zozeer op zoek naar zelfstudie-cursussen. Contact en interactie is van groot belang. Evaluatieresultaten onderstrepen de relevantie en waardering van de deelnemers voor de rol van de e-moderator. Wat deelnemers vooral noemen als positieve punten van de emoderator is: het begeleiden van het groepsproces, de laagdrempeligheid om vragen te stellen, de aanmoedigingen om zelf actief bij te dragen en de snelheid van reageren. Het online begeleiden van leerprocessen is niet gemakkelijk, maar gaat beter naarmate er meer ervaring mee wordt opgedaan. De grootste uitdaging is vaak het stimuleren van kenniscreatie tussen deelnemers onderling, binnen de (beperkt) beschikbare tijd. Als dat lukt, is het erg bevredigend. En de vraag naar e-moderators zal naar verwachting in de toekomst verder toenemen.
•
O&O / NR 2 2012
7.10, p. 9.3-9.36. - Johnson, L., R. Smith, A. Levine & K. Haywood (2011). 2011 Horizon Report. Austin, Texas: The New Media Consortium. - Steinert, Y., P.J. McLeod, M.N. Boillat, S. Meterissian, M. Elizov & M.E. MacDonald (2009). Faculty development: a field of dreams? Medical Education, 43, p. 42-49. - Salmon, G. (2011). E-moderating: the key to teaching and learning online. New York/London: Routledge.
Drs. Renée Filius werkt als senior beleidsmedewerker Onderwijs bij het Julius Centrum (UMC Utrecht). Ze is tevens projectmanager van ‘Elevate’: een initiatief om internationaal afstandsonderwijs binnen de gezondheidszorg op te zetten. Contact: r.m.fi
[email protected] / @ReneeF
43