De boer op met een ergotherapiepraktijk! (deel B) Praktijkinventarisatie
Opdrachtgever:
Frida Bijman Ergotherapie Noord-Holland Alkmaar e.o.
Junior adviseurs:
Anne Blömer Susan Dovis Maaike Kuster Ton Schuts
Senior adviseur:
Margriet Pol
Opleiding:
Ergotherapie, Hogeschool van Amsterdam
Periode:
12 april 2010 – 24 september 2010
september 2010 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook. Er dient voorafgaand schriftelijke toestemming van de auteurs, Amsterdam School of Health Professions of Ergotherapie Noord-Holland gevraagd te worden. Het gebruik van cijfers en/of tekst als toelichting of ondersteuning bij artikelen, boeken en scripties is toegestaan, mits de bron duidelijk en correct vermeld staat. Op volgende wijze kunt u refereren aan het adviesrapport: Blömer, A.V., Dovis, S., Kuster, M.E., Pol, M.C. en Schuts, A.G.M. (2010). De boer op met een ergotherapiepraktijk! Een adviesrapport gericht op de profilering van een eerstelijnspraktijk. Amsterdam: Amsterdam School of Health Professions, opleiding Ergotherapie.
2
Inhoudsopgave Inleiding................................................................................................................................................... 4 Interviews ................................................................................................................................................ 5 Uitwerking interviews .............................................................................................................................. 6 Conclusie ............................................................................................................................................... 17 Bijlagen.................................................................................................................................................. 20
3
Inleiding Na de literatuurstudie werd gestart met de inventarisatie in de praktijk. Hiervoor zijn diverse praktijken benaderd in verschillende delen van Nederland. Het doel van de praktijkinventarisatie is om er achter te komen welke PR middelen verschillende disciplines en praktijken inzetten ter promotie. Achtereenvolgens worden de volgende onderwerpen beschreven: De gehouden interviews, de uitwerking van de interviews en de conclusie. In de bijlagen zijn de uitgewerkte interviews terug te vinden.
4
Interviews Tijdens het project zijn er diverse interviews gehouden. De projectgroep is begonnen met twee interviews met de opdrachtgever. Het doel van deze interviews was om een goed beeld te krijgen van de praktijk, de huidige PR activiteiten en de ideeën. Om ook een duidelijk beeld te ontwikkelen over directe toegankelijkheid en de rol van Ergotherapie Nederland (EN) hierin, heeft een interview plaats gevonden met Bea van Bodegom, manager kwaliteit en innovatie bij de beroepsvereniging. Daarnaast is er contact geweest met Lisa Thus, stagiaire communicatie bij Ergotherapie Nederland. Tijdens dit gesprek is er informatie gedeeld met betrekking tot de promotie van het beroep ergotherapie. De eerste vier interviews waren informatief van aard, om de projectgroep voor te bereiden op de interviews met de paramedici. Vervolgens zijn er dertien interviews gehouden met ergotherapeuten, fysiotherapeuten en oefentherapeuten. Alle interviews, inclusief de gesprekken met de opdrachtgever en bij Ergotherapie Nederland zijn opgenomen als bijlage. In tabel 1 staan de disciplines, de namen van de therapeut en de locaties van de praktijken weergegeven. *Tabel 1
Discipline Opdrachtgever (Achtergrond) Opdrachtgever (PR)
Therapeut Frida Bijman Frida Bijman
Locatie Alkmaar Alkmaar
Ergotherapie Nederland Ergotherapie Nederland
Bea van Bodegom Lisa Thus
Utrecht Utrecht
Ergotherapie Ergotherapie Ergotherapie
Ilse Smolder Jeannet Scheffer Esther Dinnissen
Bergeijk Ede Haarlem
Fysiotherapie Fysiotherapie Fysiotherapie Fysiotherapie
Cor Thissen Mike Bosch Marcel Heijmans Barend van Zelm van Eldik
Berlicum Heeswijk-Dinther Heeswijk-Dinther Leiden
Oefentherapie Oefentherapie Oefentherapie Oefentherapie Oefentherapie Oefentherapie
Rachid Mali Brenda Seijts Margaret Warmenhoven Barbara Prud’homme van Reine Mevrouw Hilgers Willemijn Pierik
Haarlem Haarlem Haarlem Leiden Utrecht Utrecht
5
Uitwerking interviews Opdrachtgever De belangrijkste reden om het eerste interview met de opdrachtgever te houden was om meer inzicht te krijgen in de achtergrond van de praktijk van de opdrachtgever. Om een gericht advies uit te kunnen brengen, is het van belang voor de projectgroep om een duidelijk beeld te hebben van de mogelijkheden en de krachten van de aangeboden dienst. Tijdens het gesprek stond centraal sinds wanneer de praktijk bestaat, waarom de opdrachtgever is begonnen en wat haar ideeën en wensen voor de toekomst zijn. Het tweede interview was specifiek gericht op de PR activiteiten die de opdrachtgever heeft uitgevoerd en op dit moment toepast. Daarnaast is er gesproken over ideeën van de opdrachtgever over mogelijke PR activiteiten. Tijdens het eerste interview kwam naar voren dat zij veel ideeën had. De projectgroep wilde hier graag meer van weten om goed aan te kunnen sluiten bij haar wensen.
Ergotherapie Nederland De directe toegankelijkheid stond in het gesprek met Bea van Bodegom centraal. De projectgroep heeft dit gesprek als informatief gezien. Zij kon de projectgroep meer vertellen over de rol van EN bij de invoering van de directe toegankelijkheid, die hoogstwaarschijnlijk per 2011 in zal gaan. Het gesprek met Lisa Thus gaf meer inzicht in belangrijke onderdelen bij het bereiken van een bepaalde doelgroep en het promoten van de eerstelijns ergotherapie. De projectgroep heeft waardevolle informatie gekregen over het analyseren van de te bereiken doelgroep. Hierdoor is in dit gesprek niet de focus gelegd op het meest geschikt PR middel, maar op de te bereiken doelgroep. Van deze gesprekken zijn de belangrijkste punten genoteerd. De gesprekken zijn niet volledig uitgewerkt.
Paramedici Het doel van de interviews met de paramedici was om inzicht te krijgen in de PR activiteiten die andere praktijken hebben toegepast en wat hun visie is ten opzichte van directe toegankelijkheid. Nadat alle interviews gehouden, zijn ze volledig uitgewerkt om te voorkomen dat de projectgroep een eigen interpretatie geeft aan de informatie uit de interviews en te kunnen analyseren. Aan de hand van de informatie uit de boeken van Baarda et al. en Boeije zijn de gegevens uit kwalitatieve interviews gecodeerd. Coderen kan op verschillende manieren. De projectgroep heeft gekozen voor het coderen door middel van citaten. Nadat alle niet relevante informatie uit de interviews is gehaald, zijn de belangrijkste citaten in categorieën ingedeeld. Aan deze categorieën is vervolgens een label gehangen dat de lading dekt van alle citaten die in de categorie zijn opgenomen. Wanneer er meerdere citaten in een categorie op hetzelfde neerkwamen, heeft de projectgroep ervoor gekozen vergelijkbare citaten te verwijderen, om overlap en een grote hoeveelheid aan vergelijkbare informatie te voorkomen. De citaten zijn als volgt ingedeeld:
6
PR Wat te promoten? Promotie beroep “Je merkt heel sterk in ieder geval hier in de omgeving, dat bij lang niet alle verwijzers duidelijk is wat ergotherapie precies kan betekenen”. “Ik denk zeker dat in de ergotherapie een taak ligt om het beroep te promoten”. “Heel vaak wordt ergotherapie geassocieerd met aanpassingen en voorzieningen, maar dat is maar een klein onderdeel ervan. In die zin kan nog wel heel wat aan beeldvorming worden gedaan. Daarbij denk ik ook dat we Ergotherapie Nederland hard nodig hebben (...) Hulpmiddelen is iets concreter, maar mensen kun je daar ook weer mee afstoten”. “Ik vraag me af of de gemiddelde burger weet wat ergotherapie is en wat ze er aan hebben, wat ze er mee kunnen en welk voordeel ze eruit kunnen halen”. Promotie praktijk “Ze moeten gewoon weten dat je er zit”. “Je laat weten dat je er bent en waar je te vinden bent en wanneer”. “Je start iets nieuws op, dan ga je proberen via de lokale krantjes met een ingezonden stuk en een fotootje bekender te worden”. “Uitleggen wat het verschil is tussen een eerstelijns en iemand in een verpleeghuis, dat de lijnen veel sneller zijn, en dat je totaal niet beroerd bent om bij mensen langs te gaan, want dat is belangrijk”. “Waarom zou je ze niet uitnodigen in je praktijk? We hebben aan het begin een aantal orthopeden uitgenodigd om te laten zien hoe de praktijk eruit ziet, waar wij voor staan en wat voor uitstraling de praktijk heeft”. “Toen het gezondheidscentrum geopend werd: veel pr in de vorm van een info-boekje (huis aan huis), krantenartikel, officiële opening etc.”. Promotie kracht Verschillende krachten: Korte wachtlijsten “We werken zonder wachtlijst, dus in principe kan men binnen twee dagen behandeld worden”. “Onze praktijk staat voor snel, we kunnen mensen binnen twee weken zien en inplannen”. Specialisaties “Ik zit nu regionaal in een COPD groep”. “Voor bepaalde patiëntengroepen hebben we specialisten”. “Qua apparatuur hebben we alles in huis, dus kunnen we veel kanten op met revalideren”. “De combinatie haptonomie en oefentherapie komt op zich nog niet heel veel voor, daar onderscheid ik me mee”. “We zijn doortastend (…) onze praktijk maakt gebruik van echografie. Op die manier kunnen we heel duidelijk diagnosticeren”. “Ik heb een hele nauwe samenwerking met de WMO”.
7
Bereikbaarheid “Dat mensen ons altijd kunnen bereiken”. “We gaan niet uit van 9 – 17. Als het nodig is kunnen we ook nog op zaterdag open. Je moet ook wel, anders gaan ze naar de concurrent”. “Het is ons gelukt om op een centrale plek te zitten. Iedereen die in Leiden woont, rijdt er wel een keer langs”. Onderscheidend “Op veel universiteiten zijn we betrokken bij de nieuwste ontwikkelingen van de zorg en we proberen die in de praktijk uit te voeren. Daar zit onze kracht”. “Omdat we de mogelijkheid hebben voor een multidisciplinaire benadering”. “We zijn HKZ gecertificeerd, wat zorgt voor kwaliteit en betrouwbaarheid”. “We zijn preferred provider bij de zorgverzekeraar op basis van die geleverde kwaliteit. Dat betekent dat we bij die zorgverzekeraars ook geadviseerd worden als zijnde goede praktijk”. Kracht meegenomen in PR “Nee, dat we geen wachtlijst hebben dat is gewoon zo, dat heeft bijna iedere praktijk”. “We nemen mee dat we hier zitten en dat we met sportrevalidatie aan de gang zijn. En dat we aan echografie doen, dat is wel iets onderscheidends, daarmee zijn we de enige in Leiden”. “Ja dat doe ik zeker wel bij praatjes met huisartsen”. “Ik denk dat ik daar in de volgende PR wel wat meer de nadruk op mag vestigen”. “Dat is ook wel een reden waarom bepaalde thuiszorgorganisaties ons inschakelen, omdat ze weten dat we de aanvraag binnen twee weken plannen. En spoed zelfs binnen twee dagen”. “HKZ staat op ons visitekaartje”. “Ik benoem in de folders en op de website dat de cliënt centraal staat”. Promotie met betrekking tot DT “Ik heb er heel weinig aan gedaan om DTO te promoten, want ik ben het er eigenlijk niet zo mee eens”. “Wat we in ieder geval willen doen is de website updaten”. “Door in het telefoonboek te staan en een website te hebben”. “Alleen op de site. Via het KNGF hebben we posters gehad die kon je dan ophangen. Die hebben we wel even opgehangen, maar ik heb niet meteen in de lokale krant gezet dat het direct toegankelijk werd”. “Dat is ook de reden dat ik nu bezig ben met een advertentie in de gemeentegids”. “Op het moment dat je verwijzers niet meer nodig hebt in eerste instantie, kan je veel meer reclame gaan maken bij de mensen wat ergotherapie inhoudt”. “Ik moet mezelf weer wat bewuster neerzetten”.
8
“Je moet je eigenlijk nog beter gaan profileren”. “We hebben zelf geen ander PR beleid opgezet na DT, dat hebben we niet als nodig ervaren”. “Je benoemt in je PR dat je direct toegankelijk bent”. Hoe te promoten? Strategie “We maken geen reclame in de krant, want dat is moeilijk. Wij mochten nooit zeggen dat wij beter waren dan een ander. Wat wij heel vaak hier in Leiden doen, is als groep oefentherapeuten uitleggen wat oefentherapie is en dat steeds weer herhalen”. “PR is altijd en-en nooit of-of. Ik denk niet dat je kunt zeggen: DAT is het beste PR beleid”. “Zorg voor een goede uitstraling, voor een goede website, en zorg dat je altijd bereikbaar bent”. “Maak duidelijk voor welk type mensen je wat kunt betekenen. Leg dat ook uit en ga de boer op”. “We hebben een website en staan in het telefoonboek, maar veel mensen kiezen hun praktijk door te kijken wat er in de buurt zit”. “Ga eens binnen, ga eens met die mensen praten. Kom eens naar mij toe en vertel mij eens wat je doet als ergotherapeut. (…) Als ze er meerwaarde in zien zul je verwijzingen krijgen”. “Je moet contacten warm houden en lijntjes uit blijven gooien”. “Laat overal waar jij denkt werk vandaan te halen je gezicht zien. Vertel wat je kan en wat je doet en dan maar hopen dat ze verwijzen”. “Op het moment dat je een gesprek hebt gehad en je kan uitleggen wat je hebt te bieden, blijft het meer hangen”. “Na de opening van het gezondheidscentrum maken we geen promotie meer. Het is nu puur website en Gouden gids”. “Ik ben niet zo dat ik heel lang aan de telefoon hang of op de koffie ga”. “De PR van het gezondheidscentrum vind ik wel belangrijk. Zodat het gezondheidscentrum herkend wordt”. Communicatiemiddelen Folder, flyer “Ik heb een eigen folder vanuit de praktijk”. “Ik kom aan cliënten door het gebruik van praktijkfolders”. “Sowieso als ik bij iemand op huisbezoek ben, de eerste keer, krijgen ze altijd van mij een folder, daarin staat uitgelegd wat ergotherapie is, waar ze mij kunnen bereiken, zodat ze alle informatie bij elkaar hebben”. “Ik zet de folder neer bij de verwijzers en dergelijke, dat als mensen eventueel interesse hebben dat ze het foldertje mee naar huis kunnen nemen”. “Flyeren is maar een onderdeel (…), reclame maken is ontzettend belangrijk en dat wordt ook steeds belangijker. Als je dat niet doet dan blijf je stil staan”.
9
“Ik krijg vanuit de beroepsvereniging folders, dat zijn hele mooie folders en die gebruik ik eigenlijk ook”. “Ik geloof persoonlijk niet in folders, flyers. Pas als je een hulpvraag hebt, ga je naar een oplossing zoeken. Ik merk weinig van extra patiëntenstroom”. Adverteren “Wij hebben de oefenkrant, dat is een krant met verschillende verhalen over wat oefentherapie is en daar zetten wij een stempel op. Het is algemeen, maar je geeft aan van: hier zitten wij”. “Regelmatig een keer een stukje in een huis-aan-huis blaadje plaatsen waarin je het beroep uitlegt”. “Dat is een stukje via adverteren, via de site en heb je nog de sponsoring. Dat zijn eigenlijk de grootste pr activiteiten ”. “Als je echt iets nieuws hebt kun je dat nog wel lokaal adverteren”. “In het begin hebben we geadverteerd in huis-aan-huis bladen, met de opening. Toen hebben we eigenlijk een goede start kunnen maken met het fitness gedeelte”. “Ik denk dat je kunt adverteren tot je een ons weegt”. “We plaatsten wel artikeltjes in de krant, maar na een klein onderzoekje kom je er achter dat je er maar twee cliënten voor terug krijgt. De kosten zijn er dan wel uit, maar je maakt er geen winst op en dat is wel een belangrijk punt bij een investering”. “Ik zie relatief weinig in advertenties in lokale suffertjes of iets in die richting. Dat kan je een aantal patiënten opleveren, maar het kost je relatief veel geld”. “Reclame kan zeker wat doen, maar ik heb mijn twijfels of patiënten op basis daarvan naar je praktijk gaan”. “ Als je contact maakt met een andere discipline, maak je ook al reclame voor je praktijk, maar we adverteren niet”. “De oudere klant, van boven de 70 heeft nogal eens moeite om het te vinden. Dan is zo’n gemeentegidsje handig of een keer een advertentie in de krant”. “Met een stand staan bij sportevenementen of publicatie in dure gezondheidswijzers werkt het minst effectief. Dit levert vaak nul aan patiënten op!” Internet “De meeste reacties komen via internet”. “De website is belangrijk”. “De website is wat meer voor de jongeren, de gemeentegids voor de ouderen”. “Ik heb sowieso een website, daar kun je tegenwoordig ook niet meer zonder”. “Ik promoot mijn praktijk nauwelijks, eigenlijk alleen via de website”. “Via de website promoot ik ook, dit blijkt het beste te werken bij navraag bij de patiënten”.
10
Aan wie promoten? Cliënten “Ik geef vrij regelmatig lezingen aan bepaalde groepen bijvoorbeeld in het mantelzorgcafé. Ik denk dat je op die manier mensen zelf kunt benaderen om ergotherapie bekend te laten worden”. “Ik ben begonnen met de reumagroep. Toen hebben we een opendag gehad en daar zijn drie groepen uitgekomen. Daar hebben we op geadverteerd samen met een reumaconsulent uit het ziekenhuis”. “Ik denk dat je daar waar groepen mensen komen, je PR informatie hebt moeten liggen: wie je bent en wat je doet. Mensen zitten even te wachten, zien een brochure en wellicht doen ze er wat mee”. “Voor de week van de oefentherapie leg je de reclame neer bij de huisarts, in bibliotheken, apotheken dat soort dingen, het is gericht op cliënten, niet op de huisartsen. Het is echt de bedoeling dat je hen binnenkrijgt”. “Reclamezuilen in bejaardenhuizen zijn ook een goedkope mogelijkheid om mensen te bereiken”. “Kijk waar groepen mensen van jouw doelgroep komen en verspreid daar informatie”. Netwerken Organisaties en instanties “Ik denk dat je vooral zo je PR doet. PR in de zin van overal komen: op universiteiten, bij zorgverzekeraars, je netwerk”. “Ik kom in een Buurtzorg+ project” “De WMO is natuurlijk ook een netwerk”. “Thuiszorg, daar moet je ook contact mee leggen”. “We hebben contact gelegd met de zorgaanbieders, thuiszorgorganisaties en fysiotherapeuten”. Artsen, specialisten “De verwijzer die jou aanbeveelt, is heel belangrijk”. “Het is gewoon altijd het belangrijkste dat je een goed contact hebt met de verwijzers, daar moeten je verwijzingen vandaan komen”. “We gaan veel langs artsen en ziekenhuizen om ons gezicht te laten zien”. “Ga de fiets op en vertel aan de huisartsen in de buurt wie je bent en wat je doet en leg vooral foldertjes neer”. “Het persoonlijk contact zoeken is eigenlijk het belangrijkste, regelmatig je gezicht laten zien bij de verwijzers, zodat ze weten wie je bent en ook eerder geneigd zijn om jou in te schakelen”. “We zitten een paar keer paar jaar om de tafel met de huisartsen om de lopende zaken te bespreken, maar het directe patiënten overleg gaat gewoon over de telefoon”. “Ik denk dat het belangrijk is dat je contacten hebt met revalidatieartsen en huisartsen”. “Kijk of je langs kan komen bij huisartsen, al is het alleen maar bij hun assistenten. Dat is prima”. “Wij zijn nooit op een gesprek geweest van: hé wij zitten er! (…) maar als we echt iets nieuws starten dan proberen we wel die specialisatie op de hoogte te brengen”.
11
“Nee we hebben alleen contact met specialisten bij bijzonderheden”. “De huisartsen worden al zoveel belast, moet ik mijzelf dan nog meer opdringen. Als alle disciplines bij de huisarts op bezoek moeten komen, dan hebben de huisartsen daar een dagtaak aan.” “Als het goed loopt dan doe ik er niet heel veel aan om het beter te laten lopen”. ”Het is zeker niet zo dat we regelmatig flyers neerleggen bij huisartsen of specialisten. Het is veel belangrijker om de netwerken die ontstaan goed te houden”. “Durf je kwetsbaar op te stellen door aan iedereen (verwijzers en cliënten) te vragen wat hij of zij van jou verwachten (...) door je kwetsbaar op te stellen, open je jezelf en creëer je de mogelijkheid om te groeien”. Paramedici “We hebben contact gelegd met de zorgaanbieders, thuiszorgorganisaties en fysiotherapeuten”. “Als je contact maakt met een andere discipline maak je ook al reclame voor je praktijk”. “Ik denk dat best veel fysiotherapeuten niet weten wat jullie aan het doen zijn. Dus het kan ook heel zinvol zijn om die groep aan hun jasje te trekken”. Onder één dak “Ik werk met verschillende disciplines samen in het paramedisch centrum in Dommelen. Hier zit ik met meerdere disciplines onder één dak. Dan merk je dat je heel veel overleg hebt. Je profileert jezelf als paramedisch centrum en je lijnen zijn gewoon een stuk korter. Wat dat betreft werken we er samen ook aan om bekend te worden”. “Het is gemakkelijker als je onder één dak zit. Je bent sneller vindbaar voor de rest, maar ook andersom”. “Ik denk dat de opdrachtgever veel meer gebaad is om bij collega eerstelijners heel helder te krijgen wat je voor elkaar kunt betekenen”. “Ik heb een hele goede plek in een eerstelijns gezondheidscentrum, met huisartsen, thuiszorgorganisaties, elf fysiotherapeuten, dus ik heb wel een goede inbedding in Ede”. Door derden “Je merkt toch zeker in dorpen dat mond-tot-mond reclame heel belangrijk is”. “Ik denk dat in een fysiotherapiepraktijk je grootste kracht zit in mond-tot-mond reclame”. “Naast internet is mond-tot-mond reclame het meest effectief”. “Het merendeel van het patiëntenbestand komt eigenlijk door de patiënt zelf”. “Naamsbekendheid via de klant of de thuiszorg is ontzettend belangrijk”. “Sinds de DTO kom ik ook aan cliënten door mond-tot-mond reclame”. “Mond-tot-mond reclame werkt naar mijn idee het beste. We hebben een goede naam opgebouwd”.
12
Directe toegankelijkheid Verwachtingen DTF “Sceptisch om twee redenen. 1: De weg via de huisarts vond en vind ik een prima weg omdat dat het centrale stuk is, de poortwachter van de gezondheidszorg. 2: Waar ik wel een beetje voorzichtig en bang voor was, je geeft in je beroepsgroep en vrijbrief welke patiënten je binnen haalt of binnen houdt”. “Ik denk dat je wel kunt zeggen dat het in zijn totaliteit een uitbreiding is van het patiëntenbestand”. “Ik vond het wel een positief iets, het is een stukje waardering die je krijgt en dat je dus gezien wordt als iemand waar je zo naar terug kunt zonder dat je bij een huisarts bent geweest”. “Mijn verwachting was dat het de markt open zou gooien en dat er veel meer ruimte zou komen voor het ondernemerschap. Dus als praktijk eigenaar moet je echt de boer op om naamsbekendheid te krijgen”. “Ik denk als vak doe je er wel goed aan als je direct toegankelijk bent, ook voor de patiënten zelf”. DTO “Ik was er eigenlijk niet heel blij mee. Ik vind het altijd fijn als mensen eerst bij de huisarts geweest zijn zodat alle onderliggende problematiek uitgesloten wordt, maar aan de andere kant als je al een lange tijd werkt weet je ook wel wanneer er een rode vlag is”. “Ik heb er eigenlijk heel weinig aan gedaan om directe toegankelijkheid te promoten, want ik ben het er eigenlijk niet zo mee eens (...) ik vind het ook heel fijn dat huisartsen ook van te voren screenen wie er bij mij past om hier binnen te laten komen”. “Zeer positief!” “Zeer positief. Ik verwachtte dat de patiënt de directe toegankelijkheid als meer laagdrempelig zou ervaren”. “Ik weet dat ik een beetje twijfelachtig was. De verantwoordelijkheid leek mij groot. De cursus DTO schiep veel duidelijkheid: hoe te screenen etc. Maar aan de andere kant op zich goed. De fysiotherapie was ons al een jaar op voor. De fysiotherapie collega’s vertelde dat het goed ging”. DTE “Ik sta ambivalent tegen over de DTE. Enerzijds scheelt het een heleboel rompslomp van briefjes, soms heb ik de klant al in behandeling en moet ik het briefje van de huisarts nog krijgen (...) Anderzijds zal ik de verwijzing ook wel missen, daar staat vaak heel goed wel de medische diagnose plus de aanleiding voor ergotherapie op”. “Op zich sta ik daar vrij positief tegenover. Allereerst omdat de drempel voor de mensen, om gebruik te gaan maken van ergotherapie, een stukje lager wordt (...) De andere kant is natuurlijk wel dat er voor ons als ergotherapeuten een andere taak bijkomt”. “Ik geloof niet dat de DTE ons meer werk op gaat leveren, ik denk dat dat wel meevalt”. “Wij zien er naar uit, je kan mensen makkelijker bereiken. Met name de korte vragen waarvoor mensen niet zo snel naar de ergotherapie gaan, omdat ze eerst naar de huisarts moeten en dan wordt het weer zo’n groot serieus verhaal”. “Als iemand ergens last heeft en vraagt of er even naar zijn werkplek kan worden gekeken, dan is dat veel laag drempeliger dan dat het via de huisarts moet”.
13
“Het zou alleen maar makkelijk zijn als de ergotherapeuten direct toegankelijk zijn, dan kun je er direct mee in contact komen en van elkaars diensten gebruik maken (...) Ik denk als je overleg hebt met de fysiotherapie ergotherapie dat, dat alleen maar ten goede komt van de patiënt, een win - win situatie. Zeker in de chronische situatie”. “Goed. Efficiënter. Nu hoor je regelmatig hoe omslachtig iets geregeld wordt. Dat hoeft niet”. Uitkomsten DTF “Patiënten daarentegen ervaren het als heel prettig (...) het scheelt ze een tussenstap”. “Nu blijkt uit cijfers die er zijn dat toch de meeste patiënten goed kiezen. Dus als ze voor fysiotherapie kiezen ze meestal ook terecht op hun plaats zijn”. “De screening met rode vlaggen en patroonherkenning zijn belangrijke peilers”. “De cijfers wijzen toe dat de toestroom van cliënten groter is geworden”. “Als de lijntjes heel kort zijn kun je heel gemakkelijk de cliënten die via de DTF binnen zijn gekomen overleggen met de huisarts (...) Wat niet moet gebeuren is dat je denkt dat je in de stoel kunt gaan zitten en dat je alles weet”. “Veel mensen vinden het heel gemakkelijk”. “Eerder kreeg de cliënt niet de ruimte om naar een praktijk te zoeken die bij hem of haar paste, want dan zei de verwijzer dat zij daar heen moesten. Het was een soort vriendjespolitiek als je het zo mag noemen. Nu kan men zelf op internet kijken”. “Het gebeurt ook wel eens dat wij een DTF doen en mensen terug naar de huisarts sturen, dus de rode vlag geven”. “Nee, ik heb niet het idee dat het door de directe toegankelijkheid drukker is geworden”. “Mensen die al langer een aandoening hebben gaan een beetje ‘winkelen’, dan is het nadeel dat je overal binnen kunt lopen “. DTO “Voor de mensen is het wel fijn dat ze niet altijd afhankelijk zijn van de huisarts om naar de oefentherapie te gaan”. “Maar door die directe toegankelijkheid kan je iedereen binnen krijgen die maar wil. Je krijgt wel eens mensen die binnenkomen en dan naar één keer al weer weggaan. Je krijgt van die shoppers”. “Soms heb je sporadisch iemand die weet dat je geen briefje meer hoeft te hebben van de huisarts (...) Ik heb niet heel veel mensen die daardoor nieuw binnenkomen, het is ook nog niet zo bekend. Bij huisartsen wel, maar bij cliënten niet”. “Het ging er vooral om dat de huisarts ontlast werd en dat het een onkostenpost minder werd. Ik geloof niet dat het heeft gewerkt. Ik ben vrij sceptisch”. “Dat is het makkelijke van de DTO, als je wilt dat iemand even langs de fysiotherapeut of manueel therapeut gaat, dat dat kan”. “Bij recidivering van klachten ervaar ik het zelf ook als veel gemakkelijker daar de patiënt zich nu zonder vaak overbodige tussenkomst van de huisarts kan aanmelden”.
14
”Ongeveer de helft van de patiënten komt nu middels DTO, maar er is geen verandering in het cliëntenaantal sinds de invoering van de directe toegankelijkheid”. “Ja de verwachtingen zijn uitgekomen, veel patiënten melden zich zelfstandig aan”. “Ik denk niet dat er een grotere toestroom is van patiënten. Veel patiënten met rugpijn gaan nu snel direct naar een fysiotherapeut omdat die meer naamsbekendheid heeft. Voorheen zou die patiënt eerst naar de huisarts gaan. En zou de huisarts ook aan oefentherapie kunnen denken om daarheen te verwijzen. Die patiënten loop je nu mis”. Verwijzingen “Ik denk dat 50% van de huisarts komt en 50% via andere kanalen, ook revalidatie, reumatoloog en mensen die zelf gaan Googlen”. “Ik krijg op heel veel verschillende manieren verwijzingen binnen. Stukje vanuit de huisarts, specialisten, thuiszorg, steeds meer doorverwijzingen vanuit de fysiotherapie van het paramedisch centrum. Het is eigenlijk heel divers”. “Als ik kijk naar mijn cliënten komt een grootdeel van de thuiszorgorganisaties, fysiotherapie een aantal, via de huisarts en een aantal die ons zelf hebben gevonden via de website”. “Ik tel dat 65% van de huisarts komt, reumatoloog 18%, revalidatiearts 10%”. “Ik heb een vaste groep van huisartsen die heel veel doorsturen. Dat zijn denk ik een stuk of vier, vijf huisartsen”. “We hebben best veel van orthopeden (...) ook van de kinderarts (...) dan komen er soms ook mensen via de revalidatie arts”. “Cliënten komen overal vandaan, vooral vanuit ziekenhuizen omdat onze praktijk zich richt op revalidatie. Vanuit de huisartsen krijgen we ook verwijzingen en ook vanuit de vrije markt dat sinds 2006 geldt”. “Neurologen, orthopeden, maar ook verloskundigen verwijzen naar ons”. “Ik heb een vaste groep van huisartsen die heel veel doorsturen. Dat zijn denk ik een stuk of vier, vijf”. “Ik krijg van de manuele therapeuten, van de osteopaten, van de psycholoog en van de manueel arts regelmatig patiënten”.
Bovengenoemde citaten geven een overzichtelijk beeld van de verkregen informatie. Om meer inzicht te krijgen in de gedane uitspraken, is in onderstaande tabel weergegeven welke items aan bod zijn gekomen en hoe vaak deze benoemd zijn in de interviews. Hierbij is geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende disciplines. In tabel 2 wordt gesproken over wel/niet en +/-. Dit onderscheid is gemaakt om weer te geven welke methode wel of niet gebruikt wordt en of er positief of negatief tegen een item wordt aangekeken. Deze variatie heeft te maken met de manier waarop er tijdens een interview gesproken werd over een onderwerp en hoe hier op is ingesprongen door de projectgroep. Als een onderwerp meerdere keren wordt genoemd in een interview, is deze als één keer geteld. Niet alle aantallen komen overeen met het gehouden aantal interviews. Doordat er semi-gestructureerde interviews zijn gehouden, zijn er onderwerpen bedacht waar anders op ingesprongen werd.
15
* Tabel 2
Onderwerp Wel gezicht laten zien Niet gezicht laten zien Wel gekozen voor specifieke locatie Niet gekozen voor specifieke locatie Wel kenmerk praktijk in PR verwerkt Niet kenmerk praktijk in PR verwerkt Wel verspreiden adresgegevens/visitekaartje Niet verspreiden adresgegevens/visitekaartje Wel nieuws verspreiden Niet nieuws verspreiden Wel website Niet website Wel diverse PR methoden gebruiken Niet diverse PR methoden gebruiken Wel DT meegenomen in PR Niet DT meegenomen in PR Wel beroep promoten Niet beroep promoten Wel contact thuiszorg Niet contact thuiszorg Wel contact overig Niet contact overig
Genoemd in de verschillende interviews 9 1 5 0 6 1 8 1 3 0 12 1 5 0 7 2 6 0 3 0 5 universiteiten/wmo/Mantelzorgcafe/Lezingen 0
Folder, flyer + Folder, flyer Adverteren + Adverteren Mond tot mond reclame + Mond tot mond reclame Contact huisarts/specialisten + Contact huisarts/specialisten Contact fysiotherapeuten + Contact fysiotherapeuten DT + DT -
11 1 5 7 11 0 11 1 8 0 9 4
16
Conclusie Nadat alle informatie grondig geanalyseerd is, heeft de projectgroep een aantal conclusies getrokken. Hierbij is gekozen voor items die ook genoemd worden in de tabel. De projectgroep heeft diverse items samengevoegd onder het kopje “netwerken”. De items die onder dit kopje vallen zijn: - gezicht laten zien - contact met huisarts/specialist, - contact met fysiotherapeuten - contact met thuiszorg. De categorie adresgegevens/ visitekaartje wordt meegenomen in de categorie folder/flyer om overlap te verkomen. Netwerken In veel interviews is naar voren gekomen dat netwerken en vooral het warm houden van de contacten een essentieel onderdeel is voor het creëren van naamsbekendheid van een praktijk . Bij (huis)artsen langs gaan om te laten weten wie je bent, waar je zit en vooral wat je te bieden hebt zijn de belangrijkste punten om bekendheid te genereren bij (potentiële) verwijzers. Vrijwel alle therapeuten hebben aangegeven dat het van belang is om regelmatig je gezicht te laten zien. Gekozen voor specifieke locatie Vijf therapeuten geven aan gekozen te hebben voor een specifieke locatie voor hun praktijk. Hierbij hebben de therapeuten onder andere gekeken naar de ligging van de praktijkruimte en de mogelijkheden in de regio. Zo heeft een aantal therapeuten gekozen voor een locatie met meerdere disciplines onder één dak. Op die manier ontstaan er korte lijnen tussen de verschillende disciplines en zijn deze ook sneller vindbaar voor elkaar. Door de andere therapeuten is niet aangegeven dat ze bewust gekozen hebben voor een specifieke locactie. Een reden hiervoor kan zijn dat de praktijk overgenomen is. Kenmerk praktijk in PR verwerkt Enkele therapeuten gaven aan dat de kracht en de kenmerken van de praktijk worden meegenomen in de PR. De therapeuten nemen dit mee tijdens gesprekken met huisartsen, specialisten en andere organisaties. Daarnaast wordt in folders en op de website beschreven welke mogelijkheden de praktijk te bieden heeft en waarin de therapeut gespecialiseerd is. In de PR wordt onder andere aangeven dat de cliënten centraal staan, dat de praktijken korte wachtlijsten hebben en waar de praktijken in gespecialiseerd zijn. Nieuws verspreiden Een aantal therapeuten verspreidt nieuws over hun praktijk door middel van een nieuwsbrief om het netwerk te informeren over nieuwe ontwikkelingen binnen het beroep en de praktijk. Hierbij wordt aangegeven dat het redelijk veel tijd kost om de nieuwsbrief te ontwikkelen. Ook blijkt dat niet alle artsen de nieuwsbrief lezen gezien het tijdgebrek, maar het is toch een afwisselende methode om iets van jezelf te laten horen.
17
Folder, flyer Het gebruik van folders en flyers en de manier waarop deze verspreid worden verschilt per praktijk. Elf van de twaalf therapeuten geeft aan gebruik te maken van een folder of een flyer. Daarnaast geeft ook een meerderheid aan gebruik te maken van adresgegevens/visitekaartjes. Uit de interviews is gebleken dat de fysiotherapeuten flyers met name in de eigen praktijk leggen en af en toe bij huisartsen. Eén praktijk verspreidt de flyer via huis-aan-huis bladen. Door de oefentherapeuten wordt over het algemeen gebruik gemaakt van de algemene folders die de beroepsvereniging heeft ontwikkelt. Hier wordt een stempel met de adresgegevens van de praktijk op gezet, of er wordt een visitekaartje aan geniet. Uit de interviews met de ergotherapeut kwam naar voor dat zij vooral gebruik maken van zelf gepubliceerde folders en flyers. Ergotherapeuten en oefentherapeuten kiezen ervoor om de folder en flyers in openbare gelegenheden zoals bibliotheken en buurthuizen te leggen Niet iedereen gelooft in het gebruik van folders. Zo was één reactie dat mensen pas informatie willen als ze op zoek zijn naar hulp. Toch is het een veel gebruikt middel omdat het belangrijk is om de cliënten te informeren over het beroep wanneer zij al in behandeling zijn. Adverteren Een kleine meerderheid van de therapeuten heeft aangegeven dat adverteren maar zelden leidt tot een noemenswaardige toename van cliënten. De kosten van de advertentie worden gedekt, maar het levert geen winst op. Adverteren wordt over het algemeen niet gezien als een meerwaarde. Enkele therapeuten geven aan wel een meerwaarde te zien in het adverteren. Deze adverteren dan met name ter promotie van het beroep of als er nieuwe ontwikkelingen zijn binnen de praktijk. De plek waar advertenties worden geplaatst verschilt van de lokale krant tot de gemeentegids en de plaatselijke sportclub Website Twaalf van de dertien praktijken maken gebruik van een website. Van de praktijken die een website hebben, heeft een aantal een bedrijf ingeschakeld om de website te ontwikkelen Het blijkt dat de website door veel (potentiële) cliënten wordt bezocht en zo ook een groot deel van de toestroom van cliënten naar de praktijk ontstaat. Internet is niet meer weg te denken uit de huidige maatschappij. Tegenwoordig gaan veel mensen via het internet op zoek naar een therapeut. Door de bereikbaarheid, de specialisaties en andere belangrijke informatie overzichtelijk weer te geven wordt ervoor gezorgd dat de cliënten de gewenste informatie kunnen vinden en een beeld kunnen vormen over de aangeboden diensten en sneller een keuze kunnen maken voor de, voor hun, meest geschikte praktijk.
18
Mond-tot-mond reclame Mond-tot-mond reclame wordt vaak genoemd als een effectief reclamemiddel. Door zo te behandelen dat cliënten positief zijn over de behandelingen en kwaliteit na te streven trachten de disciplines positieve geluiden te verspreiden. De meeste therapeuten hebben mond-tot-mond reclame zelfs genoemd als één van de belangrijkste PR middelen. Diverse PR methode gebruiken Wanneer gekozen wordt om de praktijk te promoten wordt het belangrijk geacht om meerdere communicatiemiddelen in te zetten zodat deze elkaar kunnen versterken. Eén therapeut gaf aan dat PR nooit of-of is maar altijd en-en. De positieve uitkomst van het inzetten van meerdere communicatiemiddelen wordt door de geïnterviewde therapeuten beaamd. Beroep promoten Een groot deel van de therapeuten geeft aan dat het voor de ergotherapie belangrijk is dat het beroep wordt gepromoot. Het beroep ergotherapie is voor veel cliënten nog onbekend. Ook veel therapeuten weten niet wat ergotherapie precies inhoudt en wat de ergotherapie voor hen kan betekenen. Directe toegankelijkheid Uit de interviews blijkt dat de negen van de dertien therapeuten positief tegenover de directe toegankelijkheid staan. Het wordt gezien als een stuk waardering van het beroep. Daarnaast blijkt uit navraag bij cliënten, door de therapeuten, dat het als prettig wordt ervaren dat niet eerst de huisarts moet worden geraadpleegd voor een verwijzing. Zo is de fysiotherapeut of oefentherapeut door de directe toegankelijkheid makkelijker te bereiken dan voor de invoering van de directe toegankelijkheid. Vier van de dertien geïnterviewden zijn minder positief over de invoering van de directe toegankelijkheid. Zij geven aan dat de centrale rol van de huisarts als prettig wordt ervaren. Ook werd benoemd dat op die manier de kans op rode vlaggen minder wordt. Wat als negatief wordt ervaren is dat cliënten meer kunnen ‘shoppen’ bij verschillende praktijken en tussen de verschillende disciplines . Directe toegankelijkheid meegenomen in de PR Uit de interviews is naar voren gekomen dat de meeste therapeuten de directe toegankelijkheid meegenomen hebben in de PR. Dit hebben ze onder andere gedaan door het te vermelden op de website. Volgens de therapeuten is het belangrijk om de directe toegankelijkheid mee te nemen in de PR, zodat je jezelf nog beter kan gaan profileren. Het voornaamste dat aangegeven wordt in de PR is het feit dat het beroep direct toegankelijk is. Ook zijn er therapeuten die de directe toegankelijkheid niet hebben meegenomen in de PR., omdat ze het er eigenlijk niet zo mee eens zijn of het niet als nodig hebben ervaren. Aangezien de beroepsvereniging actief is geweest met het kenbaar maken van de verandering op het gebied van de directe toegankelijkheid zagen zij geen meerwaarde om zelfstandig nog te vermelden.
19
Bijlagen Opdrachtgever Bijlage 1: Interview praktijk Bijlage 2: Interview PR
Ergotherapie Nederland Bijlage 3: Bea van Bodegom Bijlage 4: Lisa Thus
Ergotherapie Bijlage 5: Interview Ilse Smolders Bijlage 6: Interview Jeannet Scheffer Bijlage 7: Interview Esther Dinnissen
Fysiotherapie Bijlage 8: Interview Cor Thissen Bijlage 9: Interview Mike Bosch Bijlage 10: Interview Marcel Heijmans Bijlage 11: Interview Barend van Zelm van Eldik
Oefentherapie Bijlage 12: Interview Rachid Mali Bijlage 13: Interview Brenda Seijts Bijlage 14: Interview Margaret Warmenhoven Bijlage 15: Interview Barbara Prud’homme van Reine Bijlage 16: Interview mevrouw Hilgers Bijlage 17: Interview Willemijn Pierik
20
Bijlage 1 Interview Frida Bijman M = MAST, de projectgroep F = Frida Bijman, ergotherapeut en opdrachtgever. M: Interview en elevator pitch houden om meer de diepte in te gaan, dat we dat ook meenemen in ons adviesrapport, dat we het advies daar beginnen. Vanuit de literatuur is gebleken dat een PR plan begint met goed beeld van de praktijk. M: eerst aantal vragen. Waarom gekozen voor een eigen praktijk? Wat is je drijfveer geweest. F: Omdat ik het gevoel had dat ik nog veel meer kon doen dan datgene dat ik aan het doen was in het verpleeghuis. Ik liep tegen een muur van management dat ik de dingen die ik belangrijk vond om te ontwikkelen niet kon ontwikkelen. Daarom ben ik zelfstandig gegaan, want als je dingen ziet kan je het zelf oppakken. Ik heb het niet voor het geld gedaan, maar voor de uitdaging. Om enthousiast te blijven in mijn werk. M: wat waren die ideeën dat je tegen een muur aanliep? F: als je een idee hebt van ‘dat is een markt, daar kan ik me inzetten’ (bijvoorbeeld buurtzorg waar jullie de vorige keer mee kwamen) dan denk ik dat is leuk, daar moet je een plan voor maken, en er wat mee gaan doen. In het verpleeghuis waar ik werkte moet je dat 5x vermelden, dan ben je zo vijf maanden verder, je kan dan niet de eerste zijn om ergens op in te springen. Hetzelfde met de directe toegankelijkheid straks, ik wil daar in mee, ik ben enthousiast en vind het leuk en in het verpleeghuis duurt dat langer. Daar liep ik tegen aan, ik vond mijn werk steeds minder leuk en ging nadenken over wat ik dan wilde. Ik ging om me heen kijken om te zien of ik andere beroepen leuk vind, maar ik kwam er steeds op uit dat ergotherapie echt wel een heel leuk beroep is: je hebt je zelfstandigheid, je kan echt een plan maken met een cliënt, je kijkt heel erg naar wat zijn de beperkingen, wat zijn de mogelijkheden, wat wil iemand graag. Ik vind het heel leuk dat je dat als ergotherapeut zelfstandig kan doen. Je bent onderdeel van een team, maar je kan als ergotherapeut een eigen behandellijn uitzetten. Ik heb geen verpleegkundige willen worden, omdat je dan altijd een onderdeel bent in het behandelplan van een arts. M: Dus je wil je eigen creativiteit op de loop kunnen laten? Zonder direct aan iets vast te zitten? F: Ja, je hebt een stukje zelfstandigheid binnen een heel groot kader. En daarbij vind ik het heel leuk om met mensen te werken en heel interessant, want iedereen heeft een eigen verhaal en daar ben je als ergotherapeut heel erg mee bezig. Waarom ben ik dus gaan ondernemen: omdat ik dingen zag die ik wilde gaan doen en daarin werd tegengehouden, waardoor ik niet blij werd in mijn werk, terwijl ik het werk wel leuk vind. Dus toen ben ik het op een andere manier invulling gaan geven. M: Keus gemaakt om eigen praktijk te starten, kwam je toen gelijk bij ET NH? F: Ik had dat in mijn hoofd, maar vond dat ik niet de tools had om dat te kunnen gaan doen vanuit nul waarin je een grote concurrentengroep om je heen hebt qua instellingen. Ik wilde iets meer zekerheid om me heen hebben, dus toen ben ik twee jaar MER gaan doen (bedoeling was 1 jaar), om wat meer vaardigheden op te doen. Ik deed de MER in de avonduren. In mijn tweede jaar kwam via via Inge Hemkes op mijn pad. Ik heb haar opgebeld en we zijn gaan praten en binnen twee maanden ben ik begonnen. Dit deed ik naast mijn MER opleiding, dat werd te veel dus toen ben ik ermee gestopt na het tweede jaar. Toen ben ik verder gegaan met ET NH. Het voordeel is dat we met z’n allen samenwerken. Een deel van de administratie hoef ik niet zelf te doen. Want ik ben bang dat als je eentje bent, je de helft van de tijd bezig bent met ruzie maken met zorgverzekeraars, omdat je je geld niet krijgt. Dat is
21
een nadeel van ondernemen en dat heb ik op deze manier goed opgevangen. En als ik nu eens ziek ben, dan heb je een achterwacht en dat vind ik een voordeel van deze constructie. Dat je je klanten op die manier ook echt wat te bieden hebt. En je hebt een klankbord. M: wat waren je verwachtingen na je gesprek met Inge? F: ik ben er heel erg in gestapt van ik zie het wel. Ik werkte vier dagen in de week en ik had dus nog een dag over en ik dacht ik ga het gewoon proberen, kan er eigenlijk niks mee verliezen. Ik begreep dat ik best wat cliënten zou kunnen krijgen en er is een vergrijzende markt, dus er is genoeg doelgroep wat dat betreft. M: Heb je, toen je er aan begon, voor jezelf een doel gesteld? F: ja, dat had ik wel, even nadenken wat dat is alweer twee jaar geleden en doelen stel je nogal hard bij. Ik ben in februari begonnen en na een half jaar ben ik al een dag minder gaan werken in mijn loondienst verband, omdat ik dacht ‘ik kom niet uit’. Toen ben ik gestopt met de opleiding en een dag minder gaan werken bij westerhout, dus toen had ik twee dagen. Toen dacht ik als ik dat het jaar erop naar drie dagen toe kan dat is dan ideaal. Dat heb ik nu gehaald. Ik kijk steeds een beetje per jaar. En nu moet ik eind 2010 de balans opmaken en kijken hoe het verder gaat. Nu heb ik heel duidelijk een doel ik wil 15 afspraken van een uur per week halen, minimaal. Eigenlijk wil ik meer en als ik meer wil, wil ik iemand aannemen. Ik wil zelf op drie dagen werk blijven zitten om cliënten te bezoeken en dan stukje administratie erbij, zodat ik op vier, viereneenhalve dag uitkom. Nu doe ik nog veel in het weekend. Mijn doel is het zo efficiënt mogelijk maken dat het haalbaar is. M: je wil graag 15 cliënten per week bezoeken, hoeveel is dat nu? F: daar zit ik nu nog niet aan, nee. Ik heb wel zoiets omdat ik groeiende ben en met jullie PR plan denk ik dat ik dat wel moet gaan halen. Ik zit nu zo’n beetje rond de 12. M: dus nog zo’n drie cliënten per week erbij. F: ja, en er zijn veel mogelijkheden om dat aan te trekken. … Met de toename van cliënten neemt de hoeveelheid administratie ook gigantisch toe. M: hoe lang ben je qua behandelingen gemiddeld met een cliënt bezig? F: Gemiddeld rond de 6 behandelingen. Er zijn natuurlijk ook cliënten waarbij je de 10 uur volmaakt, maar ook cliënten die je op jaarlijkse basis ziet en dan 5 keer per jaar. M: Als je met een eigen praktijk begint, komt daar natuurlijk ook PR bij kijken, heb je daar van tevoren over nagedacht? Had je daar een idee over? F: Ik heb daar wel ideeën over, maar dat komt dus niet van de grond, dat is ook waarom ik jullie nu heb ingeschakeld. Ik heb teveel ideeën en een niet concreet plan en daarbij ook geen goede tijdslijn waar ik me vervolgens aan houd. Het is een kwestie van planning en prioriteiten stellen, want als ik een hele lijst van dingen te doen heb, ga ik altijd eerst de dingen doen voor mijn klanten zodat ik alles netjes op tijd af heb voor de volgende afspraak, declaratie moet maandelijks, je hebt de boekhouding, de mail. Dat zijn de hoofdpunten die ik probeer af te hebben, dan ben ik wel klaar.
M: Had je verwacht dat je daar moeite mee zou hebben? F: het is niet mijn favoriete ding, ik doe het wel en vind het ook wel leuk om te doen, maar het heeft niet mijn prioriteit.
22
M: had je verwacht dat je je prioriteiten anders zou stellen? F: Nee, dat wist ik wel van mezelf. Ik weet dat dat niet mijn sterke kan is. Ik kan niet zeggen dat ik er niet aan werk, maar ik vind andere dingen belangrijker. M: Je zei net dat je bepaalde ideeën in je hoofd had qua PR en reclame, wat voor ideeën had je? F: dat lijstje dat ik jullie gegeven heb, dat is wat ik in m’n hoofd had: stukken in de krant, flyeren, thuiszorgorganisaties aanspreken, presentaties doen, dat soort dingen. Ik heb net weer twee presentaties gedaan bij de vereniging voor Parkinsonpatienten en ik probeer ook in te zetten op contact met de thuiszorg. Dat scheelt gewoon. M: Je geeft aan dat PR het eerste is wat je laat vallen van je prioriteitenlijst, wil je er wel tijd voor vrij maken? Hoeveel tijd (bijvoorbeeld op jaarbasis) zou je er aan willen besteden? F: Ik heb de afspraak met mezelf dat ik wel elke week een uurtje nadenk of iets schrijf over PR, op wat voor manier dan ook. M: uit lit. blijkt dat eenmalige acties geen zin heeft. F: ik heb al heel lang in mijn hoofd dat ik een keer een dag vrij moet plannen om rapportages te schrijven voor artsen, ik weet dat het moet en toch… dan komt er weer iemand tussen die snel een afspraak wil en dan denk ik dat doe ik wel even eerst. En dan moet ik nog mail beantwoorden en dan is de dag weer voorbij. Het is een beetje zo’n taak als afwassen, dat je voor je uit schuift. Het is niet dat ik het niet doe, maar het komt wel. M: vragen artsen niet om rapportages? F: ik heb voor het eerst dat een arts om een rapportage vraagt, maar dat komt ook door de cliënt, omdat die mevr. De dingen nogal kan verdraaien. Maar dat is voor het eerst. Die vraag staat dan wel hoog op mijn prioriteitenlijst, die rapportage maak ik dan echt wel. M: qua PR, jullie zijn met 4 therapeuten binnen ET NH, is er ook gezamenlijke PR of ieder voor zich? F: dat is een valkuil, we zijn allemaal individuen, we hebben allemaal een eigen doelgroep dus het gevaar is dat je op twee manieren de PR op een doelgroep loslaat, dus daar proberen we het over te hebben tijdens onze 4 tot 6 wekelijkse vergaderingen. Inge en ik richten ons op volwassenenzorg en de flyer doen wij samen. We hebben allerlei offertes liggen voor pennen en dat willen we dan ook samen doen. We hebben samen relatiegeschenken gemaakt. Daar hamer ik heel erg op dat ik een universele uitstraling wil en ik wil het liefst ook hetzelfde soort briefopmaak en we hebben hetzelfde briefpapier. We hebben wel een grote lijn. Je moet ons zien als McDonald’s, het zijn allemaal franchise, maar wel met dezelfde uitstraling en zo willen wij ook zijn.
23
M: wat we leuk vinden om te weten is wat jouw droom is met je praktijk? Wat wil je over 10 jaar bereikt hebben? F: ik ben nu heel actueel daar mee bezig. Toen ik op de opleiding zat, had ik altijd twee dingen die ik heel graag wilde: - eigen praktijk (dingetje voor mezelf) - handtherapeut Dat zijn twee heel verschillende dingen, maar ik heb wel van de week voor de opleiding ingeschreven en ik ga waarschijnlijk die praktijkruimte nemen, dus ik ben redelijk op weg. Dat is ook een van de redenen dat ik die praktijkruimte kies, want dan vind ik dat ik ook wel een ruimte moet hebben met spulletjes. Maar ik vind dat je moet specialiseren om wat te blijven zijn in dit beroep. Ergotherapie is wat te vaag en je moet je gaan specialiseren en wat beter gaan neerzetten, dus daar wil ik wat meer naar toegroeien. M: je had het de vorige keer over werkplekaanpassingen, ga je daar ook mee verder of laat je dat varen? F: dat is het moeilijke, je hebt teveel keuzes en daar schommel ik in. De ene keer denk ik ik ga me meer specialiseren, want ik heb nu een aantal peilers: MS cliënten (zie ik veel) Parkinson (daar ben ik in gespecialiseerd) Handtherapie Het is aan de ene kant dat ik denk je moet je specialiseren, aan de andere kant je moet niet teveel gokken op een paard als bedrijf. En ik heb nu ook weinig tijd, niet voor PR dus laat staan om iets voor werkplekken op te zetten. Dus ik ben er nog niet over uit. Overigens heb ik daar ook een cursus in gedaan. M: is dat dan ook iets dat je met Inge afstemt, qua specialisatieverdeling? F: dat bijt elkaar niet heel erg omdat we allebei een eigen regio hebben. M:Handtherapie is dus iets dat je graag wil doen, zie je daar ook een doelgroep in, dat je als eigen praktijk een kans van slagen hebt (tegenover bijvoorbeeld het ziekenhuis)? F: ik heb er wel eens met het ziekenhuis over gepraat, zij hebben veel handtherapeuten en het zal lastig zijn om daar tussen te komen, ook omdat zij ervaren zijn. Maar ik denk wel dat we tot overeenkomst kunnen komen dat zij mensen naar mij gaan doorsturen en ook voor de huisbezoeken. M: wil je je specialiseren in handtherapie omdat je dat leuk vindt, of omdat je dat veel tegenkomt? F: voornamelijk omdat ik het leuk vind. Dat zijn twee dromen en dat wil ik dan ook doen. Het is een post HBO cursus waarmee je voldoende punten hebt om je in te schrijven voor het kwaliteitsregister van de handentherapie, dat is een aparte vereniging waar ik al twee jaar lid van ben. Die mensen schuif ik dus nu ook door, want ik krijg ze wel aan de telefoon. Dat zijn mensen via de specialist, maar niet iedereen wil in het ziekenhuis behandeld worden. Het zijn vaak chronische aandoeningen die je ziet, reuma, artrose, peesletsel. M: we zijn ook benieuwd welke punten dit jaar goed en minder goed zijn verlopen. F: afgelopen jaar (2009) is heel goed gegaan, daar was ik achteraf heel positief over. Het is de laatste tijd wat rommeliger, ook door mijn verhuizing, dat ik even wat dingen op orde moet krijgen.
24
M: wat ging er dan precies goed in 2009? F: ik heb het idee dat je groeit en dat je het goed doet en dat mond op mond reclame werkt. Je investeert in mensen van de thuiszorg en verpleging en dat werkt. Als je investeert in iets tijdelijks, zoals de hulpmiddelen leverancier (die dan vervolgens een contract met een andere verzekering afsluit) ben je die verwijzingen weer kwijt die je eerst wel kreeg. M: Blijf je die mensen dan ook terugzien die je verwezen krijgt van de hulpmiddelenleveranciers? F: daar ligt echt een verbeterpunt, ik heb echt een lijst liggen van mensen die ik moet nabellen, want dan ben je er zo binnen. Ik denk heel vaak mensen bellen mij wel als ze een vraag hebben, maar je moet ze blijven herinneren. Ik heb een aantal cliënten die dat wel heel bewust doen, maar het grote deel niet. Die krijgen zoveel zorgverleners over de vloer en daar ben jij er dan een van. M: je zegt met de thuiszorg, dat verliep heel goed. Hoe heb je dat aangepakt? F: in een organisatie heb ik echt geïnvesteerd door een presentatie te houden voor de hele organisatie. Op dat moment komen er een paar vragen en krijg je alle verwijzingen, maar vervolgens dooft dat weer uit. Bij een andere organisatie ben ik door hen benaderd, door de juiste persoon en van daaruit krijg ik alle verwijzingen. En dat is ook waarom ik het lastig vind om presentaties te doen of een brief te sturen. Ik merk dat het werkt als mensen zien dat doet een ergotherapeut. Ik geef zo vaak folders mee, het ligt aan medewerker wanneer het wel werkt en wanneer niet. Het is belangrijk de juiste persoon in een organisatie te vinden. M: waren er nog meer punten die goed verliepen: F: ik vond het wel een heel goed jaar. M: waren er punten waarvan je dacht, dat had ik anders moeten doen? F: dat heb ik samengevat in het korte jaarverslag, daar komen dezelfde punten steeds in terug zoals meer investeren in contact met de thuiszorg, investeren in een locatie zodat je zichtbaar bent, meer investeren in contacten. Ik ben me er van bewust dat wanneer ik contact met iemand heb en er komt een andere therapeut, dat die het contact zo overneemt. En ik denk dat ik meer moet concurreren. Ik ben bezig met brieven naar zorgcentra die niks met grotere instellingen te maken hebben. Ik heb wel de theorie van als ik 10 brieven schrijf en er reageert een iemand dan is het goed. M: Hoe zie je daarin de DT? F: het is dan echt zaak dat mensen weten wat ergotherapie is, met die gedachte heb ik die brief geschreven. Zogmanagers, mensen die als leidinggevende te maken hebben met mensen die problemen krijgen, die moeten denken ‘daar kan een ergotherapeut wel wat mee’. Die mensen moet ik te pakken krijgen, net als jullie al zeiden de praktijkondersteuners. Coördinatoren in de thuiszorg, die wil ik graag benaderen, kinderen van de oudere generaties. M: meer gericht op mantelzorgers? F: ja. M: mensen van buiten (bijvoorbeeld cliëntsysteem) staan er ook wel meer voor open. F: ik zie veel mogelijkheden. Het is meer dat ik zoveel zie, dat ik me moet gaan focussen. Werkplekonderzoek is weer wat erbij. Dat is iets wat beter kan, dat ik me meer ga focussen. Ik heb het gevoel dat ik met van alles en nog wat tegelijk bezig ben. Heel veel in m’n hoofd, maar ondertussen maak ik geen stappen. Nou maak ik wel stappen, dat zie je.
25
M: volgens mij sla je de spijker op zijn kop: je wil een heleboel, maar hoe denk je dat je het wel goed voor jezelf te kunnen indelen zodat je die stappen wel kunt nemen? F: het is wel een wisselwerking. Het ene moment heb je meer cliënten dan het andere moment. In de tijd dat ik minder cliënten heb, wil ik gebruiken om dit soort dingen aan te pakken. Daarbij moet je ervoor waken dat het continu is. Je zou een soort plan moeten maken met vier keer per jaar heb ik een groot PR moment en dan pak ik iets groots aan. Daarnaast heb je de website die je moet vernieuwen en de folder die je moet aanpassen. Het moet een cyclus zijn, dat je mensen eraan herinnert. Dat is waarschijnlijk iets waar jullie mee gaan komen en waar ik me aan moet houden. Dat geeft mij dan rust, dat ik het goed doe. En daarbij kan je projecten gaan doen. En verder moet ik zelf qua planning efficiënter worden. Uiteindelijk moet het er ook meer naartoe dat ik meer rond de regio Alkmaar ga werken. Want bij reistijd en km die ik maak zit ook een verbeterpunt, maar als beginnend bedrijf pak ik nu alles aan. Dat zijn ook wel de dingen die erbij horen. M: je zei dat je contactpersonen soms kwijtraakt aan andere therapeuten. F: soms heb je weleens dat van die grote instellingen van die samenwerkingsovereenkomsten maken, bijvoorbeeld een grote verwijder was het doc team dat mensen met cognitieve problemen ziet. Er wordt dan een afspraak gemaakt tussen Lauwershof en docteam en al die mensen weg. Dat vind ik wel lastig hoe je daar mee omgaat, want daar kan je niet tegenop in je eentje. En daar moet je de kracht weer uithalen dat je een klein bedrijf bent met korte lijntjes en direct contact. Dat je snel kunt handelen. M: denk je dat dat je onderscheidt van andere ergotherapeuten/ instellingen? F: ik denk dat wij wat meer betrokken zijn, wat flexibeler. M: Zijn er nog meer punten wat je onderscheidt van de rest? F: ik denk dat ik heel betrokken ben. Ik besteed er meer tijd aan dan ik declareer. Ik bel ook nog na, van hoe zal het met die zijn. In een instelling heb ik dat veel minder. Ik denk dat de bereikbaarheid ook beter is, omdat je mij persoonlijk kunt bellen. M: je had die 5 punten opgestuurd, van alle therapeuten, kun je dat toelichten? F: Roze: out of the box, dat suffe imago proberen we er wel af te krijgen. We zijn vrolijk en fris. Het valt wel echt op. Geïnteresseerd valt onder betrokken. Ik denk dat je toch wat meer gehaaid bezig bent met wat er op de markt is. Je blijft wat meer wakker, alerter. Je ziet veel meer. Je hebt meer het ja gevoel, terwijl het in een instelling meer ja maar is. Je gaat gelijk goed, over tot actie. Ik heb heel veel geleerd het afgelopen jaar. M: zoals? F: met de doelgroep, maar ook op het gebied van ondernemen. Je moet op de hoogte zijn van belastingen etc. Af en toe baal je ervan, maar het is ook wel weer leuk M: en als je kijkt naar je doelgroep, volwassenen en ouderen, waarin onderscheid je je qua expertise die je aanbiedt? F: ik denk dat ik meer MS cliënten zie dan een ander. In het ziekenhuis zien ze ze ook veel, maar ik zie ze alleen in de thuissituatie. Vooral jonge cliënten, complexe gevallen. In de regio Den Helder ben ik de enige die gecertificeerd is op het gebied van parkinson. In Alkmaar heeft Lauwershof ook. Ik hoop me straks ook te onderscheiden door die handtherapie aantekening. Ook heb ik AMPS gedaan, A ONE.
26
M: pas je dat specifiek toe? F: de kennis pas ik toe. De cursus is heel leerzaam, maar hij is niet meer praktisch. PRPP is veel beter toepasbaar. Ik gebruik de manier van denken heel erg. Je leert verder denken over het handelen. M: je zegt dat je de kennis heel erg gebruikt. Hoe blijf je zo up to date mogelijk? En hoe zit het met EB werken? F: ik ben niet evidence based bezig. Ik volg studiedagen, ik kijk wat er gebeurt ook qua veranderde denkwijze (arm handtraining naar betekenisvol). Ik mis de relatie van theorie naar praktijk, ook in het tijdschrift. M: heb je met Inge en je collega’s ook overleg over cliënten en behandelingswijze? F: dat doe ik vaak telefonisch. Als ik vragen heb leg ik dat voor. In vergaderingen zijn we meer bezig over administratie ed. Je kunt niet echt levellen. In die vergaderingen zijn we eerder als ondernemers bezig. In het begin heb je meer behoefte aan levellen dan naarmate je meer ervaring hebt. M: je hebt ook het woord modern genoemd. F: uit de instelling, uit het ziekenhuis. Ik heb het idee dat het voor veel mensen een drempel is om naar een instelling te gaan. Ik probeer ook buiten de box te denken. Ik probeer verder te denken dan de standaard hulpmiddelen. Zelf ontwikkelen met iets van de Aldi of de lidl bijvoorbeeld. Niet heel veel ergotherapeuten gaan er zelf mee aan de slag. M: het is wel ook de kracht van het beroep. Creativiteit. Maar niet veel therapeuten zullen dit in de praktijk ook doen F: dat is ook hetgeen ik zo leuk vind aan ergotherapie. In het verpleeghuis deed ik het ook, dan zette ik bestek in de bankschroef om te kijken of ik er zelf aangepast bestek van kon maken, want dat is een stuk goedkoper M: het is wel een kracht als je dat toen ook al deed! F: ja, het is wel mijn ding inderdaad. M: Flexibel is ook nog een woord dat je genoemd hebt. F: dat komt bijvoorbeeld naar voren in werktijden, dan maak ik een afspraak om half 8 ’s avonds. Werken buiten kantooruren doe ik best vaak. M: er is veel naar voren gekomen over de kracht van de praktijk, daar kunnen we wel wat mee. Welke samenwerkingsverbanden zie je? Je hebt de thuiszorg al genoemd, wat verwacht ja van samenwerken met andere disciplines? F: daar verwacht ik niet heel veel meer van. Ik heb het vaak geprobeerd met fysiotherapeuten, maar dat werkte niet. Het is vaak een andere doelgroep. In Den Helder ben ik nu wel een samenwerking begonnen vanuit Parknet met een fysiotherapeut, maar dat moet echt nog van de grond komen. Met therapeuten is het me tegengevallen. Ik heb drie keer een gesprek gehad met fysiotherapeuten, maar eigenlijk hoor ik daar nooit wat van. Er zit een soort wrijving. Mijn doel was om bij een gezondheidscentrum in te kunnen. Er wordt iets gebouwd in de buurt, dus heb ik een mail gestuurd. Die groep was al bezig en ik dacht daar bij te kunnen aansluiten, dan huur ik ook een ruimte. De fysio daar schijnt gezegd te hebben dat hij ook wel ergotherapie kan bieden. Deur weer dicht. Met oefentherapeuten weet ik het niet, maar van collega’s begrijp ik dat dat hetzelfde is. Ik vind het wel fijn dat ik straks met een homeopaat en een logopedist zit. Dan zit je wel met de doelgroep, maar niet met het probleem van werkterrein. Huisarts in Koedijk moet ik hebben. M: Zijn er meer ergotherapeuten in Koedijk?
27
F: dat is de pre van mijn praktijk, ik ben de enige. M: de praktijk die in Daalmeer zit, dat is een HOED, daar zit fysio bij in. Is dat buiten jouw regio? F: daar ga ik wel steeds meer naar toe. Lauwershof heeft dat gebied, dat is mijn grootste concurrent, die zetten eerstelijns ergotherapie heel sterk neer. Die gaan bij de huisartsen op de koffie. Daarin ben ik te voorzichtig en te bescheiden. Ik denk dat ze daar niet op zitten te wachten. M: maar zou je dat nog graag willen doen? F: niet heel graag, maar het moet want het is belangrijk voor mijn praktijk. Bij die in Koedijk moet ik op de koffie. M: in Koedijk, heb je een idee hoe je dat gaat aanpakken als je bij hem op de koffie gaat? F: we hadden laatst een taart met ET NH, ik denk dat ik zoiets meeneem. En in het plaatselijke sufferdje van Koedijk moet iets komen. Ik moet nog even om de tafel met mijn nieuwe collega’s of zij dat bijvoorbeeld ook willen. Die kar moet ik trekken. Bij dat centrum in zit ook de Waarde, een dagopvang voor verstandelijke gehandicapten, daar moet ik ook zien binnen te komen. Het zit aangebouwd aan seniorenwoningen, dus mogelijkheden! M: we hebben een hoop info gekregen. De elevator pitch heeft niet heel veel zin meer. F: nee dan zal je veel van hetzelfde horen. M: we hebben nu een duidelijker beeld. F: ja ik dacht soms ook dat het niet helemaal duidelijk was.
28
Bijlage 2: Interview Frida Bijman PR 07-06-2010 M = MAST, projectgroep F = Frida Bijman, ergotherapeut, opdrachtgever M: We willen het vandaag hebben over de PR. Een aantal weken geleden hebben we van jou een lijst met PR activiteiten gekregen. We vroegen ons af hoe je bedacht had om die activiteiten te gaan doen. Waarom en hoe. F: door min of meer een losse brainstormsessie. Het is niet aan de hand van een methodiek of een boek gedaan. Het is meer het bedenken van waar kan ik beginnen en dat heb ik op papier gezet. Het zijn losse gedachten en losse ideeën zonder enige samenhang. M: Heb je op internet gezocht? Of heb je ergens gehoord van “dat kan wel een ingang zijn”? F: Het zijn eigenlijk echt mijn eigen ideeën. Ik denk er wel voortdurend over na. En als ik dan zoiets hoor van Buurtzorg, dan heb ik daar wel nu een mailtje naar gestuurd. Dan zie ik dat, of dan zie ik een artikeltje in de krant en dan stuur ik een mailtje. Het is nog erg hapsnap. M: heb je al een reactie gehad van Buurtzorg? F: alleen een algemene mail. Ze zouden het doorsturen naar Alkmaar. Dat was donderdag. M: Mag ik vragen wat je gemaild hebt? F: dat het concept erg interessant is, dat we aansluiten bij het idee dat ze korte lijnen hebben, dus dat ik er prima in zou passen dus dat ik graag een keer een gesprek zou hebben. Om te kijken op wat voor manier het vormgegeven kan worden. Het is nog even afwachten. Ik zie nog niet echt de meerwaarde van Buurtzorg, volgens mij is het gewoon een andere thuiszorgorganisatie. Er is nog niks wat ik gehoord heb wat zij kunnen, wat een andere organisatie niet kan. M: maar als het een nieuwe ingang is om nieuwe cliënten te werven. F: ja natuurlijk prima, ik ga kijken of ik een gesprek kan plannen. M: en zo pak je de meeste activiteiten ook aan? Als je iets hoort, neem je contact op? F: laatst voor een cliënt was ik op zoek naar een andere woonvorm, thuiszorg is maximaal en het is wachten tot de thuiszorg zegt dit kan niet meer en er op zoek gegaan moet worden naar een andere woonvorm. Ik ben aan het kijken op wat voor manier kan je een andere woonvorm krijgen? En daar komen een heel aantal wooncomplexen uit en dan heb ik die wel met een foldertje allemaal even een brief gestuurd, zo van: weet je wat ergotherapie is etc. Als je er acht schrijft en er komt 1 iets uit, prima. Op die manier denk ik dan, ik ben het toch aan het uitzoeken, dan kan ik net zo goed even kopie past en een briefje erbij doen. Dan probeer ik het briefje wel altijd zo te maken dat het past in hun belevingsvorm. Dus naar de woonzorgcentra: “dat uw bewoners er iets aan hebben”. Ik probeer het wel persoonlijk te maken. Op maat gemaakte PR eigenlijk. M: Wat is precies je doel van PR? F: doel van PR is meer bekendheid en meer cliënten genereren.
29
M: is het doel nog veranderd in de loop van de jaren? F: het doel is wel veranderd, omdat ik in het begin dacht twee jaar geleden, van ik moet me richten op huisartsen. Nu ben ik veel meer veranderd van gedachten dat ik me meer moet richten op de mensen om de zorg heen, de mensen die een coördinerende functie hebben en die dingen herkennen. Ik ben steeds meer van het idee afgestapt dat huisartsen de noodzaak van ergotherapie herkennen. Zij blijven veel meer hangen op de somatische, enige vraag die je aan een huisarts mag stellen. Daarna moet je terugkomen voor een volgend consult. Het zal niet snel iets ergotherapeutisch zijn. M: Hoe zie je dat straks met de DT? Denk je dat dat van invloed kan zijn, omdat de verwijzing niet meer nodig is? F: ik denk dat het dan nog belangrijker wordt om die coördinerende mensen te pakken te krijgen. Want die moeten ook op de hoogte gesteld worden dat er straks directe toegankelijkheid is. Want de huisarts gaat er tussenuit. Het ligt er ook helemaal aan hoe die cursus wordt vormgegeven, of je wel of niet verder mag gaan. Bij fysiotherapie werken ze met die rode en gele vlaggen dat is heel concreet en handelen is niet zo concreet. Ik weet niet wat voor stappenplan je moet doorlopen om iemand binnen te krijgen. Wat ik van een fysio gehoord heb, is dat zij toch nog wel cliënten terugstuurt naar de huisarts om toch een verwijzing te halen, om dingen uit te sluiten. Dus dat is nog even wachten hoe dat vormgegeven wordt. M: misschien komen wij meer te weten tijdens ons gesprek met Bea van Bodegom. Of tijdens of gesprek met Lisa Thus. We houden je op de hoogte. M: Je hebt ook een PR plan 2009, dat hebben wij ook toegestuurd gekregen, met samenwerkingsverbanden en ideeën. Welke mogelijkheden zie je nou nog meer in de regio hier? F: ik denk dat ik nog veel meer de thuiszorgorganisaties kan aanspreken. Ik heb er wel een aantal benaderd, maar er zijn er veel meer. Er zijn er echt heel veel. Ik denk dat nu mijn hoofdpunt Koedijk is, om daar binnen te komen bij de huisarts en daar mezelf stevig neer te zetten omdat ik ook een fysieke plek heb gecreëerd. M: dan ga je toch weer naar de huisarts toe? F: ja, maar ook de andere disciplines er omheen. Ik probeer het als geheel te zien. M: heb je al contact gezocht met die andere disciplines in die regio? F: ik heb volgende week een afspraak met twee paramedici. Ik heb morgen een afspraak om de huisarts terug te bellen om te kijken of ik binnen kan komen. De flyer is klaar, dus die wil ik gaan verspreiden. (iemand van zn fiets trekken :P) M: wil je die in heel Alkmaar gaan verspreiden? F: in ieder geval die buurt. Ik heb 4000 flyers, dus heel Alkmaar gaat niet lukken, maar wel die directe buurt. Dat zijn een beetje mijn korte termijn plannen. En ik wil een artikel in het plaatselijke krantje daar, daar heb ik nog geen contact mee. Naar aanleiding van jullie plan en advies wil ik wat groter, naar de Alkmaarse krant iets schrijven of zoiets, of een advertentie zetten. Ook omdat het nu wat meer body krijgt met een eigen praktijkruimte, dan staat het wat steviger om een grotere stap te maken. M: die tabel die je gestuurd hebt met wat je in 2009 gedaan hebt, is voornamelijk dat je persoonlijk contact hebt gehad (ergens langsgaan, folders uitdelen) en minder de schriftelijke kant. Heb je daar met een reden voor gekozen? F: het eigenlijk wel grappig, want dat vind ik minder eng dan persoonlijk contact. Wij geloven in de praktijk een beetje dat persoonlijk contact het beste werkt. Dat is ook waarom ik daarop inzet. Ik heb beperkte tijd en beperkte financiële middelen. Ik heb zelf bij de regionale krant gewerkt, dus ik weet dat je behoorlijke advertentiekosten
30
kwijt bent, dus daarom heb ik ook meer gespeeld op persoonlijk contact. Het is wel een van mijn vervolgstappen. Ik heb inmiddels ingezien dat ik moet investeren in PR. M: en als je zoiets wil, moet je kijken of je een artikel kan plaatsen. Adverteren is duur, maar een artikel met nieuwswaarde daar hoef je niet voor te betalen. F: dat is dan inderdaad stap een. Je hebt bijvoorbeeld Gezicht van de Zaak, dat plaatst artikelen over nieuwe bedrijven die starten en daar mag je een kleine advertentie bij zetten. En als je een nieuwe praktijk start, dan heb je ook iets met nieuwswaarde, en de directe toegankelijkheid. Dat zijn best wel aanleidingen om naar de krant te stappen, dan heb ik iets te bieden. Ik moet wel iets te schrijven hebben. We hebben het ook wel gehad over het maken van een nieuwsbrief en het aanleggen van contactpersonen op de mail, maar die nieuwsbrief ontwikkelen en bijhouden en steeds iets nieuws zoeken , kost zoveel tijd en dan verspringen al die plaatjes weer, dat is drama. M: je krijgt straks een eigen praktijkruimte, ben je van plan een open dag te houden? F: het is allemaal nog heel kortdag, ik heb vorige week besloten dat ik de ruimte neem. Volgende week ga ik het er met die anderen in de ruimte over hebben. Zij doen helemaal niks aan PR. Het is wel iets dat ik met ze wil bespreken, van wat willen zij, wat wil ik. Ik heb zitten denken om op de flyer een inloopspreekuur te zetten, dat ik daar dan ben en mensen binnen kunnen lopen. Ik heb het uiteindelijk niet gedaan, want ik dacht dan zit ik daar en dan komt er niemand. Ik vroeg me af hoe efficiënt het zou zijn. Mijn collega heeft het wel gedaan. Als mensen echt oprechte interesse hebben, moeten ze maar even bellen, dan kunnen ze langskomen, anders krijg je ook mensen waar je misschien niks voor kan. En ik leg mezelf dan heel erg vast op een dagdeel, waarin ik niet meer flexibel kan zijn. En flexibiliteit is wel iets wat heel belangrijk is, zeker omdat het zo’n grote regio is. Je had ook elke eerste dinsdag van de maand kunnen doen, maar ik denk niet dat dat zo blijft hangen. Dus ik heb het uiteindelijk niet gedaan. M: Weet je wat het effect er van is bij je collega? F: zij heeft die praktijkruimte nu een paar maanden in Den Helder. Zaterdag was haar open dag, dus dat kan je heel goed aan haar vragen. Zij heeft wel echt het idee dat fysieke aanwezigheid een directe toename bewerkstelligt. Waarin zij nog meer in de setting met fysio en mensendieck zit en ik meer in de alternatieve hoek. We moeten kijken of dat een verschil geeft. M: zijn er nog PR activiteiten die je echt uit wil gaan voeren? Die hoog op het prioriteitenlijstje staan? F: ik hoop echt dat ik goed contact krijg met die artsen, ik merk wel enige weerstand zonder dat ik niet arts heb gesproken. M: waarin merk je die weerstand? F: omdat ik al drie keer terug heb moeten bellen, terwijl ik dan denk, je kan het ook even vragen en mij terugbellen. Maar goed, wie weet valt het allemaal wel mee. Binnenkomen bij die artsen vind ik nu wel even heel belangrijk, omdat je gewoon fysiek daar bent. Flyeren rondom Koedijk, een artikel in die krant daar en uiteindelijk een artikel in die overkoepelende krant, dat zijn denk ik mijn prioriteiten. M: Zijn dat ook alle ideeën die je had? Vorige keer benoemde je dat je heel veel ideeën hebt, vallen die daaronder of gaat dat nog een stapje verder? F: je kan nog veel meer doen. Je kan op allerlei markten staan, je kan contacten leggen met het MEE, met humanitas, klinische lessen. Ik kan wel veel bedenken. Ik heb ook bij de thuiszorg weleens lessen gegeven over
31
tillen/ transfers, ik heb nog een krantenartikel liggen voor de bibliotheek die hebben iedere maand iets over medische lezingen. Ik heb een bakje en daar gooi ik al mijn ideeën in, als ik een keer niks te doen heb. Het wordt steeds voller. Je hebt ook nog een gratis informatiekrant, volgens mij kan ik daar ook nog eens een keer een artikel voor schrijven. Je hebt sowieso de vereniging voor MS, al die patiëntenverenigingen kan je volgens mij een artikel sturen dat je wat gaat doen. Ik zou nog contact willen leggen met de thuiszorgwinkel in Alkmaar om daar een soort spreekuur te organiseren. Ik heb wel al contact met de ouderenwinkel in Limmen om dat soort dingen te doen. Dat zijn dingen die ik zo even kan bedenken. Dat zij heel veel dingen die al ideeën opkomen, maar waar je niet verder mee komt. M: hoe reageerde die ouderenwinkel op het idee voor een inloopspreekuur? F: ik ben dat nog een beetje aan het masseren. Die ouderenwinkel is zelf ook net begonnen, het is een franchiseconcept en het is even anders dan de Evean winkels. Je ziet gelijk veel meer die ondernemerslust bij die man, dus dat is wel goed. Maar ik had eerst zoiets ik ga eerst wat artikelen bij hem kopen en nu krijg ik inmiddels korting, zo een beetje. Ik ga hem niet direct overvallen met een inloopspreekuur, want dan heeft hij ook zoiets van: nou, zo. Ik drink daar af en toe een kop koffie en dan ben ik aan het werk. M: Je hebt dat idee van het inloopspreekuur nog niet uitgesproken? F: Nee, ik heb wel het idee in de week gelegd om samen iets te gaan doen. Dat heb ik wel laten vallen en daar stond hij voor open. Ik doe het een beetje stapje voor stapje, anders valt de deur dicht. Ik geef hem ook af en toe tips van wat hij moet kopen, als iets niet in de winkel ligt. M: Dat zijn een heleboel ideeën die je hebt. Is het puur tijdsgebrek dat je er niet echt mee aan de slag gaat, of heeft het nog een andere reden dat het blijft liggen? F: Ja en dat het dus ook de afweging is van hoe effectief is het. En dat is dus ook waarom ik dit aan jullie vraag, van waar moet ik nou mijn energie op richten, want je kunt alle kanten op. We hebben ook nog een offerte liggen om van die ringpennen te bedrukken met een logo en gewone pennen. Maar wat is nou het beste PR materiaal? Dat is lastig. M: welk middel spreekt jou het best aan? F: wat voor mij het beste werkt? M: je kan het ook omdraaien, jij bent misschien ene potentiële klant van een bedrijf, die trekt jou het meest aan? F: dat is wel een interessante. Aangezien ik zelf stukjes uit de krant scheur, zal het waarschijnlijk de krant zijn. Maar daarbij is het wel het feit dat je het zelf kunt beslissen. Maar goed, ik ben volgens mij niet zoals alle anderen, dus dat vind ik wel lastig. Dat is volgens mij ook een valkuil, dat je vanuit jezelf gaat kijken. (hebben die MER studenten onderzocht wat cliënten willen?) M: je hebt drie soorten mensen, zieners, hoorders en voelers dus je moet op alle drie inspelen. Alleen op de krant richten leidt ertoe dat je een bepaalde groep mist. Dat is ook het moeilijke aan PR dat je ze allemaal aan moet spreken, hoe doe je dat. Dat is ook de moeilijkheid van ergotherapie dat je zoveel kanten op kan. F: Ja. Ik denk dat het krantenartikel, de een wil een foto om te kijken of je er aardig uitziet en de ander wil echt de tekst voor de informatie. Dat merk je in gesprekken met cliënten ook heel erg. De een wil heel theoretisch, de ander wil lekker doen en die vindt het gezellig dat je langskomt. Dat maakt het ook zo moeilijk waarom ik niet weet waar ik moet beginnen.
32
M: wat we wel inderdaad in de literatuur hebben gezien is dat je verschillende middelen moet inzetten. Focussen op een item heeft geen zin en herhaling is heel belangrijk om het warm te blijven houden. F: Ja dat is het ook. Ik heb een keer geïnvesteerd in een thuiszorgorganisatie en op een gegeven moment bloedt dat toch dood. Dus ik moet weer even… Net als wij die kerstcadeautjes doen, bonbons met een roze met wit strikje en een logo van ergotherapie NoordHolland, in hoeverre is dat opdringerig of niet. Dat vind ik altijd zulke moeilijke dingen. M: Je had het net over die ringpennen. Wat wil je daar eigenlijk mee gaan doen? Waar wil je die gaan verspreiden? F: dat zijn dan weer dingen die ik dan meer onder de coördinatoren zou verspreiden. Want bij huisartsen denk ik ook eigenlijk veel meer richting die assistenten, want zij leggen die verwijsformulieren neer en die huisarts die pakt gewoon wat. Dus ik denk meer aan de assistenten of praktijkondersteuners of wijkverpleegkundigen. Niet direct uitdelen aan de doelgroep. De doelgroep is eigenlijk het eindspoor. Ik moet die coördinator hebben die tien van die mensen ziet. Dat werkt denk ik beter. Dat valt me zo vaak op dat mensen, dat klanten altijd veel meer mensen om zich heen kennen die ook beperkingen of een handicap hebben, maar dat het eigenlijk nooit echt wordt doorverteld. Mond-tot-mond reclame van klanten werkt niet echt heel goed heb ik het idee. Ze houden het meer tot zichzelf. Heel af en toe krijg ik iemand die zegt ik heb je nummer aan die en die gegeven. Maar dat zijn dan ook meer de jongere mensen. De mensen die wat meer in dat passieve zitten, zullen dat niet doen. M: het is misschien toch een beetje een taboe. F: Of dat er zo veel hulpverleners komen, dat ze dat niet meer zien. In normale organisaties zou je daar wel meer op spelen. M: een dienst verkopen is lastiger dan een concreet product. M: is er nog een bepaalde boodschap die je wil overbrengen? F: dat zijn weer die kernpunten zoals betrokkenheid en dat je wat extra biedt, dat je snel bent en aan huis. We proberen cliënten binnen een week in te plannen, dat is ons doel. Als een cliënt zelf niet kan of veel eisen aan een afspraak stelt, lukt het soms niet. M: we hebben nu meer van je ideeën gehoord. Het is nu aan ons om te kijken wat voor jouw praktijk een geschikte methode is. Je noemde ook open dagen. Daar zijn wij ook op gekomen. Sta je er voor open, bijvoorbeeld met heel ET NoordHolland aan een open dag mee te doen, of een zorgmarkt dat je daar staat. F: dat is ook iets wat ik uit moet zoeken, van hoeveel markten zijn er in Alkmaar. M: er is in januari 2011 “eerstelijns Noord Holland”, daar kun je een kraampje reserveren. F: ja daar heb ik van gehoord. Ik dacht dat dat al sneller was. Daar probeer ik wel een beetje van op de hoogte te zijn. Je hebt ook ZONH. M: ja dat zijn leuke plekken om te gaan staan, om je praktijk neer te zetten. En het is gericht op Noord Holland, dus dat sluit wel goed aan. F: we hebben al een aantal keer gesproken met ZONH, maar in het EN tijdschrift komen zij af en toe wel voor, maar zij krijgen geen geld om ergotherapeuten te steunen. Van alle groepen krijgen ze wel geld en wij mogen af en toe meedraaien, maar eigenlijk is het niet voor ons bedoeld.
33
De financiering is mij niet helemaal duidelijk. Ik krijg wel hun nieuwsbrief die ik altijd lees. Ik ben er vorig jaar een of twee keer heen geweest, maar hoe efficiënt is dat? Je ziet een aantal artsen, een aantal FT, maar daar heb ik niet echt verwijzingen uit gekregen. Maar je moet het wel proberen. M: ja het is ook een stukje naamsbekendheid. Als ergotherapie Noord Holland heb je natuurlijk een heel breed gebied aan doelgroepen wat je kan bereiken. F: het is wel moeilijk dat je er niet avond aan avond mee bezig bent. M: de support beurs is te groot. Je moet meer kijken naar regionale beursen en die opnemen in je planning. F: ik vind die kleine interessant, maar ik zou al niet weten wanneer het is. M: een markt is ook maar een middel, dus dan is het een kwestie van planning in een jaar. F: ik heb wel een keer een mail gestuurd wat het kost om een kraam te reserveren. Ik zal daar nog eens achteraan gaan. M: nou we hebben weer een heleboel informatie gekregen.
34
Bijlage 3 Bea van Bodegom, EN 23-06-2010 Algemeen Bea is ergotherapeut, altijd gewerkt in de kinderrevalidatie. Via managementfuncties binnen revalidatie veranderprojecten gedaan. In bestuur van Nederlandse Vereniging van Ergotherapie we moeten naar professioneel bureau, gesolliciteerd en aangenomen. Opleiding voor coaching en counseling gedaan, met name in relatie tot arbeidsrelaties. In 2006 eigen bedrijf begonnen: advies en supervisie. Master gedaan in management en innovatie. Ruim 12 jaar werkzaam bij de vereniging. Promotietraject bij universiteit van humanistiek (menswaardige samenleving) DTE Het is nog niet zeker dat het per januari 2011 ingaat. De minister moet nog akkoord geven en het moet nog langs de Eerste Kamer. De Kamer gaat zich eerst buigen over het nieuwe bezuinigingsvoorstel. Voor het zomerreces is het niet meer mogelijk om naar de DTE te kijken, dus het zal niet ingaan per januari 2011. Brancheorganisatie zorgverzekeraars hebben gezegd dat als het nu niet rond komt in de politiek krijgen zij het niet meer rond in de contracten per 2011. Dus die zullen ook lobbyen om het later te doen. Er zijn onderzoeken naar DTF. Aantal partijen wil die onderzoeken afwachten. Kortom: Er is geen zekerheid. Professioneel vindt Bea het jammer dat het wordt uitgesteld. Het zou de beroepsgroep goed doen om een autonome professional te worden met meer eigen verantwoordelijkheid. Qua interne organisatie vindt ze het goed dat het uitgesteld wordt, iets minder druk. Directe toegankelijkheid is belangrijk. Onzekere factor: wat gaat de politiek doen? Cursus Het is wel de bedoeling dat die nog dit jaar komt. Cursisten kunnen verspreid worden. Visie op DTE Positieve verandering. Feit dat je nu altijd verwijzing nodig hebt, geeft een afhankelijkheidspositie. De huisarts moet altijd een consult geven voor een verwijzing. Dit geeft extra druk voor de huisarts en kosten voor de zorg. Als je als professional je die verantwoordelijkheid aanleert, kunnen huisartsen ontlast worden. Komen cliënten/ pr Onbekendheid is een barrière. Ergotherapeuten worden nu genoemd met de verandering binnen de vergoeding, dat is free publicity. Aantal dingen spelen een rol: - Minder afhankelijkheid van huisarts zorgt voor meer verantwoordelijkheid voor eigen praktijkvoering PR voeren en jezelf in jouw gebied moeten versterken en bekendheid creëren. Dit is een zwakke kan van ergotherapeuten.
35
-
-
Verantwoordelijkheid komt door DTE bij individuele professional te liggen. Men leunt nu teveel op het feit dat hij onbekend is. Je kan het niet van een beroepsvereniging laten afhangen of jouw praktijk winstgevend is. Wat moetje als beroepsvereniging landelijk doen? Maar het is ook een punt van de praktijk/ therapeut zelf. Je moet jezelf goed realiseren wat je eigen kwaliteiten en talenten zijn en welke doelgroep hoort daarbij. Er moet hard gewerkt worden aan ondernemerschap binnen dit beroep.
Proactief reageren op veranderingen in de samenleving is erg belangrijk!! Dan moet je wel weten wat er in de wijk speelt en hoe je daar op moet reageren. Dit moet opgebouwd worden. Scholing Voor de ontwikkeling van de DTE is een bedrag op begroting. Ergotherapeuten moeten betalen voor scholing. Het is ‘verplicht’. Zorgverzekeraars gaan vragen om bewijs dat je de scholing met goed gevolg hebt afgelegd. Om die reden wordt scholing ook afgesloten met een toets. Screening wordt vergelijkbaar met die van de fysiotherapie. Het is nog niet duidelijk wat de rode vlaggen moeten worden. Scholing FT is stoornisgericht, met name op de vlaggen. Dat ligt bij ergotherapie anders. In de scholing moeten juist ook de verschillen tussen ergotherapie en fysiotherapie duidelijk worden. Er wordt ook samengewerkt met de verenigingen van logopedie en oefentherapie. Huisarts Rol huisarts ligt ook aan de ontwikkeling en profilering van een praktijk. Andere ontwikkeling is de ontwikkeling naar wijkgerichte zorg. Het heeft te maken met hoe mensen samenwerken in de zorg. Daarnaast heeft het veel meer te maken met gezondheid dan met zorg. De huisarts weet eigenlijk niet hoeveel ouderen er in de buurt wonen. De ergotherapeut weet dat ook niet. Maar het is belangrijk om te weten, om in te kunnen schatten wat de verwachte problemen in de buurt zullen zijn. Dat is afhankelijk van de samenstelling van de buurt. Je moet meer redeneren vanuit de populatie en hoe anticipeer je daarop. Zorgprofessionals kijken nog vanuit een oud paradigma; iemand is ziek en niet hoe houd ik iemand gezond. Samenwerking van de zorg is heel belangrijk! Zorgverzekeraars Contracten zullen blijven bestaan. Scholing is zeer gewenst. Zij willen kwalitatief goede ergotherapie inkopen. Aantal ergotherapeuten Onbekend! Zonder lid te zijn, komen ze ook niet in de databank van zoek een ergotherapeut op de site. De scholing is duurder voor niet-leden. Onderwijs Op het moment dat de scholing start, wordt het ook binnen het curriculum van de opleidingen opgenomen. 4 jaar na de start zijn studenten opgeleid voor directe toegankelijkheid. Competenties van de opleiding zijn gekoppeld aan het keurmerk en staan nu los van directe toegankelijkheid. Deze zijn afgeleid van het beroepsprofiel. In 2007: nieuw strategisch plan ontwikkeld, waarin een aantal punten belangrijk is:
36
-
Ergotherapeut moet ondernemender worden. Samenwerken is belangrijk Evidence based werken Cliëntgericht werken
Dit staat allemaal los van direct toegankelijkheid. PR Vanuit EN bezig met PR? Eerste focus: ontwikkelen en focussen directe toegankelijkheid en aan de hand daarvan kijken naar het voeren van de publiekscampagne (Lisa). Er zullen ook zeker landelijke dingen plaats gaan vinden. Het heeft nog geen vorm gekregen. En heeft geen geld om dure folders te maken. Het zal eerder gaan om zelf te printen documenten of formats die worden aangeboden. Er zal geen promotiemateriaal aangeboden worden, in verband met de kosten. Het wordt om een creatieve manier aangeboden. Ergotherapie over 10 jaar Hoop: maatschappelijk relevant beroep. Buiten zorgcircuit van betekenis zijn. Laagdrempelig in buurten te vinden. Sociale projecten. Sterkere plek bij re-integratie naar werk. Niet meer puur het zorgkenmerk. Een op een relatie minder, maar meer met groepen mensen. Occupational Justice Wereldcongres: juist in Zuid Amerika meer sociale projecten (dak- en thuislozen) hoop dat we daar iets meer van meekrijgen naar deze wereld.
37
Bijlage 4 Lisa Thus 21-06-2010 Opdracht: Lisa studeert Communicatie aan Hogeschool Utrecht. Stageplek, omdat En een publiekscampagne wil opzetten voor ergotherapeuten. Een campagne opzetten zodat ergotherapeuten dat op hun eigen werkplek kunnen gaan gebruiken. Het gaat niet om leden werven. De campagne is gericht op de cliënt. Als lid kunnen ergotherapeuten promotiemateriaal aanvragen en downloaden, zodat zij dat op hun eigen werkplek kunnen inzetten. Op die manier is er een meerwaarde om lid te zijn van Ergotherapie Nederland. De informatie gaat over ergotherapie in het algemeen, gericht op de 4 maatschappelijke thema’s. Het doel is om ergotherapie bekender te maken. Aanpak: Er is veel behoefte aan promotie van het beroep, blijkt uit eerder onderzoek van EN. Over 2 weken gaat Lisa groepsinterviews houden om te achterhalen hoe ergotherapeuten hun beroep willen promoten en hoe EN daaraan bij kan dragen. Na gesprekken met mensen binnen de vereniging en andere beroepsverenigingen wil zij een advies opstellen met concrete producten. Tip: niet gelijk in producten denken, dan loop je het risico dat het vastloopt. Belangrijk is om eerst te achterhalen wat cliënten willen weten en je dan af te vragen welke producten je daarbij in kunt inzetten. Wat wil je bereiken en wat kan daaraan bijdragen? Belangrijke vragen: - Wat wil je bereiken - Wie wil je benaderen Aan de hand daarvan bepaal je het product. Probleem van ergotherapie is dat het een breed vak is. Lisa focust zich op de 4 gebieden. Misschien een idee voor ons, omdat wij werken voor een praktijk met een bepaalde doelgroep. Doelgroepanalyse: deze analyse kan helpen om duidelijk te krijgen voor wie de campagne opgezet moet worden. Dit is belangrijk bij je campagne. Wij kunnen onderzoek doen naar de doelgroep waar Frida zich op richt. Flyers zijn handig voor mensen die al geïnteresseerd zijn. Ouderen die denken ‘ik heb dat niet nodig’, zijn niet geïnteresseerd in een flyer. Literatuur Literatuurstudie is erg duidelijk. Voor ons is het lastig welke methode wanneer geschikt is. Welke methode kan goed aansluiten, heb je daar goede literatuur over. Marketingcommunicatiestrategie van Floor en Van Raaij. Directe Toegankelijkheid De campagne die Lisa op gaat zetten moet daar wel op inspelen. Maar daar is nog te weinig over bekend.
38
Bijlage 5 Interview Ergotherapeut Bergeijk Ilse Smolders (telefonisch) 16-06-2010 M = projectgroep MAST E = ergotherapeut M: Ik wil graag eerst wat informatie over uw praktijk, om een beetje een beeld te krijgen wat de praktijk precies doet. Hoe lang bestaat de praktijk al? E: ik heb een eenmanspraktijk, ik ben in mijn eentje als ergotherapeut een praktijk gestart, die bestaat nu zo’n 3,5 jaar. Het is een praktijk voor volwassenen, eigenlijk voor mensen vanaf 18 jaar. M: heeft u een praktijk aan huis? E: ik heb een praktijkruimte aan huis, maar daar maak ik vrijwel geen gebruik van. Het is meer administratieruimte. Het voldoet wel aan alle eisen, therapie materiaal is er, maar ik maar er bijna geen gebruik van, want wij gaan eigenlijk altijd op huisbezoek bij mensen als ergotherapeut. Sinds half maart dit jaar heb ik ook een tweede vestiging in Dommelen, in Valkenswaard geopend. Mijn werk beslaat een vrij ruim werkgebied. M: is het wel zelfstandig te doen? Redt u het alleen? E: de praktijk is echt in opbouw. Ik werk nu nog een paar dagen in loondienst zelfs nog, bij een werkgever hier in de buurt. Op het moment dat het te druk wordt ga ik daar minderen en werk ik meer voor mezelf. Maar op dit moment is het allemaal goed te behappen, zeker omdat de praktijk nog in opbouw is. M: en heeft u enig idee binnen wat voor termijn u helemaal uit loondienst gaat en helemaal zelfstandig? E: daar heb ik nog niet echt zicht op, maar ik hoop zo snel mogelijk! M: duidelijk, da hebben we een beetje een beeld van de setting. Per 2011 gaat de DT in. Hoe staat u daar tegenover? E: op zich sta ik daar vrij positief tegenover. Allereerst omdat de drempel voor mensen om gebruik te gaan maken van ergotherapie een stukje lager wordt. Op dit moment als iemand mij belt (ik heb gehoord dat een ergotherapeut mij kan helpen bij bepaalde problemen) dan moet dat nou eerst via de huisarts, om een verwijsbrief te halen voordat ze bij mij kunnen komen of ik bij hen. Als je directe toegankelijkheid hebt verandert er gewoon wat en wordt de drempel lager. Dan kunnen mensen zelf (onverstaanbaar), zelf een afspraak maken. De andere kant is natuurlijk wel dat er voor ons als ergotherapeuten een extra taak bij komt. We screenen natuurlijk sowieso al of mensen in aanmerking komen voor ergotherapie, maar dat moeten we dan meer specifiek gaan doen. Is ergotherapie nou de aangewezen therapie of heeft iemand meer baat bij een andere therapie? Daar moeten wij alert/ oplettender in worden. M: hoe ziet u dat voor zich, qua cursus ook? E: ik zie dat best wel positief in want als ik kijk naar mijn eigen werkwijze screen ik sowieso mensen of ergotherapie geschikt is. Als ik bij iemand thuis kom en ik denk voor mij ligt daar niks op dit moment, ga ik niet onnodig door. Dat geef ik dan heel eerlijk aan. Ik denk dat het meer een kwestie is dat ergotherapeuten geschoold moeten worden in hoe zal dat dan met die DT gaan werken qua manier van screenen, want er zal wellicht toch iets veranderen, maar ik geloof niet dat dat ons nou meer werk gaat opleveren. Ik denk dat dat wel meevalt.
39
M: de EN geeft aan dat vanaf oktober een cursus gevolgd kan worden. E: ik denk dat dat heel goed is, om het een beetje uniform te laten verlopen. M: weet een client wanneer hij ergotherapie nodig heeft? Dat is dan de volgende vraag. E: Dat is inderdaad een tweede. Maar ook dat zie ik eigenlijk vrij positief in, want je merkt heel sterk, in ieder geval hier in de omgeving, dat bij lang niet alle verwijzers heel duidelijk is wat ergotherapie precies kan betekenen. Op moment dat je verwijzers niet meer nodig hebt in eerste instantie kan je veel meer reclame gaan maken van wat ergotherapie in feite inhoudt bij de mensen. Dan kun je ze directer benaderen, want nu moet dat iedere keer via de weg van de verwijzer, en als die er of te weinig vanaf weet of in zo’n vaste structuur zit dat ergotehrapie nog niet in beeld komt, dan is het fijn dat je de mensen op die manier zelf kan benaderen en de mensen zelf uitleg kan geven. Het blijft gewoon moeilijk. Fysiotherapie kent iedereen wel, maar bij ergotherapie is dat een ander verhaal. M: hoe gaat u dat zelf aanpakken? Toch een beetje dat reclame maken, dat komt er nu wel bij kijken. Bent u daar al over aan het nadenken? E: ik heb daar wel wat over nagedacht. 2011 lijkt nog zo ver weg. Als ik kijk wat ik nu al doe, ik geef vrij regelmatig lezingen aan bepaalde groepen, mantelzorgcafé. Ik denk dat je op die manier de mensen zelf kunt benaderen om ergotherapie bekend te laten worden. Regelmatig een keer een stukje in een huis aan huis blaadje, waarin je het uitlegt, dat soort dingen daar zul je het toch in moeten zoeken denk ik. M: Zijn daarbij ook samenwerkingsverbanden, waar verwijzingen uit komen? E: ja, ik werk met verschillende disciplines samen, zeker nu ik ook in het paramedisch centrum in Dommelen zit, waar je eigenlijk met meerdere disciplines onder een dak werkt. Dan merk je dat je heel veel overleg hebt, je profileert jezelf als paramedisch centrum en de lijnen zijn gewoon een stuk korter. Wat dat betreft werk je er samen ook aan om bekend te worden. M: komen uit dat gezondheidscentrum dan ook de meeste verwijzingen? E: op heel veel verschillende manieren krijg ik verwijzingen binnen. Stukje vanuit de huisarts, specialisten, thuiszorg ook, ook steeds meer doorverwijzingen vanuit de fysiotherpaie vanuit het paramedisch centrum. Het is eigenlijk heel divers. M: goed om dat van meerdere kanten te krijgen. E: zeker weten. M: die samenwerking ziet u wel echt als een meerwaarde? E: ja zeker weten, dat merk je duidelijk dat verschil. Vanuit mijn praktijk in Bergijk zoek ik de samenwerking natuurlijk ook, alleen het is gemakkelijker als je onder een dak zit. Je bent sneller vindbaar voor de rest ook en andersom. M: verwijst u mensen ook naar de fysio. E: het is vaker andersom moet ik eerlijk toegeven. Want mensen denken eerder aan fysiotherapie als aan ergotherapie en vaak als ik ingeschakeld word, is er al een fysiotherapeut bij betrokken. Het is vaker andersom. M: u hebt al een beetje genoemd hoe u uw eigen praktijk promoot, lezingen, in blaadjes een artikel. Zijn er nog andere PR methoden die u gebruikt? E: ik heb sowieso een website, daar kun je tegenwoordig ook niet meer zonder. De ouderen zullen er niet direct op kijken, maar ook jonge mensen worden oud en die zijn er dan toch wat meer mee bekend, dus op een gegeven moment krijg je er steeds meer. Ik heb een eigen folder vanuit de praktijk. Het persoonlijk contact zoeken is
40
eigenlijk het belangrijkste, regelmatig je gezicht laten zien bij de verwijzers. Dat ze weten wie je bent en daardoor ook eerder geneigd zijn om jou in te schakelen. M: en ook wanneer een client behandeld is, schrijft u dan rapporten naar de huisarts? E: ja dat sowieso, dat doe ik standaard. Sowieso na ieder huisbezoek stuur ik een soort van tussenrapportage naar de verwijzer en als ik klaar ben, stuur ik ook een eindrapportage, waar ik precies in uitleg: hier hebben we aan gewerkt, wat zijn de uitkomsten. M: dat is inderdaad wel goed voor de verwijzer om te weten hoe het met de client gaat. M: internet, daar kan je eigenlijk niet meer om heen tegenwoordig. De keuze voor de folder, is dat bewust gekozen? E: de folder is bedoeld voor de mensen die ik in behandeling heb of in behandeling wil krijgen, niet zozeer voor de verwijzers. Sowieso als ik bij iemand op huisbezoek ben de eerste keer krijgen ze altijd van mij een folder, daarin staat uitgelegd wat ergotherapie is, waar ze mij kunnen bereiken, dat ze alle informatie bij elkaar hebben. Plus ik zet hem neer bij de verwijzers en dergelijke dat als mensen eventueel interesse hebben dat ze het foldertje mee naar huis kunnen nemen. M: wat naslagwerk? E: Ja. M: gaat u ook bewust langs bij verwijzers? Als er een nieuwe huisarts is op de koffie te gaan en te vertellen wat u doet? E: ja dat probeer ik altijd. Sommige huisartsen staan er niet voor open, omdat het teveel tijd kost. Maar in de meeste gevallen lukt dat wel. Ik vind het belangrijk dat ze mijn gezicht kennen, maar andersom ook. Dat ik ook weet wie de verwijzer is. Dat je makkelijker het contact kunt leggen. Ook om uit te leggen wat ergotherapie is. Dat is ook heel belangrijk. M: de PR methode die u net genoemd hebt, weet u wat het beste werkt? E: persoonlijk contact. Je merkt toch zeker in dorpen dat mond tot mond reclame heel belangrijk is. M: u werkt voornamelijk in kleinere dorpen? E: ja, ja. M: de PR, wordt dat door uzelf gedaan en bedacht, hebt u onderzocht wat het beste zal werken. E: het is allemaal wat ik zelf bedacht heb. Waarvan ik dacht dat het goed is. Ik heb ooit wel een keer een scriptie gelezen van studenten die op papier hadden gezet van hoe kun je dat het beste aanpakken, maar daar stond dit ook allemaal in, dus ja. Daarnaast heb ik toen ik mijn praktijk startte ook een cursus gedaan over het starten van een praktijk voor ergotherapie en daar is natuurlijk ook wat aan bod gekomen. ZO krijg je van her en der toch wel wat dingen te horen die je kan doen, en daar maak je dan je eigen plan op. M: met Frida heb ik ook een interview gehouden en daarin kwam naar voren dat zij een aantal dingen niet doet. In dit interview komt naar voren dat een aantal van die dingen wel heel belangrijk zijn en dan toch ook het contact met de huisarts. U hebt zeker wat dingen genoemd die wij mee kunnen nemen daarin.
41
E: jullie gaan hier nu een rapport over maken? M: diverse therapeuten gaan wij interviewen, oefentherapeuten, fysiotherapeuten en ergotherapeuten. Dat is een stukje praktijkstudie. Uit de antwoorden gaan we kijken, wat heeft nou effect, wat merken de therapeuten in de praktijk. Uit de literatuur kunnen we veel informatie halen, maar is het bewezen dat het dan werkt. Wij vinden de praktijk het belangrijkst. Van daaruit gaan wij een adviesrapport schrijven voor haar praktijk, hoe zij het aan moet pakken om bekender te worden en hoe ze het met de directe toegankelijkheid meot aanpakken. Uit dit interview kunnen we daar niet heel veel uithalen, omdat daar bij u ook nog geen ervaring mee is, maar vanuit de fysiotherapie en de oefentherapie kunnen we waarschijnlijk enkele valkuilen naar boven halen, waar de ergotherapeut waarschijnlijk ook tegenaan lopen. Zo proberen we alles samen te vatten, om een advies te maken met een implementatieplan.
42
Bijlage 6 Interview Ergotherapeut Ede Jeannet Scheffer (telefonisch) 21-06-2010 M = projectgroep MAST E = ergotherapeut M: voor een afstudeeropdracht zijn wij bezig voor de praktijk van Frida Bijman, die graag wil weten hoe zij haar praktijk het beste neer kan zetten en kan promoten, rekening houdend met de directe toegankelijkheid. E: het is nog niet helemaal 100% zeker dat het 2011 ingaat. Dus dat dat niet jullie doel wordt. M: we hebben woensdag een gesprek met Bea van Bodegom van EN. We willen van haar graag wat meer erover horen, omdat er nog vrij veel onduidelijk is. We zijn op dit moment bezig met de praktijkstudie, daarin hebben wij contact met fysiotherapeuten, ergotherapeuten en oefentherapeuten om te kijken, want bij hen is de DT al in gegaan en we willen weten of er bepaalde valkuilen zijn, waar wij ook tegenaan kunnen lopen of niet. En we hebben een gesprek met ergotherapeuten om erachter te komen hoe zij er tegenaan kijken. E: er is wel een ander belangrijk politiek besluit genomen, ik weet niet of je het gehoord hebt? M: ja dat cliënten 10 euro per behandeling moeten betalen toch? E: ja klopt, en daar schrok ik wel even van. Want dat heeft wel consequenties voor mensen met een smalle beurs. M: ik stond er ook even van te kijken. Ik denk dat het iets is waar wij aan moeten denken, wat we in ons achterhoofd moeten houden bij het verdere verloop van ons afstudeerproject. Dus dat nemen we ook mee. […] M: ik heb eerst een aantal algemene vragen, meer over uw praktijk en hoe alles er een beetje uitziet. Heeft u een eenmanszaak? E: ik ben baas van de praktijk en ik heb twee freelancers in dienst. Waarvan de een structureel twee dagen werkt en de andere freelancer huur ik incidenteel in, wanneer we veel klanten hebben. In formatie een 1,5 formatie. M:U bent wel degene die het heeft opgezet en met het idee is gekomen? E: Ja. M: behandelen jullie een specifieke doelgroep? E: vooral gericht op de volwassenen dus chronisch zieken, ook wel ouderen. Geen kinderen. M: is er iets kenmerkend voor uw praktijk? E: wij zijn redelijk flexibel en hanteren geen 9 – 17 mentaliteit. M: dat is voor de cliënten ook prettig. Is dat het enige dat jullie praktijk onderscheidt van de rest? E: zijn er ook nog andere dingen? We zijn een vlugge, snelle praktijk. Een beetje no nonsens. Snelheid, als de nood aan de man in dan zijn we er snel. Ik heb een hele nauwe samenwerking met de WMO. Ik kom zelf ook een beetje uit de WMO, dus goede korte lijnen met de WMO van de gemeente Ede. De WMO verwijst ook weer veel naar mij door. Ik word zeer serieus genomen door de WMO. M: het is altijd goed om die banden te hebben, dan worden die contacten ook sneller gelegd. E: ja, absoluut. Ook voor een second opinion.
43
[…] M: de DT gaat dus waarschijnlijk in per 2011, hoe staat u daar tegenover? E: Ambivalent moet ik zeggen. Enerzijds scheelt het veel rompslomp van briefjes, soms heb ik de klant al in behandeling en moet ik het briefje van de huisarts nog krijgen, of schrijf ik mijn eindverslag na twee bezoeken en vraag ik gelijk om een verwijzing. […] Anderzijds zal ik de verwijzing ook wel missen, want daar staat heel goed vaak wel de medische aanleiding voor ergotherapie op. En een stukje medische diagnose die je nu vaak meekrijgt op een verwijzing die zal ik missen. En je kan er altijd om vragen en contact leggen klopt het dat het dat… Maar de huisarts is wel een belangrijke doorverwijzer. Als ze op een gegeven moment denken ‘die klant kan zelf wel een ergotherapeut vinden’, dan gaan minder mensen een ergotherapeut vinden. M: dan zal je toch meer met PR moeten gaan doen om de praktijk meer bekend te maken in de omgeving. E: ja precies, dat is ook de reden dat ik net bezig ben met een advertentie in de gemeentegids van de gemeente. Dat heeft ook wel te maken met die directe toegankelijkheid, dat ik denk ik ga toch 850 euro investeren om in dat gidsje te komen. Dat merk ik wel, ik ben bewuster bezig met hoe doe ik mijn PR volgend jaar. M: dat zal toch wel anders worden inderdaad. Want ga je je dan meer op de huisartsen richten of op de fysiotherapeut, want dat zullen hoe dan ook toch verwijzers blijven, ook al is een echte verwijzing niet meer nodig. Maar de cliënt moet zelf ook meer gaan beslissen denk ik daarin. E: ja klopt, dus je moet eigenlijk nog beter je gaan profileren, zichtbaar zijn. M: wat zijn u verwachtingen? Denkt u dat de cliënten het wel zelf zullen vinden? E: we krijgen natuurlijk een generatie die handig is met internet, vaak de zonen en dochters van de oudere klant. De oudere klant, van boven de 70 heeft nogal eens moeite om het te vinden. Dan is zo’n gemeentegidsje handig of een keer een advertentie in de krant. En het woord ergotherapie, helaas, is nog niet bij iedereen heel bekend. M: […] ergotherapie is zo’n breed vak, je kan niet precies je vinger erop leggen wat het is. E: heel vaak wordt het geassocieerd met aanpassingen en voorzieningen, maar dat is maar een klein onderdeel ervan. In die zin kunnen we nog heel wat aan beeldvorming doen en ik denk dat we Ergotherapie Nederland ook hard nodig hebben. Fysiotherapeuten profileerden zich op een gegeven moment als een specialist in bewegen. Wat zijn wij dan, specialist in het doen of het handelen. Wat is een goede term. Wordt het begrepen door de grote massa? M: dat is ook heel moeilijk en waar wij een beetje naar op zoek zijn. Wat wil een cliënt nou zien, wat kenmerkt nou de ergotherapie. Dan kom je al heel snel op het handelen en de hulpmiddelen. E: dat is ook heel breed. Hulpmiddelen is iets concreter, maar sommige mensen willen helemaal niet aan de hulpmiddelen, dus daar kun je mensen ook weer mee afstoten. Dus als je een advertentie gaat zetten op een kwart pagina, met een paar regels, dan denk je wat wil ik nou kwijt? Ergotherapie uitleggen kan niet. Dus het is best ingewikkeld. M: hoe doet u dat op dit moment? Hebt u daar een adviesbureau dat u daarvoor inhuurt? E: ik had de man die mijn website en mijn visitekaartje heeft gemaakt kunnen vragen, maar ik dacht ik doe het nu zelf even. Ook door tijdsgebrek en een deadline. En er zitten natuurlijk ook weer kosten aan. Die advertentie is al 850 euro.
44
M: hebt u per jaar een bepaald budget voor de PR en reclame? E: heb ik nog niet, maar ik denk dat ik gewoon een beetje ga kijken. Ik zet het nu op 1200 euro. Het kan ook in de toekomst nog groeien, dat weet ik niet. M: Even terug naar de DT. Hoe komt u op dit moment aan uw cliënten? Is dat voornamelijk via de huisarts en de fysiotherapeut? E: ik heb vorige jaar een staaltje gemaakt. De huisarts is nu bij mij wel de grootste verwijzer, maar achter die huisarts zitten toch de thuiszorgorganisaties, de fysiotherapeuten, oefentherapeut, mensen die zich direct melden en uiteindelijk komt het weer via de huisarts. Dus ik denk 50% de huisarts en 50% andere kanalen, ook revalidatie, reumatoloog, mensen die zelf gaan googlen. M: volwassenen is de doelgroep. Gebeurt het dat kinderen zich aanmelden? Of heeft u op de website heel specifiek aangegeven ‘dit zijn degene die wij behandelen’? E: kinderen gebeurt wel eens en dan verwijs ik ze gelijk door naar een collega die kinderen doet in Ede. M: dus u hebt daarin ook wel enkele samenwerkingsverbanden? E: ja hoor. Ik heb een collega die meer kinderen doet, een ander doet volwassenen, verstandelijk gehandicapten, ja daar heb ik zeker samenwerkingsverbanden mee. M: en dat is alleen ergotherapie of zijn er ook fysiotherapeuten of oefentherapeuten waar u mee samenwerkt? E: ja volop, er zijn drie praktijk waar ik veel samenwerking mee heb. Ik kom in een buurtzorg+project. Thuiszorg. M: dus redelijk wat connecties. E: ja ik heb een redelijk netwerk. De WMO is natuurlijk ook een netwerk. […] M: hoe veel jaar bestaat de praktijk? E: in september twee jaar, maar ik werk al langer in de eerste lijn. Ik heb eerst in loondienst gewerkt bij een thuiszorgorganisatie en nu bijna twee jaar mijn eigen praktijk. M: wat ik zo hoor bent u redelijk aan de weg aan het timmeren. E: het loopt goed ja. Ik had al een netwerk. Ik ben een jaartje eruit geweest en toen vanwege bezuinigingen ontslagen bij die thuiszorgorganisatie, toen een jaar wat anders gaan doen bij de WMO, maar dat beviel me niet. Toen ben ik eigen baas geworden met een goed netwerk. Daar heb ik weinig moeite voor hoeven doen. M: U hebt al wat genoemd over het promoten van uw praktijk […] hebt u ook folders/ flyers? E: ja, die leg ik wel eens neer. Als ik in een ander gezondheidscentrum kom vul ik het wel eens aan, of als ik de bieb binnenloop. Een nieuwsbrief heb ik ook dit jaar voor het eerst gedaan, komt in augustus de tweede versie. Ik wil twee nieuwsbrieven per jaar doen. Het zal wel over de DTE gaan, als dat echt per 2011 gaat gebeuren. M: hoe bepaald u de inhoud van zo’n nieuwsbrief? E: wat nieuwtjes, EBP, een wat ruimere blik op die ergotherapeut, wat we nog meer kunnen behalve aanpassingen.[…] De indeling wil ik in ieder geval handhaven, een vaste structuur. M: naar wie stuurt u de nieuwsbrief? E: deze keer met name voor de huisarts gekozen. Dat kost ook zo weer 180 – 200 euro met mooi papier, laten drukken, verzendkosten. Mail is ook een beetje vluchtig.
45
Het bevat een introductie, wetenswaardigheden, laatste nieuwtjes, sta op stoel, EBP, parkinsonnet. Verschillende thema’s. Een beetje de actualiteiten. Kort en krachtig, vrij luchtig en informatief. M: twee keer per jaar is dan ook goed te doen, omdat er altijd wel wat veranderd. E: precies. En de huisartsen aan wie je het stuurt hebben het hartstikke druk. Als ik het naar 50 huisartsen in de regio stuur, mag ik blij zijn als 8 of 10 het gelezen hebben. […] M: is er een speciale reden dat u voor een nieuwsbrief gekozen hebt? E: nee, maar het is wel goed om een beetje contact te houden en jezelf te profileren. M: er zijn verschillende kanalen via welke u zichzelf promoot. Heeft u een idee wat het beste werkt waardoor u meer klanten krijgt, meer verwijzingen? E: ik denk toch elkaars gezicht leren kennen. Als ik met een fysiotherapeut contact heb en je ziet elkaar toevalligerwijs bij een cliënt thuis, dan denk je ‘oh ja dat is die’. Dat is direct netwerken en dat is de beste PR. En ook naamsbekendheid via de klant thuiszorg. Je netwerk is ontzettend belangrijk! Zo kwam er een klant via een thuiszorgmedewerker die mij bij een andere klant gezien had en positieve verhalen hoorde. M: dus de mond op mond reclame? E: ja, absoluut. En ik heb een hele goede plek, daar mag ik me echt gelukkig mee prijzen, in een eerstelijns gezondheidscentrum, met huisartsen, thuiszorgorganisatie, 11 fysiotherapeuten, dus ik heb wel een goede inbedding in Ede. Die plek in het centrum werpt zeker zijn vruchten af. Een jaarlijkse BBQ, een jaarlijkse borrel. M; u hebt in het begin de krachten van de praktijk genoemd. Neemt u dat ook mee in de PR, dat u dat benadrukt naar de verwijzer of de cliënt? E: ik denk dat ik daar in de volgende PR wel wat meer de nadruk op mag vestigen. Want als de huisarts belt met iemand met kanker voor me dan probeer ik er echt heel snel te zijn. M: goed om allemaal te horen. Onderzoekt u ook hoe de cliënten bij de praktijk komen? E: ik vraag het altijd wel even ja. Vaak zeggen cliënten het ook zelf wel. Als ze het niet vertellen, vraag ik het, want ik wil het altijd weten. M: blijkt daaruit ook dat het het meest via de huisarts is? E: ik heb dit jaar voor het eerst een jaarverslag geschreven, daar ga ik ook wel tellen van 65% is van de huisarts, reumatoloog 18%, Revalidatiearts 10%. Het geeft wel heel veel inzicht zo’n jaarverslag. M: het is een hele administratie.. E: ja dat is de ballast van de eerste lijn! Maar het is wel leuk om bij te houden, inzichtelijk. De geriater weet me ook meer te vinden, zo’n grafiek is heel informatief, ook om te kijken waar je je weer op gaat richten het volgende jaar. M: gaat u de PR aanpassen wanneer de DT ingaat? E: sinds de advertentie in de gemeentegids ben ik er weer bewust mee bezig. Ik moet mezelf toch weer wat bewuster neerzetten. De website is wat meer voor de jongeren, de gemeentegids voor de ouderen. De krant misschien, een gezondheidskrantje. Je moet steeds alert blijven, wat op zich loont. Maar er zitten behoorlijk wat kosten aan. M: maar als je het als praktijk terugwint door meer cliënten, dan is het doel wel bereikt. E: ja.
46
M: laatste vraag: dat u de praktijk gestart bent, liep u toen tegen dingen aan? Bent u zo gestart, of bent u gaan kijken hoe u het moest aanpakken? E: ik had al veel ervaring in de eerste lijn, dus ik had een heel goed beeld van netwerk, de verwijzers. Ik had geen moeite om daarmee te starten, dat ging eigenlijk heel makkelijk. Ik had ook al ervaring in de regio, ik had er al 10 jaar gewerkt, ik kende de markt een beetje […] M: afsluiting. E: […] je gaat niet je kennis en kunde in je eigen regio opengooien. […] Ik wil best mijn folder geven, maar ik wil niet dat het gekopieerd wordt. Dat vind ik een beetje not done.
47
Bijlage 7 Interview ergotherapeut Haarlem Esther Dinnisen 24-06-2010 M = Projectgroep MAST E = Ergotherapeut M: Het is voor ons eerst handig om een beeld te krijgen van de praktijk. Hoelang bestaat de praktijk, welke doelgroep? E: Ergotherapie Kennemerland bestaat sinds 2006. Ze begonnen met twee collega’s. Het is een beetje een rommelige periode geweest de afgelopen drie jaar. Er is 1 collega weggegaan,. 1 is er bij gekomen, de collega die de praktijk heeft gestart is ziek geworden. Waarop 1 collega de praktijk in haar eentje heeft gedaan. Dit jaar is het voor het eerst dat we met z’n drieën op volle sterkte werken. M: Dus u was zelf niet betrokken bij het opzetten van de praktijk? E: Nee ik ben als laatste erbij gekomen. M: Welke doelgroep behandelt u? E: Ik behandel voornamelijk de volwassen en ouderen en Lydia is bezig met de kinderergotherapie in Beverwijk op te starten. Dit loopt zo goed dat ze haar hele week ermee kan vullen, daarnaast behandelt ze ook volwassenen. Saskia ziet beide, maar voornamelijk in kinderergotherapie. Ze heeft een contract met een kinder medischdagopvang. We zijn op zoek naar iemand die als freelancer de wachtlijst kan wegwerken. Lydia zou het prettig vinden als er iemand bijkomt die de volwassenen kan overnemen in Beverwijk. We doen nog en stukje arbeidsvraagstukken. M: Dit is ook voornamelijk in de eerste lijn: E: Ja, bij de bedrijven zijn we er startende mee. M: Wat is de kracht van de praktijk? In 5 woorden de praktijk beschrijven. (beide partijen lachen) Lastige vraag, elevatorpitch komt dan weer terug, Klaarvoor de markt training gehad E: Onze praktijk staat voor snel, we kunnen mensen binnen twee weken zien en inplannen. We zijn breed, brede ervaring, alle vragen wel beantwoorden. (Maaike: Het is heel leuk om te horen altijd.) Alle drie erg praktisch, oplossingsgericht. We houden ervan om korte lijntjes te hebben met andere disciplines, verwijzers. M: Hebben jullie dan ook een groot netwerk om jullie heen? E: Ja, tenminste Lydia is begonnen met niet zo zeer naar de huisartsen gaan, maar we hebben contact gelegd met de zorgaanbieders. Thuiszorgorganisaties, fysiotherapeuten, waar je MPS mee werkt. Dat netwerk is, wij zijn goed vindbaar.
48
M: De Directe toegankelijkheid gaat in. Hoe staan jullie daar tegenover? Hebben jullie zoiets van, wat gaat er gebeuren of we zien er naar uit? E: ja, we zien er naar uit. Je kan mensen makkelijker bereiken. Met name de korte vragen waarvoor mensen niet zo snel naar de ET gaan omdat ze eerst naar de huisarts moeten en dan wordt het weer zo’n groot serieus verhaal. Dat ze hier gewoon even binnen kunnen lopen en een consult kunnen vragen. M: Verwacht u ook een grotere toestroom naar de praktijk voor de DTE? E: Dat denk ik wel, daar hoop ik op. Denk dat het laagdrempelig wordt. Als iemand ergens last heeft en vraagt of er even naar zijn werkplek kan worden gekeken, dan is dat veel laag drempeliger dan dat het via de HA moet. M: het is natuurlijk wel zo dat er geen ziektebeeld meer staat genoteerd, geen voorgeschiedenis. E: Staat er nu ook al niet, als je een verwijsbrief van de HA krijgt staat er: zitprobleem, graag stoel. We gaan altijd wel open naar een cliënt toe. M: Jullie screenen dus eigenlijk zelf al wel. E: Wat bedoel je daarmee? M: Er komt natuurlijk een cursus. Dat is voornamelijk hoe je mensen moet screenen, rode vlaggen gele vlaggen komen daarbij kijken zoals dat bij de fysiotherapie nu ook al is. Maar als ik het zo hoor doen jullie dat nu eigenlijk ook al. Dus dan is zo’n cursus ook niet heel erg spannend, maar meer een aanvulling . M: Hoe gaat het als jullie een verwijzing hebben gehad, schrijven jullie dan altijd een eindrapportage? E: Dat proberen we wel te doen. M: Houden jullie op een andere manier contact met de huisartsen? E: Ik moet zeggen dat ik dat zelf nog te weinig doen. Als ik een rode of gele vlag heb ik neem ik altijd wel contact op met de arts. Als ik weet dat er een FT of andere discipline betrokken is. Om te kijken hoe het ervoor staat en wat de doelen zijn. Ik laat altijd wel weten dat ik er ben. M: Jullie hebben behoorlijk veel cliënten als ik het zo hoor. Hoe komen jullie aan cliënten? E: Ze komen, als ik kijk naar mijn cliënten, komt een groot deel van de thuiszorgorganisaties. FT een aantal via de HA en een aantal die ons zelf hebben gevonden via de website. . M: Maken jullie ook veel reclame voor jullie zelf? E: Nee, eigenlijk niet. Ja wat versta je onder reclame maken. We staan wel in een boekje waar alle zorgaanbieders uit de regio in staan. Als je contact maakt met een andere discipline, dan maak je ook al reclame voor je praktijk. Maar we adverteren niet. M: Hebben jullie flyers folders? E: Ja, we hebben foldertjes. Half jaar geleden officiële opening gehad van de ruimte. Alle HA aangeschreven en een folder erbij gedaan. M: Stel dat er een nieuwe HA komt in de wijk, gaan jullie hier dan heen om jullie voor te stellen? Bijvoorbeeld ‘even op de koffie’ E: Dat zijn we wat meer aan het doen, maar dat kost erg veel tijd. Wanneer de planning erg vol zit schiet dat er als eerste bij in. We proberen wel wat meer naar HA toe te gaan. In eerste instantie zijn we naar artsen toe gegaan en
49
hebben daar folders afgegeven, maar je merkt dat die in de la belanden. Op het moment dat je een gesprek hebt gehad en je kan uitleggen wat je te bieden hebt dan blijft het meer hangen. M: Hoe reageren de HA hier op? E: Vinden ze erg leuk en interessant. Helaas verandert er niet heel veel. Aantal artsen weten ons wel te vinden, als je in het laatje zit blijf je daar wel inzitten. Ik woon zelf in Ijmuiden en daar is nog geen EEE ET. Dit zit bij de artsen in het hoofd en ze verwijzen dan alleen daar heen. Langzaam aan begint het te komen dat ze door hebben dat wij er ook zijn. M: Zo’n folder, dat is op een gegeven moment bedacht, is dat alleen voor de HA of ook voor de cliënten? E: Ja, geef het aan cliënten en soms als visitekaartje. Leggen ze ook in openbare bibliotheken. Voor andere disciplines, dus het is niet alleen voor de huisartsen. M: Wat voor reacties krijgen jullie daarop? Positief? E: Euhm, moet zeggen dat de meeste mensen het aannemen en enthousiast reageren, maar dat het snel in de tas verdwijnt. Ik vraag me af of ze het echt lezen. M: Gaan jullie na bij de clienten waar ze vandaan komen? Toetsen jullie dat? E: Ja dat doe ik zeker wel, zeker als het niet duidelijk is hoe iemand bij ons komt. Soms via de opening waarbij de HA een folder heeft gekregen. Sommige mensen vinden ons via de website. Meestal vraag ik het dus wel na als het voor ons onduidelijk is. M: De kracht van de praktijk wordt dat meegenomen in de PR? E: Ja bij praatjes met huisartsen benoemen we dat wel, dat is ook wel een reden waarom bepaalde thuiszorgorganisaties ons inschakelen omdat ze weten dat we de aanvraag binnen twee weken plannen. Wanneer er een spoedaanvraag is zijn we binnen twee dagen bij een client. M: Zijn jullie 1 van de weinige praktijk in Haarlem? E: Ja als zelfstandige praktijk wel. Er zijn een aantal eerstelijns ergotherapeuten die vanuit vplhuizen werken. M: Ervaren jullie daar concurrentie van? Of niet? E: Nee, niet direct eigenlijk. verpleeghuizenhuizen hebben voornamelijk veel contacten in de verzorgingshuizen. Dit ambiëren wij ook niet echt. Wij vinden het veel leuker om in die eerste lijn te zitten. Zij zien ook echt wat meer de ouderen, onze kracht ligt meer bij de volwassenen en chronisch zieken. MS . Vanuit het ziekenhuis verwijst alleen op basis van specialisten. Die verwijzen naar eerstelijn. M: Even terug naar de PR. De DTE gaat dus in per 2011, gaan jullie dingen aanpassen in de PR. Er gaat natuurlijk het een en ander veranderen? E: Wat we in ieder geval willen doen is de website updaten. We hebben volgende week zaterdag een hei dag waar we over de toekomst van de praktijk gaan praten. We moeten keuzes maken, gaan we groeien, specialiseren. M: Wat is de toekomst visie van u zelf? E: Mij lijkt het leuk om personeel te hebben en dat we wel, nu doen we eigenlijk alles, ik zou meer willen specialiseren op het stukje arbeid.
50
M: Volgens mij zijn jullie wel redelijk goed bezig als ik dat zo hoor. Al meerdere therapeuten, je kan een groter gebied aanpakken. Werken jullie trouwens fulltime allemaal? E: Nee we werken parttime. M: zijn jullie echt opzoek naar personeel op korte termijn? Echt een freelancer, regio vergroten? E: Nee, we willen geen andere regio er bij pakken. We zijn echt op zoek naar een freelancer omdat we geen constante stroom hebben, hierdoor is het niet mogelijk om iemand in dienst te nemen. Je kan je eigen baan creëren als je ook de PR gaat oppakken. e
M: Nu valt de PR echt op u? Of doen jullie dat met z’n 3 ? E: We hebben wel een taak verdeling, maar de PR komt iets meer op mijn bordje. De rest doen we met z’n 3e. Zodat we het zelfde nastreven. We hebben alle vragen een beetje door elkaar gesteld, maar we hebben op dit moment genoeg informatie.
51
Bijlage 8 Interview Fysiotherapeut Berlicum Cor Thissen 01-07-2010 M = Projectgroep MAST F = Fysiotherapeut M: Wij zijn bezig met een afstudeeropdracht voor een eerstelijns ergotherapiepraktijk. Deze wil kijken welke veranderingen de directe toegankelijkheid met zich mee brengt en hoe ze haar PR daar op aan kan passen. Dus wij aan kijken bij andere disciplines hoe die de verandering hebben doorgemaakt, vandaar dit interview. F: Oke. M: Hoelang bestaat deze praktijk al. F: Al heel lang. Ik zit er al ruim dertig jaar. In ieder geval al zo lang, daarvoor ook al een tijd. Ik ben er ingeschoven als derde persoon. Zeg maar ruim dertig jaar. M: U bent niet betrokken geweest bij het opzetten van de praktijk? F: Nee. M: Hoeveel therapeuten werken er hier? F: Momenteel negen. Een vrij grote praktijk. M: Welke doelgroepen worden er hier voornamelijk behandeld? F: Alle. Eigen alles. We hebben heel veel specialiteiten in huis. Sportfysio, manueeltherapie, lymfdrainage, kinderfysiotherapie. Eigenlijk haast alle specialiteiten hebben wij in huis. M: Dat is dan ook eigenlijk de kracht van de praktijk? F: Ja. Dat we zoveel mogelijk specialiteiten hebben. M: Was dat ook de opzet toen de praktijk begon? F: Nee dat is geleidelijk aan zo gegroeid. M: Waardoor kenmerkt deze praktijk zich, tenopzichte van de andere praktijk hier in de buurt? F: A, de grote. Het aantal mensen dat hier werkt. B, de diversiteit aan behandelmogelijkheden. Plus de combinatie van de praktijk en de uitgebreide fitnessruimte. M: Dus er is ook een soort van medisch fitness? F: Dat ook. Maar ook de fysiotherapie maakt frequent gebruik van de fitness. M: In 2006 is de DTF ingevoerd. Hoe stond u tegenover deze verandering? F: Ja positief he. M: En heeft dat ook zo uitgepakt? F: Ja.
52
M: Wat waren uw verwachtingen dan van de DTF? F: In de loop der jaren heb je een aantal patienten die om de zoveel tijd terug komen op bepaalde klachten te resivideren. Dan krijg je in het verleden al vaak te horen van, moet ik al weer naar de dokter toe! We weten toch wel wat het is. Een paar keer behandelen en ik kan weer vooruit! Die groep die kan dan de huisarts overslaan en weet ons toch wel te vinden. Anderzijds geleidelijk aan zijn er een hele hoop mensen via de DTF gekomen. En je weet nooit of dat echt een vermeerdering is patienten. Anders zouden ze ook wel naar de huisarts zijn gegaan zijn. Daarna een verwijzing hierheen. Ik denk wel dat je kunt zeggen dat het in zijn totaliteit een uitbreiding is van patientenbestand. M: En dan ook vooral patienten die geen verwijsbriefje meer gaan halen? Eerst moest iedereen een verwijsbriefje halen, en nu gaat maar een gedeelte een verwijsbriefje halen. Zijn er nog steeds veel mensen die toch verwijsbriefje gaan halen. F: De formulering van verwijsbriefje halen moet je nooit tegen huisarts zeggen. Dan lijkt het net of hij een supermarkt is waar je even iets gaat halen. Hij stelt de diagnose en hij stelt de verwijzing in wat er moet gebeuren. Het is nog altijd een grote groep die via de huisarts komt, die twijfelen over hun klachten en vervolgens naar ons gestuurd worden. Als je bijvoorbeeld lage rugklachten hebt, dat hoeft niet alleen van het bewegingsapparaat te zijn. Dat kan ook onderliggende pathologie hebben. Als wij het niet-pluis gevoel hebben gaan ze ook eerder terug naar de huisarts die het verder onderzoekt. M: Want dat is natuurlijk wel een nadeel van het DTF, je weet nooit .... F: Ja nadeel, als je er maar goed mee omgaat. Als je het niet-pluis gevoel hebt. Het is ook heel belangrijk dat je goede contacten hebt met de huisartsen. Als de lijntjes heel kort dan kun je ook heel gemakkelijk de mensen die via de DTF zijn binnen gekomen en overleggen met de huisartsen. Als daar je contacten goed mee zijn, is dat alleen maar ten gunste van de patient. Wat er niet moet gebeuren is dat je denkt dat je in de stoel kunt gaan zitten en dat je alles weet. Dat je gezonde twijfels af en toe hebt. Het gevaar ook van de DTF, mensen denken per definitie. Patient, daar ga ik mee aan de slag. Als je niet eerst die screening doet. Dat je even goed allert bent voordat je aan de klachten begint, in behandleing neemt. M: Hebben jullie hier ook dan wekelijk, maandelijks overleg met de huisartsen? F: Wij hebben niet echt wekelijks of maandelijks overleg. We zitten een paar keer per jaar om de tafel met de huisartsen om de lopende zaken te bespreken. Maar het directe patientenoverleg gaat gewoon over de telefoon. M: En rapporteren jullie ook altijd terug naar de huisartsen? F: Ja. Bij afsluiting. M: En dat is dan alleen van diegene waar je een verwijzing van hebt gekregen of die door zijn verwezen? F: Ja. Of er moet een reden zijn dat het anders is. M: Wist u dat ergotherapie ook direct toegankelijk werd? F: Nee. M: Hoe kijkt u tegen die verandering aan? F: Ik zie in de toekomst alleen maar meer raakvlakken met de fysio. Het zou alleen maar makkelijk zijn als ze direct toegankelijk zijn. Dat kun je direct daarmee in contact komen en van elkaars diensten gebruik maken. Het hele ergotherapie is de laatste jaren toch steeds meer in beeld gekomen. Alleen komt het zijdelings in beeld terwijl je nauwelijk...wat zal ik zeggen...de contacten zijn een beetje schaars. Het zou veel beter kunnen zijn. Ik denk als je
53
overleg hebt fysiotherapie-ergotherapie dat dat alleen maar ten goede komt van de patient. Een win-win situatie. Zeker in de chronische situatie. M: Heb je veel contacten hier met ergotherapeuten? F: Nee niet veel. Daar waar het nodig is. M: Verwijst u wel eens door naar de ergotherapie? F: Nee want er is geen DTF. Ik kan niet doorverwijzen. Dat kan dus niet. Dat moet altijd via de huisarts. M: Nee oke, maar dat u zegt, u zou ook naar een ergotherapeut kunnen gaan. F: Ja dat loopt op dit moment meestal nog via de arts. Revalidatiearts, geriater, dat soort specialisme. Heel af en toe dat je denk. Maar dat is geen gemeengoed. Het is niet wekelijks of maandelijks dat je denkt hoe moet ik bij de ergo terecht komen. Als die situatie nodig is, is deze meestal gelegd. Als de mogelijkheid er dadelijk komt zal er ook zeker meer gebruik van gemaakt worden. M: U ziet wel samenwerkingsmogelijkheden daarin? F: Jazeker. Het is ook nog zo. Hier in het dorp, directe omgeving zit geen eerstelijns ergotherapiepraktijk. En ik weet van collega’s waar dat die wil in de buurt zit, dat daar ook veel gemakkelijker gecommuniceerd wordt. Op het moment dat er iets is, wordt er ook veel gemakkelijker gebruik van gemaakt. M: Hoe promoot u uw praktijk? F: Nauwelijks. Website. Het is gewoon altijd het belangrijkste dat je een goed contact hebt met de verwijzers, daar moeten je verwijzingen vandaan komen. Hoe krijg je goed contact met je verwijzers? Door goed je werk te doen, terug te koppelen, weet ik het allemaal. Ook naar de ziekenhuizen toe. Netwerk vormingen zijn heel belangrijk, dat je daarin je contacten hebt liggen. Dus website, heel veel mensen kijken gewoon op internet en kijken daar naar een fysio. Dat is je eerste kennismaking. Maar het allerbelangrijkste is eigenlijk je mond-op-mond reclame. Je buurman heeft iets, en je hebt wel eens iets opgevangen. Als dat een positief geluid is, wordt dat opgevolgd. Als het een negatief geluid is wordt dat niet opgevolgd. M: Dus u zegt ook eigenlijk, de kwaliteit van de behandelingen is toch het allerbelangrijkste? F: Je belangrijkste PR is je kwaliteit en uitstraling van de praktijk. Ook hier in praktijk, ik zie ook dat steeds grotere praktijken het alleen maar echt goed doen. Als ik iemand als eerste patient zie en ik denk, dit is niet mijn...mijn kwaliteiten zijn op andere gebieden zal ik maar zeggen. Dan kun je heel gemakkelijk naar een collega doorzetten van..ik ben sportfysiotherapeut, mijn collegas zijn manueeltherapeut. Op een gegeven moment stuurt de secretaresse dat ook wel aan. Je kunt toch beter door die behandelt worden. Als je in een eenmanspraktijk komt wordt je altijd door die persoon behandelt en die moet dan alle kwaliteiten in huis hebben. Met een grotere praktijk kun je beter gespecialiseert zijn. Maar je moet wel uitkijken dat je geen fabriekje wordt. Je moet wel persoonlijk blijven. En dat is ook wel weer gemakkelijker in een dorp. M: En dat lukt ook wel? Om het persoonlijker te houden? F: Ja. M: U doet niet heel veel aan PR vertelde u mij net, maar heeft u wel uw PR aangepast door de DTF? F: Nee. Alleen op de website. Daar is het duidelijk kenbaar gemaakt. Wat het belangrijkste is bij die overgang naar die DTF is toch de branchevereniging, de KNFG. Die hebben duidelijk gemaakt via advertenties, via radio, weet ik wat allemaal. Die hebben het eigenlijk landelijk bekend gemaakt. De poster zijn in alle praktijken opgehangen. Op
54
die manier is dat eigenlijk ... zelf hebben niet actief iets opgezet. M: Dat is ook de insteek van de KNGF geweest, dat het meteen landelijk bekend werd? F: Ja. Het is gewoon 1 jan. 2006 ingegaan. Ze hebben van te voren een campagne opzet. De eerste maanden is het dan nog niet zo bekend, maar langzaam aan wordt het dan bekender. Maar we hebben zelf er geen PR beleid opgezet. Dat hebben we ook niet als nodig ervaren, omdat eigenlijk meteen vanaf begin af aan we al boven het landelijk gemiddelde zaten. Dan heb je ook geen behoefte om het nog meer kenbaar te maken, omdat je weet dat het bekend is. M: Gebruikt u wel middelen? Flyers ofzo? F: Nee. M: Ook niet bij huisartsen ofzo liggen? F: We hebben wel wat flyers, maar die staan hier in een standaard in de praktijk. Maar het is zeker niet zo dat we regelmatig flyers neerleggen bij huisartsen of specialisten. Het is veel belangrijker om de netwerken die onstaan goed te houden. Als je een goed contact hebt met de huisartsen zou het raar zijn als die niet weten wat je in huis hebt aan specialiteiten. Zou je flyers neer gaan liggen bij de huisartsen om naar jouw praktijk toe te gaan, ik denk dat dat totaal overbodig is. Ik denk dat dat iets anders zou zijn voor ergotherapie omdat dat nog niet zo in de markt staat, dan als fysiotherapie. Fysiotherapie bestaat al jaren in de eerstelijn, en die maken alleen de swits van verwijzing naar zonder verwijzing. Maar ergotherapie komt eigenlijk ... M: Dus je zou bijna beter een algemene flyer in de wachtkamer kunnen zetten en het goede contact met de huisartsen waarborgen, dat die jouw doorverwijzen. F: Precies, precies. Ik vraag me af of de gemiddelde burger precies weet wat de ergotherapie is en wat ze er aan hebben, wat er ze mee kunnen, welk voordeel ze eruit kunnen halen. Ik denk dat het daar nog aan ontbreekt. Ik denk dat die slag veel belangrijker is dan die DTF. Als iemand een hulpvraag naar jullie toe heeft, komt daarna pas om de hoek van: kan ik er meteen naar toe of moet ik eerst naar de dokter. Dus je moet eerst de mensen naar je toko zien te lokken. M: Die folders, hebben jullie die zelf gemaakt of hebben jullie die laten maken door een adviesbureau. F: Nee, wij zijn lid van een club praktijken die allemaal producten voor je opzetten. Die zet beweegprogrammas op, die zorgen voor folders, onderhandelingen met ziekefondsen etc. Daar zijn we dus lid van. Daar kun je dus uitplukken wat je wilt. Als je folders wilt dan kun je daar dan uithalen. Het ene wil je wel en het andere niet. Als je daar die posters ziet hangen, die zijn ook van hun zo. Die leveren ze zo aan. M: Maar dat zijn meestal dan ook echt algemene folders? F: Je kunt er gewoon zelf je stempel opzetten. M: Als u een tip voor onze opdrachtgever zou hebben, wat zou u dan voor tip geven. F: Ik denk dat de opdrachtgever veel meer gebaat is om bij collega’s eerstelijners heel helder te krijgen van wat je voor elkaar kunt betekenen. Fysiotherapeuten weten dat over het algemeen wel, maar toch kan het geen kwaad. Maar met name naar patienten toe. Als je die combinatie van DTE hebt, wil je die patienten binnen krijgen, want die met verwijzijng komen toch wel bij een goed netwerk, die doorverstuurt worden. Maar zonder verwijzing. Ik denk dat mensen moeten weten wat ze bij je kunnen halen.
55
M: En dan ook weer richting de huisartsen, een goed contact met de huisartsen. F: Dat is altijd. Als je geen contact met de huisartsen hebt..je kunt een hele goede naam hebben en goed werk leveren..maar op een gegeven moment is dat toch een neerwaartse...op een gegeven moment...dat merk je gewoon. Als een huisarts in zijn stoel niet positief over je praat dan is het voor een hele hoop mensen al het vertrouwen weg. Als jij je als behandelaar constant zit af te geven op een huisarts, wat je sowieso nooit moet doen, dat spreekt zich weer rond. Je bent toch afhankelijk van elkaar. Je moet elkaar in je waarde laten. Goed contact is gewoon, en niet alleen met de huisarsten maar ook in de eerstelijn met elkaar, is gewoon enorm belangrijk. [...]
56
Bijlage 9 Interview fysiotherapeut Heeswijk-Dinther Mike Bosch 30-06-2010 M = Projectgroep MAST F = Fysiotherapeut M: Wij zijn met een afstudeeropdracht bezig voor een eerstelijns ergotherapiepraktijk in Alkmaar. Deze wil haar praktijk op de kaart zetten, met in het achterhoofd de directe toegankelijkheid, omdat deze in januari 2011 wordt ingevoerd. Kijken hoe ze haar praktijk het beste kan promoten. F: Oke. F: Zijn er nu al eerstelijnsergotherapeuten? M: Ja. F: Maar niet veel of wel? M: Het zit zo, zelfs bij de beroepsverenining is het niet bekend hoeveel eerste lijnspraktijken er zijn. Er zijn gewoon geen duidelijke gegevens over bekend. F: Ik heb ook wel eens gezocht, maar eigenlijk niet echt iets gevonden hier in de buurt. M: We hebben een paar vragen opgesteld, welke gaan afwerken. Hoelang bestaat de praktijk hier al? F: Zeven en een half jaar. M: Het is meteen op deze locatie begonnen? F: Ja. M: U bent als enigste betrokken geweest bij het opzetten van de praktijk? F: In het begin wel. Ik ben alleen gestart. M: Nou zit je met meerdere therapeuten? F: Drie, met mij nog twee meer. M: En dat zijn ook fysiotherapeuten. F: Ja. En dan hebben we nog één secretaresse. En één meisje zit nu in het laatste jaar van de fysiotherapie opleiding. Deze doet in avond in de week fitness en de zaterdagochtend de fitness. En dan nog mensen voor het spinnen. M: En u bent nog steeds de manager, alleen? F: Ja. M: Welke doelgroepen worden hier voornamelijk behandeld? F: Alles. We hebben van kinderen tot ouderen. M: Specialisaties op ziektebeelden? F: Als je naar groepen kijkt hebben we reumagroepen en longgroepen. En de Fitkids is ook wel iets wat je niet overal tegen zult komen. Verder specialisties hebben we oncologie in huis en ik doe manueeltherapie en sporttherapie.
57
M: Waardoor kenmerkt deze praktijk zich? Wat is de kracht van deze praktijk? F: Ik denk...Wij hebben daar pas met het team naar gekeken en wat dingen opgeschreven. Ik denk het gastvrije, het behulpzame naar patiënten toe, inzet. Daar moeten wij het wel van hebben denk ik. M: De directe toegankelijkheid is bij de fysiotherapie in 2006 ingevoerd. Hoe stond je tegenover deze invoering. F: Ik vond het wel een heel positief iets. Het is toch een stukje waardering dat je krijgt en dat je dus gezien wordt als iemand waar je zo terug kunt zonder dat je bij een huisarts bent geweest. En opzich loopt het ook best goed bij de fysiotherapie M: En waar merk je dat dan aan? Dat het goed loopt? F: Nou, veel mensen vinden het heel gemakkelijk. Die weten gewoon, als ik dit heb dan moet ik naar de fysiotherapie. Eerst moest die dan altijd eerst naar huisarts en die zei dan toch, ga maar naar de fysiotherapie toe. Het gebeurt net zo goed als mensen bellen en ze leggen de klachten voor, dat wij zeggen: ga toch maar eerst ff naar de huisarts toe, even wat dingen uitsluiten. Het gebeurt ook wel dat wij een DTF doen en mensen terug naar de huisarts sturen, dus de rode vlag geven en dus terug sturen. M: Komt het vaak voor? F: Nee, komt niet heel vaak voor. M: Merk je ook een toestroom van clienten door de directe toegankelijkheid? F: Nee, ik heb niet het idee dat het daardoor drukker is geworden. Volgens mij valt dat landelijk ook wel mee. M: Wij hebben inderdaad ook artikelen gevonden waaruit bleek dat er wel meer clienten komen, maar deze worden dan korter behandeld. F: Je hebt natuurlijk mensen die last van de rug hebben en meteen naar de fysiotherapie willen. Als deze eerst naar de huisarts waren geweest, krijgen deze pijnstillers en komen na twee weken terug en is de klacht over. Deze zien wij nu ook wel en zijn dan ook weer snel weg. M: Komen er veel mensen zonder verwijzing? Direct hierheen? F: Ja. Ik heb zo geen cijfers, maar ik denk 30% 35%. M: En die andere clienten, komen die alleen van de huisarts? F: Nee. Specialisten ook. M: Welke specialisten verwijzen ook door dan? F: Wij hebben zo best veel van orthopeten, dat is denk ik de grootste groep. Ook van de kinderarts, omdat wij die kinderen hier hebben. En dan ook komen er ook soms mensen via de revalidatiearts. Maar de grootste groep is via de orthopedie. Chirurgie heb je ook nog. M: Daar heb je dan ook goede contacten mee? Die komen echt van één orthopeet? F: Nee, die komen uit Veghel, Mill, Oss, Nijmegen. Het is vaak iemand die in het dorp woont en dan een verwijzing mee krijgt. De specialisten die komen echt van alle ziekenhuizen. M: Is dat dan ook weer de kracht dat je het medisch trainingscentrum, de fitness erbij hebt? F: Ja. Wij hebben heel veel revalidatiemogelijkheden. Qua apparatuur hebben we alles in huis, dus kunnen we veel kanten op met revalideren. Het is ook vaak anders, als je moet revalideren in een kleine oefenruimte met één fiets en één loopband. Dit geeft gewoon net iets meer mogelijkheden, iets meer afwisseling en iets meer uitdaging. We zouden dat wel nog wat anders in willen delen, maar dat kunnen we qua ruimte niet. We zouden liever een ruimte
58
creeëren tussen de behandelkamer en de fitnessruimte. Dat daar nog iets tussen zouden zitten. Wat kleiner. Stel iemand krijgt een nieuwe heup dan is het vaak een hele overgang van behandelkamer naar de grote oefenzaal. Als je dan een kleine ruimte hebt dat is iets veiliger. Dan zouden we willen, maar daar hebben wij nou de ruimte niet voor. Dit is iets voor de toekomst. M: Kent u de functie van een ergotherapeut? F: Waar ik ergotherapie van ken, is van mijn tijd in het ziekenhuis. Ik heb daar ook elf jaar gewerkt en regelmatig ergotherapeuten aan het werk gezien. M: En werk je nou veel samen met ergotherapeuten? F: Nee. Eigenlijk nooit. M: Het is ook nooit dat je clienten doorstuurt naar de ergotherapeut? F: Je weet vaak niet waarnaar toe. M: En dan bedoel je, omdat er hier geen ergotherapeuten in de regio te vinden zijn? F: Wij hebben best vaak, denk maar aan CVA patienten binnen. Er zijn soms best mensen binnen. Ik heb ook wel eens mensen gezocht zelfs, ook wel eens vraag gehad. Maar dan kom je al snel terecht bij een revalidiehuis of ziekenhuis, maar daar kom je zo snel niet binnen. M: Komt het vaak voor dat er clienten zijn die wel bij een ergotherapeut terecht zouden kunnen? F: Nee, dat komt niet vaak voor, maar het komt wel voor. Wij zien natuurlijk niet zo heel veel patienten die dusdanig een aandoening hebben. Maar als je kijkt naar mensen met een CVA of spierziekte, dan zitten er wel eens ooit mensen tussen waarvan ik denk, deze zouden wel eens geholopen kunnen worden door een ergotherapeut. Als de thuissituatie wat lastiger is. Het komt zeker voor. M: En hoe kijkt u dan tegen de directe toegankelijkheid van de ergotherapie aan? Heb je daar ideeen over? F: Ik denk dat het als ergotherapeut goed is als je direct toegankelijk bent. Maar ik heb nog niet zo’n zicht op die eerstelijn, ik zie nog niet zo veel in die eerstelijn gebeuren. Ik vind het moeilijk om daar iets over te zeggen, voor mij heeft het geen historie. Ik kan niet zeggen eerst ging het zo, en het zou zou makkelijker zijn. Maar ik denk als vak doe je er wel goed aan als je direct toegankelijk bent. Ook voor de patienten zelf. Maar ook, daar hebben wij ook last van, mensen die al langer een aandoening hebben, die gaan een beetje winkelen. Dan is het een nadeel als je overal binnen kunt lopen. Soms wil je met mensen een bepaalde richting in gaan die ze niet willen, maar mensen zijn vooral heel goed getraind in wat ze wel willen. Deze hebben al jaren ervaring en dachten, dat doet hij niet. Dat is vaak het nadeel van directe toegankelijkheid en daar hebben wij net zo goed mee te maken. M: Eerst stuurde de huisarts je naar... F: Ja inderaad. Die zei van, fysiotherapie heeft niet geholpen, dat gaan we niet meer doen. Dan gaan we iets anders doen een andere richting op. Nu is het wel eens van, het bevalt niet, ik ga wel ergens anders naar toe. Opzich is daar niet altijd iets mis mee, maar wij krijgen hier ook mensen binnen die komen het nou hier proberen, maar je weet van te voren, die houd je toch niet. Dat vind ik dan soms beetje een nadeel en het drijft ook weer de kosten op. Het is heel vaak zo, als mensen zo binnen komen en die zeggen van; ja ik ben daar geweest en dat was al niks en die komen nu hier kijken. Dan is het vaak nog heel moeilijk om het dan nog goed te doen. We proberen dan met een schone lei te beginnen bij de behandeling. We hadden pas nog iemand gehad en dat ging ook helemaal mis, dat was dan bij een collega. Dit vind je dan zelf vervelend. Je weet dan van te voren dat je het toch niet goed kan doen, maar je probeert het dan wel altijd. Op het moment dat het dan mislukt heb je er toch een vervelend gevoel
59
over. Dat vind ik een nadeel ervan. Het voordeel ervan, zeker als je kijkt naar de fysiotherapie, is toch dat je voor patienten makkelijker bereikbaar bent. Het is ook wel eens ooit dat je denkt, die hadden we eigenlijk eerder moeten zien, dan wij hij ook weer eerder weg geweest en nou denk je wel eens ooit, als je een patient ziet en die is naar een keer of drie weer klaar. Dat was waarschijnlijk niet nodig geweest. Die was misschien tot wel klachten vrij geweest. Maar dat weet je nooit als je er aan begint, dat is altijd achteraf. M: Wij vroegen ons nog af wat manuele therapie eigenlijk is? F: Manuele therapie is als ze destijds bij ons op school altijd vertaalde. Je bent fysiotherapeut en dan heb je een kist met gereedschap. Daar kun je mensen mee beter maken. Op het moment dat je manuele therapie hebt gedaan is jouw kist groter. Je hebt meer mogelijkheden om op een andere manier mensen beter te maken. Het manipuleren, het kraken. Je gaat veel voor op kleinerniveau naar gewrichten kijken en bewegingspatronen. Het is eigenlijk een aanvullende cursus. Wat een duidelijk verschil is met fysiotherapie is denk ik het kraken. Dat leer je niet op de gewone opleiding. Het is een uitbreiding van technieken. Op het moment dat je manueeltherapeut bent kun je ook nooit meer alleen als fysiotherapeut te werk gaan. Dan gebruik je het altijd door elkaar. Wanneer jij bijvoorbeeld met je rug binnen komt, dan ga ik ook technieken toepassen die bij manuele therapie heb geleerd. M: Is het ook echt een apart beroep? F: Ja, het is een apart beroep. M: Maar dan declareer je het ook altijd als fysiotherapie? F: Ja. Behalve als je een verwijzing hebt van manuele therapie dan kun je alleen voor manuele therapie declareren. Ik doe eigenlijk alleen maar op verwijzing van manuele therapie werken. M: Nog even een stuk over de PR. Hoe promoot je hier jouw praktijk? F: Dat is een stukje via adverteren, via de site en dan heb je nog de sponsering. Dat zijn eigenlijk de grootste. M: Met adverteren bedoel je dan echt in het lokale krantje? F: Ja lokaal. Ik heb in het begin wel wat buiten de gemeente gedaan, maar daar heb je niks aan. Als je echt iets nieuws hebt dan kun je nog wel lokaal adverteren. Vaak werkt het beste het mond-op-mond reclame. M: Eigenlijk zegt u dat adverteren... F: Voor de fysiotherapie mag het eigenlijk sowieso niet. Als ik adverteer doe ik het eigenlijk alleen voor mijn fitness. Kijk als je iets op fysiotherapie hebt dan ga je meer een ingezonden stuk doen. Je start iets nieuws op, dan ga je proberen via de lokale krantjes met een ingezonden stuk en een fotootje bekender te worden. Maar volgens mij mogen wij als fysiotherapie niet eens echt adverteren, als praktijk. M: Je had het net over mond-op-mond reclame. Daar komt eigenlijk dus het grootste gedeelte door? F: Ja ik denk het wel. Vaak via-via. Vaak weet je dat niet in het begin, maar dan hoor je weer, maar ik ben de moeder van of de buurvrouw of de dochter. Dan wordt meteen de hele familie duidelijk. Zeker in een dorp. M: Want zitten er hier in de omgeving nog meer praktijken? F: Hier in Heeswijk-Dinther zit nog één andere praktijk. M: Dat is dus eigenlijk de concurent? Of bekijken jullie dat niet zo? F: Nee. Zo werkt het ook niet denk ik. Zo moet het ook niet teveel werken. We zijn gewoon collega’s. Hun hebben
60
hun praktijk. Wij zijn er ook bijgekomen. Voor ons ligt dat dan toch onders. Je bent langzamer groter geworden. Ik zie het meer als collegas dan als concurenten. M: U had het net nog over sponsering. Wat voor sponsering valt daar allemaal onder? Met het idee dat je daar ook echt klanditie mee binnen haalt? F: Ja weet je. Dat is natuurlijk altijd moeilijk. Bij de sportverenigingen hebben we overal links en rechts wat. Denk aan reclameborden, trainingspakken en shirtjes. Het is natuurlijk nooit te meten direct. Ik vraag nooit: waarom ben jij hier? Ja, omdat mijndochter een nieuwtrainingspak van jouw heeft. Zo werkt het niet. Maar meer beetje naamsbekendheid. Met mijn fitness moeten we het toch een stuk hebben van de lokale bevolking en dan denk ik opzich het sponseren van een sportvereniging een mooie manier is. Kijk als jij één keer hier in de bernhezer (lokaal krantje) adverteert, daar kun je bijna een heel team voor sponseren. Daar heb je dan volgens mij veel meer aan. Een advertentie is relatief duur. En ik vind het zelf ook veel leuker. Vorige week was iemand hier en die vroeg, god kun je hier ook gewoon fitnessen of moet je dan iets medisch hebben. We zitten al zeven jaar hier en daarvoor hebben we ook al talloze keren geadverteert, maar dat komt toch niet over bij iedereen. M: Het is natuurlijk heel vaak, je moet maar net dat stukje lezen en je moet er maar naar opzoek zijn. F: Ja. M: En qua folders en brouchers? F: Die hebben we wel wat, maar die liggen alleen hier. M: Dat is bewust dat die alleen hier liggen? F: De huisartsen hebben ook wel wat liggen, maar niet bij de c1000 ofzo. M: En ook niet huis-aan-huis....? F: Dat hebben we in het begin wel gedaan, toen we starten hier, maar daarna niet meer. M: En heeft dat in het begin geholpen? F: Dat denk ik wel. Toen hebben we het huis-aan-huis gedaan, met de opening. Toen hebben we eigenlijk een goede start kunnen maken met het fitness gedeelte. De fysiotherapie moet toch een beetje groeien. Ze moeten gewoon weten dat je er zit en dat moet geleidelijk toenemen. Dat gaat toch niet in één keer. Hier is het eigenlijk goed gegroeit, zodat ik het zelf nog kon behappen. Op het moment dat ik het te druk kreeg, kwam Inge erbij. Die begon voor 20 uur. Toen gingen we weer wat doorgroeien, toen ging ze naar 32 uur. Toen is Ilse erbij gekomen, die ging eerst naar 24 uur. Nu werken ze allebei 36 uur. Dus we hebben het steeds geleidelijk opgebouwd. Dat is vaak een veel betere manier dan dat je in één keer groot wordt. Dan kun je het vaak niet behappen. We hebben, of ja dat heb ik gedaan, er voor gekozen om niet meteen alles te doen. En de reumagroep en de longgroep en dit en dat. Want dan ga je alles half doen. Nu heb je ook dat van Ilse, dat zou ook een raakvlak voor jullie kunen zijn, met oncologie. Dat zie je nou ook steeds meer in de fysiotherapie. Voorheen was het altijd met de oncologie, doe maar rustig en spaar je energie voor de dagelijkse dingen. Terwijl nu steeds meer het actief worden van de mensen gepromoot wordt. Ilse is nou klaar met haar opleiding daarvoor en die gaat dat stuk nu oppakken. M: Je gaat je dus steeds meer specialseren op meerdere dingen. F: Ja inderdaad. Ik zou nu regionaal in de COPD groep. En zo doe je steeds nieuwe dingen. M: U bent dus eigenlijk beginnen met één of een paar dingen, groepen? En hebt dat steeds verder uitgebouwd? F: Ik ben bijvoorbeeld met de reumagroep begonnen. Toen hebben we een opendag gehad en daar zijn toen drie
61
groepen uit gekomen. Twee reumagroepen en een Bechterewgroep. M: Heb je daar ook specifiek op geadverteert. F: Ja. Toen hebben we geadverteert. Ik heb dat toen samen gedaan met een reumaconsulent uit het ziekenhuis en die is er toen ook een tijdje bij geweest. En we hebben toen reumaverenigingen aangeschreven, in Veghel en Den Bosch enzo en daar zijn toch wel patienten uitgekomen. M: Jij had het eerder over dat je verwijzijngen krijgt van orthopeten en chirurgie. Heb je ook echt contact met die artsen? F: Nee, alleen bij bijzonderheden. Ik ga niet bellen van, bedankt Piets is hier. M: Maar ook niet een paar geleden van, wij zitten hier als praktijk... F: Wij hebben destijds bij de opening al die polies uitgenodigd. Daar komt dan bijna niemand van, maar heb je toch even iets van je laten horen. M: Ben je daar ook ooit zelf op gesprek geweest? F: Wij zijn nooit geweest een gesprek van: hé wij zitten er. Maar als de ziekenhuizen bijv. iets organiseren of informatieavonden. Dan probeert er atlijd iemand van ons naar toe te gaan. Wij hebben ook zo contacten in Mill, die hebben ook nogal aan de weg getimmert. Daar zijn we dus een aantal keer geweest. Op die manier. Maar als we echt iets nieuws starten, zoals we destijds bij de reumagroep hebben gedaan, dan proberen we wel echt die specialisatie op de hoogte te brengen. Vaak bel je dan nog van: mogen we langs komen. Soms zeggen ze van: stuur maar iets op, want we hebben het druk. Soms kom je wel binnen en soms niet. Bij de oncologie is het straks ook een keer de bedoeling om naar de oncologieverpleegkundigen te gaan in Veghel of in Den Bosch of eventueel met de oncoloog erbij. Zo dat ze je dan toch even zien. We hebben ook een mooie contact, dat is dan via de Fitkids, met de kinderartsen en kinderfysiotherapeuten in het ziekenhuis in Veghel. Op het moment dat een kind aan wordt gemeld voor Fitkids dan moet hij eerst gescreend worden door de fysiotherapeut in het ziekenhuis. Dat wordt vanuit Fitkids geeist. Dat doen dan een collega in Veghel in het ziekenhuis. Vaak is dan het lijntje met de kinderarts kort, omdat deze het kind dan ook al kent. Dat zijn opzich wel leuke dingen. Ik ben niet zo dat ik heel lang aan de telefoon hang of op de koffie ga. Daar houd ik ook niet van. M: En met de huisartsen hier in de regio? F: Met de huisartsen hebben wij maandelijks overleg in Heeswijk-Dinther. M: Dat is met alle disciplines bij elkaar? F: Nee dat is apart. Het is ongeveer één keer in de vier weken een half uur, drie kwartier. Wat we doen doen is de patienten waar iets bijzonders mee is, die worden besproken. Dat is opzich heel waardevol. Je merkt vaak toch dat een huisarts andere informatie heeft dan wij en wij hebben andere informatie dan een huisarts. Soms weten wij dingen die de huisarts niet weet en andersom. M: Dat kan natuurlijk een nadeel zijn van de DTF, dat je niet alle informatie weet die je zou moeten weten? F: Toevallig pas hadden we een DTF patient en dat liep niet zo lekker. Dan bespreken we dat. Blijkt er kanker in de familie te zitten. Niet verteld. Naderhand werd dat teruggekoppelt naar de patient. Ow ja, maar dat is allang geleden, daar had ik niet meer aangedacht. Dat zijn dus dingen, dan denk je. Zie je wel dan is het toch goed dat we dat overleg hebben, anders hadden we het niet geweten. Zelfs bij de DTF, dan vraag je het nog.
62
M: En de PR, is die nog, ten opzichte van voor de DTF en na de DTF, verandert? Zit daar nog een verschil in? F: Alleen op de site. Via het KNGF hebben we posters gehad, die kon je dan ophangen. Die hebben we dan nog even opgehangen. Maar ik heb niet meteen in de bernhezer gezet van dat het direct toegankelijk werd. M: Heeft u nog een tip voor onze opdrachtgever, hoe deze haar praktijk het beste op de kaart kan zetten? F: Ik denk het belangrijk is dat je contacten hebt met revalidatieartsen. Als revalidatieartsen en huisartsen, als die twee partijen goed weten wat je doet, dan denk ik dat je daar de meeste klanten zult halen. Iedereen heeft als fysiotherapeut wel eens iets van, dat zal wel iets voor de ergotherapie kunnen zijn. En dan moet ik ook wel zeggen, ik denk dat best veel fysiotherapeuten ook niet weten wat jullie aan het doen zijn. Dus kan het ook heel zinvol zijn om die groep aan het jasje te trekken. M: Wat dat betreft is dat ook echt een minpunt van de ergotherapie, dat het zo onbekend is. F: Heel vaak denk ik, zeker in de eerste lijn, in ziekenhuizen is het heel normaal. Bijna bij elke CVA patient, tenminste in de tijd dat ik er werkte, kwam een ergotherapeut om de hoek kijken, net zo goed als logopedie. Heel veel dingen weet je niet. Ik wist eerst ook niet dat je voor slikproblemen bij de logopedie moest zijn. Nadat ik in het ziekenhuis heb gewerkt weet ik zoiets. Heel veel fysiotherapeuten weten niet zo goed wat een ergotherapeut doet. In de instellingen is het allemaal wel bekend, maar ik denk zeker in de komende jaren, dat er steeds meer werk voor jullie komt. Door de vergrijzing en dat mensen steeds langer thuis moeten blijven. Ik ben vanmorgen ook nog bij een huispatient geweest en die had dan een nieuwe heup. Als je in het huis rondkijkt wat daar allemaal aan kleden ligt en stoelen. Daar is denk ik werk genoeg. Op allerlei gebieden denk ik, er is genoeg te doen. Als is het maar als mensen terugkomen uit een revalidatiecentrum, om het huis in te richten. Hoe zit de douche eruit, hoe hoog is dat bed, waar staat het bed, drempels. Je komt wat dat betreft allemaal dingen tegen die beter kunnen. Dat is heel vaak iets wat wij doen, als we er toevallig komen, maar goed eigenlijk zijn wij daar ook niet geschoold in. Dat doe je ook maar een beetje met je boerenverstand dan. Thuiszorg daar moet je ook mee contact leggen, die had ik nog niet genoemd.
63
Bijlage 10 Interview Fysiotherapeut Heeswijk-Dinther Marcel Heijmans 29-06-2010 M = Projectgroep MAST F = Fysiotherapeut F: een kleine introductie vind ik wel prettig, hoe jullie tot het onderwerp zijn gekomen en wat de doelstelling van het gesprek is. Daarna zullen de vragen voor zich spreken. M: Onze opdrachtgever in Alkmaar, die met het oog op DTE, haar PR plan moet aanpassen om haar praktijk zo goed mogelijk neer te zetten in haar regio. We interviewen diverse fysiotherapeuten en oefentherapeuten met een eigen praktijk om informatie uit de praktijk te verzamelen van disciplines die de verandering naar directe toegankelijkheid al hebben doorgemaakt. F: wanneer wordt het een feit? M: als het goed is 1 januari 2011, maar dat is nog niet zeker met de nieuwste veranderingen van eigen bijdragen. M: zou je jezelf kort kunnen introduceren. F: even de geschiedenis, ik ben in 1989 afgestudeerd als fysiotherapeut. Kort daarna ben ik met de opleiding manuele therapie begonnen, een post HBO opleiding tot manueel therapeut. Toen ik dat af had, ben ik aansluitend naar Brussel gegaan, waar ik biomedische wetenschappen specialisatie manuele therapie heb gedaan, master of science niveau. Daarna ben ik naar Amsterdam gegaan voor de opleiding tot epidemioloog, door tijdgebrek ben ik gestopt, omdat ik tegelijkertijd bezig was met de richtlijn lage rugklachten en manuele therapie waar ik eerste auteur van ben. Ik heb het allemaal naast mijn werk als fysio gedaan. Sinds 1993 ben ik hier in de maatschap en heb ik mezelf ingekocht. Inmiddels lopen hier een man of 10 en ben ik mede eigenaar. Ik houd me nog steeds bezig met patiëntenzorg en onderzoek. M: mooi verhaal. Je vertelde dat je je hebt ingekocht in de praktijk. Hoe lang bestaat de praktijk al? F: ik denk dat de praktijk Van Eupen, die inmiddels is uitgetreden, een jaar of 35 geleden begonnen is als eenmanspraktijk. Later is dat een maatschap geworden met twee andere mensen en in 1993 ben ik daarin gestapt. Het is nog steeds een maatschap. Er is wel een wisseling van de wacht, Van Eupen is uitgetreden en ik ben nieuw ingetreden. Dat is een beetje de opbouw. We hebben hier in de praktijk naast een maatschap, hebben we nog een bedrijf dat zich bezig houdt met medische trainings therapie, re-integratie, diensten voor de gemeente, voor interpolis doen te trajecten om mensen te begeleiden tot weer werk, of zo min mogelijk verzuim. Dat is nog een andere poot waar we mee bezig zijn. M: qua disciplines werken hier alleen fysiotherapeuten? F: we hebben fysiotherapeuten, een ergotherapeut (denk dat hij oefentherapeut bedoelt), we werken met huisartsen samen dus op het gebeid van maatschappelijk werk, praktijkondersteuners en we werken samen met diëtisten, omdat we eerstelijnstrajecten hebben multidisciplinair. In ons geval bijvoorbeeld diabetes doen we dat, waarbij dus fysiotherapie podotherapie, diëtist, praktijkondersteuner en huisarts, dan zit je met vijf (para)medische hulpverleners bij elkaar om een project te draaien.
64
M: heb je dan ook overleg? F: huisartsen daar zitten we in principe iedere twee weken, in die trajecten hebben we daar een huisartsenoverleg voor, vaste afspraakdata waar ook zaken doorgesproken worden. M: u noemde al diabetes, wat zijn verder veel doelgroepen die hier behandeld worden? F: specifieke doelgroepen, op klachtenniveau. De minister heeft geconstateerd dat de chronische groepen cliënten extravagant veel kosten met zich meebrengen. Men wil een verschuiving naar een meer preventief beleid. […] geen relevant antwoord M: hoe stond u tegen DTF voordat het werd ingevoerd? F: sceptisch, om 2 redenen. Een: de weg via de huisarts vond en vind ik een prima weg, omdat dat het centrale stuk is, de poortwachter van de gezondheidszorg. We hebben altijd als fysiotherapiepraktijk uitstekend met de huisarts samengewerkt en was die functie, dat liep ook heel makkelijk. Dus ik heb nooit echt een behoefte gehad van dat dat zou moeten. Patiënten daarentegen vinden het, ervaren het als heel prettig. Als ze bij de deskundige op dat gebied komen, scheelt ze een tussenstap. Zo van ik hoef niet eerst een afspraak te maken bij de huisarts, dan kan ik pas drie dagen later terecht, dan moet ik nog een afspraak maken met de fysiotherapeut, afijn, ik ben tijd verder. Dus kostenefficiënt is het gemakkelijker, is het zo beter. Waar ik wel een beetje voorzichtig en bang voor was, je geeft een beroepsgroep een vrijbriefje welke patiënten je binnenhaalt of binnen houdt. Daar was ik altijd toch wel argwanend over. Nu blijkt uit de cijfers die er zijn dat toch de meeste patiënten goed kiezen. Dus als ze voor FT kiezen, ze meestal ook terecht op hun plaats zijn. Dus dat is in ieder geval positief. Het aantal incidenten dat ik hoor, dus dat mensen ‘niet pluis’ zaken missen, want dat is denk ik de belangrijkste valkuil, want daar zijn wij en ook jullie niet voor opgeleid. De screening met rode vlaggen en patroonherkenning, dat zijn belangrijke peilers. Het percentage gemiste blijkt dus erg mee te vallen. Ik hoor weinig incidenten daarover. Het lijkt wel dat nu we ongeveer 5 jaar verder zijn, werkt het efficiënt en goed. Maar het betekent wel goede afspraken maken met je huisarts, want die is eigenlijk altijd dossierhouder. M: rapporteer je vaak terug naar de huisarts? F: het ligt eraan. Hier in het dorp is het makkelijk, omdat wij elkaar twee, drie weken met de huisartsen overleg hebben. Probleemgevallen worden altijd besproken. Je moet het onderverdelen in In principe is de verplichting dat je aan het eind van een screening het screeningsverslag naar de huisarts stuurt. Huisartsen hier hebben gezegd, dan krijgen wij een oneindige bulk van nietszeggende briefjes. Patiënten die je terugverwijst, daar willen we altijd natuurlijk informatie van hebben, dus dat is geen discussie. Als een patiënt in behandeling genomen wordt, willen we aan het eind het verslag hebben met daarbij de vermelding dat de patiënt zich via DTF gemeld heeft. Dus die hebben niet de behoefte om twee verslagen te krijgen. Wordt een patiënt niet met succes behandeld, of zijn er belemmerende factoren tijdens het herstel, vindt er hier eigenlijk in het huisartsen overleg een terugkoppeling plaats. We moeten wel altijd opletten via de Wet bescherming persoonsgegevens dat de patiënt toestemming moet geven. […] M: u gaf aan dat u met alle huisartsen in het dorp contact heeft. Is dit de enige fysiotherapiepraktijk hier? F: er zijn er nog 2, dus drie in totaal. Buitendorps is er wel vaak telefonisch contact, maar er is geen direct fysiek contact. M: is de toestroom van cliënten groter geworden door DTF? F: de cijfers wijzen toe dat de toestroom van cliënten groter is geworden.
65
M: de cijfers van deze praktijk of de cijfers landelijk? F: dat is een beetje lastig, omdat DTF is samengegaan met de marktwerking in de zorg. Wij hebben altijd met hele forse wachtlijsten gezeten, met een beperkt aantal zittingen. We mochten zoveel behandelingen per jaar doen en daarboven werd het niet betaald. […] Ongeveer tegelijkertijd met die DTF is ook die budgettering afgeschaft, dus is die marktwerking gekomen. Dat betekent voor ons dat we de toestroom konden gaan behandelen, omdat we meer uren konden maken of eventueel meer mensen aannemen. Wij zien in de laatste vijf jaar dat onze praktijk qua aantallen is verdubbeld. Ligt dat dan aan de DTF of aan het vrijgeven? Ik denk dat het een samenhang is. We hebben van patiënten een stukje waardering gekregen, dat mensen rechtstreeks komen en dat ook hoog waarderen. Dan kijk je naar patienttevredenheid die wij zelf doen. Zorgverzekeraars, daar zie je dat patienttevredenheid, wat ik in ieder geval van ons vak weet, heel hoog is. Patiënten vullen dat hoog in. Als iemand tevreden is over een product, ga je sneller naar die winkel terug. […] Wij en ook jullie zijn een relatieve goedkope tak van gezondheidszorg, want voor een patiënt die in een ziekenhuis komt voor een klein onderzoekje, daar kunnen wij heel wat zittingen voor doen. M: je vertelde dat er hier ook een ergotherapeut werkt. F: nee, nee, […] M: hoe kijk je tegen de DTE aan als die door wordt gevoerd? F: dan moet ik dus specifiek kijken naar de ergotherapie. Ik moet dan zeggen van ik kan de medische interventie niet zo goed inschatten. Ik schat ergotherapie in als met name het faciliteren, ondersteunen, ergonomie, het faciliteren van mensen/patiënten dat ze minder klachten ervaren, minder dat je direct diagnose stelt en daarmee aan de slag gaat. Terwijl een fysiotherapeut moet in principe een fysiotherapeutische diagnose stellen en daar zit wel een duidelijke koppeling aan de medische diagnose. Ik denk dat daar de valkuilen zitten. Als ik aan iemands nek ga trekken en die heeft een breuk, of botontkalking of een tumor dan is dat risico hoger dan als je een ergonomisch advies geeft. Ik denk dat de risico’s voor de fysiotherapeuten wat hoger kunnen/zullen zijn dan bij een ergotherapeut schat ik zo in. Maar daarvoor ken ik het vakgebied minder goed. M: ergotherapie is meer dan ergonomie. Het is gericht op het handelen F: maar is het behandelen of begeleiden? M: beiden. Maar wel behandelen op een andere manier dan bij fysiotherapie. F: het is een hands off gebeuren. Je risico zit hem in de adviezen. In dat opzicht is er een wat lager risicoprofiel dan bij de fysiotherapie. M: dat is ook een nadeel wellicht van DTF, dat je niet heel veel van de voorgeschiedenis weet. F: daarom is die screening van essentieel belang. M: wat als mensen informatie achterhouden? F: onbekwaam is onbevoegd. Als ik weinig kennis van een patiënt heb, kan ik hem eigenlijk niet in behandeling nemen. […] M: hebt u samenwerkingsverbanden/ bent u ergens bij aangesloten? F: dat hebben we op verschillende niveaus uitgezet. In de eerste lijn met collega’s hier in de regio. Daarnaast hebben wij een samenwerkingsverband met fysiotherapeuten opgericht, fysio maatwerk, dat zijn nu een 9tal praktijken die op kwaliteitsinhoud, zorgontwikkeling heel veel samen doen. We zien dat de markt dusdanig verandert dat je onmogelijk als praktijk alles zelf kunt doen en ontwikkelen. Je moet overal bij zij en dan kost heel veel tijd en dat probeer je te verdelen met mensen die eenzelfde kwaliteit willen nastreven.
66
M: het zijn negen praktijken door heel brabant? F: ja. M: in hoeverre is die samenwerking? Zijn het allemaal losse praktijken? F: het zijn losse entiteiten, losse bedrijven, maar de praktijkvoering is hetzelfde. HKZ gecertificeerd, dat hebben wij als een van de eerste netwerken in Nederland zo’n drie jaar geleden behaald. Onze procedures staan beschreven en worden getoetst. Er komt een extern bureau die ieder jaar onze procedures controleert of wij onze procedures zo uitvoeren als we beschreven hebben. Het zegt niks over de kwaliteit, maar over dat je je processen beschreven hebt en geborgen hebt. Dus de uitkomst voor de patiënt hoeft niet beter te zijn, maar het proces waarop is helemaal beschreven en daar worden steeds weer verbeteracties op gedaan. Je maakt een bedrijf wel inzichtelijker. M: als je kijkt naar deze praktijk, wat is dan de kracht van de praktijk? F: dat is denk ik dat wij in de breedte redelijk de eerstelijns gezondheidszorg bijna over specialisten op dat gebied hebben, fysiotherapie, manueel therapie, sportfysiotherapie, bedrijfsfysiotherapie, oncologische therapeuten, ontspanningstherapeuten, houdingstherapeuten. We hebben voor de belangrijkste patiëntengroepen hebben we specialisten. Altijd met een specialistische studie en de helft heeft nog een universitaire studie, een academische graad. Dat betekent dat wij vanuit de mensen die hier zitten, zijn wij op veel universiteiten betrokken bij de nieuwste ontwikkelingen van de zorg en proberen we die in de praktijk uit te voeren. Daar zit onze kracht. Het is voor een stukje breed en iedere persoon heeft diepgang door specialist te zijn. Een patiënt wil tegenwoordig het beste. M: als we dan kijken naar gericht op de promotie van de praktijk, is dat dan ook waar jullie promoten, met specialisatie? F: ik denk dat er in een fysiotherapiepraktijk je grootste kracht zit in mond-op-mond reclame. Ik denk dat je kunt adverteren tot je een ons weegt. Dat het op een gegeven moment wel een bekendheid geeft. Maar op het moment dat iemand komt en die heeft niet het resultaat of de begeleiding, de vriendelijkheid, de terugkoppeling, de expertise dan lig je er zo uit. M: dat is vaak wat naar voren komt in interviews, dat mond op mond reclame erg belangrijk is. F: het leveren van kwaliteit heeft met kennisniveau te maken, met bejegening, hoe ziet de toko eruit, wat voor vertrouwen straalt het uit. […] Dat kan je praktijk onderscheiden. Het is een keuze. Ik denk niet dat je kunt zeggen DAT is het beste PR beleid. M: adverteren jullie op dit moment wel? F: weinig. M: andere middelen die jullie inzetten? F: de website. We zijn preferred provider bij de zorgverzekeraar op basis van die geleverde kwaliteit. Dat betekent dat we bij die zorgverzekeraars ook geadviseerd worden als zijnde goede praktijk. Dus als patiënten gaan googlen, kunnen dat vinden. Ik zie relatief weinig in advertenties in lokale suffertjes of iets in die richting. Dat kan je een aantal patiënten opleveren. Het kost je relatief veel geld. De verwijzer die jou aanbeveelt is heel belangrijk. Die inbedding in het netwerk. Zorgen dat je een essentiële speler bent. Dat mensen je ook zien als die hebben hun zaakjes voor elkaar. Daardoor komen mensen ook naar ons toe. Patiënten, maar ook artsen. Stel dan vragen zij, ‘wij willen zo’n dienst aan willen bieden aan een patiënt, zouden jullie dat mee op willen pakken’.
67
Ik denk dat je zo vooral je PR doet. PR in de zin van overal komen: op universiteiten, bij zorgverzekeraars, je netwerk. Reclame kan zeker wat doen, maar ik heb mijn twijfels of patiënten op basis daarvan naar je praktijk gaat. M: denkt u dat daar nog een verschil is tussen ergotherapie en fysiotherapie, omdat ergotherapie relatief onbekend is. F: onbemind maakt onbekend of andersom. Dus ik denk zeker dat in de ergotherapie een taak ligt om het te promoten. Als je het wil promoten kom je er door - Reclame van mond tot mond - Ergotherapie in zijn totaal moet zich naar buiten profileren met wat ze kunnen Ik zit in de gezondheidszorg, toen wij met elkaar spraken, ik weet maar beperkt wat ergotherapie kan aanvullen bij mij. Misschien wel veel meer dan ik zou denken. Ik kan ook moeilijk verwijzen of een ergotherapeut erbij betrekken, omdat ik niet weet wat die mij extra kan bieden. M: ergotherapie moet in zijn geheel bekender worden. F: ik denk dat je daar een inhaalslag kunt maken. Ik weet niet hoe lang de geschiedenis van ergotherapie is, maar fysiotherapie heeft een lange geschiedenis met een grote beroepsgroep, waar veel meer een inbedding is bij universiteiten, zorgverzekeraars en jullie moeten die slag nog slaan. Dat is lastig, maar juist ook een grote kans om je te profileren. M: het is lastig voor de eerstelijnspraktijk, waar wij de opdracht voor doen, om zich te profileren als mensen het niet kennen. F: als eerstelijnspraktijk moet je je vooral profileren als en inbedden in de contacten met de mensen die jou eventueel kunnen attenderen. En dan denk ik fysiotherapeuten, huisartsen, mensen in de eerstelijns gezondheidszorg. Daar moet je PR zitten. Ga eens binnen, ga eens met die mensen praten. Kom eens naar mij toe en vertel nou eens wat je doet als ergotherapie. Dan denk ik, nou dat kan die patiënt gebruiken. Dan adviseer ik die patiënt, daar zou u eens aan kunnen denken, dan is de keus aan de patiënt zelf. Ik zal niet direct verwijzen omdat dat niet mijn taak is. Maar als mensen een advies krijgen met een uitleg wat het zou kunnen betekenen, zullen ze eerder komen. Ik denk dat dat meer oplevert in PR dan puur advertenties zetten en reclame maken. Ga eens bij een huisarts/ fysio en ga in gesprek. Misschien kan het wat voor ze betekenen. Als ze er meerwaarde in zien, zul je verwijzingen krijgen. […] M: hebben jullie ook folders? F: ik denk dat je daar waar groepen mensen komen, klandizie, daar zul je PR informatie moeten hebben liggen: wie je bent en wat je doet. Mensen zitten even te wachten, zien een brochure en wellicht doen ze er wat mee. Ik zit al een redelijke tijd in de gezondheidszorg en ik weet niet precies/ te weinig wat een ergotherapeut doet. Dat zegt iets. Het kan een tekortkoming van mij zijn, maar ook van de ergotherapie om zich te profileren. M: als u een tip aan onze opdrachtgever mag geven. F: ontwikkel brochures, ontwikkel informatiemateriaal, wat je doet, maak duidelijk voor welke type mensen je wat kunt betekenen, leg dat ook uit en ga de boer op met je foldertjes. Maak een afspraak, ga zeggen wie je bent en wat je doet. Dat zou mijn belangrijkste advies zijn. Al het andere is heel veel werk besteden met een laag rendement. Maak je bekend. Foldertje maken en de boer op. Laat je visitekaartje achter, maar eventueel een website. Dat zijn investeringen waar veel te halen valt. Dat is het meest heldere PR advies in mijn ogen.
68
Bijlage 11 Interview fysiotherapeut Doortast Barend van Zelm van Eldik 22-06-2010 F: zijn er veel particuliere praktijken? M: nee er zijn heel weinig. Tevens zijn er weinig zijn gegevens bekend over het aantal praktijken. Bij de beroepsvereniging en bij de Kamer van Koophandel zijn er weinig tot geen gegevens beschikbaar. Je kan niet zoeken op ergotherapie. F: dat zijn toch wel de belangrijke dingen die aangepakt moeten worden vooral als je net van start gaat en als je de praktijk goed op de kaart wilt zetten. M: het is heel raar dat er geen gegevens beschikbaar zijn. F: ik ben met de markt bekend vooral van de fysiotherapie natuurlijk maar ergotherapie, nee. Ik ken ze dan wel vanuit ziekenhuizen en verpleeghuizen en daar werken ze ook heel specifiek maar een particuliere praktijk… M: je hebt ook geen contact met een particuliere praktijk? F: Nee maar wat je zegt hier in de omgeving zijn het er heel erg weinig en wat we krijgen dat kunnen we zelf oplossen. M: en de cliënten die u krijgt waar komen die vandaan? F: die komen overal vandaan. Vooral vanuit ziekenhuizen omdat onze praktijk richt op revalidatie. Vanuit de huisartsen krijgen we ook verwijzingen en vanuit de vrije markt dat sinds 2006 geld. De directe toegankelijkheid dus. Dat heeft de boel opengegooid en hebben de fysiotherapeuten die interesse hadden in het ondernemingschap de mogelijkheid gegeven om een eigen praktijk te starten. De bestaande praktijken hadden al hun netwerk opgebouwd met huisartsen praktijken en specialisten dus daar werd vanuit het ziekenhuis alles doorgeschoven en dat is nu minder en we spreken de mensen meer op fysiotherapie aan om meer naamsbekendheid te werven. M: dat is eigenlijk ook het belangrijkste. Hoe lang bestaat de praktijk al? F: die bestaat nu een jaar en twee maanden. M: dus na de directe toegankelijkheid dus geen ervaring? F: jawel ik heb al meerdere praktijken gehad. Ik had ook een eigen praktijk in Den Haag. In 2006 was ik wel in loondienst maar toen heb ik het wel allemaal van dichtbij meegemaakt. Dat krijg je dan ook mee als therapeut ook in loondienst. Maar als praktijkeigenaar heb ik daar wel ervaring mee ja. M: En je was in loondienst bij een? F: bij een groepspraktijk. Gewoon een particuliere praktijk. Dan krijg je als team te maken van hoe ga je nou naar buiten en hoe gaan we naar de artsen communiceren als men zonder verwijzing naar binnen komt want daar krijg je natuurlijk ook allemaal mee te maken. M: dan moet je ook je hele PR anders doen. F: Ja M: daar zijn wij ook nu mee bezig van hoe je dat nou het beste kan doen. Vooral voor de ergotherapie is het eigenlijk nog lastiger want de fysiotherapie is vrij bekend. -
Onderbreking
-
69
M: om toch een duidelijk beeld te krijgen van de praktijk: hoe veel fysiotherapeuten zijn er momenteel werkzaam? F: drie therapeuten allemaal fysiotherapeuten. Zelf ben ik ook acupuncturist. We richten ons op acupunctuur en revalidatie met name sportrevalidatie. M: de doelgroep is dus eigenlijk heel breed. Met name de revalidatie is heel breed. F: ja wat je hier ziet is veel orthopedische revalidatie en sport revalidatie dus bijvoorbeeld blessures maar ook mensen met een heupoperatie of een knie operatie. Maar ook gewoon de reguliere klachten zoals nekklachten en rugklachten. M: dus er is ook veel diversiteit. Er is dus geen specifieke leeftijdscategorie. F: Ja wat je het meeste ziet is tussen de 20 en de 50 en ook oudere mensen die na een heupoperatie die hier komen revalideren. M: en hoe lang bent u al ondernemer? F: ik ben nu vier jaar lang ondernemer. M: u heeft in Den Haag een praktijk gehad. F: ik had een praktijk in een bestaande praktijk en dat was een soort van maatschap. Met als doel dat ik me daar zou inkopen maar dat is helaas niet gelukt. Dus ben ik hier een praktijk gestart met mijn collega. We zijn met twee compagnons met sinds kort ook iemand in loondienst. M: Kunt u de praktijk in vijf woorden omschrijven? F: We zijn doortastend, heel concreet bijvoorbeeld onze praktijk maakt gebruik van echografie op die manier kunnen wij heel duidelijk diagnosticeren. We werken zonder wachtlijst dus in principe kan men binnen twee dagen behandeld worden. Kwaliteit staat voor ons hoog in het vaandel. We zijn ook bezig met het HKZ. Dat is een kwaliteit certificering binnen de gezondheidszorg waar je als eerstelijns praktijk aan kan sluiten. Dus alles wat je doet gaat heel geprotocolleerd en volgens een bepaald kwaliteitskeurmerk behandelt daar zijn we momenteel mee bezig en hopen daar binnen een half jaar klaar mee te zijn. Op die manier lig je ook beter bij de zorgverzekeraar dat je als praktijk heel serieus te werk gaan. Dat doen we doelbewust. Dat wordt ook steeds meer een eis vanuit de verzekeraar. Aan de hand van je kwaliteit krijg je ook een bepaald tarief vergoed per cliënt. Hoe meer je bezig bent met een stukje kwaliteit en professionele zorg des te belangrijker wordt je voor de zorgverzekeraar. En in de toekomst is het zo dat de kleinere praktijken aan steeds hogere eisen moeten voldoen en ik ben bang dat in de toekomst deze praktijken het moeilijk krijgen om dit bij te benen en dat die op een gegeven moment ophouden met bestaan. M: dan moet je er inderdaad voor kiezen om met meerdere mensen te gaan werken en echt een groepspraktijk vormt. F: en bijzondere afspraken kunnen maken met zorgverzekeraars en als je dat niet kan vanwege gebrek aan kennis of geen geschikte ruimte dan wordt het onderhandelen heel erg lastig. Dus dat is een stukje ondernemen in de zorg en dat wordt steeds belangrijker. M: je zegt dat de praktijk bestaat uit alleen fysiotherapeuten, is dat een bewuste keuze? F: in de toekomst komen er wel andere disciplines bij maar we zijn bewust met fysiotherapie begonnen als basis. Mijn collega start na de zomer met manuele therapie, dat duurt drie jaar. Dus in de toekomst zullen er ook wel manuele therapeuten bij komen M: en andere disciplines als oefentherapie of ergotherapie? F: als dat aantrekkelijk lijkt voor de markt dan kan dat. Dat is een stukje marktonderzoek wat je dan moet doen. Je moet wel kijken of daar behoefte voor is. Als je al zegt dat er weinig ergotherapeuten zijn dan kan je jezelf afvragen of daar wel behoefte aan is. Met de artsen zou je contact mee op kunnen nemen of met andere verwijzers.
70
M: Je zou verwachten in een stad als Leiden dat daar alle soorten zorg te vinden is. Ik weet ook niet of er hier veel vanuit instellingen eerstelijns wordt gewerkt? F: ja veel vanuit de ziekenhuizen. Relatief hebben we veel grote ziekenhuizen met afdelingen ergotherapie en revalidatiecentra. Maar particuliere praktijken niet echt en ik weet ook niet of daar veel vraag naar is. M: even terug naar de DT wat waren de verwachtingen hiervan? F: mijn verwachting was dat het de markt open zou gooien en dat er veel meer ruimte zou komen voor het ondernemingschap. Dus als praktijkeigenaar moet je echt de boer op om naamsbekendheid te krijgen en niet alleen bij de artsen maar bij iedereen. En in het verleden was dat anders dan kregen de grote praktijken de cliënten die bij een bepaald netwerk hoorde. De cliënt kreeg dan niet de ruimte om naar een praktijk te zoeken die bij hem of haar paste want dan zij de verwijzer dat zij daar heen moesten. Het was een soort vriendjespolitiek als je het zo mag noemen. Nu kan men zelf op internet kijken. Dus wat dat betreft zijn mijn verwachtingen wel uitgekomen. M: nu komt de screening er natuurlijk bij. Met de rode en de gele vlag. Was dat niet spannend? F: dat is sowieso spannend je moet heel ethisch blijven. Dus als mensen bijvoorbeeld kanker hebben moet je deze mensen terug sturen naar de huisarts of naar de specialist om te laten weten dat ze fysiotherapie willen krijgen en dat je soms ook moet zeggen dat je de behandeling moet afbreken. M: gebeurt dat veel dat cliënten uit zichzelf komen en dat je ze terug moet sturen. F: de cliëntenstroom zonder verwijzing is heel hoog maar dat je de mensen terug moet sturen naar de huisarts gebeurt soms. Als je dat op een goede manier uitlegt dan vinden cliënten dat ook niet er het gebeurt nu ook op eigen risico en dat weten mensen. Als ik ze terug stuur dan bel ik vaak met de arts om te overleggen en dat vind de arts ook fijn zodat zij ook weten dat de cliënt naar de fysiotherapie is gegaan. Op die manier kan je ook overleggen hoe het proces nou verder gaat. M: en dat gebeurt ook op korte termijn? F: ja dat gebeurt vaak op de dag zelf op de dag erna. M: en is dat alleen met de cliënten die de rode vlag krijgen of met elke cliënt? F: dat is met elke cliënt. Je gaat ten eerste de screening aan. Aan de hand daarvan kijk je of je verder gaat met de cliënt. Je gaat ook bewegingsonderzoeken doen want de screening is alleen een vragenlijst. En dan geef ik door aan de arts dat ik zijn cliënt binnen heb gekregen via de DTF en daar gaan we mee aan de slag. M: weet je hoe artsen daar tegenover staan? F: dat wisselt. Aan het begin van het starten bij de praktijk hebben we gevraagd aan wij zij van ons verwachten. Elke arts zei dat ze geen bericht hoefde te hebben als er een DTF’er binnen kwam maar wilde wel graag een eindrapportage met het resultaat. Je moet het zo van de bijvoorbeeld 10 cliënten die via DTF binnenkomen zijn er drie van dezelfde huisarts. Die worden dan overladen met brieven die niet eens worden gelezen en het kan ook irritatie opwekken. Vandaar dat wij hele duidelijke afspraken hebben gemaakt met de verwijzers maar volgens het DTF protocol moet het wel. M: heb je een voorbeeld van een screeningslijst? F: die staat online. Als mensen bellen voor een afspraak dan vragen we ze die lijst op de site in te vullen. M: en is die lijst zelf ontworpen? F: dat is een lijst die landelijk is vastgesteld. Als mensen de lijst online invullen hoeven we dat niet meer op de eerste consult te doen. Zo kunnen we ook meteen zien hoe de mensen zijn verzekerd. Verder kunnen we ook zien of mensen zelf een rode vlag hebben aangekruist dan bellen we ze gelijk op dat de eerste consult niet meer doorgaat en dat ze even contact op moeten nemen met de huisarts. Dan begrijpen ze dat en gaat het allemaal veel sneller.
71
M: wordt de lijst nog meegenomen in het eerste gesprek? F: in principe werken wij met het EPD (elektronisch patiënten dossier red.) daar staan ook alle regio’s op en screeningsfase op maar dat is hetzelfde als de lijst die op internet staat. Je hebt er ook maar vijf minuten voor die krijg je ook vergoedt van de verzekeraar. De verzekeraar werkt ook met codes. Zo is 1815 de code voor screening en code 1860 voor behandelen. Zo kan de verzekeraar ook zien of je bent begonnen met behandelen of niet. M: met welke zorgverzekeraars hebben jullie contact? F: met allemaal. Moet je ook doen hoor anders wordt het zo lastig. En dat is helemaal niet zo moeilijk, je kan met elke zorgverzekeraar een contract afsluiten alleen stellen ze bepaalde eisen. M: zijn de verwachtingen van DTF ook uitgekomen? F: ja die zijn uitgekomen nog wel. Het is natuurlijk vooral belangrijk dat je bezig blijft en niet stil blijft zitten. We zijn er als laatste bijgekomen dat betekend dat je steeds een stapje voor moet zijn op de andere praktijken en dat je een goed netwerk op moet bouwen. Je moet de contacten warm houden en onderhouden. Continue lijntjes uit blijven gooien. M: zijn jullie bekend met ergotherapie. Als bijvoorbeeld iemand moeite heeft om staand een activiteit uit te voeren verwijzen jullie die dan door naar de ergotherapie of weet je niet hoe dat moet? F: gewoon een ergotherapeut opbellen en overleggen toch? M: en gebeurt dat ook? F: nee maar dat komt ook simpelweg omdat ik geen eentje weet in de omgeving. Veel dingen die hier binnen komen kunnen we alleen af. Mensen komen ook voor fysiotherapie. M: maar jullie weten wel wat ergotherapie doet en jullie verdiepen je ook in andere disciplines? F: ja tuurlijk. Vind ik ook alleen maar leuk. M: je zegt net dat er nog 35 andere praktijken zijn. Hoe promoot je Doortast? F: er zijn verschillende dingen die je kan doen. Internet is nu heel belangrijk. Wat we nu ook veel doen is we flyeren heel veel. Langs artsen en ziekenhuizen gaan. Veel je gezicht laten zien en er bovenop blijven zitten. M: En hoe gaat het flyeren. Zit dat tussen de huis aan huis bladen of alleen bij geïnteresseerden? F: nee hoor bij iedereen. Maar het is een onderdeel van he. Het is ons gelukt om op een centrale plek te zitten. Iedereen die in Leiden woont rijdt hier wel eens een keer langs. Verder zitten we ook dicht bij Centraal Station dus veel mensen komen na hun werk even snel naar de fysiotherapeut. Die wonen dan bijvoorbeeld in Amsterdam. Reclame maken in ontzettend belangrijk en dat wordt ook steeds belangrijker en als je dat niet doet dan blijf je stil staan. M: en hebben jullie ook een bepaald budget? F: ja dat moet je ook doen anders blijf je geld uitgeven. M: en plaatsen jullie bijvoorbeeld ook artikeltjes in de krant? F: ja dat deden we wel maar na een klein onderzoekje kom je erachter dat je er maar twee cliënten voor terug krijgt. De kosten zijn er dan wel uit maar je maakt er geen winst op. En dat is wel een belangrijk punt bij een investering. En wat je ook merkt als je een nieuw bedrijf start en je maakt een internetpagina dat je constant wordt gebeld door bedrijven die een advertentie willen plaatsen op die en die site. Dan moet je wel nagaan of dat winstgevend voor de praktijk is. M: en kunnen jullie nagaan waar de meeste reacties op komen qua PR? F: via internet.
72
M: dat is natuurlijk ook belangrijk voor onze opdracht omdat we willen weten wat het meeste effect oplevert. Ergotherapie NH wil nu graag flyeren maar we weten niet of dat het juiste resultaat oplevert. F: Het is altijd en en nooit of of. Gooi lijntjes uit maar ook meer en dan kijken waar de vissen zitten en kijken wat je daar vandaan kan halen. Maar kijk ook niet te breed. Je kan wel onder de noemer Zuid Holland gaan werken maar je praktijk zit in Leiden en daar moet je dan ook vanuit gaan werken. M: wat is naast het internet het meest effectief qua PR? F: mond op mond reclame. M: grappig dat je dat zegt want onze opdrachtgever zegt dat dat totaal niet werkt in haar omgeving. F: maar dat heeft er ook met de populariteit te maken. ET geeft een heel ander soort zorg dan een FT. De cliënt moet bij een ET een heel behandeltraject door terwijl bij de FT de mensen er eerder vanaf zijn. Als ik een ergotherapiepraktijk moest opstarten zou ik als eerst langs de verwijzers gaan om je gezicht te laten zien en vertellen wat je doet. Waarom zou je ze niet uitnodigen in je praktijk? Wij hebben aan het begin een aantal orthopeden uitgenodigd om te laten zien hoe de praktijk eruit ziet waar wij voor staan en wat voor uitstraling de praktijk heeft. En durf je kwetsbaar op te stellen door aan iedereen (verwijzers en cliënten) te vragen wat hij of zij van je verwachten. Verder bellen we ook cliënten na een half jaar op. M: zo kan je ook de behandeling evalueren en mochten er klachten zijn cliënten weer uitnodigen. F: ja inderdaad en waar we momenteel mee bezig zijn voor het kwaliteitskeurmerk is dat we regelmatig een enquêtelijst sturen naar cliënten op het eind zodat zij konden aangeven van wat zij er van vonden en zijn er nog verbeterpunten. M: en wat voor reacties krijg je in het algemeen? F: de meeste waren erg tevreden. Maar soms krijgen we ook kritiekpunten maar dat is niet erg. Daar doe je dan weer wat mee. Als het redelijk is natuurlijk. Als je jezelf kwetsbaar durft op te stellen geef je jezelf ook de ruimte om te groeien. Het draait om de cliënt. En als de cliënt niet tevreden is dan houdt het op. M: je hebt een aantal krachten opgenoemd, bijvoorbeeld geen wachtlijst, neem je dat dan op in je PR? F: nee dat is gewoon zo. Dat heeft bijna iedere praktijk. M: en wat neem je dan wel mee in de promotie? F: Puur dat we hier zitten en dat we met sportrevalidatie aan de gang zijn en dat we aan echografie doen. Dat is wel iets onderscheidends daarmee zijn we de enige in Leiden. We merken ook dat collega’s naar ons doorverwijzen en dat is hartstikke leuk. Misschien moet je er ook wel voor zorgen dat je wat terugstuurt. M: jullie bedenken aan PR alles zelf? Of schakelen jullie een bureau in? F: Nee we doen alles zelf behalve de site dat kan ik niet. Maar in principe doen we alles zelf. M: als je onze opdrachtgever een tip zou mogen geven wat zou je dan zeggen? F: zorg voor een goede uitstraling, voor een goede website en zorg dat je altijd bereikbaar bent. M: en de artsen, als er een nieuwe arts is langs gaan om zo bekendheid te creëren. F: ja en je kwetsbaar opstellen als wat ik net al zei. Door je kwetsbaar op te stellen open je jezelf. M: dus geen 9 tot 17 uur baan? F: nee dus we kunnen ook op zaterdag open gaan als dat nodig is. Maar we zijn met z’n drieën en zijn vijf dagen geopend dus dat moet lukken. En je moet ook wel anders gaan ze naar de concurrent. M: het valt me ook op hoe enthousiast jullie zijn. F: dat scheelt al de helft en dat merken cliënten ook.
73
Bijlage 12 Vragenlijst ingevuld door Rachid Mali OTM Haarlem R.S. Mail & C.B. de Graaf Directe toegankelijkheid Sinds een aantal jaar is oefentherapie direct toegankelijk. Hoe stond u tegenover deze verandering? Zeer positief Wat waren uw verwachtingen op voorhand? Ik verwachte dat de patiënt de directe toegankelijkheid als meer laagdrempelig zou ervaren. Bij recidivering van klachten ervaar ik het zelf ook als veel gemakkelijker daar de patiënt zich nu zonder vaak overbodige tussenkomst van de huisarts kan aanmelden. Zijn die verwachtingen uitgekomen? ja Hoe komt u nu aan cliënten? Via website/praktijkfolders/mond op mondreclame middels Directe toegankelijkheid (DTO) maar ook nog steeds op verwijzing van de huisarts en specialist Hoe was dit voor de directe toegankelijkheid? Ongeveer de helft van de patiënten komt nu middels DTO Wat is de grootste verandering op dat gebied? Je zult je als praktijkhouder/ zorgverlener veel zakelijker moeten profileren om mensen via DTO binnen te krijgen. Je bent nu veel meer ondernemer! Is er een verandering in cliëntenaantal sinds de invoering van de directe toegankelijkheid? neen Gaat u na hoe de cliënten bij uw praktijk terecht zijn gekomen? ja PR Hoe wordt het centrum gepromoot? Website, praktijkfolders, andere profileringacties Gebeurt dit gezamenlijk met de andere disciplines uit het centrum? Niet altijd Welke reclamemiddelen gebruikt u? (denk hierbij aan flyer, website, artikelen etc.) Zie boven Waarom hebt u voor deze middelen gekozen? Omdat het goede manieren zijn om mensen te benaderen
74
Waardoor kenmerkt uw praktijk zich, wat is de kracht van de praktijk? Breed kennisgebied en behandelmogelijkheden Hoe neemt u dit mee in de PR activiteiten? Noemen in folders en op website Welk middel werkt volgens u het best? Website Waar blijkt dit uit? Navraag bij patiënten Heeft u ook activiteiten gedaan die minder effectief zijn gebleken? Ja Waar blijkt dit uit? Bijvoorbeeld met een stand staan bij sportevenementen of publicatie in dure gezondheidswijzers. Dit levert vaak 0 aan patiënten op! Heeft u de PR aangepast na de invoering van de directe toegankelijkheid? Ja Heeft u de PR zelf aangepakt of heeft u hier een bureau voor ingeschakeld? Grotendeels zelf, samen met collega. Uitwerking door bureau Waarom heeft u hiervoor gekozen? Snelste en goedkoopste manier Wat is uw PR budget? Wisselend, doch minder dan € 1000 op jaarbasis Algemeen Sinds wanneer werkt u als oefentherapeut? 2001 Hoeveel oefentherapeuten werken er in uw praktijk? Haarlem totaal 2, Velserbroek Totaal 3 Welke doelgroepen worden er behandeld? Zowel kinderen als volwassenen op basis van onderstaande indicaties: • Pijn aan spieren en gewrichten, zoals rugklachten, nek- en schouderklachten, heup- en knieklachten. • Werkgerelateerde klachten zoals RSI/CANS. • SI- en bekkenklachten tijdens en/of na de zwangerschap. • Orthopedische aandoeningen zoals artrose, osteoporose, ziekte van Scheuermann, scoliose, kyfose. • Neurologische aandoeningen zoals hernia en ischias, de ziekte van Parkinson, Multiple Sclerose.
75
• • • • •
Reumatische aandoeningen zoals Reumatoïde Artritis, ziekte van Bechterew. Hyperventilatie en stressgerelateerde klachten. Klachten met betrekking tot de bekkenbodem (o.a. incontinentie) Preventieve houdingscorrectie voor zowel volwassenen als kinderen. Behoefte aan advies en begeleiding ter voorkoming van sportblessures.
Hoe lang bestaat uw praktijk al? Haarlem 10 jaar, Velserbroek langer Bent u betrokken geweest bij het opzetten van de praktijk? Haarlem: ja, Velserbroek: hier ben ik direct na mijn afstuderen bij in komen werken Zo ja, hoe heeft u dit aangepakt? Zo nee, hoe bent u bij de praktijk betrokken geraakt? Samen met collega praktijk overgenomen van een andere oefentherapeut die wilde stoppen. Bent u bekend met ergotherapie? ja Verwijst u cliënten naar ergotherapeut? Zelden Indien er geen samenwerkingsmogelijkheden met de ergotherapeut zijn, ziet u hier mogelijkheden/meerwaarde voor/in? Ja, voornamelijk bij aan huis patiënten Hoe kijkt u naar de directe toegankelijkheid van ergotherapie? Postitief om dezelfde eerdergenoemde laagdrempeligheid!
76
Bijlage 13 Vragenlijst ingevuld door B. Seijts Mensendieck Haarlem De projectgroep wil u graag bedanken voor de medewerking. Tevens vraagt de projectgroep u de vragen die u met ja of nee kunt beantwoorden toe te lichten. Directe toegankelijkheid Sinds een aantal jaar is oefentherapie direct toegankelijk. Hoe stond u tegenover deze verandering? Ik weet dat ik een beetje twijfelachtig was. De verantwoordelijkheid leek mij groot. De cursus DTO schiep veel duidelijkheid: hoe screenen etc. Wat waren uw verwachtingen op voorhand? Op zich goed. De fysiotherapie was ons al een jaar op voor. Collega’s fysio’s vertelde dat het goed ging. Zijn die verwachtingen uitgekomen? Ja, veel pt melden zich zelfstandig aan. Hoe komt u nu aan cliënten? Via mond op mond / via onze website. Voorheen was dat ook zo, alleen moest je dan aan de persoon vragen om nog achter een verwijzing aan te gaan Ook is het makkelijker om in het gezongheidscentrum naar elkaar toe te verwijzen. Hoe was dit voor de directe toegankelijkheid? Zie vorige vraag Wat is de grootste verandering op dat gebied? Dit is efficiënter. Is er een verandering in clientenaantal sinds de invoering van de directe toegankelijkheid? Dat denk ik niet. Veel patiënten met rugpijn gaan u snel direct naar een fysiotherapeut omdat die meer naamsbekendheid heeft. Voorheen zou die pt eerst naar de huisarts gaan. En zou de huisarts ook aan oefentherapie kunnen denken om daarheen te verwijzen. Die pt loop je nu mis. Gaat u na hoe de clienten bij uw praktijk terecht zijn gekomen? Ja, dat vragen we wel na. Tot nu hebben we dat niet officieel bijgehouden. PR Hoe wordt de het centrum gepromoot? Toen het gezondheidscentrum geopend werd: veel pr in de vorm van een info-boekje (huis aan huis) /krantenartikel / officiële opening etc. Nu geen promotie: puur website / goudengids Gebeurt dit gezamenlijk met de andere disciplines uit het centrum? Toen wel. Welke reclamemiddelen gebruikt u? (denk hierbij aan flyer, website, artikelen etc.) zie vorige vragen.
77
Waarom hebt u voor deze middelen gekozen? Website= must Ik geloof persoonlijk niet in folders/flyers etc Pas als je een hulpvraag hebt, ga je naar een oplossing zoeken. De PR van het gezondheidscentrum vind ik wel belangrijk. Het moet herkend worden Waardoor kenmerkt uw praktijk zich, wat is de kracht van de praktijk? Goed werk leveren. Aandacht voor de pt. Hoe neemt u dit mee in de PR activiteiten? Benoemen: pt staat centraal. Welk middel werkt volgens u het best? Dit middel Waar blijkt dit uit? Veel mond op mond. Goede naam opgebouwd. Heeft u ook activiteiten gedaan die minder effectief zijn gebleken? een folder verspreiden Waar blijkt dit uit? weinig extra pt stroom Heeft u de PR aangepast na de invoering van de directe toegankelijkheid? Je benoemd in je PR dat je direct toegangelijk bent. Heeft u de PR zelf aangepakt of heeft u hier een bureau voor ingeschakeld? zelf Waarom heeft u hiervoor gekozen? prijstechnisch / geloof van effect van PR Wat is uw PR budget? Wisselt Algemeen Sinds wanneer werkt u als oefentherapeut? 1998 Hoeveel oefentherapeuten werken er in uw praktijk? 2 Welke doelgroepen worden er behandeld? Vanalles: dat is ons vak Hoe lang bestaat uw praktijk al? 30..jr Bent u betrokken geweest bij het opzetten van de praktijk? nee, ik heb mijn praktijk deel toentertijd overgenomen Zo ja, hoe heeft u dit aangepakt? Zo nee, hoe bent u bij de praktijk betrokken geraakt? -
78
Met welke en hoeveel andere disciplines werkt u samen? Fysiotherapie, psychologen, orthomanueel arts, Bent u bekend met ergotherapie? ja Verwijst u cliënten naar ergotherapeut? tot nu toe niet nodig geweest. Bij aan huis patiënten is ook vaak de thuiszorg betrokken die dit soort zaken regelen Indien er geen samenwerkingsmogelijkheden met de ergotherapeut zijn, ziet u hier mogelijkheden/ meerwaarde voor/in? Als het nodig blijkt, is samenwerking zeer nuttig en belangrijk Hoe kijkt u naar de directe toegankelijkheid van ergotherapie? goed. Efficiënter. Nu hoor je regelmatig hoe omslachtig iets geregeld wordt. Dat hoeft niet.
79
Bijlage 14 Vragenlijst ingevuld door Margaret Warmenhoven Praktijk voor Oefentherapie Mensendieck Haarlem Oost Directe toegankelijkheid Sinds een aantal jaar is oefentherapie direct toegankelijk. Hoe stond u tegenover deze verandering? Zeer positief! Wat waren uw verwachtingen op voorhand? Blij dat het eindelijk gelukt was. Zijn die verwachtingen uitgekomen? Zeer zeker Hoe komt u nu aan cliënten? Via de DTO en rechtstreeks via de (huis)artsen Hoe was dit voor de directe toegankelijkheid? Altijd via de arts. Wat is de grootste verandering op dat gebied? Korte lijnen, indien wenselijk komt de patiënt nu direct naar de praktijk, scheelt ook kosten Is er een verandering in cliëntenaantal sinds de invoering van de directe toegankelijkheid? Neen, deze is redelijk stabiel gebleven, maar nu wel ong. 1/3 via de DTO Gaat u na hoe de cliënten bij uw praktijk terecht zijn gekomen? Ja PR Hoe wordt de het centrum gepromoot? Wij hebben allen een praktijk voor OTM, met zijn tweeën Gebeurt dit gezamenlijk met de andere disciplines uit het centrum? PR dus zonder andere disciplines Welke reclamemiddelen gebruikt u? (denk hierbij aan flyer, website, artikelen etc.) Info in de kranten, website, vermelding telefoon/gouden gids, folder Waarom hebt u voor deze middelen gekozen? Kost niet te veel en je bereikt de doelgroep Waardoor kenmerkt uw praktijk zich, wat is de kracht van de praktijk? Verschillende specialisaties, altijd behandeling 1 op 1, ruime openingstijden
80
Hoe neemt u dit mee in de PR activiteiten? Vermelden in alle info naar buiten toe. Welk middel werkt volgens u het best? Blijven herhalen, mond op mond reclame Waar blijkt dit uit? Navragen bij de DTO’ers Heeft u ook activiteiten gedaan die minder effectief zijn gebleken? Nee Waar blijkt dit uit? NVT Heeft u de PR aangepast na de invoering van de directe toegankelijkheid? Ja Heeft u de PR zelf aangepakt of heeft u hier een bureau voor ingeschakeld? Nee Waarom heeft u hiervoor gekozen? NVT Wat is uw PR budget? Ong 150,= Algemeen Sinds wanneer werkt u als oefentherapeut? 1985 Hoeveel oefentherapeuten werken er in uw praktijk? 2 Welke doelgroepen worden er behandeld? Iedereen die oefentherapie nodig heeft wordt behandeld, van jong tot oud en met diverse ziekte beelden Hoe lang bestaat uw praktijk al? 25 jaar Bent u betrokken geweest bij het opzetten van de praktijk? Ja Zo ja, hoe heeft u dit aangepakt? Zo nee, hoe bent u bij de praktijk betrokken geraakt? Gewoon begonnen op een “lege plek” en bij artsen langs geweest
81
Met welke en hoeveel andere disciplines werkt u samen? Met fysiotherapeuten, psychotherapeuten, maatschappelijk werk en huisartsen mn Bent u bekend met ergotherapie? Ja Verwijst u cliënten naar ergotherapeut? Af en toe Indien er geen samenwerkingsmogelijkheden met de ergotherapeut zijn, ziet u hier mogelijkheden/meerwaarde voor/in? Indien nodig trek ik aan de bel, wordt met de DTO alleen maar makkelijker, meer samenwerking vind ik niet echt nodig. Wel goed om te weten wie er in de buurt van de praktijk werkzaam is, naar wie ik mij dus moet wenden, gebeurt nu via de huisarts Hoe kijkt u naar de directe toegankelijkheid van ergotherapie? Ik vind het heel goed dat het bestaat
82
Bijlage 15 Interview oefentherapeut Leiden Barbara Prud’homme van Reine 30-06-2010 M = projectgroep MAST O = oefentherapeut M: telefonisch heb ik toegelicht dat wij aan het afstuderen zijn en diverse disciplines aan het interviewen zijn om wat meer informatie te krijgen over directe toegankelijkheid en de PR daar rondom en hoe de cliëntenstroom zich heeft ontwikkeld. Het is denk ik handig voor ons om eerst even wat te weten over de praktijk. Hoe het is ontstaan en hoeveel therapeuten er werken. O: ok, dit is de mensendieck praktijk. Voor 2008 hadden wij een eigen pand, daar moesten we weg. Ik ben met nog een collega, die werkt alleen op de maandag. Ik werk in principe 3 of 2 dagen. Toen zijn we op zoek gegaan van waar kunnen we heen en nu kunnen we hier integreren. De praktijk is nog wel los. We behandelen sommige patiënten wel samen, maar we hebben ieder ons eigen computertje en de eigen patiëntengegevens. M: hier beneden zitten dan de fysiotherapeuten? O: fysiotherapeuten, manueel therapeuten, een haptonoom. Het is dus wel met korte lijntjes dat je met elkaar overlegt. Dat is het makkelijke van DTO, dat als je wil dat iemand even langs de fysio of de manueel therapeut gaat, dat dat kan. Als ik denk dat het geen rode vlag is, kan ik gemakkelijk aan de huisarts vertellen dat ik iemand heb doorgestuurd en dat werkt. M: bent u zelf ook betrokken geweest bij het opzetten van het mensendieck gedeelte van de praktijk? O: nee, in principe was dat gewoon vanuit het bestuur, wij lopen altijd 1 of 2 jaar achter de fysiotherapeuten aan. M: maar puur deze praktijk? Met het opzetten van de praktijk? O: ik heb de praktijk in 1998 overgenomen. Ik heb hem wel uitgebreid en op een gegeven moment is een collega erbij gehaald, omdat ik wat minder wilde werken. M: jullie werken beiden part time? O: ja, ik werk drie dagen, zij een. M: welke doelgroepen behandelen jullie? O: dat is wel een spreiding tussen mij en mijn collega. Ik behandel een dag per week in ieder geval kinderen. Dan ben ik echt alleen op een school bezig, met motorische training geven bij kinderen. Het grootste deel is nekrugklachten, RSI klachten, houdingsklachten. Mensendieck is echt houdingsproblemen. Hoofdpijn ook wel. Wat hyperventilatie en dan de fibromyalgien. Van studenten, volwassenen en ook ouderen. M: het chronische stuk ook? O: het chronische ook ja, als er een houdingscomponent bij is. Bij reuma moeten ze zo goed mogelijk leren bewegen. Dus dan geef je aan de ene kant oefeningen en aan de andere kant geef je tips over hoe kan je in het dagelijks leven goed bewegen. En we gaan ook naar huis, dus dan zit je weer dicht bij de ergo, om mensen die net een hernia hebben gehad, wat moet je in huis in de gaten houden en wat kun je als hulpmiddeltjes gebruiken. En dan niet ergonomisch, maar van ga er bij zitten en neem een opstapje en hoe kom je uit bed.
83
M: u zegt al, dat ligt dicht bij de ergotherapie. O: dat stukje ja. M: werkt u samen met een ergotherapeut? O: nee, daar verwijzen we dan naar door. Maar dat is nog een moeilijkere route, want dan moet je een verpleegtehuis bellen en van daaruit een ergo het veld in sturen en dan merk je dat duurt soms weken! Überhaupt om ze te bereiken de ergo’s, dat is heel moeilijk. Ze zitten niet altijd om hun plek. Om dan de situatie uit te leggen en te kijken dat ze dan een afspraak maken en dat diegene dan ook thuis is. En dan moet het eerst naar de huisarts voor een verwijzing en die moet dan weer weten waar het heen moet. Dat is veelomvattend. M: in dat opzicht hoe kijkt u aan tegen de directe toegankelijkheid van de ergotherapie? O: daarvan hoop ik dat het dat makkelijker maakt en dat je ook kunt zeggen van kunnen we samen hier even naar kijken. Maar ik merk ook naar de ergo, dan hebben ze goede adviezen, maar dan wordt het allemaal niet vergoed. Dat is dan vaak voor de patiënten dat ze moeten kiezen wat ze aanschaffen, want het is allemaal te duur. Daar is voor mij nog een heel stuk onduidelijkheid, van wat kunnen we precies van jullie verwachten. M: dat is voor ons een belangrijke opmerking, van wat kan je nou eigenlijk als ergotherapeut, bij cliënten en bij verwijzers is dat onbekend. O: de grote dingen dat weten we dat dat vergoed wordt, maar kleinere dingen als scharen dat moet de patiënt zelf aanschaffen en dat is vaak te duur. En dan zoeken mensen naar de makkelijkere oplossing. Dat is jammer. Dan denk ik kunnen ze daar niet ergens nog een potje voor neerzetten. M: het biedt vaak een hoop ontlasting als iemand het wel aanschaft. O: ja, dat is hetzelfde met kussens. Dat je denkt, daardoor hoeven ze nu niet 5 keer naar de fysio, maar dat wordt vergoed en het kussen niet. Ik denk dat het wel heel fijn is als er directe toegankelijkheid is, want ik merk dat dat hier dus wel goed werkt. Het is natuurlijk wel zo dat je die rode vlaggen lijsten krijgt en van de mensen waarvan ik denk die hebben iets ergotherapeutisch nodig, die vallen wel onder die rode vlaggen. Die hebben wel iets chronisch, of nachtelijke pijn. Ik weet niet hoe jullie rode vlaggenlijst eruit komt te zien. M: die is nog in ontwikkeling ja. Want jullie lijst, is dat dezelfde als die de fysiotherapie hanteert? O: bijna ja. M: en komt het veel voor dat er rode vlaggen ontdekt worden? O: nou, toch wel ja. Nee, veel is onzin. Gemiddeld is het 20% (landelijk). Het ligt er ook aan hoe streng je bent. Best een grote groep valt onder de rode vlag, maar dat deel van de rode vlag is al bekend bij de huisarts. Dat rapporteren we dan wel naar de huisarts, maar we gaan wel behandelen. […] Ze komen wel voor, soms stuur ik ze daarvoor ook terug naar de huisarts. Maar het zijn heel vaak momenten dat je even contact zoekt met de huisarts of dat je een opmerking erbij zet en dat het dan zonder tussenkomst van de huisarts start. M: rapporteren jullie veel naar de huisarts? O: wat je sowieso doet is die intake, tenminste als je DTO doet. Wij krijgen nog heel veel mensen via de huisarts. Mensen die je via DTO krijgt daar gaat het screeningsverslag van naar de huisarts. Mensen die geen toestemming geven het verslag naar de huisarts te sturen, die ga ik ook niet behandelen. Dan zit er meestal wat achter, waarom mensen aan het shoppen zijn. Overigens is dat nog nooit gebeurd. Ik stuur de screening altijd naar de huisarts en
84
altijd een eindverslag. Als iemand heel lang onder behandeling is, of als ik verder onderzoek wil, dan doe ik wel een tussentijds verslag. We zijn langs de huisartsen geweest, ook met de DTO, om het te promoten, die zeiden ook van de tussentijdse evaluatie laat die maar zitten. Ze vinden het meestal prima om te weten van die is onder behandeling punt. M: hoe lang behandelt u mensen ongeveer? O: bij is dat wat langer. Mensendieck is gericht op bewustwording en dat mensen zelf iets moeten veranderen. Behandelingen zitten tussen de 9 en 18 keer. Omdat mensen zelf die oefeningen moeten doen, kun je snel naar 1 keer in de twee/drie weken. Ze moeten het zelf doen. In het begin in het wekelijks, daarna is er veel meer spreiding. Het is langer dat iemand onder behandeling is. Bij studenten die ook veel in de praktijk komen, ben je soms onder de 9 behandelingen klaar, maar bij andere mensen ben je weer langer bezig. M: u gaf net al aan dat u veel verwijzingen van de huisarts krijgt. O: ja, dat is het grote euvel van mensendieck en ik weet niet hoe dat met ergo is, mensendieck therapie is niet zo bekend. We zijn met 2000 therapeuten, inclusief cesar. In het begin heb je heel er duidelijk: wij hebben nog de huisarts nodig dat ze verwijzen. En nu, de DTO’ers krijg ik dan via school, dat docenten zeggen dat ze nog een kind weten, of via de fysiotherapie die zeggen dit is geen fysiotherapie, jij moet daar naartoe. Mensen komen op eigen initiatief en fysiotherapie dat kennen ze. M: Is het alleen de huisarts die verwijst of ook specialisten? O: ook specialisten, orthopeden, neurologen, gynaecologen bij bekkeninstabiliteit aandoeningen die met de zwangerschap te maken hebben, dat je hen leert hoe zij hun houding moeten veranderen of aan moeten passen. Orthopeden en neurologen is de grootste groep. Soms de internist, maar dat is minimaal. En de reumatoloog natuurlijk. En die weten ons ook wel te vinden. M: bent u daar dan naartoe gegaan om contact te leggen dat u hier een praktijk heeft? O: de huisartsen zijn we wel langs geweest, maar het is heel moeilijk om bij het ziekenhuis binnen te komen. De ziekenhuizen hebben wij toen hier in Leiden, met de DTO, met een groep gedaan, met de regio. Nu moeten we het weer updaten. We hebben een lijst gegeven met de gegevens van waar zitten de mensendieckers, waar zit de cesar. Waar kan je naar doorsturen. Het gebeurt haast nooit dat je daar een gesprek krijgt. M: zitten er veel oefentherapeuten in Leiden? O: nee, in het centrum zit een cesar en over de wijken verdeeld een paar. Maar wij voeren dus ook niet echt concurrentie met elkaar. We hebben veel meer concurrentie van de fysiotherapeuten. Die ben ik wel flink langs gegaan om uit te leggen dat we een aanvulling zijn, geen concurrent. Daar merk je wel veel verschil tussen de praktijken. Maar daarom zitten we ook hier, want zij zien het wel als aanvulling en dat merk je ook. Andere praktijken zeiden dan, ‘wij geven toch ook oefeningen’. M: van beneden de fysio die stuurt dus wel eens mensen door, merkt u het ook uit andere praktijken? O: 1 of 2 praktijken wel, maar die ene vindt het geen probleem dat wij hier zijn gaan zitten, maar die andere vindt het wel moeilijker. Maar er was echt geen ruimte voor ons en we moesten toch ergens heen. En wij hebben een grote ruimte nodig, meer dan een fysiotherapeut. […]
85
M: jullie zijn nu 2 jaar direct toegankelijk. Wat waren uw verwachtingen voor DTO? O: in het begin weinig. We hadden gekeken. De mensen die eerst via directe toegankelijkheid komen, zijn eigenlijk heel vaal ex-patiënten die ooit ooit ooit oefentherapie gehad hadden. Die mensen kwamen als eerste. Nu begint het misschien een beetje bekend te worden, maar mensen kennen gewoon het woord niet. ZE weten niet wat het is. En onderling, als je een iemand in het studentenhuis hebt, als dat aanslaat, dan gaat het weer door. Dan is het gemakkelijk dat ze gelijk kunnen komen. M: Is er dan door de DTO een grotere cliëntenstroom? O: nee, nou ja, een heel klein beetje, maar ik denk dat dat bij onze doelgroep veel minder is dan bij de fysio. Het begint wel een beetje te komen. Ik had bijvoorbeeld op die school, dat is veel gemakkelijker. Als een docent nu denkt dat het nodig is. Voorheen moest die docent dan contact opnemen met die ouders, en dat moet nu nog steeds. Maar dan moesten ze eerst naar de huisarts en die moest dan overtuigd worden dat het een schrijfprobleem was. En nu kan dat hup opgepakt worden. Dat is voor het kind ook makkelijker. Je bent veel eerder bezig. Die drempel is op dat stukje makkelijker geworden. M: kunt u beschrijven wat de kracht is van de praktijk, wat u onderscheid, waarom een cliënt bij jullie moet komen? O: dat is een moeilijke. Omdat we de mogelijkheid hebben voor een multidisciplinaire benadering, dat wij laagdrempelig zijn, dat de sfeer goed is, dat mensen ons altijd kunnen bereiken. Dat is een groot voordeel denk ik ten opzichte van andere praktijken en dat we binnen mensendieck ook verschillende capaciteiten hebben, dus dat je daar ook nog mee kan schuiven. Sommige mensen passen beter bij de een dan bij de ander, qua persoonlijkheden. We hebben veel ruimte, met veel licht. Een uitstraling die ik prettig vind. Dat het niet een kleine ruimte is weggedoken. En dat iedereen welkom is. En wat wij hier hebben in de praktijk, is dat als mensen niet goed ter been zijn, is het heel makkelijk dat een van de fysio’s hier gaat zitten zodat ik beneden kan. M: dat zijn een aantal krachten. Gebruiken jullie dat in de reclame? Maken jullie überhaupt reclame? O: we maken geen reclame in de krant, want dat is moeilijk. Wij mochten nooit zeggen dat wij beter waren dan een ander. Wat wij heel vaak hier in Leiden doen, is als groep oefentherapeuten uitleggen wat oefentherapie is en dat steeds weer herhalen. M: Op welke manier doet u dat? O: je hebt de week van de oefentherapie, dat de deur openstaat en mensen gemakkelijk even op consult kunnen of dat er een lezing is. Er is altijd wel iemand die probeert bij de huisartsen en op de opleiding wat te vertellen, want die moet je hebben. We doen aan mailingen, van hier zitten de praktijken, denk eens aan oefentherapie mensendieck want dat is het meer. En ik hou samen met mijn collega de huisartsen hier in de buurt in de gaten en ook als we horen als er een nieuwe huisarts is, dan proberen we na een paar maanden een afspraak te maken, of ze weten wat het inhoudt. Sommige huisartsen zijn frequente verwijzers en soms valt het ineens weg. En dan denk je, wat is er nou gebeurd? En dan is het soms helemaal geen opzet, maar dan hebben ze net een cursus gehad in nekklachten en daar is ‘je moet iedereen doorsturen naar de manueel’ naar voren gekomen in een richtlijn en dan doen ze dat structureel. Dan moet je blijven herhalen, dat gaat niet automatisch. M: En zoals die week van de oefentherapeut, aan wie en hoe wordt dat kenbaar gemaakt? O: dat is echt gericht dat je de reclame neerlegt bij de huisarts, in bibliotheken, apotheken dat soort dingen en het is gericht op cliënten, niet op de huisartsen. Het is echt de bedoeling dat je hen binnenkrijgt.
86
M: komen er dan ook mensen? O: heel weinig. Het ligt er een beetje aan. Soms na een tijdje, dat iemand ergens een foldertje heeft zien liggen en denkt ‘wat is dat dan’? M: zijn dat dan folders van oefentherapie of specifiek van deze praktijk? O: nee. Wij hebben de oefenkrant, dat is een krant met verschillende verhalen over wat oefentherapie is en daar zetten wij dan een stempel op. Het is algemeen, maar je geeft aan van hier zitten wij. M: jullie hebben voor jullie eigen praktijk geen specifieke folder, flyer, visitekaartje? O: niet van onze praktijk. Het is met alle oefentherapeuten uit de regio. Beneden liggen ook de algemene folders van oefentherapie met onze naam erop. M: u noemde het al, het gezicht laten zien is heel belangrijk. Zijn er nog andere belangrijke punten waardoor de praktijk meer op de kaart gezet wordt die jullie uitvoeren? O: de website is belangrijk. M: dat horen we heel veel ja. O: dat merk je gewoon. Dat daar op geklikt wordt. M: gaan jullie ook na waar jullie cliënten vandaan komen? O: soms hebben we periode. Maar heel vaak zie je een verwijzing van de huisarts en dan is het duidelijk. M: maar is het dan dat de huisarts specifiek tegen een cliënt zegt ‘je moet bij die praktijk zijn’? O: sommigen wel, sommigen niet. Je het huisartsen die zeggen, ‘jij moet naar Barbara’ en een ander die zegt ‘jij moet naar Paulien’. Dan hebben zij al iets, van jij moet daarheen. […] Mij kennen ze beter, omdat ik er al veel langer werk. Inmiddels heb je ook bijvoorbeeld de kinderen van een huisarts onder behandeling gehad, of huisartsen zelf. Dat is wel positief. Dan hebben ze wel zoiets van ‘ga daar maar heen’. M: hebben jullie na de DTO iets anders aan PR gedaan, zo van ‘jullie kunnen nu direct bij ons terecht’? O: dat stond in die kranten dan. En andere papiertjes waar op stond ‘ Direct Toegankelijk’. Maar bij ons is het heel vervelend gegaan. Wij zouden eigenlijk in januari 2008 gaan en toen is dat verlaat. Daardoor moesten we al het foldermateriaal dat we hadden aanpassen. Je moest er dingen opplakken.[…] Dat was echt zonde. Er was toen de tijd ook een hele campagne en een deel van die campagne is door VROM ook vergoed, want dat konden we niet meer aan. Dat was wel een groot nadeel, omdat we toen te ver achter de fysio’s aanliepen, was dat wel in ons nadeel. Want wij hebben gelijk toen de fysio’s direct toegankelijk werden, kregen wij veel minder patiënten. Dat merkten we, dat was een hele grote knauw. Na een tijdje kwamen ze wel weer terug. Dat is nu weer een beetje opgekrabbeld. Maar dat was gewoon ook zo, want dat merken we nu ook. Je moet de huisarts duidelijk maken, dat als een patiënt bij de huisarts is geweest, dat je dan wel een verwijsbriefje wil. Omdat je dan niet wil dat ze als direct toegankelijk hier komen. Want wat je dan krijgt is dat je bij sommige verzekeraars een behandeling kwijt bent en dat is zo zonde van het geld. […] M: en qua mond op mond reclame? O: ja dat merk je dus. In zo’n studentenhuis, de buurvrouw, dat merk je wel. En hier ook wel een beetje. Maar daar moet je het wel van hebben. Je ziet het ook in gezinnen, ‘ga jij toch ook even proberen’. Maar het is toch heel vaak
87
dat mensen al eerst fysiotherapie hebben uitgeprobeerd en dat het niet goed is gegaan of dat de klacht weer terugkomt en dat ze dan op zoek gaan naar iets extra’s. M: als u onze opdrachtgever een tip zou mogen geven om haar praktijk op te zetten en op de kaart te zetten om te promoten, wat zou dat dan zijn? O: wat ik denk is een duidelijke website. Er is vanuit huisartsen heel heel veel behoeften aan een ergotherapeut los van een verpleeghuis, want die snappen er totaal niks van. Dus naar huisartsen duidelijk uitleggen dat je DT bent voor bepaalde groepen, maar dat er wel een verwijsbriefje nodig hebt als mensen met iets van de rode vlaggen komen. Zorg dat je je naam gewoon… Vaak even een briefje sturen. Kijk of je langs kan komen bij huisartsen, al is het alleen al maar bij de assistente, dat is prima. Maar uitleggen wat het verschil is tussen een eerstelijns en iemand in een verpleeghuis, dat de lijnen veel sneller zijn en dat je totaal niet beroerd bent om bij mensen langs te gaan, want dat is belangrijk. Dat is wat ik merkte toen ik langs de huisarts ging. Toen ik ook zei dat ik het niet erg vond om iemand thuis oefeningen te moeten geven als ze niet kunnen komen, dat ze dat heel fijn vonden. Maar dat ze dus tegen die grote berg papier opzien. Ik denk dat het heel moeilijk is met die rode vlaggen voor haar. Dat ze dat heel goed duidelijk moet maken, van dan heb ik nog wel een verwijsbriefje nodig. Ik denk ook bij de revalidatiecentra aangeven, van ‘ik zit alleen en dat is gunstig’. Het is natuurlijk een beetje afhankelijk waar ze zich op richt, ouderen of jongeren, wat haar doelgroep is. M: ze werkt vooral met chronisch zieken en volwassenen/ouderen. O: bejaardenhuizen worden vaak ook als buurthuizen gebruikt, daar heb je ook reclamezuilen waar je een stukje kan kopen. Dat is dan waarschijnlijk wat ze moet doen ook. En ook gewoon in de wijkgidsjes proberen te komen. Dat zijn echt advertenties van 40 euro of wat, maar al krijg je er maar twee mensen van, dan heb je het er al uit. En kijken, je hebt buurthuizen waar groepen mensen les krijgen, al is het maar 50+ gym, als daar iets in de wachtkamer of de ruimte ligt, dan gaan mensen kijken. Als dat je doelgroep is. Als is het maar bij zwembaden. Waar groepen 50+ zijn. Daar zou ik heengaan. Het is niet onze doelgroep. Apotheken, als je daar een mooie folder hebt, dan laten ze hem wel staan. […] Dan moet ze maar zorgen dat die folder ook hier komt. Of zit zij verder weg? M: in Alkmaar, maar goed daar zullen ook praktijken mensendieck zitten die de lijnen ook lastig vinden te leggen. O: het is een hele vermoeiende lijn. Huisartsen vragen aan mij wil jij de eerste stap zetten, omdat zij daar geen tijd voor hebben. Dus als je dat kan uitleggen scheelt dat een heleboel!
88
Bijlage 16 Interview Oefentherapeut Utrecht Mevr. Hilgers 22-06-2010 M = Projectgroep MAST O = Oefentherapeut M: Wij doen dit in het kader van onze afstudeeropdracht. In 2011 wordt ergotherapie direct toegankelijk. Wij zijn benieuwd hoe de fysiotherapeuten en oefentherapeuten deze verandering hebben doorgemaakt en of de ergotherapie door nog wat van mee kan nemen en dan ook met de betrekking tot de PR. O: Goed. M: Hoe lang bestaat uw praktijk al? O: Hier nu, ik denk, want ik heb hem overgenomen, bestaat de praktijk 35 jaar. Ik heb hem zeven jaar geleden overgenomen. M: Dus u was niet zelf betrokken bij het opzetten van deze praktijk. O: Nee. Wel bij het uitbreiden, maar niet bij het opzetten. Het was drie dagen in eerste instantie. Ik ben toen van drie dagen naar vijf dagen gegaan. M: U bent de enige oefentherapeut in deze praktijk? O: Ja, ik ben de enige oefentherapeut. [....] M: Welke doelgroep behandelt u hier? O: Ik heb de haptonomie opleiding gedaan en de oefentherapie cesar opleiding. Ik werk vooral met psychosomatische klachten, dus ook het oefentherapeut gedeelte, dus de hoofd, nek, rugklachten, maar ook slaapproblemen of psychische problemen, angststoornissen dat soort problemen, maagproblemen. Heel breed, vooral de haptonomie geeft een heel breed vlak. M: En welke leeftijdscategorie dan? O: In ieder geval bijna geen kinderen, dat is niet mijn vak. Voor houding vanaf 16 jaar en soms zit er toch een kindje tussen, maar voor het merendeel is tussen de 40 en 80 jaar. M: Dus voornamelijk de oudervolwassen? O: Maar ook echt de ouderen. Ik heb ook ouderen van eind 80 in behandeling. M: Waarom geen kinderen? Moet je daar een speciale opleiding voor hebben gevolgd? O: Ja, daarvoor moet je nog kinderoefentherapie volgen en dat heb ik nooit gedaan. Het vlak van de psychosomatiek vind ik het interessantst. Het hele holistische mensbeeld, dat een lichaam en een geest, dat dat samenwerkt. Vanuit het lichaam, want daar ben ik dan mee bezig, probeer je iets te veranderen op iemands geestelijke gesteldheid. Meestal werk ik samen met een psychologe, psychiater en dan een huisartsen een aantal. Dan gaat iemand naar een psycholoog, om het gedeelte van het denken te veranderen en daarnaast komen ze dan bij mij voor het lichaamsgedeelte.
89
M: Dus die cliënten worden doorverwezen vanuit de psycholoog naar u? O: Meestal andersom. Een huisarts stuurt naar mij van: doe maar oefentherapie en haptonomie. Dan zet ik iemand zeg maar, in de weeg, voor ook een psycholoog. Meestal komen er hier al dingen uit, maar dan gaat iemand, als het een behoorlijke problematiek is, weer naar de huisarts. Je kunt iemand niet meteen naar de psycholoog sturen. Dat is een grote stap. M: Heeft u veel huisartsen in de omgeving die u doorverwijzen naar u? O: Ja. Ik heb een vaste groep van huisartsen die heel veel doorsturen. Dat zijn denk ik een stuk of 4 of 5 huisartsen. M: Hoe bent u aan deze huisartsen gekomen? Verwezen deze al veel naar de praktijk of bent u daar keer op de koffie gegaan? O: Nee, dat heb ik nooit gedaan. Een gedeelte is dat het er al was, maar er gaat ook veel via via, dan heb je weer een patiënt die goed afgeleverd is en die gaat naar een huisarts en die zegt: ik ben zo blij met haar. Zo raak het eigenlijk .... (onverstaanbaar). Maar het merendeel van het patiëntbestand komt eigenlijk door de patiënt zelf. M: De mond-op-mond reclame is dus heel belangrijk? O: Ja, echt heel veel. En dan nog één huisartsenpraktijk en sturen echt heel goed door, maar daar ken ik de psychiater van die praktijk van. Die werkt daar als psychiater één dag in de week en die doet screenen daar en die kende ik al. Maar voornamelijk, ik denk bijna 80% is via via. M: Maar dan meestal wel de huisarts die ze doorstuurt? O: Ja. M: Heeft u er veel last van gehad dat de oefentherapie direct toegankelijk werd? Heeft u er veel van gemerkt dat de directe toegankelijkheid werd ingevoerd? O: Niet heel veel, klein beetje. Ik weet dat het doorgevoerd is. Ik heb er eigenlijk heel weinig aangedaan om dat te promoten, want ik ben er eigenlijk niet zo mee eens. Ik vind het heel fijn om met huisartsen te werken en ik vind het ook heel fijn dat huisartsen ook van te voren screenen wie er bij mij past om hier binnen te laten komen. Maar door die directe toegankelijkheid kan je iedereen binnen krijgen die maar wil. Je krijgt wel eens mensen die binnen komen en dan na één keer al weer weg gaan. Je krijgt van die shoppers dan. M: Merkt u een toestroom van cliënten door de directe toegankelijkheid? O: Soms heb je sporadisch iemand die weet dat je geen briefje meer hoeft te hebben van de huisarts. Mensen die bijvoorbeeld al onder behandeling zijn geweest. Als je iemand behandeld hebt en die weer komt na vijf of drie jaar, die bellen, het is weer directe toegankelijkheid, dan leg ik dat uit, dan hoef je in principe geen briefje van de huisarts te hebben, maar meestal kijk ik dan toch wel even of het wel dezelfde problematiek is waar ze eerder ook al voor zijn geweest. Stel dat het niet zo is, dan stuur ik ze toch liever naar de huisarts. M: Je doet in principe al een telefonische screening? O: Ja. Maar ook bij het eerste bezoek. Ik kijk dan toch nog even van: is het dezelfde hoofdpijn als je ooit daarvoor hebt gehad. Ik wil niet het risico nemen dat iemand een hersentumor heeft en dan toch aan de gang gaan. M: Dat is dan natuurlijk ook een nadeel van de directe toegankelijkheid? O: Ja.
90
M: Dat zijn de oude cliënten die u al ooit heeft gehad. Hoe zit het dan bij de nieuwe cliënten? O: Ik zeg heel vaak, misschien moet u toch even naar de huisarts. Ik heb niet heel veel mensen die daardoor nieuw binnen komen. Het is ook nog niet zo heel bekend. Bij huisartsen wel, maar bij cliënten zelf, dat duurt nog best wel lang voordat dat door komt. Ik merk niet dat er heel veel cliënten komen door de DTO. De cliënten die er komen zijn ook vaak snel weer weg. Het zijn vaak toch meer de mensen die eigenlijk ontzettend lopen te zoeken. [....] O: Behandelingen zijn veel korter. Ik was er al niet zo blij mee en ik ben er nog steeds niet zo vol van. M: U heeft er wel een cursus voor moeten volgen? O: Ja, met die rode vlaggen. Ik vind het vooral goed...een huisarts heeft een centrale rol en zij kunnen goed zien, zeker ook omdat ik met psycho-somatiek werk, zij kunnen goed inschatten, veel beter dan dat ik dat kan, wat is er aan de hand. Zij hebben het totaalplaatje. Zij kennen iemand persoonlijk en de achtergrond situatie. Ik merk soms als er iemand binnen komt dat ik niet alles weet meteen. Soms houd iemand iets achter, wat eigenlijk toch wel van groot belang is dat je er van op de hoogte bent. Daar zit je wel mee, met die psycho-somatiek. Als iemand eerder met een psychose opgenomen is geweest en die verteld dat niet tegen mij. Als ik dat niet weet. Dat is toch wel een nadeel. M: Ze tellen een kwartiertje uit voor die screening? Daar kun je natuurlijk nooit de hele medische voorgeschiedenis in naar voren krijgen. O: Dat kan niet. Ik ben blij met die centrale rol van de huisartsen, als ik eerlijk moet zijn. Zij zijn goed op de hoogte, ook van de gezinsituatie, wat ook iemand anders heeft gehad. Ze kunnen ooit best wel wat informatie achter houden en misschien wil de huisarts wel helemaal niet dat die gene behandeld wordt. Ik vind het ook niet prettig om die huisarts daar in te passeren. Ik heb er heel weinig aan gedaan, ook om het te promoten, maar ook merk ik er eigenlijk niks in de praktijk ervan. Alleen met diegene die al eens eerder zijn geweest. Die vinden het ook prettig, want waarom zouden de huisarts daarmee belast moeten worden. M: Naast de huisarts en de psycholoog. Heeft u nog meer disciplines waar u nog patiënten van krijgt, zoals de fysiotherapie of de ergotherapie? O: Ja. Ik krijg van de manuele therapeuten, van de osteopaten, van de manuele artsen krijg ik ook regelmatig patiënten van. Hij weet wat ik doe en andersom ook. Dan zijn de lijnen ook al weer korter. Met de pedicure heb ik ook nog contacten. Via de pedicure komen ook redelijk wat patiënten, maar die komen dan ook via de huisarts. M: Hoe probeert u deze mensen warm te houden? Doet u regelmatig terug rapporteren? O: Ja, ik rapporteer regelmatig terug inderdaad, maar niet heel veel. Dat is een beetje een luxe probleem. Als het goed loopt dan doe je daar niet heel veel aan om het beter te laten lopen. Plus de huisartsen waar ik contact mee heb weten heel goed wat ik doe. Daar hoef je ook niet nog meer informatie...die zeggen ook: ik kom al om in de informatie, dan hoef je niet nog meer informatie te hebben. Soms heb je dan een bespreking, dat is een paar keer per jaar. Dan heb je een cliënt die je bespreekt, met een huisarts, psycholoog, om echt de problematiek van een cliënt te bespreken. Dan denken ze ook weer van: o, dan heb je dat gedaan. Dan komen er ook weer een aantal klanten doordoor naar de praktijk. Dan weten ze weer, ze doet dit met hoofdpijn, ze doet dit met lagerug problemen. M: U houdt dus wel contact met uw verwijzers? O: Ja. M: Heeft u veel last van concurrentie hier in de buurt? O: Ja, er zitten wel een aantal oefentherapeuten in de buurt dan. De combinatie haptonomie en oefentherapie
91
komt op zich nog niet heel veel voor. Er is nog een andere praktijk in Utrecht die ook die samenwerking heeft, maar merendeel is of oefentherapeuten of haptonoom. M: Dus daar onderscheid u zich wel mee? O: Ja. M: Dat is dan ook wel beetje de kracht van uw praktijk? O: Ja, en ik zit ook in een hele goed wijk. Dit is een hele goed wijk, waar mensen een hoog inkomen hebben, ze zijn dan ook vaak goed bijverzekerd. Dan blijf je ook een patiëntenbestand houden. Je hebt ook wijken met veel buitenlanders hier, dan moet je er harder aan trekken om het voor elkaar te krijgen, want die hebben gewoon, zeker nu, allemaal basisverzekering, geen aanvullende verzekering. Dan zit oefentherapie al niet in het pakket. [.....] O: Ik weet eigenlijk niet waarom de DTO precies in is gevoerd, maar ik geloof niet dat het de huisarts ook echt meer ontlast. Want wat moet je officieel doen, dan heb je zo’n screening en dan moet je zo’n rapportage naar de huisarts sturen. Dan krijg je toch snel dat de huisarts wil verifiëren of het wel klopt. Qua tijd kost het meer, heb ik het idee. M: Dat was inderdaad niet de bedoeling toen ze de directe toegankelijkheid in voerde. O: Het ging er vooral om dat de huisarts ontlast werd en dat het een onkosten post minder werd. Ik vraag het me echt af. Ik geloof niet dat het heeft gewerkt. Misschien dat jullie andere interviews hebben gehad waar ze wel heel positief erover zijn. Ik ben vrij sceptisch. Dat merk ik ook in overleg met andere oefentherapeuten. Deze zeggen dan: nee, je moet er gewoon in meegaan. [...] M: U had het er al over dat u eigenlijk niet heel veel promoot voor uw praktijk. Heeft u dat wel gedaan toen u bijvoorbeeld net in deze praktijk kwam, zeven jaar geleden? O: Ik denk dat ik alleen maar gepromoot heb door goed te behandelen. Want het loopt gewoon. Maar ik denk dat ik het merendeel gepromoot heb door goede behandelingen te geven. Ik heb zeg maar hele patiëntengroepen van vriendenkringen of families. Dat loopt dan als een lopend vuurtje rond op het moment dat je het goed doet. M: Heeft u dan geen kaartjes of folders of flyers? O: Nee. M: U heeft geen folders bij de huisartsen liggen? O: Nee. M: Het merendeel komt echt van de mond-op-mond reclame? O: Ja. Ook om de huisartsen, dat idee heb ik, zij worden al zo veel belast. Moet ik dan nog meer mezelf opdringen. Als al die disciplines die er zijn, pedicure, podologen, fysiotherapeuten, ergotherapeuten. Als al die disciplines bij de huisartsen op bezoek moeten komen. Dan hebben de huisartsen daar een dag taak aan. Maar ik heb eigenlijk nog nooit gepromoot. [....]
92
Bijlage 17 Interview oefentherapeut Utrecht Willemijn Pierik 29-06-2010 M = Projectgroep MAST O = Oefentherapeut M: hoe lang is oefentherapie al toegankelijk? O: ik denk twee jaar. Dus 2008. Ik weet het niet helemaal zeker. M: vanaf wanneer bestaat deze praktijk? O: Ik ben hier in 2000 begonnen. Vanaf 1996 ofzo. M: dus u heeft wel de overgang meegemaakt van de directe toegankelijkheid? O : Ja. M: welke doelgroepen behandelt u? O: mensen die klachten hebben aan hun houdings- en bewegingsapparaat en ziektes aan de houdings en bewegingsapparaat zoals reuma en spierziektes. En de meeste klachten zijn werk gerelateerd. Mensen zitten niet goed of staan niet goed of tillen niet goed en krijgen ze daar klachten van en dan komen ze bij ons. M: en komen ze dan alleen hier naar toe of werkt u ook aan huis? O: wij gaan ook naar huis en soms gaan we ook naar de werkplek kijken. Vaak hebben ze ook al een arbo dienst of een ergonomische dienst die naar de werkplek komen kijken. Dan ga ik er niet meer heen dat is allemaal dubbelop. Maar soms gebeurt het wel. Zeker als mensen thuis dan werken dan zitten ze nog wel eens weg gefrommeld in een hoekje dus dan gaan we ook wel eens naar huis. M: dus u heeft eigenlijk een volwassen doelgroep als ik de leeftijdsopbouw hoor O: er komen ook wel kinderen maar dat is niet het grootste aandeel van de praktijk. En als die kinderen komen dan hebben ze problemen met hun houding bijvoorbeeld een scoliose of een verergerde kyphose of ze gebruiken hun gewrichten niet goed of ze een gek looppatroon krijgen. We krijgen ook kinderen die motorisch achterlopen. Dan is er eigenlijk een stap overgeslagen in die motorische ontwikkeling. Dat zijn kinderen met bijvoorbeeld schrijfproblemen. Maar dan heet het geen oefentherapie Cesar meer maar dat wordt dan sensomotorische therapie genoemd. Dan kijken we naar hoe is de houding van het kind, hoe beweegt het kind en dan kom je automatisch terug op het schrijven. M: u behandelt dus kinderen en volwassenen. Behandelt u ook ouderen? O: Ja als die er tussen lopen wel. M: ik bekijkt uw doelgroep dus eigenlijk heel breed? O: ja klopt ja. We doen ook vrouwen die zwanger zijn, zoals bekkenbodem therapie en die worden ook naar deze praktijk verwezen. M: en als u de praktijk in 5 woorden zou beschrijven, hoe zou u dat dan doen? O: 5 woorden zijn wel heel erg weinig. Ik denk dat wij heel erg op maat werken. Dat is wel onze kracht. M: oke dat is duidelijk. M: u noemde net de verwijzing. Wat waren op voorhand uw verwachtingen van de directe toegankelijkheid? O: Ik was er eigenlijk niet heel blij mee. Ik vind het altijd wel fijn als mensen eerst bij de huisarts geweest zijn.
93
M: u bent niet de eerste die dit verteld. O: Ik vind het altijd fijn dat mensen eerst bij de huisarts geweest zijn zodat alle andere onderliggende problematiek uitgesloten zijn. Maar aan de andere kant als je al een lange tijd werkt dan weet je ook wel wanneer er een rode vlag is. Daarnaast moet je altijd een screening doen en anders begin je meteen met de behandeling. Voor de mensen is het wel fijn dat ze niet altijd afhankelijk zijn van de huisarts om naar de oefentherapie te gaan. M: en weet u welke cliënten zonder de verwijzing van de huisarts naar u toe zijn gekomen? O: ja dat wordt bijgehouden. M: en merkt u verschil van voor de tijd van de directe toegankelijkheid en nu? O: nee eigenlijk niet er zijn eigenlijk relatief weinig mensen die zelf komen. Het is eigenlijk wel zo dat als mensen al een verwijzing hebben gekregen voor de fysiotherapeut en het lukt daar niet dat dan de fysiotherapeut zegt van ‘goh ga maar eens bij een oefentherapeut langs’. Of ze zeggen dat zelf. Dan is het wel direct toegankelijk maar de mensen hebben dan al het hele proces doorlopen en dan hoef ik niet meer naar de rode vlag te kijken. M: denkt u dat het ook te maken heeft met de relatieve onbekendheid van het beroep oefentherapie dat mensen niet heel makkelijk uit zichzelf komen? O: zou kunnen. Heb ik eigenlijk niet goed zicht op. Hier in de buurt is het eigenlijk zo dat de huisartsen heel erg veel naar de oefentherapie. Misschien komt het omdat wij hier zitten maar ze zijn erg oefentherapie-minded. M: ik begrijp dat hier ook een huisartsen praktijk zit? O: ja dat klopt. M: ik begrijp dat u dan wel meer overleg momenten heeft en korte lijnen heeft met de huisartsen. O: Ja klopt. Maar ook verderop hier op de hoek zit ook een huisarts maar daar krijg ik ook veel verwijzingen van. M: en krijgt u alleen van de huisartsen verwijzingen of ook van specialisten. O: ja dat ook maar dan moeten mensen zelf op zoek gaan naar een oefentherapeut. De specialist die geeft dan die verwijzing maar mensen moeten dan zelf kijken bijvoorbeeld in het telefoonboek waar een oefentherapeut het dichtst in de buurt zit. Neurologen, orthopeden maar ook verloskundigen verwijzen naar ons. Dat is het hele pakket wel. M: En terug te komen op de huisartsen: bent u langs de huisartsen gegaan en daarmee in gesprek gegaan voor de naamsbekendheid van uw praktijk? O: toen ik begon kende zij de praktijk al maar ik ben wel zelf langs gegaan om aan te kondigen dat ik het over zou nemen en gewoon het rondje gemaakt van ‘dit ben ik’ en zo een gesprek gehad dus ik heb me wel voorgesteld maar de naamsbekendheid bestond al. M: wat doet u zelf om uw praktijk te promoten? O: heel goed mijn best doen zodat iedereen heel erg tevreden is over de behandeling. M: doet u ook scholingen om up to date te blijven? O: ja klopt voortdurend daarnaast hebben mijn collega en ik veldenkruis richting opgegaan. Zoals basiscursus oefentherapie. Mijn collega heeft ook nog een haptonomiecursus gedaan en samen nog een bekken bodemcursus en ik heb nog een kindercursus gedaan. Dit jaar komen al die bewegingsprogramma’s die minister Klink heeft bedacht. Voor bijvoorbeeld diabetici en mensen met COPD en artrose en dat is weer een nieuwe uitdaging. Die mensen moeten ook meer in groepen behandeld worden maar daar is deze ruimte niet geschikt voor. Maar goed zo blijf je bezig en is er iedere keer wel wat. Dat is ook wel leuk om te doen.
94
M: u zegt door de directe toegankelijkheid kunnen de mensen zelf op zoek gaan naar een praktijk. Hoe zorgt u ervoor dat u bij het publiek bekend wordt? O: door in het telefoonboek te staan een website te hebben maar ook heel veel mensen kiezen een praktijk door te kijken naar wat er in de buurt zit. Ze weten eigenlijk niet zo goed op grond waarvan ze een praktijk moeten kiezen. Of ze hebben het van iemand gehoord dat deze praktijk bestaat. M: en hoort u dat vaak? O: ja ik hoor van veel mensen van ‘dan moet je naar Willemijn gaan want die heeft mij ook goed geholpen’ of dat anderen zeggen dat ze naar de oefentherapie moeten gaan. Maar dan moet het ook vanuit de ander komen om dat te zeggen. En zelf moeten ze ook de keuze maken om naar de praktijk toe te komen. M: en heeft u ook folders? O: Ik krijg vanuit de beroepsvereniging ook folders dat zijn hele mooi folders en die gebruik ik eigenlijk ook. M: ik zie dat de folders echt klachtgericht zijn gemaakt. En dat viel me ook al op bij de fysiotherapie. Bij de ergotherapie wordt alle informatie in een folder gepropt. O: uit het truttige zijn we gekropen er zit nu veel meer zwoom in. M: daar zit de ergotherapie eigenlijk nog in. O: Ik hoef de folders eigenlijk zelf niet meer te maken omdat deze heel erg mooi zijn. M: er wordt ook gebruik gemaakt van soepele lijnen op de folder, dat spreekt mensen ook wel aan denk ik. En de soepelheid is ook wel het doel van de oefentherapie. O: ja inderdaad ja. M: en verspreidt u de folders zelf ook in bibliotheken of liggen ze bij de huisarts voor het publiek? O: bij de verloskundigen leggen we ook altijd wat folders neer. M: en doet u er dan bijvoorbeeld een visitekaartje bij van hier kunt u ons vinden etc. O: ja dat doen we wel altijd. Dit is ons nieuwe visitekaartje toen we ook de nieuwe website kregen. En die leggen we wel bij de huisartsen. M: dus op die manier doet u ook PR voor uw praktijk voor het publiek? O: ja dat doen we wel ja. M: en is dat nog veranderd van voor de directe toegankelijkheid? O: nee eigenlijk niet behalve het screenings rapport want dat moet je natuurlijk wel naar de huisarts sturen. Maar doet moet je ook aan de klant vragen of dat mag. Maar we sturen wel altijd een bericht naar de huisarts dat die en die cliënt nu bij ons is gekomen en dat je in principe geen rode vlag hebt waargenomen en dat je met de behandeling start. Maar soms vertrouw ik het ook niet en dan stuur ik de klant alsnog terug naar de huisarts en de huisarts krijgt daar ook bericht van. Om er zeker van te zijn dat er geen achterliggende problematiek verborgen blijft. M: hoe reageert de huisarts op uw rapport? O: die reageert eigenlijk niet. M: en naast de huisarts, werkt u nog met andere disciplines samen? O : nee eigenlijk niet behalve dat intercollegiale overleg zo’n 5 keer per jaar wat verplicht is. Verder heb ik ook nog een collega waar ik veel overleggen mee voer. M: maar niet met een fysiotherapeut in de buurt of met een ergotherapeut waar u naar verwijst? O: Nee eigenlijk niet maar vaak zijn ze daar ook al geweest voordat ze hier naar toe gekomen zijn en het is onzin om de hele weg terug te wandelen.
95
M: maar heeft u samenwerkingsverbanden met bijvoorbeeld een ergotherapeut? O: nee eigenlijk niet en de cliënten die ik zie die bijvoorbeeld in een rolstoel zitten of dergelijke die komen vanaf de Hoogstraat (revalidatiecentrum in Utrecht red.). En ik zou ook niet weten waar hier een ergotherapeut zit met een eigen praktijk. M: Er zijn inderdaad heel weinig vrijgevestigde ergotherapeuten. Het is binnen de ergotherapie ook niet vanzelfsprekend om een eigen praktijk te starten. Dat heeft ook als reden dat ergotherapie ook een vrij onbekend beroep is. O: is dat zo dan? M: daar lopen we wel veel tegen aan. O: maar waar het ook vandaan kan komen is dat de doelgroep die ik hier zie ook weinig overeen komt met de doelgroep die de ergotherapie behandelt. Als je naar de thuiszorg kijkt dan zien die wel sneller wanneer een klant ergotherapeut nodig heeft voor bijvoorbeeld een rolstoel of een nieuw koffiezetapparaat. M: en de doelgroep kinderen en de sensomotorische werkzaamheden daar herken ik mezelf ook in. Heeft u in dat opzicht ook geen contact met een ergotherapeut? O: Nee ook niet. M: en wat maakt denkt u dat het kind verwezen wordt naar de oefentherapie of de ergotherapie. O: daar heb ik geen idee van maar ik hoor ook wel eens dat kinderen met schrijfproblemen naar de fysiotherapie gaan. Het is ook maar net welke lijnen de huisarts heeft en welke kennis huisarts heeft over de discipline om een keuze te maken voor een verwijzing. En hier in Utrecht heeft Bista er heel erg voor gezorgd dat kinderen met schrijfproblematiek naar de oefentherapie gaan. Daar heeft ze helemaal cursussen voor gevolgd en ik denk dat we daarom ook verwijzingen krijgen. Maar dat de ergotherapeuten dat ook deden wist ik niet. Ik denk bij ergotherapie altijd aan die kromme lepeltjes en zo of van die prachtige kousenaantrekkers. M: dat is ook ergotherapie inderdaad maar het beroep is ook zo breed en het is eigenlijk niet in een zin te vangen wat ergotherapie nou precies is. Het gaat over het dagelijks handelen weer mogelijk maken maar voor iedereen is dat ook weer anders. O: de paar mensen die ik heb met een grotere handicap die gaan eigenlijk allemaal naar de Hoogstraat. Voor werkplekaanpassingen of het autorijden of de rolstoel die niet meer helemaal goed gaat. De Hoogstraat regelt eigenlijk ook altijd de vergoedingen en daar doen wij helemaal niks mee. M: Hoe kijkt u aan tegen de directe toegankelijkheid van de ergotherapie? O: het lijkt me niet beter of slechter dan voor ons. Het maakt het misschien wel gemakkelijker. M: en waarom denkt u gemakkelijker? O: Mensen hebben denk ik een duidelijke vraag voor bijvoorbeeld woningaanpassingen waardoor ze beter uit de voeten kunnen komen zoals met fietsen of het huishouden. Het is geen complexe vraag waardoor je niet bang bent voor rode vlaggen. Kijk als iemand wat aan zijn hart heeft maar hij wil een nieuwe koffiepot daar hoef je ze niet voor te diagnosticeren. Misschien maakt het dat wel gemakkelijker. M: als u onze opdrachtgever een tip zou geven van wat zij zou moeten doen. Wat zou u dan zeggen? O: ga heel veel aan PR doen. Ga de fiets op en vertel aan de huisartsen in de buurt wie je bent en wat je doet en leg vooral foldertjes neer. Ga naar de thuiszorgorganisaties. Dus overal waar jij denkt werk vandaan te kunnen halen je gezicht laten zien, vertellen wat je kan en wat je doet. En dan maar hopen dat ze verwijzen. Dat is eigenlijk altijd waar je mee moet beginnen: je gezicht laten zien en vertellen wat je kan. Voor de huisarts is het ook niet altijd even duidelijk wat de paramedici allemaal kan. Vooral jonge artsen is het moeilijk om die keuze te maken waar ze de patiënten heen moeten sturen.
96