KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN Faculteit Rechtsgeleerdheid
De doorwerking van de WMPC op aannemingscontracten in het kader van informatieverplichtingen.
Dennis Devroey
SEMINARIE BIJZONDERE OVEREENKOMSTEN
ONDER BEGELEIDING VAN
Prof. Dr. A. L. Verbeke Pieter Brulez Academiejaar 2011-2012
2
3
INHOUDSOPGAVE 1
ONTSTAAN VAN DE INFORMATIEVERPLICHTING .......................................................................... 6
2
INFORMATIEPLICHTEN IN DE PRECONTRACTUELE FASE .............................................................. 7
2.1
De informatieplicht van de aannemer in het gemene recht: B2B contracten.............................. 9
2.1.1 Dialoog tussen aannemer en opdrachtgever ................................................................................ 9 2.1.2 Inhoud van de informatieplicht van de aannemer ..................................................................... 10 2.1.3 Inhoud van de informatieplicht van de opdrachtgever .............................................................. 12 2.1.4 Sancties bij niet-naleving van informatieverplichtingen............................................................. 13 2.1.5 De invloed van het specialisatiecriterium ................................................................................... 14
2.2
De informatieplicht van de aannemer die contracteert met een consument: B2C contracten . 16
2.2.1 Toepassing van de WMPC op een bouwovereenkomst ............................................................. 17 2.2.2 Het bestemmingscriterium versus het specialisatiecriterium .................................................... 18 2.2.3 Inhoud van de informatieverplichting van artikel 4 WMPC........................................................ 19 2.2.4 De informatieverplichting van art. 4 WMPC vergeleken met het gemene recht ....................... 20 2.2.5 Sancties bij niet-naleving van de informatieverplichting ............................................................ 21 2.2.6 Bewijs van de miskenning van de informatieplicht .................................................................... 21
3
DE INFORMATIEVERPLICHTING IN DE CONTRACTUELE FASE ..................................................... 21
3.1
Algemeen .................................................................................................................................... 21
3.2
Inhoud van de contractuele informatieverplichting ................................................................... 21
3.3
Sanctionering van de contractuele informatieverplichting ........................................................ 24
4
INLEIDING Aanneming heet het contract waarbij iemand een ander met een bepaald werk belast, tegen een forfaitair loon.1 Hoewel het toepassingsgebied van de aannemingsovereenkomst veel breder is, zal in wat volgt de nadruk worden gelegd op het bouwcontract als een bijzondere vorm van aanneming. In hoofde van de aannemer brengt een aannemingsovereenkomst tal van verplichtingen met zich mee. De kernverplichting van de aannemer bestaat erin de aan hem opgedragen werken op een correcte wijze uit te voeren volgens de regels van de kunst. Daarnaast rust op elke aannemer bovendien een bijkomende algemene verplichting, de informatieverplichting. Deze voorlichtingsplicht wordt hem opgelegd via het gemene verbintenissenrecht enerzijds en bijzondere bepalingen anderzijds. Via de rechtspraak en doctrine werden op basis van het gemeen verbintenissenrecht in de loop van de 20e eeuw informatieplichten opgelegd aan de contractspartijen. Daarmee wijkt men af van het klassieke adagium “emptor debet esse curiosus” dat bepaalt dat een partij zelf verantwoordelijk is voor het inwinnen van de voor hem noodzakelijke informatie. Informatieplichten trachten een gelijke toegang tot informatie te garanderen. De onwetendheid of het gebrek aan informatie van een van de contractpartijen kan de oorzaak zijn van een ongelijkheid tussen de partijen op het ogenblik van de contractsluiting. Het informeren van de contractpartij die zich in een zwakke positie bevindt aangaande de te sluiten overeenkomst, leidt ertoe dat haar wil volwaardig en daadwerkelijk vrij wordt.2 Of zoals VOLTAIRE het verwoordde: “Pour être libre, il faut être informé”. De codificatie van een informatieverplichting in het consumentenrecht is een exponent van deze evolutie. In dit seminarie wordt getracht om de invloed van informatieverplichtingen uit het consumentenrecht op de aannemingsovereenkomst te schetsen en deze te vergelijken met de informatieplichten die worden opgelegd via het gemene recht. Daartoe wordt de precieze draagwijdte van de informatieplicht van de aannemer nagegaan vanuit twee uitgangsposities, de bouwheer als consument enerzijds en als professioneel anderzijds. Als onderzoeksvraag wordt nagegaan wat het effect is van de hoedanigheid van de informatieschuldeiser- en schuldenaar bij de invulling van de concrete informatieplicht. Zo wordt enerzijds een antwoord gezocht naar de vraag of de informatieverplichting inhoudelijk verschilt naargelang het om een bouwcontract gaat in de B2C dan wel B2B sfeer en anderzijds of de concrete hoedanigheid van een partij een rol speelt. Hiervoor wordt een 1
DEKKERS, R., VERBEKE, A., Handboek burgerlijk recht. 3 : Verbintenissen, bewijsleer, gebruikelijke contracten, Antwerpen, Intersentia, 2007, 677. 2 SWAENENPOEL, E., Toetsing van het contractuele evenwicht, Antwerpen, Intersentia, 2011, 33.
5
onderscheid gemaakt tussen de precontractuele fase aan de ene kant en de contractuele fase aan de andere kant. Bovendien wordt deze problematiek in een bredere context geplaatst door het rechtsvergelijkend onderzoek. Concreet zal er worden vergeleken met het Engelse recht. Hoewel het Engelse common law stelsel traditioneel sterk verschillende opvattingen heeft biedt het ons de kans om de problematiek vanuit een ander perspectief te bekijken.
6
1 ONTSTAAN VAN DE INFORMATIEVERPLICHTING De laatste jaren is het aantal uitspraken waarin Belgische rechters contractanten informatieverplichtingen opleggen, op gemeenrechtelijke gronden dan wel op basis van bijzondere wettelijke bepalingen sterk toegenomen. In ons Burgerlijk Wetboek ontbreekt nochtans een zelfstandig leerstuk met betrekking tot informatieplichten. Dit is niet verwonderlijk. De Napoleonistische codificatie werd geschreven in een historische context die uitging van zoveel mogelijk autonomie voor de contractanten. Traditioneel gaat het Engelse recht eveneens uit van de vooronderstelling dat er geen algemene informatieverplichting bestaat in de precontractuele fase.3 In beginsel mag elke partij het stilzwijgen behouden, zelfs met betrekking tot feiten die de andere partij aanbelangen of die als gevolg heeft dat de andere partij dwaalt.4 De basisregel in het Engelse recht is caveat emptor, de koper moet opletten bij het contracteren en zich ervan verzekeren dat hij zelf de noodzakelijke informatie bekomt(zie infra).5 Deze regel behoort nog steeds tot het geldende Engelse recht, terwijl men in het Belgische recht is afgeweken van het vergelijkbare adagium “emptor debet esse curiosus”. Dit is het gevolg van de stelselmatige introductie van een nieuwe pijler in het contractenrecht: de bescherming van de zwakke contractpartij.6 In het Belgische contractenrecht leidde dit tot het idee dat er een zekere vorm van loyale samenwerking is vereist tussen de contractspartijen. Een van de aspecten hiervan is onder andere dat de partijen elkaar de nodige inlichtingen dienen te verstrekken.7 In de bouwsector worden traditioneel al bijkomende regels buiten het Burgerlijk Wetboek voorzien ter bescherming van de zwakkere partij.8 Via informatierechten en –plichten in de (pre)contractuele sfeer probeert men de gelijkheid tussen de partijen in de onderhandelingsfase te garanderen. Hoewel deze evolutie vooral geïntroduceerd werd via rechtersrecht stond ook de wetgever niet stil . Via tal van bijzondere wetsbepalingen werd de verplichting opgelegd om bepaalde informatie te 3
CARTWRIGHT, J., Misrepresentation mistake and non-disclosure, London, Sweet & Maxwell, 2007, 535.; CARTWRIGHT, J., Contract law: An introduction to the English Law of Contract for the Civil Lawyer, Oxford, Hart, 2007, 70.; SEFTON-GREEN, R., “Duties to Inform versus Party Autonomy: Reversing the Paradigm?” in HOWELLS, G., JANSSEN, A., SCHULZE, R., Information Rights and Obligations, Cornwall, Ashgate, 2005,175.; X., Chitty on contracts, vol. I : general principles, London, Sweet & Maxwell, 2008, 511 (6-014) 4 Peek v Gurney [1873] L.R. 6 H.L. 377, Bell v. Lever Bros Ltd [1932] AC 161, 227: “Ordinarily the failure to disclose a material fact which might influence the mind of a prudent contractor does not give the right to avoid the contract” (lord Atkin), Banque Keyser Ullmann S.A. v Skandia(UK) Insurance Co Ltd, 1990 5 BEALE, H., Cases, Materials, and Text on Contract Law, Oxford, Hart Publishing, 2010, 514; BEATSON, J., BURROWS, A., CARTWRIGHT, J., Anson’s law of contract, Oxford, Oxford University Press, 2010, 299. 6 WERY, Droit des obligations, 2010, 45 e.v. 7 BOCKEN, H., De goede trouw bij de uitvoering van verbintenissen, R.W., 1989-90,1041; FRERIKS, D., Onderzoeks- en mededelingsverplichting in het contractenrecht, TPR 1992, 1192. 8 Zo moet rekening worden gehouden met de wet Breyne. De aannemingsovereenkomst moet overeenkomstig art. 7 wet Breyne enkele vermeldingen bevatten op straffe van nietigheid. Deze informatieplicht stelt beperkingen aan de mogelijkheid voor de aannemer om zijn opdracht of de prijs eenzijdig vast te stellen. Dit ter bescherming van de particuliere opdrachtgever.
7
verstrekken aan de tegenpartij. Deze bepalingen worden talrijker en blijven fragmentair, terwijl in de rechtspraak toch een zekere algemene lijn kan ontdekt worden.9 De bijzondere informatieplicht in de WMPC lijkt hier echter een uitzondering op te zijn (zie infra). Het is in dit opzicht dat er een diversificatie is ontstaan tussen het Belgische recht dat traditioneel eerder tot de civil law rechtstraditie behoort en Engeland als boegbeeld van de common law. In het Engelse recht blijft er een grote afkeer bestaan tot het opleggen van algemene informatieverplichtingen.10 In het Engelse recht hecht men nog steeds meer waarde aan de partijautonomie en de bindende kracht van het contract. De achterliggende reden waarom men zo terughoudend is tegenover het opleggen van informatieplichten valt vooral vanuit de rechtseconomie te verklaren. Zo wilt men mensen aanzetten om te investeren in kwalitatieve handelaars en dienstverleners, om zo de hardst werkende intelligente personen te belonen.11 Een tweede reden, die m.i. terecht lijkt, is dat het niet evident is om grenzen te stellen aan een informatieplicht. Bovendien zou het de informatieschuldenaar kunnen blootstellen aan overmatige kosten en is er het risico op aansprakelijkheid voor verkeerde informatie.12
2 INFORMATIEPLICHTEN IN DE PRECONTRACTUELE FASE Partijen hebben zowel in precontractuele fase als in de contractuele fase informatieplichten. Bij gebrek aan bijzondere bepalingen wordt de gemeenrechtelijke precontractuele informatieplicht volgens de meerderheid van de doctrine gebaseerd op artikel 1382-1383 BW, de buitencontractuele aansprakelijkheid.13 Terwijl de informatieplicht in de contractuele fase gebaseerd kan worden op de goede trouw bij het uitvoeren van de overeenkomst.14 In het Engelse contractenrecht wordt in tegenstelling tot in het Belgische recht geen principe van precontractuele aansprakelijkheid op basis van de culpa in contrahendo erkend.15 De Engelse rechtspraak aanvaardt ook geen algemeen principe van good faith tijdens de 9
FRERIKS, D., Onderzoeks- en mededelingsverplichting in het contractenrecht, TPR 1992, 1190. HOWELLS, G, Handbook of research on international consumer law, Cheltenham, Edward Elgar, 2010, 134. 11 KÖTZ, H., Precontractual Duties of Disclosure: A Comparative and Economic Perspective, European Journal of Law and Economics, 9:5, 2000 , 10.: ‘‘It certainly seems that the English law of contract was designed for a nation of shopkeepers. If that be so, the common lawyer might retort, then the French system was made for a race of peasants.’’ 12 BEATSON, J., BURROWS, A., CARTWRIGHT, J., Anson’s law of contract, Oxford, Oxford University Press, 2010, 333. 13 Volgens een minderheid in de rechtsleer is de grondslag de goede trouw van art. 1134 lid 3 BW, voor een extensieve bespreking zie: DE BOECK, A., Informatierechten en –plichten bij de totstandkoming en uitvoering van overeenkomsten, Antwerpen, intersentia, 2000. 14 Art 1134 lid 3 BW; Antwerpen 12 juni 2006, R.W. 2008-09, 279-289.; VAN DEN BERGH, B., Dwaling versus (precontractuele informatieplicht: the odd couple?, noot onder Antwerpen 12 juni 2006, R.W. 2008-09,p286. 15 België: zie bv. Brussel 1 december 2006, D.C.C.R. 2007, afl. 77, 38, noot VERDURE, C.; Engeland: Cartwright, J., Contract law: An introduction to the English Law of Contract for the Civil Lawyer, Oxford, Hart, 2007, 65.; MICKLITZ, H., STUYCK, J., TERRYN, E., DROSHOUT, D., Cases, materials and text on consumer law., Portland, Hart, 2010, 3.46. 10
8
onderhandelingen.16 In het Engelse recht geldt het principe dat een partij die weet dat de andere partij zich vergist over een element van de overeenkomst de wederpartij hier niet op moet wijzen, zelfs al wist hij dat de wederpartij het contract niet aangaan zou zijn onder die omstandigheden.17 Deze regel gaat terug tot op het principearrest Smith v Hughes uit 1871 en werd recent nog bevestigd in de Engelse rechtspraak.18 Om die reden is het voor de Engelse rechtspraak dan ook moeilijk om een algemene informatieplicht in de precontractuele fase te erkennen19 Deze uitgangspositie komt echter op de helling te staan door de toename aan Europese wetgeving dat refereert naar een notie van goede trouw bij het contracteren.20 Zeer uitzonderlijk wordt in het Engelse recht toch een informatieverplichting aan een partij opgelegd. Wanneer men het in het Engelse recht heeft over precontractuele informatieverplichtingen spreekt men van duties of disclosure. In feite is een duty to disclose wel niet volledig vergelijkbaar met een duty to inform, er bestaat een conceptueel verschil tussen deze termen. Wanneer iemand een duty to disclose heeft gaat men er van uit dat hij in het bezit is van bepaalde informatie die hij anders zou achterhouden. Daarentegen impliceert een informatieplicht een positieve verplichting om de andere partij zo volledig mogelijk van informatie te voorzien.21 Ten eerste legt het Engelse recht een duty to disclose op bij contracts uberrimae fidei, waarbij men contracteert in utmost good faith.22 Bijvoorbeeld bij de verkoop van land is er een informatieverplichting met betrekking tot erfdienstbaarheden die er mogelijk op rusten.23 In 16
Walford v Miles, 1992, 2 A.C. 128:”the concept of a duty to carry on negotiations in good faith is inherently repugnant to the adversial position of the parties when involved in negotiations. Each party to the negotiations is entitled to pursue his (or her) own interest, so long as he avoids making misrepresentations”; DirectorGeneral of Fair Trading v. First National Bank plc (2002) 1 AC 481.; Cartwright, J., Contract law: An introduction to the English Law of Contract for the Civil Lawyer, Oxford, Hart, 2007, 58.; KRAMER, E., PROBST, T., Defects in the contracting process in “International Encyclopedia of comparative law: VII Contracts in General”, Tubingen, J.C.B. Mohr, 2001, 206. 17 BEATSON, J., BURROWS, A., CARTWRIGHT, J., Anson’s law of contract, Oxford, Oxford University Press, 2010, 278; CARTWRIGHT, J., Misrepresentation mistake and non-disclosure, London, Sweet & Maxwell, 2007, 505.; Smith v Hughes [1871] LR 6 QB 59, BLACKBURN, J.: “whatever may be the case in a court of morals, there is no legal obligation on the vendor to inform the purchaser that he is under a mistake, not induced by the act of the vendor” 18 Smith v Hughes [1971] LR 6 Q.B. 596; Statoil ASA v Louis Dreyfus Energy Services LP, [2008] EWHC 2257 19 BEATSON, J., BURROWS, A., CARTWRIGHT, J., Anson’s law of contract, Oxford, Oxford University Press, 2010, 347.; Cartwright, J., Contract law: An introduction to the English Law of Contract for the Civil Lawyer, Oxford, Hart, 2007, 60. 20 21
Bijvoorbeeld Directive 93/13 of 5 April 1993, on unfair terms in consumer contracts OJEC L 095 of 21/04/1993, p. 29-34.
HOWELLS, G, Handbook of research on international consumer law, Cheltenham, Edward Elgar, 2010, 133. ;SEFTON-GREEN, R., Mistake, fraud and duties to inform in European contract law, Cambridge, University Press, 2005, 2. 22 BEATSON, J., BURROWS, A., CARTWRIGHT, J., Anson’s law of contract, Oxford, Oxford University Press, 2010, 299.; CARTWRIGHT, J., Misrepresentation mistake and non-disclosure, London, Sweet & Maxwell, 2007, 544.; KRAMER, E., PROBST, T., Defects in the contracting process in “International Encyclopedia of comparative law: VII Contracts in General”, Tubingen, J.C.B. Mohr, 2001, 209. X., Chitty on contracts, vol. I : general principles, London, Sweet & Maxwell, 2008, 6-153 23 CARTWRIGHT, J., Misrepresentation mistake and non-disclosure, London, Sweet & Maxwell, 2007, 571.
9
de tweede plaats zijn er contracten die een informatieverplichting opleggen omdat er tussen de twee partijen een fiduciary relationship of vertrouwensrelatie bestaat, bijvoorbeeld tussen een advocaat en zijn cliënt.24 Dienstencontracten, zoals het bouwcontract, behoren echter niet tot de categorie van uberrimae fidei.25 De Engelse rechtspraktijk lost het gebrek aan informatieverplichtingen in de precontractuele fase traditioneel op door zeer uitvoerige due diligence. Zo wordt alles wat tijdens de onderhandelingsfase werd overeengekomen nauwgezet geformuleerd in clausules. De contracten die in de de common law landen worden opgesteld zijn bijgevolg meestal zeer lijvig. In het licht hiervan moet nog gewezen worden op de trend dat men in Engeland steeds vaker gebruik maakt van de NEC-standaardcontracten.26 In deze standaardcontracten wordt er wel een principe van good faith erkend en worden eveneens specifieke informatieplichten vastgelegd. Als men toch informatie meedeelt, moet die informatie wel waar en nauwkeurig zijn. 27 Wanneer contractspartijen elkaar verkeerde informatie geven bij het onderhandelen van een contract kan men daarvoor aansprakelijk worden gesteld via de rechtsfiguur misrepresentation.28 In feite staat misrepresentation lijnrecht tegenover onze positieve informatieplicht. Het uitgangspunt van deze rechtsfiguur is dat slechts wanneer men iets zegt, die uitspraak noodzakelijk waar moet zijn, zoniet kan men aansprakelijk worden gesteld.29 Dit is vergelijkbaar met de rechtsfiguur van bedrog in het Belgische recht. In de rechtspraak wordt misrepresentation zeer breed toegepast waardoor zelfs een impliciete uiting als verkeerde voorstelling kan gelden.30
2.1 De informatieplicht van de aannemer in het gemene recht: B2B contracten 2.1.1 Dialoog tussen aannemer en opdrachtgever Informatieverstrekking bestaat steeds uit tweerichtingsverkeer: er moet een dialoog ontstaan tussen de opdrachtgever en de aannemer. De plicht tot informatieverstrekking zal 24
BEALE, H., Cases, Materials, and Text on Contract Law, Oxford, Hart Publishing, 2010, 514.; X., Chitty on contracts, vol. I : general principles, London, Sweet & Maxwell, 2008, 6-079 – 6-080. 25 CARTWRIGHT, J., Misrepresentation mistake and non-disclosure, London, Sweet & Maxwell, 2007, 565.; Nottingham University v. Fishel [2000] I.C.R. 1462. 26 RAMSEY, V., TELFORD, T., Construction law handbook, London, Telford, 2007, 175. 27 SEFTON-GREEN, R., “Duties to Inform versus Party Autonomy: Reversing the Paradigm?” in HOWELLS, G., JANSSEN, A., SCHULZE, R., Information Rights and Obligations, Cornwall, Ashgate, 2005,174.; Daarom is het ook mogelijk voor een contractspartij om een exoneratiebeding voor non-disclosure te voorzien. In Westminster Bank v Utrecht-America Finance Co. werd beslist dat aangezien er geen duty to disclose bestaat in het Engelse recht, deze clausule niet strijdig was met de Unfair Contract Terms Act uit 1977. Zie: Westminster Bank v Utrecht-America Finance Co. [2001] EWCA Civ. 658. 28 Misrepresentation Act 1967; CARTWRIGHT, J., Misrepresentation mistake and non-disclosure, London, Sweet & Maxwell, 2007, 9.; Cartwright, J., Contract law: An introduction to the English Law of Contract for the Civil Lawyer, Oxford, Hart, 2007, 64. 29 SEFTON-GREEN, R., Mistake, fraud and duties to inform in European contract law, Cambridge, Cambridge University Press, 2005, 25. 30 KRAMER, E., PROBST, T., Defects in the contracting process in “International Encyclopedia of comparative law: VII Contracts in General”, Tubingen, J.C.B. Mohr, 2001, 207.
10
pas worden opgelegd waar de eigen onderzoeksverplichting ophoudt. Bij de beoordeling hiervan zal vooral de concrete hoedanigheid van de informatieschuldenaar en -schuldeiser van belang zijn. In wat volgt zal hier dieper op worden ingegaan. 2.1.2 Inhoud van de informatieplicht van de aannemer Voorwerp van de overeenkomst Op de aannemer rust vooreerst de verplichting om de opdrachtgever in te lichten omtrent het eigenlijke voorwerp van het contract, dit is de aannemingsprijs en de draagwijdte en inhoud van het werk.31 Onderzoeksplicht De aannemer moet rekening houden met de behoeften van de opdrachtgever. De aannemer dient vooraf een onderzoek te doen naar de haalbaarheid van het werk, zowel op financieel, technisch en juridisch vlak. Hij moet nagaan wat de mogelijkheden en moeilijkheden zijn om het werk uit te voeren in concreto en dient de klant hieromtrent voor te lichten.32 De aannemer heeft een positieve initiatiefplicht om naar de noden van de opdrachtgever te informeren.33 Dit moet hij doen door gericht vragen te stellen, de opdrachtgever beschikt immers zelf vaak niet over de nodige kennis om de juiste vragen te stellen. Waarschuwings- en begeleidingsplicht De aannemer moet de bouwheer eveneens inlichten omtrent de juridische en materiële risico’s van het werk.34 Het gaat hier over een informatieplicht met betrekking tot de veiligheid aangaande het uit te voeren werk. Zo moet bijvoorbeeld de aannemer die onbehandeld hout gebruikt wijzen op het gevaar van ongedierte.35 Als het werk het vooropgestelde resultaat niet kan bereiken is het de plicht van de aannemer om de opdrachtgever te sturen en oriënteren bij zijn keuzes. 36 Bijvoorbeeld wanneer de aannemer van schilderwerken vaststelt dat de ondergrond, waarop hij zou
31
VAN DEN BERGH, B., De informatieplicht van de aannemer, noot onder Antwerpen 15 september 2008, R.W. 2010-2011, 240. 32 Kh. Brussel 3 juni 1996, T. Aann. 1998, 162 met noot B. LOUVEAUX; Rb. Kh. Hasselt 23 september 2003, RW 200506, afl. 13, 511: “De aan de aannemer opgelegde raadplegingsplicht bij de uitvoering van graafwerk bestaat erin dat hij niet alleen op intellectuele wijze de kabels dient te lokaliseren, door de liggingsplannen te raadplegen, maar ook op materiële wijze, door het uitvoeren van peilingen. De laatstgenoemde lokalisatieplicht is een resultaatsverbintenis, wat inhoudt dat de aannemer peilingen dient uit te voeren totdat de kabel is opgespoord”.; BAERT, G. , Aanneming van werk, Antwerpen,
Story-Scientia, 2001, 97.; MEULEMANS, D. (red.), Een pand bouwen en verbouwen, Leuven, Acco, 2005,417. 33 GOOSSENS, W., Aanneming van werk: het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003, 781. 34 GOOSSENS, W., Aanneming van werk: het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003, 786790. 35 Rb. Antwerpen 15 februari 1989, T. Aann.1990, 83. 36 VAN DEN BERGH, B., De informatieplicht van de aannemer, noot onder Antwerpen 15 september 2008, R.W. 2010-2011, 240.
11
moeten schilderen, niet beantwoordt aan de norm, dan moet hij voor het starten van de werken de bouwheer op de hoogte te stellen.
37
Wanneer er ernstig nadelige gevolgen kunnen ontstaan door het aanvatten van de werken moet hij de opdrachtgever zelfs afraden om de plannen uit te voeren.38 Wanneer de aannemer een werk voorstelt dat de behoeften van de opdrachtgever te boven gaat, het vooropgestelde resultaat niet zal halen of nutteloos is begaat hij bijvoorbeeld eveneens een inbreuk op zijn informatieplicht.39 Als de aannemer het werk zelf niet tot een goed einde kan brengen moet hij dit ook mededelen aan de opdrachtgever.40 De Engelse rechtspraak heeft het gebrek aan precontractuele informatieplichten opgevangen via de leer van de implied terms(zie infra). Op basis van deze rechtsfiguur kan een opdrachtgever desgevallend alsnog schadevergoeding bekomen van de aannemer. Ten slotte moet de aannemer ook uit eigen beweging alle door hem gekende relevante informatie verschaffen, waaruit zijn opdrachtgever ter gelegenheid van het aannemingsproject enig voordeel kan halen.41 Dit is een positieve formulering van de regel in het Engelse recht waar de aannemer de opdrachtgever moet behoeden voor economic loss.42 In de Belgische rechtspraak werd echter een actieve raadgevings- en begeleidingsplicht voor de aannemer tijdens de precontractuele fase afgeleid.43 In het Engelse recht ziet men dit eerder als een correcte uitvoering van het contract. Verval van de informatieplicht Het wordt daarenboven algemeen aanvaard dat de informatieplicht vervalt of dat de aansprakelijkheid minstens tussen de aannemer/architect enerzijds en de opdrachtgever anderzijds moet worden verdeeld indien de opdrachtgever zich werkelijk in het
37
Brussel 16 november 2009 RABG 2010, afl. 10, 633. GOOSSENS, W., Aanneming van werk: het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003, 786789. 39 Bergen 2 maart 1992, J.L.M.B. 1992, 1262 (overcapaciteit van een koelinstallatie met overdreven elektriciteitsverbruik voor een ijsbaan); GOOSSENS, W., Aanneming van werk: het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003, 786-788. 40 Luik 5 december 1997, T. Aann., 1999,61 (aansprakelijkheid van een daklegger die er op moest wijzen dat de specifieke toestand van het huis een bijkomende behandeling vereiste.); GOOSSENS, W., Aanneming van werk: het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003, 786-789: de aannemer die weet dat de muren moeten worden herschilderd moet de bouwheer er op wijzen dat er voorafgaandelijk nog een speciale chemische behandeling moet worden aangebracht aan de bakstenen die in kwestie werden gebruikt. 41 VAN DEN BERGH, B., De informatieplicht van de aannemer, noot onder Antwerpen 15 september 2008, R.W. 2010-2011, 240. 42 FURST, S., RAMSEY, V., Keating on Construction contracts, London, Sweet&Maxwell, 2006, 7-018. 43 Zo stelt VAN DEN BERGH dat het verdedigbaar is dat de aannemer gezien zijn kennis de opdrachtgever op de hoogte moet stellen van de mogelijkheden van bepaalde subsidies of de noodzaak van het halen van bepaalde vergunningen. 38
12
bouwgebeuren inmengt.44 Ook de bekwaamheid van de opdrachtgever zal van invloed zijn op de draagwijdte van de informatieplichten in concreto (zie infra). 2.1.3 Inhoud van de informatieplicht van de opdrachtgever De bouwheer zelf is verplicht het werk op voldoende duidelijke wijze te omschrijven en zijn noden en verwachtingen kenbaar te maken.45 Daarnaast moet de bouwheer de aannemer van eventuele bijzondere uitvoeringsomstandigheden op de hoogte brengen.46 Wanneer aan die verplichting is tekortgeschoten wordt dit in rekening gebracht bij de aansprakelijkheidsverdeling.47 Wanneer de bouwheer bijvoorbeeld weet dat het terrein niet echt geschikt is om op te bouwen, bijvoorbeeld omdat er tijdens de oorlog bommen op het terrein zijn gevallen, moet hij de aannemer hiervan op de hoogte brengen.48 Wanneer de opdrachtgever dit niet doet en verkeerde of onvolledige informatie verschaft kan dit zijn precontractuele aansprakelijkheid in het gedrang brengen.49 Een stilzwijgen moet in een concreet geval aan de criteria van de buitencontractuele aansprakelijkheid worden getoetst. Op basis van de algemene regel in het Engelse recht rust op de opdrachtgever eveneens geen algemene informatieplicht. Om het evenwicht tussen de contractspartijen te herstellen dit wordt in de praktijk ook weer opgevangen via de leer van de implied terms. Zo werd in Balfour Beatty v. Docklands Light Railway door het court of appeal een implied term ten laste van de opdrachtgever erkend.50 Via deze omweg kan de Engelse rechter alsnog het contractuele evenwicht herstellen wanneer een partij duidelijk tekortschoot bij het geven van relevante informatie. Het betreft echter een eerder contractuele informatieplicht en zal dus later worden besproken (zie infra). In het Engelse recht is het de gewoonte dat de bouwheer de aannemer informeert over relevante feiten om de werken te kunnen uitvoeren. Deze informatie wordt meestal verzameld in tender documents, een soort van offerte. Gewoonlijk staat in deze offerte ook een disclaimer waarbij de bouwheer de juistheid van deze informatie erkend en de aannemer zich exonereert voor schade die zou ontstaan als gevolg van onjuiste informatie. Ook zonder disclaimer kan men de bouwheer zelf aansprakelijk stellen als er schade onstaan
44
Rb. Aarlen 16 maart 1978, J.L. 1977-78,301.; Gent 17 mei 1985, T. Aann. 1987, 191.; GOOSSENS, W., Aanneming van werk: het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003, 800. 45 GOOSSENS, W., Aanneming van werk: het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003, 926. 46 GOOSSENS, W., Aanneming van werk: het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003, 927. 47 DE BOECK, A., Informatierechten en –plichten bij de totstandkoming en uitvoering van overeenkomsten, Antwerpen, intersentia, 2000, 508.; GOOSSENS, W., Aanneming van werk: het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003, 780. 48 Luik 3 april 1962, R.C.J.B., 1964, 270. 49 Brussel 4 november 1998, T. Aann. 1999, 73(opdrachtgever geeft een verouderd bestek) 50 Balfour Beatty v. Docklands Light Railway [1996] 78 BLR 42: “to act honestly, fairly and reasonably”
13
als gevolg van onjuiste informatie.51 In het Belgische recht wordt door het consumentenrecht een verplichting opgelegd om de opdrachtgever een bestek te bezorgen als de opdrachtgever hierom verzoekt en de aannemer bereid is de dienst te verstrekken.52 Deze informatieverplichting van de opdrachtgever zelf moet in de bouwsector echter genuanceerd worden gezien de initiatiefplicht van de aannemer (supra).53 2.1.4 Sancties bij niet-naleving van informatieverplichtingen De gemeenrechtelijke informatieplicht in de precontractuele fase is buitencontractueel van aard. In de eerste plaats kan er dus schadevergoeding worden gevraagd op basis van de artt. 1382-1383 B.W. Hiervoor moet de informatieschuldeiser een fout, schade en oorzakelijk verband kunnen aantonen.
Fout Niet alleen het verstrekken van verkeerde informatie kan als een culpa in contrahendo worden aangemerkt, ook het geven van onvolledige informatie wordt in bepaalde omstandigheden als een fout beschouwd. In hoofde van de informatieschuldenaar moet er een spreekplicht bestaan. Het bestaan daarvan staat natuurlijk ontegensprekelijk vast wanneer ze uitdrukkelijk in een wettekst is voorzien. De vraag is echter of er buiten het geval waar een spreekplicht wettelijk uitdrukkelijk werd voorzien men een spreekplicht kan erkennen. Om van een fout te kunnen spreken mag men de toepassingsvoorwaarden van art. 1382 en 1383 B.W. niet uit het oog verliezen. Zo moet er in eerste instantie een inbreuk zijn op de algemene zorgvuldigheidsnorm. Dit impliceert dat men enkel een mededelingsverplichting kan aannemen als het vaststaat dat een normaal, zorgvuldig en omzichtig onderhandelaar, van dezelfde categorie en geplaatst in dezelfde omstandigheden, de betrokken informatie zou hebben meegedeeld. Deze voorwaarde volstaat op zich echter niet om het niet meedelen van informatie als een fout te beschouwen. Ieder heeft in eerste instantie nog altijd zelf de verplichting om in de mate van het mogelijke zijn eigen belangen te behartigen. Daarom moet men als principe nog altijd de eigen onderzoeksverplichting vooropstellen. Ieder moet als een redelijk en bezonnen mens zelf de nodige informatie trachten in te winnen alvorens te contracteren. 54 Pas in die mate dat deze verplichting ophoudt, kan een mededelingsverplichting erkend
51
FURST, S., RAMSEY, V., Keating on Construction contracts, London, Sweet&Maxwell, 2006, 7-024. Artikel 16 van het KB van 30 juni 1996 betreffende de prijsaanduiding van producten en diensten en de bestelbon, aangenomen ter uitvoering van de WMPC. 53 GOOSSENS, W., Aanneming van werk: het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003, 781. 54 FRERIKS, D., Onderzoeks- en mededelingsverplichting in het contractenrecht, TPR 1992, 1226. 52
14
worden. De tweede voorwaarde om van een spreekplicht te kunnen rechtvaardigen is aldus een gewettigde onwetendheid in hoofde van de tegenpartij.55 Kennis in hoofde van de aannemer Opdat er een mededelingsverplicht zou kunnen bestaan is vereist dat de informatieschuldenaar zelf op de hoogte was van de informatie die hij moest geven. Het volstaat echter niet om voor te houden dat men onwetend was om ontslagen te zijn van zijn mededelingsverplichting. Van bepaalde informatie behoort men op de hoogte te zijn. Is men dit niet, dan wordt dit geacht het gevolg te zijn van zijn eigen nalatigheid. 56 In principe gaat het om een inspanningsverbintenis, wat impliceert dat het beperkt is tot die elementen die men redelijkerwijze kon kennen. Het criterium is dat van de artikelen 1382-1383 B.W. De beoordeling hiervan gebeurt principieel in abstracto maar toch wordt een zekere mate van concretisering doorgevoerd. Zo wordt er rekening gehouden met de concrete omstandigheden van het geval en de hoedanigheid van de betrokkene. Zo mag van een professioneel een verhoogde kennis worden verwacht met betrekking tot zaken die binnen zijn beroepssfeer vallen en kan de informatieplicht zelfs een resultaatsverbintenis worden (zie infra).57 Daarnaast moet de aannemer ook het belang hebben gekend dat die informatie had voor zijn bouwheer. Er zal slechts sprake kunnen zijn van een fout indien kan worden aangetoond dat de partij het stilzwijgen heeft bewaard over een bestanddeel van de overeenkomst, hoewel hij wist of behoorde te weten dat hierdoor de toestemming van zijn medecontractant zou worden beïnvloed.58 Schade De schade die ontstaat uit het miskennen van de informatieplicht kan zeer diverse vormen aannemen zoals een gemiste kans om een beter contract af te sluiten of kosten gemaakt voor eigen onderzoek tijdens de onderhandelingen. 59 Om schadevergoeding te bekomen moet ten slotte nog een oorzakelijk verband worden aangetoond tussen fout en schade. 2.1.5 De invloed van het specialisatiecriterium Hoedanigheid van de opdrachtgever 55
DE BOECK, A., Informatierechten en –plichten bij de totstandkoming en uitvoering van overeenkomsten, Antwerpen, intersentia, 2000, 432. 56 DE BOECK, A., Informatierechten en –plichten bij de totstandkoming en uitvoering van overeenkomsten, Antwerpen, intersentia, 2000, 431. 57 Brussel 17 februari 1987, T.B.B.R. 1989,140.; DE BOECK, A., Informatierechten en –plichten bij de totstandkoming en uitvoering van overeenkomsten, Antwerpen, intersentia, 2000, 402. 58 WILMS, W., Het recht op informatie in het verbintenissenrecht: een grondslagenonderzoek, R.W., 198081,503 59 DE BOECK, A., Informatierechten en –plichten bij de totstandkoming en uitvoering van overeenkomsten, Antwerpen, Intersentia, 2000, 504.
15
In beginsel heeft ieder de plicht heeft om inlichtingen in te winnen over informatie die bij het brede publiek gekend is. Er zal geen verplichting tot informatieverstrekking bestaan met betrekking tot die elementen waarvan de tegenpartij op de hoogte is of behoort te zijn.60 Wanneer het daarentegen gaat om informatie die voor het normale brede publiek niet toegankelijk is, bijvoorbeeld omwille van het gespecialiseerde karakter van de informatie, heeft de wederpartij in principe niet de verplichting zich hiervan op de hoogte te stellen.61 Toch moet hier een zekere concretisering worden doorgevoerd, in die zin dat men dient na te gaan of de wederpartij in concreto wel tot het doorsnee publiek kan worden gerekend.62 Een bijzondere bekwaamheid van de wederpartij wordt beoordeeld, hetzij volgens zijn beroep (b.v. hij is zelf een vakman), hetzij volgens zijn bijzondere kennis. Dit kan een verzwaring meebrengen van de plicht voor de opdrachtgever om zich op de hoogte te stellen.63 Maar buiten het geval waarin de wederpartij zich liet bijstaan door een specialist, of zelf een specialist is, neemt men aan dat van die wederpartij niet kan worden verlangd om zelf gespecialiseerde informatie in te winnen.64 Hoedanigheid van de aannemer Anderzijds is ook de hoedanigheid van de informatieschuldenaar van belang. De aannemer die bekend staat als specialist zal strenger worden beoordeeld.65 De vakman-specialist heeft een plicht om integrale informatie te verstrekken: alle inlichtingen die thuishoren in het betrokken vakgebied en die voor de medecontractant van belang zijn, moeten worden meegedeeld. Hierbij mag hij ook niet louter passief blijven: hij zal zelf het antwoord moeten zoeken op de vraag welke inlichtingen voor zijn nietdeskundige tegenpartij van belang zijn. Hij zal bijvoorbeeld bijkomende inlichtingen moeten inwinnen over de specifieke situatie van de tegenpartij, over diens mogelijkheden, behoeften en verlangens en hij zal zijn informatieverplichting hiernaar moeten schikken, terwijl hij normaal slechts op de hoogte dien te zijn van de specifieke gegevens die voor zijn tegenpartij van belang zijn, als deze laatste die hem heeft bekendgemaakt. De niet60
Cass., 3 mei 1977, R.W., 1977-78,567; Cass., 8 juni 1978, Pas., 1978, I, 1156.; FRERIKS, D., Onderzoeks- en mededelingsverplichting in het contractenrecht, T.P.R. 1992, 1228.; GOOSSENS, W., Aanneming van werk: het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003, 773. 61 DE BOECK, A., Informatierechten en –plichten bij de totstandkoming en uitvoering van overeenkomsten, Antwerpen, intersentia, 2000, 434.; FRERIKS, D., Onderzoeks- en mededelingsverplichting in het contractenrecht, T.P.R. 1992, 1233. 62 DE BOECK, A., Informatierechten en –plichten bij de totstandkoming en uitvoering van overeenkomsten, Antwerpen, Intersentia, 2000, 433.; ROMMEL, G., De informatieplicht in het consumentenrecht, R.W., 198384,2291. 63 GOOSSENS, W., Aanneming van werk: het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003, 771. 64 Kh. Brussel, 17 februari 1977, B.R.H., 1977, 624; Kh. Kortrijk, 4 september 1981, R.W., 1982-83, 1399. 65 BAERT, G. , Aanneming van werk, Antwerpen, Story-Scientia, 2001, 206.; GOOSSENS, W., Aanneming van werk: het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003, 778.; VAN DEN BERGH, B., De informatieplicht van de aannemer, noot onder Antwerpen 15 september 2008, R.W. 2010-2011, 240.
16
deskundige tegenpartij zal bij gebrek aan kennis ter zake, immers zelf niet kunnen uitmaken welke informatie voor hem belangrijk is. De vakman-specialist heeft aldus de plicht om ook reeds voor de overeenkomst de onwetendheid van zijn tegenpartij te leiden. 66 De aannemer-specialist zal omwille van zijn ervaring en vakkennis worden verondersteld actief bepaalde nadelen en risico’s op te merken zelfs al is het ontwerp van een architect of ingenieur.67 De beoordeling hiervan zal echter steeds in concreto gebeuren68. Zo oordeelde het hof van beroep te Gent in 2009 dat van een normaal zorgvuldig aannemer, ook al is hij gespecialiseerd in het leggen van daken niet kan worden verwacht dat hij het concept van de architect in vraag stelt wanneer de problemen die ontstonden als gevolg van het concept nog niet aanwezig waren voor of tijdens de werken.69 De informatieverplichting van de aannemer specialist neigt dus meer naar een resultaatverbintenis maar zal toch steeds in concreto worden beoordeeld.
2.2 De informatieplicht van de aannemer die contracteert met een consument: B2C contracten De Wet Marktpraktijken legt via art. 4 WMPC een informatieverplichting op in de contractuele relatie tussen een aannemer en een consument en dit ten laatste op het ogenblik van het sluiten van de overeenkomst met betrekking tot (i) de belangrijkste kenmerken van het product en (ii) de verkoopsvoorwaarden.70 De onderneming moet daarbij rekening houden met (i) de door de consument uitgedrukte behoefte aan informatie en (ii) het door de consument meegedeelde of redelijkerwijze voorzienbare gebruik. Het gaat hier dus om een algemene informatieverplichting voor de aannemer in de precontractuele fase. Artikel 88, 2° WMPC bevat een louter exemplatieve opsomming van wat de wetgever beschouwd als de “voornaamste kenmerken van het product”. Daarnaast wordt voorzien in enkele andere bijzondere informatieverplichtingen zoals prijsaanduiding, de benaming en samenstelling etc.71 Hier wordt echter verder niet op ingegaan gezien het korte bestek van het werk. In tegenstelling tot in het Belgische recht voorziet het Engelse recht geen algemene informatieverplichting wanneer men contracteert met consumenten. Ook in het Europese 66
FRERIKS, D., Onderzoeks- en mededelingsverplichting in het contractenrecht, TPR 1992, 1234. BAERT, G., Aanneming van werk, Mechelen, Kluwer, 2001, 206.; SCHOUPS, M., “Bouwen en aansprakelijkheidsrecht” in DEKETELAERE, K., SCHOUPS, M. en VERBEKE, A.(red.), Handboek bouwrecht, Intersentia 2004, 886. 68 DE BOECK, A., Informatierechten en –plichten bij de totstandkoming en uitvoering van overeenkomsten, Antwerpen, intersentia, 2000, 433. 69 Gent 22 december 2009: in casu ging het om vochtproblemen die ontstonden bij de renovatie van een ‘koud dak’, op basis van een deskundigenverslag oordeelde men dat de aannemer niet tekortgeschoten was in zijn informatieverplichting omdat de reden van de renovatie niet een reeds bestaand vochtprobleem was maar het feit dat de dakplaten doorhingen. 70 Wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming. 71 Art. 5 tot 12 WMPC 67
17
recht werd hier niet in voorzien, er worden slechts fragmentair specifieke informatieplichten opgelegd in bepaalde sectoren.72 2.2.1 Toepassing van de WMPC op een bouwovereenkomst Het toepassingsgebied van de WMPC overlapt echter niet volledig met het gemeen recht. Dit omdat er gebruik wordt gemaakt van verschillende concepten: onderneming versus professioneel enerzijds en consument versus leek anderzijds. 73 Om het juiste toepassingsgebied van de wet te kunnen situeren is het nodig om enkele begrippen uit de wet te duiden. Producten Artikel 2, 4° WMPC definieert “producten” als goederen en diensten, onroerende goederen, rechten en verplichten. Hiermee hanteert men een veel ruimere definitie als de Wet Handelspraktijken. De bepalingen die gelden voor producten gelden nu dus ook voor diensten. Dat maakt dat de WMPC principieel van toepassing is op het bouwcontract.74 Onderneming Het begrip “onderneming” is ruimer als het begrip “verkoper” uit de Wet Handelspraktijken en doelt op elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft.75 Er is dus een volledige loskoppeling van de daden van koophandel.76 Samen gelezen met de definitie van “producten” is het bijgevolg duidelijk dat de activiteiten van een aannemer in het kader van een bouwcontract onderhevig zijn aan de informatieverplichting van art. 4 WMPC. Consument Aan de andere kant van de contractuele relatie staat de “consument” als informatieschuldeiser. Het toepassingsgebied van de Wet Marktpraktijken is beperkter als dat van de Wet Handelspraktijken. Krachtens art. 2, 3° WMPC is een “consument” iedere natuurlijke persoon die, uitsluitend voor niet-beroepsmatige doeleinden, op de markt gebrachte producten verwerft of gebruikt. Rechtspersonen kunnen dus niet meer als consument worden beschouwd hoewel in het verleden ook zelden werd beslist tot de kwalificatie van een rechtspersoon als consument.77 Om uit te maken of iemand al dan niet consument is, dient men het bestemmingscriterium te hanteren. Zo moet worden nagegaan of men de diensten voor private of professionele doeleinden zal aanwenden. Ook indien een natuurlijke persoon beroep doet op de diensten van een aannemer voor gemengd gebruik (deels privaat en deels professioneel) zal men zich niet kunnen beroepen op de bescherming 72
Bijvoorbeeld in het consumentenkrediet, zie: KEIRSBILCK, B., Foundations of economic law in Europe : a harmonised law of unfair commercial practices and its interaction with competition law after modernisation, Leuven, K.U. Leuven Faculteit rechtsgeleerdheid, 2010, 114-117. 73 Gent 15 juni 2001, D.C.C.R. 2003, 49, noot FAGNART, J., ; STEENNOT, R., Wet Marktpraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2010, 185. 74 LAFFINEUR, J., L’application de la L.P.C.C. aux produits et aux services immobibiliers, D.C.C.R. 2002, 5-35. 75 Artikel 2, 1° wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming 76 STRAETMANS, G., STUYCK, J., “Wet Marktpraktijken en consumentenbescherming (WMPC)” in CBR jaarboek 2009-2010, Antwerpen, Intersentia, 2010, 540. 77 Bijvoorbeeld: Antwerpen 30 november 2004, NjW 2005, 91.
18
van de Wet Marktpraktijken.78 De vraag rijst of een dermate enge invulling van het consumentenbegrip wel in overeenstemming is met het Europese begrip. Het Hof van Justitie stelde zich in het arrest Gruber alleszins minder streng op als de Belgische wetgever.79 2.2.2 Het bestemmingscriterium versus het specialisatiecriterium Het bestemmingscriterium dat gebruikt wordt om uit te maken of men een consument is in de zin van de WMPC staat conceptueel tegenover het specialisatiecriterium. Dit werd door een minderheid in de rechtspraak gevolgd en stelt de kennis van de koper centraal bij de beoordeling of het al dan niet gaat om een consument. Doet men een beroep op een dienstverlener met betrekking tot iets waarover man zelf geen bijzondere professionele kennis heeft, dan is men een consument zelfs al betreft het een louter professionele aankoop.80 Het is dit criterium waarvan men uit gaat bij de informatieverplichting in het gemeen recht. In de meerderheid van de rechtspraak en rechtsleer bestaat echter eensgezindheid omtrent het toepassen van het bestemmingscriterium bij het beantwoorden van de vraag of men een consument is in de zin van de WMPC. 81 Bij de invulling van de informatieverplichting van de aannemer in het gemene recht wordt echter wel het specialisatiecriterium gebruikt (zie supra). Het consumentenbegrip van de WMPC is een wettelijk omschreven hoedanigheid die niet specifiek op het probleem van de informatieverplichting inspeelt. 82 Je hebt de hoedanigheid van consument, of je hebt deze niet, terwijl dit los staat van je status als leek op een bepaald terrein. Dit gebruik van een nauw consumentenbegrip valt mijn inziens te betreuren. Enerzijds is het moeilijk om na te gaan of iemand iets voor niet-beroepsmatige doeleinden koopt.83 De advocaat die een leesbril koopt om naast zijn dagelijkse krant ook dossiers door te nemen zou geen consument zijn? Anderzijds valt het moeilijk te verantwoorden dat een kapper die een leek is op het vlak van bouwwerken wel bescherming geniet wanneer hij een
78
STEENNOT, R., Wet Marktpraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2010, 10. HvJ 20 januari 2005, nr. C-464/01, Gruber v. Bay Wa AG, http://curia.europa.eu 80 STEENNOT, R., Overzicht van rechtspraak consumentenbescherming, T.P.R., 2004, 1735-1736.; Vred. Brussel 29 april 1999, Jaarboek Handelspraktijken & Mededinging 1999, 198, noot DEMUYNCK, I..: de uitbater van een taverne die diensten verwerft die vreemd zijn van het voorwerp van zijn beroep wordt door de rechter beschouwd als een consument in de zin van de WHPC. De rechter geeft in zijn toelichting het voorbeeld van een schoenenverkoper die een computer aankoopt voor zijn stockbeheer ook moet worden beschouwd als een consument aangezien hij geen informaticaprofessioneel is. 81 STEENNOT, R., DEJONGHE, S., “Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken” in reeks instituut financieel recht, Antwerpen, Intersentia, 2007, 10; DEMUYNCK, I, De bescherming van de consument tegen een onrechtmatig bevoegdheidsbeding, noot onder Vred. Brussel 29 april 1999, Jaarboek Handelspraktijken 1999, 202.; WERY, P., Les clauses abusives relative à l’inexécution des obligations contractuelles dans les lois de protection des consommateurs du 14 juillet 1991 et du 2 août 2002, J.T. 2003, 800.; Brussel 26 augustus 1998, R.W. 1998-1999, 820; Antwerpen 12 september 2000, T.B.B.R. 2001, 556.; Kh. Verviers 16 juni 2000, J.LM.B. 2000, 1311; Rb. Brussel 5 oktober 2000, J.L.M.B. 2001, 1315; Kh. Hasselt 8 januari 2003, NjW 2003, 425. 82 GOOSSENS, W., Aanneming van werk: het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003, 770. 83 DE BOECK, A., De informatieverplichting van de professioneel ten aanzien van de consument, in Y. MERCHIERS (ed.), “Consumentenrecht”, Brugge, Die Keure, 1998, 42. 79
19
huis laat bouwen om in te wonen maar niet als hij een deel ervan zou aanwenden voor zijn praktijk hoewel hij in die situatie als leek evenzeer informatie behoeft. Persoonlijk vind ik het in navolging van DE BOECK dan ook spijtig dat men het advies van de Commissie voor de hervorming van het consumentenrecht inzake het consumentenbegrip niet heeft gevolgd.84 Het voordeel van deze definitie is dat de hoedanigheid van consument ook wordt verleend aan de persoon die hoewel hij handelt binnen de hoedanigheid van een beroepsbeoefenaar toch beschermd wordt bij het verwerven van een dienst die niet binnen zijn specialiteit valt. De lege feranda en zeker vanuit de problematiek van de informatieplicht lijkt het aanwenden van een specialisatiecriterium verantwoord. In navolging hiervan wordt dan ook door enkele auteurs betreurt dat de gemeenrechtelijke informatieplicht gecodificeerd werd in een bijzondere wet.85 2.2.3 Inhoud van de informatieverplichting van artikel 4 WMPC De actieve informatieplicht beperkt zich tot de “belangrijkste kenmerken” van het product. De aannemer moet dus niet uit eigen beweging bijkomstige of gedetailleerde informatie aan de consument verstrekken. De concrete invulling van de informatieplicht hangt in de praktijk echter af van de concrete omstandigheden waaronder de hoedanigheid van de consument. De onderneming moet de consument spontaan en uit eigen beweging informeren. 86 Ze mag zich daarbij niet beperken tot het louter verstrekken van de expliciet door de consument gevraagde informatie of het beantwoorden van de door de consument gestelde vragen. De onderneming heeft dus niet louter een antwoordplicht, maar een actieve informatieplicht. 87 Daarnaast speelt ook het “het door de consument meegedeelde of redelijkerwijze voorzienbare gebruik” een rol bij de afbakening van de informatieplicht. Zo zal men de consument niet over alle aanwendingsmogelijkheden moeten informeren, tenzij de consument een specifieke toepassing mededeelt. De aannemer mag ervan uitgaan dat tegenover haar een consument van gemiddelde aandacht en intelligentie staat en mag haar informatie afstemmen op een doorsnee consument met dergelijk profiel.88 De informatie die de aannemer op grond van art. 4 WMPC moet verstrekken, omvat alle informatie die de onderneming effectief kent of behoort te kennen. Toch mag de informatie niet louter beperkt worden tot de kenmerken 84
BOURGOIGNE, T. (ed.), Voorstel voor een algemene wet inzake de bescherming van de consument. Verslag van de studiecommissie tot hervorming van het consumentenrecht, Brussel, Ministerie van Economische Zaken, 1995, 489.: In art. 1 van dit advies is de consument omschreven als elke persoon die een goed, een dienst of een mededeling die ermee verband houdt verwerft, ontvangt of gebruikt, zonder zelf bedrijfsmatig de productie, de verwerking of de verdeling van het goed, of de verlening van de dienst op zich te nemen. 85 Sommigen hadden hem liever een plaats gegeven in het Burgerlijk Wetboek: BALLON, G., De informatieverplichtingen, inzonderheid de reclamebepalingen, die de Wet Consumentenkrediet in samenspel met de Wet Handelspraktijken aan de kredietverlener oplegt, Jura Falc., 1991-92,62.; FAGNART, J., Le projet de loi sur les pratiques du commerce et sur l’information et la protection du consommateur, T.B.H., 1991, 277. 86 Gent 13 oktober 2003, NJW 2004, 90. 87 STEENNOT, R., Wet Marktpraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2010, 185. 88 Rb. Gent 13 oktober 2003, NJW 2004, 314.
20
van het product, de aannemer is ook verplicht tot aanbevelingen, veiligheidsinstructies, waarschuwingen, inlichtingen en gebruiksinstructies. Daarnaast moet hij de consument ook inlichten over de verkoopsvoorwaarden. Het gemene recht wordt geacht door iedereen gekend te zijn en valt niet onder de informatieplicht van de aannemer.89 De aannemer moet eveneens uiterlijk bij het sluiten van het contract de consument in kennis stellen van zijn algemene voorwaarden. Werd deze mogelijkheid niet voorzien, dan kan dit leiden tot de niet-tegenstelbaarheid van de algemene voorwaarden.90 De informatieverplichting aangaande de algemene voorwaarden geldt echter enkel voor die bedingen die afwijken van het gemeen recht.91 Dit moet begrepen worden in samenhang met het feit dat aannemers vaak gebruik maken van standaard toetredingscontracten waarbij de consument weinig of niet over de inhoud kan onderhandelen. De verplichting houdt met andere woorden niet in dat de aannemer de consument moet informeren over de toepasselijke wetgeving.92 2.2.4 De informatieverplichting van art. 4 WMPC vergeleken met het gemene recht Inhoudelijk lijkt art. 4 WMPC geen meerwaarde te bieden tegenover de informatieverplichting zoals ontwikkeld in het gemene recht. In de Parlementaire Voorbereiding van de Wet Handelspraktijken valt te lezen dat de informatieverplichting een wettelijke bekrachtiging is van een regel die reeds lang door de hoven en rechtbanken op basis van de gemeenrechtelijke principes van goede trouw en precontractuele zorgvuldigheid wordt opgelegd.93 De informatieverplichting door de Wet Marktpraktijken opgelegd blijkt dus een codificatie van de gemeenrechtelijk informatieverplichting. Inhoudelijk kan dan ook verwezen worden naar de bespreking van de precontractuele informatieplicht in het gemene recht (zie supra). Toch stelt DE BOECK dat een wettelijke bevestiging een voordeel biedt voor de consument. Een wetsmiskenning maakt op zich immers een fout uit die de buitencontractuele aansprakelijkheid kan meebrengen. Het inroepen van een schending van een concrete wetsbepaling biedt bovendien meer zekerheid wanneer men in een geding zou zitten.94
89
STEENNOT, R., Wet Marktpraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2010, 186. TERRYN, E., De informatieplicht van artikel 30 W.H.P.C. niet verzoenbaar met nemo censetur ignorare legem?, D.C.C.R. 2003, afl. 59, 58-68. 91 Brussel, 3 mei 2002, D.C.C.R., 2003, nr. 59,53, noot TERRYN, E. 92 DE BRABANDER, J., Overzicht van de verschillende wijzigingen aan de Wet op de Handelspraktijken (wetten van 14 juli 1991 en van 25 mei 1999) en de gevolgen voor de vastgoedcontracten., W. Akte, 2002, 13. 93 Ontwerp van de wet betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument.; Verslag DE COOMAN, Parl. St. Senaat 1990-91, nr 1200-2, 32.; Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer, doc. 52, 2340/001, 41. 94 DE BOECK, A., De informatieverplichting van de professioneel ten aanzien van de consument, in Y. MERCHIERS (ed.), “Consumentenrecht”, Brugge, Die Keure, 1998, 6. 90
21
2.2.5 Sancties bij niet-naleving van de informatieverplichting Bij de schending van de wettelijke informatieplicht van artikel 4 WMPC moet een beroep worden gedaan op de gemeenrechtelijke sancties (supra). Daarnaast kan tegen de aannemer die niet
heeft voldaan aan de informatieverplichting van art. 4 WMPC in principe een vordering tot staking in gesteld worden. Dit lijkt echter weinig nut te hebben. De consument zal vaak slechts één overeenkomst afsluiten met een aannemer. 2.2.6 Bewijs van de miskenning van de informatieplicht De aannemer is vrij de wijze waarop de informatie waarop de informatie aan de consument wordt gecommuniceerd te kiezen.95 Toch valt het aan te raden om dit schriftelijk te doen met het oog op de bewijsproblematiek.96 Indien de consument de niet-nakoming inroept, zal de consument het door hem ingeroepen feit moeten bewijzen. De consument moet een negatief bewijs leveren, wat niet even strik moet als dat van een positief feit. De rechtbank van eerste aanleg te Gent heeft geoordeeld dat het bewijs van de niet-nakoming van de informatieplicht met alle middelen van recht kan worden geleverd.97
3 DE INFORMATIEVERPLICHTING IN DE CONTRACTUELE FASE 3.1 Algemeen De contractuele informatieplicht lijkt qua inhoud sterk op de precontractuele informatieplicht. De informatieverplichting die wordt opgelegd door het consumentenrecht speelt zich bovendien hoofdzakelijk in de precontractuele fase af. Daarom wordt slechts een kort overzicht gegeven van de informatieplicht in de contractuele fase, voor het overige volstaat het te verwijzen naar wat werd besproken in het voorgaande deel.
3.2 Inhoud van de contractuele informatieverplichting De uitvoering van de werken impliceert een uitvoering van de overeenkomst te goeder trouw.98 Het is op de aanvullende werking van de goede trouw dat men de theorie van de samenwerkingsplicht van de contractspartijen baseert99 Zo is er de aanvullende verplichting om zijn medecontractant te informeren, raad te geven of te waarschuwen.
95
Gent 13 oktober 2003 BALLON, G. ‘De verplichting tot voorlichting van de consument en de regeling van de documenten betreffende de verkopen van producten en diensten in de Nieuwe Handelspraktijkenwet’, in J. Stuyck en P. Wytinck (ed.), De Nieuwe Wet Handelspraktijken, Brussel, Story-Scientia, 1992, 285.; STEENNOT, R., Wet Marktpraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2010, 184. 97 Rb. Gent 13 oktober 2003, NJW 2004, 312. 98 Art. 1134 B.W.; Brussel 1 december 2009, NjW 2010, afl. 224, 465, noot LEBON, C.; DE BOECK, A., Informatierechten en –plichten bij de totstandkoming en uitvoering van overeenkomsten, Antwerpen, intersentia, 2000, 41. ; GOOSSENS, W., Aanneming van werk: het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003, 762.; MEULEMANS, D. (red.), Een pand bouwen en verbouwen, Leuven, Acco, 2005,577. 99 FRERIKS, D., Onderzoeks- en mededelingsverplichting in het contractenrecht, TPR 1992, 1245. 96
22
In het Engelse recht kent men dan wel geen uitvoering van de overeenkomst in good faith, de Engelse rechtspraak vangt dit op via de leer van de implied terms. 100 Negatief geformuleerd gaat dit over terms die de partijen niet expressly hebben geformuleerd in het contract. Op basis van deze rechtsfiguur kan de Engelse rechter het contract aanvullen of herinterpreteren en zo onrechtstreeks partijen aanzetten om toch alle relevante informatie mee te delen in de (pre)contractuele fase.101 Implied terms worden afgeleid uit gebruiken, de rechtspraak en wetgeving.102 Wanneer er problemen rijzen waarbij men in het Belgische recht de aannemer zou aanspreken op basis van zijn informatieverplichting kunnen deze in het Engelse recht dus worden opgelost via de implied terms. Dit wordt echter nog steeds als een laatste toevlucht gezien, in principe geldt de bindende kracht van het contract met zeer omvattende contracten als gevolg.103 Zo mag de uitvoering van de werken geen economic loss veroorzaken aan de bouwheer en moet ze worden uitgevoerd conform de implied term van “reasonable care and skill”.104 Bij de beoordeling hiervan zal een rechtbank rekening houden met alle omstandigheden die relevant waren bij het contract zoals de mate van expertise die impliciet of expliciet werd gecommuniceerd door de aannemer. 105 De informatieplicht van de aannemer tijdens de uitvoeringsfase is ook een reactieplicht die, wanneer zijn waarschuwingen worden genegeerd, in bepaalde gevallen wordt omgezet in een weigeringsplicht als de aannemer vaststelt dat de werken onmogelijk tot een bevredigend resultaat kunnen leiden.106 Deze reactieplicht heeft dan onder andere betrekking op de plannen en tekeningen die de bouwheer en de architect voorleggen, de materialen die worden voorgeschreven en de aanwezigheid van omstandigheden die het werk in gevaar kunnen brengen. 107
100
KRAMER, E., PROBST, T., Defects in the contracting process in “International Encyclopedia of comparative law: VII Contracts in General”, Tubingen, J.C.B. Mohr, 2001, 207.; LEGRAND, P., Pre-Contractual Disclosure and Information: English and French Law Compared, Oxford Journal of Legal Studies, Vol. 6 No. 3, 1986, 326. 101 BEATSON, J., BURROWS, A., CARTWRIGHT, J., Anson’s law of contract, Oxford, Oxford University Press, 2010, 333.; Cartwright, J., Contract law: An introduction to the English Law of Contract for the Civil Lawyer, Oxford, Hart, 2007, 187. 102 BEATSON, J., BURROWS, A., CARTWRIGHT, J., Anson’s law of contract, Oxford, Oxford University Press, 2010, 151. 103 Cartwright, J., Contract law: An introduction to the English Law of Contract for the Civil Lawyer, Oxford, Hart, 2007, 193. 104 Tesco Stores v Costain Construction Ltd [2003] EWHC 1487; FURST, S., RAMSEY, V., Keating on Construction contracts, London, Sweet&Maxwell, 2006, 7-018. 105 Harmer V Cornelius (1858) 5 C.B. 236; Plant construction v Clive Adams (2000) B.L.R. 137-147; Aurum investments v Avonforce (2001) E.R. 385. 106 Rb. Antwerpen 14 januari 2004, R.W., 2005-06, 1185. 107 Cass. 19 november 1970, T. Aann. 1971, 142 met noot FLAMME, A.; Antwerpen 1 december 1997, T.B.B.R. 1998, 360; Luik 9 maart 1999, J.L.M.B. 2000, 171.; Rb. Brussel 8 april 2004, Res. Jur. Imm. 2004, 86. ; GOOSSENS, W., Aanneming van werk: het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003, 761.
23
In de bouwsector is het bovendien van belang te wijzen op de plicht in hoofde van de aannemer om te reageren op of te waarschuwen tegen richtlijnen vanwege de bouwheer.108 De bouwheer kan echter bijvoorbeeld geen uitvoering eisen van een werk waarvan hij weet of moet weten dat het gebruik gevaar kan opleveren. In dat geval moet de aannemer zelfs weigeren de werken uit te voeren.109 De aannemer van een zwembad moet bijvoorbeeld de uitvoering weigeren van de constructie van een wipplank, waarvan hij weet of moet weten dat deze te hoog is in verhouding tot de diepte van het zwembad.110 De aannemer heeft ook een dergelijke waarschuwingsplicht met betrekking tot de plannen van de architect indien deze gebreken vertonen die de aannemer opmerkt of had moeten opmerken. 111 In het Engelse recht rusten gelijkaardige plichten op de aannemer. In de Engelse rechtspraak wordt het gebruik van slecht materiaal gezien als een inbreuk op de “duty of care and skill” ook al werd het materiaal gekozen door de bouwheer.112 Ook het passief opvolgen van de plannen voorzien door de bouwheer kan als een schending worden aanzien waar een normale competente aannemer de correctheid van de plannen wel in twijfel had moeten trekken.113 In die zin heeft de aannemer in het Engelse rechts, weliswaar onrechtstreeks, ook een waarschuwings- en raadgevingspicht met betrekking tot het materiaal en de plannen. De aannemer heeft onder het Engels recht in beginsel echter geen waarschuwingsplicht ten aanzien van de plannen opgesteld door de architect. Aangezien de aannemer geen duty of care heeft tegenover de architect is hij ook niet gehouden de architect te waarschuwen voor eventuele aansprakelijkheid tegenover de bouwheer omdat het voor de architect om puur economisch verlies gaat.114 In de Belgische rechtspraak en rechtsleer verdedigd men echter al lang dat de aannemer geen blinde uitvoerder mag zijn van de taken die hem worden opgedragen door de architect.115 Zo geldt er een systeem van wederzijdse checks and balances waarbij de aannemer en architect elkaar moeten controleren.116 108
Cass. 6 juni 1985, Arr. Cass. 1984-85, 1378; GOOSSENS, W., Aanneming van werk: het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003, 797. 109 Bergen 7 mei 1985, R.G.A.R. 1986 11082; Rb. Brussel 11 juni 1996, J.L.M.B. 1998, 183-185.; Rb. Antwerpen 14 januari 2004, RW 2005-06, afl. 30, 1185; GOOSSENS, W., Aanneming van werk: het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003, 801. 110 BAERT, G. , Aanneming van werk, Antwerpen, Story-Scientia, 2001, 241. 111 Cass. 19 november 1970, T. Aann. 1971, 142.; Brussel 21 januari 1969, T. Aann. 1969, 220 noot FLAMME, M., concl. DUMON, F.; Bergen 7 mei 1985, R.G.A.R. 1986 11082; Antwerpen 8 februari 1999, T. Aann. 1999 249255.; GOOSSENS, W., Aanneming van werk: het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003, 801. 112 Young v Marten v McManus Childs (1969) 1 A.C. 470, HL 113 Lindenberg v Canning (1992) 62 B.L.R. 147 (waar het plan foutief lastdragende muren aangaf als niet lastdragend). 114 FURST, S., RAMSEY, V., Keating on Construction contracts, London, Sweet&Maxwell, 2006, 7-026. 115 Brussel 16 november 2009 RABG 2010, afl. 10, 633; VAN DEN BERGH, B., De informatieplicht van de aannemer, R.W. 2010-11, afl. 6, 240. 116 GOOSSENS, W., Aanneming van werk: het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003,803.VERBEKE, A., MEERT, C. “Opdracht en aansprakelijkheid van de architect”, in De professionele aansprakelijkheid, Brugge, die Keure, 2004, 277.
24
Ten slotte is er nog het geval van een aannemer die een andere aannemer opvolgt, bijvoorbeeld bij onderaanneming. Als men vaststelt dat het werk van zijn voorganger gebrekkig is rust er op de aannemer eveneens een waarschuwingsplicht. Ook bij opeenvolgende werken moet men de opvolgende aannemer inlichten.117 Doet men dit niet dan kan dit leiden tot gedeelde aansprakelijkheid indien de werken van de vorige aannemer gebrekkig waren.118 Dit is niet zo in het Engelse recht waar er geen duty of care is erkend ten opzichte van de onderaannemer.119 Er rust ook geen implied term op de aannemer die hem een waarschuwingsplicht oplegt met betrekking tot werk verricht door een onderaannemerexpert.120 De bouwheer zelf heeft in de contractuele fase eveneens een informatieplicht ten opzichte van de aannemer. Dit is het geval voor informatie die relevant is om het werk goed uit te voeren en risico’s te vermijden.121
3.3 Sanctionering van de contractuele informatieverplichting Naast de mogelijkheid van schadevergoeding op basis van art. 1382-1383 BW (supra) staan de andere gemeenrechtelijke opties nu ook open: nietigheid van het contract indien de miskenning van de informatieplicht heeft geleid tot een wilsgebrek bij de totstandkoming van het contract of ontbinding op basis van art 1184 BW. 122
117
GOOSSENS, W., Aanneming van werk: het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003,793. Gent 17 mei 1985, T. Aann. 1987, 191(gedeelde aansprakelijkheid tussen de onderaannemer (daklegger) die de hoofdaannemer niet in kennis had gesteld van het feit dat er verluchtingsgaten noodzakelijk waren.). 119 FURST, S., RAMSEY, V., Keating on Construction contracts, London, Sweet&Maxwell, 2006, 7-018. 120 Aurum investments v. Avonforce [2001] E.R. 385. 121 GOOSSENS, W., Aanneming van werk: het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003, 926. 122 DE BOECK, A., Informatierechten en –plichten bij de totstandkoming en uitvoering van overeenkomsten, Antwerpen, intersentia, 2000, 501.; CORNELIS, L., La responsabilité précontractuelle, conséquence éventuelle du processus précontractuel, T.B.B.R., 1990, 407.; VAN DEN BERGH, B., De informatieplicht van de aannemer, R.W. 2010-11, afl. 6, 240: Voor de nietigheid is vereist dat het om substantiële verschoonbare dwaling of om hoofdbedrog gaat. 118
25
BESLUIT Uit de analyse bleek dat het uitgangspunt met betrekking tot informatieplichten in het Belgische recht fundamenteel verschilt van het Engelse recht. Terwijl het Belgische recht een positieve informatieplicht zal opleggen aan de aannemer gaat men in het Engelse recht eerder uit van de onderzoeksplicht van de opdrachtgever. Dit moet echter enigszins genuanceerd worden aangezien het Engelse recht via andere methodes vaak tot een vergelijkbare oplossing komt. In de eerste plaats zet de afwezigheid van algemene informatieplichten de partijen aan tot nauwgezet contracteren en dus rechtszekerheid. Wanneer het dan toch misloopt kan de Engelse rechter het contract desgevallend nog aanvullen of herinterpreteren via de leer van de implied terms. De informatieverplichting die op de Belgische aannemer rust blijkt in de eerste plaats ontstaan te zijn uit rechtersrecht. Deze informatieverplichtingen werden in het consumentenrecht gecodificeerd tot een algemene bepaling. Inhoudelijk is er echter weinig verschil, het onderscheid zit in het toepassingsgebied en een lichtere bewijslast. De informatieplicht uit de WMPC situeert zich bovendien vooral in de precontractuele fase terwijl het gemene recht ook tijdens de contractuele fase geldt als exponent van de uitvoering te goeder trouw. In beide gevallen gaat het om een algemene informatieverplichting die steeds in concreto zal worden beoordeeld. De hoedanigheid van zowel de aannemer als de opdrachtgever zijn daarbij van belang. Indien een van de partijen over gespecialiseerde kennis beschikt zal zijn informatie- of onderzoeksplicht strenger worden beoordeeld. De informatieverplichting van de WMPC is enkel toepasselijk als de opdrachtgever een consument is in de zin van deze wet. Hiervoor wordt het bestemmingscriterium gehanteerd. Enkel bij uitsluitend privaat gebruik is men een consument, zo niet valt men onder het gemene recht. Daardoor wordt de groep van gespecialiseerde en niet-gespecialiseerde opdrachtgevers kunstmatig opgedeeld in het consumentenrecht. Bijgevolg kan het dat een groep niet-gespecialiseerde opdrachtgevers, die onder de filosofie van het gemene recht meer bescherming verdient, toch buiten de (theoretisch) betere bescherming van het consumentenrecht valt. In die zin kan men dan ook stellen dat het consumentenbegrip onvoldoende inspeelt op het probleem van informatieongelijkheid. Het codificeren van een algemene informatieplicht in het Burgerlijk Wetboek lijkt daarom een betere oplossing. Uit dit alles blijkt dat het onder invloed van de informatieverplichtingen moeilijk is om het takenpakket van de aannemer nog precies af te lijnen. De aannemer in de bouwsector is geëvolueerd tot een volwaardige dienstverlener, die meer moet doen als alleen maar materiële taken uitvoeren.
26
Deze onderscheiden en vage benadering lijkt in de praktijk vooral tot rechtsonzekerheid te leiden. In afwachting van duidelijkere reglementering lijkt het m.i. niet slecht om naar de voordelen van de Engelse benadering te verwijzen waarbij de partijen hun informatieplichten expliciteren in het contract. Vooral met het oog op de bewijsproblematiek biedt een contractuele wanprestatie voordelen op een buitencontractuele vordering om genoegdoening te bekomen.
27
BIBLIOGRAFIE A. BELGISCH RECHT Wetgeving Wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming.
Voorbereidende documenten Verslag DE COOMAN, Parl. St. Senaat 1990-91, nr 1200-2, 32. Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer, doc. 52, 2340/001, 41.
Boeken BAERT, G. , Aanneming van werk, Antwerpen, Story-Scientia, 2001. BALLON, G. ‘De verplichting tot voorlichting van de consument en de regeling van de documenten betreffende de verkopen van producten en diensten in de Nieuwe Handelspraktijkenwet’, in J. Stuyck en P. Wytinck (ed.), De Nieuwe Wet Handelspraktijken, Brussel, Story-Scientia, 1992. BALLON, G., De wet marktpraktijken: een eerste commentaar , Mechelen, Kluwer, 2011. DE BOECK, A., De informatieverplichting van de professioneel ten aanzien van de consument, in Y. MERCHIERS (ed.), “Consumentenrecht”, Brugge, Die Keure, 1998. DE BOECK, A., Informatierechten en –plichten bij de totstandkoming en uitvoering van overeenkomsten, Antwerpen, intersentia, 2000. DEKKERS, R., VERBEKE, A., Handboek burgerlijk recht. 3 : Verbintenissen, bewijsleer, gebruikelijke contracten, Antwerpen, Intersentia, 2007. ENGELS, C., Bijzondere overeenkomsten – syllabus, Brugge, Die Keure, 2010. GOOSSENS, W., Aanneming van werk : blauwdruk en resultante van het gemene recht van de dienstenovereenkomst,Brugge, Die Keure, 2003. HEREMANS, T., Nieuwe wet marktpraktijken en consumentenbescherming : alles over oud en nieuw, Brussel, Larcier, 2010. MEULEMANS, D. (red.), Een pand bouwen en verbouwen, Leuven, Acco, 2005. SAGAERT, V., TILLEMAN, B. en VERBEKE, A., Vermogenrecht in kort bestek – Goederen- enbijzondere overeenkomstenrecht, Antwerpen, Intersentia, 2007. SCHOUPS, M., “Bouwen en aansprakelijkheidsrecht” in DEKETELAERE, K., SCHOUPS, M. en VERBEKE, A.(red.), Handboek bouwrecht, Intersentia, 2004.
28 STEENNOT, R., Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007. STEENNOT, R., Wet Marktpraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2010. STRAETMANS, G., STUYCK, J., “Wet Marktpraktijken en consumentenbescherming (WMPC)” in CBR jaarboek 2009-2010, Antwerpen, Intersentia, 2010. SWAENENPOEL, E., Toetsing van het contractuele evenwicht, Antwerpen, Intersentia, 2011. TERRYN, E., Invloed van het consumentenrecht op de aannemingsovereenkomst, Brussel, Larcier, 2007. VERBEKE, A., MEERT, C. “Opdracht en aansprakelijkheid van de architect”, in De professionele aansprakelijkheid, Brugge, die Keure, 2004. VERBEKE, A., BRULEZ, P., Actuele tendenzen aanneming, tussen eenheid en verscheidenheid, Brugge, Die Keure, 2011.
Tijdschriften BALLON, G., De informatieverplichtingen, inzonderheid de reclamebepalingen, die de Wet Consumentenkrediet in samenspel met de Wet Handelspraktijken aan de kredietverlener oplegt, Jura Falc., 1991-92,62. BOCKEN, H., De goede trouw bij de uitvoering van verbintenissen, R.W., 1989-90, 1041. CORNELIS, L., La responsabilité précontractuelle, conséquence éventuelle du processus précontractuel, T.B.B.R., 1990, 407. DEMUYNCK, I, De bescherming van de consument tegen een onrechtmatig bevoegdheidsbeding, noot onder Vred. Brussel 29 april 1999, Jaarboek Handelspraktijken 1999, 202. FAGNART, J., Le projet de loi sur les pratiques du commerce et sur l’information et la protection du consommateur, T.B.H., 1991, 277. FRERIKS, D., Onderzoeks- en mededelingsverplichting in het contractenrecht, T.P.R. 1992, 1187- 1252. LEBON, C., Bewegingsvrijheid van de aannemer versus informatieplicht van de aannemer, N.J.W. 2010, afl. 224, 467. ROMMEL, G., De informatieplicht in het consumentenrecht, R.W., 1983-84,2291. LAFFINEUR, J., L’application de la L.P.C.C. aux produits et aux services immobibiliers, D.C.C.R. 2002, 535. STEENNOT, R., Algemene bepalingen betreffende de verkopen van producten en diensten aan consumenten, T.P.R. 2004, 1845-1848. STEENNOT, R., DEJONGHE, S., Commentaar bij art. 30 W. 14 juli 1991, in Handels- en economisch recht : commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, 2004.
29 STEENNOT, R., Overzicht van rechtspraak consumentenbescherming, T.P.R., 2004, 1735-1736. STUYCK, J., Bijzondere overeenkomsten en economisch recht, Kluwer – bijzondere overeenkomsten, 1-23. TERRYN, E., De informatieplicht van artikel 30 W.H.P.C. niet verzoenbaar met nemo censetur ignorare legem?, D.C.C.R. 2003, afl. 59, 58-68. VAN DEN BERGH, B., De informatieplicht van de aannemer, R.W. 2010-11, afl. 6, 238-242. VAN DEN BERGH, B., Dwaling versus precontractuele informatieplicht: the odd couple?, noot onder Antwerpen 12 juni 2006, R.W. 2008-09, 286. WERY, P., Les clauses abusives relative à l’inexécution des obligations contractuelles dans les lois de protection des consommateurs du 14 juillet 1991 et du 2 août 2002, J.T. 2003, 800. WILMS, W., Het recht op informatie in het verbintenissenrecht: een grondslagenonderzoek, R.W., 1980-81,503.
Rechtspraak Cass. 19 november 1970 Cass., 3 mei 1977 Cass., 8 juni 1978 Cass. 6 juni 1985 Antwerpen 1 december 1997 Antwerpen 8 februari 1999 Antwerpen 23 maart 1998 Antwerpen 12 september 2000 Antwerpen 30 november 2004 Antwerpen 12 juni 2006 Antwerpen 15 september 2008 Antwerpen 12 juni 2006 Bergen 7 mei 1985 Bergen 2 maart 1992 Brussel 21 januari 1969
30 Brussel 17 februari 1987 Brussel 26 augustus 1998 Brussel 4 november 1998 Brussel 25 maart 1999 Brussel 3 mei 2002 Brussel 1 december 2006 Brussel 16 november 2009 Brussel 1 december 2009 Gent 17 mei 1985 Gent 15 juni 2001 Gent 13 oktober 2003 Gent 22 december 2009 Luik 3 april 1962 Luik 5 december 1997 Rb. Aarlen 16 maart 1978 Rb. Antwerpen 15 februari 1989 Rb. Antwerpen 14 januari 2004 Rb. Brussel 11 juni 1996 Rb. Brussel 5 oktober 2000 Rb. Brussel 8 april 2004 Kh. Brussel, 17 februari 1977 Kh. Brussel 3 juni 1996 Rb. Gent 13 oktober 2003 Kh. Hasselt 8 januari 2003
31 Kh. Hasselt 23 september 2003 Kh. Kortrijk, 4 september 1981 Kh. Verviers 16 juni 2000 Rb. Leuven 4 oktober 2000 Vred. Brussel 29 april 1999
B. Engels recht Wetgeving Supply of Goods and Services Act 1982
Rechtsleer Boeken BEALE, H., Cases, Materials, and Text on Contract Law, Oxford, Hart Publishing, 2010. BEATSON, J., BURROWS, A., CARTWRIGHT, J., Anson’s law of contract, Oxford, Oxford University Press, 2010. CARTWRIGHT, J., Misrepresentation mistake and non-disclosure, London, Sweet & Maxwell, 2007. CARTWRIGHT, J., Contract law: An introduction to the English Law of Contract for the Civil Lawyer, Oxford, Hart, 2007. CHRISTOU, R., Sale and Supply of Goods and Services, London, Thomson, Sweet & Maxwell, 2007. FURST, S., RAMSEY, V., Keating on Construction contracts, London, Sweet&Maxwell, 2006. HOWELLS, G., Consumer protection law, Aldershot, Ashgate, 2005. HOWELLS, G, Handbook of research on international consumer law, Cheltenham, Edward Elgar, 2010. MICKLITZ, H., STUYCK, J., TERRYN, E., DROSHOUT, D., Cases, materials and text on consumer law., Portland, Hart, 2010. LOWE, R., WOODROFFE, G., Woodroffe and Lowe’s consumer law and practice, London, Sweet & Maxwell, 2010. RAMSEY, V., TELFORD, T., Construction law handbook, London, Telford, 2007.
32 SEFTON-GREEN, R., “Duties to Inform versus Party Autonomy: Reversing the Paradigm?” in HOWELLS, G., JANSSEN, A., SCHULZE, R., Information Rights and Obligations, Cornwall, Ashgate, 2005. X., Chitty on contracts, vol. I : general principles, London, Sweet & Maxwell, 2008. X., Chitty on contracts, vol. II :specific contracts, London, Sweet & Maxwell, 2008. ZWALVE, W.J., Common law and civil law, Leider, Tjeenk Willink, 2000.
Rechtspraak Harmer V Cornelius [1858] 5 C.B. 236 Smith v Hughes [1871] LR 6 QB 59 Peek v Gurney [1873] L.R. 6 H.L. 377 Bell v. Lever Bros Ltd [1932] AC 161, 227 Young v Marten v McManus Childs [1969] A.C. 470, HL Lindenberg v Canning [1992] 62 B.L.R. 147. Walford v Miles [1992] 2 A.C. 128. Balfour Beatty v. Docklands Light Railway [1996] 78 BLR 42 Nottingham University v. Fishel [2000] I.C.R. 1462. Plant construction v Clive Adams [2000] B.L.R. 137-147 Aurum investments v Avonforce [2001] E.R. 385. Westminster Bank v Utrecht-America Finance Co. [2001] EWCA Civ. 658. Tesco Stores v Costain Construction Ltd [2003] EWHC 1487 Statoil ASA v Louis Dreyfus Energy Services LP [2008] EWHC 2257