bestuurskracht interview Patrick Deboosere
Wat doe je met elk jaar 80.000 mensen erbij? Bevolkingsgroei gepaard met vergrijzing, vergroening, verkleuring en verdunning: demografisch komt er van alles op ons af. Maar hoe springt een lokaal bestuur daarmee om? ‘Gebruik de cijfers van vandaag voor je beleid morgen,’ zegt VUB-professor in de demografie Patrick Deboosere. En passant noemt hij de vergrijzing een succes en de verkleuring een verrijking. tekst marlies van bouwel beeld stefan dewickere
D Het filmpje met Patrick Deboosere vindt u op www.vvsg.be. Demografiecijfers per gemeente vindt u op www.lokalestatistieken.be
e bevolking van ons land groeit jaarlijks met 0,7 procent, en die groei houdt de komende twintig jaar aan. Volgens Patrick Deboosere is die groei kleiner dan in de Verenigde Staten, maar het betekent toch dat er in ons land jaarlijks 80.000 mensen bijkomen, bij de elf miljoen inwoners nu: ‘Voor al die mensen heb je woningen nodig, scholen, ziekenhuizen. Het is een beetje dramatisch om het zo voor te stellen: pakweg een stad als Mechelen komt er jaarlijks bij. Het is van de jaren vijftig geleden dat we nog zo’n groei hebben gekend. Dat zet spanning op je infrastructuur. Maar in tegenstelling tot de babyboom is de groei niet gelijkmatig. Nu zijn vooral de grote steden aantrekkelijk voor de externe migratie. In de jaren vijftig trokken de Italianen naar de mijnen in Limburg en de Borinage en naar een aantal grote steden. Nu komen de meesten via Brussel en Antwerpen, onze internationale toegangspoorten, en in mindere mate Gent. Door die groei in de steden zitten daar vooral de spanning en de problemen. Al zijn er uitzonderingen, komt er in Brussel twee procent bij, dan is dat in Vilvoorde een procent. Mechelen zit ook zo in die groei betrokken.’ En elders in Vlaanderen? ‘Negen op de tien gemeenten zullen een bevolkingsgroei kennen, een op de tien stagnatie of zelfs ver-
10 I 1 oktober 2011 I Lokaal
mindering. Dit wil zeggen dat de groei zich redelijk spreidt, al kent Antwerpen absoluut de sterkste groei, en een aantal kleine gemeenten met verkavelingen ook. Want als een gemeente besluit van een terrein bouwgrond te maken, krijgt die bevolking een opstoot. We hebben het dan vooral over jonge gezinnen uit de buurgemeenten maar dat effect versterkt zich want die jonge vrouwen krijgen ook kinderen. Er treedt een multiplicatoreffect op bij nieuwe woningen.’ ‘De studiedienst van de Vlaamse regering is een aanrader voor elke gemeente, je vindt er de leeftijdssamenstelling van je gemeente in terug en de prognoses tot in 2028. Natuurlijk moet je met bevolkingsprognoses op gemeentelijk vlak voorzichtig omspringen. Een nieuwe verkaveling in een kleine gemeente zal de cijfers grondig omgooien.’ Maar het zijn vooral de steden die onder druk komen te staan? ‘Ja. Vanaf de jaren vijftig tot in de jaren negentig kenden we de stadsvlucht. Pas in de jaren negentig werd het stedelijk wonen weer aantrekkelijker. Voor een deel dankzij het overheidsbeleid, al spelen ook andere elementen een rol zoals culturele verschuivingen of de groeiende pendelproblematiek. Ook het toenemend aantal jongeren dat gaat studeren, zorgt ervoor dat onze steden meer jonge mensen aantrekken.’
Patrick Deboosere: ‘Volgens allerlei analyses is het leven beter in de stad en duurzamer, minder energievretend. Alle maatregelen zijn erop gericht de jonge gezinnen in de stad te houden, maar als de stad even niet volgt met scholen of crèches, verzandt dat effect meteen.’
Lokaal I 1 oktober 2011 I 11
bestuurskracht interview Patrick Deboosere
‘De bevolkingsdruk in onze steden is ontstaan omdat zich tegelijkertijd een instroom van de internationale migratie voordoet, de geboortecijfers in de steden stijgen en meer jongeren in de stad blijven wonen. Hierdoor stijgen de woningprijzen. Maar wil de stad die jonge groep blijven aanspreken, zal ze ervoor moeten zorgen dat ze ondersteund worden in hun keuze voor de stad. Investeringen in kinderopvang en scholen zijn in dat opzicht cruciaal, naast traag verkeer, groenbeleid, veiligheid en netheid. Het komt erop aan om de mogelijke pijnpunten die de keuze voor de stad bemoeilijken, aan te pakken; anders verzandt dat effect meteen en trekt het jonge gezin per direct de stad uit.’
Het verdrag van Maastricht is de sleutel voor de huidige bevolkingsgroei: de oude unie werd niet alleen een eengemaakte economische ruimte, maar ook één migratieruimte. En dus moet de stad rap scholen bouwen. Maar voor hoelang? ‘Niemand heeft een kristallen bol. Een demografische voorspelling is zoals een weersvoorspelling, al is dat nog iets gemakkelijker dan de economie voorspellen. We kunnen enkel de huidige cijfers gebruiken om te zien wat er de komende jaren zal gebeuren. Als er nu kinderen worden geboren, zullen die over een paar jaar naar school gaan. Als door een economische crisis de jonge gezinnen aarzelen om er een tweede of derde kind bij te nemen, dan treedt er een rem op in de groei. Dus we weten enkel zeker dat wie geboren wordt, ook naar de lagere en middelbare school zal gaan. Drie jaar geleden werden er in Brussel nog middelbare scholen gesloten, over drie jaar zullen er nieuwe open moeten gaan.’ ‘Kijk maar naar Ierland, dat is altijd een sterk emigratieland geweest. Maar in de jaren 2000 boomde de economie in de Celtic Tiger. Het land kende de sterkste groei ooit, dankzij de migratie vanuit de Baltische staten, Polen en zelfs uit Engeland. In 2008 brak de crisis uit en bleek de economie op los zand te staan met een enorme werkloosheid als gevolg. Ierland is opnieuw een emigratieland geworden, Ieren vertrekken weer naar Engeland. De economie is dus fundamenteel en we kunnen niet voorspellen hoe het ons op dat gebied zal vergaan.’ Wat doe je hier als gemeente mee? ‘Als je de bevolkingsstructuur ziet, kun je een prognose opmaken. Zo zag Antwerpen in 2006 dat er veel
12 I 1 oktober 2011 I Lokaal
kinderen geboren werden en het begon te denken aan het bouwen van scholen.’ ‘Tegen 2017-2018 zal Antwerpen nog dertig procent groei van het aantal geboortes meemaken, dus moet er nog 30 procent scholencapaciteit bijkomen. Blijft dat dan eeuwig zo? Neen, als de parameters blijven zoals nu, zal er een daling van de groei optreden vanaf 2018.’ In de jaren zeventig en tachtig zag je veel dorpsschooltjes de deuren sluiten. ‘En zijn die schooltjes een vergeefse investering geweest? Neen, dat was goed. Maar voor onze openbare gebouwen kunnen we misschien meer modulair denken: een school kan een cultuurcentrum, een bibliotheek, een woonzorgcentrum worden of een andere gemeenschapsfunctie krijgen zoals een café. Maar je kunt er ook naschoolse opvang in organiseren, of een jeugdhuis van maken, het kan ook een kaart- of een petanqueclub worden voor senioren. Het is niet dwaas om op lange termijn te denken.’ Jarenlang waren we met tien miljoen Belgen, ineens zijn we met meer. Hoe komt dat? ‘De huidige bevolkingsgroei staat in scherp contrast met de jarenlange mantra van de krimp. Het verdrag van Maastricht is de sleutel voor de huidige demografische evolutie: de oude unie werd niet alleen een eengemaakte economische ruimte, maar ook één migratieruimte. Sinds de Eerste Wereldoorlog was dat niet meer zo geweest. Vóór die tijd waren de grenzen wel transparant, toen was er vrij verkeer mogelijk, we kenden een geschiedenis van vrije migratie, met grote stromen richting Noord- en Zuid-Amerika.’ ‘De Eerste Wereldoorlog maakte daar een einde aan. De migratiestroom die even opflakkerde, werd door de crisis van 1929 opnieuw de kop ingedrukt. De grenzen sloten zich zo goed als hermetisch, je zag alleen nog republikeinen Spanje ontvluchten, Joden nazi-Duitsland. Pas na 1945 gingen de grenzen weer open. Achiel Van Acker heeft voor zijn kolenslag massaal Italiaanse migranten aangetrokken. Die migratie werd door de overheden gestuurd, met akkoorden tussen de Italiaanse en Belgische regering. Pas toen in 1973 een nieuwe crisis uitbrak, gingen de grenzen dicht. Op dat moment was de babyboom al gedaan, vrouwen kregen minder kinderen dan het vervangingsniveau. Acht miljoen Belgen, het leek reëel. Maar de instelling van het vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal in de Euopese Unie heeft één economische ruimte gecreëerd. Nu verlopen de migratiestromen binnen Europa zoals vroeger binnen de grenzen van een staat. Bovendien breidde de Unie uit tot 27 landen die economisch zeer
ongelijk waren. Mensen zoeken altijd naar een plaats waar er betere arbeids- en leefomstandigheden zijn.’ ‘In de jaren negentig werd die stroom nog niet in cijfers vertaald, de migratie van Poolse bouwvakkers en schoonmaaksters verliep via een toeristenvisum zonder inschrijving in het bevolkingsregister. Na de toetreding tot de EU in 2004 en na de overgangsregeling werden velen vanaf mei 2007 officieel ingeschreven. Daarbij kwam ook nog eens een niet onaanzienlijke grensmigratie: mensen uit Nederland en Frankrijk die hier mogelijkheden zagen, betere woningen voor dezelfde prijs, een interessanter fiscaal klimaat. In Brussel bestaat de grootste groep naar nationaliteit uit Fransen: de meer dan 50.000 Fransen maken vijf procent uit van de Brusselse bevolking.’ ‘De derde migratiestroom komt uit de Derde Wereld. Asielzoekers vormen hierin de grootste groep. En er zijn de economische vluchtelingen die de asielprocedure ten onrechte aanwenden. Oorlog is een belangrijke motor voor migratiestromen. Van de drie tot vier miljoen mensen die uit Irak zijn gevlucht, woont het overgrote deel nu in Syrië, Jordanië en Turkije. Europa heeft maar een deel van de Iraakse migratie opgevangen, en dan nog vooral Zweden. Nu zien we vooral veel minderjarige asielzoekers uit Afghanistan naar ons land komen.’ ‘Onze bevolkingsgroei is voor driekwart toe te schrijven aan deze drie stromen migratie. Als bestuur kun je hier weinig aan doen. De politiek heeft met het verdrag van Maastricht over de vrije economische stromen beslist, die akkoorden zijn internationaal bindend.’ Die migratie zorgt voor een pak uitdagingen. ‘Migratie zorgt voor ongemakken. Diversiteit is niet eenvoudig, je moet rekening houden met andere gebruiken, andere klederdrachten. Er is de ongelijkheid, de armoede. Maar landen met een positief migratiesaldo presteren in de geschiedenis meestal sterk: ze kennen economische groei en zijn innovatief. Nederland dankt zijn Gouden Eeuw aan de migratie van religieuze vluchtelingen vanuit onze streken maar ook vanuit Portugal. Wie migreert, is de meest dynamische van de groep. Deze mensen willen verandering, ze willen vooruit. Maar hoog gediplomeerden kunnen hier soms enkel als schoonmaker aan de slag. Op federaal of gemeenschapsniveau kun je iets doen aan de homologatie van diploma’s of een bijkomende scholing eisen zodat die mensen zich kunnen opkrikken. Ook aan de asielprocedure kan worden gesleuteld: tijdens die twee tot vijf jaar mogen die mensen niet werken, zo maken we ze systeemafhankelijk terwijl die mensen liever niet geblokkeerd worden in wat ze willen in het leven. Natuurlijk zijn er altijd profiteurs,
maar zeker negentig procent van de migranten zijn dat niet.’ ‘Daarnaast zie je ook een tweede en derde generatie van wie we het potentieel onvoldoende hebben aangeboord. Nu pas wordt in opleidingstrajecten geïnvesteerd. Werpt dat op lange termijn vruchten af? In welke mate verdwijnt het racisme? Zelfs bij gelijke scholingsgraad zie je bij mensen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond een achterstelling op de arbeidsmarkt.’
Migratie zorgt voor ongemakken. Maar landen met een positief migratiesaldo presteren in de geschiedenis meestal sterk: ze kennen economische groei en zijn innovatief. Zal onze samenleving verder verkleuren? ‘De verkleuring treedt in alle gemeenten op. Geen gemeente ontsnapt nog aan de internationalisering. Maar in de gemeenten rond Brussel, Antwerpen en Gent zal ze meer impact hebben dan in de Westhoek. Dit is een uitdaging. De taal blijft een moeilijkheid. Maar tegelijk bloeien die kinderen op, onze samenleving kan van hen profiteren. We moeten meer investeren in leerkrachten, vooral waar er veel diversiteit is. Drie kinderen met een andere taalachtergrond in een klas, dat gaat nog, maar als twintig leerlingen zeven talen spreken, begin er dan maar aan. Het is niet noodzakelijk alleen maar negatief. Kijk maar naar de school van Lukaku: die diversiteit kan een deel van het leerproces zijn. Het is belangrijk ermee te leren omgaan. Het is verrijkend dat kinderen leren dat er meer talen en culturen bestaan. De wereld is in volle beweging, ook ons kleine Vlaanderen.’ Is de vergrijzing dan het zwaarste probleem? ‘Dat is een totale aberratie! Onze vergrijzing is een succes. Het wil zeggen dat veel meer mensen langer leven. Het is niet dat de menselijke soort ouder wordt. De oudst gedocumenteerde mens is Jeanne Calment die in 1987 stierf toen ze 122 jaar was. Ramses II was ook ver over de negentig toen hij meer dan drieduizend jaar geleden overleed. Maar toen waren er bijna geen oude mensen en stierven er veel baby’s, waardoor de gemiddelde leeftijd bijzonder laag was. Sinds 1950 is de kindersterfte tot een tiende teruggebracht. Het komt nu voor dat er in een jaar geen enkele zevenjarige overlijdt. Dat duidt op een goede ontwikkeling van ons economisch systeem, onze gezondheidszorg en de herverdeling van welvaart: bijna
Lokaal I 1 oktober 2011 I 13
bestuurskracht interview Patrick Deboosere
iedereen heeft bij de geboorte een garantielabel voor 80 à 85 jaar.’ ‘Het vergrijzingsprobleem is dus een vergrijzingssucces, de meeste mensen kunnen een volwaardig leven leiden tot ze 80 of 85 zijn. Bovendien hebben veel meer mensen een gezonde levensverwachting: het zijn de 60- en 70-jarigen die over onze wegen fietsen. Dat we nu langer pensioenen moeten betalen, is een van de resultaten van de welvaartsmaatschappij. Maar het is moeilijk te zeggen of we meer woon-
Als je bevolking fragieler wordt, kun je als gemeentebestuur maar beter werken aan toegankelijke gebouwen. zorgcentra nodig hebben. Het aantal tachtigplussers groeit wel sterker dan de globale bevolking. Volgens de raming zullen er in 2030 zestig procent meer 80-plussers zijn dan nu: in plaats van 290.000 worden dat er 470.000. De kans dat ze naar een woonzorgcentrum gaan, kan misschien toenemen, maar anderzijds zijn mensen dankzij de algemene gezondheidstoestand langer zelfredzaam. Denk maar aan de protheses: na een gebroken heup kon je vroeger niet meer autonoom leven. Ook aan het gezichtsverlies verhelpen lasers veel, mensen kunnen beter zien en vallen daardoor ook minder. Een zeer groot probleem is Alzheimer en dementie. In Vlaanderen gebeurt daar veel wetenschappelijk onderzoek naar, maar we staan nog niet ver. Praktisch wordt dat een probleem want van de 65-plussers is één procent dement, bij de 95-plussers is dat 33 procent ofwel een op de drie. Woonzorgcentra zullen zich dus moeten specialiseren in dementie en Alzheimer. In een vroegere fase moeten er dagcentra zijn zodat de mantelzorger zo lang mogelijk voor zijn partner of ouder kan zorgen. Dat zijn de uitdagingen waarvoor gemeenten zich gesteld zien. Met daarbij de aandacht voor gezinnen waarin dementie of Alzheimer optreedt, want voor de omgeving valt het niet altijd direct op. Je moet tijdig hulp bieden en tonen waar mensen terecht kunnen.’ Maar ook oudere mensen worden ziek, mensen sterven niet van het ene op het andere moment. Daarvoor is toch meer zorg nodig? ‘Of onze oudere bevolking ook gezond blijft naarmate ze ouder wordt, daar hebben we geen zicht op. Vergelijk het met een tank water waarop een olielaagje van een halve centimeter drijft, dat laagje stelt de ongezonde periode in je leven voor. Als er meer water in de tank komt, blijft het laagje drijven, alleen
14 I 1 oktober 2011 I Lokaal
iets hoger. Ook al wordt iemand ouder, de zorg neemt daarom niet noodzakelijk toe. Natuurlijk wel de lichte ongemakken. Als je bevolking fragieler wordt, kun je als gemeentebestuur maar beter werken aan toegankelijke gebouwen. Maar het wil niet zeggen dat de periode met acute zorgbehoefte langer wordt. In het algemeen zie je dat de periode van acute zorgen in de periode vóór de dood niet is toegenomen. Zeker qua investeringskosten kun je zelfs stellen dat hoe jonger iemand sterft, hoe meer inspanningen en investeringen de maatschappij doet. Dat is niet onlogisch.’ Nederland spreekt over de krimp. Hebben wij daar ook mee te maken? ‘In Nederland zie je ruimtelijk een grotere ongelijkheid door de aantrekkingskracht van de randstad. De Vlaamse ruit ligt veel centraler. In België zie je het een beetje in Luxemburg en Namen, in Vlaanderen treedt enkel ontvolking op in Bachten de Kupe.’ Maar toch, in kleine Vlaamse dorpen sluiten de bakker en het laatste café. ‘Dat ligt niet aan de bevolkingsverdunning. Het aantal bakkers en slagers gaat achteruit door de verandering in onze distributie en ons koopgedrag. Een bakker of slager moet al een extra aanbod in zijn mars hebben, anders wordt het veel moeilijker om te overleven als de helft van de bevolking naar de supermarkt gaat. Bovendien zijn dat zware beroepen, dus als de clientèle en de inkomsten dalen, treedt er een spanning op en sluiten zij hun boeken.’ ‘Er komt nog een effect bij want als de slager is vertrokken, vertrekt ook de bakker. Er moet een kritiek minimum zijn. Dat zie je in gemeenten waar de bevolkingssamenstelling gelijk is gebleven. Als je dan telkens een kern hebt van 5000 mensen, heb je een probleem. Toch kun je er als bestuur op inspelen door voorwaarden op te leggen als een grote winkelketen zich wil inplanten, door je kern aantrekkelijk te maken zodat mensen er te voet kunnen wandelen. In Kortrijk verloederde de winkelwandelstraat. De stad heeft een goed beleid gevoerd, ze heeft instrumenten als vergunningen gebruikt en vooral het stadscentrum veel aangenamer gemaakt. Hierin kun je als bestuur echt het verschil maken.’ Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal
Dit interview kadert in het VVSG-traject 2020 met de steun van Vlaanderen in actie.