Beste lezer,
Dit rapport kadert in het project “Uitzicht door inzicht”, dat mogelijk werd gemaakt door het Agentschap Ondernemen en Vlaanderen in Actie Pact 2020. Met dit project willen de 4 projectpartners, Boerenbond, SBB, Innovatiesteunpunt en Boeren op een Kruispunt, de land- en tuinbouwers in Vlaanderen sensibiliseren over de financiële opvolging van hun bedrijf. Daarnaast hopen de partners dat de Vlaamse land- en tuinbouwer zich bewust wordt van continuïteitsbedreigende elementen in zijn of haar sector en het belang van een goed beheerd bedrijf. De doelstelling van dit rapport is om een goed beeld te geven van de huidige situatie in de tuinbouw sector in Vlaanderen. Er wordt in de eerste plaats gekeken naar het economische belang van de tuinbouw voor de Belgische economie. Vervolgens wordt een synthese gemaakt van zowel de technische als de financiële resultaten op bedrijfsniveau. De gegevens komen van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van het Landbouwmonitoringsnetwerk van het Agentschap Landbouw en Visserij. Deze worden aangevuld met eigen cijfers uit de SBB boekhoudingen en Bedrijfseconomische boekhoudingen van Boerenbond. Alle gegevens in dit rapport werden anoniem verwerkt. De cijfers geven een beeld van de financiële gezondheid van de Vlaamse tuinbouwbedrijven en duiden welke financiële en technische verschillen er bestaan tussen bedrijven. Door de cijfers van de individuele boekhoudingen en hun evolutie in de tijd te analyseren, is er gezocht naar parameters onder de vorm van ratio’s. Door middel van deze ratio’s willen we in de toekomst kunnen detecteren of bedrijven in moeilijkheden dreigen te komen, om ze tijdig en zo adequaat mogelijk te kunnen helpen. Deze ratio’s zullen permanent in de verschillende boekhoudingen ingebouwd worden. In de bijlage van dit rapport vindt u ook nog achtergrondinformatie bij de analyse, zoals de principes van de bedrijfseconomische en de vennootschapsboekhouding. Naast dit specifieke sectorrapport werden er binnen het project nog drie andere sectorrapporten gemaakt, namelijk voor de sierteelt, de varkenshouderij en de melkveehouderij. Wij wensen u alvast veel leesplezier! En hopen dat het u mag inspireren om zelf aan de slag te gaan met het analyseren van de financiële gegevens van uw bedrijf.
Jacky Swennen – SBB
September 2014
Joris Van Olmen – Boerenbond
Inhoudstabel 1
Inzicht in de sectoren: Tuinbouw ......................................................................................................... 1
1.1 1.2 1.3 1.4
Beschrijving en evolutie van de sector .................................................................................................... 1 Macro-economische belang van de sector .............................................................................................. 7 De bedrijfseconomische resultaten van de tuinbouw .............................................................................. 9 Ervaringen over bedrijven in moeilijkheden door B.O.E.K. in de tuinbouwsector ................................. 12
2
Analyses en bespreking van de resultaten ....................................................................................... 16
2.1 2.2
Inleiding.................................................................................................................................................. 16 Bespreking van de resultaten in de tuinbouw ........................................................................................ 17 2.2.1 Bedrijfeconomische boekhoudingen ......................................................................................... 17 2.2.2
Vennootschapsboekhouding (bijlagen 4.2) .............................................................................. 23
2.3
Algemeen besluit ................................................................................................................................... 25
3
Bronnen ................................................................................................................................................ 26
4
Bijlagen ................................................................................................................................................. 27
4.1 4.2
Principes van de bedrijfseconomische boekhouding ............................................................................ 27 Principes van de vennootschapsboekhouding ...................................................................................... 30
Overzicht tabellen Tabel 1
Bruto Binnenlands Product landbouw (ADSEI, 2013) .................................................................... 7
Tabel 2
Probleemindicatoren ...................................................................................................................... 12
Tabel 3
Kernprobleem bij aanmelding ........................................................................................................ 13
Tabel 4
Spreiding per provincie .................................................................................................................. 13
Tabel 5
Aandeel van banken in aanmeldingen bij vzw Boeren op een Kruispunt ...................................... 14
Tabel 6
Soorten adviezen bij tuinbouwbedrijven ........................................................................................ 15
Tabel 7
Evolutie eigen middelen en totaal vermogen op grove gronten bedrijven (TIBER, 2013) .............................................................................................................................................. 19
Tabel 8
Evolutie saldo op grove groenten bedrijven (TIBER,2013) ........................................................... 20
Tabel 9
Evolutie jaarlast en cashflow op Vlaamse grove groneten bedrijven (TIBER, 2013) .................... 21
Overzicht figuren Figuur 1
Aantal landbouwbedrijven en de gemiddelde oppervlakte per bedrijf (LARA,2012) ...................... 1
Figuur 2
Specialisatie van de landbouwbedrijven in Vlaanderen, 2012 (totaal 25.217 bedrijven) ......................................................................................................................................... 2
Figuur 3
Verdeling van de oppervlakte cultuurgrond in Vlaanderen, 2012 (totaal 618.183 Ha) ................................................................................................................................................... 2
Figuur 4
Aantal bedrijven met tuinbouwgewassen en de gemiddelde oppervlakte tuinbouwgewassen per bedrijf (* trendbreuk , verklaring voetnoot p.4, LARA,2012) ...................... 3
Figuur 5
Landbouwtyperingskaart (LARA, 2012) ........................................................................................... 4
Figuur 6
Intensiteitskaarten van de tuinbouwsector , euro standaard output per ha (LARA, 2012) ................................................................................................................................................ 5
Figuur 7
Intensiteitskaarten van de tuinbouwsector , euro standaard output per ha (LARA, 2012) ................................................................................................................................................ 6
Figuur 8
Evolutie van de eindproductiewaarde, mio euro (Departement Landbouw en Visserij) - * voorlopige cijfers ............................................................................................................ 8
Figuur 9
Verdeling van de eindproductiewaarde over de verschillende sectoren, mio euro (Departement Landbouw en Visserij, zakboekje 2013) ................................................................... 8
Figuur 10
Kostenstructuur van gespecialiseerde groente- en aardbeibedrijven in 2010 (Departement Landbouw en Visserij, LARA 2012) ........................................................................ 10
Figuur 11
Spreiding van het netto bedrijfsresultaat van gespecialiseerde groente- en aardbeibedrijven in 2010 (Departement Landbouw en Visserij, LARA 2012) ............................... 11
Figuur 12
Evolutie solvabiliteit Vlaamse groentebedrijven in de TIBER boekhouding .................................. 19
Figuur 13
Evolutie saldo in euro van Vlaamse groentebedrijven in de TIBER/CBR boekhouding en.............................................................................................................................. 20
Figuur 14
Evolutie rentabiliteit Vlaamse groentebedrijven in de TIBER boekhouding .................................. 21
Figuur 15
Evolutie jaarlast/cashflow op Vlaamse grove groenten bedrijven ................................................. 22
Figuur 16
Evolutie gezinsinkomen Vlaamse grove groenten bedrijven ......................................................... 23
1
Inzicht in de sectoren: Tuinbouw
1.1
Beschrijving en evolutie van de sector door Jacky Swennen (SBB studiedienst)
Vlaanderen telt volgens het landbouwrapport LARA in 2011 25.982 landbouwbedrijven, 1 waarvan 73% met beroepsmatig karakter(standaard output of SO van minstens 25.000 euro). Het aantal landbouwbedrijven is ten opzichte van 2001 met een derde teruggelopen of een daling van gemiddeld 4,0% per jaar(figuur 1). Voor 2012 is het aantal bedrijven verder gedaald tot 25.217 bedrijven waarvan je in de figuur 2 de verdeling volgens de verschillende specialisaties ziet. Vooral de kleinere bedrijven stoppen, wat zorgt voor een voortdurende schaalvergroting. Ten opzichte van 2001 is de gemiddelde oppervlakte cultuurgrond per bedrijf gestegen met 46% tot 23,6 ha. In figuur 3 zie je dat het overgrote deel van de 618.183 Ha cultuurgrond wordt ingenomen door grasland, maïs en granen.
Figuur 1
Aantal landbouwbedrijven en de gemiddelde oppervlakte per bedrijf (LARA,2012)
1
De standaard output is de geldwaarde van de bruto landbouwproductie per eenheid tegen prijzen af boerderij en exclusief BTW. "trendbreuk:Bij de opmaak van het Landbouwrapport beruste om redenen van administratieve vereenvoudiging de enquête van 2011 niet meer op de landbouwers die hebben deelgenomen aan de landbouwtelling van 2010 maar op de landbouwers die een verzamelaanvraag hebben ingediend bij het Vlaams Gewest. Dat heeft gevolgen voor het aantal landbouwbedrijven in het register van ADSEI. In bepaalde gevallen wordt een productie-eenheid, die tevoren als een bedrijf werd beschouwd, nu opgenomen in een aangifte op een hoger beheersniveau. De oppervlakten en de veestapel die bij die oude eenheid hoorden, verdwijnen niet uit de resultaten maar worden opgeteld bij andere aangiften. Het voornaamste gevolg daarvan is een vermindering van het aantal landbouweenheden (of bedrijven) in het register. In 2011 is er dus een chronologische breuk in het register van landbouwbedrijven."
1
Figuur 2
Specialisatie van de landbouwbedrijven in Vlaanderen, 2012 (totaal 25.217 bedrijven)
Figuur 3
Verdeling van de oppervlakte cultuurgrond in Vlaanderen, 2012 (totaal 618.183 Ha)
Specifiek voor de tuinbouw blijven maar een goede 6000 bedrijven over met tuinbouwgewassen Qua ingenomen oppervlakte is de verdeling in 2012 als volgt : groenten 26.324 ha (4,25% van het totale landbouwareaal); fruit 16.754 ha (2,7%) en sierteeltgewassen 6133 ha of slechts 1 % van het Vlaamse landbouwareaal. Deze oppervlakte wijzigt de laatste jaren zeer weinig.
2
Figuur 4
Aantal bedrijven met tuinbouwgewassen en de gemiddelde oppervlakte tuinbouwgewassen per bedrijf (* trendbreuk , verklaring voetnoot p.4, LARA,2012)
Regionale spreiding van de tuinbouw De tuinbouw is een heterogene sector bestaande uit heel wat subsectoren. Deze heterogeniteit maakt een uniforme analyse quasi onmogelijk. De hoofdsectoren zijn sierteelt, de fruitteelt en de groentesector (glas, volle grond) maar een uniforme indeling is niet evident. Nogal wat tuinbouw situeert zich op gemengde bedrijven zeker de akkerbouwmatige groenten die bestemd zijn voor de industrie (conserven of diepvriesgroenten). Op de figuren 6 en 7 (LARA,2012) tekenen zich de voornaamste productiegebieden zich af met name de openluchtgroenten die vnl in het hart van West Vlaanderen gesitueerd zijn in de nabijheid van de diepvriesgroenten industrie. De glasgroenten situeren zich rond de veilingen mn in het Mechelse , de streek rond Roeselare en de streek van Hoogstraten. Het fruit is vooral een Zuid Limburgse aangelegenheid met uitlopers naar het Hageland, Maar ook in het waasland (peren) en rond Hoogstraten (aardbeien) zit nogal wat fruit. Sierteelt (inclusief boomkwekerij) is wat verspreid over het land maar uiteraard de strook Gent-Aalst is toch wel het voornaamste productiegebied. Dagelijks verdwijnen ongeveer 3 land- of tuinbouwbedrijven. Het aantal is meer dan gehalveerd op 20 jaar tijd. Deze steile afname neemt weliswaar af maar blijft manifest aanwezig. Het aantal gespecialiseerde bedrijven met groenten in open lucht is relatief sneller afgenomen. Bij een licht dalende oppervlakte landbouwgrond blijft de oppervlakte tuinbouw (groenten 26.327 ha, fruit 16.751 ha en sierteelt 6.133 ha) vrijwel constant. Logisch gevolg is dat de overblijvende bedrijven steeds omvangrijker worden.
3
Figuur 5
Landbouwtyperingskaart (LARA, 2012)
GROENTEN - Openlucht
4
- Onder glas
Figuur 6
Intensiteitskaarten van de tuinbouwsector , euro standaard output per ha (LARA, 2012)
FRUIT
5
SIERTEELT
Figuur 7
Intensiteitskaarten van de tuinbouwsector , euro standaard output per ha (LARA, 2012) – Bron: departement landbouw en visserij
6
1.2
Macro-economische belang van de sector door Jacky Swennen (SBB studiedienst)
Het aandeel van de landbouwproductie in de Belgische economie, dat al erg laag was, is de laatste jaren nog verder afgenomen en is nu onder 1 % gezakt. In 2012 produceerde de sector 0,75 % van het BBP. In 1980 was dat nog 1,13 %. Wanneer men er echter de voedingsnijverheid aan toevoegt, wordt de plaats van de agro-voedingssector heel wat belangrijker (ADSEI, 2013). Bruto binnenlands product (2002, 2007-2012)
BBP tegen marktprijzen Landbouw, jacht, bosbouw en visserij % Tabel 1
2002
2007
2008
2009
2010
2011
2012
316.508
354.150
357.521
347.670
356.067
362.705
361.682
2.428
2.270
2.359
2.358
2.455
2.649
2.711
0,77 %
0,64 %
0,66 %
0,68 %
0,69 %
0,73 %
0,75 %
Bruto Binnenlands Product landbouw (ADSEI, 2013)
De eindproductiewaarde van de Vlaamse land- en tuinbouwsector in 2013 wordt geraamd op 5.818 miljoen euro of een stijging ten opzichte van 2012 met 1,7 %. De productiewaarde in de tuinbouw evolueert de laatste 10 jaar nauwelijks en zit rond 1.548 mio euro (figuur 8). Binnen de tuinbouwsector neemt de groentesector met 42 % (670 mio euro)het grootste deel hieruit gevolgd door de sierteelt met 34% (531 mio euro) en de fruitsector neemt ongeveer 24% (347 mio euro) voor zijn rekening (figuur 9).
7
Figuur 8
Evolutie van de eindproductiewaarde, mio euro (Departement Landbouw en Visserij) - * voorlopige cijfers
Figuur 9
Verdeling van de eindproductiewaarde over de verschillende sectoren, mio euro (Departement Landbouw en Visserij, zakboekje 2013)
8
1.3
De bedrijfseconomische resultaten van de tuinbouw door Jacky Swennen (SBB studiedienst)
Twee belangrijke parameters bij de beoordeling van de bedrijfseconomische resultaten zijn de opbouw van de verschillende kosten en het uiteindelijke netto bedrijfsresultaat. De opbouw van de verschillende componenten van de totale kosten op een bedrijf geven een inzicht in de oorzaak van mogelijke financiële problemen op het bedrijf (Figuur 10). Daardoor kunnen zij tevens een aanzet geven tot mogelijke remediëring.
9
Figuur 10
Kostenstructuur van gespecialiseerde groente- en aardbeibedrijven in 2010 (Departement Landbouw en Visserij, LARA 2012)
De belangrijkste kost op gespecialiseeerde groenten - en aarbeienbedrijven is de loonkost. Deze bestaat enerzijds uit de berekende lonen en de betaalde lonen. De berekende lonen is het loon dat in onze bedrijfseconomische boekhoudingen wordt toegekend aan de bedrijfsleider en zijn gezinsleden die op het bedrijf werken. Betaalde lonen, zijn lonen betaald aan vast en seizoenspersoneel. Bij de openlucht bedrijven bedraagt de loonkost 42% van de totale kost waarvan 12 % betaalde lonen. Bij de intensievere glastuinbouwbedrijven bedraagt de loonkost 30% van de totale kosten. Hiervan is wel 14 % betaalde lonen. Bij glastuinbouw is de tweede belangrijkste kost de energiekost. Deze bedraagt 21 % van de totale kost tegenover 5% bij de open luchtteelt. Derde belangrijkste kost is deze voor grond- en gebouwenkapitaal, respectievelijk 11 % bij de volle grond en opmerkelijk 13 % bij glasteelten. Toenemende grondprijzen, zeker in de groentestreken spelen hier zeker hun rol. De variabele productiekosten (zaai- en plantgoed, meststoffen, bestrijdingsmiddelen) bedragen voor beide groepen ongeveer 12 % Naast de kostenstructuur is het netto bedrijfsresultaat een thermometer van de gezondheidstoestand van een bedrijf of een sector (Figuur 11). De spreiding toont aan hoe groot het verschil tussen individuele bedrijven is binnen een zelfde sector. In 2010 haalde 74 % van de bedrijven in open lucht een resultaat tussen 15 euro/are en - 45 euro/are. Van de bedrijven haalde 5% een resultaat van - 315 euro/ha Dit zijn het type bedrijven die vroegtijdig zouden moeten kunnen opgespoord worden. Onder glas haalde 44 % een netto bedrijfsresultaat tussen 150 euro/are en -150 euro/ha. Meer dan 5 %van de bedrijven maakte een netto bedrijfsverlies van meer dan 1500 euro/ha.
10
Figuur 11
Spreiding van het netto bedrijfsresultaat van gespecialiseerde groente- en aardbeibedrijven in 2010 (Departement Landbouw en Visserij, LARA 2012)
11
1.4
Ervaringen over bedrijven in moeilijkheden door B.O.E.K. in de tuinbouwsector door Riccy Focke (B.O.E.K.)
Vzw Boeren op een tuinbouwactiviteiten.
Kruispunt bezocht sinds
hun ontstaan 239 bedrijven met
Deze bedrijven waren verdeeld over de verschillend subsectoren. (glas, vollegrond, gemengde bedrijven). De beschrijving die we hier geven, komt uit de notities die we maakten op de bedrijven, en komen niet altijd overeen met het algemeen sectorbeeld. Indicatoren waaruit erfbetreders konden afleiden dat dit tuinbouwgezin problemen had. Iedere dag zijn er mensen, die het bedrijf bezoeken: leveranciers, afnemers, boekhouders, voorlichters, overheidsdiensten, familie en vrienden. Al deze mensen noemen we erfbetreders. De adviseurs van vzw Boeren op een kruispunt stelden zich bij iedere aanmelding welke signalen zijn zichtbaar en konden opgevangen worden door deze erfbetreders om vroeger advies te vragen bij de gangbare dienstverlening. Deze indicatorenlijst is overgenomen uit een studie van Ilvo (ir. N. Taragola). Op die manier kunnen we op termijn de verzamelde gegevens van Ilvo vergelijken met de waarnemingen van vzw Boeren op een Kruispunt. N
Aandeel
Terugloop in liquiditeitspositie
211
80%
Interen op de eigen vermogenspositie Privé problemen (gezinsproblemen, conflicten, geestelijke gezondheidszorg) Betalingsachterstand bij de bank
207
71%
210
54%
202
44%
Inkomen onder de armoedegrens
206
40%
Geen ruimte voor pensioenvoorziening
203
34%
Laag investeringsniveau
204
34%
Geen toekomstperspectieven
202
32%
Lage moderniteit van de bedrijfsopstanden
203
28%
Onvoldoende competenties ondernemerschap
201
27%
Afzetproblemen
204
25%
Erfbetreders signaleren problemen
203
22%
leeftijd ondernemer zonder opvolger
203
22%
Beroep doen op hulpinstanties
203
22%
Geen uitbreidingsmogelijkheden
200
22%
Afzonderen/sociaal isolement Beperkingen door de gebiedsstructuur/locatie bedrijf Onvoldoende actuele scholing
203
21%
198
17%
202
16%
Beëindigen abonnementen en/of lidgelden
203
16%
Matig dier- of teeltgezondheid
203
11%
Verwaarlozing bedrijf
203
11%
Verzekeringen opzeggen door financiële redenen
204
8%
Tabel 2
Probleemindicatoren
12
Kernprobleem bij aanmelding. Na het kennismakingsgesprek noteren we wat het grootste probleem is dat wordt aangegeven door de adviesvrager. In een aantal gevallen verandert dit probleem in de loop van de begeleiding. Type probleem
Percentage
Financiële problemen
63%
Relatieproblemen
5%
Psychologische problemen
6%
Juridische problemen
2%
Gemengde problemen (bedrijf – persoonlijk)
25%
Tabel 3
Kernprobleem bij aanmelding
Het valt op dat hier hoofdzakelijk financiële problemen worden naarvoor gebracht: Dit is logisch. Wie voldoende middelen heeft kan gericht en gespecialiseerd advies inkopen om de andere problemen aan te pakken. De tweede categorie zijn de gemengde problemen: door de interactie van bedrijfsproblemen en persoonlijke problemen, zoekt men een hulpverlener die open staat voor alle domeinen en onderwerpen. De aanmeldingen zijn verspreid over heel Vlaanderen. (N=239) Provincie
percentage
Antwerpen
24%
Vlaams-Brabant
7%
Limburg
5%
Oost-Vlaanderen
22%
West-Vlaanderen
43%
Tabel 4
Spreiding per provincie
Herkomst van bedrijf. Het overgrote deel van de bedrijven zijn overgenomen van de ouders (73% van de ouders van de man, 9% van de ouders van de vrouw). Opvallend is dat 18% van de aangemelde tuinbouwbedrijven nieuw zijn opgericht: dit is een hoger aandeel dan bij de andere onderzochte sectoren. Fiscaal en bedrijfseconomisch Slechts 31% van de bedrijven (N= 239) geeft aan een betrouwbare bedrijfseconomische boekhouding te hebben. Wat ons enorm verwonderde, is dat veel van deze bedrijven nog in een landbouwregeling zitten voor BTW-aangifte (62% op N = 162) en een forfaitaire aangifte voor inkomstenbelasting (50% op N= 169).
13
We adviseren hen dan ook om hun financiële problemen bespreekbaar te maken bij hun boekhouder: Mogelijk kan een goede analyse hen tonen dat het soms interessanter is om over te stappen naar de algemene BTW-regeling en de algemene aangifte voor inkomstenbelastingen. We maakten verschillende rekentools op onze website, waarmee je kan uitrekenen hoeveel BTW je uit je bedrijf kan halen bij de overstap van de landbouwregeling naar de algemene regeling. Bij iedere bankier zien we een gelijkaardig aandeel problemen. Als we analyseren bij welke bank de tuinbouwbedrijven in nood zitten, dan komt dit overeen met het marktaandeel van de banken. (referentie aandeel VLIFdossiers/ bank). Bank
percentage
KBC
239
59%
Crelan
239
27%
Fortis
239
13%
Tabel 5
Aandeel van banken in aanmeldingen bij vzw Boeren op een Kruispunt
Voor de andere banken zien we dat het aandeel bedrijven in nood veel hoger is dan hun marktaandeel. Het blijft dus noodzakelijk dat banken investeren in adviseurs, die de markt kennen. Bij 47% van de bedrijven noteerden we een financiering voor bedrijfskapitaal in de vorm van kaskrediet, seizoenkrediet of vast voorschot. Binnen deze groep lag het gemiddeld op 119.232 Euro. (mediaan 57.000) Ons registraties laten niet toe om hier een opsplitsing te maken per soort krediet. We onthouden wel dat er veel bedrijven zijn, die hun bedrijfskapitaal zelf niet meer kunnen financieren. Veel van deze ondernemers vragen ons ‘Hoeveel jaar moet het goed gaan in de sector, voor we dit ingelopen hebben? ‘ Bij 49% van de bedrijven noteerden we leveranciersschulden ad 111.314 euro (mediaan 58.000). De datums van opname zijn verdeeld over heel het jaar. Niet altijd gespecialiseerde bedrijven. Op heel wat bedrijven zien we meerdere activiteiten: dit is wellicht te verklaren voor de vollegronds teelten. Op 18% van de begeleiden bedrijven was er nog een melkquotum. Dit quotum lag gemiddeld op 260.000 l. 50% van de begeleide bedrijven heeft dus een hoger melkquotum en kan mogelijk meer rendement halen door voluit te kiezen voor hun melkvee. Vooral nu veel melkveebedrijven in grond nood geraken voor ruwvoederproductie en mestafzet, kunnen we hier verwachten dat een aantal bedrijven de tuinbouwsector gaan verlaten.
14
Op 12% van de begeleide bedrijven zijn er nog zoogkoeien. Het vermogen in dit levend kapitaal wordt door heel wat bedrijven aangesproken om hun leveranciersschulden en kort lopende bankfinanciering voor bedrijfskapitaal in te lossen. Op 15% van de begeleide bedrijven zijn er vleesvarkens. We vermoeden dat het merendeel van deze bedrijven hun teeltrisico in de varkenssector hebben ingedekt door integratie. Slechts 8% van de begeleide tuinbouwbedrijven hebben zeugen. Door de verstrengde dierwelzijnsregels in de zeugenhouderij hebben veel bedrijven de keuze gemaakt om de zeugenhouderij te stoppen. Soorten adviezen waar tuinbouwbedrijven in moeilijkheden, nood aan hadden tijdens de begeleiding. Type advies
N
Ja
Balans opmaken
235
73%
Resultatenrekening analyseren
234
65%
Zelfvertrouwen herstellen
232
47%
Doorverwijs juridisch advies
202
43%
Bijkomende opleiding
239
33%
Kasplanning opmaken
234
32%
Advies psychologische bijstand
233
28%
Arbeidsorganisatie verbeteren
234
27%
Advies herfinanciering lange termijn
199
27%
Faillissement uitleg geven
231
19%
Relatiebemiddeling
231
16%
Pensioen uitleg en doorverwijs
231
13%
Tabel 6
Soorten adviezen bij tuinbouwbedrijven
Het is belangrijk:
dat tuinders dit erkennen voor zichzelf en hun collega’s.
dat ze herkennen welke concrete risico’s dat dit zijn
dat ze bereid zijn om deze risico’s in te dekken door verzekeringen of dienstverlening
en mekaar informeren over de gevonden oplossingen van nieuwe problemen.
15
2
Analyses en bespreking van de resultaten
2.1
Inleiding door Jacky Swennen (SBB studiedienst)
Ondanks het feit dat de land- en tuinbouw erg kapitaalsintensief is, is er relatief weinig betrouwbaar statistisch materiaal over de inkomensvorming en de financiële situatie in de verschillende sectoren. Dit is grotendeels te verklaren door de fiscale regimes die er zijn. Voornamelijk in de traditionele sectoren (landbouw, grondgebonden tuinbouw) worden de inkomens op basis van forfaitaire grondslagen 'de barema's' aangegeven. Deze worden jaarlijks onderhandeld op basis van de reële marktomstandigheden maar zijn niettemin een 'onderhandeld gemiddelde' van de sector. Dit heeft als gevolg dat een individueel bedrijf op basis van deze forfaitaire fiscale aangifte quasi geen bedrijfseconomische informatie heeft. Indien men die bedrijfseconomische informatie toch wil hebben dan voert men een aanvullende bedrijfseconomische boekhouding. Deze laatste boekhouding is verplicht te voeren voor bedrijven die VLIF steun genieten (en fiscaal aangeven volgens het barema). Er is een sterke traditie en grote expertise aanwezig gebaseerd op deze bedrijfseconomische boekhouding in de rundveehouderij, de varkenshouderij, de akkerbouwteelten etc. Echter wegens de versnippering van de boekhoudbureaus en de kleine aantallen in bepaalde sectoren is er te weinig statistisch materiaal voor veel tuinbouwteelten. In het kader van dit project hebben we voor de sectoren melkvee, varkenshouderij en akkerbouwmatige groenten ons kunnen baseren op de bedrijfseconomische boekhouding van Boerenbond 'TIBER' en CBR. De principes van deze bedrijfseconomische boekhouding zijn uitgelegd in bijlage A. De bedrijven die fiscaal geen aangifte doen volgens het barema voeren ofwel een fiscale boekhouding in de personenbelasting of een vennootschapsboekhouding. Deze keuze wordt beïnvloed door talrijke parameters maar is soms ook noodgedwongen. In een aantal (tuinbouw)sectoren bestaat geen barema en daar is de keuze voor een vennootschapsboekhouding veel sneller gemaakt. vennootschapsboekhouding zijn uitgelegd in bijlage B.
De
principes
van
een
Het zou fout zijn om de resultaten van beide soorten boekhouding op bedrijfsniveau of op sectorniveau te vergelijken niet in het minst omdat ze van heel andere principes vertrekken en een andere finaliteit hebben. De bedrijfseconomische boekhouding is sterk analytisch gekruid met veel technisch-economische parameters en interne verrekeningen tussen de sectoren en teelten om de opbrengsten en kosten per eenheid (per liter melk, per kg vlees, per ha, ...) te kennen. De vennootschapsboekhouding vertrekt van een fiscale logica en moet binnen de wettelijke contexten uiteraard een balans en een resultatenberekening maken van het bedrijf in zijn geheel en met een finaliteit om het fiscaal inkomen zo optimaal mogelijk te spreiden. Zo zal een investering in een vennootschapsboekhouding over het algemeen sneller afgeschreven worden dan in een bedrijfseconomische boekhouding.
16
Een ander pertinent verschil is dat onbetaalde facturen (zowel van geleverde producten als van onkosten) tot uiting komen in een balans van een vennootschapsboekhouding maar zelden in een bedrijfseconomische boekhouding. Concreet zal een veebedrijf achterstallige voerfacturen of een serrebedrijf met onbetaalde energiefacturen onmiddellijk opvallen in de balans van de vennootschapsboekhouding maar niet in de balans van een bedrijfseconomische boekhouding. In
deze
studie
zijn
voor
het
eerst
sectorvergelijkingen
gemaakt
op
basis
van
vennootschapsboekhoudingen. We hebben een aantal klanten van SBB geselecteerd met een vennootschapsstructuur en waarvan de resultaten bij de NBB gepubliceerd en dus publiekelijk zijn. Voor de jaren 2008-2012 hebben we de balansen en resultaatrekeningen geanalyseerd van 598 tuinbouwbedrijven; 212 sierteeltbedrijven en 507 varkensbedrijven. Veel van deze bedrijven komen binnen de dataset meerdere keren terug voor de verschillende jaren 20082012. Bij de analyses van de subsectoren zijn een aantal bedrijven die niet duidelijk tot de sector behoorden weggelaten. Ter verduidelijking moet nog aangestipt dat een bedrijf in een bepaald jaar is ingedeeld op basis van de datum van einde boekjaar. Voor een groot deel van de bedrijven is het einde boekjaar op 31/12/XX dus die indeling in het jaar XX is logisch maar (een beperkt aantal) bedrijven waarvan het boekjaar bvb loopt van 1/4/2011 tot 31/3/2012 wordt ingedeeld in het jaar 2012.
2.2
Bespreking van de resultaten in de tuinbouw
2.2.1 Bedrijfeconomische boekhoudingen door Jacky Swennen (SBB studiedienst) en Ellen Vos (Innovatiesteunpunt)
Er wordt een analyse gevoerd op de cijfers die gekend zijn binnen de TIBER-boekhoudingen. Voor de tuinbouw zijn enkel voor de grove groenten voldoende aantallen (49) betrouwbare cijfers voorhanden om een analyse te maken. De ratio's die hier aangekaart zullen worden zijn: solvabiliteit (% eigen middelen/totaal vermogen) - in welke mate is het bedrijf financieel onafhankelijk? - wat is de verhouding tussen eigen middelen en vreemde middelen? - hoe kleiner het % eigen middelen, hoe lager de graad van financiële onafhankelijkheid rentabiliteit (saldo/totaal vermogen) - hoeveel saldo bereikt het bedrijf voor elke 100 euro geïnvesteerd aan activa? - hoeveel levert wat ik investeer in mijn bedrijf me op? jaarlast/cash flow gezinsinkomen
17
Solvabiliteit De solvabiliteit van een bedrijf wordt berekend als een percentage door de eigen middelen uit te zetten ten opzichte van het totaal vermogen. Onder eigen middelen wordt het verschil verstaan tussen het totaal vermogen en de uitstaande schuld. Zowel de eigen middelen als het totale vermogen zijn steeds stijgende over de jaren heen. In tabel 7 wordt weergegeven wat de evolutie is van de gemiddelde hoeveelheid eigen middelen en het gemiddeld totale vermogen is op de grove groenten bedrijven in de TIBER boekhouding tussen 2007 en 2011.
18
2007
2008
2009
2010
2011
20072011
Eigen middelen
310.612
315.457
324.889
340.745
445.637
347.514
Totaal vermogen
427.046
454.216
490.663
533698
676.796
516.550
Tabel 7
Evolutie eigen middelen en totaal vermogen op grove gronten bedrijven (TIBER, 2013)
Figuur 12 Evolutie solvabiliteit Vlaamse groentebedrijven in de TIBER boekhouding
Over de jaren heen is te zien dat de solvabiliteit op de Vlaamse grove groentenbedrijven vrij constant (figuur 12). De gemiddelde solvabiliteit tussen 2007 en 2011 bedraagt ruim 67 %. Bij de beoordeling van KMO's en industriële wordt dikwijls de norm van 30 % gehanteerd. Dit betekent dat 30 % van het totaal vermogen bestaat uit eigen vermogen. Op grondgebonden grove groenten bedrijven die al enige tijd bezig zijn is dit vaak geen probleem door de aanwezigheid van landbouwgronden (die in het verleden werden aangekocht). Deze zijn de laatste jaren sterk in waarde gestegen waardoor de solvabiliteit gestegen is. Voor pas gestarte bedrijven zal een solvabiliteit van 30 % eerder moeilijk te behalen zijn omdat zij in het begin van hun carrière zitten met een nog hoge leningslast. Opvallend is ook dat een kwart van de 2 bedrijven (percentiel 75%) uit deze beperkte dataset geen schulden heeft (solvabiliteit 100%). Rentabiliteit De rentabiliteit van een bedrijf wordt berekend door het saldo uit te zetten ten opzichte van het totaal vermogen. Het vertelt meer over de mate waarin iets winstgevend is. Het saldo wordt
2
In de statistiek is een percentiel van een dataset één van de in principe 99 punten die de geordende dataset in 100 delen van gelijke grootte verdelen. Het k-de percentiel is dan een getal dat de k% kleinere data van de (100−k)% grotere scheidt. Het 95e percentiel is bijvoorbeeld een getal zodanig dat 95% van de data kleiner is of eraan gelijk en 5% groter of eraan gelijk. Veelal zal een percentiel een van de data zelf zijn, maar in sommige gevallen is het percentiel het gemiddelde van twee opeenvolgende data.
19
berekend door de bruto opbrengst (incl. bedrijfstoeslag) te verminderen met de variabele kosten.
Gemiddeld saldo Mediaan Percentiel 90% Tabel 8
2007
2008
2009
2010
2011
2007-2011
170.234 143.076 285.022
183.179 162.633 340.906
183.960 173.311 350.343
194.385 154.628 388.152
204.443 150.356 478.856
187.230 154.457 381.038
Evolutie saldo op grove groenten bedrijven (TIBER,2013)
De wijzigende conjunctuur over de jaren heen in de grove groenten is duidelijk te zien in de evolutie van het saldo (tabel 8). Het gemiddelde saldo is continu gestegen. Indien we echter de detail bekijken op niveau van dezelfde statistiek op basis van percentielen zien we dat er bijna geen stijging is van het saldo (mediaan) maar wel voor de beste 10 procent van de bedrijven (percentiel 90%). De aantallen waarop gewerkt worden zijn in principe te klein maar men zou hier uit kunnen afleiden dat de verschillen tussen de bedrijven groter worden en dat de stijging van het saldo van deze groep bedrijven enkel te verklaren is door een beperkt aantal topbedrijven.
. Figuur 13
Evolutie saldo in euro van Vlaamse groentebedrijven in de TIBER/CBR boekhouding en
De ratio rentabiliteit hebben we gedefinieerd als de verhouding saldo tov het totaal vermogen. Uit de figuur 14 zien we het stijgend verloop van het saldo niet onmiddellijk terug. Dit komt omdat in de loop der jaren het totaal vermogen (als noemer in de ratio) ook gestegen is. De ratio saldo/Totaal vermogen neemt eerder af zowel het gemiddelde als de mediaan.
20
Figuur 14
Evolutie rentabiliteit Vlaamse groentebedrijven in de TIBER boekhouding
Jaarlast/cashflow In onderstaande tabel is de evolutie van de gemiddelde jaarlast en cash flow weergegeven. De gemiddelde jaarlast (aflossingen, intresten - rentesubsidie) stijgt zeer fors maar de cash flow blijft nagenoeg constant. De cashflow van een bedrijf zijn de financiële middelen die gegenereerd worden door het bedrijf. 2007
2008
2009
2010
2011
2007-2011
Gemiddelde jaarlast
19.033
23.606
28.360
36.576
45.880
30.707
Gemiddelde cashflow
159.651
162.558
159.836
169.033
165.831
163.408
Tabel 9
Evolutie jaarlast en cashflow op Vlaamse grove groneten bedrijven (TIBER, 2013)
Door de jaarlast uit te drukken ten opzichte van de cashflow krijgen we een idee hoeveel van de liquide middelen worden aangewend om de jaarlast te betalen. Uit tabel 9 blijkt dat de jaarlast steevast toeneemt. Dit hoeft niet noodzakelijk negatief geïnterpreteerd te worden, integendeel. Het geeft aan dat er in de sector nog geïnvesteerd wordt en dan is het logisch dat de jaarlast stijgt. Eerder opvallend is het feit dat de zeer kleine stijging van de cash flow. Deze stijging staat niet in verhouding tot de stijging van de jaarlast. Door deze evolutie wordt de ratio jaarlast/cash flow groter (figuur 15) waardoor het percentage van de cashflow dat gebruikt moeten worden voor de aflossing van de kredieten groter wordt. Op deze manier blijft er steeds minder over om van te leven of andere investeringen door te voeren.
21
Figuur 15
Evolutie jaarlast/cashflow op Vlaamse grove groenten bedrijven
Uit figuur 15 blijkt dat er gemiddeld 10 - 20% van de cashflow op Vlaamse grove groenten bedrijven wordt aangewend om de jaarlast te betalen. In vergelijking met andere sectoren is dit niet veel. Interessant om op te merken is ook dat meer dan 10% van de bedrijven geen schuldenlast hebben of opgeven. Gezinsinkomen Het gezinsinkomen wordt bepaald door de cashflow en de opname van de leningen op te tellen. Hier wordt dan de jaarlast en de duurzame investeringen van afgetrokken. Hetgeen dat dan overblijft is het gezinsinkomen. In de bedrijfseconomische boekhouding weerspiegelt dit bedrag de 'lopende rekening' van het bedrijf. In principe kan dit bedrag besteed worden voor belastingen, sociale bijdragen en gezinsuitgaven. De overschot kan men als investeringsreserve beschouwen. Men moet wel opletten om het gezinsinkomen te vergelijken met andere bedrijven. Het gezinsinkomen kan op een bedrijf van jaar tot jaar erg verschillen. Bijvoorbeeld in een jaar dat men een investering doet met eigen middelen (spaargeld) bvb van 50.000 euro zorgt ervoor dat het gezinsinkomen plots 50.000 euro lager is dan verwacht werd. In figuur 16 is te zien dat er een groot verschil is op gebied van het gezinsinkomen tussen de best scorende bedrijven (percentiel 0,9) en de bedrijven met de slechtste resultaten (percentiel 0,1). Deze laatste groep slaagt er tussen 2007 en 2011 niet in om meer dan € 10.000 gezinsinkomen per jaar te genereren uit hun bedrijf. Het is zelfs zo dat deze bedrijven in 2009 en 20011 een negatief gezinsinkomen behalen wat wilt zeggen dat er spaargelden (of andere vormen van liquide middelen) aangesproken moeten worden om van te leven. De best scorende bedrijven halen daarentegen vlot € 200.000 . De mediaan maar ook het gemiddelde daalt echter fors in de loop der jaren.
22
Figuur 16
Evolutie gezinsinkomen Vlaamse grove groenten bedrijven
2.2.2 Vennootschapsboekhouding (bijlagen 4.2) door Jacky Swennen (SBB studiedienst)
In bijlage B is er een omstandige uitleg over de de principes en interpretatie van vennootschapsboekhoudingen en de keuze van de gebruikte ratio's. Voor niet-boekhouders is waarschijnlijk nodig om die bijlage eerst door te nemen als men de resultaten wil begrijpen. In vergelijking met de andere sectoren is het gemiddeld balanstotaal van de tuinbouwsectoren (ruim 1,6 mio euro) substantieel groter dan de sierteelt of de varkenssector (Tabel B1). Dit komt vnl door de subsector vruchtgroenten glas waar het balanstotaal de 2,5 mio euro overstijgt. Langs de activazijde wordt bijna driekwart van deze waarde gevormd door de waarde van de serres en de binneninrichting. Verhoudingsgewijs staan bij de activa van de champignon bedrijven veel vorderingen <1 jaar en bij de bedrijven met bladgewassen zijn er procentueel behoorlijk wat geldbeleggingen en liquide middelen beschikbaar. Indien we de evolutie bekijken van de activa op de tuinbouwbedrijven da stellen we een behoorlijke toename vast van 2008 tot 2010 maar na 2010 is het balanstotaal niet meer substantieel gewijzigd. Indien we de passiva bekijken in Tabel B2 van de tuinbouwbedrijven stellen we vast dat het percentage eigen vermogen slechts 17 % is wat toch nog hoger is dan in de vennootschapen in de varkenshouderij (11%) maar substantieel lager dan het eigen vermogen in de sierteelt (48%). Het is vooral de glasbedrijven met vruchtgroenten (Tabel B3) die het percentage eigen vermogen (15%) drukken binnen de sector. Anderzijds hebben die bedrijven een veel groter balanstotaal wat maakt dat als je het eigen vermogen uitdrukt in absolute getallen we toch spreken over een eigen vermogen van 378.000 euro als gemiddelde van de jaren 2008-2012. Vanuit de onderliggende cijfers weten we dat op deze gemiddelden geen geweldig grote variatie is met ook nogal wat bedrijven met een negatief eigen vermogen. Deze bedrijven zijn in principe virtueel failliet.
23
Indien we de jaren 2010-2012 bekijken waar het totaalbalans quasi constant is zien we voor de tuinbouwbedrijven toch dat de schulden op meer dan één jaar dalen en de schulden op ten hoogste 1 jaar stijgen. Men kan dus concluderen dat er relatief weinig is geïnvesteerd en bijkomend (langlopend) krediet is opgenomen maar er is wel meer kortlopend krediet opgenomen wat toch enigszins duidt op een structurele financiële achteruitgang. Voor de bedrijven met bladgewassen en vollegrondsgroenten zien we zelfs dat de schuld op minder dan 1 jaar groter is dan de schuld op meer dan 1 jaar. Bij de resultatenrekening (Tabel B5) zien we dat vooral de bedrijven met vruchtgroenten onder glas behoorlijke resultaten halen met een netto bedrijfsresultaat van ruim 103.000 euro en een cash flow van ruim 304.000 euro, de andere subsectoren muv de boomtelers scoren matig tot laag. Als we de voornaamste inkomensparameters (Tabel B6) bekijken zien we wel een stijging van de brutomarge met een top in 2010 maar deze stijgende evolutie zet zich niet door op niveau van het netto bedrijfsresultaat of in de winst van het boekjaar. Zoals in alle land- en tuinbouwsectoren zijn er onvoorstelbaar grote verschillen tussen de bedrijven. Omdat de vele uitschieters een te grote invloed hebben op het gemiddelde hebben voor de ratioanalyses gebruik gemaakt van medianen ipv gemiddelden.
24
2.3
Algemeen besluit door Jacky Swennen (SBB studiedienst)
De tuinbouwsector kenmerkt zich door een zeer grote diversiteit met erg grote verschillen tussen de bedrijven zowel wat hun omvang betreft, teelt, teelttechniek, warme teelten, buitenteelten, enz... Dit maakt het moeilijk om eensluidende conclusies te trekken Toch hebben we geprobeerd om een aantal tendenzen te zoeken en waar mogelijk te duiden. Aan de hand van 598 uitslagen van vennootschapsboekhoudingen gevoerd bij SBB werden gegevens verzameld verwerkt en gegroepeerd om uiteindelijk te komen tot een viertal ratio's. Aan de hand van deze ratio's kan dan getracht worden om mogelijke (toekomstige) financiele problemen op te sporen en te duiden. In bijlage B7 zijn een aantal kerncijfers voor de tuinbouw samengevat evenals de berekening van een aantal ratio's waarvan telkens de mediaan is opgenomen. Dus van elk individueel bedrijf kennen we de kerncijfers en is er een berekening gebeurd van de ratio's van dat bedrijf. Van al deze ratio's hebben we voor die (sub)sector de mediaan genomen. De ratio rentabiliteit (% BBR/TV) bedraagt slechts 12 % en is met 16% iets hoger bij de vollegrondsgroenten en met 10,5 % het laagste bij champignonbedrijven. Dit zijn erg lage cijfers en bevestigt dat er in de tuinbouw veel kapitaalbehoefte is die uiteindelijk maar een beperkt opbrengstrendement heeft. De ratio jaarlast in verhouding tot de cash flow geeft een indicatie hoeveel middelen een bedrijf kan genereren om aan zijn bancaire verplichtingen (aflossingen+intresten)te voldoen. Aangezien in de berekening van de cash flow de intresten al zijn afgetekend tellen we ze er weer bij om een beter inzicht te krijgen in bovenstaande verhouding. Tussen de subsectoren zien we toch wel verschillen. De glasbedrijven met vruchtgroenten moeten tot 70% van hun gegenereerde middelen naar de bank brengen maar de minder kapitaalsintensieve vollegrondsgroenten bedrijven slechts 38%. De liquiditeit (in enge zin) is hier uitgedrukt in een percentage om ze grafisch beter met de andere ratio's te kunnen vergelijken. De norm is voor de meeste sectoren 0,67 (dus 67% in onze tabel) en wordt behalve voor de bloemisterij vlot gehaald. De solvabiliteit voor de tuinbouw is daarentegen met 16 % erg zwak vooral in de zeer kapitaalsintensieve glastuinbouw (13%). Algemeen kan gesteld worden dat de tuinbouw voor de vier ratio's BBR/TV, liquiditeit in de enge zin, jaarlast/(CF+i) en solvabiliteit matig tot scoort. Enkel op liquiditeit in enge zin haalt men een normaal niveau. De tuinbouwsector is zeer kapitaalsintensief en men haalt niet de verwachte rendementen op dit ingezet kapitaal. Indien we dit in combinatie brengen met de zeer grote spreiding van de behaalde resultaten en ratio's op de verschillende bedrijven dan kan het niet anders dan dat vele bedrijven in een zeer risicovolle financiële situatie zitten. Het bewustzijn over deze financiële parameters en ratio's is echter niet groot.
25
3
Bronnen
TIBER, bedrijfseconomische boekhoudingen BB
Eigen resultaten SBB, vennootschapsboekhoudingen
LARA, Landbouwrapport 2012, Departement Landbouw en Visserij
Zakboekje, Landbouw tuinbouw 2013 Vlaanderen, Departement Landbouw en Visserij
http://lv.vlaanderen.be/nlapps/docs/default.asp?fid=101
LAND- EN TUINBOUWBEDRIJVEN IN MOEILIJKHEDEN : MOGELIJKE OORZAKEN EN SIGNALEN , Nicole Taragola, ILVO, Eenheid Landbouw en Maatschappij Intern document, juni 2011
26
4
Bijlagen
4.1
Principes van de bedrijfseconomische boekhouding Land- en tuinbouw is al langer een speelbal geworden op de wereldmarkt. Dit heeft uiteraard volatiele prijsvorming en speculatie tot gevolg, zowel aan kosten- als aan opbrengstenzijde. Deze schommelingen hebben een rechtstreekse impact op het inkomen van de individuele land- en tuinbouwbedrijven. Voor de betrokken bedrijfsleiders blijft het dus continu rekenen en optimaliseren om voldoende marges over te houden, wat noodzakelijk is om als ondernemers de ingezette productiefactoren arbeid en kapitaal te vergoeden. Een degelijke bedrijfseconomische boekhouding is hierbij een zeer nuttig en quasi onmisbaar instrument. Kenmerken van een bedrijfseconomische boekhouding De meest gekende vormen van boekhoudingen zijn de fiscale inkomensboekhouding en de BTW-boekhouding. Deze boekhoudingen geven veelal een onvoldoende concreet beeld van de werkelijke bedrijfsresultaten. Om meer inzicht te krijgen in het rendement van land- en tuinbouwbedrijven, maken de land- en tuinbouwers gebruik van een bedrijfseconomische boekhouding. Deze boekhouding gaat veel dieper in op de economische aspecten van het bedrijf. Het bedrijf wordt ook opgesplitst om het rendement van de verschillende activiteiten(diersoorten, teelten, neventakken,…) afzonderlijk in te schatten. Daarnaast bevat de bedrijfseconomische boekhouding een aantal belangrijke technisch-economische kengetallen om een nog betere beoordeling van iedere bedrijfstak mogelijk te maken. Door de analyse van een bedrijfseconomische boekhouding en de vergelijking met de resultaten bedrijven uit dezelfde sector, krijgt de bedrijfsleider een beter inzicht in de structuur van het bedrijf. Hoe wordt het inkomen van het bedrijf opgebouwd en wat zijn hierin de sterke en zwakke punten. Kosten en opbrengsten kunnen vergeleken en geëvalueerd worden per diersoort en per teelt. Dit levert belangrijke informatie voor het nemen van beslissingen over bedrijfsinvesteringen in de toekomst. Op basis van de rendementen per tak op het bedrijf, wordt een optimale bijsturing van het bedrijf mogelijk. Tevens is dit een betrouwbare bron van technische en economische bedrijfsgegevens waarop de betrokken bedrijfsadviseurs zich kunnen beroepen in de opmaak van hun advies. Het bijhouden van een bedrijfseconomische boekhouding De hoeksteen van een betrouwbare bedrijfseconomische boekhouding is het correct bijhouden en invullen van de nodige bedrijfsgegevens. Als de registratie van deze gegevens niet correct verloopt, zal de bedrijfsuitslag niet betrouwbaar zijn en dus ook niet kunnen gebruikt worden in de optimalisatie van de bedrijfsvoering. In principe behandelt de bedrijfsuitslag telkens de resultaten van het bedrijf over een periode van één (boek)jaar. Het bijhouden van een bedrijfseconomische boekhouding verloopt dus volgens een jaarlijkse cyclus. Welke gegevens? Vooreerst dient de bedrijfsleider te beslissen in welke takken het bedrijf dient opgesplitst te worden. Voor elke bedrijfstak worden de bedrijfsgegevens en –resultaten apart geregistreerd. Hoe verder het bedrijf wordt opgesplitst, des te gedetailleerder de registratie dient te gebeuren.
27
In een bedrijfseconomische boekhouding worden enkel de bedrijfsgegevens geregistreerd, dus geen gegevens met betrekking tot privé of andere activiteiten. Voor het voeren van een bedrijfseconomische basisbedrijfsgegevens geregistreerd worden :
boekhouding
moeten
volgende
Begininventaris : Deze wordt bij het opstarten van een nieuwe boekhouding eenmalig opgemaakt en omvat een volledige inventarisatie van alle aanwezige kapitaalsgoederen (gebouwen, grond, machines, materiaal, veestapel, voedervoorraden, aangeplante boomgaarden,…) met de daarbij horende van belang zijnde parameters (vb. het gewicht van de dieren, de verwachte levensduur van de machines,…). Eindinventaris : Deze wordt jaarlijks opgemaakt bij het afsluiten van het boekjaar en is tevens de begininventaris voor het volgende boekjaar. Deze inventaris omvat vooral een correcte inschatting van aanwezige veestapel en voorraden (krachtvoederstocks, medicatie, meststoffen, brandstoffen, granen en voedergewassen in stock, …). Investeringen : Nieuwe investeringen dienen eenmalig op moment van aankoop geregistreerd te worden. Voor grote investeringen wordt ook de te verwachten levensduur (afschrijving) geregistreerd. Aan- en Verkopen : Naast de grote investeringen dienen ook alle andere dagdagelijkse aan- en verkopen die gebeuren op het bedrijf geregistreerd te worden. Meestal is het aan te raden om deze gegevens op een gestructureerde manier permanent bij te houden en direct te registreren. Dit is de beste manier om fouten te voorkomen of om ze sneller terug te vinden.
Op basis van bovenstaande basisgegevens kan het boekhoudkantoor een globale bedrijfsuitslag berekenen voor gans het bedrijf. Voor de meeste land- en tuinbouwbedrijven is dit echter onvoldoende en is er nood aan bijkomende bedrijfsgegevens:
Interne bewegingen : Wanneer men resultaten per sector of per deelsector wenst moeten de interne bewegingen binnen het bedrijf geregistreerd worden. Enkele voorbeelden maken dit duidelijk :
Indien men op een melkveebedrijf een aparte rendementsberekening wil voor melk- en fokvee, dan worden pasgeboren kalveren “intern” verkocht van melkvee naar fokvee en omgekeerd worden de gedekte vaarzen die de reforme koeien gaan vervangen terug “intern” verkocht van fokvee naar melkvee.
Indien men op een gesloten varkensbedrijf aparte rendementsberekeningen wil voor zeugen en vleesvarkens, dan worden gespeende biggen “intern” verkocht van de zeugen naar de vleesvarkens, en omgekeerd worden eventueel zelfgefokte zeugen terug “intern” verkocht van de vleesvarkens naar de zeugen.
Wenst men correcte voederkosten te kennen bij melkvee, dan dienen eigen geteelde voedergewassen “intern” verkocht te worden aan dat melkvee.
Gedetailleerde toewijzing van kosten en opbrengsten : Voor een correcte weergave van het resultaat per bedrijfstak moeten ook alle kosten en baten correct toegekend worden aan deze bedrijfstak. Het is uiteraard niet gewenst dat de kosten voor de ene sector bij de andere sector terecht komen. Voor sommige kosten die effectief gemaakt worden voor meerdere sectoren tegelijkertijd worden verdeelsleutels gebruikt. Bij de kosten maakt men onderscheid tussen :
Vaste kosten : het gedeelte van de kosten dat vast verbonden is aan het realiseren van een bepaalde productiecapaciteit.
28
Variabele kosten : het gedeelte van de kosten dat niet vast verbonden is aan een bepaalde productiecapaciteit, maar eerder verbonden is met de realisatie van de productie zelf.
Technische gegevens : Als de bedrijfsleider zijn resultaat wil aanvullen met een aantal technische parameters, vraagt dit extra input (vb. het vet- en eiwitgehalte van de melk, de worpindex bij zeugen, het suikergehalte van suikerbieten,…).
De bedrijfsuitslag Als de bedrijfsgegevens correct worden geregistreerd geeft de bedrijfsuitslag een getrouw beeld van de rendabiliteit van de verschillende bedrijfstakken. Het rendement van het bedrijf kan geëvalueerd worden op basis van verschillende bedrijfseconomische parameters: Rendabiliteit : Opbrengsten : Saldo : Arbeidsinkomen :
Familiaal
Netto bedrijfsresultaat :
Balans :
het verschil tussen opbrengsten en kosten, ofwel de winst van het bedrijf. Alle gegenereerde inkomsten al of niet in geld omgezet. het verschil tussen opbrengsten en variabele kosten Opbrengsten – totale kosten oftewel de winst of verlies die het bedrijf maakt zonder uitbetaling van zijn vaste arbeidskrachten (geen seizoenarbeiders). Arbeidsinkomen : Is de winst of verlies die het bedrijf maakt na uitbetaling van al zijn niet-familiale arbeidskrachten.(Arbeidsinkomen – lonen vaste arbeidskrachten) Is de winst of verlies die het bedrijf maakt na uitbetaling van al zijn arbeidskrachten. (Familiaal arbeidsinkomen – fictieve lonen familiale arbeidskrachten). overzichtelijke weergave van het kapitaal in de onderneming en de wijze van financiering van dit kapitaal
Een belangrijke meerwaarde van de bedrijfseconomische boekhouding is de bespreking van de bedrijfsuitslag met een gespecialiseerde adviseur. De bedrijfsleider kan dan samen met de voorlichter zijn resultaten overlopen en bespreken. Op basis hiervan kan de bedrijfsleider beslissing tot bijsturing om de resultaten te optimaliseren.
29
4.2
Principes van de vennootschapsboekhouding Het doel van dit deel is om inzicht te geven in de opbouw en structuur van een bedrijfseconomische boekhouding en van een vennootschapsboekhouding. Er wordt ook wat meer uitleg gegeven over de verschillende ratio's die in het rapport zijn gebruikt, met name hoe ze berekend worden en hoe ze te interpreteren. A. Principes Vennootschapsboekhouding Een jaarrekening bestaat uit een aantal onderdelen: de balans, de jaarrekening en toelichtingen bij de voorgaande twee. We zullen het hier enkel hebben over de eerste twee. 1. Balans Een balans geeft een overzicht van alle bezittingen en alle financieringsbronnen van deze bezittingen van een bedrijf. De bezittingen noemt men het Actief, de financieringsbronnen het Passief. In onderstaande figuur is een balans weergegeven. ACTIEF
PASSIEF
Vaste activa
Eigen Vermogen
I.Oprichtingskosten
I.Kapitaal
II.Immateriële vaste activa
II.Uitgiftepremies
III.Materiële vaste activa
III.Herwaarderingsmeerwaarden
IV.Financiële vaste activa
IV.Reserves V.Overgedragen resultaat
Vlottende activa
VI.Kapitaalsubsidies
V.Vorderingen op meer dan 1j.
Voorzieningen
VI.Voorraden
VII.Voorzieningen
VII.Vorderingen ten hoogste 1j.
Vreemd vermogen
VIII. Geldbeleggingen
VIII.Schulden op meer dan 1 jaar
IX.Liquide middelen
IX.Schulden op ten hoogste 1 jaar
X.Overlopende rekeningen
X.Overlopende rekeningen
Totaal der activa
Totaal der passiva
Zoals je kan zien heeft zowel het actief als passief zijn eigen, vaste, indeling.
30
Actief Het actief of de activa of de bezittingen van een onderneming zijn onderverdeeld in twee categorieën, enerzijds de vast activa, anderzijds de vlottende activa. Voor beide categorieën bestaan diverse definities. De vaste activa zijn bezittingen of goederen die de onderneming nodig heeft in het productieproces en die niet snel te gelde kunnen gemaakt worden. Het zijn duurzame investeringen waarvan de kost over een langere periode wordt uitgesmeerd onder de vorm van afschrijvingen (serre, loods, grond, trekker, stal, vergunning,...) De vlottende activa zijn goederen die wel op korte termijn te gelde kunnen worden gemaakt. Het kan gaan om (bijna) afgewerkte producten die verkoopsklaar zijn (vleesvarkens, biggen) maar ook om voorraden van grondstoffen noodzakelijk voor het productieproces (zaaigoed, veevoeder,...). Het kan ook gaan om schulden die andere personen of bedrijven hebben bij uw onderneming of om cash geld dat in het bedrijf aanwezig is om bijvoorbeeld leveranciers mee te betalen. Uit beide onderdelen zullen een aantal posten extra toegelicht worden omdat deze belangrijker zijn en omdat uit deze cijfers en hun evolutie ook interessante conclusies te trekken zijn. Materiële Vaste Activa De materiële vaste activa zijn de middelen die een onderneming inzet voor de realisatie van haar activiteit. Volgende zaken kunnen daar allemaal onder vallen: - Gronden & gebouwen - Machines & uitrusting - Bureaumateriaal & rollend materiaal Voorraden Vrij eenvoudig, deze post geeft weer, in geld uitgedrukt hoeveel goederen er nog op het bedrijf in voorraad aanwezig zijn. Dit kan gaan van 'afgewerkte producten' zoals slachtrijpe varkens of aardappelen die op het bedrijf gestockeerd zijn tot pas gespeende biggen of zeugen die niet onmiddellijk te gelde kunnen gemaakt worden. De waarde van de voorraad kan jaarlijks behoorlijk schommelen. Vorderingen op ten hoogste één jaar We willen toch even wat dieper ingaan op deze post. Deze wordt meestal nog verder onderverdeeld in handelsvorderingen en overige vorderingen. De handels vorderingen zijn tegoeden die men heeft van zijn afnemers: biggen zijn bijvoorbeeld al geleverd maar moet nog betaald worden. De belangrijkste reden waarom we de vorderingen op ten hoogste één jaar extra vermelden heeft voornamelijk te maken met de overige vorderingen. Onder deze post kunnen namelijk ook vorderingen staan die de vennootschap heeft bij zijn of haar zaakvoerder(s). Wanneer de onderneming in faling zou gaan, zullen deze tegoeden door de curator/schuldeisers worden opgevraagd bij, zoals in dit voorbeeld, de zaakvoerder. Dit kan een faillissement aanzienlijk verzwaren. Met deze rekening dient dus voorzichtig en oordeelkundig omgegaan te worden.
31
Liquide Middelen De liquide middelen zijn de middelen die in het bedrijf direct beschikbaar zijn om aan te wenden. Het gaat meestal over de zichtrekening van de vennootschap. Passief Net als de activa worden de passiva in een aantal categorieën onderverdeeld. De belangrijkste twee zijn het eigen vermogen en het vreemd vermogen. Een derde categorie zijn de voorzieningen. Onder deze post wordt kapitaal geplaatst dat op langere termijn in het bedrijf blijft om toekomstige (grotere) kosten op te vangen, bijvoorbeeld de vervanging van het dak van een stal. Eigen Vermogen Het eigen vermogen van een bedrijf zijn de eigen financiële middelen van de onderneming of ondernemer die gebruikt zijn voor de financiering van zijn bezittingen. Dit deel van het vermogen kan bestaan uit opgespaarde winsten van voorgaande jaren, uit het kapitaal gebruikt voor de oprichting of dat achteraf is ingebracht, uit reserves die aangehouden worden voor moeilijkere periodes of investeringen en uit nog een aantal andere zaken die in de landbouw minder courant zijn. Belangrijker dan het getal of bedrag op zich van het eigen vermogen, is de evolutie ervan. Deze evolutie kan ook bestudeerd worden door de balans verticaal te analyseren. Hiermee gaan we kijken welke percentage het eigen vermogen en iedere post er van uitmaakt van het balanstotaal. Een interessante hierin is o.a. de evolutie van de wettelijk verplichte reserve. Vreemd Vermogen Het vreemd vermogen zijn de schulden die de onderneming heeft bij andere bedrijven (banken, leveranciers,...) of personen. Het vreemd vermogen wordt opgesplitst in twee delen: het vreemd vermogen of schulden op lange termijn en het vreemd vermogen of schulden op korte termijn. Vreemd vermogen op Lange Termijn Het vreemd vermogen op lange termijn zijn schulden die het bedrijf heeft op langere termijn. Deze moeten niet binnen het jaar terugbetaald worden maar later. Meestal gaat het over het saldo van leningen die nog meer dan één jaar lopen. Vreemd vermogen op Korte Termijn Het vreemd vermogen op korte termijn zijn de schulden die het bedrijf binnen het jaar moet kunnen terugbetalen. Dit kan gaan om een aflossing van een krediet maar even goed over een factuur die nog moet betaald worden. Onder het vreemd vermogen op korte termijn staat er een rekening Overige Schulden. Deze is vergelijkbaar met de Overige Vorderingen aan de actiefzijde. Een andere courante naam voor deze post is de Rekening Courant. Het gaat hier echter om schulden die de vennootschap heeft bij derden, nogal vaak de zaakvoerder. Dit bedrag kan in principe ten allen tijde opgevraagd worden. Daardoor wordt het niet meegeteld met het eigen vermogen van de onderneming.
32
Uiteindelijk dient de waarde van het actief en van het passief, het balanstotaal, even groot te zijn. Dit wordt meestal vrij eenvoudig bereikt door in een berekening het eigen vermogen aan te passen. Overlopende rekeningen Kort ook nog iets over de overlopende rekeningen. Die zijn zowel terug te vinden aan de actiefzijde als aan de passiefzijde. Strikt gezien dienen deze rekeningen om er voor te zorgen dat alle kosten en alle opbrengsten in het juiste boekjaar terechtkomen. 2. Resultatenrekening Bij een jaarrekening hoort een resultatenrekening van het voorbije jaar. Zo'n jaarrekening ziet er in vereenvoudigde vorm als volgt uit: +
Omzet
70
-
Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen, diensten en diverse goederen
60/61
Brutomarge
9900= 70 - 60/61
-
Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen
62
-
Andere bedrijfskosten
640/8
-
Als herstructureringskosten geactiveerde bedrijfskosten
649
BBR (VLIF norm)
-
Afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, op immateriële en materiële vaste activa Waardeverminderingen op voorraden, op bestellingen in uitvoering en op handelsvorderingen: toevoegingen (terugnemingen)
-
Voorzieningen voor risico's en kosten: toevoegingen (bestedingen en terugnemingen)
-
Bedrijfsresultaat of Bedrijfswinst (Bedrijfsverlies)
=9900-62-63-64 630 631/4 635/7
9901=9000-62-63-64
+
Financiële opbrengsten (oa rentesubsidie)
75
-
Financiële kosten (= intresten)
65
Winst (Verlies) uit de gewone bedrijfsuitoefening vóór belasting
9902=9901+75-65
+
Uitzonderlijke opbrengsten
76
-
Uitzonderlijke kosten
66
Winst (Verlies) van het boekjaar vóór belasting
9903=9902+76-66
-
Onttrekking aan de uitgestelde belastingen
780
-
Overboeking naar de uitgestelde belastingen
680
-
Belastingen op het resultaat
67/77
Winst (Verlies) van het boekjaar
9904
-
Onttrekking aan de belastingvrije reserves
789
-
Overboeking naar de belastingvrije reserves
689
Te bestemmen winst (verlies) van het boekjaar
9905
Cash flow
=9904+630+631/4+635/7780+680
33
3. Ratio's Voor de analyse van de vennootschapsboekhouding zijn er meerdere ratio's berekend maar er zijn vier ratio's weerhouden: liquiditeit in enge zin, solvabiliteit, rentabiliteit en de verhouding tussen de jaarlast en de cash flow (gecorrigeerd met de afgetrokken intrest).. Iedere ratio zal hieronder uitvoerig beschreven worden. Liquiditeit in enge zin Het is belangrijk de liquiditeit van een onderneming te kennen. Indien deze ondermaats is, wijst dit meestal op problemen die zich kunnen stellen op eerder kortere termijn. De liquiditeit geeft namelijk weer in welke mate het bedrijf in staat is om middelen te mobiliseren om haar kortlopende betalingsverplichtingen na te leven. Bij kortlopende betalingsverplichtingen denken we dan in de eerste plaats vooral aan openstaande facturen van leveranciers. Als er op het bedrijf voldoende middelen binnenkomen van 'afgewerkte producten', bijvoorbeeld vleesvarkens of maïs, die het verkoopt om te voldoen aan de leveranciersverplichtingen, dan is het bedrijf liquide. De liquiditeit kan op een aantal niveaus bekeken worden. De meest courante is de liquiditeit in ruime zin waarbij, samengevat, de activa in omloop, zoals voorraden, bestellingen, liquide middelen,..., worden afgewogen tegenover de schulden op korte termijn of de schulden die binnen het jaar vervallen. Omdat in de land- en tuinbouw een groot deel van de voorraden (waaronder de waarde van de veestapel) geen afgewerkte verkoopbare producten zijn maar eerder productiemiddelen kan men deze voorraad ook niet gebruiken om korte termijn verplichtingen na te komen. Dus liquiditeit in ruime zin is geen goed criterium in de land- of tuinbouwsector. In dit rapport is er echter voor gekozen om de liquiditeit in enge zin te analyseren. Om deze ratio te berekenen worden de meeste liquide zaken uit de onderneming afgezet tegenover de schulden op korte termijn. De meeste liquide goederen die in een onderneming aanwezig zijn, zijn de liquide middelen van het bedrijf (cash geld, geld op een bankrekening) en tegoeden die de onderneming heeft van haar afnemers van reeds verkochte producten. De liquiditeit in enge zin geeft een beeld in welke mate een onderneming snel kan voldoen aan verplichtingen op korte termijn. Hier moet direct een belangrijke nuance bijgeplaatst worden. Namelijk, het aantal dagen waarop afnemers betalen en het aantal dagen leverancierskrediet dat de onderneming heeft, hebben al een grote invloed op deze berekening. In de varkenshouderij zien we bijvoorbeeld dat varkens of biggen meestal binnen de maand betaald worden, nogal vaak op twee weken. Aan de andere kant zien we dat voor voederfacturen, de grootste kost van een varkenshouderij , er een grote variatie is in betalingstermijn: van minder dan een week tot meerdere maanden. Solvabiliteit (% eigenvermogen/totaal vermogen) De solvabiliteit of zijn ratio's zijn door de band eenvoudige berekeningen die daarom courant gebruikt worden. Desalniettemin is het belang ervan groot. De solvabiliteit geeft namelijk weer of de onderneming, gesteld dat die op dat ogenblik zou opgedoekt worden, alle verstrekkers van vreemd vermogen (banken, leveranciers) kan terugbetalen. Dit kan vrij eenvoudig getoetst worden door de verhouding te nemen tussen het eigen vermogen en het balanstotaal of het vreemd vermogen. In dit rapport wordt de solvabiliteit berekend door het eigen vermogen te delen door het totale vermogen of het balanstotaal van de onderneming.
34
Eenvoudig gesteld is deze verhouding op zijn minst 30 %. Dan is het eigen vermogen voldoende groot om alle schuldeisers terug te betalen. Echter, bij een (fictieve) stopzetting van het bedrijf zijn er meestal verschillende roerende en onroerende goederen (voorraden, vee, materiaal, stallen, gronden,...) aanwezig die ten gelde kunnen gemaakt worden om schuldeisers terug te betalen. Deze ratio kan dus lager zijn dan 30% zonder dat dit problemen geeft. Vooral wanneer er pas geïnvesteerd is, is deze ratio meestal een stuk lager dan 30%. Het is voor een bedrijf dan ook belangrijk te kijken naar de evolutie van zijn of haar solvabiliteit over de jaren.
Rentabiliteit (% BBR/Totaal vermogen) Met de rentabiliteit wordt berekend hoe winstgevend een onderneming is. Meestal is het de bedoeling met deze ratio's de winstgevendheid te toetsen ten opzichte van bijvoorbeeld het eigen geïnvesteerde vermogen of ten opzichte van het totaal geïnvesteerde vermogen om zo te bepalen wat het behaalde rendement is. De rentabiliteit wordt in dit rapport geëvalueerd op basis van de verhouding tussen het bruto bedrijfsresultaat en het totale vermogen. Het bruto bedrijfsresultaat wordt hier berekend door van de omzet de variabele kosten en de loonkosten af te trekken. Voor deze ratio is gekozen omdat deze min of meer analoog kan berekend worden in de bedrijfseconomische boekhouding. Immers het bruto bedrijfsresultaat (BBR) is vergelijkbaar met het begrip saldo uit de bedrijfseconomische boekhouding in is gekend in de sector omdat de minimale bedrijfsgrootte noodzakelijk voor het VLIF berekend wordt adhv het BBR. Zeer eenvoudig, hoe hoger dit percentage is, hoe winstgevender of rendabeler de onderneming in principe is. Een hoog rendement zegt niet noodzakelijk iets over de toekomstige winstgevendheid. In deze berekening wordt namelijk geen rekening gehouden met de afschrijvingen. Een bedrijf met nog beperkte afschrijvingen zal door de band meestal een hogere netto bedrijfsresultaat hebben. Zolang er op een goede manier kan geproduceerd worden, is dit geen probleem. Wanneer investeringen zich echter opdringen omdat de productie achteruit gaat, zal het rendement nogal vaak fors achteruit gaan. Echter, zoals gezegd, in de berekening van het rendement zoals deze hier is uitgevoerd wordt geen rekening gehouden met afschrijvingen. Als deze ratio hoog is, wil dit zeggen dat het bedrijf een hogere omzet draait ten opzicht van zijn totale bedrijfsmiddelen in vergelijking met andere bedrijven in dezelfde sector en met dus vergelijkbare structuur.
Jaarlast / Cash Flow+i De bedoeling van deze ratio is om na te gaan of een onderneming gedurende een jaar voldoende middelen genereert om zijn betalingsverplichtingen ten aanzien van de bank te voldoen. Voor deze ratio is gekozen omdat deze min of meer analoog kan berekend worden in de bedrijfseconomische boekhouding. De jaarlast wordt berekend als zijnde de betaalde intrest en de kapitaalaflossing die voorzien wordt voor volgend jaar. Hoe lager deze ratio is, hoe beter een bedrijf er voor staat want dat zou willen zeggen dat er voldoende middelen in het bedrijf om gaan om aan de bancaire verplichtingen te voldoen. Bij bedrijven met nieuwe investeringen en dito schulden zal deze ratio hoger liggen. Wederom is ook hier de evolutie in de tijd van deze ratio minstens even belangrijk. Naarmate een investering vordert dalen de aflossingen maar zouden de inkomsten ook moeten gestegen zijn of minstens gelijke tred gehouden hebben.
De inverse berekening van deze ratio geeft de terugverdientijd weer.
35
Bijlage B 1: Vergelijking tussen de activa van de verschillende subsectoren
Gemiddelden sectoren 2008-2012 598
Aantal
Activa
Tuinbouw 20/28
212
507
Sierteelt
Varkens
1.149.397,32
435.643,73
498.374,63
Oprichtingskosten
20
534,42
243,31
478,13
Immateriële vaste activa
21
17.986,48
1.750,96
24.490,00
1.119.809,42
431.605,25
470.147,29
Vaste activa
Materiële vaste activa
22/27
Terreinen en gebouwen
22
588.641,24
286.191,91
387.654,26
Installaties, machines en uitrusting
23
490.192,34
101.997,61
60.653,14
Meubilair en rollend materieel
24
23.367,26
33.981,21
14.268,71
Leasing en soortgelijke rechten
25
5.250,71
2.172,38
5.404,15
Overige materiële vaste activa
26
514,62
6.079,73
795,80
Activa in aanbouw en vooruitbetalingen
27
11.843,25
1.182,40
1.371,22
28
11.067,00
2.044,21
3.259,21
29/58
451.120,38
664.435,37
253.115,32
Financiële vaste activa Vlottende activa
29
2.600,40
2.165,44
1.440,79
3
90.852,06
196.424,00
163.750,85
40/41
152.489,41
237.060,26
45.012,74
Handelsvorderingen
40
105.794,73
190.606,38
33.485,85
Overige vorderingen
41
46.694,68
46.453,89
11.526,89
Geldbeleggingen
50/53
47.127,46
130.542,01
4.873,66
Liquide middelen
54/58
128.961,39
80.888,83
35.138,01
Overlopende rekeningen
490/1
29.089,65
17.354,83
2.899,27
20/58
1.600.517,70
1.100.079,11
751.489,96
Vorderingen >1 jaar Voorraden en bestellingen in uitvoering Vorderingen <1 jaar
Totaal van de activa
36
Gemiddelden tuinbouwsectoren 2008-2012 Aantal
Activa Vaste activa Oprichtingskosten Immateriële vaste activa Materiële vaste activa
vruchtgroenten
vollegrond
alle tuinbouw 594
glas 269
groenten 50
champignons 45
bladgewassen 87
1.131.441,52
1.897.113,92
250.985,21
418.885,86
353.218,09
540,91
1.120,43
0,00
0,00
34,01
18.259,00
39.365,03
240,19
203,51
0,00
1.836.478,15
249.885,85
414.013,41
346.222,17
1.101.428,85
Terreinen en gebouwen
579.957,09
943.810,37
140.927,13
264.355,38
222.418,24
Installaties, machines en uitrusting
480.260,78
851.454,72
71.805,57
102.745,39
100.553,26
23.511,83
18.365,68
37.153,15
28.308,82
23.250,67
5.302,10
797,69
0,00
1.909,91
0,00
522,42
201,12
0,00
0,00
0,00
11.874,63
21.848,57
0,00
16.693,91
0,00
11.212,76
20.150,31
859,17
4.668,95
6.961,91
450.868,64
Meubilair en rollend materieel Leasing en soortgelijke rechten Overige materiële vaste activa Activa in aanbouw en vooruitbetalingen Financiële vaste activa
617.430,21
165.909,01
356.557,72
298.648,56
2.639,80
189,12
0,00
6.182,79
10.556,14
91.037,94
118.275,15
54.026,04
42.052,06
28.671,53
152.352,75
194.871,73
40.225,33
230.596,61
112.661,06
Handelsvorderingen
105.780,30
132.848,81
29.205,56
173.233,72
59.443,78
Overige vorderingen
Vlottende activa Vorderingen >1 jaar Voorraden en bestellingen in uitvoering Vorderingen <1 jaar
46.572,44
62.022,92
11.019,76
57.362,89
53.217,28
Geldbeleggingen
47.841,51
53.237,41
20.977,12
30.670,45
64.827,82
Liquide middelen
128.941,08
212.291,46
47.446,50
44.823,60
72.240,63
38.565,35 2.514.544,14
3.234,02 416.894,22
2.232,20 775.443,58
9.691,37 651.866,65
Overlopende rekeningen Totaal van de activa
28.055,57 1.582.310,16
37
Bijlage B 2: Vergelijking van de passiva van de verschillende subsectoren Gemiddelden sectoren 2008-2012 Aantal
598
212
507
Tuinbouw
Sierteelt
Varkens
10/15
262.860,90
528.171,67
84.184,59
Kapitaal
10
97.268,83
68.949,03
91.750,85
Uitgiftepremies
11
302,57
0,00
0,00
Herwaarderingsmeerwaarden
12
4.881,01
17.697,18
9.306,52
Reserves
13
166.883,52
286.868,64
48.492,28
Overgedragen winst (verlies)
14
-33.714,68
151.596,40
-69.129,14
Kapitaalsubsidies
15
27.239,66
3.060,42
3.764,08
Voorzieningen en uitgestelde belastingen
16
5.514,20
13.309,50
894,00
Schulden
17/49
1.332.142,59
558.597,94
666.411,36
17
824.012,20
246.036,31
376.871,63
170/4
822.141,50
237.039,32
374.802,52
42/48
491.989,21
305.587,79
286.167,29
Schulden >1 jaar die <1 jaar vervallen 42 (aflossing volgend 183.800,92 jaar)
48.838,16
53.337,51
Financiële schulden
43
56.855,66
37.454,61
33.562,71
Handelsschulden
44
142.570,40
112.570,92
96.423,13
164,19
1.679,02
320,64
Schulden mbt belastingen, bezoldigingen 45 en sociale lasten 20.748,33
16.930,08
4.385,56
Overige schulden
Passiva Eigen vermogen
Schulden op meer dan één jaar Financiële schulden Schulden op ten hoogste één jaar
Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen 46
Overlopende rekeningen Totaal van de passiva
47/48
87.849,71
88.114,99
98.137,75
492/3
16.141,18
6.973,84
3.372,44
10/49
1.600.517,70
1.100.079,11
751.489,96
38
Gemiddelden tuinbouw 2008-2012 Aantal Passiva
vruchtgroenten
vollegrond
glas 269
groenten 50
champignons 45
bladgewassen 87
263.406,00
378.655,87
126.621,09
203.011,14
196.667,78
96.077,23
132.743,02
43.852,37
79.093,13
60.853,98
4.954,97
2.945,80
0,00
17.799,73
0,00
240.372,48
87.443,29
144.099,18
153.246,08
-53.040,09
-4.708,09
-41.487,43
-17.867,38
alle tuinbouw 594
Eigen vermogen Kapitaal Herwaarderingsmeerwaarden Reserves
168.669,46
Overgedragen winst (verlies) Kapitaalsubsidies
-33.640,98 27.038,17
54.956,41
33,51
3.506,52
435,10
5.597,75
9.846,50
113,53
1.553,08
3.228,42
1.313.306,41
2.126.041,77
290.159,60
570.879,36
451.970,44
804.593,76
1.423.732,87
124.954,48
314.569,95
211.346,33
493.108,91
678.853,24
160.788,78
254.687,33
232.348,16
Schulden >1 jaar die <1 jaar vervallen (aflossing 182.385,73volgend 263.347,41 jaar) Financiële schulden
Voorzieningen en uitgestelde belastingen Schulden Schulden op meer dan één jaar Financiële schulden Schulden op ten hoogste één jaar
28.558,52
58.620,57
60.269,66
57.637,37
90.585,08
12.774,86
15.940,14
11.814,70
143.033,46
207.045,49
36.165,08
119.620,04
73.285,55
208,40
208,06
0,00
276,93
Schulden mbt belastingen, bezoldigingen 20.989,17 en sociale lasten 31.982,50
15.472,69
19.804,95
9.447,90
Overige schulden
Handelsschulden
Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen 166,68
Overlopende rekeningen Totaal van de passiva % Eigen vermogen
88.896,49
85.684,36
67.609,57
40.701,62
77.253,41
15.603,75 1.582.310,16
23.455,66 2.514.544,14
4.416,35 416.894,22
1.622,08 775.443,58
8.275,96 651.866,65
17%
15%
30%
26%
30%
39
Bijlage B 3: Procentuele verhouding van de activa van de verschillende subsectoren
40
41
Bijlage B 4: Evolutie activa en passiva 2008-2012
42
Bijlage B 5: Resultatenrekening van de verschillende subsectoren
Resultatenrekening sectoren 2008-2012 Tuinbouw
Sierteelt
598 +
Omzet
70
-
Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen, diensten en diverse goederen
60/61
Brutomarge
212
9900= 70 - 60/61 374.415,40
-
Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen
62
-
Andere bedrijfskosten
640/8
-
Als herstructureringskosten geactiveerde bedrijfskosten
649
Varkens 507
291.328,94
69.108,04
156.436,58
151.823,82
2.219,53
7.814,67
6.815,85
4.107,02
0,00
0,00
0,00
=9900-62-63-64
210.164,15
132.689,27
62.781,50
-
Afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, op immateriële en materiële 630 vaste activa
151.946,72
93.994,85
51.786,44
-
Waardeverminderingen op voorraden, op bestellingen in uitvoering en op handelsvorderingen: 631/4 toevoegingen (terugnemingen) 2.361,83
1.208,85
25,75
-
Voorzieningen voor risico's en kosten: toevoegingen (bestedingen en terugnemingen) 635/7
279,37
5.800,64
77,66
9901=9000-62-63-64 55.576,23
BBR (VLIF norm)
Bedrijfsresultaat of Bedrijfswinst (Bedrijfsverlies)
31.684,93
10.878,59
+
Financiële opbrengsten (oa rentesubsidie)
75
27.526,74
14.389,08
6.102,18
-
Financiële kosten (= intresten)
65
52.629,07
19.982,36
21.802,76
9902=9901+75-65
30.473,91
26.091,64
-4.821,90
Winst (Verlies) uit de gewone bedrijfsuitoefening vóór belasting
+
Uitzonderlijke opbrengsten
76
6.678,11
4.779,53
1.372,81
-
Uitzonderlijke kosten
66
5.770,06
874,53
285,41
31.381,96
29.996,64
-3.730,75
531,92
391,28
65,56
Winst (Verlies) van het boekjaar vóór belasting
9903=9902+76-66
-
Onttrekking aan de uitgestelde belastingen
780
-
Overboeking naar de uitgestelde belastingen
680
-
Belastingen op het resultaat
67/77
Winst (Verlies) van het boekjaar
9904
-
Onttrekking aan de belastingvrije reserves
789
-
Overboeking naar de belastingvrije reserves
689
295,44
11,56
27,39
7.126,38
7.065,73
1.547,76
24.492,06
23.310,64
-5.243,54
130,25
482,61
40,91
218,20
472,72
131,59
24.404,12
23.320,53
-5.334,52
=9904+630+631/4+635/7-780+680 178.843,50 123.935,26
46.620,57
Te bestemmen winst (verlies) van het boekjaar
9905
Cash flow
43
Resultatenrekening sectoren 2008-2012
vruchtgroenten vollegrond alle tuinbouw 594
+
glas 269
groenten 50
champignons bladgewassen 45 87
Omzet Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen, diensten en diverse goederen
-
Brutomarge
376.907,48
-
Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen
-
Andere bedrijfskosten
-
Als herstructureringskosten geactiveerde bedrijfskosten
BBR (VLIF norm)
616.028,64
146.269,23
278.064,22
140.856,30
157.490,03
246.923,28
79.221,42
191.775,86
63.405,39
7.863,27
11.232,62
3.393,13
6.625,96
6.547,01
0,00
0,00
0,00
63.654,68
79.662,40
70.903,91
52.177,42
65.490,44
56.014,99
-
211.554,18
0,00
357.872,75
-
Afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, op immateriële en materiële 152.969,93 vaste activa
-
Waardeverminderingen op voorraden, op bestellingen in uitvoering en op handelsvorderingen: 2.377,73 toevoegingen 4.857,85 (terugnemingen)
0,00
0,00
715,07
-
Voorzieningen voor risico's en kosten: toevoegingen (bestedingen en terugnemingen)
0,00
466,67
0,00
11.477,25
13.705,29
14.173,85
Bedrijfsresultaat of Bedrijfswinst (Bedrijfsverlies)
281,25
55.925,27
249.276,75
565,54
103.172,61
+
Financiële opbrengsten (oa rentesubsidie)
27.712,11
50.285,47
3.442,83
11.985,80
9.990,93
-
Financiële kosten (= intresten)
52.983,42
92.174,30
8.527,64
18.470,75
13.728,26
6.392,44
7.220,34
10.436,52
Winst (Verlies) uit de gewone bedrijfsuitoefening vóór belasting
30.653,95
61.283,77
+
Uitzonderlijke opbrengsten
6.723,08
7.673,24
2.842,94
2.558,97
6.444,04
-
Uitzonderlijke kosten
5.808,91
8.325,72
385,49
3.960,92
703,00
8.849,89
5.818,39
16.177,56
Winst (Verlies) van het boekjaar vóór belasting
31.568,13
60.631,29
-
Onttrekking aan de uitgestelde belastingen
535,50
823,00
106,16
454,24
80,33
-
Overboeking naar de uitgestelde belastingen
297,43
434,51
105,72
65,90
527,71
-
Belastingen op het resultaat
2.656,92
2.279,06
4.592,27
6.193,41
3.927,68
11.137,91
Winst (Verlies) van het boekjaar
7.174,37
24.631,83
10.929,33
50.090,44
-
Onttrekking aan de belastingvrije reserves
131,13
100,28
355,44
322,76
99,07
-
Overboeking naar de belastingvrije reserves
219,67
85,27
355,44
239,07
785,39
6.193,41 58.370,39
4.011,37 69.496,44
10.451,59 68.315,35
Te bestemmen winst (verlies) van het boekjaar
Cash flow
24.543,29 180.022,67
50.105,45 304.402,10
44
Bijlage B 6: Evolutie van de belangrijkste resultaten
45
Bijlage B 7: Ratioanalyse in de verschillende subsectoren Kerncijfers tuinbouw op basis van medianen
alle tuinbouw vruchtgroenten glas vollegrondgroenten champignons bladgewassen
Aantal
Totaal vermogen
Eigen vermogen
Brutomarge
BBR (VLIF)
Cash Flow (CF)
Bedrijfsresultaat
594 269 50 45 87
721.129,28 2.043.523,00 335.434,28 470.558,17 462.278,98
122.489,08 245.340,85 96.592,84 83.047,24 49.432,11
150.540,69 437.886,57 63.160,02 128.971,43 61.141,50
67.002,70 196.393,91 42.035,55 42.845,36 36.797,94
58.352,50 198.051,64 37.041,79 46.489,29 39.327,77
14.143,44 40.383,00 9.783,43 4.220,52 9.721,85
Winst van het boekjaar
6.326,64 20.488,76 8.475,88 4.869,92 9.162,48
Jaarlast
78.235,09 238.909,78 27.200,31 46.162,62 24.442,50
Ratio's tuinbouw op basis van medianen alle tuinbouw vruchtgroenten glas vollegrondgroenten champignons bladgewassen
Cash Flow/omzet
Winst/EV
Cash Flow / EV
16,96% 19,92% 17,54% 3,06% 16,71%
10,67% 13,81% 12,28% 9,58% 9,93%
42,70% 56,89% 42,79% 26,57% 22,91%
Brutoverkoopmarge Rendabiliteit BBR/omzet Brutomarge/TV BBR/TV
18,75% 23,31% 19,30% 2,97% 17,50%
22,58% 24,00% 26,88% 28,01% 20,66%
12,19% 13,78% 15,97% 10,52% 12,37%
Jaarlast/(CF+i)
61,25% 70,93% 37,85% 56,00% 36,64%
Liquiditeit in enge zin
62,36% 63,59% 67,70% 96,97% 74,21%
Solvabiliteit
16,09% 13,16% 32,85% 26,08% 26,63%
Kerncijfers sierteelt op basis van medianen
alle tuinbouw Sierteelt Boomteelt VG Bloemisterij Containerteelt
Aantal
Totaal vermogen
Eigen vermogen
Brutomarge
BBR (VLIF)
Cash Flow (CF)
594 216 45 72 61
721.129,28 547.273,03 744.382,38 563.499,51 549.957,00
122.489,08 161.248,60 245.756,50 201.200,46 134.893,92
150.540,69 133.787,38 188.733,76 137.948,81 120.953,03
67.002,70 63.733,32 86.486,09 66.379,39 62.936,25
58.352,50 52.899,41 72.356,43 55.413,47 48.096,27
Bedrijfsresultaat Winst van het boekjaar
14.143,44 21.451,17 26.670,45 11.544,66 23.998,91
6.326,64 10.649,79 19.688,00 3.684,11 13.647,53
Jaarlast
78.235,09 47.752,09 46.317,18 78.235,09 27.563,28
Ratio's sierteelt op basis van medianen alle tuinbouw Sierteelt Boomteelt VG Bloemisterij Containerteelt
Cash Flow/omzet
Winst/EV
Cash Flow / EV
Brutoverkoopmarge BBR/omzet
16,96% 19,74% 22,12% 10,29% 25,52%
10,67% 7,37% 6,84% 5,27% 8,46%
42,70% 29,99% 22,88% 36,04% 35,89%
18,75% 23,25% 25,55% 13,54% 28,39%
Rendabiliteit Brutomarge/TV BBR/TV
22,58% 26,47% 28,40% 28,60% 27,09%
12,19% 12,75% 12,62% 13,48% 12,74%
Jaarlast/(CF+i) Liquiditeit in enge zin
61,25% 48,58% 43,40% 63,73% 51,59%
62,36% 69,64% 97,71% 44,52% 75,67%
Solvabiliteit
16,09% 32,91% 45,22% 32,35% 30,38%
46
47