1
Inleiding. Doe de Stemtest (VRT en De Standaard), De Stem van Vlaanderen (VTM), de sociale stemtest, stemwijzer en kieskompas…. Sinds tien jaar zijn stemtesten een veelgebruikt instrument bij verkiezingen. Handig om met je leerlingen in de klas uit te proberen. Maar wat kun je met de resultaten? En wat kun je meer doen, dan eenvoudigweg vast te stellen wat het resultaat is? In deze bundel laten we de makers van De Stemtest1 aan het woord. En geven we tips bij het gebruik van de stemtest met jouw leerlingen. De definitieve stellingen van De Stemtest 2014 kunt u in de week van 21 april 2014 ontdekken op www.stemtest2014.be.
1
Deze tekst is geschreven samen met Michiel Nuytemans. Met het bedrijfje Tree Company (www.treecompany.be) specialiseert hij zich in online applicaties rond politiek en daarnaast is hij vrijwillig medewerker aan de Universiteit Antwerpen. Samen met het team van professor Stefaan Walgrave ontwikkelt en actualiseert hij ‘Doe de Stemtest’ ook voor deze verkiezingen. Nuytemans werkte ook mee aan de ‘Sociale Stemtest’, ‘De Stem Van Vlaanderen’, ‘De vragende partij’ en het project ‘Ze werken voor jou’. Met dank aan Pascal Cornet voor de verslaggeving van het interview met Michiel Nuytemans.
2
1.
Het stemgedrag van de kiezers ................................................................................................. 3
2.
Doel van de stemtest ................................................................................................................... 7
3.
De stellingen ................................................................................................................................. 9
4.
Vijf stemtesten in 2014............................................................................................................. 13
5.
Betrouwbaarheid en impact van de Stemtest ...................................................................... 13
6.
De Stemtest als didactisch instrument: doe er meer mee ................................................. 14
1. Het stemgedrag van de kiezers Vier politicologen hebben het stemgedrag van de kiezers bij de gewestverkiezingen van 2009 onderzocht. Ze ondervroegen een representatieve groep kiezers tweemaal voor en ook meteen na de verkiezingen. De resultaten bieden een interessante kijk in de hoofden van de Belgische kiezers.’2 Enkele vaststellingen: 1) De verkiezingsuitslag geeft geen eenduidig signaal. Kiezers stemmen voor vele verschillende partijen om zeer verschillende redenen. Er zijn dus vele stemmen van het volk. 2) Bij elke verkiezing verandert zowat een derde van de kiezers van partij. Die veranderende kiezers zijn daarom niet wispelturig. Ze komen meestal terecht bij een partij die zeer kort staat bij hun vorige keuze. 3) Het vertrouwen in de politieke instellingen en in de politici is nergens erg groot, ook niet in België. Kiezers met een politiek wantrouwen stemmen vaker ongeldig en blanco of stemmen meer op extremere partijen. 4) De kiezers maken een keuze tussen partijen die hun ideeën uitdragen en verdedigen. De oude breuklijnen en tegenstellingen spelen daarbij nog steeds een rol.
2
Kris Deschouwer, Pascal Delwit, Marc Hooghe & Stefaan Walgrave (red), De stemmen van het volk. Een analyse van het kiesgedrag in Vlaanderen en Wallonië op 7 juni 2009, Brussel: VUBPRESS, 272p., ISBN 978 90 5487 735 6
3
5) In 2009 brachten 60% van de kiezers een voorkeurstem uit. De meesten daarvan brachten één of twee voorkeurstemmen uit. Voorkeurstemmen komen wat meer van oudere kiezers en van kiezers met een grotere politieke belangstelling, en ze gaan ook wat meer naar de grotere partijen die met gekende kopstukken kunnen uitpakken. ‘De competentie van de kandidaat’ is volgens de kiezers de belangrijkste reden om een voorkeurstem uit te brengen. 6) Sommige kiezers gaan met tegenzin naar de stembus en zouden allicht niet gaan stemmen indien die verplichting er niet meer was. Toch zou dat geen spectaculaire gevolgen hebben voor de uitslag. Vooral de kiezers die nu blanco of ongeldig stemmen, zouden thuisblijven.
Vertaling naar de klas: 1) Vraag aan het begin van de les welke leerlingen nog steeds zouden gaan stemmen, ook als er geen opkomstplicht was. Noteer de antwoorden. 2) Doe volgende test in de klas: Deel twee fiches per leerling uit. Laat de leerlingen op fiche 1 noteren voor welke partij ze zouden stemmen als er vandaag verkiezingen waren (of een blanco stem zouden uitbrengen). Laat de leerlingen op fiche 2 noteren om welke redenen ze hun keuze hebben gemaakt. Verzamel de (anonieme) antwoorden en sorteer de antwoordfiches 1 volgens de partijen. Noteer hoeveel verschillende partijen er een stem kregen van de leerlingen. Sorteer vervolgens de antwoordfiches 2 en noteer de verschillende redenen waarom leerlingen een bepaalde stemkeuze maken. Indien de test overeenstemt met het onderzoek van de politicologen zou de conclusie zijn: de leerlingen/de kiezers stemmen verdeeld en om heel verschillende redenen. 3) Vanaf 21 april 2014 kun je de leerlingen de stemtest laten uitvoeren: wat is het resultaat van de stemtest: welke partijen staan het dichtst bij jouw meningen? Doe je deze oefening voor 21 april, laat de leerlingen dan in de verschillende partijprogramma’s zoeken naar voorstellen en standpunten die ze goed vinden. De bedoeling van deze stap is de leerlingen te laten ontdekken dat er in verschillende partijprogramma’s standpunten en voorstellen zijn, waar ze het mee eens zijn. Conclusie: er is meer dan één partij waar je ideeën vindt die met jouw mening overeenkomen. 4) Politiek vertrouwen en wantrouwen. Test volgende vaststelling van de politicologen uit in de klas: “Kiezers met een politiek wantrouwen stemmen vaker ongeldig en blanco of stemmen meer op populistische of extremere partijen.” Laat de leerlingen positie innemen tegenover twee stellingen: Stelling 1: “Ik geloof dat de democratie in ons land goed werkt” Wie op de stelling positief antwoordt, gaat aan de ene zijde van de klas staan. (Groep A) Wie op de stelling negatief antwoordt, gaat aan de tegenovergestelde zijde van de klas staan. (Groep B)
4
Stelling 2: “De verkiezingen bij ons verlopen eerlijk.” De leerlingen verschuiven na deze tweede stelling hun positie in de klas, of blijven staan indien hun eerste stellingname bevestigd werd. Stel nu de vraag welke leerlingen op de eerste vraag (Wie zou nog steeds gaan stemmen, ook als er geen opkomstplicht was?) negatief hebben geantwoord en welke leerlingen op fiche 1 hebben geantwoord dat ze blanco of ongeldig zouden stemmen. Ga na of de test in de klas overeenstemt met het onderzoek van de politicologen. De conclusie zou dan zijn: In groep A (de leerlingen met meer vertrouwen in de politieke instellingen) zijn er minder leerlingen die thuis zouden blijven of die blanco of ongeldig zouden stemmen. In groep B (de leerlingen met meer wantrouwen in de politieke instellingen) zijn er meer afwezigen of blanco of ongeldige stemmen. 5) De oude breuklijnen in de politiek spelen nog steeds een rol, hoewel minder dan vroeger. Je kunt dit nagaan door de partijkeuze van de leerlingen te vergelijken met de mutualiteit, vakbond of andere verenigingen waar de ouders van de leerlingen bij aangesloten zijn. Vind je de oude breuklijnen hierin terug? 6) Welke eigenschappen moet een goede kandidaat volgens de leerlingen hebben? Laat de leerlingen een vacature uitschrijven voor hun ideale kandidaat. In de vacature moet de motivatie van de kandidaat en zijn of haar belangrijkste competenties en eigenschappen vermeld staan.
5
Vacature : Kandidaat Volksvertegenwoordiger Als volksvertegenwoordiger behartigt u de belangen van ………………………………………………………………… U handelt in opdracht van ………………………………………………………………………………………………………………….. en rapporteert aan ……………………………………………………………………………………………………………………………… u bent verantwoordelijk voor ..…………………………………………………………………………………………………………… u draagt de visie uit van ……………………………………………………………………………………………………………………… u onderhoudt contacten met ………………………………………………………………………………………………………………… en bent het aanspreekpunt voor ………………………………………………………………………………………………………… Profiel: U bent in het bezit van ……………………………………………………..………………………………………………………………… U hebt een sterke affiniteit met…………………………………………………………………………………………………………… U hebt ervaring in …………………………………………………………………………..…………………………………………………… U bent gedreven om …………………………………………………………………………………………………………………………… U heeft voldoende kennis van ……………………………………………………………………..……………………………………… U kunt zich vlot uitdrukken in …………………………………………………………………..………………………………………… Aanbod: Wij bieden u ………………………………………………………………………………………………………………………………………..
7) Vraag aan het einde van de les of lessenreeks opnieuw welke leerlingen toch zouden gaan stemmen, ook als er geen opkomstplicht was. Is er een verschil? Zijn er leerlingen die aan het begin niet en aan het einde wel zouden gaan stemmen? Waarom nu wel? Klopt het resultaat van de klas met de bevindingen van de politicologen? Waarom wel of niet?
6
2. Doel van de stemtest “Het doel van een stemtest is, in een periode die voorafgaat aan verkiezingen, kiezers de mogelijkheid te bieden om te bepalen hoe hun eigen overtuigingen en verwachtingen zich verhouden tot het aanbod van de politieke partijen die deelnemen aan de verkiezingen.” (Samenleving en politiek, 2005, nr. 3) Stemtesten zijn er al sinds de jaren ’90 en ondertussen al meer dan 10 jaar ook in België. Ondertussen bestaan ze wereldwijd en hebben ze in veel landen zeer veel bezoekers. In 2010 deden er in Nederland bijvoorbeeld meer dan 4 miljoen mensen mee aan de Stemwijzer. In 2009 gebruikten bijna een miljoen mensen de “Doe de stemtest”. De Stemtest 2014 wil kiezers de mogelijkheid geven om na te gaan hoe groot de inhoudelijke afstand is tussen hun eigen opvattingen en die van diverse politieke partijen. De Stemtest vertelt de deelnemers welke partijen nauw aansluiten bij hun overtuiging en welke daar juist het verst van afstaan. Op die manier biedt de Stemtest een inhoudelijk inzicht in het partijpolitieke landschap en de eigen positie daarbinnen. De bedoeling van de Stemtest is dus in de eerste plaats pedagogisch: deelnemers iets leren over zichzelf en over de partijen. Het principe van de stemtest is eenvoudig. In een stemtest bepaalt de deelnemer zijn of haar positie op de voorgelegde stellingen en het belang dat hij of zij hecht aan een aantal thema’s. De mogelijkheid bestaat om zich te onthouden, maar bij minstens de helft van de stellingen moet de deelnemer een mening formuleren. Op basis van de antwoorden wordt een stemprofiel opgesteld. De Stemtest toont de partijen dan op het einde in afnemende mate van overeenkomst met de deelnemer. Zo kan de kiezer nagaan of zijn stemintentie in overeenstemming is met zijn opinies. Oefening in de klas Niet alleen leerlingen die voor de eerste keer gaan stemmen, vinden kiezen moeilijk. Hieronder vindt u enkel uitspraken van (bekende) kiezers. Leg enkele citaten voor aan de leerlingen. Welke criteria hanteren deze personen om hun keuze te maken tussen de partijen en kandidaten? Welke inhoudelijke criteria vinden de leerlingen belangrijk? Vergelijk met de vacature voor de ideale kandidaat volksvertegenwoordiger.
NAAR WIE GAAT UW STEM?
De Standaard,
6 juni 2009.
Rachida Lamrabet, schrijfster: 'Ik heb sinds ik in 1998 de Belgische nationaliteit verwierf een regel van drie voor mezelf uitgewerkt die me helpt tijdens het stemmen. Ik stem links, vrouw en behorende tot een etnische minderheid.' Marc De Vos, directeur Itinera: 'Ik zou deze keer liever niet stemmen, zo gefrustreerd loop ik rond over de hele politieke toestand. Maar laten we constructief blijven en ons afvragen: wie van de partijen, wie van de politici, achten we het meest in staat om met de moed van de overtuiging de harde werkelijkheid onder ogen te zien, de diepe hervormingen te overwegen die zich opdringen, en het pragmatisme te betonen om dat politiek haalbaar te maken?' Marc Hooghe, politicoloog aan de KU Leuven: 'Ik denk dat je politiek personeel best kiest op dezelfde manier als waarop je ander personeel aanwerft. Criteria als ernst en bekwaamheid liggen dus voor de hand. Maar ook het vermogen om in een groep te werken en niet alleen met het eigen
7
ego bezig te zijn. Een evenwichtige visie op waar we over tien jaar willen staan en een open kijk op wat er in de rest van de wereld gebeurt strekken tot aanbeveling. Ik geef ook altijd de voorkeur aan een kandidaat die effectief komt opdagen, in plaats van enkel een plaatsvervanger te sturen. De Vlaamse regering geeft elk jaar zo'n 25 miljard euro uit. Dan is dat soort kwaliteiten niet te veel gevraagd, toch?' Peter Vandermeersch, algemeen hoofdredacteur De Standaard/Het Nieuwsblad: 'Ik stem voor mensen. Als ik in West-Vlaanderen zou wonen, zou ik allicht bij een andere partij uitkomen dan in Antwerpen. Maar ik stem in Vlaams-Brabant en daar kies ik voor een minister die een mooi palmares kan voorleggen. Europees denk ik aan een uitstekend parlementslid.' Sabine Appelmans, tenniscoach: 'Ik weet het nog altijd niet. Ik heb op de website van VTM de stemtest gedaan (de stem van Vlaanderen) en daar kwam uit dat mijn mening het dichtst ligt bij die van Kathleen Van Brempt. Maar dat wil daarom nog niet zeggen dat ik voor haar of haar partij ga stemmen. Ik vind het dit jaar nog moeilijker dan anders, en ik denk dat dat te maken heeft met de economische crisis. Ik heb de laatste keer een andere keuze gemaakt dan normaal, maar dat heeft ook niet geholpen. Ik merk wel dat ik nu iets socialer ben gaan denken.' Rik Van Cauwelaert, directeur Knack: 'Ik houd dat liever voor mezelf. Maar u zou verrast opkijken, als u het wist. Laat ik dit zeggen: ik ben conservatief en ik denk dat ik conservatief blijf.' Jean-Pascal van Ypersele, klimatoloog: 'Ik weet op wie ik ga stemmen, maar ik vertel dat liever niet in de krant. Het is niet automatisch Ecolo. Milieu en klimaat wegen wel zwaar door in mijn keuze maar zeker niet als enige thema. Zo hecht ik veel belang aan onderwijs en sociale vooruitgang. Ik stem anders voor Europa dan voor de regio. ' Peter Vanden Houte, economist: 'Ik ben er niet 100 procent uit. De huidige verkiezingen frustreren me wel een beetje. Veel van de antwoorden op de crisis moeten van Europa komen, maar het Belgisch gewicht is klein in het Europees Parlement. Voor mij is het dan ook belangrijk op een (potentieel) actief parlementslid te stemmen. We hebben mensen nodig die op Europees vlak in de relevante commissies aan de kar trekken. ' Ivo Mechels, consumentenman: 'Ik maak mijn keuze op basis van drie criteria. Ten eerste: het moet een democratische partij zijn. Ten tweede, en dat geldt vooral voor de Europese verkiezingen, moet het een pro-Europese partij zijn. Ik ben het niet eens met de koers van de Europese Commissie, die te veel naar de industrie en te weinig naar de consument luistert, maar ik ben een groot voorstander van een eengemaakt Europa. En ten derde: ik kies voor personen, niet voor een lijst. Ik ken veel politici persoonlijk en ik kies dan liefst voor iemand die werk gemaakt heeft van consumentenbescherming in de ruimste zin van het woord.'
8
3. De stellingen Voor de verkiezingen van 25 mei 2014 worden er verschillende stemtesten gebouwd voor de verschillende verkiezingen. Elke stemtest zal 35 stellingen bevatten (alleen voor de Europese Stemtest zijn het er slechts 20). Er gaat een heel selectieproces vooraf aan de keuze voor 35 stellingen. Concrete dossiers De Stemtest vertrekt niet vanuit de ideologieën van de partijen maar van de posities die de partijen innemen op concrete dossiers, liefst dossiers die actueel zijn en die in de nabije toekomst een rol zullen spelen in het beleid. Bijvoorbeeld: De Stemtest zal niet vragen of er meer of minder inmenging moet zijn van de overheid, maar wel of De Lijn al dan niet moet worden geprivatiseerd. Dat is een concreet dossier waarin verschillende partijen verschillende standpunten innemen, standpunten die symbool staan voor de achterliggende ideologisch geïnspireerde breuklijnen. De Stemtest peilt naar de toekomst, niet naar het verleden. Er zullen nooit stellingen worden voorgelegd die betrekking hebben op hoe de partijen in het (recente) verleden bepaalde dossiers hebben behandeld. In het buitenland bestaan er stemtesten die wel naar het stemgedrag van de volksvertegenwoordigers in de voorbije legislatuur kijken. Maar het grootste nadeel daarvan is dat de verschillen tussen regerings- en oppositiepartijen sterk worden uitvergroot. Het deel uitmaken van een meerderheid laat nu eenmaal niet toe om volledig conform het eigen programma te besturen. Inspiratie en complexiteit Om de stellingen van De Stemtest op te stellen, wordt op heel wat plaatsen input verzameld. Politieke actualiteit, partijprogramma’s, websites, vorige stemtesten,… Al die informatie wordt meegenomen om te komen tot de concrete dossiers waar de stellingen rond draaien. Michiel Nuytemans : “Ook de inbreng van de journalisten is heel relevant: zij kunnen heel goed een dossier in één zin verwoorden. De samenwerking van journalisten en academici is vruchtbaar. Maar de eindbeslissing ligt bij de academici.” Vervolgens moeten de soms erg complexe dossiers samengebald worden in korte en heldere stellingen. Dit ligt niet altijd voor de hand. Zo zijn de finesses van de zesde staatshervorming onmogelijk in één stelling te proppen. Het is onvermijdelijk dat je af en toe wel eens een nuance zult missen.
9
De Stemtest brengt structuur en vereenvoudiging aan in die grote complexiteit aangezien de stellingen zich grotendeels concentreren op grote breuklijnen: Breuklijnen de sociaal-economische breuklijn Thema: Milieu en mobiliteit Thema: Veiligheid en migratie de communautaire breuklijn de ethische breuklijn progressiefconservatief
Enkele voorbeelden van actuele thema’s (op verschillende beleidsniveaus’) Salarissen van overheidsmanagers De ontslagregeling van werknemers Beperking van werkloosheid in de tijd Smogalarm verstrengen Subsidieregelingen voor isolatie woningen In alle opnieuw aangelegde straten een fietspad. Veroordeelden moeten straf uitzitten GAS-boetes afschaffen. De overheveling van bevoegdheden naar de regio’s De Vlaamse onafhankelijkheid De wetgeving over euthanasie Draagmoederschap voor homo koppels
Bij de eerste stemtest vatte men de selectie aan met 70 stellingen. Deze keer (in 2014) kwamen er uit de brainstormsessies meer dan 200 stellingen voort, die de basis vormen voor verdere selectie. Weging van de thema’s 1) Weging per beleidsniveau Per beleidsniveau (Vlaams, federaal, Europees) en daarin per beleidsdomein wegen de verschillende thema’s niet even zwaar. Politicologen bepalen hoeveel stellingen er per bevoegdheid nodig zijn op elk bestuursniveau. Belangrijke bevoegdheden die veel tijd en middelen innemen (vb. onderwijs op Vlaams niveau) krijgen meer stellingen dan minder belangrijke bevoegdheden (vb. wetenschapsbeleid). Als je het eens bent op een stelling met een partij, maar jij of de partij vinden dat thema eigenlijk helemaal niet belangrijk dan is het belang voor je stemprofiel ook eerder beperkt. Daarom wordt in de stemtest ook in kaart gebracht hoe belangrijk partijen en gebruikers de verschillende thema’s vinden: 2) Weging aan de kant van de partijen De partijprogramma’s worden grondig onderzocht. Hoe meer aandacht een bepaalde partij in haar programma aan dat thema geeft, hoe belangrijker dat thema voor die partij is en dus hoe meer gewicht de stellingen over dat thema voor die partij krijgen. Er wordt dus rekening gehouden met het gewicht dat de partijen aan de thema’s geven. Hiervoor wordt een internationaal gevalideerde wetenschappelijke methode gebruikt. Partijen onderscheiden zich dus niet alleen van andere partijen op basis van de inhoud van hun ideeën (het antwoord op de stellingen) maar ook op basis van het belang dat ze aan thema’s -en dus stellingen daarover- hechten. Hoewel twee partijen misschien grotendeels dezelfde antwoorden geven op de stellingen kan het belang dat ze aan die stellingen hechten toch verschillen. 3) Weging aan de kant van de gebruikers Ook aan de kant van de gebruikers van de Stemtest 2014 krijgen de stellingen verschillende gewichten. De Stemtest vraagt aan mensen immers niet alleen of ze eens/oneens zijn met de stellingen. Er wordt aan de deelnemers ook een lijst met thema’s voorgelegd en er wordt hen expliciet gevraagd voor elk thema aan te duiden hoe belangrijk het voor hen is. De stellingen die over die thema’s handelen, krijgen voor deze deelnemer dan een extra gewicht.
10
Zorgvuldige formulering Als de dossiers vastliggen, kunnen de concrete stellingen verwoord worden. Bij het verwoorden van de stellingen moet er ook met zeer veel rekening worden gehouden. Een goede stelling moet duidelijk en eenduidig zijn, mag de gebruiker niet sturen en moet de partijen verdelen. 1) Stellingen zijn duidelijk en eenduidig De stellingen moeten in de eerste plaats duidelijk zijn voor een breed publiek. Moeilijke termen zijn te mijden of vereisen een kort woordje uitleg. Stellingen mogen ook geen dubbele negatie bevatten, dat maakt ze moeilijk interpreteerbaar. Woorden als Eurobonds of federale kieskring worden verduidelijkt in de stelling. Stellingen moeten ook eenduidig zijn: er mag maar één idee in zitten, geen twee of meer. “Alle nieuwkomers moeten een inburgeringscursus volgen en slagen voor het inburgeringsexamen.” is bijvoorbeeld een slechte stelling. Je kunt immers voor de cursus zijn en tegen het examen. Hier moeten de makers dus een keuze maken en een van de twee elementen weglaten. Neem een stelling over de GAS-boetes. Er zijn genuanceerdere standpunten dan voor of tegen. Michiel Nuytemans: “Je kunt voorstellen om de wet te versoepelen, maar wat is versoepelen? Je moet dat heel precies formuleren. Het is niet evident om in zo’n dossier een heldere stelling te formuleren.” De stellingen zijn allemaal voorgelegd aan verschillende panels van gewone burgers die de makers helpen bij het verstaanbaar houden of maken van stellingen. Soms gaven de panelleden te kennen dat de relevantie of reikwijdte van een bepaalde stelling onduidelijk of moeilijk uit te leggen was; die stellingen worden aangepast of geschrapt. 2) Stellingen zijn niet sturend Stellingen nemen een duidelijke positie in. Bijvoorbeeld: “Vlaanderen moet onafhankelijk worden”, maar moeten dit op een neutrale manier doen. Stellingen mogen dus geen argumenten of doelstellingen bevatten. De stelling kan dus niet zijn: “Vlaanderen moet onafhankelijk worden om ons eigen economisch beleid te kunnen voeren.” Het is wel perfect mogelijk om een extreem standpunt op te nemen als “De grenzen van het land moeten gesloten worden”. Wat echter niet kan is: “We moeten de toeloop van Roemenen stoppen.” Het woord ‘toeloop’ is niet neutraal. Zeker gekleurde adjectieven moeten vermeden worden, net zoals woorden zoals ‘nog’ (vb. nog meer, nog hoger etc). De verwoording mag niet suggereren dat het logisch is om ‘ja’ of ‘neen’ te antwoorden. De neutraliteit zit niet in de inhoud van de stelling maar in de manier waarop zij wordt verwoord. De samenstellers van de test bekijken ook hoeveel stellingen veeleer ‘links’ en veeleer ‘rechts’ zijn georiënteerd, ook al zijn ze dan neutraal of zo neutraal mogelijk verwoord. Dan zorgen ze ervoor dat er voor de globale stemtest een evenwicht bestaat tussen het aantal ‘linkse’ en het aantal ‘rechtse’ stellingen. Zo is de stelling “Alleen wie slaagt voor een inburgeringexamen, mag blijven.” eerder rechts en de stelling “Wie meer verdient, moet meer betalen voor de zorgverzekering; wie minder verdient, moet minder betalen.” is dan weer eerder links.
11
3) Stellingen verdelen de partijen Om in de resultaten van De Stemtest verschillen te kunnen genereren, moeten die natuurlijk in De Stemtest aanwezig zijn. Een partij die zich profileert op een punt waarover iedereen het eens is, heeft dan wel een nadeel: sommige stellingen die op zich relevant zijn, zijn om die reden niet bruikbaar voor De Stemtest. Soms kan het verschil duidelijker worden gemaakt door de stelling zodanig te formuleren dat er toch wat ‘frictie’ op komt. Neem bijvoorbeeld de wachtlijsten in de gehandicaptenzorg. Als men stelt: “De wachtlijsten in de gehandicaptensector moeten afgebouwd worden”, dan zal iedereen dit wellicht beamen. Op die manier voegt de stelling niets toe aan de test. Maar het dossier van de wachtlijsten in de gehandicaptenzorg moet wel aanwezig zijn omdat het belangrijk is. Door bijvoorbeeld te stellen “Wij willen de wachtlijsten afbouwen, ook als dat wil zeggen dat de belastingen moeten stijgen” kan de Stemtest wél een onderscheid tussen de partijen maken. De selectie van de finale stellingen De 260 stellingen die na de eerste selectie overblijven, worden naar de partijen gestuurd. De partijen beantwoorden de stellingen en geven daarbij ook een motivatie. Vervolgens wordt er gekeken of de partijen verschillende antwoorden geven op de stellingen. Belangrijk is verder dat de stellingen niet telkens dezelfde partijen tegenover elkaar zetten. Een pakket van stellingen moet de partijen op verschillende dimensies verdelen. Als Groen en Sp.a steeds hetzelfde antwoord op de stellingen geven, dan zal De Stemtest op het eind de deelnemers geen duidelijk verschil tussen Groen en Sp.a kunnen bieden. En dus zorgen de makers ervoor dat er stellingen in de selectie zitten die Groen en Sp.a uit elkaar trekken. In die zin benadrukt het systeem de verschillen tussen partijen en dekt het de gelijkenissen tussen partijen toe. Dat is niet echt problematisch want gelijkenissen tussen partijen zijn minder relevant bij het uitbrengen van een stem. Als er tenslotte totaal verschillende motivaties worden gegeven door twee partijen die toch hetzelfde antwoord geven, wijst dit erop dat er in de stelling meerdere problemen tegelijk vervat zijn. Dat kan leiden tot de eliminatie van deze stelling. Uiteindelijk blijven er een 45 stellingen over. Deze 45 stellingen worden vervolgens voorgelegd aan 1.000 Vlamingen (en 1.000 Franstaligen voor de stemtesten in het Franstalig landsdeel) om te kijken of er ook debat is bij de bevolking en of de stellingen voor deze grote groep duidelijk zijn. De stellingen die niet worden gebruikt, worden niet gecommuniceerd. Helemaal op het einde houden de makers bij de finale selectie van 45 naar 35 stellingen ook rekening met de partijvoorkeuren van de 1.000 mensen in de enquête die de stellingen hebben beantwoord. Michiel Nuytemans: “De bevraging bevat vragen over het voorbije stemgedrag van de kiezer. We maken die gegevens niet bekend maar gebruiken ze in allerlaatste orde om een finaal pakket van 35 stellingen te selecteren dat zoveel mogelijk deelnemers zo dicht mogelijk bij ‘hun’ partij plaatst. We streven ernaar om het aantal ‘juist’ geplaatsten zo groot mogelijk te maken over alle partijen heen, zodat de Stemtest een zo realistisch mogelijk beeld geeft van de kiezers van die partij.”
12
4. Vijf stemtesten in 2014 De verkiezingen van 25 mei 2014 zijn bijzonder. We verkiezen een Federaal en een Europees Parlement. Vlaamse kiezers verkiezen ook het Vlaams Parlement. Wie in Brussel woont verkiest ook het Brussels Parlement en wie in Wallonië woont verkiest zijn volksvertegenwoordigers in het Waals Parlement. Er komen dan ook vijf stemtesten. Het onderscheid tussen de verschillende beleidsniveau’s wordt zo strict mogelijk nageleefd. Zo wordt er rekening gehouden met de laatste staatshervorming die na de verkiezingen voor verschuivingen zal zorgen. Ook bij de Europese vraagstukken leidt dit tot moeilijkheden. Over heel wat Europese zaken wordt immers nog door de federale overheid besloten. Neem de uitbreiding van de Europese Unie: deze beslissing kan alleen met unanimiteit in de Europese Raad genomen worden. Het zijn de lidstaten die bepalen welke kandidaat-lidstaten toetreden. Een stelling over de toetreding van Turkije tot de EU moet dus worden aangekaart in de ‘federale’ stemtest en niet in de Europese. Het is immers op het niveau van de lidstaten dat uiteindelijk wordt beslist over de toetreding van nieuwe lidstaten. Het helpt niet om een partij pro/contra-uitbreiding van de EU in het Europees Parlement te krijgen. Er moet een partij pro/contra-uitbreiding in de Federale Regering zitten.
5. Betrouwbaarheid en impact van de Stemtest De resultaten van de stemtest leiden soms tot verrassingen. Deelnemers komen soms uit bij partijen die ze helemaal niet hadden verwacht. Oefent het verkrijgen van een ander resultaat dan het verwachte, invloed uit op het stemgedrag? Michiel Nuytemans: “Daar bestaat al wat onderzoek over. De impact is heel laag. Blijkt dat vooral de bevestiging versterkend werkt: als De Stemtest je voorkeur bevestigt, is de kans kleiner dat je daarna van mening verandert. Het omgekeerde geldt ook. Door onverwacht op een partij uit te komen, zou het wel kunnen dat je daarna gevoeliger wordt voor informatie over die partij.” Niet alle partijen die een kandidatenlijst indienen, worden in de stemtest opgenomen. Het is niet altijd op voorhand geweten welke nieuwe of kleinere partijen zullen opkomen. En het is niet objectief om de keuze op peilingen of op het buikgevoel te oriënteren. Er moet ook een grens worden getrokken in het aantal partijen. Als dertig partijen in de test worden opgenomen, zal de Stemtest niet goed werken. Michiel Nuytemans: “De Stemtest is een conservatief instrument omdat ze de partijen omvat die reeds verkozenen hebben. Dat is een terechte kritiek die je kan hebben”
13
6. De Stemtest als didactisch instrument: doe er meer mee (partijen met elkaar vergelijken, bevoegdheden van de verschillende bestuursniveau’s vergelijken, een debat over 1 thema voeren met de argumenten van de partijen, …) 1) Verkiezingen gaan over de inhoud De Stemtest moet licht werpen op het partijlandschap. De motivaties die de partijen geven, zijn interessant. Wie de vragen heeft beantwoord en de resultaten bekijkt, kan ook alle motivaties openklikken. Een gebruiker van De Stemtest kan dus verschillende argumenten pro en contra bekijken. Hij of zij kan de antwoorden invullen en wijzigen. Telkens zal de score automatisch veranderen. Zo kan iemand op een speelse manier met het eigen profiel experimenteren en het op basis van de inhoud scherpstellen. Michiel Nuytemans: “Ik denk dat je daarvan het meeste zult kunnen leren. Je leert over je eigen positie, je leert waar de partijen voor staan. Je leert ook waarom de partijen bepaalde standpunten innemen.” 2) Debatteren met een of enkele stellingen De motivaties achter de stellingen leveren materiaal voor een oefening in het debatteren over heel specifieke dossiers. De leerlingen kunnen op basis van de stellingen het dossier uitspitten en kennismaken met de complexe realiteit erachter. Ook vernemen ze hoe de argumenten worden gewogen en welke thema’s hoog op de politieke agenda staan. Ze leren dat bepaalde partijen bepaalde thema’s heel belangrijk vinden. Ze leren dat politiek niet alleen een kwestie is van het hebben van ideeën en standpunten, maar ook van compromissen sluiten. De onderhandelingen die meteen na de verkiezingen van start gaan, zijn minstens even belangrijk als de verkiezingen zelf. 3) De verdeling van bevoegdheden. Het gaat nu om verkiezingen voor het Europees, het federale en het Vlaams Parlement. Een interessante oefening is om leerlingen de drie stemtesten te laten doen. Wanneer je telkens bij een ander resultaat uitkomt, geeft dat heel wat stof tot debat en kritische reflectie over de verschillen tussen de verschillende beleidsniveaus en de verdeling van de bevoegdheden. Ook dat biedt voor leerlingen een meerwaarde. 4) Verschillen tussen de landsdelen Er is een Franstalige stemtest ondermeer georganiseerd voor de RTBF. Ook die kan nuttig zijn voor de lessen. De Franstalige Stemtest maakt duidelijk hoe in beide landsgedeelten de gevoeligheden verschillen. Sommige thema’s lopen gelijk, zoals de maximumfactuur in het onderwijs. Maar andere thema’s vind je in het ene landsdeel terug, terwijl het volledig ontbreekt in het andere landsdeel.
De definitieve stellingen van de Stemtest 2014 kunt u vanaf de week van 21 april 2014 ontdekken op www.stemtest2014.be .
14