1
De dieren in de dierentuin bereiden zich voor op het Kerstfeest. Mevrouw Nijlpaard neem nog even een bad voordat ze aan het kerstdiner gaat en meneer Giraffe hangt de laatste ballen in de boom. Reiger Rup maakt een rondje door de tuin om alle dieren een gelukkig Kerstfeest toe te wensen.
2
3
Dan gaat Rup zelf ook naar zijn nest waar hij wat kersttakken in heeft gestoken als versiering. Hij heeft een visje gevangen en die gaat-ie vanavond lekker in zijn eentje op zitten smikkelen. Als de avond valt begint het zachtjes te sneeuwen
4
5
Maar net als hij een hap wil nemen valt er ineens iets uit de lucht. Boven op het hoofd van Rup.
6
7
Als Rup weer bijkomt ligt er een ei in zijn nest. Er zit een barst in en het beweegt. Rup kijkt verbaasd toe als er een hoofdje uit het ei komt.
8
9
‘Mama!’ roept het kuiken en vliegt Rup om zijn nek. ‘Ga je weg eng beest! Ik ben je moeder niet!’ Het kuiken begint te huilen.
10
11
‘Nou rustig maar, zo bedoel ik het nou ook weer niet. Ik ben Rup de Reiger en wie ben jij?’ ‘Dat weet ik niet,’ piept het kuiken, ik heb nog geen naam ik ben namelijk net geboren.’ ‘Ja, dat heb ik gemerkt...’ mompelt Rup.
12
13
‘Laten we eerst maar eens een naam voor je verzinnen. Dan gaan we daarna wel uitzoeken wie je moeder is.’ ‘Ik heb geen moeder.’ snikt het kuiken.
14
15
‘Ja, hoor eens. Iedereen heeft een moeder dus jij ook. Kinderen komen nou eenmaal niet zomaar uit de lucht vallen, maar wat dacht je van Simon?’ ‘Simon.’ herhaalt het kuiken. ‘Simon heeft honger’ en hij duikt op het visje van Rup.
16
17
‘Hé, wacht jij eens even. Zullen we dat niet samen delen? Het is tenslotte Kerstmis nietwaar?’ Hij geeft de helft van het visje aan Simon, maar die spuugt het uit.
18
19
‘Simon lust geen vis.’ zegt het kuiken. ‘Nou, iets anders heb ik niet dus je zal het ermee moeten doen.’ Met een vies gezicht werkt Simon het visje dan toch maar naar binnen. Dan wordt het tijd om te gaan slapen. Morgen zal Rup wel op zoek gaan naar de moeder van Simon.
20
21
De volgende ochtend is Rup al vroeg uit vissen gegaan en als hij terugkomt in het nest is Simon nog maar net wakker. ‘Zo, hier is je ontbijt. Ik ga nu op zoek naar je moeder dus geen kattenkwaad uithalen en kijk uit dat je niet uit het nest valt.’
22
23
Rup gaat eerst maar eens naar mevrouw de Uil die weet misschien wel waar de kleine Simon vandaan komt. Maar mevrouw de Uil schudt met haar kop en adviseert Rup om eens bij de familie Flamigo te informeren. Die kuikens hebben ook van die lange poten net als Simon.
24
25
Maar ook de familie Flamingo is geen ei kwijt. ‘Heb je Adèle al geprobeerd? Die laat nog weleens een ei slingeren en heeft zelf ook van die zwarte vleugels.’
26
27
Adèle Adelaar weet van niets maar gaat voor de zekerheid met Rup mee om het kuikentje te bekijken.
28
29
‘Ja, het zou een adelaars jong kunnen zijn. Maar hij heeft wel een beetje een lange nek en zo’n kaal hoofd. Is hij wel helemaal in orde?’ ‘Nou zegt Rup, hij lust geen vis en dat is toch wel een beetje vreemd.’ ‘Kan-ie vliegen?’ vraagt Adèle ‘Ja hoor!’ roept Simon en hij stort zich in een keer uit het nest.
30
31
Maar Simon kan niet vliegen en als hij met een plof de grond raakt zien de twee vogels alleen nog maar het lijfje van kleine Simon. ‘Simon waar is je hoofd?’ roept Rup verschrikt.
32
33
Dan horen ze héél in de verte: ‘Zie je nou wel ik ben een wees en hoor helemaal bij niemand!’
34
35
Adèle begint te lachen. ‘Ach ik zie het al. Het is een struisvogel die kunnen niet vliegen en als ze niet gezien willen worden stoppen ze hun kop in het zand.’ ‘Verhip, zegt Rup, je hebt gelijk. Simon, kom maar weer tevoorschijn dan gaan we naar je moeder, ik weet waar je vandaan komt!’
36
37
‘Nee, Simon je bent een struisvogel. Kom dan breng ik je naar huis.’
38
39
En wat is ze blij om Simon te zien. ‘Waar was je nou kleine? We zijn zo ongerust geweest.’
40
41
Ook Rup is blij dat hij eindelijk weer in alle rust van zijn visje kan genieten. Maar hoe Simon zomaar ineens uit de lucht kon komen vallen? Het zal wel altijd een raadsel blijven.
42
43
© 2014 Johanna Koelman www.hetzwet.nl