INHOUDSOPGAVE Voorwoord Inleiding
DEEL I Activiteitenverslag Centraal Secretariaat Inleiding
1
1. Algemene vergadering, raad van bestuur en dagelijks bestuur
3
2. De zorg voor de bestaande praktijk
4
3. Forum 3.1. Website 3.2. De werkgroepen in de schoot van Suggnomè 3.3. Vorming en informatie aan derden
7 7 13
4. De implementatie 2002: zwoegen op een steile helling 4.1. Wat vooraf ging… 4.1.1. De opwaartse lijn 4.1.2. Een gehypothekeerde ontwikkeling? 4.2. De territoriale uitbreiding in 2002: van vertraging naar voorlopige stilstand 4.3. Implementatie naar de diepte toe: verdere stappen in de conceptualisering 4.3.1. Het gevecht voor de eenvormigheid van het aanbod 4.3.2. De stuurgroepformule op de proef gesteld 4.3.3. Het is moeilijk verankeren in een bewegend veld 4.3.4. Verdere stappen op het spoor van de verwettelijking
15 15 15 16 17 23 23 24 25 28
DEEL II De bemiddelingspraktijk in Vlaanderen Syntheseverslag Inleiding
33
1. Fase 1 van het bemiddelingsproces: de selectie van dossiers
34
2. Fase 2: het aanbod door het parket
42
3. Fase 3: de contactname met slachtoffer en dader
43
4. Fase 4: de indirecte en/of directe bemiddeling
44
5. Fase 5: het resultaat van de bemiddeling
45
6. Fase 6: het afsluiten van de bemiddeling
46
Bijlagen
48
DEEL III Activiteitenverslag arrondissementele bemiddelingsdiensten Bemiddelingsdienst arrondissement Antwerpen Inleidende beschouwingen
56
1. Interne werking en structuur van de dienst 1.1. Bemiddelingsprocedure 1.2. De stuurgroep 1.3. Het begeleidingsteam
58 58 59 62
2. Herstelbemiddeling meerderjarigen Antwerpen in cijfers
64
Besluit
81
Bijlage
83
Bemiddelingsdienst arrondissement Brugge Inleidende beschouwingen
86
1. Interne werking en structuur van de dienst 1.1. De stuurgroep 1.2. Het begeleidingsteam
87 88
2. Herstelbemiddeling meerderjarigen Brugge in cijfers
90
Besluit
102
Bijlagen
103
Bemiddelingsdienst arrondissement Dendermonde Inleidende beschouwingen
104
1. Interne werking en structuur van de dienst 1.1. De stuurgroep 1.2. Het begeleidingsteam
105 107
2. Herstelbemiddeling meerderjarigen Dendermonde in cijfers
108
Algemeen besluit
118
Bijlagen
119
Bemiddelingsdienst arrondissement Kortrijk Inleidende beschouwingen
120
1. Interne werking en structuur van de dienst 1.1. De stuurgroep 1.2. Het begeleidingsteam
121 122
2. Herstelbemiddeling meerderjarigen Kortrijk in cijfers
123
3. Enkele reflecties
136
Algemeen besluit
137
Bijlage
138
Bemiddelingsdienst arrondissement Leuven 1. Interne werking en structuur van de dienst 1.1. De stuurgroep 1.2. Het begeleidingsteam
141 143
2. Herstelbemiddeling meerderjarigen Leuven in cijfers
144
Algemeen besluit
154
Bemiddelingsdienst arrondissement Mechelen Inleidende beschouwingen
156
1. Interne werking en structuur van de dienst 1.1. De stuurgroep 1.2. Het begeleidingsteam 1.3. Team samenwerkingsverband
158 159 159
2. Herstelbemiddeling meerderjarigen Mechelen in cijfers
160
Besluit
167
Bijlagen
168
Bemiddelingsdienst arrondissement Oudenaarde Inleidende beschouwingen
170
1. Interne werking en structuur van de dienst 1.1. De stuurgroep 1.2. Het begeleidingsteam
171 171
2. Herstelbemiddeling meerderjarigen Oudenaarde in cijfers
173
3. Enkele reflecties
182
Besluit
183
Bijlagen
184
Bemiddelingsdienst arrondissement Tongeren Inleidende beschouwingen
186
1. Interne werking en structuur van de dienst 1.1. Werking 1.2. Structuur
187 190
2. Herstelbemiddeling meerderjarigen Tongeren in cijfers
192
Algemeen besluit
198
DEEL IV Herstelbemiddeling in de fase van de strafuitvoering Inleidende beschouwingen
199
1. Structuur
201
2. De mogelijke positioneringen van ‘herstelgericht aanbod aan gedetineerden vanuit de Vlaamse Gemeenschap’
202
3. De positionering van herstelbemiddeling in de fase van de strafuitvoering 3.1. Belangrijke uitgangspunten 3.2. Aanzet tot positionering van herstelbemiddeling in de fase van de strafuitvoering 3.2.1. Stellingen en werkpunten op het niveau van de praktijk van herstelbemiddeling 3.2.2. Stellingen en werkpunten op structureel niveau
204 205 205 206
4. Een nieuwe koers… een nieuwe structuur…
207
Besluit
208
Het herstelfonds Inleidende beschouwingen
210
1. Opzet herstelfonds
210
2. Procedure herstelfonds
211
3. Samenstelling van het Comité Herstelfonds
213
4. Het herstelfonds in cijfers 4.1. Aantal dossiers 4.2. Aard van het delict 4.3. Gevolg van de aanvraag
214 214 215
5. Enkele reflecties 5.1. Moment van contactname slachtoffer 5.2. Herstelfonds en invrijheidstelling 5.3. Bewijs van goed gedrag en zeden 5.4. Vrijwilligerswerk buiten de gevangenis – uitgangspermissies 5.5 Financiering
217 217 217 218 219
Algemeen besluit
219
Herstelbemiddeling in de fase van de strafuitvoering Leuven Inleidende beschouwingen
221
1. Interne werking en structuur van de dienst 1.1. De stuurgroep 1.2. Het begeleidingsteam
222 222
2. Herstelbemiddeling in de fase van de strafuitvoering Leuven in cijfers 2.1. Aantal dossiers 2.2. Aard van het delict 2.3. Daders en slachtoffers 2.4. Bemiddeling
222 224 225 227
3. Reflecties vanuit de praktijk 3.1. Positionering 3.2. Een evenwaardig aanbod aan daders en slachtoffers 3.3. Veralgemening aanbod 3.4. Partners binnen de gevangenis 3.5. Onderscheid dossiers al naargelang de gevangenis
231 232 233 233 234
Algemeen besluit
235
Hoogstraten Inleidende beschouwingen
236
1. Herstelbemiddeling in cijfers 1.1. Aantal dossiers 1.2. Aard van het delict 1.3. Daders en slachtoffers 1.4. Bemiddeling
237 239 240 244
2. Reflecties vanuit de praktijk 2.1. Vrijwilligheid en opportunisme 2.2. Het herstelfonds 2.3. Co-bemiddeling en collega’s 2.4 De gevangenis en de herstelconsulent
251 253 253 253
Algemeen besluit
254
Bijlagen
257
VOORWOORD
In het voorwoord van een eerdere jaargang van dit verslag kon ik schrijven dat de werking van Suggnomè op kruissnelheid was gekomen. De Federale Overheidsdienst Justitie heeft de vereniging nu geheel onverwacht in die snelheid genomen. U zal lezen dat de budgettaire situatie van het Koninkrijk heeft geleid tot (o.a.) een lineaire vermindering van de subsidies. Maar wat nog altijd het Nationaal Project Herstelbemiddeling heet komt niet in het gedrang, belijdt men. Dat is maar een halve geruststelling, in het bijzonder omdat de budgettaire druk nog wat belooft aan te houden, en het daarenboven niet bekend is welke de begrotingsprioriteiten van de volgende regering zullen zijn. Het is nefast dat de ontwikkeling van een nuttig en niet bekritiseerd project door een onvoorzienbare en weinig genuanceerde beslissing wordt gehypothekeerd. Goed, het status quo is gegarandeerd, waarvoor graag onze dank. Maar het stilleggen van de implementatie (vijf arrondissementen wachten nog, en in een zesde kan niet effectief worden gestart), het opschorten van het noodzakelijke legistieke proces rond de herstelbemiddeling, de afdanking van medewerkers, en de bijkomende inspanningen die van de blijvenden worden gevraagd, laten wel sporen na. De actoren in het werkveld (stuurgroepen, magistraten, advocaten, enz…) stellen vragen waarop nog relatief eenvoudig en met overtuigende geruststelling kan worden geantwoord. Voor de medewerkers ligt het anders. Zij ervaren onzekerheid, en niet in eerste orde over hun tewerkstelling. Hun engagement wordt op de proef gesteld. De bemiddellaars zijn nu al duizendpoten. In hun arrondissement staan ze er alleen voor, op een uitzondering na. Naast het bemiddelingswerk zelf en de ontwikkeling van hun professionele expertise gaat hun energie ook naar vorming, supervisie, de stuurgroep, contacten met andere veldwerkers in de justitiële sector, interregionaal overleg, deelname aan wel een of andere van de zes werkgroepen binnen Suggnomè, enz.. Het verdwijnen van collega’s impliceert dat zij de werklast onder hen herverdelen, en in elk van de acht effectief geactiveerde arrondissementen voor continuïteit blijven zorgen. De forumfunctie, die in een cruciale uitbouwfase is, moet compleet worden overgenomen, voornamelijk door wat de secretariaatsploeg heet, maar gesteund door engagementen van bemiddelaars. De implementator ziet zijn elan gebroken, moet toch stand-by blijven, en gaat intussen in het veld “bijklussen”.
Sommige personeelsleden hebben op hun uurrooster ingeleverd, om de globale rekensom te laten kloppen. Ik wilde voor al deze niet-gehonoreerde inzet en soepelheid toch even uw aandacht vragen. En zo kunnen we dan blijgemoed uitkijken naar het eerste lustrum, volgend jaar. In de hoop de oorspronkelijke kruissnelheid te hebben hernomen, waartoe we bij deze uitdrukkelijk de medewerking vragen van de minister van Justitie, en van zijn eventuele opvolger.
Jan BERGÉ Voorzitter 10 maart 2003
ALGEMENE INLEIDING Het jaar 2002 was in menig opzicht het jaar van de tegengestelde bewegingen wat het aanpassingsvermogen en de flexibiliteit van zowel de individuele medewerkers als van de organisatie serieus op de proef heeft gesteld. Eind 2001 werden op basis van een overeenkomst tussen de Federale Overheidsdienst Justitie en de vzw Suggnomè personeels- en werkingsmiddelen toegekend in functie van de tewerkstelling van één voltijdse medewerker met het oog op de verdere uitbouw van de forumopdracht. Hiermee kreeg de forumfunctie - ingeschreven in de statuten van de vereniging - van overheidswege erkenning en meteen ook, zowel extern als intern, een duidelijker profiel naast de andere opdrachten van de vereniging inzake de verdere territoriale uitbreiding van het aanbod herstelbemiddeling en de consolidatie en ondersteuning van de bestaande praktijk. Ook op het vlak van deze opdrachten kreeg Suggnomè begin 2002 vanwege de federale overheid stimulansen onder de vorm van bijkomende middelen wat mogelijkheden bood tot versterking van de bemiddelingsdiensten in Antwerpen en Dendermonde met telkens één bijkomende voltijdse bemiddelaar en tot de opstart van de bemiddelingspraktijk in het arrondissement Mechelen. Het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap van haar kant voorzag in bijkomende middelen in functie van de verdere conceptuele ontwikkeling van herstelbemiddeling in de fase van de strafuitvoering. “Het klein ‘veloke’ met de grote bel”1 kwam langzaam maar zeker op volle snelheid. In de arrondissementen Antwerpen en Mechelen werd het samenwerkingsprotocol herstelbemiddeling ondertekend. Ook in de arrondissementen Gent en Turnhout vonden we gehoor met onze ideeën, in Gent zelfs in die mate dat de voorzitter van de rechtbank samen met de ondervoorzitter en een aantal onderzoeksrechters het voortouw namen om herstelbemiddeling binnen hun arrondissement een kans te geven wat resulteerde in de ondertekening van een samenwerkingsprotocol op 26 september 2002. In Turnhout verliepen de gesprekken ter voorbereiding van de inbedding van de werking meerderjarigen in de stuurgroep minderjarigen uitermate positief. M.b.t. het uittekenen van een wettelijk kader m.b.t. herstelbemiddeling werden we door de Federale Overheidsdienst Justitie in juni 2002 uitgenodigd een voorzet te geven onder de vorm van een wetsvoorstel. En dan gebeurde wat niemand verwacht had; de drie contracten verkregen op basis van de uitbreidingsovereenkomst begin 2002, werden niet gecontinueerd en bovenop werd nog 6,5% ingehouden van de toegekende subsidies wat neerkwam op nog een voltijds statuut. In een onderhoud met de Federale Overheidsdienst Justitie kregen we de boodschap mee dat verdere territoriale uitbreiding van het aanbod herstelbemiddeling, gegeven de situatie, niet tot de mogelijkheden behoorde en pleitte men eerder voor verdieping, met als onmiddellijke consequentie dat Gent niet kon worden opgestart en dat de implementatieactiviteiten in Turnhout werden opgeschort. Verder kregen we de boodschap dat de werkzaamheden m.b.t. het wettelijk kader dienden getemporiseerd en verviel het appèl op Suggnomè om werk te maken van een wetsvoorstel. Een en ander heeft nogal wat schade aangebracht op menselijk vlak: geëngageerde medewerkers dienden noodgedwongen de organisatie te verlaten. Verder had dit zijn onmiddellijke consequenties voor de praktijk in Antwerpen, Dendermonde en Mechelen en 1
Beeld ontleend aan Danny Lescrauwaet, die het ooit gebruikte m.b.t.het forensischs welzijnswerk.
diende de invulling van de implementatie- en forumfunctie te worden herzien. De gevolgen raken echter ook de organisatie in zijn geheel: ons ‘veloke’ waarmee we tegen het “paalke” van de budgettaire beperkingen aanreden is toe aan her-stel en misschien moeten we van de gelegenheid gebruik maken om het te reviseren eerder dan het wat op te lappen zodat onze bel kan blijven rinkelen en misschien nog luider en meer gedragen dan voorheen. Voor u ligt het verslag van dit bewogen vierde werkingsjaar van onze vereniging en wellicht zult u bij het doorlezen sporen ontdekken die refereren naar de voorbije tumultueuze periode. In het spreken liggen immers mogelijkheden tot her-stel, dit wordt ons dagelijks bevestigd door de praktijk waarover we in dit verslag getuigen. Om u wat beter wegwijs te maken in het vrij complex geheel van activiteiten van onze vereniging krijgt u vooraf een schematische voorstelling van de organisatiestructuur van Suggnomè. Verder is het verslag, zoals vorig jaar, opgedeeld in vier delen. In een eerste deel wordt een overzicht gegeven van de activiteiten gecentraliseerd op het secretariaat met focus op de bovenbouw van de organisatie, het overleg met en de ondersteuning van de bemiddelaars, de uitbouw van de forumfunctie en de volgende episode in het vervolgverhaal van de implementatie. In een tweede deel krijgt u een synthese m.b.t. de bemiddelingspraktijk in Vlaanderen. In tegenstelling tot vorig werkjaar wordt herstelbemiddeling in de fase van de strafuitvoering niet mee opgenomen in dit syntheseverslag. Een en ander is het gevolg van het feit dat eind oktober 2002 een nieuw registratiesysteem werd ingevoerd dat door de herstelbemiddelaars in de fase van de strafuitvoering nog niet werd toegepast daar zij op dat ogenblik hun eindverslag voor de Vlaamse overheid dienden af te werken, wat hen niet de ruimte liet toeliet om de cijfergegevens volgens het nieuwe systeem in te voeren. In een derde deel leggen de bemiddelaars van de verschillende arrondissementele bemiddelingsdiensten getuigenis af van de ontwikkelingen in hun arrondissement en dit zowel m.b.t. de individuele bemiddelingspraktijk als m.b.t. de structurele omkadering. In deel vier wordt verslag uitgebracht van het conceptuele denkwerk en de concrete praktijk m.b.t. herstelbemiddeling in de fase van de strafuitvoering. Ook het herstelfonds komt hier aan bod. Ook dit jaarverslag getuigt van de niet aflatende inzet van alle medewerkers, ook van diegenen die onze dienst verlaten hebben met name Wouter De Cuyper, Hilde Vanlommel en Michaël Bouchez. Het wordt voor de organisatie een uitdaging blijvend de voorwaarden te creëren opdat de medewerkers zich gedragen weten in hun engagement. We hopen alvast hierbij gesteund te worden door de bevoegde beleidsverantwoordelijken. Veel leesgenot! Marianne Regelbrugge Coördinator 18 februari 2003
OPDRACHT
Implementatie en consolidatie van Ontwikkeling van nieuwe modaliteiherstelbemiddeling meerderjarigen ten van bemiddeling tussen slachtof- • (voor vonnis) fers en daders van misdrijven: herstelbemiddeling in de fase van de • strafuitvoering • •
Forum Informatie- en ervaringsuitwisse- • ling Communicatie en documentatie • Vorming Internationale uitwisseling
Beleidsadvisering Werkgroep herstelbemiddeling (kabinet Justitie) Overleg Beleidscel Samenleving en Criminaliteit project herstelbemiddeling fase strafuitvoering
PERSONEEL 1 implementator (95%) en 8,3 FE bemiddelaars herstelbemiddeling meerderjarigen voor vonnis 1 stafmedewerker en 2 herstelbemiddelaars herstelbemiddeling fase strafuitvoering 1 administratieve kracht 1 coördinator (95%)
Suggnomè Forum voor Herstelrecht en Bemiddeling vzw 28 februari ‘03
ORGANISATIESTRUCTUUR
ALGEMENE VERGADERING RAAD VAN BESTUUR
DAGELIJKS BESTUUR CENTRAAL SECRETARIAAT • • • •
Werkgroepen: Communicatie en documentatie Deontologie Vorming (Wettelijk kader) Internationaal Werkgroep herstelbemiddeling fase strafuitvoering
Implementator Stafmedewerker project herstelgerichte detentie Administratieve kracht Coördinator
Suggnomè Forum voor Herstelrecht en Bemiddeling vzw 28 februari ‘03
BEMIDDELAARS
Arr. Antwerpen
Arr. Brugge
Strgr Beg. Stuur- Beg. team groep team HBM+ HBM+ ---------HBM-
Arr.Dendermonde Arr. Kortrijk
Arr. Leuven
Arr.Oudenaarde Arr.Tongeren
Arr. Mechelen
Stuur- Beg. groep team HBM+
Stuur- Beg. Groep team HBM+ HBM strafuitv. ----------HBMHBM pol.
Stuur- Beg. groep team HBM+
Strgr Beg. Beg. team team HBM+ HBM - - - - - - - - strafuitv. HBMHBM pol. AGM min.
Stuur- Beg. groep team HBM+ ---------HBM-
Interregionaal overleg West en Oost-Vlaanderen
* * *
HBM-
Stuur- Beg. groep team HBM+
Arr. Turnhout
Interregionaal overleg Antwerpen, Limburg, Vlaams Brabant
In de arrondissementen Brugge, Kortrijk, Leuven, Oudenaarde en Mechelen is één arrondissementele stuurgroep bevoegd voor de opvolging van de verschillende bestaande modaliteiten van herstelbemiddeling binnen het arrondissement. In het Arrondissement Mechelen maken de Alternatieve Gerechtelijke Maatregelen minderjarigen ook voorwerp uit van bespreking op niveau van de stuurgroep. In de arrondissementen Brugge, Kortrijk en Leuven zijn de verschillende bestaande bemiddelingspraktijken ook samen gehuisvest. De bemiddeling voor minderjarigen wordt in Oudenaarde opgenomen door de dienst Martens-Sotteau te Gent.
Suggnomè Forum voor Herstelrecht en Bemiddeling vzw 28 februari ‘03
Inleiding Wanneer u er de verslagen van de voorbije werkingsjaren van onze vereniging op naslaat dan zal het u opvallen dat de thematiek van de evenwichtsoefening waar Suggnomè Forum voor Herstelrecht en Bemiddeling sinds haar oprichting voor staat, telkenmale opnieuw voorwerp is van bespreking. Ook dit jaar kwam dit thema doorheen de verschillende activiteiten van de organisatie zeer regelmatig ter sprake. Dit is ook geen toeval gezien de vraag naar evenwichten rechtstreeks voortvloeit uit de missie van de organisatie en de wijze waarop we aan deze missie concreet vorm en inhoud willen geven. Een eerste oefening betreft het evenwicht tussen enerzijds de centrale aansturing van de arrondissementele bemiddelingsdiensten mede in functie van de eenduidige ontwikkeling van de herstelbemiddelingspraktijk in de verschillende Vlaamse arrondissementen en anderzijds het stimuleren van het lokale initiatief ingebed binnen een lokale context met eigen specificiteiten, dit mede in het perspectief van een eventuele verzelfstandiging op termijn. De centrale aansturing krijgt ondermeer vorm in het kader van de implementatie, via het afsluiten van, in grote lijnen, eenduidige protocols1 in de verschillende arrondissementen. Toch worden regelmatig, doorheen de ontwikkeling van de praktijk, bepaalde aspecten van de samenwerkingsafspraken in een arrondissement opnieuw in vraag gesteld. Dit is op zich zeer waardevol en creëert een dynamiek die een stimulerend effect kan hebben op de ontwikkeling van de praktijk en op het ontwikkelen van een arrondissementeel beleid inzake herstelrecht en bemiddeling. Bepaalde grondbeginselen vragen echter om standvastigheid en een voor alle actoren meer bindend kader dat wellicht kan gerealiseerd worden via het uittekenen van een wettelijk kader. Een en ander maakt het voor onze bemiddelaars, actief in de verschillende arrondissementen, niet eenvoudiger. Via het organiseren van onderling overleg tussen de bemiddelaars m.b.t. diverse aspecten van de individuele en structurele bemiddelingspraktijk proberen we voor hen een draagvlak te creëren dat hen ondersteunt in het mee vorm en inhoud geven aan een eenduidige ontwikkeling met respect voor de lokale context. Verder proberen we dit evenwicht ook vorm te geven in de beslissingsstructuren van de organisatie. In die zin werd bij aanvang van de werking geopteerd voor het betrekken van alle arrondissementele voorzitters bij het beleid van de organisatie en dit via het opnemen van een mandaat in de raad van bestuur. Op datum van 31 december 2002 moeten we vaststellen dat nog slechts twee van de acht voorzitters lid zijn van de raad van bestuur. Op niveau van de Algemene Vergadering nemen vijf voorzitters een engagement op. We moeten echter voor ogen houden dat het opnemen van een mandaat in de raad van bestuur een vrijwillig engagement is dat zeker van diegenen die uit een uithoek van het Vlaamse land moeten komen een enorme investering vraagt. Dit is dan ook de reden waarom mensen na verloop van tijd afhaken. Om de link tussen het beleid van de organisatie en de arrondissementele stuurgroepen toch enigszins te behouden wordt op de vergaderingen van de stuurgroepen vrij systematisch verslag uitgebracht van de besprekingen op niveau van de raad van bestuur.
1
Met uitzondering van het protocol in Antwerpen en Gent dat m.b.t. bepaalde aspecten afwijkt van de samenwerkingsafspraken in de andere arrondissementen. Zie in dit verband de verslaggeving m.b.t. de arrondissementele bemiddelingsdienst Antwerpen en de verslaggeving m.b.t. de implementatieopdracht.
1
Anderzijds volgt de raad van bestuur de ontwikkelingen op arrondissementeel niveau nauwgezet op. Een tweede oefening betreft het evenwicht tussen enerzijds het realiseren van een concrete bemiddelingspraktijk en anderzijds het creëren van een forum waarop de verschillende betrokken actoren, inclusief Suggnomè zelf, zich kunnen bewegen in functie van het gezamenlijk stimuleren en conceptueel ondersteunen van praktijk- en beleidsontwikkelingen inzake herstelrecht en bemiddeling en dit zowel arrondissementeel als bovenlokaal. De twee ambities kunnen slechts vorm en inhoud krijgen in dialoog met de verschillende actoren betrokken bij de strafrechtsbedeling en strafuitvoering (parket, advocatuur, welzijnsorganisaties, justitiehuizen, politionele diensten, gevangenissen…). Op arrondissementeel niveau geven de stuurgroepen, waarin de verschillende actoren zijn vertegenwoordigd, structuur aan deze dialoog. Op bovenlokaal niveau kan Suggnomè in het kader van haar forumfunctie, erkend en gesubsidieerd door de Federale Overheidsdienst Justitie, tot op zekere hoogte2 structuur geven aan deze dialoog. De vereniging doet dit via het installeren van diverse werkgroepen waarin verschillende actoren zetelen die zich buigen over allerlei aspecten inzake herstelrecht en bemiddeling. Maar ook op niveau van de organisatie zelf geeft Suggnomè vorm aan deze dialoog via de bewuste keuze voor het actief betrekken van de diverse actoren in de beslissingsstructuren van de organisatie. De evenwichtsoefening waarvan sprake situeert zich zowel op niveau van de stuurgroepen als op niveau van de organisatie en op niveau van de werkgroepen waarbij de vraag zich stelt hoe het evenwicht te bewaken tussen de aandacht en zorg voor de verdere visie- en methodiekontwikkeling m.b.t. bestaande praktijken enerzijds en het stimuleren van het conceptuele denkwerk anderzijds zonder dat dit een hypotheek legt op één of beide perspectieven maar integendeel wederzijds bevruchtend is? De ervaring leert dat dit niet zo vanzelfsprekend is als het lijkt. Conceptueel denken veronderstelt creativiteit in het denken waarbij ook “het bestaande” in een ontwikkelingsgericht perspectief wordt gestoken met mogelijke implicaties voor de eigen rol en opdracht in de toekomst. Dit blijkt voor de verschillende gesprekspartners, ook voor ons niet altijd evident. Het voorbije jaar dienden we in dit verband ook vast te stellen dat het realiseren van de forumidee via “werkgroepen” niet vanzelfsprekend is. De optie voor dialoog en openheid die we met het installeren van werkgroepen vorm willen geven dient samen te gaan met duidelijke afspraken tussen de betrokken actoren inzake rol en bevoegdheid van de werkgroepen mede in relatie tot de organisatie Suggnomè. Wordt een werkgroep geïnstalleerd in functie van het realiseren van een opdracht van Suggnomè en is de bevoegdheid van de werkgroep louter adviserend t.a.v. Suggnomè? Wordt een werkgroep geïnstalleerd vanuit de vaststelling dat er een gemeenschappelijk belang is waar samen kan aan gewerkt worden en waarbij de werkgroep beslissingsbevoegdheid heeft? Of…? Het risico is niet denkbeeldig dat de optie voor dialoog en openheid, indien niet gekoppeld aan duidelijke en door alle partners onderschreven afspraken inzake rol en bevoegdheden, 2
De werkzaamheden in het kader van het project “Kruispuntinitiatieven” in opdracht van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap resulteerden in een beleidsaanbeveling m.b.t. de oprichting van een forum waarin alle actoren betrokken op het raakvlak Justitie – Welzijn – Veiligheid zouden vertegenwoordigd worden om op bovenlokaal niveau mee vorm en inhoud te geven aan de dialoog in functie van het stimuleren van praktijk- en beleidsontwikkelingen op het grensgebied Justitie – Welzijn – Veiligheid. Vooralsnog komt dit forum er echter niet. Zie ook verder in dit werkingsverslag. Desgevallend biedt de idee van Minister Marc Verwilghen om nationale contactpunten te installeren inzake herstelrechtelijke ontwikkelingen en dit in het kader van een Europees netwerk, mogelijkheden om de dialoog structuur te geven op dit niveau.
2
eerder stagnatie in de ontwikkeling dan dynamiek teweegbrengt, eerder wantrouwen creëert dan vertrouwen oproept. Dit neemt niet weg, en verder in dit jaarverslag getuigen wij hiervan, dat binnen de verschillende werkgroepen het voorbije jaar hard werd gewerkt waarvoor dank aan allen die zich hiertoe hebben geëngageerd.
1. Algemene vergadering, raad van bestuur en dagelijks bestuur Ook voor de raad van bestuur was het voorbije jaar een hectisch jaar waarbij het niet altijd evident was om door het bos de bomen te blijven zien. Wanneer men niet dagdagelijks betrokken is op de werking dan wordt het soms moeilijk om zicht te houden op de evoluties binnen een zich zo snel ontwikkelend terrein en de implicaties hiervan voor de eigen werking. Vandaar dat we een poging gedaan hebben om de leden van de raad van bestuur beter te informeren via het doorgeven van de verslaggeving van de teamvergaderingen op het secretariaat, we zeggen wel een “poging” omdat we beseffen dat dit zeker voor verbetering vatbaar is. In functie van wederzijdse afstemming van de beleidslijnen van de organisatie en de concrete bemiddelingspraktijk werd op 1 juni 2002 een denkdag georganiseerd met participatie van alle bemiddelaars en een ruime vertegenwoordiging van de raad van bestuur. Een aantal krachtlijnen die in het verleden werden uitgetekend werden toegelicht, bediscussieerd en opnieuw bekrachtigd. Dat ook de raad van bestuur evenwichtig aandacht wil besteden aan de verschillende opdrachten van Suggnomè bleek ondermeer uit een van de conclusies van de denkdag waar gesteld werd dat de engagementen van de organisatie in het kader van de forumfunctie in evenwicht dienden te zijn met de zorg voor de bemiddelaars en de concrete praktijk. Dit blijkt ook uit de agenda’s en de verslagen van de vergaderingen van de raad van bestuur die in 2002 negen keer samenkwam. Thema’s van bespreking waren ondermeer: vragen bij ontwikkelingen in de verschillende arrondissementen, de evoluties van de besprekingen in de werkgroep herstelbemiddeling op niveau van de Federale Overheidsdienst Justitie, de uitbouw van de forumfunctie binnen de organisatie, de evoluties in het kader van het project kruispuntinitiatieven, de activiteiten in het kader van de implementatie, de gevolgen van de budgettaire beperkingen voor de medewerkers en de organisatie, de ontwikkelingen in het kader van herstelbemiddeling in de fase van de strafuitvoering, de vraag hoe om te gaan met de media, een beleid inzake vorming, de taakverdeling op het secretariaat, het ontwerp van arbeidsreglement, financiën, … Een overladen agenda, zo lijkt het en zo was het ook dikwijls en toch slaagde onze voorzitter, de heer Jan Bergé er nagenoeg telkens in, de besprekingen te leiden in de richting van besluitvorming zonder hierbij de diepgang van de besprekingen te hypothekeren. Hij werd hierbij gesteund door een ploeg van mensen wiens gedrevenheid en engagement voor de “zaak” uitermate groot is. Dat zij zich allen opnieuw kandidaat stellen om de komende twee jaar een bestuursmandaat op te nemen mag hier ook van getuigen. Het dagelijks bestuur dat in de loop van 2001 werd geïnstalleerd vormt voor de coördinator een aanspreekpunt m.b.t. diverse aspecten van de dagdagelijkse werking die vanwege hun dringend karakter sneller opvolging vragen. Het dagelijks bestuur is samengesteld uit de voorzitter en een lid van de raad van bestuur en de coördinator. Naargelang de agenda wordt ook de administratieve kracht uitgenodigd.
3
De algemene vergadering kwam in vergadering bijeen op 28 maart 2002. Na de afhandeling van de jaarlijks terugkerende formele agendapunten werd ingegaan op de ontwikkelingen van het voorbije jaar en werd het jaarverslag 2001 kritisch onder de loep genomen. Inhoudelijk een interessante vergadering waarbij alle aanwezigen actief participeerden aan de besprekingen. Enige schaduwvlek op dit gebeuren is dat het elk jaar opnieuw niet vanzelfsprekend is om het vereiste aantal aanwezigen te bereiken wat een serieuze hypotheek betekent. We zouden er ons gemakkelijk kunnen van af maken door de statutaire bepaling waarin gesteld wordt dat we slechts rechtsgeldig kunnen vergaderen op voorwaarde dat de helft van de leden ook effectief aanwezig is te wijzigen en er ons enkel toe te verplichten dat de helft van de leden vertegenwoordigd is3. We voelen hier echter niet voor omdat dit in strijd is met ons werkingsprincipe waarbij we met zoveel mogelijk actoren de dialoog willen aangaan ook wanneer het de kritische blik op de eigen werking aangaat.
2. De zorg voor de bestaande praktijk Op respectievelijk 23 januari en 8 maart 2002 werd de samenwerking tussen de verschillende betrokken actoren in de arrondissementen Antwerpen en Mechelen geformaliseerd via ondertekening van een samenwerkingsprotocol. Concreet betekent dit dat eind 2002 herstelbemiddeling vóór vonnis aangeboden werd in acht arrondissementen met name: Antwerpen, Brugge, Dendermonde, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oudenaarde en Tongeren. Verder konden we ook in 2002 rekenen op de steun van Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke kansen om het aanbod herstelbemiddeling in de fase van de strafuitvoering verder te ontwikkelen. 4 In de inleiding op dit jaarverslag werd reeds aangegeven dat het voorbije jaar een bijzonder tumultueus jaar was vanwege ontwikkelingen van buitenaf met onmiddellijke ingrijpende gevolgen voor de organisatie. Dit had zijn weerslag op alle medewerkers. Wij zagen collega’s “ gedwongen” vertrekken niet bij machte ook maar iets aan de situatie te veranderen hoewel ieder van ons dat zo graag wilde. In de arrondissementen Antwerpen en Dendermonde werd de personeelsbezetting gehalveerd waarmee de vraag naar het leggen van prioriteiten zeer actueel werd. Vraag is echter hoe het engagement van de medewerkers levendig te houden wanneer men tegelijkertijd op de rem moet gaan staan. Vraag is ook hoe in te binden op een praktijk in volle ontwikkeling die nog elke dag zijn bestaansrecht dient te bewijzen? Hoe in te binden op het structurele werk wil men niet tot een stagnatie komen in de praktijk- en visieontwikkeling en wil men zijn structurele partners niet verliezen. In het arrondissement Mechelen leek het er in eerste instantie op dat de praktijk zou dienen opgeschort met het risico dat de geleverde inspanningen een maat voor niets geweest waren. De raad van bestuur nam echter de optie om hoe dan ook de bestaande praktijk te continueren. Uiteindelijk werd met wat puzzelwerk voorzien in een halftijdse functie voor Mechelen. Nu reeds is echter duidelijk dat het uitbouwen van een arrondissementeel aanbod met één halftijdse kracht een ondoenbare zaak is.
3
Behoudens voor die aspecten waarvoor een bijzondere meerderheid wettelijk vereist is. Over de werking van de arrondissementele bemiddelingsdiensten en het project herstelbemiddeling in de fase van de strafuitvoering leest u meer in deel 3 en 4 van het werkingsverslag. 4
4
Dit alles kwam bovenop de moeilijke opdracht die onze bemiddelaars sowieso reeds te vervullen hebben. In het werkingsverslag 2001 werd aangegeven dat de zorg voor de praktijk bijzondere aandacht vraagt. We hebben hiertoe vorig jaar initiatieven genomen zij het dat we beseffen dat een en ander nog kan geoptimaliseerd worden. Zo wordt in samenwerking met Anasa vzw voorzien in maandelijkse groepssupervisie voor de bemiddelaars. Dit aanbod houdt geenszins een verplichting in en richt zich enkel tot de bemiddelaars die menen dat dit aanbod kan tegemoetkomen aan hun behoefte. Bedoeling is dat de bemiddelaars in een veilig kader hun eigen professioneel functioneren en de moeilijkheden die zij hierbij ervaren als persoon kunnen ter sprake brengen en onder professionele begeleiding kunnen zoeken naar mogelijkheden om hier in de toekomst mee om te gaan. Hierbij doet het zich voor dat men in de zoektocht naar mogelijke oplossingen uitkomt bij bepaalde aspecten eigen aan de organisatie. Afspraak is dat dit ook gecommuniceerd wordt naar de organisatie die dan op haar beurt bekijkt of en zo ja hoe hieraan kan tegemoetgekomen worden. Op 29-30 mei en 6-7 juni 2002 werd voor de nieuwkomers een introductiepakket aangeboden waarin aandacht gegeven wordt aan de filosofische en geschiedkundige achtergrond van de herstelrechtelijke ontwikkelingen en in het bijzonder van herstelbemiddeling. Uitgangspunten en werkingsprincipes worden geëxpliciteerd en toegelicht in hun consequenties. Verder worden de verschillende fases van het bemiddelingsproces doorlopen waarbij telkens ingegaan wordt op methodische en conceptuele aspecten. Tenslotte wordt ook ingegaan op de structurele aspecten van de arrondissementele praktijk met bijzondere aandacht voor de werking van de stuurgroepen en de eigen rol van de bemiddelaar in dit verband. Daar waar dit pakket in het verleden grotendeels door het secretariaat werd voorbereid en aangeboden kregen we dit jaar versterking vanwege één van onze “anciens” onder de bemiddelaars die bepaalde aspecten van het introductiepakket voor haar rekening nam. Het interregionaal overleg, opgestart op initiatief van de bemiddelaars werd vorig jaar gecontinueerd en blijkt reëel te beantwoorden aan de behoefte van de bemiddelaars om ook met eigen collega’s (naast het overleg in het kader van de arrondissementele begeleidingsteams) knelpunten in dossiers te bespreken. De medewerkers getuigen hierbij van een grote mate aan transparantie en een enorm onderling vertrouwen. Zij deinzen er immers niet voor terug het eigen functioneren in dossiers ter discussie te stellen waarbij we u kunnen verzekeren dat de collega’s er niet voor terugschrikken regelmatig een zeer kritische noot te laten horen. Ook knelpunten inzake de sensibilisering van arrondissementele actoren ondermeer in functie van de selectie van bemiddelingsdossiers, het functioneren van de stuurgoepen/begeleidingsteams, het leggen van prioriteiten,… kunnen op het interregionaal overleg ter sprake gebracht worden. Sommige van deze punten vragen echter opvolging binnen het voltallige team van medewerkers en krijgen dan hun plaats op de agenda van de maandelijkse terugkomdagen. Het blijft zoeken naar een goede onderlinge afstemming van de inhoudelijke invulling van het interregionaal overleg én de terugkomdagen. Daar waar het overleg vooral focust op het eigen functioneren in dossiers en de knelpunten in dit verband (VLIRO) lijkt die afstemming duidelijker dan daar waar het overleg eerder focust op knelpunten eigen aan dossiers en de wijze waarop de praktijk zich lokaal ontwikkelt (IROLA). In dit geval leunt de agenda veel nauwer aan bij de agenda van de terugkomdagen met als gevolg dat de vraag naar uitzuivering van de overlegmomenten zich daar ook veel acuter stelt. Het mag duidelijk zijn dat de bemiddelaars geenszins willen inboeten op het onderling overleg maar dat zij dit gezien hun drukke agenda willen laten samengaan met een efficiënte tijdsbesteding.
5
Naar jaarlijkse gewoonte werden van 18 tot 20 december 2002 opnieuw denkdagen georganiseerd voor alle medewerkers. In tegenstelling tot vorige jaren werd dit jaar beroep gedaan op externen in functie van het verzorgen van bepaalde aspecten van het programma. Zo gingen we de eerste namiddag in discussie met Remy Peeters, docent filosofie, rond het thema criminaliteit en de benadering van criminaliteit, dit op basis van onze reacties op een videofragment m.b.t. het proces Eichmann. Verder bogen we ons samen met Steven Lecompte, herstelbemiddelaar minderjarigen en creatief agoog, over de vraag “wanneer we kunnen spreken van een ‘geslaagde’ bemiddeling”. Onze creativiteit werd hierbij danig op de proef gesteld maar bood ons de mogelijkheid om vanuit een andere dan de ons geëigende insteek te komen tot het bepalen van een aantal accenten. Tenslotte mochten we ook nog proeven van de input die Kristel Buntinx, één van onze bemiddelaars in de fase van de strafuitvoering, kreeg in het kader van de zesdaagse training “Victim -Offender Mediation in Severe Crimes”, die doorging in Minneapolis, Minnesota onder leiding van Dr. Mark Umbreit. De bestaande praktijk appelleert de organisatie echter ook op een verdere structurering in functie van duidelijkheid, zekerheid en houvast. Dit appel is met de ontwikkelingen waarmee we in het najaar 2002 werden geconfronteerd nog versterkt. Niet toevallig. De praktijk heeft meer dan ooit nood aan backing van een ‘organisatie’ met een duidelijke missie en visie en duidelijke structuren om de reflectie in dit verband te kanaliseren. In een poging hier aan tegemoet te komen wordt begin 2003 gestart met een zogenaamd ‘teamoverleg’ waaraan naast de medewerkers van het secretariaat ook een aantal bemiddelaars participeren. Dit ‘teamoverleg’ krijgt een coördinerende rol in functie van de opvolging van diverse aspecten van de werking en een adviserende rol naar de raad van bestuur in functie van het uittekenen van beleid in dit verband. Wij hopen u volgend jaar te kunnen verslagen over de positieve impact van de werkzaamheden van dit ‘teamoverleg’ voor de medewerkers en de organisatie.
3. Forum Zoals u in de algemene inleiding van dit jaarverslag reeds kon lezen werd eind 2001 de forumopdracht, die Suggnomè zich statutair oplegt en sedert het begin van de werking probeert te operationaliseren, van overheidswege erkend en gesubsidieerd op basis van een jaarlijks te hernieuwen overeenkomst. Frederik Bullens nam deze opdracht op zich tot eind mei 2002, gevolgd door Wouter De Cuyper die tot eind september 2002 belast werd met de taak van forumwerker. Met ingang van 1 oktober werd de functie opgenomen in samenwerking tussen het secretariaat en een aantal bemiddelaars. De optie voor een verdeling van de functie over verschillende medewerkers werd enerzijds ingegeven door de implicaties van de budgettaire beperkingen maar anderzijds ook op basis van de ervaring tot dan toe, dat een loskoppeling van de forumfunctie van enige andere functie binnen de organisatie aanleiding gaf tot een te vergaand isolement van de medewerker en van de opdracht t.a.v. de andere medewerkers en de andere opdrachten binnen de organisatie. In de hernieuwde overeenkomst tussen de Federale Overheidsdienst Justitie en Suggnomè vzw dd. 31 oktober 2002 wordt de opdracht als volgt omschreven: “In het kader van de uitvoering van de alternatieve maatregelen zoals bepaald in het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1994, belast de Minister van Justitie de vzw Suggnomè, die aanvaardt, met de opdracht om, in het kader van de verdere conceptualisering van het herstelrecht, de 6
forumfunctie die zij hierin reeds vervullen, verder te operationaliseren onder meer door middel van het uitbouwen van een breed informatie-communicatienetwerk.” In een onderhoud met de Dienst Justitiehuizen op 13 februari 2002 werd een kwalitatieve, up to date gehouden website als uitgesproken prioriteit naar voor geschoven. Deze website moet, aldus de Dienst Justitiehuizen dienst doen als werkinstrument en dient niet alleen in het kader van de informatie-uitwisseling te fungeren, maar ook in het kader van de communicatie en de dialoog met het brede werkveld en de brede bevolking.
3.1. Website Op het ogenblik dat de Federale Overheidsdienst Justitie te kennen gaf dat de ontwikkeling van een website prioritaire aandacht diende te krijgen in het kader van de forumfunctie waren studenten ‘E-communicatie’ aan de K.U.Leuven reeds drukdoende om in samenspraak met Suggnomè, een website te maken voor de vereniging, dit in het kader van een werkopdracht voor de universiteit. Suggnomè bracht de inhoud aan en de studenten slaagden er in tegen begin 2002 een technisch kwalitatieve website te ontwikkelen. Het was de bedoeling om de website zo snel mogelijk ter beschikking te stellen van het brede publiek, de website te promoten en het (inter)actieve gebruik van de website te stimuleren. Zoals gepland werd de website in het voorjaar 2002 op het internet geplaatst onder het webadres: http://www.suggnome.be. In de volgende maanden werd op een intensieve wijze aan de website gewerkt waarbij al snel duidelijk werd dat het inschakelen van deskundigheid op dit vlak geen overbodige luxe was. Onze zoektocht in dit verband leverde het vrijwillig engagement op van zo een deskundig iemand, mevrouw Pascale Nys. Ter voorbereiding van een overleg met haar op 11 december 2002 werd binnen de werkgroep communicatie en documentatie het concept van de website kritisch bekeken en bijgestuurd. In de toekomst komt de focus prioritair te liggen op de nationale ontwikkelingen inzake herstelrecht en bemiddeling waarbij we volledigheid zullen nastreven. Het internationale luik wordt beperkt tot een aantal voor de Belgische praktijk- en beleidsontwikkelingen relevante beleidsdocumenten. In dit verband kunt u immers terecht op de website van het European Forum for Victim Offender Mediation and Restorative Justice (www.euforumrj.org). Wij hopen u in het voorjaar 2003 te kunnen verwelkomen op onze volledig herwerkte website.
3.2. De werkgroepen in de schoot van Suggnomè Zoals in de inleiding op dit deel van het jaarverslag reeds aangegeven werken de werkgroepen rond een bepaald deelaspect van het herstelrecht en bemiddeling. De werkgroepen worden geïnstalleerd op initiatief van Suggnomè met in het kader van haar forumfunctie de prioritaire intentie om een gespreksruimte ter beschikking te stellen die openstaat voor de verschillende betrokken actoren. De ervaring dit jaar heeft ons geleerd dat er nood is aan het expliciteren van de rol en bevoegdheid van de werkgroepen zo niet riskeert men dat deelnemers aan de werkgroepen in dit verband andere en soms tegenstrijdige verwachtingen hebben.
7
De aandachtige lezer zal opmerken dat vorig jaar een nieuwe werkgroep werd geïnstalleerd met name de werkgroep ‘vorming’ . Dit deelaspect dat bij aanvang meegenomen werd in de werkgroep ‘vorming en documentatie’ bleek, mede door de opdracht die deze werkgroep reeds op zich neemt inzake Nieuwsbrief en Samenspraak, telkenmale uit de boot van de besprekingen te vallen. Nochtans werd de druk op Suggnomè om zich ook inzake vorming als forum te profileren steeds groter wat in het najaar 2002 resulteerde in de opsplitsing tussen de werkgroep communicatie en documentatie enerzijds en de werkgroep vorming anderzijds. Verder waren volgende werkgroepen actief: de werkgroep deontologie, de werkgroep internationale uitwisseling, de werkgroep wettelijk kader5 en de werkgroep herstelgericht detentie6. De werkgroep communicatie en documentatie De activiteit van de werkgroep communicatie en documentatie spitste zich ook dit jaar voornamelijk toe op de uitwerking van concrete initiatieven meer bepaald op de redactie van de Nieuwsbrieven en de voorbereiding van de daarop aansluitende Samenspraak. Beide initiatieven maken tevens systematisch het voorwerp uit van een kritische evaluatie in het kader van de vergaderingen van de werkgroep. Het is belangrijk te onderlijnen dat zowel de Nieuwsbrief als de Samenspraak dienen te voldoen aan de behoeften en verwachtingen van de verschillende actoren betrokken op het terrein van herstelrecht en bemiddeling. Het gaat er dus niet om een nieuwsbrief te creëren die de concurrentie met academische vaktijdschriften aan kan. Idem dito wat betreft de Samenspraak. De vraag rijst echter wat de Nieuwsbrief en Samenspraak dan wel zijn. Zonder hierop een sluitend antwoord te kunnen of willen geven (creativiteit en flexibiliteit lijken immers de peilers van beide initiatieven te zijn), wil Suggnomè vzw een platform aanbieden aan alle geïnteresseerde actoren. Dit platform kan gebruikt worden door personen van uiteenlopende strekking of diensten (al naargelang het onderwerp) die op een creatieve wijze een bijdrage kunnen leveren aan de Nieuwsbrief. Het verlengstuk van de Nieuwsbrief, namelijk de Samenspraak, diept het in de Nieuwsbrief behandelde onderwerp verder uit. Hierbij worden de aanwezigen uitgenodigd om op een informele en interactieve wijze de dialoog aan te gaan, onder begeleiding van enkele sprekers. De nadruk wordt gelegd op de ontmoeting tussen personen met een verschillende professionele achtergrond met focus op de uitwisseling van nieuwe theoretische en methodische inzichten inzake herstelrecht, bemiddeling en andere herstelrechtelijke initiatieven. In de loop van 2002 werden vier nieuwsbrieven ruim verspreid waarin volgende inhoudelijke thema’ s achtereenvolgens aan bod kwamen: ‘Het tegensprekelijkheidsbeginsel op zittingsniveau’, ‘D e meerzijdige partijdigheid in de justitiële context’, ‘Solidaire veroordeling, herstel en bemiddeling’ , ‘Herstelbemiddeling en vrijwilligheid’. Ook dit jaar konden we voor de Samenspraak rekenen op de gastvrijheid van de administratie van de Vlaamse Gemeenschap die telkens gratis een zaal ter beschikking stelde in het Markiesgebouw en ons tegen zeer democratische prijzen voorzag van een broodje en een drankje. Ter stoffering van de discussiemomenten verleenden achtereenvolgens volgende personen hun medewerking als inleider: Erik Claes (K.U.Leuven) en Kristel Beyens (VUB), Annemie 5 6
Zie ‘De implementatie 2002: zwoegen op een steile helling’ Zie deel vier van het jaarverslag
8
Dillen (K.U.Leuven) en Erna Hermans (PSD Dendermonde), Frank Verbruggen (advocaat en medewerker K.U.Leuven) en Nadine Debaere (C.A.W. De Viersprong, Slachtofferhulp Brugge) en tenslotte Rudi Roose (Universiteit Gent), Hilde Guffens (herstelconsulente Leuven Centraal) en Frederik Bullens, herstelbemiddelaar Oudenaarde. De opkomst voor de Samenspraak blijft in dezelfde lijn liggen als vorig jaar en betreft gemiddeld een 35-tal personen waarvan de bemiddelaars (meerderjarigen, minderjarigen, strafzaken) de grootste groep vormen. Werkgroep deontologie Deze werkgroep werd in 2000 opgestart met het oog op het ontwerpen van een deontologisch kader voor de herstelbemiddelaars. Van bij aanvang leek het ons mede vanuit onze forumfunctie evident een code te ontwikkelen die tevens hanteerbaar was voor de bemiddelaars minderjarigen die dan ook mee uitgenodigd werden deel te nemen aan de vergaderingen. In het najaar 2002 werd een eerste ontwerp van deontologische code bestemd voor de bemiddelaars voor vonnis, de bemiddelaars in de fase van de strafuitvoering en de bemiddelaars minderjarigen, afgewerkt en ter bespreking voorgelegd aan de respectievelijke collega’s . Voor de eigen bemiddelaars gebeurde dit ter gelegenheid van de terugkomdag van 18 oktober 2002 waar werd voorgesteld dit ontwerp gedurende een jaar experimenteel te laten functioneren via het installeren van een deontologische commissie. De opdracht van deze commissie zou er in bestaan een antwoord te formuleren op de deontologische vragen van de bemiddelaars en op die manier het ontwerp van code te verfijnen. Dit voorstel werd onderschreven door de andere leden van de werkgroep en ondertussen werd reeds initiatief genomen tot de samenstelling van dergelijke commissie. Wellicht wordt de commissie in de loop van april 2003 daadwerkelijk opgestart. Het secretariaat zal in een eerste fase worden waargenomen door Suggnomè. Vooralsnog heeft de commissie een niet bindende adviserende bevoegdheid en hopen we dat de respectievelijke werkgevers (voor de minderjarigen betreft dit per arrondissementele bemiddelingsdienst een andere werkgever) zich t.a.v. deze adviezen zullen verhouden, in die zin dat zij zich verantwoorden wanneer zij een bepaald advies niet zouden volgen. Op deze manier kan immers een dialoog op gang komen die een ‘deontologisch’ draagvlak vormt voor de bemiddelaars en de betrokken actoren. Op termijn dient een dergelijke commissie echter een ‘formeel statuut’ te krijgen en dient de verantwoording t.a.v. de commissie een verplichtend karakter te krijgen desgevallend via een bindende bepaling in de regelgeving m.b.t. herstelbemiddeling. Werkgroep vorming Een van de statutaire opdrachten van Suggnomè betreft de organisatie van vormingsinitiatieven. Tot op heden nam het secretariaat dergelijke vragen op zonder echter terug te kunnen vallen op een aantal beleidslijnen vanuit de raad van bestuur. Daarom werd op 21 oktober 2002 een overlegvergadering georganiseerd met het oog op het formuleren van een advies naar de raad van bestuur inzake het te voeren beleid m.b.t. vorming. Op de vergadering werden enkele leden van de algemene vergadering uitgenodigd die vanuit hun professionele bezigheid vertrouwd zijn met het terrein van herstelrecht en bemiddeling enerzijds en met ‘vorming’ anderzijds. Volgende vragen behoefden een
9
antwoord: dient Suggnomè zich actief te profileren op vorming, zo ja welke criteria dienen gehanteerd om het terrein af te bakenen, welke doelgroepen hebben we voor ogen en welke prioriteiten dienen gesteld. Het resultaat van de overlegvergadering werd voorgelegd en bekrachtigd op de raad van bestuur van 21 november 2002. De optie werd genomen voor een actieve profilering van Suggnomè op het luik vorming waarbij de focus ligt op bemiddeling in strafrechtelijke context en de vorming niet los kan gezien worden van het herstelrechtelijk ideeëngoed. De prioritaire doelgroep betreft enerzijds alle bemiddelaars in strafrechtelijke context en anderzijds ook de verschillende betrokken actoren. Wat deze laatste doelgroep betreft komt de focus van de vorming te liggen op ‘de eigen rol in het kader van bemiddeling’. Verder werd de optie genomen tot samenwerking met andere organisaties en instanties om deze opdracht waar te maken en hiertoe ook beroep te doen op bemiddelaars met ervaring om zodoende het draagvlak voor dergelijke initiatieven te verbreden, waarbij de eindverantwoordelijkheid komt te liggen bij Suggnomè. Op de raad van bestuur werd tevens het advies gevolgd een werkgroep te installeren die de verantwoordelijkheid krijgt de krachtlijnen verder uit te werken. Deze werkgroep kwam in een eerste vergadering bijeen op 4 december 2002 en zal gedurende de komende periode prioritair een vormingspakket voor gevorderde bemiddelaars uitwerken. In functie hiervan werden alle bemiddelaars aangeschreven met de vraag een vragenlijst te beantwoorden om zicht te krijgen op de punten die prioritair aandacht behoeven. De werkgroep heeft de intentie uitgesproken dit pakket af te werken tegen de zomervakantie en een eerste keer aan te bieden in het najaar 2003. Werkgroep ‘Internationale uitwisseling’ Situering Als “Forum voor Herstelrecht en Bemiddeling” koesterde Suggnomè van bij de oprichting reeds bescheiden internationale ambities. Zo wou de vereniging een rol spelen bij internationale samenwerking en uitwisseling van informatie en deskundigheid inzake herstelrecht en bemiddeling. De vereniging speelde, mede onder impuls van de K.U.Leuven, een actieve rol bij de oprichting in 2000 van het “European Forum for Victim -Offender Mediation and Restorative Justice “. Tijdens de stichtingsbijeenkomst van dit forum te Leuven werden medewerkers van Suggnomè gevraagd voorlopig te fungeren als aanspreekpunt voor twee nieuw opgerichte “comités” met betrekking tot resp. ‘informatie -uitwisseling’ en ‘training’. Het zag ernaar uit dat de internationale interesse van Suggnomè zich met dit alles algauw zou gaan vertalen in concrete vragen naar uitwisseling en informatie zowel vanuit het buitenland, als naar het buitenland toe. Om hieraan te beantwoorden werd eind 2000 in de schoot van Suggnomè een werkgroepje “internationale uitwisseling” geïnstalleerd, met geïnteresseerden van binnen en buiten de eigen organisatie. Het werken rond een bescheiden internationale enquête Op 20 september 2001 kende het Europees Forum een eerste Algemene Vergadering. Hierop werd beslist de werking van de “comités” toe te spitsen op bescheiden, maar zeer concrete, tastbare verwezenlijkingen. Op initiatief van onze Duitse collega’s stelde het comité rond training hierop voor alvast werk te maken van een globale inventarisatie van wat er op het
10
stuk van vorming en opleiding van bemiddelaars overal voorhanden is, en welke behoeften zich hierbij voordoen. De daad bij het woord voegend werkten wij, samen met de Duitse collega’s , een korte vragenlijst uit. Deze werd eind 2001 doorgemaild aan een hele reeks contactpersonen en organisaties, verspreid over geheel Europa. Onze eigenste werkgroep “internationale uitwisseling” boog zich begin 2002 zelf over de gestelde vragen. Het werd een boeiende, maar gecompliceerde oefening om het gecompliceerde veld van dader - slachtofferbemiddeling in Vlaanderen op een bevattelijke wijze in kaart te brengen, en des te méér om hierin de specifieke vormen van opleiding en training van bemiddelaars te laten zien. Na afloop was iedereen van de werkgroep tevreden over het resultaat, met het gevoelen dat men hierdoor, ook over elkanders werking, veel had bijgeleerd. Inmiddels werd ook vanuit verrassend veel andere landen op de vragenlijst gereageerd. In juli trokken we naar Keulen, waar we met onze collega’s de binnengekomen antwoorden trachtten te analyseren. We houden het bij enkele globale vaststellingen. Conform de grote diversiteit aan bemiddelingspraktijken, laat de Europese praktijk een brede waaier zien aan al dan niet uitgewerkte vormings- en opleidingsscenario’s. Zo maakt het een enorm verschil of men met professionele of vrijwillige bemiddelaars werkt. Ongeveer iedere respondent signaleert de interesse voor internationale uitwisseling, maar slechts een kleine minderheid denkt hierbij aan een centraal Europees trainingsprogramma. Men is trouwens ook wat huiverig tegenover het uitwerken van “standards of good practice”. Rekening houdend met dit alles kwamen we tot de vaststelling dat het momenteel zeker niet aangewezen is om de bestaande bemiddelingspraktijken door het uitschrijven van een gestandaardiseerd ‘aanbevolen’ trainingsschema, centraal te gaan normeren. Dit zou getuigen van een blindheid voor de rijkdom van wat zich, in alle diversiteit, in de verschillende Europese regio’s heeft ontwikkeld. Anderzijds verdient het wel aanbeveling dat de bilaterale uitwisseling van specifieke deskundigheid zou worden gestimuleerd. Dit bracht ons tot het voorstel om, vanuit het Europees Forum, te werken aan een lijst van “deskundigen” (praktijkwerkers en anderen) die, op eenvoudige vraag, bereid zouden zijn in andere Europese landen een specifieke bijdrage te gaan leveren aan de opleiding van bemiddelaar. Tevens leek het ons nuttig dat dergelijke “trainers ” elkaar op gezette tijden zouden kunnen ontmoeten voor onderlinge uitwisseling en afstemming van bevindingen en perspectieven. We besloten deze conclusie gezamenlijk ter sprake te brengen tijdens een workshop op het congres van het Europees Forum, later op het jaar. De “Ronde van België”: voortzetting van een leerrijke traditie In 2001 werd door de werkgroep “internationale uitwisseling” uitvoerig stilgestaan bij de mogelijkheid om zelf als herstelrechtelijk praktijkveld een creatief aanbod te doen i.f.v. internationale profilering en uitwisseling. Eén en ander resulteerde in de zgn. “Tour de la Belgique”, een programma dat potentiële geïnteresseerden , in een vijftal druk opgevulde dagen, een kennismaking biedt met wat zich hier te lande inzake herstelrechtelijke ontwikkelingen voordoet. De “tour” brengt de deelnemers bij minder - en meerderjarigen, in het justitiehuis, de gevangenis, de bemiddelingsdienst. Hij doet Vlaanderen, Wallonië en Brussel aan en biedt de deelnemers ook een overzicht van de wijze waarop dit complexe veld tot stand kwam en zich actueel organiseert. 11
Na een eerste editie in 2001, werd het initiatief half mei 2002 hernomen. Zoals vorige keer kwam de vraag hiertoe vooral vanuit de internationale opleiding tot “European Master in Mediation” te Sion (Zwitserland). Er waren een tiental deelnemers, afkomstig uit diverse Europese landen, meestal werkzaam in de praktijk van bemiddeling op één of ander maatschappelijk domein. Zowel voor hen als voor de organiserende werkgroep werd het opnieuw een boeiende, leerrijke ervaring. In de aanloop van het tweede internationaal congres van het Europees Forum te Oostende werd, op verzoek van enkele congresgangers, in oktober een tweedaagse ‘mini-tour’ georganiseerd. De formule had een aantal nadelen. Gezien de korte beschikbare tijd werd het programma wel érg zwaar. Bovendien was het beperkte aantal deelnemers (een viertal) niet in verhouding tot wat hiervoor diende gemobiliseerd. De keuze van onze werkgroep gaat dan ook uitdrukkelijk naar de uitgebreidere formule. Hiervan is inmiddels alweer een volgende editie in voorbereiding. Het tweede congres van het ”European Forum for Victim-Offender Mediation and Restorative Justice” We refereerden naar dit congres al enkele keren. Oorspronkelijk voorzien te Boekarest, ging het uiteindelijk door te Oostende, meer bepaald van 10-12 oktober. Het centrale thema betrof de relatie tussen herstelrecht en de klassieke gerechtelijke procedure. Het congres kende een hoge opkomst (een tweehonderdtal deelnemers) met inschrijvingen uit ruim dertig verschillende landen. Zoals bij vorige gelegenheden was er opnieuw een opvallende grote delegatie uit het voormalige Oostblok. De afwisseling van plenaire toespraken met informele “café -conferences” en workshops, gaf aan het geheel een creatieve dimensie en een prettige, dynamische sfeer. Gebukt onder de last van de zich aankondigende budgettaire problemen, had Suggnomè zijn inbreng vooral als deelnemer gezien. Op de valreep werden we echter door de organisatoren aangesproken voor een bijdrage aan twee workshops: één inzake onze ervaringen met bemiddeling in de fase van de strafuitvoering, een tweede met betrekking tot de positionering van herstelbemiddeling ten aanzien van het Openbaar Ministerie. In beide gevallen werd het een zeer aangename ervaring. Onze ervaringen en bevindingen, waarbij we onze keuze motiveerden voor een complementaire opstelling t.a.v. het gerechtelijke systeem, konden rekenen op grote interesse bij de deelnemers. De toekomst: bescheiden ambities, maar niettemin… Het valt niet te ontkennen dat de werkzaamheden van Suggnomè ook internationaal blijkbaar tot de verbeelding spreken. Dit gaf - en geeft tot op vandaag nog steeds - aanleiding tot bijkomende vragen, tot informatie en uitwisseling. Zo zijn er voor 2003 concrete plannen voor verdere ontmoetingen met mensen uit Bulgarije, Spanje, Rusland en mogelijks ook Portugal. Tevens wordt ons gevraagd een bijdrage te leveren aan de internationale opleiding ‘European Master in Mediation’ te Sion. Plannen zijn natuurlij k nog geen realisaties. Team en Raad van Bestuur zien dit alles met wat dubbele gevoelens op zich afkomen. Enerzijds is men natuurlijk gecharmeerd door elke nieuwe blijk van interesse. Anderzijds kosten deze uitwisselingen de organisatie veel tijd en energie.
12
Met de recente besparingen van de overheid kwam er op het Suggnomè-secretariaat méér dan een voltijds mandaat weg te vallen. De Raad van Bestuur besliste hierop voorlopig absolute prioriteit te geven aan de ondersteuning van de praktijk, zelfs indien zulks in het nadeel zou uitvallen van de verdere uitbouw van de “forumfunctie”. In dezelfde lijn verzocht Suggnomè op de laatste Algemene Vergadering van het Europees Forum te worden ontheven van het voorzitterschap van de comités rond informatie en training. Anderzijds zijn we er ons van bewust dat Suggnomè ook zijn forumfunctie moet blijven opnemen met hierin ook, onvermijdelijk, een internationaal luik. De werkgroep “internationale uitwisseling” staat er borg voor dat de vereniging voldoende aan deze m issie wordt herinnerd en hierin desgevraagd ook zijn rol opneemt. Anderzijds is het, met de actuele besparingen én het toenemend aantal vragen om uitwisseling, ook zonneklaar dat deze opdracht slechts tot een goed einde kan worden gebracht mits de medewerking van steeds meer en steeds gedrevener externe geïnteresseerden. Binnen de werkgroep is het klimaat hiertoe zeker aanwezig.
3.3. Vorming en informatie aan derden Toelichting aan geïnteresseerden en studenten -
3 januari 2002: toelichting voor een aantal studenten die de European Master in Criminology volgen; 27 januari: overleg met student RUGent in kader van stage en thesis; 12 maart: studente sociale hogeschool Gent; 19 maart 2002: overleg met kandidaat-stagiaire criminologie van de VUB; 21 maart: toelichting voor studente rechten K.U.Leuven; 4 april: overleg met kandidaat stagiaire criminologie KULeuven; 12 april: toelichting over herstelbemiddeling voor studente Artevelde Hogeschool in kader van thesis; 16 april: overleg met studenten criminologie KULeuven in kader van prospectie stageplaatsen; 3 mei: overleg met kandidaat stagiair RUGent, criminologie; 24 mei: toelichting voor Spaans student Master in Criminology; 10 juni: toelichting herstelbemiddeling voor Nederlandse bezoekers die in Amsterdam een project willen opstarten dat zich situeert tussen herstelbemiddeling en bemiddeling in strafzaken; 25 september: toelichting voor studente VUB; 22 november: toelichting herstelbemiddeling voor studenten tweede jaar pedagogie Gent.
Voordrachten en gastcolleges -
1 februari 2002: lezing betreffende de actieve subsidiariteit van de gerechtelijke instanties in het kader van de studiedag georganiseerd door de VI-commissie Antwerpen ‘Op weg naar een communicatieve en participatieve Justitie’; 16 april: gastcollege ‘Forensisch Welzijnswerk’, voor licenties sociale agogiek en criminologie aan de Universiteit Gent (op vraag van prof. M. De Bie); 19 april: bijdrage aan internationaal colloquium over herstelrecht, K.U.Leuven (op vraag van prof. T. Peters); 13
-
-
25 april: toelichting voor de medewerkers van de Bijzondere Jeugdzorg m.b.t. een mogelijke conceptualisering van de alternatieve maatregelen in hun relatie tot de gerechtelijke instanties (op vraag van OSBJ); 7 mei: gastcollege voor studenten KULeuven in kader van vak methodologie; 17 september: bijdrage in het kader van het Expertenseminarie ‘Criminaliteit en Ethiek’ georganiseerd door de KULeuven ; 4 oktober: toelichting bij herstelbemiddeling op eerste dag van een drieluik rond herstelrecht in Den Haag, Vereniging der Nederlandse Gemeenten (op vraag van prof. J. Blad); 10 – 11 en 12 oktober deelname aan Conferentie van het Europees forum met actieve inbreng in kader van drie workshops met name m.b.t. herstelbemiddeling in detentiecontext, relatie herstelbemiddeling tot strafrechtelijke instanties, resultaten van de enquête m.b.t. behoeften en aanbod aan vorming voor bemiddelaars; 24 oktober en 5 december: bijdrage in kader van Seminariereeks n.a.v. Vijf jaar Provinciaal Vereffeningsfonds, provincie Vlaams Brabant; 22 november: voordracht in kader van academische zitting 20-jarig bestaan Oikoten; 2 december: gastcollege voor studenten faculteit rechten KULeuven (op vraag van prof. I. Aertsen); 10 december: gastcollege voor studenten criminologie KULeuven (op vraag van prof. T. Peters).
Vorming -
30 april: toelichting in kader van de vorming van magistraten (op vraag van advocaatgeneraal Nouwynck); 20 juni: bijdrage aan vorming herstelconsulenten (op vraag van mevrouw Nadia Biermans, coördinator); 16 september: participatie in het kader van de vorming voor bemiddelaars minderjarigen (op vraag van OSBJ); 8 oktober: toelichting bij filosofie en geschiedenis herstelbemiddeling in kader van introductiecursus herstelbemiddeling minderjarigen (op vraag van OSBJ).
Overleg -
9 januari 2002: overleg met journalist van de VRT i.v.m. uitzending ‘Ooggetuige’; 28 januari 2002: overlegvergadering m.b.t. evaluatie van het provinciaal vereffeningsfonds; 6 februari, 4 maart, 15 april, 2 mei 2002: voorbereidende vergaderingen in het kader van het seminarie Vereffeningsfonds (oktober – november – december 2002); 15 februari 2002: overleg met projectmedewerker Kruispuntinitiatieven; 20 februari 2002: overleg met procureur–generaal Nouwynck m.b.t. vereffeningsfonds en herstelfonds; 12 maart 2002: overleg met herstelconsulente Leuven Centraal; 21 maart 2002: overleg met prof. Parmentier van de KULeuven met het oog op het seminarie m.b.t. het vereffeningsfonds; 22 maart 2002: deelname aan denkdag georganiseerd door Slachtoffer In Beeld met het oog op het expliciteren van de conceptuele uitgangspunten;
14
-
17 mei: overleg met schaderegeling op politioneel niveau in functie van mogelijke coördinatie van de initiatieven; 8 juli: overleg met de schadebemiddelaars op politieniveau van Mechelen en Lier in functie van de conceptualisering van deze werkvorm; 19 september en 12 december: overleg met Ondersteuningsstructuur Bijzondere Jeugdzorg; 4 november: debatlunch binnen afdeling criminologie van de KULeuven over wettelijk kader herstelbemiddeling.
4. De implementatie 2002: zwoegen op een steile helling 4.1. Wat voorafging… 4.1.1. De opwaartse lijn De praktijk van herstelbemiddeling in zijn toepassing voor volwassenen, betrokken bij relatief ernstige feiten, dateert van ’93. Deze praktijk was het re sultaat van een actie-onderzoek van de onderzoeksgroep ‘Penologie en Victimologie’ van de KULeuven, en kon tevens profiteren van de ervaringen met contacten tussen daders en slachtoffer in het kader van een project met minderjarigen in de schoot van de vzw Oikoten. De toepassing van beide bemiddelingsprojecten beperkte zich bij aanvang tot het arrondissement Leuven. In ’96 werden de krachten gebundeld. Beide bemiddelingspraktijken werden ondergebracht in de nieuw opgerichte “Bemiddelingsdienst Arrondissemen t Leuven”, waarin ook een programma van schaderegeling op politioneel niveau een plaats vond. Het geheel kreeg de structuur van een samenwerkingsverband tussen het Parket, de Orde der Advocaten, de politionele diensten, het stadsbestuur van Leuven, de K.U.Leuven en de initiatiefnemende VZW’s Oikoten en Justitieel Welzijnwerk Leuven, allen vertegenwoordigd in een tweemaandelijkse arrondissementele ‘Stuurgroep Bemiddeling in Delictsituaties’. Deze structuur liet op een soepele manier een feitelijke cofinanciering door het Ministerie van Justitie en de Vlaamse Gemeenschap (bevoegd voor het luik minderjarigen) toe van deze uitdagende, herstelrechtelijke ontwikkeling. Zowel de bemiddelingspraktijk als de structuur van de Leuvense bemiddelingsdienst spraken van meet af aan erg tot de verbeelding. Eind ‘97 gaf de Minister van Justitie opdracht het aanbod van herstelbemiddeling voor volwassenen uit te breiden over het gehele grondgebied. De stuurgroep van de Leuvense Bemiddelingsdienst besloot hierbij het model van het arrondissementeel samenwerkingsverband te hanteren als structurele basis. Hiermee was meteen duidelijk dat er diende gezorgd voor een centraal werkgeverschap, dat ook geplaatst zou zijn om de diverse op te starten arrondissementele bemiddelingsdiensten te ‘coachen’. Eind ’98 volgde de oprichting van de VZW Suggnomè, Forum voor Herstelrecht en Bemiddeling. Naast het werkgeversschap van de toenmalige herstelbemiddelaars werd vooral ook de nieuwe implementatieopdracht, althans voor uitbreiding van de praktijk over Vlaanderen7 aan deze vereniging overgedragen. Dit bleef niet zonder resultaat. Via talloze 7
Aan Franstalige kant werd door de Minister van Justitie een soortgelijke opdracht gegeven aan de VZW GACEP, die in functie hiervan later de VZW Médiante deed oprichten.
15
contacten met magistraten, advocaten, hulpverleners, politie- en beleidsmensen werden sindsdien, analoog aan het Leuvens model, arrondissementele samenwerkingsverbanden afgesloten en bemiddelingsdiensten opstart in de arrondissementen Brugge, Dendermonde en Kortrijk (’99), Oudenaarde (’00) en Tongeren (‘01). Eind 2001 lieten de contacten in de arrondissementen Antwerpen, Mechelen en Gent ook daar een spoedige opstart vermoeden. 4.1.2. Een gehypothekeerde ontwikkeling? Het bovenstaande kan de bedrieglijke indruk wekken dat de implementatie van de herstelbemiddeling al die tijd van een leien dakje liep. De werkelijkheid is echter veel gecompliceerder. Minstens drie problemen legden een hypotheek op een vanzelfsprekende veralgemening van het aanbod. Binnen Suggnomè was men goed geplaatst om in te zien dat deze hypotheken vroeg of laat zouden worden gelicht. Een eerste probleem gold het statuut van het bemiddelingsaanbod. Aanvankelijk primeerde bij onze gesprekspartners de fascinatie voor de nieuwe, beloftevolle methodiek. Het was alsof de herstelbemiddeling bij een aantal mensen van de magistratuur, politie, balie en hulpverlening een heimwee losmaakte naar een oorspronkelijke, maar inmiddels utopisch lijkende visie op recht, mens en samenleving. Bijna gelijktijdig met dit enthousiasme kwam evenwel de reflectie dat een aanbod van bemiddeling, om verantwoord te zijn in een strafrechtelijke context, diende te worden voorzien van een duidelijk wettelijk kader. Deze bedenking is de voorbije jaren onze onderhandelingen in de diverse regio’s steeds meer gaan kleuren. Naargelang de herstelbemiddeling aan bekendheid won, maakte, in de implementatie, het anekdotisch getuigen steeds meer plaats voor het kritisch criminologisch en rechtstheoretisch beargumenteren. Een tweede probleem heeft betrekking op de plaats van ons aanbod in een geheel van herstelrechtelijke ontwikkelingen. Van bij aanvang was het de initiatiefnemers van de herstelbemiddeling duidelijk dat de geloofwaardigheid van de bemiddeling tussen daders en slachtoffers van strafbare feiten een grote inspanning vereiste inzake éénvormigheid en coördinatie van dit aanbod, ook over de diverse domeinen van het gerechtelijk optreden. Zo was het opzet en de structuur van de Leuvense Bemiddelingsdienst wezenlijk een oefening in onderlinge afstemming en gecoördineerde uitbouw. Ook op dit domein kondigden zich algauw hindernissen aan, die de aanvankelijke ambities tot op vandaag zwaar op de proef stellen. Ongeveer gelijktijdig met het ontstaan van de bemiddeling kwam in ’94 krachtens art. 216 ter SV de “bemiddeling in Strafzaken “ in voege. Hierbij krijgt o.m. de dader slachtofferbemiddeling een toepassing in het kader van een verwettelijkte vorm van de voormalige praetoriaanse probatie. Later wetgevend initiatief (’99) bracht deze werkvorm onder bij de Justitiehuizen, met een coördinerende kruispuntfunctie op het raakvlak tussen justitie en samenleving. De bij wet voorziene ‘commissie strafrechtstoepassingen’ vertoont veel gelijkenis met de stuurgroepen van de bemiddelingsdiensten. De installatie van deze commissies laat echter al jaren op zich wachten. De Bemiddeling in Strafzaken ontwikkelt zich inmiddels geheel los van de andere bemiddelingsmodaliteiten als een uitdrukkelijk binnen-gerechtelijke modaliteit van alternatieve afhandeling. Vanzelfsprekender leek een gezamenlijke en gecoördineerde ontwikkeling met de bemiddeling voor minderjarigen. Beide werkvormen hadden een zeer verwante ontstaansgeschiedenis en werken de facto samen in diverse bemiddelingsdiensten.
16
Sinds ’99 heet het aanbod ook hier ‘herstelbemiddeling’, precies om naar buiten uit te wijzen op de éénvormigheid en de samenhang. Ondanks heel wat onderhandelingen besliste de Vlaamse Gemeenschap eind 2000 de bemiddeling voor minderjarigen onder te brengen bij andere “herstelgerichte maatregelen” zoals vorming en gemeenschapsdienst en als dusdanig uitdrukkelijk een plaats te geven binnen de Bijzondere Jeugdbijstand. Suggnomè zag in de“Ondersteuningsstructuur Bijzondere Jeugdbijstand” een structurele tegenhanger tot stand komen. Inmiddels leek men aan de kant van de Vlaamse Gemeenschap eerder gewonnen voor een afzonderlijke provinciale structuur voor de minderjarigen, dan voor een gezamenlijk arrondissementeel herstelgericht aanbod. En dan is er het probleem van de budgetten. De implementatieopdracht had weinig zin als hieraan door de subsidiërende overheid niet de garantie van een graduele uitbouw van de beschikbare middelen werd gekoppeld. In morele zin was dergelijke garantie bij aanvang aanwezig. De eerste jaren kon Suggnomè bij de onderhandelingen in de regio’s aan zijn gesprekpartners verzekeren dat hun engagement tot medewerking aan het samenwerkingsverband rond herstelbemiddeling, door de Minister van Justitie onmiddellijk zou worden gehonoreerd met loon- en werkingsmiddelen voor minstens één bemiddelaar per arrondissement. Deze garantie kwam in 2001 plots te vervallen. Vanwege budgettaire moeilijkheden kon de subsidiërende overheid eerder aangedane beloften inzake uitbreiding van het aantal herstelbemiddelaars niet nakomen. Hiermee kreeg de geloofwaardigheid van Suggnomè, in de uitvoering van de implementatieopdracht, een zware slag. Zoals u uit volgende bladzijden zal afleiden heeft dit probleem zich het afgelopen jaar nog drastisch uitvergroot. Suggnomè heeft dit alles de voorbije jaren niet lijdzaam ondergaan. Zo hield de vereniging de voorbije jaren steeds nauw contact met de vertegenwoordigers van de bevoegde overheid, bij wie zij algauw op een zeker krediet kon rekenen. Tevens koos Suggnomè van meet af aan voor een grote transparantie ten aanzien van de magistratuur. Er bouwde zich een traditie op van jaarlijkse besprekingen met vertegenwoordigers van het parket-generaal uit de diverse ressorten. Bij al deze contacten was Suggnomè uitdrukkelijk pleitbezorger van een coördinerend en regelgevend initiatief vanwege de overheid, om het bemiddelingslandschap te behoeden voor wildgroei, verkruimeling en ongeloofwaardigheid. Deze bekommernis werd door onze gesprekspartners gedeeld. Op aandringen van mevr. DEKKERS, Procureur-generaal te Antwerpen, nam de Minister van Justitie in de loop van 2001 het initiatief tot het opstarten van een ‘werkgroep herstelgerichte afhandelingen’, met het oog op een betere omkadering en onderlinge afstemming op dit terrein van de diverse evoluties. Suggnomè betreurde dat bij deze werkzaamheden de sector van de minderjarigen voorlopig niet werd betrokken en dat de werkgroep algauw koos voor een veeleer pragmatische koers. Niettemin werd met deze werkgroep in de loop van 2002 zeker een stap in de goede richting gezet.
4.2. De territoriale uitbreiding in 2002: van vertraging naar voorlopige stilstand Uit voorgaande bladzijden komt wellicht reeds naar voren dat de veralgemening van het bemiddelingsaanbod als opdracht allerminst vlotjes uitvoerbaar was. Vooral de laatste jaren gingen de genoemde hindernissen in de praktijk van het werk zwaar doorwegen. Eén en ander vertaalde zich in een vertraging van het tempo van de uitbreiding. Hierbij waren misschien 17
nog het meest de budgettaire problemen van aard om de dynamiek af te remmen en onzekerheid en ongeloof te bevorderen. Niettemin is het totaalbeeld van 2002 inzake implementatie nog niet eens zo slecht. Duidelijk is dat, ondanks de soms precaire perspectieven, niet werd stilgezeten. Zo kon de inspanning van de voorbije jaren worden afgerond met de feitelijke opstart van de herstelbemiddeling in twee nieuwe arrondissementen. Pijnlijker is dat in andere regio’s lopende onderhandelingen bij gebrek aan perspectief op uitbreiding dienden te worden afgebroken. Het valt hierbij te vrezen dat de tot stand gebrachte interesse en bereidheid tot samenwerking, eens gefrustreerd, nog moeilijk opnieuw zal op te wekken zijn. Toen we in november met de verantwoordelijken van kabinet en administratie een gesprek hadden, werd daar in alle duidelijkheid gesteld dat de actuele budgettaire problemen elke verdere territoriale uitbreiding van herstelbemiddeling voorlopig onmogelijk maken. Geconfronteerd met deze voldongen feiten konden we moeilijk anders dan alles wat nog in diverse arrondissementen aan gesprekken lopende was zelf stop te zetten. We geven een gedetailleerder overzicht. Arrondissement Antwerpen Onze eerste gesprekken in deze regio dateren van het voorjaar ’98. Van meet af aan bleek hier een grote interesse aanwezig om aan herstelbemiddeling een plaats te geven. De magistratuur verzocht echter om uitstel, vanwege het gebrek aan mankracht. In de loop van 2000 werden de gesprekken hervat en kwam er een voorlopige stuurgroep tot stand. Op ons verzoek stelde de subsidiërende overheid voor het werkingsjaar 2001 middelen in het vooruitzicht voor aanwerving in Antwerpen van drie herstelbemiddelaars, waarvoor de stuurgroep begin 2001 concrete mensen selecteerde. In dezelfde periode gaf de bespreking van de protocols voor het samenwerkingsverband onverwacht aanleiding tot een massa discussie met en tussen parket, balie en onderzoeksrechters. In deze onzekere omstandigheden werd door de stuurgroep voorlopig slechts voor één aanwerving licht op groen gezet. Het duurde uiteindelijk tot eind 2001 vooraleer alle betrokkenen tot een akkoord kwamen over de precieze modaliteiten waarbinnen een praktijk van herstelbemiddeling in het arrondissement Antwerpen voorlopig van start kon gaan. Hierbij werd gekozen voor een model dat, mede gezien het grootstedelijk karakter van de regio doch ook om principiële redenen, in meerdere opzichten verschilt van de standaardafspraken in andere arrondissementen. De verschillen hebben vooral betrekking op een aanzienlijk minder actieve inbreng van het parket bij selectie en doorverwijzing van dossiers en een lichte uitvergroting hierbij van de rol van de onderzoeksrechters. Antwerpen kent sinds langer een aanzienlijke praktijk van bemiddeling bij minderjarigen, gevolgd door een eigen arrondissementele stuurgroep. Beide stuurgroepen verkozen voorlopig los van elkaar te blijven werken. Op 23 januari 2002 was het dan zover. Met de ondertekening door alle betrokkenen van de samenwerkingsafspraken kon de “Bemiddelingsdienst Arrondissement Antwerpen” van start voor een periode van zes maanden proefdraaien met herstelbemiddeling. Belangrijk pluspunt is dat we doorheen alle discussies inmiddels een stuurgroep hebben verkregen die met grote kritische zin, maar tegelijk met kennis van zaken en positieve gedrevenheid de werking opvolgt. Schaduwzijde van dit alles is dat we voor het uitstel een zware prijs hebben betaald. De actuele budgettaire omstandigheden laten immers geen bijkomende aanwervingen meer toe.
18
Via een eenmalige financiering konden we Antwerpen begin 2002 nog met één bemiddelaar versterken. Pijnlijk genoeg echter kon dit mandaat, toen het eind oktober afliep, niet worden verlengd. Inmiddels hebben beide bemiddelaars het voorbije jaar in Antwerpen al veel méér kunnen neerzetten dan enkel maar een eerste poging. Alles wijst er dan ook op dat niemand van de betrokken instanties momenteel geneigd is het aangegane engagement reeds te wijzigen of op te zeggen, integendeel. Voor gedetailleerde bespreking verwijs ik graag naar het verslag van collega Nancy Van Eynde verder in dit jaarverslag. Arrondissement Gent De eerste aanzet om herstelbemiddeling ingang te doen vinden in het arrondissement gaat terug tot het voorjaar ’99. Onder impuls van de directie van het Justitiehuis hadden we toen gesprekken met vertegenwoordigers van het parket, de balie en van de beide centra algemeen welzijnswerk. Het parket stelde zich echter zeer terughoudend op, zag niet wat t.a.v. dit bemiddelingsaanbod zijn opdracht kon zijn op en wilde de kwestie eerst nog verder onderzoeken. We ontvingen geen verder nieuws. Begin 2001 hadden we een gesprek met de onderzoeksrechters. Deze toonden zich bijzonder geïnteresseerd en beloofden werk te maken van verder overleg met de voorzitter van de rechtbank en met de heer Procureur des Konings. In de loop van januari werden we door de ondervoorzitter van de rechtbank van Eerste Aanleg uitgenodigd op een vergadering met vertegenwoordigers van het parket, de balie, het justitiehuis, het algemeen welzijnswerk. Initiatiefnemer was de voorzitter van de rechtbank, die, rekening houdend met de terughoudende opstelling van het parket, meer bepaald de mogelijkheden wou onderzoeken om een bemiddelingsaanbod te induceren op het moment van de correctionele zitting. We realiseerden ons dat hiermee een poort wordt openzet naar een nieuw, nog onvertrouwd terrein. Niet dat we grote verschillen voorzagen op niveau van de individuele bemiddelingen, maar het viel wel te verwachten dat de introductie zelf van het bemiddelingsaanbod op zittingsniveau een grote procedurele uitdaging zou vormen, die een zeer nauwe samenwerking met zittende en staande magistratuur, maar ook met balie en hulpverlening vooronderstelde. Hiermee zou voor ‘t eerst vanuit Suggnomè een stap kunnen worden gezet in de ontwikkeling van een herstelrechtelijke zittingsmethodiek. De bijeenkomst te Gent op 10 januari werd de start van een reeks vergaderingen die geleidelijk aan het karakter kregen van een voorlopige stuurgroep. Hierbij konden we terugvallen op de zeer uitgesproken motivatie bij de voorzitter en de ondervoorzitter, die op een zeer actieve wijze de voortgang van de besprekingen stimuleerden. Suggnomè kwam in de comfortabele positie zitten te worden ‘gevraagd’. Contacten met de heer stafhouder van de balie, met de beide centra algemeen welzijnswerk en met het justitiehuis leerden ons dat van daaruit actieve medewerking kon worden verwacht. Dit betekent echter niet dat de besprekingen zonder slag of stoot verliepen. Het parket verstrakte immers zijn positie en wenste hooguit in een waarnemende, ‘gedogende’ rol aan dit initiatief te participeren. Dit noodzaakte de initiatiefnemende groep tot een vrij fundamenteel
19
herwerken van de klassieke arrondissementele samenwerkingsprotocols, die in andere arrondissementen de basis vormden van de herstelbemiddeling. Men liet zich hierdoor echter niet ontmoedigen. Na enkele maanden leverden de besprekingen aangepaste protocolteksten op, alsook een procedure die de brug moest slaan tussen de strafrechterlijke en de bemiddelingstussenkomst, rekening houden met zowel de werkingsprincipes van de bemiddeling als deze van een behoorlijke strafrechtsbedeling. In de loop van de maand mei konden de deelnemers aan de voorlopige stuurgroep, aan hun resp. ‘achterban’, een uitgewerkt voorstel voorleggen. De bedoeling was dat het geheel van afspraken half juni door alle betrokken instanties zou worden ondertekend. Onder voorbehoud van de toekenning door de subsidiërende overheid van middelen voor één bijkomende kracht, zou een beloftevolle bemiddelingspraktijk hierop in het najaar kunnen van start gaan. In eerste instanties kwam er weerstand vanuit een geheel onverwachte hoek. Bij bespreking van het voorstel kwam de Raad van Bestuur van Suggnomè tot het besluit dat het uitgewerkte plan ons te ver afbracht van de gekende toepassing van de herstelbemiddeling en hierdoor afbreuk deed aan een streven naar homogeniteit. Verder vond men in de teksten weinig indicaties inzake de procedurele verantwoordbaarheid en de praktische werkbaarheid van het geheel. Een nieuwe bespreking in de Gentse groep, dit keer in aanwezigheid van de voorzitter van Suggnomè, nam deze twijfels weg. Wel werd overeengekomen om in de protocolteksten het accent te versterken op het vernieuwende, experimentele karakter van het Gentse initiatief en het verschil met de bestaande, ‘gestandaardiseerde’ herstelbemiddelingspraktijk in andere regio’s. Suggnomè engageerde zic h het voorstel in die zin aan te passen. De ondertekening werd verdaagd tot september. Inmiddels doemde echter een nieuw probleem op. In de loop van de zomer werd duidelijk dat uitbreiding van de middelen ook dit jaar allerminst voor de hand lag. De subsidiërende overheid hield inzake het Gentse initiatief de deur nog op een kier. In de loop van september viel echter het verdict inzake de besparingsmaatregelen. Hierbij werd zelfs op het reguliere budget beknibbeld. A fortiori werd hiermee de hoop teniet gedaan op korte termijn in Gent van start te kunnen gaan. Niettemin werden de samenwerkingsafspraken inzake het Gentse project op 26 september effectief door alle betrokkenen ondertekend. Men wilde hiermee minstens principieel het licht op groen zetten voor de introductie van een bemiddelingsaanbod. Het bekomen akkoord laat hiermee, zo gauw middelen voorhanden zijn, een spoedige opstart toe. Voorlopig geeft de realiteit de sceptici evenwel gelijk. Het is de vraag of het cynisme, dat in dergelijke omstandigheden al snel om de hoek loert, toekomstige ontwikkelingen niet in de weg zal blijken te staan. Binnen Suggnomè laat één en ander begrijpelijkerwijs een bittere nasmaak. Arrondissement Hasselt De voorbije jaren hebben we in dit arrondissement reeds een hele reeks contacten gelegd. Zoals elders vonden we ook hier grote bereidheid tot medewerking. Op basis hiervan dachten we reeds eind ’99 te komen tot installatie van het samenwerkingsverband, oprichting van de stuurgroep en selectie van de bemiddelaar. Wat onverwacht stootten we eind ’99 evenwel op bezwaren vanwege de heer Procureur des Konings, die het project weliswaar gunstig gezind
20
was, doch hierin geen rol voor het openbaar ministerie zag weggelegd. Hij wees hierbij op het gebrek aan wettelijk kader. In de loop van februari 2002 hadden we een nieuwe, toevallige ontmoeting met de procureur. Ten gevolge hiervan kregen we op 19 juni te Hasselt de gelegenheid tot nieuw overleg met enkele vertegenwoordigers van het parket en iemand van de balie. De gedreven interesse van de aanwezigen stemde ons erg optimistisch. In juli liet de heer procureur echter weten dat zijn standpunt ongewijzigd bleef en hij daarom niet akkoord zou gaan dat het parket zich zou inschrijven in het door Suggnomè beoogde samenwerkingsverband. Arrondissement Mechelen Sinds de oprichting van de Bemiddelingsdienst Arrondissement Leuven in ’96 hadden we geregeld contact met onze buren te Mechelen, waar zich gaandeweg bemiddelingsinitiatieven ontwikkelden, deels op politioneel niveau (stadsbesturen Mechelen en Lier sinds ’96), deels voor minderjarigen (VZW Ivo Cornelis sinds ’99). De implementatie van herstelbemiddeling, als aanvullende steen in de mozaïek van het reeds bestaande, bleek geen evidentie. In de loop van 2000 werd Suggnomè betrokken bij een poging om in het arrondissement te komen tot een beter gecoördineerd aanbod van herstelgerichte initiatieven. In de schoot van de stuurgroep, die in dit kader tot stand kwam, werd in 2001 8 besloten om, naast het politionele aanbod en de herstelgerichte maatregelen voor minderjarigen, ook een herstelbemiddelingspraktijk voor volwassenen op te starten. In het vooruitzicht hiervan selecteerde de stuurgroep eind 2001 uit veertig kandidaten, een bemiddelaar. Tegelijk werd de principiële beslissing genomen het bemiddelingsaanbod te bundelen tot één dienst, met, waar nodig, lokale ‘filialen’. Het jaar 2002 kondigde zich voor Mechelen dan ook beloftevol aan. Toch verliep 2002 in Mechelen niet geheel over rozen. In de loop van januari waren de protocolteksten nog het voorwerp van discussie met en tussen het parket, de balie, en de onderzoeksrechters. De tekst diende inderhaast nog voorzien van een aantal wijzigingen. Meer in het bijzonder dienden de onderzoeksrechters de garantie te krijgen dat de herstelbemiddeling onder geen enkel voorwendsel de normale rechtsgang in de weg kon komen te staan en geen aanleiding zou vormen tot systematische vertraging. Nog weken hing een akkoord aan een zijden draad. Op 8 maart kon deze slopende periode worden afgesloten met een plechtige ondertekening door alle betrokken instanties van de uitgewerkte documenten. Hierdoor werd de reeds vele maanden bestaande stuurgroep geformaliseerd als herstelgerichte arrondissementele overlegstructuur en werd een startschot gegeven voor de herstelbemiddelingspraktijk in het Mechelse. Collega Tina Jammaers kon uiteindelijk écht aan de slag. Enkele maanden later leek het geheel nog uit te draaien op een valse start. De besparingsmaatregelen van de overheid betroffen o.m. de middelen voor Mechelen. Slechts een organisatorische kunstgreep en veel goodwill van de medewerkers kon het gevaar bezweren dat de Mechelse herstelbemiddeling in oktober reeds zou zijn opgedoekt. Tina diende het de laatste maanden van 2002 voorlopig wel met een halftijds mandaat te stellen. 8
Suggnomè vzw, Jaarverslag 2001, p. 16-17.
21
De onzekerheid die één en ander genereerde kwam de geloofwaardigheid van het project bij sommige partners zeker niet ten goede. Dit maakte de opdracht van Tina niet eenvoudiger. Hierover laten we haar liever zelf aan het woord verder in dit jaarverslag. Arrondissement Turnhout Turnhout is één van de weinige regio’s die de afgelopen jaren wat aan onze aandacht ontsnapte. Weliswaar is collega Dirk Dufraing hier sinds het voorjaar 2001 werkzaam. Zijn opdracht betreft echter de bemiddeling in de fase van de strafuitvoering en concentreerde zich tot nog toe vrijwel uitsluitend op het Penitentiair Schoolcentrum te Hoogstraten 9. Hierbij kan hij ook terugvallen op het advies en de occasionele medewerking van o.m. een aantal medewerkers van het justitiehuis en het algemeen welzijnswerk. Van een echte arrondissementele verankering is momenteel evenwel nog geen sprake. Anders ligt dat voor de sector van de minderjarigen, waar de vzw Neerhof inzake bemiddeling sinds ’99 de motor is achter een bloeiende ontwikkeling. Naar Leuvens voorbeeld beschikt men hierbij over een arrondissementele stuurgroep met actieve medewerking van jeugdrechtbank (+ soc. dienst), parket, balie en een aantal hulpverlenende instanties. In het voorjaar van 2002 gingen we vanuit Suggnomè gerichter op zoek naar structurele samenwerking, waarbinnen we ons aanbod van herstelbemiddeling een plaats hoopten te geven. Zo hadden we verkennende contacten met de directie en medewerkers van het justitiehuis, met medewerkers van de dienst slachtofferhulp en met vertegenwoordigers van de balie en het parket. Overal stond men principieel open voor samenwerking rond een aanbod van herstelbemiddeling. Zowel de stafhouder van de balie als de Procureur des Konings bevestigden formeel hun interesse. Een datum werd vooropgesteld voor de start van een meer formele bespreking van de samenwerkingsprotocols. Om nodeloze versnippering tegen te gaan stelden we onze plannen in juni voor tijdens een bijeenkomst van de stuurgroep rond de herstelgerichte initiatieven voor minderjarigen. We opperden hierbij de mogelijkheid dat de bemiddelingspraktijk voor volwassenen zich, mits enige uitbreiding in de samenstelling van de bestaande stuurgroep, onder dezelfde coördinerende en sturende structuur zou kunnen organiseren, conform de stuurgroepen in Brugge, Kortrijk, Leuven en sinds kort ook Oudenaarde. Men voelde hier weliswaar voor, maar men drukte tegelijk de bezorgdheid uit voor de eigenheid van de beide terreinen, zeker ook als hierbij tevens de praktijk van de bemiddeling in de fase van de strafuitvoering onder de bevoegdheid van de stuurgroep zou worden gebracht. Op de vergadering van 8 oktober bleek onder de aanwezigen een creatieve tussenoplossing uitgewerkt, waarbij een algemene, coördinerende stuurgroep de mogelijkheid niet uitsloot van specifieke, méér projectgebonden werkgroepen. Helaas dienden we, uitgerekend op dat moment, de boodschap te brengen dat, gegeven de budgettaire omstandigheden, een uitbreiding van onze herstelbemiddelingspraktijk naar de regio Turnhout voorlopig volstrekt niet tot de mogelijkheden behoorde. In dat licht achtten we het niet aangewezen onze onderhandelingen met de lokale gesprekspartners verder te zetten. Half oktober brachten we deze boodschap formeel over aan de Procureur des Konings, de stafhouders van de balie en de directies van het justitiehuis en het algemeen welzijnswerk.
9
We verwijzen naar het deel “Bem iddeling in de fase van de strafuitvoering”, verderop in dit jaarverslag.
22
Samenvattend Suggnomè moet niet eens verlegen zijn met wat er de voorbije maanden op het vlak van de implementatie van de herstelbemiddeling werd gerealiseerd, integendeel. In het voorjaar kon nog in twee bijkomende arrondissementen worden opgestart en ook Gent en Turnhout zouden zich, mits de nodige budgettaire ruimte, wellicht op korte termijn aan onze lijst hebben kunnen toevoegen. Het is dit gebrek aan middelen dat de implementatie-dynamiek, begin 2002 nog op kruissnelheid, naar het einde van het jaar toe brutaal heeft afgebroken. Hierdoor ontstond een ongemakkelijke paradox: de overheid lijkt aan te dringen op een veralgemeend bemiddelingsaanbod, betaalt iemand om hiervoor op plaatselijk niveau de noodzakelijke openheid én coördinerende structuren te creëren, doch blijkt niet in staat om, eens dit resultaat bereikt, over de brug te komen met een volstrekt minimum aan opstartmogelijkheden. Het is duidelijk dat in deze omstandigheden van verdere territoriale uitbreiding van de werking voorlopig geen sprake kan zijn. Misschien weerstaan we beter aan de neiging dit te dramatiseren en moeten we trachten ons voordeel te doen met de onverwachte ademruimte die zich nu plots aandient. Te vrezen valt echter dat dit een moeilijke boodschap is voor de plaatselijke instanties, die zich nog maar eventjes hebben laten verleiden tot enthousiasme voor een zich aandienend perspectief. Ongetwijfeld zijn er onder hen die zich enigszins bedrogen voelen en bij een volgende gelegenheid wel twee keer zullen nadenken alvorens zich opnieuw te laten aanspreken.
4.3. Implementatie naar de diepte toe: verdere stappen in de conceptualisering 4.3.1. Het gevecht voor de eenvormigheid van het aanbod Op territoriaal vlak hebben we in de uitvoering van de implementatie-opdracht klaarblijkelijk de limiet van het voorlopig haalbare bereikt. We moeten durven stellen dat dit misschien niet enkel om budgettaire redenen het geval is. De keuze voor de “multi -agency-approach”, het lokale samenwerkingsverband, van waaruit Suggnomè de herstelbemiddeling in elk arrondissement wil opstarten, maakt de implementatie tot een uiterst ambitieuze bedoening. Als kleine vereniging haalt Suggnomè zich hiermee niet slechts de bewijslast van de herstelbemiddeling als methode op de hals, doch tevens deze inzake een zeer specifieke structurele inplanting van dergelijk aanbod. We menen dat de bemiddelingspraktijk én de hieruit voortvloeiende invulling van de notie ‘herstelrecht’, ons hiervoor goede argumenten verschaft10. Niettemin was het van meet af aan de vraag of Suggnomè wel zwaar genoeg zou wegen om één en ander overal op gang te trekken én op een gelijkvormige wijze aan elkaar te houden. Bij vorige gelegenheden hebben we dit probleem reeds herhaaldelijk aangestipt11 waarbij we al jaren signaleren dat zich voor de implementatie van de herstelbemiddeling een nieuwe periode aankondigt, waarbij de nood aan regelgeving en coördinerend beleidsinitiatief zich steeds meer doet voelen. De ervaringen in 2002 brengen terzake enkel maar bijkomende illustraties aan. 10
VAN GARSSE, L., ‘Op zoek naar herstelrecht: overwegingen na jaren bemiddelingswerk’, Panopticon, 22, 2001, p.423-446. 11 Suggnomè vzw, Jaarverslag 2000, Deel 1, p. 12. Suggnomè vzw, Jaarverslag 2001, Deel 1, p. 19 e.v.
23
We signaleerden hoger reeds dat de implementatie in de arrondissementen Antwerpen en Mechelen gepaard ging met soms heftige discussie inzake de inhoud van het protocol. De discussies verliepen doorgaans in een constructieve sfeer en hebben ons eigen denken rond ons aanbod sterk uitgediept en verrijkt. Toch kon niet worden vermeden dat de door Suggnomè voorgestelde standaard-afspraken soms vergaand dienden te wijken voor weerstanden en percepties op het terrein, die nogal eens teruggingen op onderlinge spanningsverhoudingen tussen onze gesprekspartners. Bij dit alles werden de basisprincipes zelf van de bemiddeling nu en dan ernstig op de proef gesteld. Nu en dan diende Suggnomè zwaar aan de noodrem te trekken, op risico een obstakel te worden in de zelfgeïnitieerde onderhandelingen. Resultaat van dit alles is dat de grote eenvormigheid van in de beginjaren gaandeweg hier en daar is moeten wijken voor soms ingrijpende interarrondissementele verschillen voor wat de positie betreft die aan de herstelbemiddeling bij protocol wordt gegeven. Het voorbeeld van Gent bevestigt deze evolutie in extreme zin. In hoge mate geconditioneerd door de bijzonder terughoudende opstelling van het parket, werd hier, onder de wervende impuls van voorzitter en ondervoorzitter van de rechtbank, de mogelijkheid van een geheel nieuwe positionering van de herstelbemiddeling uitgewerkt. Vanuit inhoudelijk standpunt bood de voorgestelde introductie van het bemiddelingsaanbod op zittingsniveau een ongemeen boeiend en vernieuwend perspectief. Begrijpelijkerwijs echter (zij het veeleer laattijdig) had de Raad van Bestuur van Suggnomè hierbij een voorzichtigheidsreflex. Om de homogeniteit van het aanbod minstens als werkprincipe niet los te laten, drong men erop aan de Gentse plannen in het geheel van de werkzaamheden van Suggnomè een duidelijk ‘apart statuut’ te geven. Ook in arrondissementen waar de herstelbemiddeling op eenvormige wijze werd opgestart, ontwikkelen zich gaandeweg slechts moeizaam te corrigeren verschillen, en dit in het bijzonder met betrekking tot het verwijzingsbeleid. Dit heeft, bij wijze van voorbeeld, voor gevolg dat in het éne arrondissement zeer vaak vanuit gerechtelijk onderzoek op herstelbemiddeling een beroep wordt gedaan, waar dit op andere plaatsen hoogst uitzonderlijk is. In het éne arrondissement blijft de bemiddeling een marginaal verschijnsel, waar men elders periodiek overspoeld wordt door dossiers. De kwaliteit van de lokale verankering van het project blijft in té grote mate een kwestie van concrete personen. 4.3.2. De stuurgroepformule op de proef gesteld Deze opsomming klinkt misschien al te alarmerend, alsof de herstelbemiddeling, na een succesvolle startperiode, aan een desintegratieproces is begonnen. Dit is geenszins het geval. Veeleer wordt, door de forse uitbreiding van het project, geleidelijk de druk vergroot om structurele onduidelijkheden uit te zuiveren. De grote vraag hierbij is wie hiertoe het gezag heeft. Consequent aan ons concept moeten we hierin initiatief verwachten vanuit de diverse stuurgroepen. Was het niet de bedoeling dat dit multidisciplinaire arrondissementele samenwerkingverband de motor zou zij van een plaatselijk beleid inzake herstelrechtelijke initiatieven? De praktijk wijst uit dat dit nog lang geen evidentie is. Het grootste deel van de stuurgroepen is hooguit twee, drie jaar aan het werk. Hierbij mag niet uit het oog worden verloren hoe nieuw en ongewoon de formule is, waarbij magistratuur, balie, welzijnwerkers en politiemensen voorondersteld worden open en evenwaardig met elkaar in gesprek te gaan rond de structurele implicaties van eenieders achterliggende basisrationaliteit.
24
Geheel logisch bevinden de meeste stuurgroepen zich in dit onwennige, verkennende stadium, een onwennigheid waaraan ook de medewerkers van Suggnomè niet geheel ontsnappen. Dit komt tot uiting in de aard van de agenda’s van de bijeenkomsten waarin vaak het hoofdaccent ligt op mededelingen en rapportage m.b.t. de activiteiten, en slechts mondjesmaat reële discussie wordt geïnitieerd. We zien het ook in de nogal wisselende vertegenwoordiging van sommige partners, hetgeen erop wijst dat sommige instanties terzake eerder een aanwezigheids- dan een participatiepolitiek voeren. Eerder zelden komt het voor dat één van de partners min of meer systematisch verstek laat gaan. Het lijk erop dat we op dit gebied stilaan een kritisch punt bereiken. Geconfronteerd met de dreigende verschraling van de besprekingen worden binnen diverse stuurgroepen fundamentele vragen op tafel gelegd. Deze hebben betrekking op het statuut en het relatieve gewicht van dergelijk samenwerkingsverband. Men wil de discussies op een meer gerichte manier gevoerd zien en dringt aan op actievere uitwisseling van visies tussen de diverse partners én tussen de arrondissementen. Men contesteert de relatieve onduidelijkheid in de opdrachtomschrijving van de stuurgroepen en dringt erop aan dat Suggnomè, als initiatiefnemer, hiervan werk maakt. Tevens oppert men de mogelijkheid om ook andere vernieuwde werkvormen van deze samenspraak te laten profiteren. In dat verband werd het verzoek van de herstelconsulenten binnen de gevangenissen om te kunnen deelnemen aan de stuurgroepbijeenkomsten, zowat overal met positieve nieuwsgierigheid verwelkomd. Een moeilijkheid blijft evenwel dat de hele idee van de stuurgroep vanuit sommige hoeken nog steeds wordt beschouwd als een loshangende constructie ‘sui generis’, exclusief ter opvolging van de werkzaamheden van de lokale bemiddelaar(s). Hiermee wordt de hoofdbedoeling van het samenwerkingsverband, zoals verwoord in het ‘Basisprotocol Bemiddeling in Delictsituaties’ ge makkelijkheidshalve genegeerd. Vanuit dergelijk uitgangspunt is de rendementsvraag een comfortabel alibi voor een geleidelijk desengagement. Het weze duidelijk dat het bouwwerk van het arrondissementele samenwerkingsverband in de actuele stand van zaken een beslissende rol zou kunnen spelen. Het is echter de vraag of deze jonge, ambitieuze constructie al in staat is deze verwachting in te lossen, zonder dat ze hierbij kan terugvallen op een duidelijke erkenning vanwege het beleid. 4.3.3. Het is moeilijk verankeren in een bewegend veld. 4.3.3.1. De bemiddeling voor minderjarigen De lezer weet wellicht dat de praktijk van herstelbemiddeling in oorspong kon profiteren van de ervaringen binnen het Oikoten-vereffeningsproject, waarbinnen op bescheiden schaal werd geëxperimenteerd met gesprekken tussen minderjarige daders en slachtoffers. Het concept van de Bemiddelingsdienst Arrondissement Leuven stelde een gezamenlijke en gecoördineerde ontwikkeling voorop van de dader-slachtofferbemiddeling, ongeacht de leeftijd van de dader. Binnen de Vlaamse Gemeenschap, bevoegd voor het project bij de minderjarigen, bleek men de voorbije jaren niet zondermeer gewonnen voor dit “eenheidsconcept”. In een omzendbrief van eind 2000 koos mevr ouw Vogels, Minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, voor een veeleer categoriale opbouw, waarbij bemiddeling voor minderjarigen als ‘herstelgerichte maatregel’ naast vorming en gemeenschapsdienst, een plaats kreeg binnen bestaande voorzieningen Bijzondere
25
Jeugdbijstand. De implementatie en de ondersteuning hiervan werd hierbij overgedragen aan de vzw Ondersteuningsstructuur Bijzondere Jeugdbijstand. 12 Deze beleidsoptie staat niet in de weg dat de projecten voor minderjarigen in diverse arrondissementen als volwaardig deelproject participeren aan de arrondissementele stuurgroep. Dit is het geval in Leuven, Kortrijk, Brugge en Oudenaarde. In de drie eerste regio’s zijn de bemiddelaars trouwens op een gezamenlijk e locatie gehuisvest en profileren ze zich naar buiten uit als één arrondissementele dienst. In Mechelen was het Suggnomè die zich aansloot bij een stuurgroep die oorspronkelijk in functie van de minderjarigen was opgestart. Ook vanuit de Ondersteuningsstructuur Bijzondere Jeugdbijstand (OSBJ) stimuleert men veeleer een samengaan dan een afsplitsing. Op iedere stuurgroepvergadering is steevast een vertegenwoordiger van de OSBJ aanwezig. Bovendien werd door de OSBJ het voorbije jaar nog veel energie besteed aan de uitwerking en onderhandeling van een specifiek “deel protocol” voor minderjarigen, analoog met datgene wat voor herstelbemiddeling meerderjarigen al diverse jaren gangbaar is. Het was de Brugse stuurgroep die in de loop van 2002 als eerste dergelijk deelprotocol ondertekende. Toch bleef ook het voorbije werkjaar op gezette tijden een spanning duidelijk tussen het pedagogische en het herstelrechtelijke discours. Zo blijft er wat onbehagen rond de vraag in hoeverre gemeenschapsdienst en vorming wel onder de noemer van herstel kunnen worden geplaatst. Met uitzondering van Mechelen komen deze maatregelen op de bijeenkomsten van de stuurgroepen niet ter sprake. Inmiddels organiseren de medewerkers aan ‘herstelgerichte maatregelen’ voor minderjarigen zich ook provinciaal in eigen, afzonde rlijke overlegstructuren. Bij onze partners van de OSBJ zagen we het voorbije jaar serieuze verschuivingen. In de loop van het jaar werd de cel ‘herstelgerichte maatregelen’ verder uitgebouwd en beter bestaft. Recent gaf de Vlaamse overheid aan de werkzaamheden ook een grote financiële bestaanszekerheid. Tegelijk werd de opdracht aanzienlijk verruimd, waardoor het relatieve belang van de herstelgerichte maatregelen binnen het geheel van hun opdracht momenteel ter discussie staat. 4.3.3.2. De Justitiehuizen en de Bemiddeling in Strafzaken De oorsprong van de Bemiddeling in Strafzaken, geregeld bij wet (art. 216 ter SV) dateert van exact dezelfde periode als deze van de herstelbemiddeling. Voorzien van een wettelijk statuut heeft de Bemiddeling in Strafzaken zich op een geheel afzonderlijke wijze ontwikkeld. In de evolutie van herstelbemiddeling werd de idee om ook deze bemiddelingsmodaliteit te betrekken in een gecoördineerde arrondissementele dienstverlening aan justitiabelen, nooit geheel verlaten. Op het terrein werden de collega’s strafbemiddelaars actief betrokken bij de implementatie van de herstelbemiddeling en vaak konden we in de opstartende stuurgroepen rekenen op hun uitgesproken inhoudelijke motivatie, hun kennis van zaken en een daadwerkelijke collegiale steun. Structureel was de samenwerking evenwel beperkt tot het verlenen, op vraag van de herstelbemiddelaar, van inhoudelijk advies in individuele bemiddelingsdossiers op niveau van het zgn. begeleidingsteam.
12
Suggnomè vzw, Jaarverslag 2000, p.11-13. Suggnomè vzw, Jaarverslag 2001, p. 19-20.
26
Met het ontstaan van de Justitiehuizen hoopten we een schitterende mogelijkheid te treffen om aan de arrondissementeel coördinerende structuur voor het geheel van de daderslachtofferbemiddeling op een geofficialiseerde wijze gestalte te kunnen geven. Tot ons genoegen stelden we vast dat de nieuw opgerichte justitiehuizen zich door ons op hun kruispuntfunctie lieten aanspreken. Zo worden de stuurgroepbijeenkomsten in meerdere arrondissementen binnen het justitiehuis georganiseerd en wordt het voorzitterschap van de vergadering veelal door een vertegenwoordiger van het Justitiehuis waargenomen. Toegegeven, het perspectief van de mogelijke integratie in dit geheel van de Bemiddeling in Strafzaken, was hier nog niet aan de orde. Waar we hadden verwacht dat de justitiehuizen zich gaandeweg nog meer op deze coördinerende rol zouden profileren, vonden we hiervan het voorbije jaar in de praktijk niet bijzonder veel terug. In sommige regio’s was de opstelling van het Justitiehuis veeleer terughoudend. De directies verwezen hierbij naar onduidelijkheden op het beleidsniveau. Begin juli stapten we met onze vragen naar de regionale directeurs van de Justitiehuizen. Zij verwezen naar de grote hervormingen in het kader van het zgn. ‘Copernicusplan’ en stelden dat de actuele onzekerheid momenteel een gericht, inhoudelijk beleid in de weg staat. 4.3.3.3. Het project “Kruispuntinitiatieven” van de Vlaams e Gemeenschap Een ander perspectief op beleidsmatige coördinatie was gegeven in een initiatief vanuit de Vlaamse Overheid. Reeds meerdere jaren leeft ook hier de stelling dat de grote diversiteit aan initiatieven op het parajustitiële veld een grotere aandacht vanwege het beleid noodzaakt. Binnen de Administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap werd in de loop van 2001 een “Beleidscel Samenleving en Criminaliteit“ opgericht. Het was de bekommernis van de overheid dat deze cel op een soepele manier in dialoog zou zijn met het zeer complexe praktijkveld. Men sprak van de oprichting van een “pendant”, als praktijkgeoriënteerde tegenhanger van de beleidsgeoriënteerde beleidscel. Suggnomè deelde de bekommernissen inzake de dringende noodzaak van een coördinerend initiatief. Het was dan ook met een zekere vanzelfsprekendheid dat we ons, als één van de initiatiefnemende partners, inschreven in het samenwerkingsverband ”Project Kruispuntinitiatieven Justitie-Welzijn-Veiligheid” dat in 2001 van wal stak. In eerste instantie werden door de projectwerkers een drietal rapporten geschreven, één voor elk deelterrein, met hierin a.h.w. een eerste overzicht van het veld. 13 Toen echter in de loop van deze oefening steeds meer de vraag rees naar de beleidsmatige implicaties van de bevindingen, groeide het onbehagen over het feit dat de andere bij het terrein betrokken overheden, met name de federale ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken, niet of nauwelijks bij dit opzet waren betrokken. Als vertegenwoordigers van Suggnomè, een organisatie die zich, om duidelijk inhoudelijke redenen, zeer bewust op het snijvlak van bevoegdheden probeert te profileren, waren we bij de eerste die dit probleem hebben aangekaart. We voelden ons hierbij niet steeds gehoord. In het voorjaar 2002 nam het samenwerkingverband een aanloop tot de uiteindelijke beleidsaanbevelingen. Er werd heel wat van gedachten gewisseld over de idee van een “kruispunt tussen de verschillende rationaliteiten”, en hoe deze idee in praktijk te brengen. 13
Zie o.m. REGELBRUGGE, M., Project Kruispuntinitiatieven Justitie-Welzijn-Veiligheid: Tussentijds rapport in opdracht van het Ministerie van Vlaamse Gemeenschap, Nov. 01. Onuitg.
27
Tenslotte werd het ambitieuze voorstel neergelegd tot de oprichting van een evenwichtig gecofinancierd “Forum voor Kruispuntbeleid en Expertiseontwikkeling”, samengesteld op initiatief van de drie betrokken overheden met, in haar beleidsadviserende functie, een relatieve autonomie. 14 Men realiseerde zich terdege dat hiermee een zeer principiële opstelling werd genomen, die wellicht veel verder ging dan datgene wat de Vlaamse Gemeenschap als subsidiërende overheid met het project voor ogen had. Suggnomè ondersteunde deze optie echter uitdrukkelijk. Te lang immers had men in en rond dit project geleefd met het gevoelen te werken onder vlaggen die de feitelijke lading niet konden dekken. Aan deze dubbelzinnigheid wilden wij, samen met meerdere andere betrokkenen, absoluut een einde stellen. Inmiddels gebeurde wat voorspelbaar was. De Vlaamse overheid nam akte van de beleidsaanbeveling, doch nam in deze materie tot op heden geen verder initiatief. Wel zouden er besprekingen lopen tot versterking van de sectorale ondersteuning van het ‘forensisch welzijnswerk’ als onderdeel van het bredere “Algemeen Welzijnswerk”. Waarmee het Project Kruispuntinitiatieven feitelijk ophield te bestaan. 4.3.4. Verdere stappen op het spoor van de verwettelijking 4.3.4.1. De ministeriële werkgroep “Herstelgerichte Bemiddelingsinitiatieven” De gedachte aan de noodzaak van een solide wettelijk kader zijn ongeveer zo oud als de bemiddelingspraktijk zelf. De initiatiefnemers opperden dat enkel met een wettelijk statuut een zekere dam kon worden opgetrokken tegen de voortdurende onmiddellijke afhankelijkheid van de wisselende interesse van individuele personen of beleidsinstanties. Hoger verduidelijkten we reeds hoe onze contacten in de diverse arrondissementen in toenemende mate in dezelfde richting wezen. Onze gesprekspartners waren duidelijk: zonder wettelijk kader was er geen enkele garantie op éénvormige ontwikkeling van het bemiddelingsaanbod en bleef ook de hele idee van het arrondissementeel samenwerkingsverband een constructie op los zand. Anderzijds: de ervaringen uit binnen- en buitenland leren dat onvoldoende ondoordachte verwettelijking ook de definitieve bevestiging kan zijn van verstarring en recuperatie. We bespraken dat probleem de voorbije jaren herhaaldelijk met o.m. vertegenwoordigers van de parketten-generaal. Op verzoek van mevr. DEKKERS, Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Antwerpen, ging de minister van Justitie in 2001 over tot de oprichting van een werkgroep “Herstelg erichte Bemiddelingsinitiatieven”. De werkgroep werd samengesteld uit vertegenwoordigers uit beide landsdelen van het ministerie van justitie (kabinet en administratie), het parket-generaal, de justitiehuizen, de herstelconsulenten en de voor herstelbemiddeling bevoegde diensten Suggnomè en Médiante. Aanvankelijk leek het de bedoeling beleidsvoorbereidend denkwerk te doen in de richting van een coördinerende regelgeving voor het geheel van de zich ontwikkelende dader slachtofferbemiddeling. Men koos er echter voor om de gemeenschappen, verantwoordelijk voor de bemiddeling bij minderjarigen, voorlopig niet te betrekken. Deze keuze is tekenend voor een spanning tussen een principiële en een pragmatische benadering, die de werkzaamheden van deze werkgroep bij momenten zeer sterk heeft 14
NUYTS, K., Beleidsaanbevelingen ten aanzien van de Vlaamse Gemeenschap; Het Project KruispuntInitiatieven, Deel 1, Overkoepelend, juli 2002, onuitg.
28
beïnvloed. Toen uiteindelijk werd beslist ook de bemiddeling in strafzaken niet tot het thema van de bespreking te rekenen, werd duidelijk dat de pragmatische optie het had gehaald. Uiteindelijk werden de werkzaamheden uitsluitend geconcentreerd op een verfijning van de regelgeving inzake “herstelbemiddeling” waarin reeds de principiële keuze tot vervolging is geïmpliceerd. Wel was men bereid de denkoefening uit te breiden tot en met de mogelijkheden van een bemiddelingsaanbod in de fase van de strafuitvoering. Na een moeizame, soms chaotische start boog de werkgroep zich vanaf begin 2002 op een wat meer systematische wijze achtereenvolgens over de thema’s “mandaatverlening”, “deontologie van de bemiddelaar” en “feed -back aan de gerechtelijke instantie”. Hierbij werden op een aantal punten interessante nieuwe evenwichten gevonden. Op gezette tijden werden de besprekingen evenwel ingrijpend extern beïnvloed. Zo diende in januari een extra vergadering te worden bijeengeroepen voor de bespreking van een wetsvoorstel waarmee enkele PRL’ers de bestaande praktijk van bemiddeling in strafzaken aanzienlijk wilden wijzigen. 15 In mei was er een nieuwe schokgolf. Geconfronteerd met het advies van de Raad van State stelde de administratie de vraag naar de zin van de verdere werkzaamheden van de werkgroep, nu het voortbestaan van herstelbemiddeling zelf, blijkbaar acuut in vraag kwam te staan.16 De werkgroep besliste in eerste instantie de reeds gevoerde discussies minstens uit te schrijven in een eindtekst ten behoeve van het beleid. Bij nader toezien betrof de opmerking van de Raad van State inzake herstelbemiddeling overigens niet het principe van het bemiddelingaanbod, doch veeleer de overstap, zonder wettelijk statuut, van een projectmatige naar een reguliere subsidiëring. Toch is de werkgroep sindsdien, ook wel in het licht van een aflopende legislatuur, gericht beginnen werken aan een voorlopig eindproduct. Mevr. Brigitte Collin, coördinator van de Franstalige herstelconsulenten, gaf hiertoe, met een schematische samenvattende nota, een interessante aanzet. De bedoeling was dat deze nog voor het einde van het kalenderjaar als eindtekst zou kunnen worden gefinaliseerd. Herhaaldelijk uitstel van de vergaderingen maakte dit echter onmogelijk. Niettemin kwam de werkgroep inmiddels een laatste keer samen. De tekst wordt nu nog op enkele punten aangepast. Terugblikkend op deze ervaring is de balans gemengd. Rekening houdend met de aanvankelijke verwachtingen kan het resultaat moeilijk anders dan teleurstellen. De eindtekst laat de hele sector van de minderjarigen terzijde, rept met geen woord over mogelijkheden van schaderegeling en bemiddeling op politioneel niveau en parkeert de herstelbemiddeling zedig naast de bemiddeling in strafzaken. Tevens spreekt de tekst zich in het geheel niet uit inzake het delicate bevoegdheidsprobleem en beperkt zich tot de stelling dat de bemiddelaars dienen te beschikken over een officiële erkenning vanwege de bevoegde overheden én over een controleerbare deontologische code.
15
Cfr. DE PERMENTIER C., CAHAY-ANDRE, P., en HERZET, J., Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering om de rechter in strafzaken de mogelijkheid te bieden de partijen voor te stellen het dossier naar een ambtenaar van de Dienst Justitiehuizen te verwijzen, Belgisch Kamer van Volksvertegenwoordigers, 3 dec. 2001. 16 Het betreft hier het advies 32.417/2 van 11 febr. 2002 over een ontwerp Koninklijk Besluit vanwege de minister inzake de subsidiëring van organismen die voorzien in een gespecialiseerde omkadering voor burgers die betrokken zijn bij een gerechtelijke procedure.
29
Toch vallen er ook belangrijke winsten te noteren. Er werd voor ’t eerst een consequente lijn uitgezet tussen bemiddeling voor en na het vonnis. De principes van vertrouwelijkheid en vrijwilligheid werden hierbij geradicaliseerd. De rol van de gerechtelijke instantie t.a.v. de bemiddeling werd zuiverder gesteld, waarbij een interessant onderscheid werd geïntroduceerd tussen “aanbod” en “mandaatverlening”, … We hopen oprecht dat het geleverde werk tijdens een volgende legislatuur een handvat zal zijn tot verdere beleidsontwikkeling inzake bemiddeling. In afwachting willen we de eindtekst, eens ter beschikking, graag ter bespreking voorleggen in de verschillende stuurgroepen. Het is onze overtuiging dat dergelijke besprekingen nog boeiend bijkomend materiaal zullen opleveren. 4.3.4.2. Het thema van de verwettelijking binnen Suggnomè: zeiloefeningen bij stormweer Als jonge vereniging verhoudt Suggnomè zich wat ambivalent ten aanzien van de mogelijke verwettelijking. Aan de ene kant zien medewerkers en Raad van Bestuur hierin een dringende noodzaak, zeker ook in functie van verdere implementatie en consolidatie van het bemiddelingsaanbod. Wanneer het er echter op aan komt concrete stappen te zetten voelt men zich veelal bevangen door een grote onvertrouwdheid met het terrein en door de angst met snelle beslissingen de eigen werking nodeloos te hypothekeren. Gevolg is dat Suggnomè, als organisatie, op dit terrein voorlopig weinig continuïteit laat zien in de ondernomen acties en een grote afhankelijkheid van externe impulsen. Dit beeld werd het afgelopen jaar in hoge mate bevestigd. Geconfronteerd met de oprichting van de ministeriële werkgroep “Herstelgerichte Bemiddelingsinitiatieven” werd een sluimerende interne werkgroep “wettelijk kader” ni euw leven ingeblazen. Tegelijk werd, met een brief aan de voorzitters van de stuurgroepen, een poging gedaan om de ruimere “achterban” bij deze denkoefening te betrekken. Eén en ander liep echter niet van een leien dakje. De werkzaamheden van de ministeriële werkgroep misten de inhoudelijke opbouw en de continuïteit, die een systematische terugkoppeling van de gevoerde discussie naar de eigen geledingen mogelijk moesten maken. Het geheel was vaak te verwarrend om zelfs de eigen bemiddelaars, laat staan de stuurgroepen, hierin wegwijs te maken. Ook de interne werkgroep verdwaalde meermaals bij het overwegen van de zo tegenstrijdige signalen die men te interpreteren kreeg. Sommige hiervan spoorden krachtig aan resoluut en hoogdringend te kiezen voor één bepaalde figuur, hierbij alles op alles zettend. Andere maanden aan tot voorzichtigheid. Ze bepleitten veeleer om, in een uitdrukkelijk afwachtende houding, te weerstaan aan alle druk en maximaal te blijven investeren in een kwalitatief hoogstaande, exemplarische bemiddelingspraktijk. Met hoger genoemde advies van de Raad van State leek één en ander plots in een beslissende stroomversnelling te zijn gebracht. In overleg op 14 juni met vertegenwoordigers van kabinet en administratie van het Ministerie van Justitie werden de vzw’s Suggnomè en Médiante aangespoord zélf bij hoogdringendheid werk te maken van een wetsvoorstel inzake herstelbemiddeling, ervan uitgaande dat blijkbaar enkel een expliciet bij wet voorziene bemiddeling volgens de Raad van State subsidieerbaar was. Gezien de gevorderdheid van de lopende legislatuur, was het ook aan beide verenigingen één en ander op eigen kracht spoedig op de politieke agenda te brengen.
30
Binnen Suggnomè werd hierop een poging ondernomen om deze moeilijke opdracht waar te maken. In functie hiervan werd de bestaande werkgroep “wettelijk kader” vervangen door een klein, technisch werkgroepje van hoofdzakelijk juristen, die op één of andere wijze op de werking van Suggnomè waren betrokken. Onder hun impuls werden enkele concrete bouwstenen uitgewerkt van wat ooit een verwettelijkt bemiddelingsaanbod zou kunnen worden. Hierbij werd o.m. een principieel recht op een aanbod van bemiddeling als basisoptie naar voren geschoven, en dit te realiseren in alle fasen van het gerechtelijk optreden. Verder werd de suggestie uitgewerkt van een door de magistraat standaard aan te kaarten mogelijkheid om van dit aanbod gebruik te maken, alsook de mogelijkheden het bereikte bemiddelingsresultaat in voorkomend geval in rekening te brengen bij de gerechtelijke besluitvorming. In overleg met de Franstalige collega’s van Médiante ging een brief naar de voorzitter van de Commissie Justitie van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Hierin stelden beide verenigingen, met verwijzingen naar dreigende stopzetting van de financiering van de herstelbemiddeling, de dringende vraag te worden gehoord. Groot was onze verbazing toen de subsidiërende overheid in het najaar de eerdere boodschap plots radicaal wijzigde. Tijdens een onderhoud op 26 november werd beide vzw’s meegedeeld dat het advies van de Raad van State een verdere projectmatige subsidiëring van herstelbemiddeling niet in de weg hoefde te staan. Men maakte zich sterk dat ook een nieuw KB dergelijke financiering mogelijk zou maken en men verzekerde ons dat herstelbemiddeling in elk geval op continuering kon rekenen. Men vermeldde hierbij dat een veel bredere hervorming in voorbereiding was, waarbinnen de bemiddeling én met name ook de herstelbemiddeling een plaats zou toegewezen krijgen. In tegenstelling tot enkele maanden voordien raadde men nu stellig af verdere inspanningen te leveren om herstelbemiddeling op korte termijn te verwettelijken. Mocht dit al lukken, dan zou zulks leiden tot een klein, fragmentarisch wettelijk initiatief, dat op langere termijn veeleer hinderlijk dan interessant zou blijken.
Besluit Het verhaal van de implementatie eindigde dit jaar in mineur. Op het stuk van de territoriale uitbreiding ligt het terrein klaar voor verdere stappen, doch het gebrek aan middelen blokkeert voorlopig elke verder ontwikkeling. Op het stuk van regelgeving en verwettelijking doet zich een analoge situatie voor. Zowel binnen de Suggnomè-equipe als in de diverse stuurgroepen is de roep om officialisering en consolidatie van de bemiddeling wellicht nog nooit zo groot geweest. De noodzaak wordt ook op beleidsniveau gezien. Alle geleverde inspanningen ten spijt blijkt het gesprek hierover voorlopig stil te vallen. Wachten is de boodschap. Wachten op geld en wachten op breder wetgevend initiatief. Wachten wellicht ook op de noodzakelijke politieke wil tot structurele ingrijpen in het delicate grensgebied van de bevoegdheden van de verschillende overheden. Waar de werking van de voorbije jaren ons stuurde in de richting van een permanente dadendrang, is dit plotse wachten een moeilijke opdracht. De geruststellende signalen die we hierbij vanuit verschillende hoeken ontvangen worden met gemengde gevoelens beluisterd.
31
Nee, dit wachten ligt ons niet. Voor een jonge organisatie als Suggnomè houdt stilstand trouwens het onmiddellijk risico in van verkwijning. Uit respect voor het herstelrechtelijk gedachtegoed én voor allen die met betrekking hierop in de diverse arrondissementen met ons aan het werk zijn, kan Suggnomè zich de luxe van de wachtkamer niet permitteren. De actuele stand van zaken verplicht ons evenwel de implementatieopdracht voorlopig op een andere leest te schoeien. Tijdens de denkdagen in december spraken de bemiddelaars reeds de nood uit aan een tweede implementatieronde, waarbij de plaatselijke structurele inpassing van de herstelbemiddeling stap voor stap zou worden gereviseerd, beter afgesteld op een inmiddels weer gewijzigde situatie op het parajustitiële veld. Deze oefening zou ook kunnen leiden tot een uitzuivering van de rol van de stuurgroepen, en niet in het minst, tot het uitklaren van de rol van Suggnomè hierin. Sommigen opperen nu reeds dat het plotse stilvallen van de oorspronkelijke implementatiedynamiek op wat langere termijn veeleer een noodzakelijke omschakeling dan een ravage zal blijken te zijn. De voorbije maanden groeide binnen de vereniging stilaan wat vertrouwen dat in deze bemoedigende visie misschien wel een gouden kern van waarheid schuilgaat. De lezer zal hierover naar aanleiding van onze volgende jaarrapporten samen met ons verder kunnen oordelen.
32
Inleidende beschouwingen De registratie van de cijfergegevens en de opstelling van het kwantitatieve gedeelte van het jaarverslag werd in de loop van 2002 grondig herzien. In een werkgroep werd gezocht naar een manier om een meer correcte weerspiegeling te bekomen van het geheel van de werkzaamheden van de herstelbemiddelaar. Een verslaggeving louter gebaseerd op het aantal dossiers dat in herstelbemiddeling wordt gegeven, is hiervoor ontoereikend. Ten eerste krijgt de bemiddelaar in realiteit heel wat meer aanvragen tot bemiddeling te verwerken. Het verslag wil dus ook de aandacht vestigen op die dossiers, die weliswaar naar de bemiddelaar worden georiënteerd, maar niet worden opgenomen. De bemiddelaars melden daarenboven een aantal zgn. oneigenlijke aanvragen, waar zij, zo mogelijk, de nodige doorverwijzingen doen of waar zij desgevallend de nood aan bemiddeling in de specifieke context kunnen signaleren bij andere bevoegde instanties. Een ‘herstelbemiddelingsdossier’ is een vlag die een behoorlijk wisselende lading dekt. Een dossier kan immers staan voor één strafrechtelijk misdrijf dat werd gepleegd door één dader t.a.v. één slachtoffer. Het kan echter net zo goed een hele reeks aan feiten omvatten, gepleegd door meerdere daders t.a.v. meerdere slachtoffers. Het spreekt voor zich dat deze laatste soort dossiers heel wat meer werk vragen. Om aan deze tweede beperking van eerdere jaarverslagen een stuk tegemoet te komen, werd binnen het werkgroepje de idee van de registratie per bemiddelingsproces geopperd. Een bemiddelingsproces doelt op elke bemiddeling tussen respectievelijk één slachtoffer en één dader in het kader van een of meerdere feiten waarbij beide partijen betrokken zijn. Zo zal een dossier waar één dader een strafrechtelijk feit beging ten nadele van drie slachtoffers mogelijk drie bemiddelingsprocessen opleveren. Deze drie bemiddelingsprocessen kunnen inderdaad alle op een geheel verschillende wijze verlopen. We maken bovendien het onderscheid tussen potentiële bemiddelingsprocessen en effectieve bemiddelingsprocessen. Het gaat hierbij ten eerste over het totaal aantal mogelijke bemiddelingsprocessen binnen een bepaald dossier - in ons voorbeeld hierboven is dit dus 3en daarnaast over het aantal bemiddelingsprocessen dat daadwerkelijk binnen een bepaald dossier wordt gevoerd. Stel dat één van de slachtoffers uit ons voorbeeld niet op het aanbod wenst in te gaan, dan is het aantal effectieve bemiddelingsprocessen in dit dossier gelijk aan 2. Dit syntheseverslag probeert het belang van deze registratiewijze verder te verduidelijken. Zoeken naar een manier om de veelzijdigheid van het werk van de herstelbemiddelaar weer te geven, is op zich een proces. Allicht zal zich in de toekomst nog verdere verfijning opdringen.
33
1. Fase 1 van het bemiddelingsproces : de selectie van dossiers Dossiers herstelbemiddeling worden geselecteerd op basis van de gestelde criteria binnen het project: dagvaardenswaardige zaken, die niet in aanmerking komen voor seponering, minnelijke schikking of bemiddeling in strafzaken, een bekennende dader en een gekend slachtoffer met een aanwijsbare schade. Elk arrondissement heeft in overleg met de respectievelijke verbindingsmagistraten zowat haar eigen werkwijze ontwikkeld waarop de selectie van de dossiers concreet verloopt. Zo kan de Bemiddelingdienst van Leuven een beroep doen op een parketjuriste die systematisch alle dossiers doorneemt op de criteria. De bemiddelaars hier hebben zeer frequente contacten met de parketjuriste, die voor dit aspect de functie van de verbindingsmagistraat heeft overgenomen. In andere arrondissementen gaan de bemiddelaars op regelmatige basis de parketmagistraten en onderzoeksrechters actief bevragen op dossiers die naar herstelbemiddeling kunnen worden georiënteerd. Sommige verbindingsmagistraten brengen ook zelf dossiers aan. In Tongeren werd hieromtrent een draaiboek samengesteld. In Dendermonde worden te dagen dossiers systematisch onderzocht onder toezicht van de verbindingsmagistraat. Om de grote toevoer aan dossiers enigszins te structureren werd een prioriteitenlijst1 opgesteld door een hiertoe samengestelde werkgroep ‘case-load’. Eenmalig werd een lineair aanbod gedaan in alle dossiers die aan de criteria voldeden (en daarenboven niet eerder in Bemiddeling in Strafzaken of in APA waren opgenomen). In Antwerpen, waar de bemiddelingsprocedure conform het aldaar ondertekende protocol afwijkt van de andere arrondissementen – het aanbod wordt nl. niet geformuleerd vanuit het parket - wordt door de bemiddelaar stelselmatig contact opgenomen met de onderzoeksrechter na het einde van de dienstweek. Soms houdt dit een daadwerkelijk overlopen in van de dossiers, soms is er enkel een telefonisch contact met de onderzoeksrechter. Deze werkwijze zorgde alvast voor een vlottere doorstroming van dossiers. Bemiddelingsdossiers en bemiddelingsprocessen In 2002 werden in totaal 251 dossiers geselecteerd voor herstelbemiddeling over de 8 bemiddelingsdiensten. In vergelijking met vorig jaar betekent dit een toename van 30 %. (193 in ’01) Deze stijging is niet louter toe te schrijven aan de opstart van de twee nieuwe diensten (Antwerpen en Mechelen) dit jaar. De meeste diensten kennen een stijging of handhaven min of meer het aantal te verwerken dossiers. Zich louter focussen op het absolute dossiergetal is o.i. een te beperkte maatstaf voor het herstelbemiddelingswerk. De kwantiteit van het werk is veel beter uit te drukken in het geheel van bemiddelingsprocessen dat binnen de dossiers dient te worden opgestart. 251 dossiers staan uiteindelijk voor 653 mogelijke bemiddelingsprocessen, m.a.w. 653 bemiddelingen tussen één dader en één slachtoffer in het kader van één of meerdere feiten waarbij beiden betrokken zijn. Uit tabel 1 valt duidelijk af te leiden dat een eerder laag getal dossiers niet noodzakelijk ook een eerder laag getal aan mogelijke bemiddelingen betekent. De bemiddelaars hebben dus de nodige voorbereidingen getroffen om 653 bemiddelingsprocessen te kunnen laten plaatsvinden: het inlezen van het dossier (dit gebeurt 1
Absolute prioriteit wordt gegeven aan dossiers waarbij een partij zelf om bemiddeling vraagt. Daarnaast dossiers in gerechtelijk onderzoek. Tenslotte dossiers geselecteerd door de verbindingsmagistraat.
34
niet stelselmatig in Antwerpen), het voorbereiden van de startbrief (inclusief voor Antwerpen de uitvoering ervan). Het officiële aanbod van bemiddeling aan partijen resulteert echter niet steeds in het effectief opstarten van een bemiddelingsproces. Partijen beslissen zelf of zij al dan niet op het aanbod wensen in te gaan: men verleent zijn medewerking ‘vrijwillig’ aan een bemiddeling. Uit informatie die de bemiddelingsdiensten hierover weergeven in de tabel 13 van hun verslag blijkt dat het aanbod vaker wordt geweigerd door slachtofferzijde. Uit ‘de weigering van het bemiddelingsaanbod’ mag niet noodzakelijk een totale afwijzing van de idee van bemiddeling in strafrechtelijke context door betrokken slachtoffers worden besloten. Mogelijk is de manier waarop partijen benaderd worden hier voor een stuk bepalend. Zo worden bvb. in dossiers met een groot aantal partijen of bij een grote case-load de betrokkenen (schriftelijk) gevraagd te reageren indien zij interesse hebben voor het aanbod (in Dendermonde hanteerde men een doorverwijsformulier). Reactie blijft dan wel eens uit en blijft allicht ook vaker uit wanneer de benadeelde een rechtspersoon (bvb. een bedrijf) betreft, die zijn juridische zaken laat afhandelen door een raadsman. Bij de meer persoonlijke aanpak, waar de bemiddelaar daadwerkelijk contact opneemt met de partijen en hen uitvoerig het bemiddelingsaanbod voorstelt, krijgen de betrokkenen toch de gelegenheid hun houding af te wegen tegen het gehele plaatje van de herstelbemiddeling. Ongetwijfeld is het voor een groot deel van ons cliënteel, die eerder onder de kansarmen mogen gerekend worden, weinig verantwoord dat dergelijke drempels worden ingebouwd. Een beperkte bezetting van de diensten laat ons echter geen andere keuze. Desondanks stelt de Bemiddelingsdienst Dendermonde in haar rapport over het ‘eenmalig lineair aanbod’ vast dat slechts in 18% (3/17) van de voorgelegde dossiers geen enkele reactie kwam vanuit de aangeschreven betrokkenen. Vaak ook kan geen bemiddeling worden opgestart omwille van het feit dat de betrokkenen onbereikbaar zijn. Partijen zijn wel eens, al dan niet bewust, nalatig om tijdig hun adreswijziging door te geven aan de officiële instanties. Ook dit gegeven is eigenlijk niet zo verbazingwekkend. We treffen immers vaak een publiek dat op heel wat terreinen moeilijkheden kent. Financiële nood dwingt hen vaak tot geregeld verhuizen. Weer in andere geselecteerde dossiers bleek het bemiddelingsaanbod uiteindelijk niet opportuun: de partijen namen zelf al het initiatief om met elkaar in contact te treden en onderling hun schade te regelen of de schade bleek zeer beperkt of onbestaand. De herstelbemiddeling kan hier weinig meerwaarde bieden. Bemiddelingsaanvragen Het aantal aanvragen tot ‘bemiddeling’ dat op de verschillende bemiddel ingsdiensten terecht komt, ligt echter nog beduidend hoger dan het aantal geselecteerde dossiers.2 Voor 2002 bedroeg dit in totaal 394. Dit cijfer omvat ondermeer ook het aantal dossiers waar een beslissing tot selectie nog moet vallen (bvb. omwille van het feit dat de stand van het onderzoek het opstarten van een bemiddeling nog niet toelaat), de zgn. dossiers in beraad. Een aantal aanvragen/dossiers wordt na de toetsing aan de criteria voor herstelbemiddeling niet opgenomen. De redenen tot weigering zijn terug te brengen tot ofwel het dossier zelf (er is geen bekentenis, er is geen slachtoffer, er is geen schade, er is geen klacht, er wordt niet gedagvaard, de zitting is te kortbij…), ofwel de bemiddelaar (omwille van deontologische 2
Het arr. Tongeren vormt hierop dit jaar een uitzondering.
35
redenen, onhaalbaar want teveel partijen, de case-load van de bemiddelaar….) ofwel de gerechtelijke instanties (de parketmagistraat geeft geen toestemming,…). De selectie is zelden zondermeer vanzelfsprekend te noemen: verklaringen wijzen soms op een bekentenis door een verdachte, maar niet noodzakelijk op enige zin voor verantwoordelijkheid vanwege de dader. (Bvb.: hij was er wel, maar deed niets…, hij werd uitgelokt en reageerde zomaar…, of hij kan zich de feiten niet meer herinneren….) Wel eens wordt een aanvraag tot bemiddeling gedaan (via een hulpverlener) en is het niet steeds meteen duidelijk in welke fase het dossier zich bevindt: Werd een klacht ingediend? Loopt het onderzoek nog? Kwam de zaak reeds op zitting? Zat de verdachte reeds zijn straf uit?… Deze aanvragen dienen uiteraard eerst te worden uitgeklaard. Er zijn ook de aanvragen tot regeling van afbetaling van de burgerlijke partijen na het vonnis. Dit soort vragen valt buiten onze opdracht, maar zijn niettemin zeer ernstig te nemen, zeker wanneer de partijen niet (langer) over een advocaat beschikken die hen hierbij kan helpen. In Oudenaarde werden o.m. dienaangaande gesprekken gevoerd door de directeur van het Justitiehuis en de bemiddelaar met OCMW’s uit de regio (budgetbegeleiding) en met het CAW Zuid-Oost-Vlaanderen (dienst schuldbemiddeling). Dat wel eens een vraag moet worden geweigerd, omdat het dossier behoort tot een arrondissement waar nog geen herstelbemiddeling bestaat, is zondermeer jammer. Het zal je als betrokkene maar overkomen. De bemiddelaar kan, voor zover er enige link is met zijn eigen arrondissement, weliswaar proberen contact op te nemen met de bevoegde gerechtelijke instanties, maar daar volgt eerder weinig reactie op. De bemiddelaars worden ook af en toe benaderd voor ‘bemiddelingsopdrachten’ in een compleet andere context: scheidings- of relatiebemiddeling, schuldbemiddeling…De vermelding ‘Bemiddelingsdienst’ in de Gouden Gids onthult immers niet dat het hier bemiddelingen in strafrechtelijke context betreft. De bemiddelaar probeert hoedanook aan alle aanvragen enige richting te geven: waar het kan, wordt doorverwezen naar meer bevoegde bemiddelingsdiensten of hulpverlenende instanties. In voorkomend geval worden bepaalde (oneigenlijke) vragen geproblematiseerd op de stuurgroepen. Binnen de stuurgroep kunnen dergelijke noden worden geïnventariseerd en desgevallend ook gesignaleerd naar de bevoegde overheidsinstanties. Aanvragen tot bemiddeling in verkeersdossiers Ondermeer in het arrondissement Dendermonde kreeg de bemiddelaar de vraag of ook kon bemiddeld worden in verkeersdossiers met dodelijke afloop (politieparket). Tot nog toe werden dergelijke dossiers enkel opgenomen voor zover er een misdrijf mee gepaard ging (alcoholmisbruik, vluchtmisdrijf,…)3. Knelpunt in dit soort dossiers is dat de verzekeringsmaatschappijen hun cliënten niet toelaten verantwoordelijkheid op te nemen voor de toegebrachte schade. Zolang er geen vonnis is en de schuld niet vast staat, dient de cliënt elke verantwoordelijkheid over de toegebrachte schade te ontkennen. Dit leidt er toe dat zelfs in zaken waarin de schade overzichtelijk is,
3
Zo verwijzen bvb. de bemiddelingsdiensten van Leuven en Mechelen naar de behandeling van een aantal verkeersdossiers.
36
aangestuurd wordt op een rechtszitting omwille van de noodzaak van een vonnis vooraleer de verzekeringsmaatschappijen tussenkomen. Het lijkt dan ook weinig aangewezen om in dergelijke dossiers ‘de schade’ mee tot voorwerp te maken van de communicatie. Dat neemt niet weg dat er over andere aspecten wel kan worden bemiddeld. Maar ook dit is niet zonder risico en kan door de verzekering tegen de cliënt worden gebruikt. In dergelijke dossiers is een terugkoppeling naar de gerechtelijke instanties dus niet evident. Toch is er heel vaak een vraag vanwege de ‘veroorzaker’ om in contact te komen met de nabestaanden van de overledene. Vraag is dan ook of dit wel een opdracht (of de exclusieve opdracht?) is voor de herstelbemiddeling. In Dendermonde werden toch een aantal verkeersdossiers ten experimentele titel opgenomen voor zover de bemiddeling in deze concrete dossiers zinvol leek en om zo beter zicht te krijgen op alle mogelijke knelpunten en hierover op termijn in overleg te kunnen gaan met de verzekeringsmaatschappijen. In Brugge signaleerde de stuurgroep eveneens deze behoefte aan een bemiddelingsaanbod in feiten van dodelijke verkeersongevallen. In Antwerpen werd gesteld dat dossiers van de politierechtbank in principe in aanmerking komen op voorwaarde dat er nog geen vonnis werd uitgesproken op strafrechtelijk gebied en op voorwaarde dat de vraag gesteld wordt door één van de partijen of hun advocaat. Aanvragen tot bemiddeling in Assisendossiers Bemiddeling voor de zitting bij levensdelicten bleek een volgend te bediscussiëren item. Dit thema was ondermeer aan de orde in het arrondissement Antwerpen waar in de beginfase op korte termijn 6 aanvragen hierover binnenkwamen. De stuurgroep hier stelt voorlopig dergelijke dossiers niet op te nemen omwille van de aard van de procedure voor het Hof van Assisen. Er dient verder te worden uitgediept wat de impact van een bemiddeling kan zijn op de procedure. De vraag om te getuigen als bemiddelaar over de inhoud van de bemiddeling is reëel en bijzonder delicaat. In Dendermonde worden alle aanvragen geregistreerd en wordt om toestemming gevraagd aan de onderzoeksrechter. Indien de onderzoeksrechter akkoord gaat met de opstart van herstelbemiddeling, legt de bemiddelaar het dossier voor aan de stuurgroep. Bemiddeling in dossiers ‘familieverlating’ In de arrondissementen Tongeren, Dendermonde, Mechelen en Kortrijk dienden zich een aantal aanvragen aan inzake familieverlating of het niet betalen van onderhoudsgeld aan kinderen. Er werd verkend in welke mate dergelijke aanvragen konden worden opgenomen door meer gespecialiseerde diensten (scheidingsbemiddeling of ‘Bezoekruimtes’). In Kortrijk nam men toch enkele dossiers op ten experimentele titel. De stuurgroep evalueerde naderhand dat dit niet bepaald de meest geschikte dossiers voor bemiddeling zijn. Er werd vastgesteld dat de bemiddeling, zeker wanneer de (echt)scheiding zeer moeizaam was verlopen of nog steeds niet geheel was afgerond, eerder polariserend dan pacificerend werkte. Men deinsde er niet voor terug om via de bemiddelaar informatie in te winnen ten behoeve van een nog lopende echtscheidingsprocedure of procedure rond de omgangsregeling of de vereffening/verdeling van de goederen.
37
De beslissing of en in hoeverre de herstelbemiddelaar zekere aanvragen opneemt, ligt in hoofdzaak in handen van de arrondissementele stuurgroep, die op die manier ook de grenzen van het project binnen het arrondissement mee bepaalt en bewaakt. Aantal aanvragen/ aantal bemiddelingsdossiers/aantal bemiddelingsprocessen in 2002
Brugge
Dendermonde
Kortrijk
Leuven
Mechelen
Oudenaarde
Tongeren
Totaal
1. Aantal aanvragen in 2002
62
38
72
40
71
24
55
32
394
2. Aantal nieuwe dossiers in 2002
25
28
57
22
55
11
22
31
251
3. Aantal potentiële bemiddelingsprocessen nieuwe dossiers 2002 4. Aantal effectieve bemiddelingsprocessen nieuwe dossiers 20025 5. Aantal effectieve bemiddelingsprocessen waarin gewerkt doorheen 2002 6. Aantal effectieve bemiddelingsprocessen afgerond in 2002
50
72
167
122
106
18
49
69
653
22
34
70
67
81
17
19
47
357
22
52
83
77
107
17
41
52
451
9
41
77
27
66
8
37
30
295
4
Antwerpen
Bemiddelingsdienst
Tabel 1:
Van de 653 potentiële bemiddelingsprocessen uit dossiers van 2002 konden er uiteindelijk (alvast – zie voetnoot 3) 357 effectief worden opgestart, d.i. 54,7%. D.w.z. de bemiddelaar kreeg 357 keer het mandaat van beide partijen om te bemiddelen over de gevolgen van de feiten waar beide partijen in betrokken waren. Over de acht bemiddelingsdiensten werd echter in 2002 in totaal in 451 processen gewerkt, nl. de bemiddelingsprocessen van de nog lopende dossiers uit 2001 en de nieuwe dossiers uit 2002. Van al deze processen werd 65% afgerond in 2002 (295). 156 bemiddelingsprocessen binnen de nog lopende dossiers worden m.a.w. mee overgedragen naar 2003.
4
De bezetting van de 8 bemiddelingsdiensten ‘herstelbemiddeling meerderjarigen’ in 2002
Antwerpen Brugge 23.01- 2.04 : 1 1 voltijdse voltijdse bebemiddelaar middelaar 2.04- 30.09 : 2 voltijdse bemiddelaars Vanaf 30.09 : 1 voltijdse bemiddelaar
Dendermonde Kortrijk Tot 04 : 1 vol- 1 voltijdse tijdse bemidbemiddelaar delaar 2.04-30.09 : 2 voltijdse bemiddelaars Vanaf 30.09 : 1 voltijdse bemiddelaar
Leuven 1 voltijdse bemiddelaar + 2 halftijdse bemiddelaars
5
Mechelen Oudenaarde 04 tot 30.09 : 1 1 voltijdse voltijdse bebemiddelaar middelaar Vanaf 30.09 : 1 halftijdse bemiddelaar
Tongeren 1 voltijdse bemiddelaar
Het cijfer betreffende het aantal effectieve bemiddelingsprocessen in 2002 is slechts een voorlopig cijfer. De bemiddelaar heeft in een aantal dossiers op het ogenblik van de jaarovergang nog geen zicht op de bereidheid van de partijen om in de bemiddeling te stappen.
38
De verwijzende instanties
Parket
Onderzoeksrechter
Advocaat
Daderhulpverlener
Slachtofferhulpverlener
Slachtoofferonthaal parket
Dader
Slachtoffer
Herstelconsulent
Andere bemiddelaar
Andere (PSD gevangenis)
Totaal
Antwerpen
-
-
15
-
2
-
-
8
-
-
-
-
25
Brugge
2
5
6
-
2
-
1
-
-
-
3
9
28
Dendermonde
51
1
-
2
-
2
-
1
-
-
-
-
57
Kortrijk
19
-
-
-
1
-
-
-
-
-
2
-
22
Leuven
-
46
3
-
4
1
-
-
-
-
1
-
55
Mechelen
5
-
-
-
2
-
-
3
-
-
-
1
11
Oudenaarde
20
1
-
-
1
-
-
-
-
-
-
-
22
Tongeren
-
29
-
-
-
-
-
-
-
2
-
-
31
Totaal
97
82
24
2
12
3
1
12
0
2
6
10
251
Bemiddelingsdienst
Verwijzer
Verbindingsmagistraat
Tabel 2:
71% van alle dossiers herstelbemiddeling worden aangebracht vanuit de parketten (de verbindingsmagistraten en de andere parketmagistraten/parketjuriste in Leuven). Conform de inhoud van het samenwerkingsprotocol in Antwerpen vormt dit arrondissement hierop de grote uitzondering. In 60% van de gevallen komen de dossiers hier op verwijzing van de onderzoeksrechters. Weliswaar wordt ook stelselmatig toestemming gevraagd aan de titularis van het dossier. Verwijzingen vanwege de onderzoeksrechters zijn verder enkel voorkomend in de arrondissementen Brugge (21% van de verwijzingen) en Leuven (5,4% van de verwijzingen). Dat geen rechtstreekse verwijzingen komen door de onderzoeksrechters betekent geenszins dat niet wordt gewerkt in dossiers waar een gerechtelijk onderzoek liep. (Zo bv. 6/22 dossiers in Kortrijk). In Mechelen werd uitdrukkelijk gesteld dat niet kon worden gewerkt in dossiers waar het gerechtelijk onderzoek nog loopt. Ook in Kortrijk werd nu afgesproken pas te selecteren na afronding van het onderzoek. Bijzonder karig zijn ook dit jaar de verwijzingen door derden: slechts 2 verwijzingen door advocaten, 3 vanuit slachtofferhulp, 12 vanuit de daderhulpverlening6 en dat over alle diensten. Dit blijft toch wel opvallend: ook deze actoren/diensten onderschreven het basisprotocol bemiddeling in delictsituaties en het samenwerkingsprotocol herstelbemiddeling meerderjarigen, en zijn zodoende vertegenwoordigd binnen zowel de arrondissementele stuurgroep, als binnen de diverse begeleidingsteams. Hun medewerking is op dit vlak door de band genomen zeker ondersteunend voor de bemiddelaars.7 Is er anderzijds toch sprake van enig voorbehoud om de bemiddeling bij het cliënteel aan te brengen? Of bereiken deze diensten inderdaad weinig zaken die voor herstelbemiddeling in aanmerking komen? 6
In Leuven zou de verwijzing vanuit daderhulp nogal eens samenlopen met een gelijktijdige verwijzing van hetzelfde dossier door de parketjuriste. 7 De bemiddelingsdienst van Leuven onderlijnt de steun die zij mochten ontvangen in een concreet dossier vanuit de dienst slachtofferhulp.
39
In Kortrijk bleken enkele advocaten niet onverdeeld gelukkig over het verloop binnen een bepaald dossier. Dit resulteerde in een overleg met de vertegenwoordiger van de balie binnen de arrondissementele stuurgroep, waarbij de houding t.a.v. de advocaten binnen het bemiddelingsproces nog eens nadrukkelijk en duidelijk werd uiteengezet. Dergelijke overlegmomenten dragen bij tot een goede verstandhouding. Het blijft in ieder geval de opdracht van elke bemiddelaar om voortdurend ook te werken aan brede sensibilisering en de verwijzers meer vertrouwd te maken met het project. Een sensibilisering heeft overigens wel eens een plotse piek in de dossiertoevoer tot gevolg. Zo stellen de bemiddelaars van Antwerpen, Oudenaarde en Kortrijk vooral een verhoogde toestroom vast aan dossiers in de tweede helft van het jaar. Aard van de feiten in de nieuw opgenomen dossiers
- loondiefstal - diefstal met geweld of bedreig… - diefstal met braak, inklim… - diefstal bij nacht met braak - diefstal bij nacht met geweld - gewone diefstal - poging diefstal met geweld - opzettelijke beschadigingen - opzettelijke brandstichting - brandstichting bij nacht - afpersing - poging afpersing - oplichting en misbruik van vertrouwen/valsheid in geschriften - heling - carjacking/gijzeling - flessentrekkerij
Brugge
Dendermonde
Kortrijk
Leuven
Mechelen
Oudenaarde
Tongeren
totaal
Vermogensdelicten
Antwerpen
herstelbemiddeling
Tabel 38:
16
16
19
11
26
1
13
14
116
3 2
3 5 3
7
1
1
1
2
1 1 1
2 2 5
1 1 3
6 7 4
2
3 1 1 1
1 2
2
2 3 5
5
5
2
1 2
1 1
1
3
1
4
1
1 1
8
1 1
15 21 24 1 8 17 1 5 7 1 1 1 9 2 2 1
In deze tabel werd telkenmale de belangrijkste kwalificatie genoteerd. Vaak gingen bepaalde kwalificaties binnen dossiers gepaard met andere kwalificaties. Zie hiervoor tabel 4 van het jaarverslag van elke bemiddelingsdienst afzonderlijk.
40
Persoonsdelicten - opzettelijke slagen en verwondingen met werkonbekwaamheid - opzettelijke slagen en verwondingen aan agent/off. in functie - opzettelijke slagen en verwondingen - poging doodslag - poging moord - opzettelijke slagen en verwondingen zonder oogmerk te doden, met dood tot gevolg - familieverlating - belaging - bedreiging - kwaadwillig vals bomalarm - andere : hondenbeet
Zedendelicten
-aanranding van de eerbaarheid van minderjarige jonger dan 16j -verkrachting minderjarige jonger dan 10j -verkrachting minderjarige tss. 10 en 14j -verkrachting minderjarige tss. 14 en 16j -aanranding van de eerbaarheid -verkrachting -poging verkrachting meerderjarige
Verkeersdelicten
8
8 2
33 1
3
16 4
1 1
1
9
5
27
1
3
2
1 1
2
3
1 2
1
8
9
1
21
2 2 1
2 1
4
6
8 1
1
3
0
3
53
4
24
4
1
2
1
4
1
1
3
1
1 1 3
2 0
0
2
0
5
1
2
1
3
11
1
2
0
0
1 5 3 1 3 2 2 4 1 1 7
0
0
0
1 5 3 1
1
1
2
4
2
2 0
0
- sluikstorten
Totaal
101
1 1
2 1 4
11
1
1 1
1
6
2
-onopzett. doodslag met alcolholintoxicatie en vluchtsmisdrijf -onopzett. slagen en verwondingen gepaard met alcoholintoxicatie en/of vluchtmisdrijf -onopzett. slagen en verwondingen met de dood tot gevolg gepaard met alcoholintoxicatie en/vluchtmisdrijf -verkeersagressie
Milieudelicten
10
1
1
1 25
28
57
22
55
11
22
31
1 251
De verdeling in de aard van de dossiers toont in vergelijking met ‘01 een lichte stijging in de persoonsdelicten ( nl. stijging met 5%) ten nadele van het aantal vermogensdelicten. 75% van de vermogensdelicten betreffen diefstallen. 77% van de persoonsdelicten betreffen opzettelijke slagen en verwondingen (met of zonder werkonbekwaamheid). Voor het eerst merken we dit jaar uitdrukkelijk de kwalificatie ‘opzettelijke slagen en verwondingen t.a.v. een agent of officier in dienst’ op. Binnen de verschillende overlegteams (begeleidingsteam/interregionaal overleg tussen de bemiddelaars) werd hier extra aandacht gevraagd voor het bewaken van het evenwicht tussen betrokken partijen. De vraag werd gesteld in hoeverre ook de vertrouwelijkheid t.a.v. de gerechtelijke instanties binnen dergelijke bemiddelingen kon worden gegarandeerd. Het werken in dossiers zedenfeiten loopt procentueel gelijk met het voorgaande jaar. Het dient opnieuw onderlijnd dat deze dossiers – zeker wanneer er minderjarige slachtoffers zijn –
41
bijzonder gevoelig liggen. Het valt voor de partijen (= doorgaans de ouders) zeker niet gemakkelijk te formuleren wat herstel voor hen zou kunnen betekenen in deze context. De ouders worden vaak gekweld door schuldgevoelens omdat ze hun kind dit leed niet hebben kunnen besparen. Op methodisch vlak werd onder de bemiddelaars bediscussieerd in hoeverre de minderjarige zelf rechtstreeks en/of stelselmatig diende te worden betrokken bij het bemiddelingsproces. Uiteraard speelt de individuele draagkracht en rijpheid (leeftijd?) van de minderjarige hier een rol. Het is dus niet zo vanzelfsprekend: de beslissing dient per dossier te worden afgewogen. Kan een (mondige) minderjarige zich echter wel voldoende vrij uiten in het bijzijn van zijn/haar ouders? Hoe kan de bemiddelaar de ouders om een apart gesprek met hun kind vragen, zonder hun vertrouwen te schaden en met alle respect voor hun ouder-zijn?
2. Fase 2 : het aanbod door het parket Aantal slachtoffers en daders in de bemiddelingsprocessen
Brugge
Dendermonde
Kortrijk
Leuven
Mechelen
Oudenaarde
Tongeren
Totaal
Aantal slachtoffers aan wie het bemiddelingsaanbod werd geformuleerd in 2002 ( potentiële bemiddelingsprocessen) Aantal daders aan wie het bemiddelingsaanbod werd geformuleerd in 2002 (potentiële bemiddelingsprocessen) Totaal Aantal slachtoffers in de effectieve bemiddelingsprocessen Aantal daders in de effectieve bemiddelingsprocessen Totaal
Antwerpen(9)
Tabel 4:
39
80
94
94
112
15
35
62
531
34
40
74
29
68
14
30
36
325
73 14
120 33
168 57
123 45
180 75
29 14
65 15
98 41
856 294
19
26
51
23
59
13
14
24
229
33
59
108
68
134
27
29
65
523
In 2002 werd aan 531 slachtoffers het bemiddelingsaanbod geformuleerd. In 2001 bedroeg dit aantal 321. (Een stijging van 30% in de dossiers, vertaalt zich dus hier in een stijging van 65,4% slachtoffers die het aanbod ontvingen.) Dit aanbod gebeurde via een schrijven vanuit het parket, met uitzondering van het arrondissement Antwerpen waar de bemiddelaar(s) zelf de startbrief voor rekening ne(e)mt/en. 114 of 21,5% van deze slachtoffers betreffen rechtspersonen. Dit percentage wordt vooral de hoogte ingejaagd door het feit dat binnen het arrondissement Kortrijk (50/114) het aanbod herstelbemiddeling ook systematisch dient te gebeuren aan de gesubrogeerde partijen (ziekenfondsen, werkgevers, verzekeringsmaatschappijen).
9
In het arrondissement Antwerpen vertrekt geen aanbod vanuit het parket. De startbrief wordt geschreven vanuit de bemiddelingsdienst.
42
325 daders kregen de gelegenheid in de herstelbemiddeling te stappen. Vorig jaar was dit 251 daders, d.w.z. een toename van 29,5%. Het totaal aantal personen aan wie het bemiddelingsaanbod gebeurde steeg met 50% (572 in zes arrondissementen naar 856 in acht arrondissementen). Van de 856 betrokkenen neemt 61% deel aan een effectief bemiddelingsproces (523: 294 slachtoffers of 55,3% van wie het aanbod kreeg en 229 daders of 70,5% van wie het aanbod kreeg). Let wel: we spreken over een effectief bemiddelingsproces wanneer beide partijen het mandaat geven tot een bemiddeling. Zeker waren er een aantal daders en slachtoffers bereid te bemiddelen, terwijl de andere partij uit het dossier niet op het aanbod wenste in te gaan. (Zie hiervoor tabel 13 in het jaarverslag van de verschillende arrondissementen.) 48 of 42,5% van de rechtspersonen/benadeelden neemt deel aan een effectief bemiddelingsproces. De bemiddelingen met gesubrogeerden verlopen in hoofdzaak telefonisch en zij betreffen doorgaans louter een regeling rond de financiële schade.
3. Fase 3 : de contactname met slachtoffer en dader Gemiddeld een tot twee weken na het versturen van de startbrief neemt de bemiddelaar contact op met de betrokkenen uit het dossier. Dat contact dient ‘noodgedwongen’ meer en meer schriftelijk te gebeuren. Veel partijen beschikken immers niet langer over een vast telefoontoestel, maar over een mobiele telefoon, waarbij de bemiddelaar slechts kennis over het telefoonnummer heeft wanneer dat ook in het dossier vermeld staat (en de bemiddelaar het dossier kon inzien – wat bvb. voor Antwerpen slechts uitzonderlijk gebeurt.) Enkele bemiddelaars opteren ervoor om in dit eerste schriftelijk contact onmiddellijk een concreet voorstel tot afspraak te formuleren. De geadresseerde krijgt uiteraard de gelegenheid dit voorstel te wijzigen of zelfs de afspraak zondermeer af te bellen indien geen interesse. Het valt uiteraard wel eens voor dat de bemiddelaar bij het huisbezoek niemand aantreft. Ook dit mag echter niet noodzakelijk als ‘onwil’ of ‘desinteresse’ worden geïnterpreteerd. Vaak is er een plausibele verklaring voor: tijdelijke afwezigheid, betrokkene verblijft niet op dit (domicilie)adres, verloren post, of gewoon de afspraak uit het oog verloren. Zelfs al kan de afspraak plaatsvinden, dit houdt voor de partijen geen enkele verplichting tot verder engagement in. Andere bemiddelaars vragen de partijen om contact op te nemen met de bemiddelingsdienst met het oog op een afspraak. De betrachting blijft uiteindelijk steeds dezelfde: partijen in respect benaderen en hun keuzevrijheid maximaliseren. De gemiddelde tijd tussen het vertrek van de brieven en het eerste contact bedraagt 10 à 11 dagen. Die periode ligt iets hoger voor het arrondissement Antwerpen. Het eerste contact door de bemiddelaar betekent hier effectief voor de betrokkene de eerste kennismaking met het bemiddelingsaanbod. De gemiddelde tijd tussen de feiten10 en het vertrek van de brieven ligt over alle arrondissementen heen vrij ver uiteen. De bemiddelingsdiensten van Antwerpen en Leuven lijken hier het kortst op de bal te kunnen spelen. Een verklaring hiervoor is misschien 10
Bij meerdere feiten binnen een dossier lopende over een langere periode, werd het tijdstip van het laatst gepleegde feit in rekening genomen.
43
ondermeer het feit dat hier wordt doorverwezen door de onderzoeksrechters, dus op het ogenblik dat het gerechtelijk onderzoek nog niet werd afgerond. In Kortrijk werden enkele dossiers ‘familieverlating’ of het niet betalen van onderhoudsgeld (voor de kinderen) opgenomen. Op het ogenblik van het aanbod van de herstelbemiddeling ‘liep’ dit misdrijf dus nog verder. (De dossiers betroffen echter een afgelijnde periode.) De eerste feiten dateerden hier soms van ettelijke jaren geleden. Het valt moeilijk enige uitspraak te doen over het verband tussen ‘het tijdstip van het aanbod in relatie tot de datum van de feiten’ en de bereidheid van de betrokkenen om uiteindelijk in de bemiddeling te stappen. We kunnen alleen vaststellen dat dit zeker ook afhankelijk is van de draagkracht van de betrokkenen zelf in de zaak. De aandacht voor de partijen, die er sowieso is met het loutere aanbod van bemiddeling, valt zelden in slechte aarde, wat ook het tijdstip van het aanbod moge zijn. Soms uit men enige ontgoocheling ‘dat het aanbod pas na al die tijd gebeurt’. Soms is het vrij snel duidelijk dat partijen op het ogenblik van het aanbod veeleer nood hebben aan professionele hulp of ondersteuning. De bemiddelaar is hier alert voor en zal op alle signalen hoedanook respectvol en gepast reageren.
4. Fase 4 : de indirecte en/ of indirecte bemiddeling Tabel 5: Aard van het bemiddelingsproces
Antwerpen
Brugge
Dendermonde
Kortrijk
Leuven
Mechelen
Oudenaarde
Tongeren
Totaal
Afgesloten bemiddelingsprocessen in 2002 11
Aantal indirecte bemiddelingsprocessen
6
28
69
27
57
8
37
28
260
12
Aantal directe bemiddelingsprocessen
3
13
8
0
9
0
0
2
35
Totaal
9
41
77
27
66
8
37
30
295
11,9% van alle bemiddelingsprocessen zijn directe bemiddelingsprocessen, dwz partijen gaan samen aan tafel zitten om het te hebben over de gevolgen van de gebeurde feiten en om zo mogelijk gezamenlijk te zoeken naar de meest gepaste oplossingen. Dit cijfer is eigenlijk vrij laag, gelet op het feit dat toch algemeen wordt ervaren dat het bijeenbrengen van de partijen hen meestal heel veel voldoening brengt. Procentueel (33%) valt hier natuurlijk het uitzonderlijke resultaat van de bemiddelaars in Antwerpen op. Is dit werkelijk louter aan het toeval te wijten of zit hier toch de gevolgde cursus Bemiddelingsmethodiek o.l.v. Bram Van Droogenbroek te Leuven voor een deel tussen, waar vooral werd getraind op het voeren van gezamenlijke gesprekken,?
11
Bemiddelingsprocessen opgestart in 2001 of 2002 en afgerond in 2002.
12
Dit cijfer staat niet gelijk met het effectief aantal gevoerde gezamenlijke gesprekken. Enerzijds werd soms een gezamenlijk gesprek gevoerd in aanwezigheid van meerdere betrokkenen, anderzijds werden soms binnen eenzelfde bemiddelingsproces tussen een slachtoffer en een dader meerdere gezamenlijke gesprekken gehouden.
44
Met eenzelfde tevredenheid stelt ook de bemiddelaar in Brugge vast dat partijen in 1 op 3 der bemiddelingsprocessen elkaar persoonlijk hebben ontmoet. Er wordt hier ook expliciet melding gemaakt van de aanwezigheid van een raadsman op het gezamenlijk gesprek. Kortrijk kondigt een gezamenlijk gesprek aan dat zal plaatsvinden nadat de partijen voor de rechtbank zijn gekomen. De betrokken dader staat onder VOV en kreeg dan ook het verbod tot contact met het slachtoffer. Een overeenkomst opgemaakt in Brugge kondigt een gezamenlijk gesprek aan na de invrijheidsstelling van de dader. De bemiddelaar in Mechelen verklaart het uitblijven van een gezamenlijk gesprek veeleer door de aard van de behandelde dossiers en de relatie tussen dader en slachtoffer.
5. Fase 5 : het resultaat van de bemiddeling Tabel 6: De volledig doorlopen bemiddelingsprocessen in 2002 Bemiddelingsproces Antwerpen Brugge
Dendermonde Kortrijk
Leuven
Mechelen
Oudenaarde Tongeren
Totaal
Volledig doorlopen
5
19
26
10
51
4
6
22
143
* met schriftelijke 2 overeenkomst * zonder schriftelijke 3 overeenkomst
16
19
9
19
3
5
17
90
3
7
1
32
1
1
5
53
In bijna de helft (n = 143) van de afgeronde bemiddelingsprocessen (n = 295) in 2002 werd een schriftelijke of mondelinge overeenkomst bereikt. 13 Het is onterecht dit percentage een ‘slaagpercentage’ te noemen. Wat is immers een ‘geslaagde bemiddeling’? De betrachting van herstelbemiddeling is een communicatieproces op gang te brengen tussen een dader en een slachtoffer over de gevolgen van de feiten en hen samen te laten zoeken naar oplossingen voor deze gevolgen. Hieraan beantwoorden alvast – in weliswaar uiteenlopende mate – de 451 bemiddelingsprocessen uit 2002. Partijen ‘komen’ niet altijd tot oplossingen om diverse redenen (de gevolgen of de schade van het gebeurde valt niet altijd te benoemen of in cijfers te vatten, mensen vinden niet altijd ‘woorden’ om herstel te formuleren, partijen zijn het soms gewoon niet eens met elkaar), maar dat is niet meer dan menselijk. Elkeen kan echter in ieder geval stellen dat ze het zélf hebben geprobeerd. Zoiets blijft op zich niet zonder enige betekenis. De meest terugkerende items binnen de overeenkomsten zijn uiteraard een regeling rond de financiële gevolgen, excuses en spijtbetuigingen en vooral ook uitwisseling van informatie tussen de partijen. De bemiddelaar van Brugge wijst erop dat minder vaak regelingen worden getroffen over de loutere morele schade. Dikwijls geven partijen aan, wanneer de bemiddelaar hen wijst op de mogelijkheid een morele vergoeding te vragen, tevreden te zijn met het herstel van het 13
Zie jaarverslag ’01 : Van de 108 afgeronde bemiddelingsdossiers werden in 46 dossiers een of meerdere overeenkomsten afgesloten. Opm.: De bemiddelingsdienst van Leuven neemt in haar cijfers (32) inzake de volledig doorlopen bemiddelingsprocessen ook een aantal dossiers op waar noch sprake is van een schriftelijke, noch mondelinge overeenkomst. De bemiddeling hier was voor de partijen bevredigend op andere vlakken: uitwisseling op emotioneel vlak, informatie-uitwisseling tot zelfs concrete teruggave van gestolen goederen… zonder dat hierover iets op papier werd gesteld. De vraag wordt gesteld of we de partijen toch niet meer moeten motiveren om zaken op papier te zetten.
45
effectief ontvreemde of beschadigde goed, of met de effectieve kosten. De uitgangsvraag aan de slachtoffers voor de bemiddelaar blijft uiteraard: wat betekent herstel voor het slachtoffer? Hoe kan het gebeurde worden hersteld? Op deze vraag wordt ook in de loop van het proces geregeld teruggekomen om de aanvankelijke houding van het slachtoffer wat dit betreft te toetsen. Af en toe wordt ook een uitspraak gedaan over de verdere gerechtelijke afhandeling. Deze uitlatingen hebben vaak als ondertoon dat nog steeds een kans moet worden gelaten opdat de dader de moed zou hebben/vinden om zich te herpakken en nooit meer van het rechte pad af te wijken. Partijen worden uiteraard op de hoogte gesteld dat zij hierover weliswaar een mening kunnen hebben, maar dat de rechter hier autonoom handelt.
6. Fase 6: het afsluiten van de bemiddeling De gemiddelde bemiddelingstijd in de processen die tot een einde worden gebracht, bedraagt 3 à 5 maanden. De duur van de bemiddeling is niet noodzakelijk een weerspiegeling van de kwaliteit van de bemiddeling. Vaak gaat heel veel tijd in wachten op contact, wachten op schadebestekken, wachten op het advies van de advocaat die het dossier wenst in te lezen. Soms gaat ook veel tijd verloren in de ‘administratieve’ afhandeling van de zaak: zo dient de bemiddelaar soms behoorlijk veel geduld uit te oefenen vooraleer alle partijen hun handtekening onder de overeenkomst hebben geplaatst. Zeker gesubrogeerde partijen dienen vaak herhaaldelijk herinnerd te worden de ondertekende documenten toch terug te bezorgen aan de bemiddelingsdienst. Op het einde van de bemiddeling maakt de bemiddelaar de overeenkomst over aan het parket. Bij ontstentenis wordt een bericht aan het parket gelaten dat de bemiddeling werd beëindigd zonder dat partijen tot een vergelijk zijn gekomen. In Kortrijk werd het probleem gesignaleerd dat partijen vaak volop in de ‘administratieve afhandeling’ van de bemiddeling zijn, terwijl de zittingsdatum zich al aandient. Het parket reeds aankondigen dat een bemiddelingsovereenkomst in aantocht is, is toch voorbarig. Partijen behouden immers het recht om van de bemiddeling af te zien tot op het laatste ogenblik. Melden dat ‘de partijen geen vergelijk hebben getroffen’, houdt anderzijds toch wel een miskenning in van het werk dat deze partijen tot dan toe hebben geleverd. In overleg met de verbindingsmagistraat werd toen voorgesteld volgende formulering te gebruiken: “De bemiddelaar is op dit ogenblik niet in het bezit van een schriftelijk vergelijk. Zo hierin een wijziging komt, zal de bemiddelaar niet nalaten hiervan onverwijld bericht te laten.” In een voorkomend geval werd de bemiddelingsovereenkomst één uur voor de aanvang van de zitting naar de griffier doorgefaxt. De wijze van rapporteren is volledig in overeenstemming met de werkingsprincipes van de herstelbemiddeling. Partijen zijn vrij in het bemiddelingsproces te stappen. Elkeen behoudt het recht om welke reden dan ook (onmiddellijk of zelfs tot op het einde van het bemiddelingsproces) de klassieke afhandeling van zijn dossier te verkiezen en de rechter om een uitspraak te vragen over de (burgerlijke) gevolgen van het misdrijf. Het bemiddelingsproces is een vertrouwelijk proces: er wordt door de bemiddelaar, die een neutrale persoon is, niets gemeld over de inhoud (met uitzondering van de overeenkomst – en
46
in het arr. Antwerpen blijft ook deze stap de stap van de partijen zelf) of de mate van medewerking tijdens het proces. Het staat de partijen vrij hierover naderhand te communiceren met de rechter, net zo goed als de rechter ook zelf de partijen hierover kan bevragen. Toch voelen sommige bemiddelaars aan dat het loutere zinnetje op het einde van de rit ‘er werd geen vergelijk getroffen’, oneer doet aan het vele werk dat desondanks door de partijen, maar ook door de bemiddelaar werd verzet. De erkentelijkheid van de partijen, zelfs al bleef concreet resultaat uit: daar blijven de verwijzende instanties over in het ongewisse. Dit leidt ertoe dat herstelbemiddeling en de herstelbemiddelaar te vaak wordt beoordeeld op de loutere kwantiteit, eerder dan op de geleverde kwaliteit. De opvolging van de overeenkomsten behoort in principe niet tot de (actieve) taken van de bemiddelaar. De benadeelde partij kan de bemiddelaar echter wel verzoeken in het geval van een mank-lopende naleving van het akkoord, om bij de andere partij te informeren naar de redenen en zo mogelijk de zaak toch recht te trekken vooraleer andere stappen te zetten.
47
Bijlagen 1. Lijst deelnemers arrondissementele stuurgroepen De voorzitters Dhr. T. Goosen, Adjunct-adviseur justitiehuis (Antwerpen) Dhr. K. Creyf, advocaat (Brugge) Dhr. S. Kaesteker, coördinator c.a.w. ’t Dak - Teledienst (Dendermonde) Mevr. N. Debels, directeur justitiehuis (Kortrijk) Dhr. I. Aertsen, professor K.U. Leuven (Leuven) Mevr. E. Fieuws, directeur Justitiehuis (Mechelen) Dhr. G. Merchiers, eerste substituut Procureur des Konings (Oudenaarde) Mevr. K. De Jaegher, justitieassistente slachtofferonthaal (Tongeren) Dhr. R. Gerits, herstelconsulent gevangenis Tongeren (vervangend voorzitter vanaf 11 juni: Tongeren)
Voor het parket De verbindingsmagistraten Dhr. G. Vermeiren, substituut Procureur des Konings (Antwerpen) Mevr. H. Deslypere, eerste substituut Procureur des Konings (Brugge) Dhr. L. Van den Bossche, eerste substituut Procureur des Konings (Dendermonde) Mevr. K. Snepvangers, eerste substituut Procureur des Konings (Kortrijk) Mevr. T. Buyse, eerste substituut Procureur des Konings (Kortrijk) Mevr. M. Scevenels, eerste substituut Procureur des Konings (Leuven) Dhr. L. De Muyer, eerste substituut Procureur des Konings (Mechelen) Dhr. G. Merchiers, eerste substituut Procureur des Konings (Oudenaarde) Mevr. K. Leysen, substituut Procureur des Konings (Tongeren) Dhr. Th. Begeyn, substituut Procureur des Konings (Brugge) Dhr. C. Bergen, substituut Procureur des Konings (Brugge) Dhr. L. Denecker, Procureur des Konings (Kortrijk) Mevr. G. Scherrens, eerste substituut Procureur des Konings (Kortrijk) Mevr. M.P. Van Langenhoven, eerste substituut Procureur des Konings (Leuven) Mevr. K; Wouters, parketjuriste, (Leuven) Mevr. N. Swerts, substituut Procureur des Konings (Mechelen) Mevr. L. Meheus, substituut Procureur des Konings (Mechelen)
Voor de Rechtbank van Eerste Aanleg Dhr. K. Van Cauwenberghe, onderzoeksrechter (Antwerpen) Dhr. P. Gevaert, onderzoeksrechter (Brugge) Dhr. Ph. Jansen, rechter (Kortrijk) 48
Dhr. A. Van Praet, onderzoeksrechter (Mechelen)
Voor de Jeugdrechtbank Dhr. E. Allossery, jeugdrechter (Brugge) Dhr. S. Verhelst, leidend jeugdrechter (Brugge) Mevr. A. Pollet, jeugdrechter (Kortrijk) Mevr. R. Huysmans, leidend jeugdrechter (Leuven) Mevr. B. Van Bauwel, jeugdrechter (Mechelen) Mevr. J. Dankaerts, jeugdrechter (Mechelen) Dhr. Limpens, jeugdrechter (Oudenaarde)
Voor de balie Dhr. J. Maes, advocaat (Antwerpen) Dhr. K. Creyf, advocaat (Brugge) Dhr. D. Gheys, advocaat (Dendermonde) Dhr. J. Colpaert, stafhouder (Kortrijk) Mevr. C. Kestens, oud-stafhouder (Kortrijk) Dhr. P. Defreyne, advocaat (Kortrijk) Dhr. P. Cambien, advocaat (Kortrijk) Dhr. S. Vancraeyveldt, advocaat (Kortrijk) Mevr. S. Van Gastel, advocaat (Leuven) Mevr. A. Van De Velde, advocaat (Mechelen) Mevr. M. Van Honsebrouck, stafhouder (Oudenaarde) Dhr. C. Heerman, vice stafhouder (Oudenaarde) Dhr. F. De Vleeschouwer, advocaat (Oudenaarde) Dhr. M. Smeets, advocaat (Tongeren)
Voor het Justitiehuis Dhr. T. Goosen, adjunct-adviseur (Antwerpen – Tongeren)) Mevr. A. Vandewalle, directeur (Brugge) Mevr. M. Van Gierdeghom, coördinator (Brugge) Dhr. M. Lissens, directeur (Dendermonde) Dhr. R. Huyghens, coördinator (Dendermonde) Mevr. N. Debels, directeur (Kortrijk) Dhr. J. Dutrie, coördinator (Kortrijk) Mevr. C. Schoutetens, directeur ( Leuven) Mevr. E. Fieuws, directeur (Mechelen) Mevr. P. Van Audenhove, directeur (Oudenaarde) Dhr. P. Verhaegen, directeur (Tongeren) Dhr. T. Goosen, adjunct-adviseur (Antwerpen – Tongeren - Mechelen)
49
Voor de Dienst Bemiddeling in Strafzaken Mevr. L. Dauw, justitieassistente (Brugge) Mevr. T. Deketelaere, justitieassistente (Brugge) Dhr. R. Peeters, justitieassistent (Mechelen) Mevr. S. Steen, justitieassistente (Oudenaarde) Mevr. E. Verbruggen, justitieassistente (Oudenaarde)
Voor Slachtofferonthaal bij het Parket Mevr. A. Castelein, justitieassistente (Antwerpen) Mevr. R. Vankerschaver, justitieassistente (Brugge) Mevr. L. Walraet, justitieassistente (Oudenaarde) Mevr. K. De Jaegher, justitieassistente (Tongeren)
Voor de Sociale dienst bij de Jeugdrechtbank Dhr. F. Panesi, dienstdoend leidend consulent (Brugge) Mevr. C. Trachet, leidend consulente (Kortrijk) Mevr. H. Van Baelen, leidend consulent (Mechelen) Dhr. A. Baele, leidend consulent (Oudenaarde)
Voor de Politie Dhr. J. Hopstaken, lokale politie stad Antwerpen (Antwerpen) Dhr. B. Van Cleuvenbergen, lokale politie buiten de stad Antwerpen (Antwerpen) Dhr. J. De Rooy, federale politie (Antwerpen) Dhr. D. Simons, VISIEr (Antwerpen) Mevr. M. Baert, adjunct-commissaris, inspecteur Dienst Jeugd en Gezin, lokale politie (Brugge) Mevr. C. Demeulenaere, maatschappelijk assistente, federale politie (Brugge) Dhr. M. Laforce, federale politie (Dendermonde) Mevr. K. Van den Bossche, maatschappelijk assistente, federale politie (Dendermonde) Dhr. W. Van Gullik, lokale politie (Dendermonde) Dhr. B. Lebrun, Directeur Gerechtelijke Opdrachten (Kortrijk) Dhr. S. Eeckhout, hoofdcommissaris politiezone Kortrijk-Kuurne-Lendelede (Kortrijk) Dhr. P. Verboven, politionele slachtofferzorg, lokale politie VLAS (Kortrijk) Dhr. J.-M. Beirnaert, federale politie, gerechtelijke eenheid (Kortrijk) Dhr. Fr. Vermeiren, commissaris lokale politie Lier (Mechelen) Dhr. M. Domicent, commissaris lokale politie Mechelen (Mechelen) Dhr. H. Michiels, hoofdcommissaris lokale politie zone Leuven (Leuven) Dhr. M. Van Hemelen, hoofdinspecteur 1e klas, lokale politie (Leuven) Mevr. P. De Mets, commissaris lokale politie (Oudenaarde) Dhr. K. Six, commissaris lokale politie (Oudenaarde) Dhr. E. De Baets, directeur coördinatie federale politie (Oudenaarde) Dhr. J. Duhamel, federale politie (Oudenaarde) Dhr. L. Claeys, federale politie Oudenaarde, gerechtelijke eenheid (Oudenaarde) 50
Dhr. L. Vanachter, federale politie Oudenaarde, gerechtelijke eenheid (Oudenaarde) Mevr. A. Hellinx, federale politie (Tongeren) Dhr. R. Celis, lokale politie (Tongeren)
Voor het Algemeen Welzijnswerk Mevr. H. De Boeck, coördinator Justitieel Welzijnswerk, C.A.W. Markant (Antwerpen) Mevr. I. Wouters, medewerker Centrum voor Hulp aan Slachtoffers, C.A.W. De Mare (Antwerpen) Dhr. J. Van Osselaer, coördinator Justitieel Welzijnswerk, C.A.W. De Poort (Brugge) Mevr. H. Pintelon, medewerker Justitieel Welzijnswerk , C.A.W. De Poort (Brugge) Mevr. A. Gaethofs, medewerker Centrum voor Hulp aan Slachtoffers, C.A.W. De Viersprong (Brugge) Mevr. N. Debaere, medewerker Centrum voor Hulp aan Slachtoffers, C.A.W. De Viersprong (Brugge) Dhr. S. Kaesteker, coördinator slachtofferhulp – justitieel welzijnswerk, C.A.W. ’t Dak – Teledienst (Dendermonde) Mevr. N. Robberecht, medewerker slachtofferhulp, C.A.W. ’t Dak – Teledienst (Dendermonde) Mevr. L. Geeurickx, medewerker justitieel welzijnswerk, C.A.W. ‘t Dak - Teledienst (Dendermonde) Dhr; D. Capelle, directeur C.A.W. Stimulans (Kortrijk) Mevr. C. Verhenne, coördinator dienst slachtofferhulp, C.A.W. Stimulans (Kortrijk) Mevr. K. Willems, coördinator, c.a.w. Leuven (Leuven) Dhr. G. Beullens, directeur Welzijnshuis (Mechelen) Dhr. S. Deriemaeker, coördinator C.A.W. Kompas (Oudenaarde) Mevr. E. Van Mieghem, medewerker Justitieel Welzijnswerk, C.A.W. Kompas (Oudenaarde) Mevr. G. Ceunen, slachtofferhulp, C.A.W. De Maretak (Tongeren) Mevr. C. Willekens, justitieel welzijnswerk, C.A.W. ’t Verschil (Tongeren)
Voor de gevangenis Mevr. V. Van der Elst, herstelconsulente (Antwerpen) Mevr. S. Desmet, herstelconsulente PCB (Brugge) Dhr. T. Bogaert, herstelconsulent PLC Ruiselede (Burgge) Mevr. H. Suykens, herstelconsulente (Dendermonde) Mevr. H. Guffens, herstelconsulente Leuven Centraal (Leuven) Mevr. A. Daelemans, herstelconsulente (Mechelen) Dhr. H. Claus, directeur strafinrichting Oudenaarde (Oudenaarde) Dhr. L. De Groeve, PSD coördinator strafinrichting Oudenaarde (Oudenaarde) Mevr. K. Desmet, PSD strafinrichting Oudenaarde (Oudenaarde) Mevr. L. De Vijlder, herstelconsulente (Oudenaarde) Dhr. R. Gerits, herstelconsulent (Tongeren)
51
Voor de K.U. Leuven Dhr. I. Aertsen, professor, Afdeling Strafrecht, Strafvordering en Criminologie (Leuven) Dhr. L. Walgrave, professor, Afdeling Strafrecht, Strafvordering en Criminologie (Leuven) Mevr. I. Vanfraechem, Afdeling Strafrecht, Strafvordering en Criminologie (Leuven)
Voor de Ondersteuningsstructuur Bijzondere Jeugdbijstand (stuurgroepen Brugge, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oudenaarde) Mevr. M. Claes, teamcoördinator Mevr. H. Geudens, stafmedewerkster Mevr. M. Berghmans, stafmedewerkster Dhr. S. Caes, stafmedewerker (tot maart 2002) Mevr. A. Mariën, stafmedewerkster (tot mei 2002) Mevr. L. Balcaen, stafmedewerkster
Voor de vzw Suggnomè (werkgever herstelbemiddelaars meerderjarigen – alle stuurgroepen) Dhr. L. Van Garsse, implementator herstelbemiddeling meerderjarigen Mevr. M. Regelbrugge, coördinator herstelbemiddeling meerderjarigen
Voor de werkgevers van de herstelbemiddelaars Dhr. P. Heytens, directeur vzw De Kerseboom (Brugge) Mevr. M. Detavernier, coördinator vzw Centrum Jongeren- en Gezinsbegeleiding (Kortrijk) Dhr. Willy Vandamme, directeur vzw Oranjehuis (Kortrijk) Dhr. M. Vandekeybus, coördinator vzw Oikoten (Leuven) Dhr. J. Vanderweyden, voorzitter Raad van Bestuur vzw Oikoten (Leuven) Mevr. D. Descamps, preventieambtenaar stad Leuven (Leuven) Mevr. A. De Boye, stad Leuven (Leuven) Dhr. L. Janssens, directeur vzw Jongenstehuis Ivo Cornelis (Mechelen) Dhr. T. Vanderstukken, pedagogisch coördinator vzw Jongenstehuis Ivo Cornelis (Mechelen) Dhr. P. Tersago, burgemeester Lier (Mechelen) Dhr. B. Somers, burgemeester Mechelen (Mechelen) Dhr. G. Decock, coördinator Herstelbemiddeling minderjarigen Gent (Oudenaarde)
Voor de bemiddelingsdiensten Mevr. N. Van Eynde, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Antwerpen) Mevr. H. Vanlommel, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Antwerpen, van 01/04/02 tot en met 30/09/02) Mevr. R. Jacobs, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Brugge) Dhr. B. Sanders, herstelbemiddelaar minderjarigen (B.A.A.B.) (Brugge) Dhr. D. Masure, herstelbemiddelaar minderjarigen (B.A.A.B.) (Brugge) 52
Mevr. E. Goossens, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Dendermonde) Mevr. A. Vanisterbecq, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Dendermonde, van 01/04/02) Dhr. M. Bouchez, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Dendermonde, van 05/08/02 tot en met 30/09/02) Mevr. D. Bataillie, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Kortrijk) Mevr. S. Geerts, herstelbemiddelaar minderjarigen (Kortrijk) Mevr. K. Reynaert, herstelbemiddelaar minderjarigen (Kortrijk, tot 06/02) Dhr. S. Lecompte, herstelbemiddelaar minderjarigen (vanaf 09/02) Mevr. A. Aelvoet, herstelbemiddelaar minderjarigen (vanaf 12/02) Dhr. D. Horevoets, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Leuven) Mevr. A. Schreurs, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Leuven) Mevr. T. Jammaers, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Leuven, tot 01/04/02) Mevr. P. Sampers, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Leuven, vanaf 01/06/02) Mevr. L. Balcaen, herstelbemiddelaar minderjarigen (Leuven, tot 06/02)) Mevr. N. Van Paesschen, herstelbemiddelaar minderjarigen (Leuven) Dhr. K. Mullens, herstelbemiddelaar minderjarigen (Leuven) Dhr. B. Van Droogenbroeck, herstelbemiddelaar minderjarigen (Leuven, vanaf 01/09/02) Mevr. L. Devriendt, herstelbemiddelaar op politieniveau (Leuven) Mevr. K. Buntinx, herstelbemiddelaar in de fase van de strafuitvoering (Leuven) Mevr. T. Jammaers, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Mechelen vanaf 01/04/02) Dhr. R. Vanpee, schadebemiddelaar (Mechelen) Mevr. C. Keepers, gemeenschapsdienst (Mechelen) Mevr. I. Goovaerts, schadebemiddelaar/gemeenschapsdienst (Mechelen) Mevr. K. Verschooten, herstelbemiddelaar minderjarigen (Mechelen) Dhr. L. Grielens, herstelbemiddelaar minderjarigen (Mechelen Dhr. F. Pauwels, herstelbemiddelaar minderjarigen (Mechelen) Dhr. P. Verbeeck, herstelbemiddelaar minderjarigen (Mechelen) Dhr. W. De Cuyper, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Oudenaarde, tot 31/05/02) Dhr. F. Bullens, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Oudenaarde, vanaf 01/06/02) Mevr. E. Van den Haesevelde, herstelbemiddelaar minderjarigen (Oudenaarde) Mevr. M. Cuppens, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Tongeren) Dhr. D. Roussard, herstelbemiddelaar minderjarigen (B.A.A.L.) (Tongeren)
53
2. Lijst deelnemers begeleidingsteams Voor de balie Dhr. L. De Somer, advocaat (Antwerpen) Dhr. K. Creyf, advocaat (Brugge) Dhr. D. Gheys, advocaat (Dendermonde) Dhr. Steven Van Craeyveldt, advocaat (Kortrijk) Mevr. S. Raedschelders, advocate (Leuven) Dhr. F.Verbruggen, advocaat (Leuven) Mevr. A. Van Roey, advocate (Tongeren)
Voor het Justitiehuis Dhr. S. Sevenich, justitieassistent Probatie (Antwerpen) Mevr. A. Vandewalle, directeur (Brugge) Mevr. M. Van Gierdeghom, coördinator (Brugge) Dhr. R. Huygens, coördinator (Dendermonde) Mevr. K. Valckenaere, justitieassistente, (Kortrijk)
Voor de Dienst Bemiddeling in Strafzaken Mevr. E. Podevyn, justitieassistente (Antwerpen) Mevr. L. Dauw, justitieassistente (Brugge) Mevr. T. Deketelaere, justitieassistente (Brugge) Mevr. I. De Wachter, justitieassistente (Dendermonde) Mevr. N. De Vijlder, justitieassistente (Dendermonde) Mevr. Angie Verhamme, justitieassistente (Kortrijk) Mevr. A. Gooijer, justitieassistente (Leuven) Mevr. L. Raeymaekers, justitieassistente (Leuven) Mevr. N. Rommelaere, justitieassistente (Oudenaarde) Mevr. S. Steen, justitieassistente (Oudenaarde) Mevr. E. Verbruggen, justitieassistente (Oudenaarde) Mevr. N. Keldermans, justitieassistente (Tongeren) Mevr. V. Martens, justitieassistente (Tongeren)
Voor Slachtofferonthaal bij het Parket Mevr. A. Casteleyn, justitieassistente (Antwerpen) Mevr. R. Vankerschaver, justitieassistente (Brugge) Mevr. P. Goossens, justitieassistente (Dendermonde) Mevr. E. Gillis, justitieassistente (Dendermonde) Mevr. I. Meerpoel, justitieassistente (Oudenaarde) Mevr. L. Walraet, justitieassistente (Oudenaarde) Mevr. K. De Jaegher, justitieassistente (Tongeren) Mevr. L. Peroni, justitieassistente (Tongeren)
54
Voor het Algemeen Welzijnswerk Mevr. K. Keppens, C.A.W. De Mare, slachtofferhulp (Antwerpen) Mevr. G. Goethals, C.A.W. Markant, Justitieeel Welzijnswerk (Antwerpen) Mevr. A. Gaethofs, C.A.W. De Viersprong, slachtofferhulp (Brugge) Mevr. H. Pintelon, C.A.W. De Poort, Justitieel Welzijnswerk (Brugge) Dhr. S. Kaesteker, C.A.W. Dendermonde, coördinator slachtofferhulp – Justitieel Welzijnswerk (Dendermonde) Mevr. L. Geeurickx, C.A.W. Dendermonde, Justitieel Welzijnswerk (Dendermonde) Mevr. K. Scheirs, C.A.W. Dendermonde, slachtofferhulp (Dendermonde) Mevr. C. Verhenne, C.A.W. Stimulans, coördinator dienst Slachtofferhulp, (Kortrijk) Mevr. M. Cambier, C.A.W. Stimulans, Justitieel Welzijnwerk, (Kortrijk) Mevr. V. Huysmans, C.A.W. Leuven, slachtofferhulp (Leuven) Dhr. T. Leën, C.A.W. Leuven, slachtofferhulp (Leuven) Mevr. N. Vandormael, C.A.W. Leuven, Justitieel Welzijnswerk (Leuven) Mevr. L. Van Der Perre, C.A.W. Leuven, Justitieel Welzijnswerk (Leuven) Dhr. B. Joris, C.A.W. Leuven, fam. detentiebegeleiding (Leuven) Mevr. M. Broekaert, C.A.W. Kompas, slachtofferhulp (Oudenaarde) Mevr. H. Willecan, C.A.W. Kompas, Justitieel Welzijnswerk (Oudenaarde) Mevr. C. Willekens, C.A.W. ’t Verschil, Justitieel Welzijnswerk (Tongeren) Mevr. G. Ceunen, C.A.W. De Maretak, slachtofferhulp (Tongeren) Mevr. V. Van Huysse, C.A.W. De Maretak, slachtofferhulp (Tongeren)
Voor andere sectoren hulp- en dienstverlening Dhr. C. Vermeiren, Centrum Geestelijke Gezondheidszorg VAGGA Andersen (Antwerpen) Mevr. C. Van Mosselveld, Dader-Inzicht (Kortrijk)
Voor de herstelbemiddelaars Mevr. N. Van Eynde, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Antwerpen) Mevr. H. Vanlommel, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Antwerpen) Mevr. R. Jacobs, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Brugge) Dhr. B. Sanders, herstelbemiddelaar minderjarigen (Brugge) Mevr. E. Goossens, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Dendermonde) Mevr. A. Vanisterbecq, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Dendermonde) Dhr. M. Bouchez, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Dendermonde) Mevr. D. Bataillie, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Kortrijk) Dhr. S. Caes, herstelbemiddelaar minderjarigen (Kortrijk) Mevr. S. Geerts, herstelbemiddelaar minderjarigen (Kortrijk) Mevr. K. Reynaert, herstelbemiddelaar minderjarigen (Kortrijk) Dhr. S. Lecompte, herstelbemiddelaar minderjarigen (Kortrijk) Dhr. D. Horevoets, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Leuven) Mevr. A. Schreurs, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Leuven) Mevr. T. Jammaers, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Leuven) Mevr. P. Sampers, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Leuven) Mevr. K. Buntinx, herstelbemiddelaar in de fase van de strafuitvoering (Leuven) Dhr. W. De Cuyper, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Oudenaarde) Dhr. F. Bullens, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Oudenaarde) Mevr. M. Cuppens, herstelbemiddelaar meerderjarigen (Tongeren) 55
Inleidende beschouwingen Door de ondertekening van het basisprotocol en het samenwerkingsprotocol herstelbemiddeling op 23 januari 2002 kon de bemiddelingsdienst Antwerpen formeel starten, en kende de bemiddelaar de feitelijke start, 8 maanden na de aanwerving. Terwijl in 2001 de tijd hoofdzakelijk besteed werd aan structureel overleg en de ondersteuning van de implementatie, stond 2002 volledig in het teken van de opstart van de bemiddelingsdienst en kon het individuele bemiddelingswerk ten volle verkend worden. Deze start was zeker zo spannend als de eerste want er zou vanuit verschillende hoeken mee over de schouder gekeken worden. Het protocol zelf voorziet een evaluatie van de werking in de schoot van de stuurgroep. Op de algemene vergadering van de vzw Suggnomè werd de benieuwdheid uitgesproken hoe de praktijk zich in Antwerpen zou ontwikkelen, op basis van een protocol dat toch enigszins afwijkt van de andere arrondissementen. Eindelijk is het dan toch zover, dacht de bemiddelaar, die even in de waan leefde dat vanaf dat moment dit voldragen en gedoopte ‘bemiddelingsleven’ op eigen ritme rustig maar gestaag zou uitgroeien tot een volwaardige bemiddelingsdienst, een grootstedelijk arrondissement als Antwerpen waardig. De mogelijkheid om een tweede bemiddelaar aan te werven kon deze hoop alleen maar voeden. Het zou een kwestie van tijd zijn dat de derde bemiddelaar ons zou vervoegen. Ons enthousiasme veroorzaakte een acute en collectieve blindheid voor de tijdelijkheid van het contract van Hilde Vanlommel. Met dergelijke doemscenario’s wilden we geen rekening houden, de blik was gericht op de uitbouw van de bemiddelingsdienst. Het eerste kwartaal werd het nodige gedaan om voor twee bemiddelaars een goede huisvesting te vinden. We hadden immers reeds langer dan voorzien, kunnen genieten van de gastvrijheid van U-turn. Ondanks de vele inspanningen is het niet gelukt om een locatie te vinden bij een andere organisatie. Uiteindelijk werden de handen in elkaar geslagen met de medewerker van Dader In Zicht, eveneens op zoek naar een andere locatie. In maart werd de beslissing genomen om de bemiddelingsdienst te installeren op een particulier appartement op de Mechelsesteenweg nr. 80, goed gelegen omwille van de bereikbaarheid met het openbaar vervoer en op loopafstand van het gerechtsgebouw en de gevangenis. Bovendien biedt deze ruimte de mogelijkheid om vergaderingen samen te roepen. Het tweede en het derde kwartaal werd het bemiddelingsaanbod toegelicht bij alle partners. De doorstroming van dossiers liet even op zich wachten om vanaf de zomer dan toch goed op gang te komen. In mei werden de eerste dossiers besproken met het kersverse en van bij het begin zeer geïnteresseerde begeleidingsteam. Het werd duidelijk dat ook in Antwerpen een vraag leeft waarop het bemiddelingsaanbod een zinvol antwoord kan bieden. Het feit dat de procureur des Konings een ander engagement opneemt dan in de andere arrondissementen en niet actief oriënteert naar herstelbemiddeling, blijkt geen belemmering om een bemiddelingspraktijk te ontwikkelen. Het engagement van de Voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg en de constructieve medewerking van de onderzoeksrechters bieden heel wat mogelijkheden. De bemiddelaar is hier al langer getuige van maar kan dit nu ook illustreren aan de hand van de cijfers die u terugvindt in het tweede deel. Ze zal het met een zucht van opluchting gelezen weten door de leden van de Algemene Vergadering van Suggnomè en van de stuurgroep.
56
Zodra de vraag afgestemd leek op twee bemiddelaars, kwam het nieuws dat de Minister van Justitie de subsidiëring van alle nationale proefprojecten zou verminderen. Naast een verlaging van het reguliere budget van de vzw Suggnomè en de niet-verlenging van alle tijdelijke contracten1, betekende dit voor Antwerpen dat we eind september een bemiddelaar en een goede collega kwijt waren, en tegelijk heel wat illusies armer. Na de eerste shock werd snel gehandeld om het gevoel van onmacht niet de bovenhand te geven, een herkenbare reactie voor al wie zich ooit slachtoffer voelde. De verontwaardiging werd gedeeld door de stuurgroep van waaruit een schrijven werd gericht aan de minister van Justitie om de gevolgen van deze beleidsbeslissing voor de praktijk aan te kaarten en om uitleg te vragen. Doch, zonder de signaalwaarde en de noodzaak van dergelijke brieven te willen ondermijnen, ze veranderen de wereld niet: de ‘tijdelijkheid’ bleek van blijvende aard. Van paradoxen gesproken! Een minister die pleit voor een herstelgericht beleid zet de schaar in de subsidiëring van een project dat deze politieke keuze in een praktijk tracht vorm te geven. Net op het moment dat de doorstroming van dossiers goed op dreef komt, moet één bemiddelaar de dienst verlaten met spijt in het hart. De andere blijft verweesd achter met te weinig tijd voor teveel dossiers, met te veel verwachtingen en beperkte invullingen. Niettemin zijn er voldoende redenen om de opgedane ervaringen en indrukken voor te leggen aan al wie belangstelling heeft. Het is te vroeg voor sluitende conclusies, oordelen laat ik over aan de lezer, bedenkingen hoor ik graag. Maar één ding staat vast: De bemiddelingsdienst leeft en laat leven! Wie verder leest, wordt getuige…
1
De gevolgen waren tevens voelbaar in het arrondissement Mechelen en Dendermonde en had gevolgen voor de invulling van de forumfunctie op het secretariaat van de vzw Suggnomè.
57
1. Interne werking en structuur van de dienst 1.1.
Bemiddelingsprocedure
Nadat het samenwerkingsprotocol ondertekend was, kon de bemiddelaar starten met bemiddelen maar eigenlijk toch ook weer niet. Het protocol voorziet wel de krijtlijnen waarbinnen de bemiddeling dient te verlopen maar meer concrete afspraken waren toch noodzakelijk om daadwerkelijk te kunnen starten. Begin februari werd in overleg met de verbindingsmagistraat en de onderzoeksrechter volgende werkwijze afgesproken: 1. De bemiddelaar krijgt de vraag om herstelbemiddeling te starten van de verdachte of het slachtoffer, hun advocaat of hulpverlener. 2. De bemiddelaar maakt het aanvraagformulier (A) over aan de bevoegde onderzoeksrechter of de verbindingsmagistraat met de vraag naar toestemming. 3. De onderzoeksrechter of verbindingsmagistraat beslist zo snel als mogelijk of herstelbemiddeling al dan niet kan opgestart worden2: Φ Geen toestemming: formulier A wordt ingevuld + handtekening Φ Wel toestemming: formulier A + B (Inlichtingenblad) wordt ingevuld 4. De onderzoeksrechter bezorgt formulier A en/of formulier B aan de Bemiddelingsdienst, Mechelsesteenweg 80, 2018 Antwerpen. 5. De onderzoeksrechter wenst zelf dat het aanbod van herstelbemiddeling aan de partijen wordt geformuleerd: formulier A en B worden overgemaakt aan de Bemiddelingsdienst. 6. Een kopie van formulier A wordt bewaard in het werkkaft van het openbaar ministerie of in het reservekaft van de onderzoeksrechter. 7. Zodra de herstelbemiddelaar de schriftelijke toestemming heeft van de bevoegde magistraat, worden zowel slachtoffer als verdachte per brief geïnformeerd over het aanbod van herstelbemiddeling. 8. Zodra de advocaat bekend is, wordt deze schriftelijk op de hoogte gebracht van het bemiddelingsaanbod. 9. Een korte tijd na de brief worden de partijen telefonisch gecontacteerd door de herstelbemiddelaar voor een afspraak. 10. Na afsluiting beperkt de terugkoppeling van de bemiddelaar aan de onderzoeksrechter en/of de procureur des Konings zich strikt tot de mededeling van afsluiting van de bemiddeling met of zonder overeenkomst. Deze mededeling wordt tevens in het reservekaft (OR) of in het werkkaft (OM) bewaard. 2
Daarbij zal rekening worden gehouden met volgende voorwaarden: 1. Er is een gekend slachtoffer dat materiële en/of morele schade heeft geleden. 2. De verdachte heeft de feiten bekend. 3. Er is geen indicatie dat de tussenkomst van de bemiddelaar negatief zou interfereren met nog te stellen onderzoekshandelingen, wat eventueel inhoudt dat op initiatief van de onderzoeksrechter een opgestarte procedure tot herstelbemiddeling kan opgeschort worden in het belang van het onderzoek. 4. Het dossier komt niet in aanmerking voor seponering, minnelijke schikking of bemiddeling in strafzaken 5. De taal van de betrokkenen maakt, gegeven de actuele capaciteiten van het bemiddelingsteam, communicatie mogelijk. 6. Het inzetten van een bemiddelingsprocedure zal en kan geen enkele invloed hebben op het normale verloop van het onderzoek. In geen enkele omstandigheid zal het ontbreken van een akkoord kunnen ingeroepen worden om de zaak uit te stellen of niet te laten behandelen voor de raadkamer of de rechter ten gronde.
58
11. Het staat partijen vrij om aangaande het al dan niet bereikte resultaat, in overleg met de bemiddelaar, elementen aan het strafrechtelijk dossier te doen toevoegen, in het bijzonder de eventuele door beide partijen ondertekende overeenkomst.
De standaardformulieren A en B werden op geel papier gedrukt en persoonlijk bezorgd aan de onderzoeksrechters die bij deze gelegenheid persoonlijk geïnformeerd werden over de te volgen procedure. Over het algemeen wordt deze procedure goed toegepast en is ze ook efficiënt maar toch zijn een aantal kanttekeningen te maken. Uit de praktijk blijkt dat deze procedure nogal wat administratieve opvolging vraagt door de bemiddelaar. Het gebeurt meer dan eens dat een aanvraag niet onmiddellijk beantwoord wordt. Het is dus aan de bemiddelaar om bij te houden welke aanvragen geen antwoord kregen en desgevallend na enkele weken de vraag te herhalen bij de bevoegde onderzoeksrechter. Ook gebeurt het dat het inlichtingenblad (B) niet duidelijk of niet volledig werd ingevuld zodat de bemiddelaar terug moet naar de onderzoeksrechter om de gegevens aan te vullen. Zonder correcte identiteitsgegevens kunnen de brieven niet verstuurd worden. Ten slotte verstuurt de bemiddelaar de brieven met het bemiddelingsaanbod naar de partijen. Indien de vraag niet van de onderzoeksrechter zelf kwam, en de magistraat weigert om een aanbod te doen, dient de bemiddelaar deze beslissing mee te delen aan de verwijzer of vragende partij. Veel van deze administratieve activiteiten zijn eigen aan de procedure in het arrondissement Antwerpen en wijken af van de werkwijze van de collega’s uit andere arrondissementen. Het heeft echter ook voordelen. Omdat de bemiddelaar zelf het aanbod naar de partijen stuurt, kan deze ook bepalen op welk tijdstip dit gebeurt en zo het ritme wat beïnvloeden. Bovendien is het aanvraagformulier een handig instrument dat door de verwijzers goed gebruikt wordt: ze weten zo meteen welke gegevens noodzakelijk zijn om een aanvraag te doen. Ten slotte voorziet formulier B de nodige informatie om een bemiddeling te kunnen starten en blijkt inzage in het dossier niet noodzakelijk. Slechts in uitzonderlijke gevallen werd het dossier ingekeken, en dan was het op vraag van de onderzoeksrechter. In geen enkel dossier achtte de bemiddelaar het noodzakelijk om het dossier in te lezen om te kunnen bemiddelen.
1.2.
De stuurgroep
De stuurgroep is in het leven geroepen om het herstelgerechtelijk gedachtegoed in brede kring uit te dragen. Tevens heeft dit overleg de verantwoordelijkheid om het aanbod van herstelbemiddeling in het arrondissement Antwerpen op een transparante wijze en binnen objectieve criteria voor de rechtzoekende beschikbaar te maken. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de beperkt beschikbare middelen, die maximaal worden afgestemd op de noden van het arrondissement. De stuurgroep oefent toezicht uit op de werking van de bemiddelaars met het oog op de naleving van de vooropgestelde basisprincipes, zoals uiteengezet in art. 2 van het protocol. Tenslotte zal de stuurgroep zijn beleid motiveren in een werkings- en evaluatierapport aan de overheid, dat ook voor derden beschikbaar is 3.
3
Art. 4 van het Samenwerkingsprotocol Herstelbemiddeling
59
De deelnemers zijn allen betrokken bij de strafrechtsbedeling, door hun rol in het onderzoeksof vervolgingsbeleid, of bij de maatschappelijke bijstand aan slachtoffers en daders en hun omgeving. De eerste voorzitter was Mevr. V. Pasmans, directeur van het Justitiehuis Antwerpen. In maart ’02 werd de fakkel van het voorzitterschap doorgegeven aan Mr. T. Goosen, adjunct-adviseur Justitiehuizen, Hof van Beroep Antwerpen. Ook bij de leden zien we een aantal wijzigingen. Voor Justitieel Welzijnswerk wordt Annemie Dermaut vervangen door Hilde De Boeck. Het Centrum voor Slachtofferhulp wordt voortaan vertegenwoordigd door Ils Wouters in plaats van Katrien Keppens. Voor de lokale politie wordt Dave Simons van VISIEr afgevaardigd ter vervanging van Vinciane Pôtgens. Al deze wijzigingen in de samenstelling vormden echter geen belemmering voor een betrokken en actieve houding van de stuurgroep4. Het voorbije jaar kwam de stuurgroep 6 maal samen5, eerst in het Justitiehuis, vanaf april op de bemiddelingsdienst zelf. Telkens legden de bemiddelaars een gedetailleerd activiteitenverslag voor aan de leden om deze zicht te geven op de dagelijkse invulling van de bemiddelingsopdracht6. Zowel de structurele taken als een overzicht van de concrete dossiers worden hierin meegedeeld. Hieruit volgden vaak de thema’s die aan de orde waren. Gezien we aan het begin van de praktijkontwikkeling staan, werd de agenda hoofdzakelijk bepaald door heel concrete vragen van de bemiddelaars over de toepassing van de principes van het protocol. In eerste instantie werden de aanvragen voorgelegd die niet aan alle criteria beantwoordden. De motivaties om al dan niet op die aanvragen in te gaan zijn terug te vinden in hoofdstuk 2. Soms hadden de bemiddelaars de indruk meer neen dan ja te zeggen op vragen naar bemiddeling. Dit zorgde voor gemengde gevoelens. Bij de terugkoppeling van een negatief antwoord werd de bemiddelaar meer dan eens uitgedaagd om de beslissing van de stuurgroep met klem toe te lichten en nader te verklaren. Ook de (cynische) reactie “wat mag je eigenlijk wel opnemen?” bleef niet uit. Anderzijds mogen de bemiddelaars zich gelukkig prijzen dat de stuurgroep consequent is geweest in deze correcte afbakening en bij elke vraag de principiële afweging maakte. Immers, met het aantal aanvragen dat wel in aanmerking kwam volgens de criteria van het samenwerkingsprotocol, kon de bemiddelingsdienst 25 dossiers opstarten in een periode van 11 maanden. In vergelijking met de opstartfase in andere arrondissementen is dit een mooi begin. Op termijn zal het ook bijdragen tot een duidelijke profilering van het opzet van de bemiddelingsdienst. Aan de terugkoppeling vanwege de bemiddelaar aan de onderzoeksrechter en/of de procureur des Konings werd ook een discussie gewijd. Naar aanleiding van de eerste overeenkomst stelde de bemiddelaar de vraag of het niet wenselijk of nuttig is dat ook het openbaar ministerie zicht heeft op de inhoud van de overeenkomst. Anders is deze de enige partij op de zitting die de inhoud van de overeenkomst niet kent en slechts weet of er al dan niet een overeenkomst werd bereikt. Tijdens de discussie hierover wordt eraan herinnerd dat oorspronkelijk de balie vragende partij was om de mededeling die aan het gerechtelijk dossier wordt gevoegd, strikt te beperken tot de vermelding van de ‘al dan niet succesvolle afsluiting van de bemiddeling’. Dit 4
Leden: T. Goosen (Justitiehuis), G. Vermeiren (OM), K. Van Cauwenberghe (OR), J. Maes (Balie), V. Van der Elst (gevangenis), I. Wouters (CHS), H. De Boeck (JWA), A. Castelein (SOP), J. Hopstaken (Lokale Pol. A’pen), B. Van Cleuvenbergen (Lok. Politie buiten stad A’pen), D. Simons (Lokale Pol. A’pen), J. De Rooy (Fed. Pol.), L. Van Garsse (Suggnomè) en de bemiddelaars zelf. 5 Data stuurgroepen: 23/01/02, 5/03/02, 2/05/02, 13/06/02, 24/09/02 en 27/11/02 6 Een overzicht hiervan is terug te vinden in de bijlage
60
principe werd goedgekeurd door de stuurgroep met als logisch gevolg dat de overeenkomst geen deel uitmaakt van het strafdossier. Het openbaar ministerie kan zich enkel baseren op gegevens die in het strafdossier zitten. Besluit: • de partijen zelf kunnen de overeenkomst voegen aan het dossier. Op de zitting zelf kunnen ze nog stukken neerleggen: het “stukkenbundel” kan een overeenkomst bevatten, evenals bvb. een bewijs van betaling, een arbeidsovereenkomst, e.a. Dit veronderstelt wel dat partijen zelf naar de zitting komen. • De bemiddelaar brengt de parketmagistraat op de hoogte van de afronding van de bemiddeling, “met of zonder overeenkomst”. De parketmagistraat kan altijd meer uitleg aan de raadsman vragen als hij meer wil weten over de wijze van afsluiting van de bemiddeling. • De mededeling dat geen overeenkomst werd bereikt, komt terecht in de reservekaft, niet in het dossier dat naar de rechtbank gaat. Dit neemt niet weg dat partijen/advocaten zelf hierover praten tijdens de zitting. Een niet geslaagde bemiddeling kan echter door de Voorzitter niet aanvaard worden als argument, er kan hoogstens akte van genomen worden. De mededeling over de afloop van een bemiddelingsproces, gebeurt momenteel niet systematisch aan de verwijzer en/of degene die toestemming verleende om herstelbemiddeling aan te bieden. Meestal is dit de onderzoeksrechter. De vraag is of deze terugkoppeling niet ook moet gebeuren? Dit werd niet voorzien in de procedure maar dergelijke feedback kan wel een stimulerend effect hebben om nog andere dossiers te verwijzen. De stuurgroep heeft bovendien mee bepaald welke doelgroepen op welke wijze gesensibiliseerd werden en draagt op die wijze mee de verantwoordelijkheid voor de doorstroming van dossiers en de afstemming ervan op de beschikbare (vrouw)kracht. Dit laatste is geen sinecure, is gebleken. Tevens werd door de betrokken diensten de nood gesignaleerd aan een bemiddelingsaanbod in de fase van de strafuitvoering, wat momenteel nog niet aanwezig is in het arrondissement Antwerpen. Ze stellen vast dat er wel vragen geformuleerd worden door de partijen zelf. Dit was aanleiding tot de oprichting van een overleg op initiatief van de herstelconsulent om te verkennen hoe en door wie deze vragen toch een antwoord kunnen krijgen. De bemiddelingsdiensten voor de minderjarigen zijn niet aanwezig in de stuurgroep zoals in sommige andere arrondissementen wel het geval is. Daarom werd voorzien dat de verslagen worden uitgewisseld door de voorzitters. Ook wordt mondeling verslag uitgebracht door I. Wouters die in beide stuurgroepen actief is. Dit belet niet dat er wordt samengewerkt door de diensten. De vorming aan de balie op 10 september ’02 werd gegeven samen met ADAM, Elegast en Bemiddeling in Strafzaken. Ook in concrete dossiers wordt samengewerkt indien minderjarigen en meerderjarigen bij dezelfde feiten betrokken zijn. De stuurgroep is zeer betrokken op de concrete uitvoering van het project herstelbemiddeling maar toch ook vragende partij om de agenda in de toekomst te verruimen opdat meerdere herstelrechtelijke thema’s en projecten ui tgewerkt en opgevolgd worden in de schoot van de stuurgroep. Pas dan zou de participatie aan de stuurgroep een win-win situatie kunnen betekenen voor alle deelnemers. Zo zou bvb. de mogelijkheid van schaderegeling op 61
politieniveau kunnen verkend worden. Ook de mogelijkheid van een vereffeningfonds voor meerderjarigen is nog braak liggend terrein in dit arrondissement. Tenslotte zijn er diverse redenen om de Procureur-generaal actiever te betrekken bij de stuurgroep. De discussie over volgende thema’s kan ni et los van de actoren van het Hof van Beroep gevoerd worden : • De vragen van beklaagden die naar het Hof van Assisen verwezen worden en de impact van een bemiddelingsprocedure op dergelijk proces; • Zaken waarin bemiddeling wordt opgestart vanuit de veronderstelling dat ze verwezen worden naar de Correctionele Rechtbank maar die uiteindelijk toch naar het Hof van Assisen verwezen worden; of waarvoor de Corr. RB. zich onbevoegd verklaart. • Vragen tot bemiddeling na het vonnis van de Rechtbank Eerste Aanleg en de zaak is aanhangig gemaakt voor het Hof van Beroep; • De impact van een bemiddeling, afgerond voor het vonnis van de Rechtbank Eerste Aanleg, maar de zaak wordt verder in beroep behandeld. Het engagement van de stuurgroep is ondersteunend en stimulerend voor de bemiddelaar die niet moet vrezen met de herstelrechtelijke gedachte op een eilandje te zitten. Maar tegelijk doen deze organisaties daarmee ook appèl op de capaciteit van deze om buiten de individuele dossiers bezig te zijn met nog andere invullingen van het herstelrechtelijk gedachtegoed. Het zal dan ook, met de huidige bemanning, een evenwichtsoefening vereisen tussen het individuele bemiddelingswerk en het structurele werk.
1.3. Het begeleidingsteam. Volgens het protocol, art. 10: “Op initiatie f van de bemiddelaar wordt een begeleidingsteam samengesteld. Het begeleidingsteam vergadert minstens één maal per maand om overleg te hebben over de concrete dossiers van herstelbemiddeling en om de bemiddelaar waar nodig te adviseren. …” In dit team vindt de bemiddelaar dus een methodische ondersteuning en uitwisseling vanuit diverse specifieke deskundigheden. Voor de samenstelling werden professionelen7 uit de dader- en slachtoffersector uitgenodigd evenals een advocaat en een justitieassistent Bemiddeling in Strafzaken. Het begeleidingsteam dient tot meerdere doelstellingen: • Directe en praktische ondersteuning in de concrete casussen • Bewaken van het tijdsverloop en de neutrale positie van de bemiddelaar • Thematiseren van moeilijkheden in het werkveld en praktijkoverstijgend nadenken over methodiek en alle aspecten van het bemiddelingswerk • Betrokkenheid van de andere partners van het justitiële veld vergroten en tevens het gedachtegoed van herstelrecht verder bekend maken aan de hand van concrete voorbeelden. De bemiddelaar stelt de dossiers voor waarin gewerkt wordt en kan advies vragen waar nodig. Alle deelnemers kunnen juridisch/technische informatie uitwisselen, bespreken (bvb. 7
De leden van het begeleidingsteam: Chris Vermeiren (CGG Vagga – Andersen), Seppe Sevenich (Justitieassistent Probatie), Greet Goethals (JWA- Markant), Astrid Rubbens, later vervangen door Katrien Keppens (CHS), Anne-Mie Castelein (Justitieassistent Slachtofferonthaal parket), Els Podevyn (Justitieassistent Bemiddeling in Strafzaken), Luc Somers (advocaat).
62
juridische consequenties van een dading versus een overeenkomst, burgerlijke partijstelling, vertegenwoordiging van een minderjarig slachtoffer, rechtstreekse dagvaarding, juridisch advies versus informatie, …). Verder kunnen allerlei thema’ s besproken worden naar aanleiding van concrete casussen: beroepsgeheim, meldingsplicht, cultuurverschillen, taalproblemen, psychopathologie, … Het begeleidingsteam werd opgestart in mei 2002 en kwam in totaal 4 keer samen8. De bemiddelaar werd aangenaam verrast door de trouwe en geïnteresseerde deelname van de genodigden. Het is bijzonder verfrissend en leerrijk om verschillende meningen vanuit al deze disciplines te horen. Het vraagt echter ook een zeer open en kwetsbare opstelling van de bemiddelaar om in die mate in haar kaarten te laten kijken. Immers, gezien het de bedoeling is om ondersteunend te zijn, heeft het geen zin om alleen de succesverhalen uit de doeken te doen. Dat dit mogelijk is, illustreert dat alle deelnemers tot op heden op doordachte en respectvolle wijze hun kijk op de zaak geven en vereist ook van hen waakzaamheid over hun eigen deontologische principes. Meer dan eens werd de bedenking gemaakt dat toch veel krachten gemobiliseerd worden om één persoon in zijn werk te ondersteunen. Dit is alleen te rechtvaardigen wanneer de leden uit de besprekingen iets kunnen meenemen dat bruikbaar is in de eigen werkwijze. Laat ons hopen dat de balans in evenwicht geraakt. Ik kan zelf niet anders dan de leden bedanken voor hun bijdrage en uitnodigen tot meer van het zelfde.
8
21/05/02, 10/07/02, 26/09/02, 24/10/02
63
2. Herstelbemiddeling meerderjarigen Antwerpen in cijfers 2.1. Aantal aanvragen De eerste tabel geeft een beeld van het aantal vragen die aan de bemiddelingsdienst gesteld werden en het aantal dossiers dat opgenomen is in 2002. We spreken pas over een dossier wanneer daadwerkelijk een bemiddelingsaanbod werd gedaan aan de partijen. Een aantal aanvragen zijn overgemaakt aan de bevoegde magistraat maar hebben nog geen formeel antwoord gekregen: deze worden “dossiers in beraad” genoemd. Een vraag wordt als “oneigenlijk” beschouwd wanneer deze buiten de strafrechtelijke context gesitueerd wordt. Wanneer een dossier van een ander arrondissement wordt opgenomen, dan wordt dit geregistreerd door de bemiddelaar van het arrondissement waar de vraag gesteld werd. De bemiddelaar die de bemiddeling heeft uitgevoerd, vermeldt dit enkel in tabel bij “opgenomen dossier van ander arrondissement”. Tabel 1: Aantal aanvragen A. Aantal aanvragen in 2002 B. Aantal dossiers in beraad C. Aantal niet opgenomen aanvragen D. Aantal oneigenlijke aanvragen E. Aantal opgenomen dossiers (als de bemiddelingsdienst effectief een aanbod doet) F. Aantal opgenomen dossiers (als de bemiddelingsdienst een gedeelte van een aanbod / een volledig aanbod doet in een dossier van een collega uit een ander arrondissement of project FSU)
62 6 27 3 25 1
Het voorbije jaar kreeg de bemiddelaar in totaal 62 aanvragen op de bemiddelingsdienst. Iets meer dan de helft van deze aanvragen (36) leidden (nog) niet tot een “bemiddelingsdossier” en dit om diverse redenen. Toelichting bij de dossiers in beraad (B) In zes dossiers wacht de bemiddelaar nog op de toestemming van de onderzoeksrechter. Dit kan diverse redenen hebben, bvb. de verdachte heeft nog niet bekend, de positie van dader en slachtoffer zijn nog niet duidelijk, of het is nog niet geweten of het al dan niet naar het Hof van Assisen verwezen zal worden. Toelichtingen bij de niet opgenomen aanvragen (C) Over een aantal vragen heeft de stuurgroep het principieel standpunt ingenomen om geen herstelbemiddeling op te starten, en dit om volgende redenen: • De vraag werd gesteld te kort voordat de zitting voor de Correctionele Rechtbank gepland is (5).
64
• •
• •
•
•
Eén vraag kwam terecht bij de bemiddelaar na de uitspraak van de Rechtbank op Eerste Aanleg waartegen beroep werd aangetekend.9 5 vragen werden gesteld nadat er al een vonnis in kracht van gewijsde was: ook hier heeft de stuurgroep het principiële standpunt ingenomen om zich strikt te houden aan de krijtlijnen van het samenwerkingsakkoord, d.w.z. bemiddelen voor de uitspraak van de Rechtbank Eerste Aanleg.10 Eén vraag kon niet worden beantwoord omdat ze vanuit een ander arrondissement kwam waar nog geen bemiddelingsdienst actief is. De stuurgroep koos ervoor om voorrang te geven aan de vragen uit het arrondissement Antwerpen. Eén vraag, gesteld door een politierechter en tevens door de advocaat van de dader n.a.v. een verkeersongeval met gewonden, werd negatief beantwoord.11 Dossiers van de politierechtbank komen principieel wel in aanmerking op voorwaarde dat er nog geen vonnis werd uitgesproken op strafrechtelijk gebied EN op voorwaarde dat de vraag gesteld wordt door één van de partijen of hun advocaat. In de beginfase kwamen op korte tijd 6 vragen binnen naar aanleiding van een delict waarvoor het Hof van Assisen bevoegd is. Ook dit gaf stof tot boeiende discussie in de stuurgroep waarna beslist werd dat deze (nog) niet konden worden opgenomen omwille van de specifieke aard van de procedure voor het Hof van Assisen. Dit thema is daarmee niet van de agenda, integendeel. Vanuit de gevangenis krijgen we duidelijk het signaal dat juist na levensdelicten daders worstelen met deze thematiek. Er dient echter nog verder uitgediept te worden wat de impact van zo’n bemiddeling kan zijn op de procedure en vice versa. Gezien altijd de toestemming van de bevoegde magistraat wordt gevraagd, bestaat ook de kans dat deze weigert om een bemiddelingsaanbod te formuleren: dit geldt voor 8 aanvragen. Of de reden van die weigeringen altijd gebaseerd is op de objectieve criteria en bvb. niet vanuit een subjectief aanvoelen dat bemiddeling niet gewenst zou zijn door de partijen, is voor de bemiddelaar niet duidelijk. Misschien moet dit wel eens bevraagd worden op termijn om zicht te krijgen op de motivaties van de magistraten om al dan niet toe te stemmen.
Ook al werd dan geen bemiddelingsaanbod geformuleerd, al deze aanvragen hebben de bemiddelaar wel wat bezig gehouden. Naast de registratie diende de bemiddelaar de vraag te beantwoorden nadat ze werd voorgelegd aan de stuurgroep en/of de collega’s.
9
Het samenwerkingsprotocol voorziet geen reden om het uit te sluiten: er is wel een vonnis maar dat heeft nog geen “kracht van gewijsde”. Het is echter niet voorzien omdat de Procureur -generaal (nog) geen ondertekenende partij is. Dus heeft de stuurgroep beslist om in deze momenteel nog geen bemiddelingen op te starten. Wanneer een bemiddeling reeds opgestart is maar nog niet afgerond, kan ze voortgezet worden. 10 Wanneer een verwijzing naar een bemiddelaar fase strafuitvoering niet mogelijk is, legt de bemiddelaar de vraag terug voor aan de betrokken diensten waarmee nog niet gezegd is dat een bemiddeling kon opgestart worden. De herstelconsulente van de gevangenis Antwerpen startte een werkoverleg om met de hulpverleners van slachtoffers en daders uit te zoeken of en hoe zij deze vragen zelf kunnen opnemen. 11
Strikt genomen valt deze vraag buiten het protocol omdat de dader al werd gedagvaard en de vraag dus te laat komt. De uitspraak over de schuld vond reeds plaats, de uitspraak over de strafmaat werd opgeschort opdat er nog tijd en ruimte was om te bemiddelen. Het feit echter dat de politierechter de vraag aan de dader heeft gesteld, is tegenstrijdig met een belangrijk principe van herstelbemiddeling. De vrijwilligheid van de partijen komt in het gedrang door de positie van de vraagsteller, m.n. de rechter. Daarnaast zal de beperkte rapportage meer zeggen dan anders, gezien de dader reeds zijn medewerking heeft toegezegd en het woordje ‘stopgezet’ bijna impliceert dat het slachtoffer niet wilde meewerken.
65
Indien gewenst werd verder gezocht naar een meer gepast antwoord op de vraag. Indien de partij zelf de vraag stelde, (bvb. per brief), dan werd deze vraag schriftelijk beantwoord door de bemiddelaar. Toelichtingen bij de oneigenlijke aanvragen (D) •
• •
Het betreft één vraag naar uitwisseling van informatie tussen een familielid van een overleden kind en de persoon die aanwezig was en verantwoordelijk voor het kind op het moment van overlijden. Vermits er geen strafrechtelijk gevolg aan gegeven werd, is er geen sprake van een misdrijf en dus ook niet van een dader en een slachtoffer in de strafrechtelijke betekenis. De vragende partij werd terug verwezen naar de hulpverlening maar we moeten vaststellen dat deze niet geneigd is op dergelijke vragen in te gaan. Bij één vraag stelden we vast dat geen klacht werd neergelegd voor het feit waarvoor bemiddeling gevraagd werd: deze werd verwezen naar de hulpverlening. Een derde vraag werd tevens verwezen naar de hulpverlening omdat het geen echte vraag naar bemiddeling was.
Toelichtingen bij de opgenomen dossiers (E en F) Eén dossier werd opgenomen op vraag van de stuurgroep van Mechelen omwille van deontologische redenen. Dit dossier wordt buiten tabel 1 nergens in de registratie van Antwerpen vermeld, maar is terug te vinden in de registratie van de bemiddelingsdienst Mechelen. Deze keuze werd gemaakt om zicht te krijgen op het aantal verwijzingen binnen een bepaald arrondissement.12 25 aanvragen vanuit het eigen arrondissement leidden daadwerkelijk tot een aanbod van de bemiddelingsdienst Antwerpen, waarover meer informatie is terug te vinden in de tabellen die volgen.
2.2. Aantal dossiers Volgende tabel zegt iets over het aantal gerechtelijke dossiers waarin bemiddeld werd.13 Tabel 2: Aantal dossiers 1. Aantal dossiers uit 2001, overgedragen naar 2002, en afgesloten 2. Aantal dossiers uit 2001, overgedragen naar 2002, nog lopend
0 (*) 0 (**)
12
Anderzijds kan dit een vertekend beeld geven over de werkzaamheden van de bemiddelingsdienst Antwerpen. Vandaar de vermelding hier dat het een bijzonder arbeidsintensief maar ook zeer boeiend werk was. Het betreft een bemiddeling tussen één dader en twee slachtoffers na zedenfeiten t.a.v. minderjarigen <14 jaar. Het betreft een indirecte bemiddeling tussen alle partijen, die leidde tot één overeenkomst tussen de dader en één van de slachtoffers. 13 Omdat deze cijfers onvoldoende uitdrukking geven aan de concrete werkzaamheden van de bemiddelingsdienst, moet deze tabel worden gerelativeerd en samen bekeken worden met tabel 3.
66
3 . Aantal nieuwe dossiers in 2002, afgesloten in 2002 4. Aantal nieuwe dossiers in 2002, nog niet afgesloten Totaal
13 12 25
Uit de periode voordat het samenwerkingsprotocol was ondertekend, heeft de bemiddelaar twee dossiers uit 2001 overgedragen naar 2002. Het betreft bemiddelingen in de fase van de strafuitvoering welke geregistreerd zijn door de bemiddelaar fase strafuitvoering te Hoogstraten en dus niet terug te vinden zijn in dit jaarverslag. Eén werd in juli ’02 afgerond met een gezamenlijk gesprek en een overeenkomst(*). Een ander werd opgeschort totdat de uitspraak in een bijkomende procedure bekend is, wat tot op heden nog niet het geval is(**). In 2002 werden 25 dossiers opgenomen waarvan er 13 afgesloten zijn. Momenteel wordt dus nog in 12 dossiers gewerkt die overgedragen werden naar 2003. De cijfers omvatten de periode van februari ’02 tot en met december ’02 maar in feite is de verwijzing van eigenlijke bemiddelingsdossiers pas goed op gang gekomen in de tweede helft van het jaar. Immers, 19 van de 25 dossiers werden verwezen vanaf juli: In juni problematiseerden de bemiddelaars de doorstroming van dossiers op de stuurgroep. Dit leidde tot het voorstel om bij de onderzoeksrechters langs te gaan, telkens na de dienstweek om de nieuwe dossiers te overlopen met het oog op een mogelijke selectie volgens de criteria voor herstelbemiddeling. Dit werd een aantal maanden toegepast met een duidelijk positief resultaat. Wel dient opgemerkt dat dit overleg heel verschillend wordt ingevuld door de onderzoeksrechters. Bij een aantal onderzoeksrechters is dit contact beperkt tot een telefonisch onderhoud waarbij wordt meegedeeld dat geen enkel dossier in aanmerking komt. Een enkeling spreekt zich bij deze ook uit geen heil te zien in deze benadering en zal dus vanuit principieel standpunt niet verwijzen. Er zijn echter ook onderzoeksrechters die de dossiers daadwerkelijk overlopen samen met de bemiddelaar. Dit vergt meer tijd maar geeft ook meer gelegenheid tot uitwisseling over de (on)mogelijkheden van een herstelbemiddeling. Uit dergelijk onderhoud volgen gemakkelijker verwijzingen. Alleszins voldoende redenen om deze werkwijze verder te zetten, ware het niet zo dat hogere krachten (?) roet in het eten kwamen gooien. Juist op het moment dat doorstroming van aanvragen voor een bemiddeling een feit werd, kwam het nieuws dat het tijdelijk contract van de tweede bemiddelaar niet verlengd werd ten gevolge van wijzigingen in de subsidiëring van de Nationale projecten. Het laatste kwartaal heeft de bemiddelaar de beschikbare tijd hoofdzakelijk besteed aan de afhandeling van de opgestarte bemiddelingen tussen daders en slachtoffers en bleef er dus te weinig tijd over voor deze regelmatige contacten met de onderzoeksrechters en andere potentiële verwijzers.
67
2.3. Bemiddelingsprocessen Met onderstaande tabel willen we een beeld geven over het aantal betrokken partijen en bemiddelingsrelaties in een dossier. Tabel 3: aantal feiten, aantal daders en slachtoffers, aantal potentiële en effectieve bemiddelingsprocessen in de overgedragen dossiers (1 en 2) en de nieuw opgenomen dossiers14.(3 en 4) Volgnummer
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. Totaal
Aantal feiten
1 1 1 2 2 1 1 1 1 1 3 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 3 1 34
Aantal daders
Aantal slachtoffers
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 2 3 3 1 1 1 3 1 2 34
1 1 1 2 2 3* 1 1 1 1 3 2 2 2 1 2 2 1 1 1 1 1 2 3 1 39
Aantal potentiële Aantal effectieve bemiddelingsbemiddelingsprocessen processen
1 1 1 2 2 3 1 1 1 1 3 2** 2 2 1 2 4 3 3 1 1 1 6 3 2 50
1 1 0 1 2 0 0 1 0 1 0 0 0 1 1 0 4 3 3 *** 1 0 *** *** 2 22
(*): Het betreft een minderjarig slachtoffer met gescheiden ouders; met elk werd het aanbod afzonderlijk besproken. (**): De twee partijen in dit dossier zijn beiden zowel dader als slachtoffer t.o.v. elkaar. (***): Op moment van de registratie is in 3 dossiers of in 10 potentiële relaties nog niet duidelijk of er effectief zal kunnen bemiddeld worden. Dit wil zeggen dat het aanbod nog maar recent geformuleerd werd zodat de bemiddelaar nog geen zicht heeft op de bereidheid van de partijen. 14
Het aantal feiten betreft de feiten die de dader bekent. Het aantal daders en slachtoffers zijn degenen die een bemiddelingsaanbod gekregen hebben. We spreken over een effectief bemiddelingsproces zodra een dader en een slachtoffer het mandaat geven om te bemiddelen. De potentiële processen betreffen alle mogelijke relaties tussen alle betrokken partijen bij de opstart van het dossier. Bvb. Een dossier met 1 feit, 2 daders en 2 slachtoffers, geeft 4 potentiële bemiddelingsprocessen. Is 1 slachtoffer niet geïnteresseerd en het andere wel, resten er 2 effectieve bemiddelingsprocessen.
68
Hieruit kunnen we afleiden dat in de 25 opgenomen dossiers 39 slachtoffers en 34 daders een bemiddelingsaanbod mochten ontvangen. Dit geeft in totaal 50 potentiële bemiddelingsrelaties. In 15 dossiers is er sprake van meer dan één potentiële bemiddelingsrelatie. Eind december stellen we vast dat in 22 relaties effectief bemiddeld werd en wordt. Het spreekt voor zich dat een bemiddeling met meerdere partijen moeilijker en tijdsintensiever is dan bemiddelen tussen één dader en één slachtoffer. Deze tabel dient dan ook een meer realistisch beeld te geven van de werkinhoud van de bemiddelaar en is in die zin een belangrijke aanvulling op het aantal dossiers. Anderzijds wil ik er toch op wijzen dat cijfers hoe dan ook een beperking van de ‘bemiddelingsrealiteit’ betekenen. Het is immers niet doenbaar om een kwantitatief correct beeld te geven over het aantal mensen waarmee de bemiddelaar te maken heeft, los van de partijen zelf. Om te beginnen staan de partijen niet los van hun familiale context en heb je ook in de dossiers met 1 bemiddelingsrelatie met meerdere mensen te maken. Het lijkt er dan ook wel eens op dat de bemiddelaar bemiddelt tussen één partij en zijn directe omgeving. Zo wordt bijvoorbeeld de ouder van een 18-jarige actief betrokken bij de bemiddeling indien de jongere daarmee instemt. Dit bracht de bemiddelaar eens in een situatie waar bleek dat de ouder totaal andere verwachtingen had ten aanzien van de slachtoffers dan de jongere zelf. Gezien de positie van de jongere, thuis inwonend en volledig financieel afhankelijk, is de bemiddelaar genoodzaakt mee naar een compromis te zoeken dat leefbaar is in het gezin, alvorens naar de andere partij te kunnen gaan. Bovendien heeft ook de advocaat zijn rol van ‘adviserende derde’ te spelen zodat de bemiddelaar ook met deze regelmatig contact heeft, met name in de fase dat aan een overeenkomst gewerkt wordt. De bemiddelaar dient er wel over te waken dat de partijen zelf uiteindelijk de hoofdrol spelen in de bemiddeling.
2.4. Verwijzers Met onderstaande tabel krijgen we een beeld welke organisaties verwijzen naar herstelbemiddeling en tevens geeft deze enige aanduiding over de ernst van de feiten. Per dossier wordt de zwaarste kwalificatie genoteerd. De medewerkers van Justitieel Welzijnswerk, de justitieassistenten VOV en de Psycho-sociale-dienst van de gevangenis sorteren onder de rubriek ‘daderhulpverlener’ . De ‘slachtofferhulpverleners’ zijn de hulpverleners van het Centrum voor Slachtofferhulp en de medewerkers van de diensten slachtofferbejegening van de politie. ‘SOP’ staat voor de dienst Slachtofferonthaal bij het parket.
69
Totaal
Andere
Ander bemiddelaar
Herstelconsulent
Slachtoffer
Dader
SOP
Slachtofferhulpverlener
Daderhulpverlener
Advocaat
Onderzoeksrechter
Parket
Verbindingsmagistraat
Aard van de feiten Vermogensdelicten
Verwijzer
Tabel 4: aard van de feiten in de nieuw opgenomen dossiers naargelang verwijzer (E)
16
- diefstal met braak - diefstal met geweld - diefstal met geweld of bedr., in bende, bij nacht, gewapend - car jacking / gijzeling - poging diefstal met geweld - opzettelijke beschadigingen - opzettelijke brandstichting - poging afpersing
1 1 3
1
1 2 3
2 3 7
1
1
2
- opzettelijke slagen en verwondingen met werkonbekwaamheid - opzettelijke slagen en verwondingen aan agent/off. in functie - opzettelijke slagen en verwondingen - bedreiging - belaging - poging doodslag - poging moord
2
2
1
1
1
1
1 1 1
1 1 1 1
1
1
1
Persoonsdelicten
Zedendelicten
-verkrachting van mindejarige < 14j
1
8
1
1
1
1
0
Verkeersdelicten Totaal
(*)
(*)
15
0
2
0
0
8
0
0
0
0 25
(*) Het samenwerkingsprotocol voorziet dat het openbaar ministerie niet actief verwijst naar herstelbemiddeling met als logisch gevolg dat de eerste twee rubrieken niet zijn ingevuld. Dat zij toch in deze tabel vermeld staan als verwijzer heeft te maken met het feit dat voor de andere bemiddelingsdiensten van Vlaanderen het parket een belangrijke verwijzer is. De tabellen zijn uniform voor heel Vlaanderen om vergelijking mogelijk te maken.
De onderzoeksrechters zijn sterk vertegenwoordigd als ‘verwijzer’ ,15 conform hun engagement in het protocol. Het cijfer 2 onder daderhulpverlener doet afbreuk aan de praktijk en verdient nadere toelichting. Het is nl. zo dat de daders die op eigen initiatief herstelbemiddeling vroegen (8), 15
Deze term dekt echter niet de juiste lading vermits niet alle 15 dossiers op initiatief van de onderzoeksrechter werden verwezen. Hierboven werd al beschreven dat de bemiddelaars gedurende enkele maanden de onderzoeksrechters contacteerden na hun dienstweek om de nieuwe dossiers te overlopen. Dit sluit echter niet uit dat sommige onderzoeksrechters wel degelijk zelf het initiatief nemen om te verwijzen. Ze beschikken daartoe over een modelformulier dat zij aan de bemiddelingsdienst bezorgen. Meestal wordt dit eerst telefonisch aangekondigd waarbij de toets wordt gemaakt of het volgens de bemiddelaar in aanmerking komt.
70
dit vaak doen nadat ze daarover gepraat hadden met hun hulpverlener in de gevangenis, hetzij van PSD, hetzij van JWA. Deze heeft er m.i. wel degelijk een voorbereidende rol in gespeeld. Bovendien is deze daderhulpverlening ook sterk vertegenwoordigd (8) in de verwijzingen van dossiers die niet zijn opgenomen. Ik meen hieruit te mogen concluderen dat de medewerkers van JWA en PSD overtuigd zijn wat herstelbemiddeling kan betekenen voor de partijen en dat ze overgaan tot verwijzing indien relevant in de situatie. Vanuit justitieassistenten die de daders begeleiden, komen voorlopig geen verwijzingen. Momenteel zijn er uiteenlopende meningen over de rol van de justitieassistent in de herstelgerichte benadering van de dader en het slachtoffer. Maar de discussie wordt gevoerd, er is een werkgroep rond opgericht dus er is interesse en het proces is in gang gezet. Het dient opgemerkt dat bij de levensdelicten waarover beslist werd nog geen bemiddeling te starten, hoofdzakelijk de daders zelf vragende partij waren. Het cijfer geeft bovendien een vertekend beeld: na de principiële beslissing van de stuurgroep om (nog) niet te bemiddelen in zaken die mogelijks naar het Hof van Assisen verwezen worden, werd deze boodschap meegedeeld aan PSD en JWA teneinde geen verwachtingen te creëren die niet kunnen ingevuld worden. Sindsdien komen deze vragen ook niet meer terecht bij de bemiddelaar wat niet wil zeggen dat de vragen onbestaande zijn. Vanuit de slachtofferhoek blijft het stil wat verwijzingen betreft, evenals bij de advocatuur. Ook de slachtoffers zelf hebben die stap nog niet gezet wat op zich niet zo verbaast. Immers, deze groep is veel moeilijker bereikbaar voor informatie over bemiddeling dan de gedetineerden die in de gevangenis toelichtingen kregen over herstelbemiddeling. De professionelen evenals de vrijwilligers van het CHS, de justitieassistenten slachtofferonthaal, de medewerkers van de diensten slachtofferbejegening bij de politie en ook de advocaten kregen deze informatie wel maar tot op heden zien we nog geen resultaat van de gesprekken die hierover gevoerd werden met de slachtoffers. Omdat we streven naar een gelijk aanbod aan slachtoffers en daders, acht ik het aangewezen dat verder onderzocht wordt waarmee dit te maken heeft en hoe meer evenwicht kan bereikt worden. Bij de feiten zien we dat bijna één derde van het totaal aantal dossiers gaat over diefstal met geweld of bedreiging, bij nacht, in bende en gewapend. Bij de persoonsdelicten zien we vnl. slagen en verwondingen met verschillende ernstgraad. Zedenfeiten werden maar één maal verwezen. Over het algemeen kunnen we toch stellen dat het ernstige feiten betreft met serieuze gevolgen voor de benadeelden. Naar mijn gevoel doet de term “vermogensmisdrijven” vaak onrecht aan de betekenis van die feiten voor de slachtoffers. Immers, bij diefstallen die gepaard gaan met geweld of bedreiging is het juist dit laatste aspect dat effecten heeft op de persoon en dat evenzeer uitleg en zorg behoeft naast het materiële aspect, het vermogen dat werd aangetast. Waarmee ik niet wil zeggen dat dit laatste niet van belang is maar het is van een andere orde.
2.5. Statuut en geslacht van daders en slachtoffers In onderstaande tabel zien we met hoeveel personen we te maken hebben en welk statuut of geslacht ze hebben. Indien ook de naastbestaanden effectief gecontacteerd werden, vinden we ze terug in de cijfers.
71
Tabel 5: aantal, statuut en geslacht van daders en slachtoffers wat betreft de potentiële en effectieve bemiddelingsprocessen (E) Potentiële bemiddelingsprocessen Statuut en geslacht slachtoffers daders totaal Natuurlijke personen 18 33 51 Man Vrouw Rechtspersonen Totaal
Effectieve bemiddelingsprocessen slachtoffers 6 (33,33%)
daders
totaal
19 (57,6%)
25 (49%)
12
1
13
6 (50%)
0 (0%)
6 (46,15%)
9
0
9
2 (22,22%)
0 (0%)
39
34
73
14 (35,89%)
2 (22,22%) 33 (45,21%)
19 (55,88%)
In totaal kregen 73 personen een bemiddelingsaanbod waaronder 39 slachtoffers en 34 daders. De daders zijn hoofdzakelijk mannen, op één uitzondering na. Bij de slachtoffers zien we 18 mannen tegenover 12 vrouwen en 9 rechtspersonen. Met rechtspersonen als slachtoffer krijgt de bemiddeling meteen een meer zakelijke benadering dan met fysieke personen. Deze tabel wekt misschien de indruk dat meer vrouwelijke slachtoffers geneigd zijn in te gaan op het bemiddelingsaanbod dan de mannelijke slachtoffers maar dat klopt niet. Immers, het slachtoffer dat wel wil bemiddelen maar de dader niet (en omgekeerd) zit niet in deze tabel. We kunnen hieruit ook niet afleiden of meer daders geneigd zijn op het aanbod in te gaan dan slachtoffers(zie tabel 13). Immers, er is pas sprake van een effectief bemiddelingsproces als beide partijen ermee instemmen. Het enige dat we met zekerheid kunnen zeggen is dat een effectief bemiddelingsproces op gang werd gebracht met 14 slachtoffers en 19 daders. Dus 45% van de mensen die een schriftelijk aanbod tot herstelbemiddeling krijgen, gaven aan de bemiddelaar het mandaat om te bemiddelen met beide partijen.
2.6. Leeftijd van de partijen Tabel 6: leeftijd daders en slachtoffers bij aanvang van de bemiddeling (E) Leeftijden < 18 jaar 18 t/m 25 jaar 26 t/m 35 jaar 36 t/m 45 jaar 46 t/m 55 jaar > 55 jaar Rechtspersonen Totaal
Potentiële bemiddelingsprocessen dader slachtoffer totaal 0 19 11 3 1 0 0 34
3 7 4 5 4 7 9 39
3 26 15 8 5 7 9 73
Effectieve bemiddelingsprocessen dader slachtoffer totaal 0 1 1 12 4 16 5 0 6 2 1 3 0 2 2 0 4 5 0 2 2 19 14 33
Het is niet echt verrassend om vast te stellen dat 30 van de 34 daders jonger is dan 35 jaar.
72
De slachtoffers zien we in alle leeftijdscategorieën, het oudste slachtoffer is 84 jaar en de jongste is 13 jaar. Ik kan niet zeggen dat de leeftijd bepalend is voor de houding tegenover bemiddeling. Zowel bij jongeren als bij ouderen zijn alle standpunten mogelijk. De bemiddelaar neemt zelf wel een andere houding aan tegenover jongere daders en slachtoffers. Bij jonge mensen die net meerderjarig zijn, duikt spontaan een pedagogische reflex op. Ik nodig hen actief uit dit met hun ouders te bespreken en ben bereid daarin zelf ook een rol te spelen, maar de beslissing ligt uiteindelijk wel bij hen. Het gevolg is dan ook dat de zaak complexer kan worden wanneer blijkt dat de ouders een andere mening zijn toegedaan dan de jongere zelf. Toch geeft dit een realistischer en vollediger beeld dan wanneer ik alleen contact heb met de jongere zelf. Bij bejaarde mensen stelde de bemiddelaar vast dat de omgeving (van collega’s tot externen) een beschermingsreflex had en bij voorbaat er van uitging dat die persoon niet alleen de beslissing kon nemen. “Was het niet beter om eerst bij de omgeving te toetsen of het slachtoffer dit (de toelichting van het aanbod!) wel zou aankunnen?” Dit houdt echter het risico in dat die omgeving beslist in de plaats van de persoon zelf. Ervaringen met slachtoffers leerden me dat deze doelgroep bijzonder gevoelig is voor het gegeven dat hun beslissingscapaciteit wordt onderschat. Mijn voorbeeld in de praktijk wees uit dat het bejaarde slachtoffer er een andere mening op nahield dan de directe omgeving. Dus het was goed dat ik de gelegenheid had om het aanbod rechtstreeks en persoonlijk toe te lichten zodat ik kon rekening houden met de wens van het slachtoffer zelf. Deze was trouwens perfect in staat om de principes van bemiddeling te hanteren en haar mening over de feiten en de dader op genuanceerde wijze weer te geven.
2.7. Bemiddelingsverloop In deze tabel hebben we het enkel over de bemiddelingsprocessen die in 2002 beëindigd zijn. De niet afgesloten bemiddelingsprocessen bij de afsluiting van de registratie, komen volgend jaar aan bod. Tabel 7: verloop van de bemiddelingsprocessen Bemiddelingsproces - volledig doorlopen (BVD) - met schriftelijke overeenkomst - zonder schriftelijke overeenkomst - voortijdig gestopt (BVG) - dader haakt af - slachtoffer haakt af - dader en slachtoffer haken af - bemiddelaar stopt - andere
Aantal 5 2(*) 3 4 1 0 1 0 2
Bemiddelingsproces volledig doorlopen met overeenkomst Het meest tastbare resultaat van een bemiddeling is een overeenkomst, ondertekend door beide partijen en overhandigd aan de rechtbank. De cijfers maken duidelijk dat dit niet realiseerbaar is in alle dossiers. Wel dient opgemerkt dat eind december van 22 bemiddelingsprocessen nog niet kan gezegd worden hoe ze zullen aflopen. Dit heeft alles te maken met het feit dat een belangrijk aantal dossiers in het najaar werd opgestart. 73
In de loop van 2002 werden 2 bemiddelingsprocessen volledig doorlopen met een overeenkomst. (*): In het dossier fase strafuitvoering werd ook een overeenkomst bereikt, welke terug te vinden is in de cijfers van de bemiddelaar strafuitvoering – Hoogstraten, evenals in het dossier dat geregistreerd werd door de bemiddelingsdienst Mechelen. In tabel 10 wordt een beeld gegeven van de inhoud van deze overeenkomsten. Voorlopig is het niet duidelijk hoe rechters hier op reageren. Bemiddelingsproces volledig doorlopen zonder overeenkomst Een bemiddelingsproces dat wordt afgerond zonder overeenkomst klinkt eerder negatief, alsof er iets fundamenteel aan ontbreekt. Er is geen document waarin de bemiddeling wordt omgezet in verbintenissen ten aanzien van elkaar en dat aan de rechtbank kan worden overhandigd. In drie bemiddelingsrelaties werd heel veel informatie uitgewisseld maar achtten de partijen het niet noodzakelijk of wenselijk om dat op papier te zetten. Bovendien viel in twee bemiddelingen de mogelijkheid weg om het aan de rechtbank te overhandigen omdat de zitting voor de rechtbank achter de rug was. Met de beschrijving van een voorbeeld hieronder wil ik duidelijk maken dat dit niet nadelig of negatief hoeft te zijn, en niet het minst in de ogen van de partijen zelf. “Op een correctionele zitting, Hof van Beroep, biedt één dader zijn verontschuldigingen aan, rechtstreeks tav het slachtoffer. Deze reageert hierop met de vraag of een gesprek mogelijk is met de dader. Na overleg met de daderbegeleider blijkt dat de dader graag wil ingaan op de vraag van het slachtoffer. De tweede dader van dezelfde feiten formuleerde eveneens een vraag naar bemiddeling, maar in een later stadium. De stuurgroep besliste dat de deskundigheid van de bemiddelaar ter beschikking kon worden gesteld om aan deze vragen tegemoet te komen. De ernst van de feiten (car-jacking en gijzeling) vereist immers een gepaste voorbereiding en omkadering. Zowel dader als slachtoffer mogen rekenen op de bijstand van hun persoonlijke begeleider maar er is nood aan een neutrale persoon om het gesprek te leiden. De tussenkomst van de bemiddelaar zou zich “beperken” tot het ‘coachen van het gezamenlijke gesprek’. De betekenis van de haakjes wordt u zo dadelijk duidelijk. In deze bemiddelingen was het de partijen vnl. te doen om aan de andere te kunnen meedelen welke impact het misdrijf had gehad op verschillende terreinen van het leven. Het slachtoffer wou de dader bewust maken van alle gevolgen die de feiten nog steeds hebben, één jaar na de feiten voor haar en haar gezin. Bovendien wou ze weten wat de dader van plan is in de toekomst. Vanuit de dader was er een vraag om dit te horen van het slachtoffer opdat het zou bijdragen tot zijn bewustwording. De feiten waren gepleegd onder invloed van medicatie en hij herinnerde zich niet veel meer. Bovendien werd dit ervaren als een soort ‘boetedoening’: “als dit het slachtoffer oplucht, wil ik dat graag doen”. Ten slotte leeft er bij de dader ook een behoefte om spijt te betuigen, en uit te leggen hoe het zover gekomen is, of nog, om duidelijk te maken dat die zelf niet begrijpt dat hij tot zoiets in staat was. Tussen deze mensen gebeurde de uitwisseling tijdens 2 ontmoetingen, die telkens ruim twee uur in beslag namen. Beide gesprekken werd met de partijen afzonderlijk voorbereid en geëvalueerd door de bemiddelaar. In de bemiddelingsrelatie met hetzelfde slachtoffer en de tweede dader verliep de communicatie indirect tussen dader en slachtoffer. In dit dossier stelden we vast dat het slachtoffer de ene dader persoonlijk wou ontmoeten en met de andere dader van dezelfde feiten alleen indirect wou communiceren. De keuze was doordacht en geargumenteerd maar niettemin was dit voor deze dader confronterend. Het belette niet dat toch informatie werd uitgewisseld op indirecte wijze, zowel schriftelijk als in persoonlijke gesprekken met de bemiddelaar. Het vereiste de nodige zorg en informatie over de bemiddelingsprincipes om deze keuze te respecteren. Zo zwart op wit lijkt dit allemaal niet zo spectaculair maar wie er getuige van was, denkt daar vermoedelijk anders over. Het betreft immers bijzonder ernstige feiten die een jaar na de feiten nog veel gevolgen hebben. Er zijn dan ook bijzonder harde boodschappen overgebracht, doch de partijen waren in staat dit op een humane en respectvolle wijze te doen waardoor het kon aanhoord worden en tegelijk de waardigheid van de partijen behouden bleef. Deze gesprekken hadden veel diepgang en raakten de gevoelige snaren van beide partijen. De bemiddelaar is overtuigd dat dit ingrijpende effecten heeft op deze mensen hun zelfbeeld en het beeld van de andere en niet in het minst op het beeld dat de ander van hen heeft. Het is in dit soort gesprekken dan ook veeleer een noodzaak dan wel comfort dat de partijen hierbij ondersteund worden door hun persoonlijke begeleiders, zowel tijdens de uitwisseling als erna.
74
Voor het slachtoffer verminderden de angstgevoelens omdat ze een vollediger beeld gekregen had van de persoonlijkheid van de dader. De dader vond rust in het feit dat het verloop van de feiten en zijn aandeel daarin verduidelijkt werd door het verhaal van het slachtoffer. Hij vond moed voor de toekomst in de boodschappen van het slachtoffer. De bemiddelaar stond erbij en keek ernaar… Uiteraard was het meer dan dat, maar na de introductie van het gesprek waarbij ik duidelijke afspraken maak met de partijen en de thema’s beknopt voorleg, kon ik mij toch wel achteruit zetten om ernaar te kijken. Of nog, hoe minder de bemiddelaar moet doen, hoe beter de bemiddeling verloopt…”
Hiermee wil de bemiddelaar niet de indruk wekken dat het coachen van een gezamenlijk gesprek niet zoveel om het lijf heeft. Het vereiste veel meer activiteiten dan ik voorzien had, maar de bemiddelaar ondervond dat de energie in hoofdzaak gaat naar de voorbereiding en de nazorg. Deze 2 ontmoetingen en de indirecte bemiddeling met de tweede dader van de feiten vereisten een 30-tal telefonische contacten, 3 huisbezoeken bij het slachtoffer in WestVlaanderen en 6 bezoeken in de gevangenis ( 3 bij elk van de twee daders). En nu het allemaal achter de rug en goed verlopen is, kan ik wel stellen dat tijdens de ontmoeting die energie vanzelf terugstroomt. Het hoeft niet meer woorden om uit te leggen dat dit een belangrijke plaats in mijn agenda (en in mijn gedachten) heeft ingenomen gedurende twee maanden. Dit is tevens een poging om uit te leggen dat het cijfertje in de rubriek van een ‘BVD zonder schriftelijke overeenkomst’ veel meer niet zegt dan wel. Bemiddelingsproces voortijdig gestopt Niet alle nachten worden verlicht door de maan…De bemiddelaar heeft ook gezien dat partijen tijdens een ontmoeting vaststellen dat er meer verschillen dan gemeenschappelijkheden zijn en besluiten dat ze niet verder kunnen. Het gesprek maakte duidelijk dat er geen vertrouwen was en de bemiddeling heeft dan ook niet geleid tot een overeenkomst. Dit betekent niet dat partijen de bemiddeling als zinloos beschouwen: even goed was het een manier om plaats te geven en naar de betekenis te zoeken van het misdrijf voor zichzelf en de andere partij. Vier processen werden voortijdig stopgezet, d.w.z. dat partijen in de beginfase wel bereid zijn tot bemiddelen maar om één of andere reden afhaken. Het gebeurde bvb. dat het voor een partij niet mogelijk was om de communicatieregels te respecteren omdat de emoties te overweldigend zijn of dat één partij alleen rechtstreeks wil praten terwijl de andere een ontmoeting niet ziet zitten. Dit dossier maakte me duidelijk dat een bemiddeling veel vraagt van mensen, met name de communicatieregels die wij hanteren zijn niet voor iedereen realiseerbaar na een conflictsituatie die de emoties hoog doet oplaaien. Wanneer er onenigheid bestaat over het concrete verloop van de feiten en dus ook over ieders aandeel bij de feiten, kan dit een obstakel vormen om verder te bemiddelen. Als de ene partij de andere niet gelooft, is het moeilijk om over andere dingen verder te praten. In dat geval wordt gekozen om het oordeel van de rechtbank af te wachten. In de rubriek andere heeft de stopzetting te maken met het feit dat de zitting voor de rechtbank te snel volgde op het aanbod van bemiddeling waardoor de tijd niet restte en de bemiddeling zich beperkte tot een korte uitwisseling van informatie. De partijen achtten het zelf ook niet nodig om uitstel te vragen.
75
2.8. Relatie dader – slachtoffer Tabel 8: aard van de relatie dader-slachtoffer in de effectieve bemiddelingsprocessen Aard van de relatie Onbekenden Relatie - familie / partnerrelatie - ex-partner - buren / kennissen - vaag / van ziens - klant / uitbater - eigenaar / huurder - school / ex-leerling - werk - andere Niet gekend Totaal
Aantal effectieve bemiddelingsprocessen 6 1 0 1 0 0 0 1 0 0 0 9
In twee derde van de afgeronde bemiddelingen zijn de partijen onbekenden voor elkaar. Dit betreft vnl. de vermogensdelicten. We zijn geneigd om te denken dat mensen gemakkelijker overgaan tot bemiddelen indien ze elkaar kennen. Ik vermoed echter dat de persoonlijke ingesteldheid van een mens het meest bepalend is, ongeacht de relatie met de andere partij of de ernst van de feiten. Ik word nog steeds verrast door de reacties van mensen en zie daar voorlopig geen lijn in. Wanneer partijen elkaar kennen, zijn ze door meer gebonden dan het delict en krijgt de bemiddeling snel een ruimere inhoud. In deze vraagt het heel wat vaardigheden van de bemiddelaar om de bemiddelingsinhoud af te bakenen, zeker wanneer het delict een lange voorgeschiedenis kent.
2.9 Bemiddelingsproces Tabel 9: aard van het bemiddelingsproces Aard van de bemiddeling Indirecte bemiddeling Directe bemiddeling Totaal
Aantal bemiddelingsprocessen 6 3 9
In twee dossiers werden telkens twee gezamenlijke gesprekken gevoerd met slachtoffer en dader en in het dossier fase strafuitvoering werd tevens een gezamenlijk gesprek georganiseerd wat betekent dat in totaal 6 ontmoetingen tussen slachtoffer en dader begeleid werden door de bemiddelingsdienst Antwerpen. Als ik spreek over een ontmoeting met dader en slachtoffer doet dit afbreuk aan de realiteit. Bij de meeste van deze gesprekken zaten meerdere mensen rond de tafel, variërend van 3 tot 7 personen.
76
Het is iets bijzonder om te doen, een gezamenlijk gesprek tussen slachtoffer en dader begeleiden. Het vergt heel wat van de partijen maar uiteraard ook wel wat van de bemiddelaars opdat voldoende veiligheid geboden wordt. De posthogeschoolvorming “Methodiek van de bemiddeling” 16 vormde een belangrijke leerschool omdat hoofdzakelijk de methodiek van directe bemiddelingen concreet werd ingeoefend tijdens rollenspelen, begeleid door deskundigen uit diverse bemiddelingsterreinen. Rol van de gevangenisdirectie en herstelconsulent Vijf van de zes gesprekken vonden plaats in de gevangenissen van Antwerpen (2), Merksplas (2) en Hoogstraten (1). Dit staat haaks op het principe dat wordt gezocht naar een neutrale plaats voor beide partijen. Een gevangenis kan bezwaarlijk een neutrale plek genoemd worden, maar principes wijken voor de realiteit. En wat blijkt, de gevangeniscontext is geen hinderpaal om een goed gesprek te organiseren tussen slachtoffers en daders. Dit heeft niet in het minst te maken met de bereidwillige medewerking van de directie en de voorbereiding door de herstelconsulent. Deze maakten mogelijk dat de slachtoffers met de nodige zorg onthaald werden in de gevangenis. Bovendien werd telkens een geschikt lokaal gevonden. Zelfs de koffie ontbrak niet, wat geen detail is, wat een goede ijsbreker is in deze toch wel onwennige situatie voor alle partijen. Soms hoor ik de opmerking bij professionelen dat het voor het slachtoffer angstaanjagend zou zijn om een gevangenis binnen te komen en heel de detectie te moeten passeren. Zelf hoorde ik andere opmerkingen bij partijen. Slachtoffers zijn geïnteresseerd om te weten hoe een gevangenis er uit ziet en hoe de veiligheid gegarandeerd wordt. Dit werkt eerder geruststellend dan angstaanjagend. Het geeft een correcter beeld van het leven in de gevangenis dan het beeld dat ze kennen van de media. Voor de opvang van de dader na het gezamenlijk gesprek doet de bemiddelaar beroep op de Psycho-sociale dienst van de gevangenis en/of op Justitieel Welzijnswerk. Op dit moment doet zich wel een ongelijkheid voor omdat de bemiddelaar samen met het slachtoffer de gevangenis verlaat wat ‘napraten’ mogelijk maakt.
2.10. De overeenkomst Tabel 10: Inhoud van de overeenkomsten Inhoud van de overeenkomst Financiële vergoeding: -materieel -moreel -materieel + moreel -volledige regeling en betaling -betaling voorschot -afbetalingsregeling Afstand schadeëis (voorwaard.)Afstand burgerlijke partijstelling Excuses Spijtbetuiging Uitwisseling van informatie 16
Aantal 1 0 0 0 2 1 1 2 2 4
Het programma bestond uit 9 cursusdagen en werd afgesloten met een verwerkingsopdracht. De vorming werd gegeven door Bram Van Drogenbroeck, aan de Sociale Hogeschool Heverlee.
77
Uitspraak over strafrecht. afhandeling Andere (therapie/met rust laten/andere)
2 6
Deze diverse inhouden zijn terug te vinden in 2 overeenkomsten. Het spreekt voor zich dat in één overeenkomst verschillende aspecten aan bod komen. Onder ‘andere’ vinden we vooral uitspraken over de toekomst en over de reïntegratie van de dader. Het schrijven van het ontwerp van overeenkomst is geen sinecure en vraagt een degelijke verslaggeving van de bemiddelaar van de gesprekken die er aan voorafgaan. Het komt er immers op aan dat de partijen zich herkennen in wat er geschreven staat. Met dit ontwerp gaan de partijen zelf verder aan de slag: het is aan hen om verbeteringen aan te brengen, te schrappen of aan te vullen. Het gebeurt dat bij de onderhandeling over de overeenkomst het conflict pas goed scherp wordt gesteld omdat het zwart op wit komt te staan en de woorden meer gewikt en gewogen worden dan bij de mondelinge uitwisseling. Indien een advocaat betrokken is, wordt deze op de hoogte gesteld van het ontwerp van overeenkomst zodat bemerkingen kunnen gegeven worden. Tot op heden werd door advocaten niet negatief gereageerd op de voorstellen van overeenkomst en zijn de bedenkingen die geformuleerd worden beperkt. Indien de partijen geen advocaat wensen te raadplegen, legt de bemiddelaar de overeenkomst voor op het begeleidingsteam en/of aan de collega-juristen voor ze ondertekend wordt. De bemiddelaar staat niet in voor de opvolging van de uitvoering. Maar wanneer een partij de bemiddelaar meldt dat de overeenkomst niet wordt nageleefd, dan kan de dader toch gecontacteerd worden hierover met de vraag naar uitleg over de niet-uitvoering. Dit gebeurde trouwens in één dossier. Ik ga er van uit dat er volgend jaar meer te vertellen is over overeenkomsten dan nu. Begin 2003 wordt er immers in meerdere dossiers over een voorstel van overeenkomst onderhandeld.
2.11. Tijdsverloop Tabel 11: tijdsverloop van de bemiddelingen (BVD+BVG)
Tijdsverloop Tussen datum van de feiten en vertrek brief parket* Tussen datum van vertrek brieven en het eerste contact met partijen Tussen datum van vertrek brief en afsluiting van het bemiddelingsproces Tussen datum eerste contact met partijen en afsluiting van het bemiddelingsproces
Gemiddeld aantal dagen over alle bemiddelingsprocessen
Mediaan
68
39
19
19
93
50
69
38,5
* In Antwerpen vertrekt de brief met het aanbod vanuit de bemiddelingsdienst. Gemiddeld vertrekt het aanbod van herstelbemiddeling iets meer dan twee maanden na de feiten. Drie weken tot een maand later heeft de bemiddelaar het eerste telefonisch contact of wordt schriftelijk een voorstel tot afspraak gedaan. 78
Weinig mensen reageren spontaan op de eerste brief wat mij toch in twijfel doet trekken dat de brief duidelijk genoeg is. Vermits in dit GSM-tijdperk nog weinig mensen op een vaste telefoonlijn te bereiken zijn, is vaak een tweede brief nodig om een eerste afspraak te kunnen maken. Er gaat dus wel wat tijd verloren op die manier. De vraag zal voorgelegd worden of de eerste brief niet beter aangepast wordt. Uit de tabel blijkt dat ongeveer drie maanden nodig zijn om een bemiddeling af te ronden maar dat wil ik direct relativeren omwille van het kleine aantal dossiers waarin een volledig bemiddelingsproces werd doorlopen. Tabel 12: duur van de bemiddelingsperiode in dagen voor bemiddelingsprocessen die volledig werden doorlopen met of zonder schriftelijke overeenkomst (BVD) N= Algemeen In bemiddelingsprocessen overeenkomst In bemiddelingsprocessen overeenkomst
met
Kortste bemiddeling 35
zonder
Langste bemiddeling 271
Gemiddelde bemiddelingstijd 153
39
150
94,5
35
271
153
In deze startfase van het project zeggen deze cijfers niet meer dan dat een overeenkomst niet bepalend is voor de duur van een bemiddeling. Immers de langstdurende bemiddeling werd afgesloten zonder overeenkomst. Niet zelden is de zittingsdatum de grootste bepalende factor om snel te werk te gaan. Buiten de zittingsdatum bepalen de partijen het ritme maar de werkdruk en de beschikbare tijd van de bemiddelaar spelen uiteraard ook hun rol. Tabel 13: redenen voor het niet opstarten van het bemiddelingsproces Reden: bemiddeling niet opportuun dader is onbereikbaar dader weigert bemiddelingsaanbod slachtoffer is onbereikbaar slachtoffer weigert bemiddelingsaanbod dader en slachtoffer zijn onbereikbaar dader en slachtoffer weigeren het bemiddelingsaanbod Totaal
Totaal 0 4 0 3 7 3 1 18
In één op vijf van de potentiële bemiddelingsrelaties blijken slachtoffer en/of dader onbereikbaar. Dit betekent dat de partijen niet reageren op het bemiddelingsaanbod. Dit aanbod gebeurt in eerste instantie schriftelijk met een brief vanuit de bemiddelingsdienst. In de eerste brief wordt aangekondigd dat de bemiddelaar contact zal nemen voor meer uitleg. Reeds eerder werd het probleem gesignaleerd dat nog weinig mensen telefonisch te bereiken zijn op basis van hun adres. Dit betekent dat een tweede brief wordt verstuurd waarin een afspraak wordt voorgesteld. Als de genodigde niet thuis is op het voorgestelde moment of niet op de bemiddelingsdienst verschijnt, wordt een derde brief verstuurd met de mededeling dat de betrokkene nog tot een welbepaald tijdstip kan reageren. Tevens wordt aangekondigd dat
79
het dossier wordt afgesloten op de bemiddelingsdienst indien daarop geen reactie komt. Het komt nogal eens voor dat mensen op deze laatste brief ten slotte reageren. Zeven slachtoffers weigerden het bemiddelingsaanbod. Een aantal onder hen waren wel geïnteresseerd om te horen van de bemiddelaar wat bemiddeling eigenlijk inhoudt. Maar zij beslisten na bedenktijd en/of discussie met de omgeving of de bemiddelaar om er niet op in te gaan. Sommigen meenden dat het geen meerwaarde zou leveren voor zichzelf, anderen waren er niet gerust in dat de dader er teveel voordeel zou uithalen wat niet gewenst werd. In deze dossiers was er telkens minstens één gesprek met beide partijen om uit te leggen wat bemiddeling inhoudt. Meestal komen tijdens dit gesprek ook vragen naar boven waarop de bemiddelaar antwoordt of verwijst naar de gepaste dienst, al naargelang de vraag. Als het slachtoffer weigert, dient deze boodschap ook overgebracht aan de dader en vice versa, wat nogal eens neerkomt op een slecht nieuws gesprek. Het is immers voor een aantal daders niet gemakkelijk om te hanteren, nl. de afwijzing van de kans om “iets goed te maken” of iets uit te leggen. Slachtoffers worden teleurgesteld in hun verwachting ten aanzien van de dader. Dit neemt niet weg dat vragen beantwoord of verwezen worden al naargelang de inhoud. Tot op heden is het nooit de dader die het aanbod weigert. Moeten we hieruit concluderen dat de dader er toch meer voordeel in ziet dan het slachtoffer? Dit cijfer moet vergeleken worden met de andere arrondissementen. Als men daar tot dezelfde conclusie komt, dient verder te worden onderzocht waarmee dit te maken heeft. Tenzij men de onbereikbaarheid van de dader moet interpreteren als een weigering? Indien een contact niet mogelijk blijkt, is het niet duidelijk wat de reden is. Beslissingen om niet te participeren aan een bemiddeling dienen gerespecteerd te worden. Dit neemt niet weg dat we aandacht moeten hebben voor de redenen om niet in te gaan op dit aanbod. Hebben deze personen voldoende participatie kansen? Stelt de bemiddeling niet te veel vereisten? De mate van bereidheid van mensen om al dan niet in een bemiddeling te stappen, dwingt ons om verder te kijken en na te gaan of wij wel voldoende en op de goede wijze investeren om de mensen te bereiken. Ligt de uitdaging van de bemiddelaar dan in het vergroten van de handelingsruimte van de mensen? Deze discussie werd ingezet door Suggnomè17op de samenspraak van 16 december en is nog niet in haar eindstadium. Tot op heden ontving de bemiddelaar nog geen negatieve commentaar over het aanbod op zich. Integendeel waarderen een aantal mensen expliciet de mogelijkheid die geboden wordt en zet het een denkproces op gang over hoe zij dan wel in de toekomst willen omgaan met de gevolgen van het misdrijf, wat zij verwachten van de andere partij en van justitie. Met bovenstaande wou ik eigenlijk ook zeggen dat een niet opgestart dossier soms heel wat interventies meebrengt voor de bemiddelaar en dit niet alleen op administratief vlak.
17
In de Nieuwsbrief van Suggnomè, dd. 15/11/02, jg.3, Nr.4 wordt het thema ‘Vrijwilligheid’ vanuit verschillende hoeken, zowel theoretisch als praktisch benaderd.
80
Besluit Al wie de last kent van het schrijven van jaarverslagen, kent ook de lust wanneer het einde nabij is, maar voor het zover is, nog éénmaal een blik achteruit en dan steevast vooruit… Als ik het besluit van vorig jaarverslag er terug op nalees kan ik volmondig beamen: Ja, het verhaal van vorig jaar kreeg een vervolg, zoveel staat wel vast. Ja, de bemiddelingsdienst vond een huisvesting, de naam waardig. Ja, ik mag rekenen op een actieve inbreng van alle partners van de stuurgroep, om hun engagement in het protocol waar te maken. Ja, de samenwerking met de onderzoeksrechters en de verbindingsmagistraat werd uitgewerkt tot een werkbare verwijzingsprocedure die de ontwikkeling van een bemiddelingspraktijk mogelijk maakte. De samenwerking met de onderzoeksrechters is beloftevol en illustreert dat het klimaat rijp is om deze herstelrechtelijke aanpak te introduceren. Ja, met de tweede bemiddelaar kon een goed team gevormd worden: met de nodige verschillen om elkaar aan te vullen, en evenveel gemeenschappelijkheden om elkaar goed te verstaan. Ja, veel organisaties gingen gretig in op het voorstel om kennis te maken met de methodiek herstelbemiddeling en de filosofie van herstelrecht. Ja, het begeleidingsteam kreeg vorm en werd al snel gebeten door de verrassende en vernieuwende aspecten van deze benadering van slachtoffers en daders. Ja, ik ben blij met het resultaat, omdat ik regelmatig van partijen mocht horen dat ze aangenaam verrast zijn door dit initiatief, omdat het hen nieuwe mogelijkheden biedt om over het misdrijf te communiceren met elkaar maar ook met justitie. Bovendien mocht ik vaststellen dat het mensen stimuleert om een betekenis te geven aan het misdrijf en dat zij ook bereid zijn hun mening te laten evolueren doorheen de uitwisseling met de andere partij. Telkens als partijen wederzijds in staat zijn zich open te stellen voor het verhaal van de andere, zie je als bemiddelaar het begin van begrip voor de ander zijn situatie wat een kans tot meer verdraagzaamheid in zich draagt. Neen, ik wil de lezer niet de andere kant van de medaille onthouden. Het gebeurt ook dat partijen in hun persoonlijk standpunt versterkt worden en na een bemiddeling nog verder van elkaar komen te staan dan ervoor. Is het aanbod van bemiddeling dan tevergeefs geweest? Streefdoel blijft om het aanbod te doen op een manier die zoveel mogelijk mensen de kans geeft, een weloverwogen keuze te maken. Als mensen dan besluiten dat bemiddeling niet het antwoord is dat zij verwachten na een misdrijf, dient dit gerespecteerd te worden. Soms zien we dat mensen via het aanbod van bemiddeling kanalen of instrumenten vinden om hun stem te laten horen ten aanzien van justitie. Dus ook een ‘niet geslaagde’ bemiddeling kan een stap zijn in de richting van een meer participatieve en communicatieve justitie. Dat het een spannend jaar zou worden, had ik voorspeld… Maar om zoveel spanning had ik nu ook weer niet gevraagd. Neen, ik kan me niet verzoenen met een beleidsbeslissing waardoor de werkingsmiddelen voor het arrondissement Antwerpen gehalveerd worden op een moment dat de vragen naar bemiddeling manifest worden. Terwijl we een half jaar geleden de betrokken organisaties uitnodigden om slachtoffers en daders te verwijzen naar herstelbemiddeling, moest in het najaar de omgekeerde beweging gemaakt worden ten gevolge van de inkrimping van de
81
arbeidskrachten. Dit hypothekeert de geloofwaardigheid van de organisatie. Van een veralgemeend aanbod is voorlopig geen sprake. Het zal dan ook de uitdaging voor volgend jaar zijn om de beschikbare middelen maximaal af te stemmen op de vraag van het arrondissement maar tevens om het signaal aan de overheid kracht bij te zetten dat de vragen aan de bemiddelingsdienst een uitbreiding van de ‘vrouwkracht’ rechtvaardigen. Ondertussen dient gezocht hoe systematiek kan gebracht worden in de selectie van dossiers. De stuurgroep is er ook klaar voor om buiten de grenzen van het bestaande protocol te gaan kijken. Voor het project herstelbemiddeling zijn er meerdere redenen om de Procureurgeneraal actiever te betrekken bij de stuurgroep. Niet alleen hebben de huidige bemiddelingen mogelijks een effect op de procedure voor het Hof van Beroep. Het gebeurt ook dat partijen graag willen bemiddelen maar deze stap pas kunnen zetten na de uitspraak van de Rechtbank van Eerste Aanleg. Bovendien is er de bijzondere procedure voor het Hof van Assisen die voorlopig nog gemeden wordt om verschillende redenen. Het aantal vragen van partijen zelf in deze verhoogt de druk om te onderzoeken welke voorwaarden dienen vervuld te zijn opdat een dialoog ook voor deze partijen mogelijk wordt. Herstelbemiddeling is een interessante methodiek, maar niet de enige herstelrechtelijke benadering van een misdrijf. Vanuit de stuurgroep kunnen andere initiatieven uitgewerkt en ondersteund worden. De stuurgroep is vragende partij om de agenda volgend jaar te verbreden zodat de inzet van de leden ook een meerwaarde kan betekenen voor de vertegenwoordigde organisaties. Tenslotte verdienen ook de vragen naar bemiddeling in de fase van de strafuitvoering de nodige aandacht. Zolang geen bemiddelaar deze vragen kan opnemen, is het belangrijk om de mogelijkheden en de bereidheid van de bestaande diensten om zelf met deze vragen aan de slag te gaan, te ondersteunen vanuit de praktijkervaring van de bemiddelaar. Op dit vlak is de collegialiteit met de herstelconsulent een belangrijke troef. Niets is blijvend, behalve de verandering, moesten we het voorbije jaar aan den lijve ondervinden. Hoop doet leven, zeggen ze, wel ik wil het graag geloven. Gelukkig waren er de vele inspirerende gesprekken met mensen uit alle hoeken van de samenleving, op ongelukkige wijze met elkaar verbonden… Voldoende positie ve ervaringen om de winkel draaiende te houden, in de overtuiging dat dit nieuw leven meer zuurstof krijgt, in de hoop dat in de toekomst de subsidiëring van de vzw Suggnomè in verhouding is met de inzet. Men zegge het voort…
82
Bijlage Activiteiten naast het eigenlijke bemiddelingswerk 1.Overzicht contacten met derden / vorming of informatie aan derden 15/01/02: Reflectiegroep Justitie In Beweging: inhoudelijke voorbereiding studiedag van 1/2/02 15/01/02: Werkoverleg Herstelgerichte detentie met Herstelconsulent, PSD, CHS, SOP, JWA over de vragen naar bemiddeling in de fase van de strafuitvoering 23/1/02: Ondertekening samenwerkingsprotocol + receptie: formele start van de bemiddelingsdienst 22/2/02: sollicitatiegesprekken – tweede bemiddelaar 28/01/02: met herstelconsulent 30/01/02: Begeleidingsteam Turnhout 4/02/02: met de verbindingsmagistraat en de onderzoeksrechter: bespreking van de concrete procedure 6/02/02: werkgroep Stalking, Justitiehuis Gent 13/02/02: werkoverleg herstelgerichte detentie: verkenning van de mogelijkheden van bemiddeling in de fase van de strafuitvoering 18/02/02: voorstelling herstelbemiddeling en kennismaking met onderzoeksrechter 19/02/02: rondleiding op het vierde bureel van het secretariaat van het parket, samen met JA slachtofferonthaal, onder leiding van Vic Meeuws 26/02/02: Werkoverleg Herstelgerichte detentie in Hoogstraten 8/02/02: voorstelling protocol herstelbemiddeling aan politiecommissarissen buiten de stad Antwerpen, Wijnegem 4/03/02: Voorstelling herstelbemiddeling aan de justitieassistente slachtofferonthaal 14/03/02 en 16/04/02: werkgroep Stalking, Justitiehuis Gent 17/04/02: overleg K. Van Geystelen, Dader In Zicht: afspraken ivm huisvesting 17/04/02:Werkgroep Internationaal: verzameling + verspreiding van informatie betr. bemiddeling (meerderjarigen, minderjarigen, Bemiddeling in Strafzaken, Neutrale Bezoekruimte) opstart begeleidingsteam: de leden werden aangesproken en uitgenodigd voor de eerste bijeenkomst op 21 mei ‘02 23/04/02: werkoverleg herstelgerichte detentie inzake bemiddeling in de fase van de strafuitvoering 25/04/02: Extern team daderhulp 28/03/02: Algemene vergadering. 7/03/02: Voorstelling herstelbemiddeling aan de geestelijk verzorgers en de vrijwilligers van het beschermingscomité in de gevangenis 12/03/02: aan het team van Justitieel Welzijnswerk Antwerpen 18/03/02: Voorstelling herstelbemiddeling aan de justitieassistenten van het Justitiehuis Antwerpen 9/04/02: Voorstelling herstelbemiddeling aan geïnteresseerde gedetineerden 7/03/02: de bemiddelaar wordt voorgesteld aan alle onderzoeksrechters; de procedure wordt toegelicht en de folder afgegeven. 11/03/02: de bemiddelaar wordt persoonlijk voorgesteld aan de parketmagistraten van de lokale afdeling tijdens de square meeting 15/04/02: 2° bemiddelaar werd voorgesteld aan onderzoeksrechter Van Cauwenberghe en aan de dienst slachtofferonthaal
83
-
-
23/4/02: 2° bemiddelaar werd voorgesteld aan directeur en adjunct-adviseur van het justitiehuis 8 /04/ ’02 : de dienst verhuist naar de nieuwe locatie op de Mechelsesteenweg nr.80, te 2018 Antwerpen 20/06/02, 19/09/02: Extern team daderhulp 24/06/02: Overleg Centrum voor Hulp aan Slachtoffers 24/06/02: Overleg Onderzoeksrechters i.v.m. verwijzing dossiers 2/07/02: Overleg secretariaat Balie i.v.m. vorming balie 2/07/02: Overleg Onderzoeksrechter i.v.m. verwijzing dossiers 2/07/02: Interview student criminologie, ex-stagiaire Suggnomè 3/07/02 : Werkgroep « Herstel » in het Justitiehuis 4/07/02, 16/07/02: Werkgroep Vademecum “Herstelgeric hte detentie”, een initiatief van de KUL en UCL met het oog op de tekst te becommentariëren vanuit de eigen werkervaring. 9/07/02, 5/08/02, 2/09/02: Overleg herstelbemiddeling minderjarigen en Bemiddeling in Strafzaken ter voorbereiding van de vorming aan de balie op 10/09/02 25/07/02: Overleg Onderzoeksrechters i.v.m. verwijzing dossiers 3/09/02: Overleg met J. Maes, voorbereiding synthese vorming balie 4/09/02: Overleg Onderzoeksrechters i.v.m. verwijzing dossiers 11/09/02: Overleg verbindingsmagistraat i.v.m. brief vanuit stuurgroep aan de minister van justitie 16/09/02: Overleg Onderzoeksrechters i.v.m. verwijzing dossiers 30/08/02: supervisie, Leuven 4/07/02: voorstelling herstelbemiddeling aan gedetineerden gevangenis Antwerpen 23/07/02: Voorstelling herstelbemiddeling aan trajectbegeleiders van JWA 8/08/02: Voorstelling herstelbemiddeling aan nieuwe justitieassistenten slachtofferonthaal 10/09/02: Vorming : “ Bemiddelaar en advocaat bij delicten: een verhaal apart?” aan 180 advocaten van de balie van Antwerpen 16/09/02: Voorstelling herstelbemiddeling aan de vrijwilligers van het Centrum voor Hulp aan Slachtoffers 2/10/02: Werkgroep Stalking arrondissement Gent 7/10/02: Overleg Onderzoeksrechter i.v.m. verwijzing dossiers 17/10/02: overleg herstelconsulent i.v.m. bemiddeling in strafuitvoering 28/10/02: Overleg Onderzoeksrechters i.v.m. verwijzing dossiers 29/10/02: Overleg Elegast ter voorbereiding van vorming over bemiddeling voor IPSOC op 12/11/02 5/11/02/02: Overleg onderzoeksrechters i.v.m. verwijzing dossiers 7/11/02: Overleg collega i.v.m. nieuwe registratiesysteem 8/11/02: Overleg onderzoeksrechters i.v.m. verwijzing dossiers 13/11/02: Overleg voorzitter stuurgroep 21/11/02: Werkoverleg herstelgerichte detentie 25/10/02: functioneringsgesprek met coördinator
2.Genoten vorming 1/02/’02: “Op weg naar een communicatieve en participatieve justitie, Provinciehuis, Antwerpen 1/03/02: “Beginselverklaring van de N ederlandstalige VI-commissies: visie, missie, doelstellingen, acties”, Gerechtsge bouw Antwerpen
84
-
8/03/02, 15/03/02, 29/03/02, 19/04/02, 26/04/02: Vorming over de bemiddelingsmethodiek aan de Hogeschool te Heverlee door Bram Van Droogenbroeck 22/03/02: Colloquium “De gevangene, een burger…” over het voorstel van basiswet inzake het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden 18/04/02: themadag “Vergeven, vereffenen, verzoenen” door Prof. R. Burggraeve, Brussel 21/08/02: Concrete werkwijze Dader in Zicht, oefening methodiek samen met BIS
3. Vorming georganiseerd door Suggnomè 5/04/02: introductie over de eigen organisatie door de coördinator voor nieuwe bemiddelaar 14/06/02: Samenspraak over” Meerzijdige partijdigheid”, Brussel 11/10/02, 15/11/02, 6/12/02: supervisie, Leuven 18/11/02: Over het thema “herstelbemiddeling en h et principe van vrijwilligheid” door Prof. Maria De Bie, Gent 16/12/02: Samenspraak over “Vrijwilligheid”, Brussel
85
Inleidende beschouwingen Het jaar 2002 was voor geen van ons een erg bemoedigend jaar. Bovenop het feit dat de herstelbemiddelingspraktijk inhoudelijk regelmatig onder vuur kwam te liggen, mede naar aanleiding van de werkzaamheden van de werkgroep ‘herstelbemiddeling’ op het kabinetsniveau, werd ook budgettair ingegrepen door de overheid met als gevolg enkele collega’s die ons dienden te verlaten. Men kan dan van overheidswege nog benadrukken dat de budgettaire ingreep geen afbreuk doet aan het vertrouwen in de bemiddelingspraktijk, het brengt je als bemiddelaar die er van bij het eerste uur van de opstart van Suggnomè bij was, toch wel wat aan het wankelen. Ondertussen moet je je weg vinden in soms zeer moeilijke dossiers, moeilijk omwille van de contexten van slachtoffer of dader die je de vraag doen stellen of een bemiddelingsaanbod zonder hulpverleningsaanbod wel verantwoord is of omwille van de mogelijkheid dat het dossier voor Assisen zal komen en er eigenlijk nog geen garanties zijn m.b.t. de wijze waarop actoren de bemiddeling in het kader van de procedure voor Assisen zullen hanteren of… En toch mocht ik ook dit jaar weer genieten van de positieve kanten van het werk als herstelbemiddelaar: de energie die je put uit de positieve feedback die je krijgt van partijen zelf, de voldoening die je ervaart bij het positief afsluiten van een bemiddelingsproces, de voldoening bij het goede verloop van een gezamenlijk gesprek… Dat de Bemiddelingsdienst Arrondissement Brugge voor wat betreft de meerderjarigen beperkt is tot een éénmanspost en je als bemiddelaar vaak in concrete situaties alleen staat voor de beslissingen die je moet nemen, wordt toch voor een groot stuk ondervangen door de teamvorming met de collega’s minderjarigen en de ondersteuning bij de werking vanuit de arrondissementele partners binnen het begeleidingsteam en de stuurgroep, die nog altijd met een even groot engagement betrokken zijn op de ontwikkeling van herstelbemiddeling in hun arrondissement. Bovendien kunnen we als collega herstelbemiddelaars meerderjarigen altijd bij elkaar terecht wat toch getuigt van een enorme verbondenheid en gedrevenheid in ons bezig zijn. Met voorliggend werkingsverslag willen we u een beeld geven van de wijze waarop de bemiddelingspraktijk zich in het arrondissement Brugge tijdens het voorbije jaar verder ontwikkeld heeft. We kunnen met een relatief tevreden blik terugkijken maar blijven ervan overtuigd dat potentieel heel wat meer partijen betrokken bij een misdrijf een meerwaarde zouden ervaren bij het aanbod van herstelbemiddeling. De weg naar een veralgemeend aanbod is nog lang en bezaaid met hindernissen en toch…
86
1. Interne werking en structuur van de dienst 1.1.
De stuurgroep
De stuurgroep vergaderde in het afgelopen jaar vijf keer, nl. op 18 februari, 29 april, 24 juni, 16 september en 9 december. Weerkerende agendapunten waren o.a. de activiteitenverslagen van de bemiddelaars voor minderjarigen en voor meerderjarigen, het verslag van de raad van beheer van vzw Suggnomè en de stand van zaken wat betreft de implementatie herstelbemiddeling in de verschillende arrondissementen. De stuurgroep was erg begaan met de ontwikkelingen in de werkgroep wettelijk kader op het niveau van het kabinet. De heer Creyf, voorzitter van de stuurgroep, en mevrouw Deslypere, verbindingsmagistraat , engageerden zich om ontwerpteksten, ontstaan in de schoot van de werkgroep “verwettelijking” binnen Suggnomè, te becommentariëren. De bijeenkomst van 24 juni werd afgesloten met de ondertekening van het voor Vlaanderen eerste (deel)protocol herstelbemiddeling voor minderjarigen waarin het parket, de jeugdrechters, de sociale dienst van de Vlaamse Gemeenschap bij de jeugdrechtbank, de orde van advocaten, het algemeen welzijnswerk - met name vzw De Poort en vzw De Viersprong -, vzw De Kerseboom en de vzw Ondersteuningsstructuur Bijzondere Jeugdbijstand zich verbinden tot de actieve ondersteuning van de uitbouw van het project herstelbemiddeling minderjarigen in het arrondissement Brugge. Voorafgaandelijk aan dit deelprotocol werd de samenwerking met de advocatuur op punt gesteld. Zo wordt thans voor elk dossier in het kader van herstelbemiddeling ambtshalve een advocaat aangesteld voor de minderjarige dader. Ten aanzien van het minderjarige slachtoffer neemt de bemiddelaar de verantwoordelijkheid op zich het slachtoffer te wijzen op zijn recht op bijstand van een raadsman. Over de participatie van de advocaat aan de bemiddeling en de communicatie met de bemiddelaar werden heel concrete afspraken gemaakt. Bijzondere interesse was er ook voor het Vereffeningsfonds. In 2002 kregen de drie WestVlaamse projecten herstelbemiddeling voor minderjarigen de provincie eindelijk over de streep voor de installatie van het provinciaal vereffeningsfonds. Er werden middelen voorzien en de opstart werd voorbereid zodat in 2003 eindelijk aan de slag kan worden gegaan. Ook de nieuwe wet op de voogdij (29/4/01) en de machtiging die door ouders aan de vrederechter dient gevraagd te worden om bepaalde belangen van hun minderjarige kinderen te verdedigen - zoals ondermeer het aangaan van een dading - kreeg in de stuurgroep de nodige aandacht. Naast deze algemene items kwamen ook dossierkwesties aan bod, zoals bijvoorbeeld: het gelijktijdig formuleren van het aanbod aan daders en slachtoffers in omvangrijke dossiers, het kunnen weigeren van dossiers op grond van subjectieve elementen, het omgaan met “anonieme” slachtoffers. Maar ook de moeilijkheden inzake dossierselectie, met de immer terugkerende kwestie van de sensibilisering van verwijzers kwam geregeld ter sprake.
87
Op vraag van de heer Bogaert, herstelconsulent in het Penitentiair Landbouwcentrum te Ruiselede, werd stilgestaan bij de vraag of het wenselijk is voor veroordeelde gedetineerden symbolisch herstel ten aanzien van de gemeenschap mogelijk te maken, in het geval van slachtofferloze delicten of indien slachtoffers op een eventuele vraag tot herstel niet wensen in te gaan. Voor volgend werkjaar ligt de focus van de stuurgroep op het uitdiepen van inhoudelijke en conceptuele thema’ s m.b.t. herstelrecht en bemiddeling in het bijzonder rond de verhouding herstelbemiddeling en strafvordering/strafuitvoering.
1.2. Het begeleidingsteam In het voorbije jaar vergaderde het begeleidingsteam tien keer en dit respectievelijk op 28 januari, 25 februari, 18 maart, 15 april, 6 mei, 17 juni, 2 september, 23 september, 28 oktober en 2 december. We konden hierbij gebruik maken van de vergaderzaal van het Justitiehuis te Brugge. In de bijeenkomsten werd ruimte gecreëerd voor vragen van de verschillende leden, en werden de afgesloten, lopende en nieuwe dossiers besproken. Knelpunten werden voorgelegd, en ervaringen werden gedeeld. Naar aanleiding van enkele geselecteerde omvangrijke dossiers werd gediscussieerd over de wenselijkheid om het bemiddelingsaanbod bij partijen op voorhand te gaan verkennen. In een dossier met meer dan 20 benadeelden werd aanvankelijk het aanbod alleen aan de dader gericht, omdat er een vermoeden bestond dat de dader niet kon bereikt worden. Vanuit het principe van gelijkwaardigheid van partijen werd later in de stuurgroep beslist om ook in complexe, omvangrijke dossiers het aanbod gelijktijdig naar alle partijen te richten, en eventueel te werken met een hoge drempel brief. Aan partijen zou uitdrukkelijker kunnen gevraagd worden zichzelf te manifesteren indien zij op het aanbod zouden willen ingaan. Naar aanleiding van het verloop in dergelijke dossiers werd later de opportuniteit van het aanbod in het begeleidingsteam opnieuw ter discussie gesteld. Als de daderkant niet bereikt wordt, of niet bereid gevonden wordt, beperkt de rol van de bemiddelaar zich vaak tot het fungeren als buffer en tot informatieverstrekker over het verloop van de gerechtelijke afhandeling en de eventuele mogelijkheden tot burgerlijke partijstelling. In het team werd opnieuw stilgestaan bij de draagwijdte van bekentenissen in seksuele delicten. Kan er wel bemiddeld worden met daders die de feiten als dusdanig wel toegeven, doch de gevolgen voor het slachtoffer minimaliseren of ontkennen, of de verantwoordelijkheid bij het slachtoffer leggen? Moeten er randvoorwaarden vervuld zijn, zoals bijvoorbeeld het volgen van dadertherapie? Wanneer dient dan een aanbod geformuleerd te worden? Praktijkervaringen leren ons dat communicatie des te moeilijker is als er niet eerst voldoende tijd/aandacht gegeven wordt aan het slachtoffer om zijn slachtofferschap ten volle te beleven. Anderzijds werd ook vastgesteld dat bemiddeling in zedendelicten soms wel kan, en zeker in die dossiers waarin partijen ervoor kiezen om verder samen met mekaar door het leven te gaan. De gewijzigde wet op de voogdij en de machtiging die door de burgerlijk verantwoordelijken dient gevraagd te worden aan de vrederechter leidde tot een knelpunt in een zedendelict. 88
Welke draagwijdte heeft een overeenkomst in een familiale context met een minderjarig slachtoffer, dat er uitdrukkelijk voor kiest om zich geen burgerlijke partij te stellen en ook geen beroep wil doen op een raadsman? Ook de bijstand van de advocatuur kwam ter sprake. Enerzijds werd in een aantal dossiers op zeer constructieve wijze samengewerkt met advocaten, met respect voor ieders eigenheid. Anderzijds ontstond er een probleem met betrekking tot de bijstand van advocaten in het kader van de rechtsbijstandverzekering. Zo hoorden we expliciet dat een eventuele afhandeling voor de benadeelde in het kader van herstelbemiddeling, voor gevolg zou hebben dat de verloning via de familiale verzekering voor de raadsman wel eens zou kunnen uitblijven, wat voor deze raadsman voldoende reden was om zijn cliënt te oriënteren naar de klassieke afhandeling. Meermaals werd over dossiers stalking van gedachten gewisseld: de persoonlijkheidskenmerken van daders én slachtoffers in dergelijke dossiers, het gebrekkige probleeminzicht, de ontbrekende specifieke hulpverlening, de valkuil voor de bemiddelaar om “als boodschapper” de stalking mee in stand te houden. In enkele dossiers vermogenscriminaliteit werden vragen gesteld bij de bemiddelbaarheid naar aanleiding van de persoonlijkheidskenmerken en sociale context van partijen. Het bemiddelingsaanbod beoogt emancipatorisch te zijn, partijen hun conflict zelf te laten oplossen. De bemiddelaar tracht daarvoor steunfiguren in te schakelen. Maar wat als deze er niet zijn, als er geen supporters op de zijlijn staan? Het is niet steeds evident om de bal in het kamp der partijen te leggen. Als de bemiddelaar echter moet blijven aandringen, dienen vragen gesteld te worden bij de bereidheid en/of de oplossingscapaciteit. Om deze reden werd door de bemiddelaar in overleg met het begeleidingsteam één dossier stopgezet. Er werd ook stilgestaan bij de aanwezigheid van ernstige psychopathologie in enkele voorgelegde dossiers, bij de opportuniteit om al dan niet te bemiddelen in levensdelicten, bij de problematiek van uitlokking, bij de geloofwaardigheid van een partij, bij de impact van gesprekken op partijen en op de bemiddelaar, en de noodzaak om “op verhaal” te kunnen komen, … Tenslotte werd stilgestaan bij de inhoudelijke invulling van de stuurgroepvergaderingen en werd gezocht naar mogelijkheden om de magistratuur opnieuw te sensibiliseren.
89
2. Herstelbemiddeling meerderjarigen Brugge in cijfers Tabel 1: aanvragen A B C D E F
Aantal aanvragen in 2002 Aantal dossiers in beraad Aantal niet opgenomen aanvragen Aantal oneigenlijke aanvragen Aantal opgenomen dossiers (als de bemiddelingsdienst effectief een aanbod doet) Aantal opgenomen dossiers (als de bemiddelingsdienst een gedeelte van een aanbod / een volledig aanbod doet in een dossier van een collega uit een ander arrondissement of project FSU)
2 8 0 28
38
0
In 2002 noteerden we 38 aanvragen voor herstelbemiddeling. De meeste aanvragen kwamen van het parket (11, waarvan 3 door de verbindingsmagistraat), gevolgd door het onderzoeksgerecht (6). Vijf aanvragen gebeurden via de collega bemiddelaar voor minderjarigen / andere bemiddelaar. Twee aanvragen kwamen van de daderhulpverlening, één van de herstelconsulent, één vanuit slachtofferonthaal. Ook de justitieassistenten v.o.v. en probatie suggereerden enkele dossiers. Daarnaast selecteerde de bemiddelaar zelf een aantal dossiers uit de voorraad “te dagen dossiers”. Aan 28 aanvragen (E) kon tegemoet gekomen worden. Daarvan waren er 18 in gerechtelijk onderzoek. Twee dossiers zijn bij jaareinde nog in beraad (B). In één dossier kan nog niet gestart worden omwille van de stand van het onderzoek. Een tweede, gemengd dossier, zal mogelijks samen met de collega’s van Leuven worden opgenomen. Acht aanvragen leidden niet tot een opstart (C). In twee ervan werd niet voldaan aan de absolute criteria voor herstelbemiddeling: bekentenis, slachtoffer met aanwijsbare schade, dagvaardingswaardigheid. In een gemengd dossier, geïntroduceerd door de herstelbemiddelaar voor minderjarigen, bleek het dossier reeds geseponeerd te zijn voor de meerderjarige dader. Eén aanvraag, via de herstelconsulent, betrof een bemiddeling in de fase van de strafuitvoering en werd doorgespeeld naar collega Kristel Buntinx. De overige aanvragen kwamen niet in aanmerking omwille van relatieve criteria. Zo werd in één dossier door de magistraat geen toestemming verleend voor een aanbod. Een ander dossier werd geselecteerd, maar werd overgedragen naar een ander parket, waardoor opstart onmogelijk was. Twee aanvragen, vanuit de psychosociale dienst van de gevangenis, hadden betrekking op aangehouden daders die feiten pleegden in het arrondissement Veurne. Gezien het feit dat er binnen het gerechtelijke arrondissement Veurne nog geen samenwerkingsafspraken bestaan met de gerechtelijke instanties, kon op deze vragen niet worden ingegaan. Aan twee aanvragen werd om deontologische redenen niet tegemoetgekomen. In 2002 noteerden we geen oneigenlijke aanvragen (D). Wel hoorden we bij enkele actoren in de stuurgroep een behoefte aan een bemiddelingsaanbod in feiten van dodelijke verkeersongevallen.
90
De bemiddelaar trad niet op in dossiers van collega’s van een ander arrondissement / project (F). Wel werd in één dossier samengewerkt met een collega-bemiddelaar en in een ander dossier een tweede bemiddelaar betrokken bij een gezamenlijk gesprek. Ook werd beroep gedaan op een Waalse collega voor contactname met een slachtoffer. In gemengde dossiers werden naargelang de omstandigheden partijen samen dan wel gescheiden gezien door de bemiddelaar voor meerderjarigen en voor minderjarigen. Tabel 2: aanbod dossiers 1. Aantal dossiers uit 2001, overgedragen naar 2002, en afgesloten 2. Aantal dossiers uit 2001, overgedragen naar 2002, nog niet afgesloten 3. Aantal nieuwe dossiers in 2002, afgesloten in 2002 4. Aantal nieuwe dossiers in 2002, nog niet afgesloten Totaal
11 1 19 9 40
Van de 12 overgedragen dossiers uit 2001, werden er 2 pas effectief opgestart in 2002. Deze werden allen afgerond, uitgezonderd één dossier inzake zedendelicten dat sedert 2001 opgeschort is. In 2002 werden 28 nieuwe dossiers opgestart. Dit is iets minder dan in 2001, maar daartegenover werd dan wel in meer dossiers effectief gewerkt (39 tegenover 35). Bij jaareinde zijn er nog 9 dossiers lopende.
91
Tabel 3: aantal feiten, aantal daders en slachtoffers, aantal potentiële en effectieve bemiddelingsprocessen in de overgedragen dossiers (1 en 2) en de nieuw opgenomen dossiers (3 en 4) Volgnummer
1. *(1) 2. * 3. * 4. * 5. * 6. 7. * 8. * 9. * 10. * 11. * 12. * 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. (2) Totaal
N feiten
N daders
N slachtoffers
4 2 1 1 6 45 2 1 1 1 1 20 1 1 1 1 2 2 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 3 2 6 1 6 3 1 1 1 1 131
1 2 3 1 1 4 1 1 1 1 1 1 1 1 1 4 3 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 2 1 54
4 1 1 1 6 24 2 1 1 2 2 0 2 1 1 1 2 2 1 2 1 1 1 1 1 1 2 2 1 1 10 2 6 1 6 3 1 1 1 1 101
N potentiële bemiddelingsprocessen
4 2 3 1 6 41 2 1 1 2 2 0 2 1 1 4 6 2 1 4 1 1 1 1 1 1 2 2 1 1 10 2 6 1 12 3 1 1 2 1 137 (1)
N effectieve bemiddelingsprocessen
0 1 2 1 1 8 1 1 1 2 0 0 0 1 1 3 3 2 1 2 1 0 1 0 0 0 0 1 0 0 9 1 0 1 2 0 1 1 2 1 (2) 52
Deze tabel geeft per dossier een overzicht van aantal feiten, aantal daders en slachtoffers, aantal potentiële en effectieve bemiddelingsprocessen. De met een * aangeduide dossiers betreffen dossiers van 2001. De cijfergegevens betreffen enkel die bemiddelingsprocessen binnen die dossiers die in 2001 opgestart werden maar niet volledig werden afgerond in 2001. Het merendeel der dossiers betreft een eenvoudig gegeven: één dader welke feiten pleegde tegenover één slachtoffer (19) of tegenover meerdere slachtoffers (13). In deze dossiers stellen zich geen problemen wat betreft hoofdelijkheid en solidariteit. In acht dossiers was de situatie iets moeilijker wanneer meerdere daders feiten pleegden tegenover één (4) of 92
meerdere (4) slachtoffers. Eén dossier met 4 daders, 24 slachtoffers en 45 feiten was uiterst moeilijk hanteerbaar. (1) Eén dossier werd in 2001 geschorst, en bleef dit ook in 2002. Tussen 4 partijen wordt de bemiddeling in principe “open” gehouden. Indien we abstractie maken van voornoemd dossier, bedraagt het totaal aantal potentiële bemiddelingsprocessen 133. (2) Gezien het aanbod nog maar net gebeurde, was bij het jaareinde niet duidelijk hoeveel effectieve bemiddelingsprocessen er zouden zijn. In één dossier met 1 dader en 20 feiten (en mogelijks meer) werd het bemiddelingsaanbod initieel alleen aan de dader geformuleerd, teneinde te verkennen of er een interesse voor het aanbod was. Dit verklaart de 0 slachtoffers en ontbrekende potentiële en effectieve bemiddelingsprocessen. Later werd er in de stuurgroep voor geopteerd om ook in dergelijke dossiers het aanbod gelijktijdig naar alle partijen te formuleren. Niettegenstaande deze beslissing werd het aanbod in dit dossier toch niet meer naar de slachtoffers gericht, gezien de dader zich niet gemanifesteerd had. Een ander complex dossier met 4 daders, 24 benadeelden en 41 potentiële bemiddelingsprocessen, jaagt de cijfers spectaculair de hoogte in. In het voorbije jaar stonden we voor de uitdaging in 133 relaties tussen dader en slachtoffer een bemiddeling op te starten. Na het aanbod vanuit het parket, probeerden we daarvoor in eerste instantie per telefoon of per brief contact te zoeken met de partijen om het aanbod toe te lichten. Het bemiddelingsaanbod is immers een vrijwillig gegeven en er kunnen diverse redenen zijn voor het niet opstarten van de bemiddeling. Soms kunnen partijen niet bereikt worden, soms wensen ze om één of andere reden niet in te gaan op het aanbod, soms is het aanbod gewoon niet opportuun. 52 bemiddelingsprocessen konden effectief worden opgestart. Dit betekent dat zowel met de dader als met het slachtoffer over het gebeuren gepraat werd en dat beiden zich akkoord verklaarden met het opzetten van een bemiddeling om één of andere vraag, verwachting, behoefte naar de andere partij te communiceren. Beschouwen we de verhouding effectieve / potentiële bemiddelingsprocessen dan wordt in 40% der relaties effectief bemiddeld. Focussen we op de dossiers dan blijkt dat in 65% van de dossiers een bemiddeling werd opgestart wat vergelijkbaar is met de cijfers van vorig jaar.
93
Totaal
Andere
Ander bemiddelaar
Herstelconsulent
Slachtoffer
Dader
SOP
Slachtofferhulpverlener
Daderhulpverlener
Advocaat
Onderzoeksrechter
Parket
Verbindingsmagistraat
Aard van de feiten
Verwijzer
Tabel 4: aard van de feiten in de nieuw opgenomen dossiers (E) naargelang verwijzer
16
Vermogensdelicten - loondiefstal - diefstal dmv braak, inklimming,.. - diefstal dmv geweld of bedreiging - afpersing en poging afpersing - oplichting en misbruik van 1 vertrouwen/heling - bedrieglijke wegname/misbruik van vertrouwen/heling - bedrieglijke wegname met geweld bij nacht - brandstichting bij nacht
1 1 1
1 1 1
2
1
1
2 1
3 3 5 1 1
1
1 1
1
1
8
Persoonsdelicten - opzettelijke slagen en verwondingen met arbeidsongeschiktheid - opzettelijke slagen en verwondingen - belaging
1
3
2
1
1
1
5 2
4
Zedendelicten - aanranding eerbaarheid en verkrachting - verkrachting 14 < kd < 16 jr - verkrachting met geweld, kd < 10 j - verkrachting met geweld
1
1
1
1
1 1 1
1
Verkeersdelicten Totaal
2
5
6
2
1
3
9
28
Het merendeel der nieuwe dossiers betreft vermogensdelicten. We noteerden loondiefstal (3), diefstal met braak, inklimming, valse sleutels (3), diefstal met geweld of bedreiging (5), afpersing (1), bedrieglijke wegname met geweld bij nacht (1), oplichting/misbruik van vertrouwen/heling (2), brandstichting bij nacht (1). Tweede belangrijkste categorie betreft de persoonsdelicten: opzettelijke slagen en verwondingen al (1) dan niet (5) met arbeidsongeschiktheid, en belaging (2). Ook in vier dossiers zedendelicten werd een aanbod geformuleerd. In vergelijking met 2001 zien we verhoudingsgewijze een toename in de persoonsdelicten ten nadele van de zedendelicten.
94
Wat de verwijzers betreft werden 14 dossiers rechtstreeks verwezen door parket, onderzoeksgerecht of slachtofferonthaal. Drie dossiers werden aangebracht via de collega herstelbemiddelaar voor minderjarigen. De aanvraag van Justitieel Welzijnswerk en de psycho-sociale dienst van de gevangenis leidde ook tot de opstart van twee dossiers. Zes dossiers werden door de bemiddelaar geselecteerd uit de voorraad “te dagen” dossiers. Daarnaast suggereerden ook de justitieassistenten v.o.v. en probatie drie dossiers. De uitblijvende of marginale verwijzingen vanuit de advocatuur en de hulpverlening zijn ondertussen een constante geworden.
Tabel 5: aantal, statuut en geslacht van daders en slachtoffers wat betreft de potentiële en effectieve bemiddelingsprocessen in de nieuw opgenomen dossiers (E) Potentiële bemiddelingsprocessen Statuut en geslacht
slachtoffers
Natuurlijke personen
daders
62
Effectieve bemiddelingsprocessen
totaal
40
slachtoffers
102
daders
28
totaal 54
26
Man
37
37
74
19
26
45
Vrouw
25
3
28
9
0
9
Rechtspersonen
18
0
17
5
0
5
Totaal
80
40
120
33
26
59
In 2002 werd een aanbod geformuleerd aan 80 slachtoffers en 40 daders. Daarbij dienen we ook de 13 daders en 17 benadeelden te tellen uit de nog lopende dossiers van 2001. Dit betekent dat met 53 daders en 97 slachtoffers – in 133 potentiële bemiddelingsprocessen contact werd gezocht, per brief, telefoon en/of huisbezoek om de bereidheid tot bemiddeling te verkennen. De bemiddeling werd effectief opgestart met 33 benadeelden en 26 daders in de lopende dossiers, en 9 benadeelden en 9 daders in de overgedragen dossiers. In totaal werd dus effectief bemiddeld met 35daders en 42 benadeelden, over 52 bemiddelingsprocessen
95
Tabel 6: leeftijd daders en slachtoffers bij aanvang van de bemiddeling in nieuw opgenomen dossiers (E) Leeftijden < 18 jaar 18 t/m 25 jaar 26 t/m 35 jaar 36 t/m 45 jaar 46 t/m 55 jaar > 55 jaar Leeftijd niet gekend Rechtspersonen Totaal
Potentiële bemiddelingsprocessen dader slachtoffer totaal 9 9 18 8 26 16 10 26 3 8 11 2 5 7 7 7 1 16 17 17 17 40 80 120
Effectieve bemiddelingsprocessen dader slachtoffer totaal 3 3 15 8 23 8 6 14 2 3 5 1 1 2 2 2 5 5 5 5 26 33 59
In de nieuwe dossiers zijn de meeste daders te situeren in de leeftijdsgroep van 18 tot 35 jaar, en dit zowel wat betreft de potentiële als wat betreft de effectieve bemiddelingsprocessen. Aan slachtofferzijde is er een meer evenwichtige spreiding. Ongeveer 1/5 der slachtoffers is een rechtspersoon. Dit is een betrekkelijk hoge verhouding, toe te schrijven aan het complexe dossier van vermogenscriminaliteit. In hetzelfde dossier is er trouwens van veel slachtoffers geen aanduiding van leeftijd. Wat in deze tabel opvalt is de betrekkelijk hoge participatiegraad in de leeftijdsgroep van 18 tot 25 jaar, en dit zowel aan daderkant als aan slachtofferzijde. Tweede vaststelling: met rechtspersonen wordt minder frequent een bemiddeling effectief opgestart. Er wordt minder spontaan op het aanbod gereageerd en het feit dat men nietpersoonlijk geraakt is maakt de aanspreekbaarheid als partij des te moeilijker.
In de hiernavolgende tabellen hebben we het over de bemiddelingsprocessen die in 2002 effectief werden afgesloten. De opstart valt te situeren in 2002 of eerder. Bij jaareinde blijven 11 van de 52 bemiddelingsprocessen open. Tabel 7: verloop van de bemiddelingsprocessen Bemiddelingsproces - volledig doorlopen (BVD) - met schriftelijke overeenkomst - zonder schriftelijke overeenkomst - voortijdig gestopt (BVG) - dader haakt af - slachtoffer haakt af - dader en slachtoffer haken af - bemiddelaar stopt - andere Totaal
Aantal 16 3 1 9 1 8 3
19 22
41
In 19 van de 41 effectieve bemiddelingsprocessen werd de bemiddeling volledig afgerond, 16 keer met schriftelijke overeenkomst, in drie bemiddelingen zonder overeenkomst. In totaal 96
betreft het twaalf dossiers van uiteenlopende aard: belaging (1), diefstal met braak (4), opzettelijke slagen en verwondingen (2), afpersing (1), diefstal met geweld (1), aanranding (2) verkrachting (1). In 22 van de 41 effectieve bemiddelingsprocessen werd de bemiddeling om één of andere reden afgebroken. Soms leidde de discussie over de gevolgen van het misdrijf tot een dergelijke beslissing. We stelden dit twee keer vast aan slachtofferzijde, één keer aan daderzijde. Aan slachtofferzijde werd de bemiddeling soms ook stopgezet omdat het aanbod na verloop van tijd niet meer opportuun was. Aan de behoeften was op één of andere manier voldaan. In één geval was er via een minderjarige dader een schadeloosstelling; in twee bemiddelingsprocessen waren de informatieve behoeften vervuld en waren er geen verdere verwachtingen. In één dossier hadden de feiten dusdanige wonden geslagen dat het slachtoffer ervoor opteerde om de bemiddeling op te geven. In één dossier besliste de bemiddelaar tot stopzetting van de bemiddeling, omdat enkele partijen niet over de nodige oplossingscapaciteiten beschikten om de bemiddeling tot een goed einde te brengen. In één bemiddeling lieten zowel dader als slachtoffer vrijwel gelijktijdig niets meer van zich horen en verdwenen als het ware met de noorderzon. Twee bemiddelingsprocessen werden wel heel abrupt gestopt naar aanleiding van het overlijden van de dader. Een derde bemiddelingsproces moest stopgezet worden omdat nieuwe ernstige feiten de lopende bemiddeling volstrekt onmogelijk maakten.
Tabel 8: aard van de relatie dader -slachtoffer in de effectieve bemiddelingsprocessen Aard van de relatie Onbekenden Relatie - familie / partnerrelatie - ex-partner - buren / kennissen - vaag / van ziens - klant / uitbater - eigenaar / huurder - school / ex-leerling - werk - andere Niet gekend Totaal
N effectieve bemiddelingsprocessen 31 3 1 1 1 2 1 1 41
In drie vierden van de relaties dader-slachtoffer kenden partijen elkaar niet. Vooral vermogenscriminaliteit vindt plaats tussen onbekenden. De persoons- en zedendelicten gebeurden vooral tussen bekenden: tussen familieleden, partners, ex-partners, personen waarmee men een vertrouwensrelatie heeft.
97
Tabel 9: aard van het bemiddelingsproces Aard van de bemiddeling Indirecte bemiddeling Directe bemiddeling Totaal
Aantal bemiddelingsprocessen 28 13 41
In twee derden der bemiddelingsprocessen is er sprake van indirecte bemiddeling, waarbij het bemiddelingsgebeuren beperkt blijft tot de pendeldiplomatie van de bemiddelaar. In één derde der bemiddelingsprocessen resulteerde dit in een gezamenlijk gesprek tussen partijen. In het kader van de herstelbemiddeling is dit één der na te streven doelen, en de bereikte verhouding stemt toch wel wat tot tevredenheid. In 13 dader-slachtofferrelaties (over 8 dossiers) zijn partijen met elkaar het gesprek aangegaan, in het merendeel der gevallen in een één-één verhouding in aanwezigheid van de bemiddelaar. Eén keer heeft de bemiddelaar beroep gedaan op een co-bemiddelaar, omdat géén van de partijen over een steunfiguur beschikte, en het gesprek toch wel zwaar zou uitvallen. Op deze wijze kon elke bemiddelaar zich een beetje over één partij ontfermen, en een steuntje geven indien nodig. In één dossier was er een gesprek met twee daders en het slachtoffer met partner. In een ander dossier gingen drie slachtoffers het gesprek aan met de dader, bijgestaan door zijn raadsman. Over de aanwezigheid van de raadsman was aan slachtofferzijde vooraf wel wat onrust, doch deze heeft zijn rol als “raadsm an”in het bemiddelingsgebeuren schitterend gespeeld, en zijn cliënt maximaal gestimuleerd om over het gebeuren na te denken en beslissingen te nemen.
Tabel 10: de overeenkomsten Inhoud van de overeenkomst 1. Financiële vergoeding: aard - materiële schade - morele schade - materiële en morele schade Financiële vergoeding: afhandeling - volledige regeling en betaling - betaling voorschot - afbetalingsregeling 2. Afstand schade-eis (moreel en/of materieel) 3. Afstand burgerlijke partijstelling 4. Voorwaardelijke afstand burgerlijke partijstelling 5. Excuses 6. Spijtbetuigingen 7. Uitwisseling van informatie 8. Uitspraak over strafrechterlijke afhandeling 9. Andere: - therapie/begeleiding volgen - elkaar met rust laten - vraag gesprek na veroordeling in vrijheid
98
Aantal 9 0 2 8 1 2
11
11
5 1 15 14 9 8 1 1 1
De 16 bemiddelingsprocessen met overeenkomst resulteerden uiteindelijk in 13 verschillende overeenkomsten, te situeren in 10 dossiers. Eén overeenkomst betreft drie slachtoffers en één dader, een andere overeenkomst twee daders en één slachtoffer. De overige overeenkomsten betreffen telkens één dader en één slachtoffer. Wat betreft de aard van de financiële vergoeding werd in 11 bemiddelingsprocessen een akkoord bereikt over de schade. Negen van de elf schaderegelingen hebben betrekking op materiële schade. Slechts twee maal is er naast materiële schade ook sprake van morele schade. Geen enkele overeenkomst betreft louter morele schadevergoeding. Hieruit mag niet geconcludeerd worden dat de morele schade in het kader van de bemiddeling niet ter sprake komt. Veelal geven partijen aan tevreden te zijn met het herstel van het effectief ontvreemde of beschadigde goed, of met de effectieve kosten. In één overeenkomst was er wel sprake van morele schade, doch het vergelijk hierover kwam onafhankelijk van het herstelbemiddelingsgebeuren tot stand. In acht overeenkomsten was er een volledige regeling en betaling van de schade. In één overeenkomst werd de vaststelling van het schadebedrag overgelaten aan de wijsheid van de rechtbank, en was er een akkoord over de betaling van een voorschot. Twee maal werd een afbetalingsregeling uitgewerkt. In vijf overeenkomsten verwoordde de benadeelde dat hij afstand deed van verdere schadeeisen. In één overeenkomst deed de benadeelde voorwaardelijk afstand van burgerlijke partijstelling. In vrijwel alle overeenkomsten biedt de dader zijn verontschuldigingen aan, die dan meestal ook nog wel aanvaard worden. Daaraan gekoppeld is er ook meestal de spijt over het gebeuren. Waarom en waarover er precies spijt is, is niet altijd te achterhalen. Binnen de effectieve bemiddelingsprocessen is het eerder uitzonderlijk als een dader zich niet excuseert voor het misdrijf. Slechts één overeenkomst was een heel zakelijke schaderegeling. In 9 overeenkomsten was er uitwisseling van informatie: over motieven, over de impact van de feiten, over toekomstplannen,… Aangaande acht bemiddelingsprocessen was er in de overeenkomst één of andere uitlating over de verdere gerechtelijke afhandeling. Slachtoffers meenden soms dat met de genoegdoening ten aanzien van hen het misdrijf opgelost was, of waren van oordeel dat de strafmaat een niet al te grote impact mocht hebben op het leven van de dader. Als er moest gestraft worden, dan toch liever via één of andere maatregel. Vooral dienstverlening spreekt daarbij tot de verbeelding. Eén slachtoffer meende dat een geldboete wel een zinvolle straf kon zijn, omdat dit wel heel voelbaar is in de portemonnee. Een ander slachtoffer hoopte op een discrete afhandeling. In één overeenkomst werd een engagement uitgedrukt om therapie te volgen en om elkaar met rust te laten. In een andere overeenkomst werd de mogelijkheid tot gezamenlijk gesprek na invrijheidsstelling in de overeenkomst opgenomen. Tenslotte zijn er de drie bemiddelingsprocessen die volledig werden afgerond zonder overeenkomst. In één ervan zou een slachtoffer na een gezamenlijk gesprek zelf één en ander op papier zetten. Later zag betrokkene van dat plan af, omdat het gebeuren achter hem lag en het gezamenlijk gesprek op zich betekenisvol was. Er was geen behoefte meer aan een neerslag op papier. In een ander bemiddelingsproces, met gezamenlijk gesprek ná de 99
correctionele zitting, kwamen partijen mondeling een bedrag overeen voor materiële en morele schade, en een afbetalingsregeling. In een derde bemiddeling was alles gezegd, en wenste geen van beiden iets op schrift gesteld.
Tabel 11: tijdsverloop van de bemiddelingsprocessen (BVD+BVG) Tijdsverloop (N= 41) Tussen datum van de feiten en vertrek brief parket Tussen datum van vertrek brieven en het eerste contact met partijen Tussen datum van vertrek brief en afsluiting van het bemiddelingsproces Tussen datum eerste contact met partijen en afsluiting van het bemiddelingsproces
Gemiddeld aantal dagen over alle bemiddelingsprocessen 219,26
Mediaan 53
6,60
7
165,42
121
159,20
114
Wat betreft het tijdstip van aanbod van herstelbemiddeling aan partijen geeft het cijfer in de tabel wel een vertekend beeld. Dit cijfer is namelijk erg de hoogte in gejaagd door het relatieve aandeel van het complexe dossier inzake vermogenscriminaliteit. Globaal genomen wordt, zeker voor de dossiers in gerechtelijk onderzoek, vrij snel een aanbod geformuleerd: soms enkele weken na de feiten, vaak binnen de één tot twee maanden na de feiten. De mediaanwaarde van 53 dagen geeft daarom een correctere aanduiding. Gemiddeld 6,6 dagen na het aanbod vanuit het parket, contacteert de bemiddelaar de partijen, hetzij per telefoon, hetzij per brief om een afspraak met hen te maken met de bedoeling het aanbod toe te lichten. Gemiddeld werd iets meer dan vijf maanden gewerkt in de dossiers waarin bemiddelingsprocessen effectief werden opgestart. De gemiddelde waarden liggen hoger dan deze van vorig jaar, maar zijn vertekend door het gewicht van twee bemiddelingen in zedendelicten, die meer dan 14 maanden in beslag namen, alsook door de bemiddeling in het complexe dossier, dat uiteindelijk door de bemiddelaar werd stopgezet.
Tabel 12: duur van de bemiddelingsperiode in dagen voor bemiddelingsprocessen die volledig werden doorlopen met of zonder schriftelijke overeenkomst (BVD) N = 19 Algemeen In bemiddelingsprocessen met overeenkomst In bemiddelingsprocessen zonder overeenkomst
Kortste bemiddeling 10
Langste bemiddeling 441
Gemiddelde bemiddelingstijd 151
10
407
136
101
441
232
Gemiddeld wordt 5 maanden gewerkt in bemiddelingen waarin het bemiddelingsproces volledig wordt doorlopen.
100
De kortst lopende bemiddeling - met overeenkomst tussen partijen - betrof een dossier in de klassieke snelrechtprocedure en duurde 10 dagen. Dit was mogelijk omdat het een eenvoudig dossier betrof, met slechts twee partijen, met duidelijk begrootbare schade en met een makkelijk vindbare dader, namelijk in de gevangenis. De langst lopende bemiddeling – een zedendelict - nam meer dan een jaar in beslag, en leidde uiteindelijk niet tot een schriftelijk vergelijk. In bemiddelingsprocessen met overeenkomst wordt gemiddeld vier en een halve maand gewerkt.
Tabel 13: redenen voor het niet opstarten van het bemiddelingsproces Reden: bemiddeling niet opportuun dader is onbereikbaar dader weigert bemiddelingsaanbod slachtoffer is onbereikbaar slachtoffer weigert bemiddelingsaanbod dader en slachtoffer zijn onbereikbaar dader en slachtoffer weigeren het bemiddelingsaanbod andere Totaal
Totaal 18 7 2 24 11 9 1 9 81
Van de 133 potentiële bemiddelingsprocessen werden er 81 uiteindelijk niet opgestart. Dit betekent geenszins dat er in deze dader-slachtofferrelaties geen werk werd gestopt. Integendeel, partijen werden aangeschreven - vaak tweemaal - opgebeld, bezocht. Om een bemiddeling te kunnen opstarten moet er echter bereidheid van twee kanten zijn en moet er een voorwerp zijn waarover kan bemiddeld worden. In een aantal gevallen werd er wel gereageerd maar bleek er geen behoefte aan een aanbod, omdat er geen leed meer was, geen verwachtingen of vragen waren, of omdat er geen nadeel is/was. Het bemiddelingsaanbod was m.a.w. niet opportuun. Achttien keer was dit de reden voor het niet opstarten van de bemiddeling. Voor 40 bemiddelingsrelaties werden één of beide partijen niet bereikt. Daarbij kon vastgesteld worden dat daders zich meestal wel manifesteerden, slachtoffers in veel mindere mate. Het hoge aantal niet-bereikte slachtoffers is in belangrijke mate toe te schrijven aan het complexe dossier vermogenscriminaliteit, waarin aan partijen door middel van een hoge drempelbrief werd gevraagd zich kenbaar te maken indien ze op het aanbod wensten in te gaan. Een aantal van de in dit dossier bereikte slachtoffers gaven aan niet te weten waar en wanneer ze precies nadeel geleden hadden, of meenden dat het weinig zinvol was in een bemiddeling te stappen vanuit het gegeven “een kei kan men niet vlooien”. Veertien maal werd het aanbod geweigerd. Twee maal gebeurde dit aan daderkant. Eén dader pleegde doelbewust feiten tegenover het slachtoffer en wilde zeker het gesprek niet aangaan; een andere dader betwistte zijn rol en wilde zich schikken naar de wijsheid van de rechtbank. Aan slachtofferzijde noteerden we enkele weigeringen in dossiers van klachten met burgerlijke partijstelling die reeds een zittingsdatum hadden. Voor deze slachtoffers had de zaak al lang genoeg aangesleept, en zij wensten uitdrukkelijk een beslissing van de rechtbank. Daarnaast noteerden we ook weigeringen in dossiers zedendelicten. Meer dan in andere dossiers percipiëren deze slachtoffers een participatie aan bemiddeling als een gunst ten aanzien van de dader. 101
Twee bemiddelingsprocessen werden niet opgestart omwille van onduidelijke bekentenissen. 81 niet-opgestarte bemiddelingsprocessen, waarvan 31 uit één dossier, blijft een vrij hoog aantal. Maar het bemiddelingsaanbod blijft een vrijwillig gegeven en partijen zijn vrij op het aanbod in te gaan, en zich ten allen tijde terug te trekken.
Besluit In 2002 kregen 120 partijen een aanbod aan herstelbemiddeling. In vergelijking met 2001 is dit een lichte stijging. Toch moeten we vaststellen dat de toevoer van dossiers niet evenredig gestegen is met de inspanningen die in het kader van sensibilisering werden geleverd. Het voor het parket met veel zorg uitgewerkte selectieformulier voor bemiddeling in strafzaken, herstelbemiddeling en probatie bleef ongebruikt. Inzake verwijzers kunnen we zeker niet spreken van een echte verbreding dit ondanks de actieve en zeer geëngageerde participatie van verschillende actoren in de stuurgroep en het begeleidingsteam. Blijkbaar is het ook voor hen niet evident de eigen achterban te overtuigen van de meerwaarde die herstelbemiddeling kan meebrengen voor de partijen betrokken bij een misdrijf. Deze boodschap verkondigen als herstelbemiddelaar is echter ook niet vanzelfsprekend. Je blijft immers verdacht, want je spreekt voor eigen winkel ook al beoog je hiermee stem te geven aan partijen. In die zin, en we doen hier een appèl op de wetenschappelijke wereld, dringt onderzoek zich op met name: onderzoek naar de tevredenheid van partijen die betrokken waren in een herstelbemiddelingsproces maar ook onderzoek naar de mate waarin de inspanning van partijen ook een plaats krijgt in de uiteindelijke strafrechtelijke afhandeling. Ook het beleid dient hier verantwoordelijkheid op te nemen. Enerzijds pleiten voor een herstelgerichte justitie en anderzijds snoeien in de middelen van een organisatie die dit beleid in de praktijk vorm wil geven blijft een moeilijk te vatten boodschap. Toch blijft het werken als herstelbemiddelaar, ondanks de vele hindernissen, zeker de moeite waard. Wat je partijen vanuit die rol te bieden hebt, geeft immers telkens opnieuw zin en betekenis aan je eigen bezig zijn. Je hierin gedragen weten door een brede groep van mensen en collega’s binnen en buitenhuis betekent een enorme steun om de vele uitdagingen waar je voor staat met daadkracht tegemoet te treden. Bedankt!
102
Bijlage Activiteiten naast het eigenlijke bemiddelingswerk 1. Informatie / vorming aan derden -
Voorstelling van herstelbemiddeling aan: • individuele gerechtelijke stagiairs/ parketjuristen: 22 februari, 30 oktober • justitieassistenten: 11 juli • stagiairs advocaten en graduaat rechtspraktijk: 29 maart • werkgroep herstelgerichte detentie PLC Ruiselede: 24 oktober
2. Extern overleg -
Begeleidingsteam meerderjarigen: 28 januari, 25 februari, 18 maart, 15 april, 16 mei, 17 juni, 2 september, 23 september, 28 oktober, 2 december Begeleidingsteam minderjarigen: 28 januari, 21 februari, 16 mei Overleg B.A.A.B. – B.A.B.: wekelijks Overleg met herstelconsulenten Brugge en Ruiselede: 4 maart Overlegplatform alternatieve maatregelen: 25 januari, 19 maart Overleg met team slachtofferhulp: 15 oktober
3. Genoten vorming -
Samenspraak - 15 maart: zittingsmethodiek - 14 juni: meerzijdige partijdigheid Studiedag: “De gevangene,…een burg er”: colloquium over het wetsvoorstel basiswet over gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden – 22 maart Themadag O.S.B.J.: “De moeilijke maar mogelijke weg naar vergeving en verzoening” – R. Burggraeve – 18 april Studienamiddag: “Een kijk op het fonds voor Hulp aan Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddaden” – Kortrijk – 5 november Supervisie Suggnomè: 30 augustus, 11 oktober, 15 november, 6 december
4. Varia -
werkgroep deontologie: 22 januari, 26 februari, 25 maart, 30 april, 30 mei, 27 juni, 28 augustus, 10 december werkgroep registratie: 30 april, 14 mei, 30 mei; 27 juni, 10 september
103
Inleidende beschouwingen In het kader van de door het Ministerie van Justitie tijdelijk toegekende uitbreiding startte ik begin april 2002 als herstelbemiddelaar binnen het gerechtelijk arrondissement Dendermonde. Vanuit mijn achtergrond als schadebemiddelaar was de bemiddelingsmethodiek mij niet geheel vreemd. Opmerkelijke verschilpunten bij beide vormen van bemiddeling zijn vooral de dossierselectie, het vertrek van de brieven met het aanbod vanuit het parket en het feit dat de dossiers binnen herstelbemiddeling steeds gedagvaard worden. Het bemiddelingsproces op zich is grotendeels gelijklopend. Nieuw waren ook de invulling van de stuurgroep, de maandelijkse begeleidingsteams, de terugkomdagen van Suggnomè en het interregionaal overleg met de collega-bemiddelaars van Brugge, Kortrijk en Oudenaarde. Ook hierin vond ik vrij snel mijn weg… Het afgelopen jaar onderging de bemiddelingsdienst op personeelsvlak een aantal belangrijke wijzigingen. Begin augustus ging Els Goossens met zwangerschaps- en ouderschapsverlof. Zij werd gedurende twee maanden vervangen door Michael Bouchez. Toen bleek dat het tijdelijk toegekende uitbreidingscontract niet zou worden verlengd, kreeg ik de kans om de resterende duur van het vervangingscontract van Els in te vullen. Het verdwijnen van een collega betekende meteen dat ik voor het eerst alleen op de dienst terechtkwam. Gelukkig kon ik steeds rekenen op de steun en goede raad van de collega’s, de stuurgroep en het begeleidingsteam. In wat volgt krijgt u een overzicht van de interne werking en structuur van de bemiddelingsdienst Dendermonde met focus op het functioneren van de stuurgroep en het begeleidingsteam. Verder krijgt u een overzicht van de cijfergegevens waaruit zal blijken dat het parket ook in 2002 voor een grote toestroom van dossiers zorgde. In een streven om de aanvoer van dossiers vanuit het parket wat meer te structureren en het aanbod te verfijnen, werd er dit jaar een éénmalig experiment uitgewerkt waarbij in alle dossiers die op dat moment voor herstelbemiddeling in aanmerking kwamen het aanbod werd geformuleerd. Het verloop van dit experiment wordt verderop in dit jaarverslag toegelicht. We besluiten met een aantal reflecties. Veel leesgenot!
104
1. Interne werking en structuur van de dienst 1.1.
De stuurgroep
De stuurgroep bestaat uit vertegenwoordigers van het parket, balie, justitiehuis, federale en lokale politie, slachtofferhulp, justitieel welzijnswerk en de herstelconsulente. Ook Suggnomè vzw is een van de permanente leden van de stuurgroep. In 2002 werd vijf keer vergaderd en dit op 6 februari, 27 maart, 5 juni, 11 september en 25 oktober. Vaste agendapunten tijdens elke vergadering waren de goedkeuring en de opvolging van het verslag van de vorige vergadering, het activiteitenverslag van de bemiddelaar(s) en de stand van zaken in de andere arrondissementen en de Raad van Beheer van Suggnomè. Het afgelopen jaar ging er tijdens de stuurgroepvergaderingen vrij veel aandacht naar het experiment ‘case-load’1. Omwille van het groot aantal dossiers dat binnen het arrondissement in aanmerking komt voor herstelbemiddeling, werd er gezocht naar manieren om de aanvoer van dossiers wat meer te structureren mede in functie van het realiseren van een lineair aanbod. In de schoot van de stuurgroep herstelbemiddeling Dendermonde werd er daarom een werkgroep ‘caseload’ opgericht. Deze werkgroep stelde vooreerst een prioriteitenlijst op: • Absolute prioriteit krijgen de dossiers waarin een partij zelf om een bemiddeling vraagt. • Tweede prioriteit zijn de dossiers waarin een gerechtelijk onderzoek werd of wordt gevoerd. • Ten derde zijn er de dossiers die door de heer Van den Bossche, verbindingsmagistraat herstelbemiddeling te Dendermonde, worden geselecteerd. M.b.t. de laatste categorie van dossiers besliste de stuurgroep om experimenteel een lineair bemiddelingsaanbod te doen in alle te dagen dossiers die aan de criteria voldeden. Teneinde de case-load binnen het haalbare te houden, werden er aan de drie bestaande criteria (gekende en bekennende dader, materiële en/of morele schade voor een aanwijsbaar slachtoffer én een dagvaardingswaardige zaak) nog twee toegevoegd: dossiers die eerder al in strafbemiddeling zaten en APA-dossiers werden niet opgenomen. In totaal werden 46 dossiers bekeken op basis van de vijf criteria. Hiervan kwamen uiteindelijk 17 dossiers in aanmerking voor herstelbemiddeling. Alle 63 partijen in deze dossiers kregen vanuit het parket een brief met het aanbod. Bij deze brief werd een doorverwijsformulier gevoegd met de vraag dit binnen de twee weken terug te sturen naar de bemiddelingsdienst indien men op het aanbod wenste in te gaan. Ook konden partijen telefonisch contact opnemen met de bemiddelingsdienst. Deze manier van werken verschilt van de reguliere, omdat normaal gezien de bemiddelaar zelf, na het formuleren van het aanbod door het parket, de partijen contacteert met de vraag of zij willen ingaan op het 1
Het volledige relaas van het experiment is terug te vinden in: Definitief verslag experiment ‘case-load’ stuurgroep Dendermonde, opgemaakt door Els Goossens.
105
aanbod. Omdat het moeilijk te voorspellen was hoeveel partijen op het aanbod zouden ingaan en een en ander werkbaar diende te blijven, werd deze extra drempel lineair ingebouwd. Naar reactie van de partijen, stellen we vast dat er in 3 van de 17 dossiers geen enkele reactie kwam op het bemiddelingsaanbod. In de 14 overige dossiers kwam er reactie van minstens één van de partijen. In 3 van deze dossiers kwam reactie van alle partijen. Deze dossiers werden zondermeer opgestart. In de overige 11 dossiers werd door een extra brief een tweede keer het aanbod geformuleerd aan de niet-reagerende partijen. Van de in totaal 63 aangeschreven partijen reageerden er 31 spontaan (15 daders en 16 slachtoffers). Het tweede aanbod leverde nog eens 10 extra partijen op waarmee kon bemiddeld worden. De meeste mensen reageerden telefonisch, hoewel ook een groot deel gebruik maakte van het doorverwijsformulier.2 Verder werd binnen de stuurgroep het afgelopen jaar ook gediscussieerd over de vraag of dossiers die voor Assisen komen kunnen worden opgenomen binnen herstelbemiddeling. Er werd afgesproken dat de bemiddelaar alle aanvragen registreert en elke vraag vervolgens voorlegt aan de bevoegde onderzoeksrechter en verbindingsmagistraat. Daarnaast kaartte de stuurgroep aan dat er in de verschillende arrondissementen relatief weinig zedenfeiten in herstelbemiddeling worden opgenomen. Zij stelde zich ook de vraag hoe het komt dat er zo weinig zware feiten te bespeuren zijn binnen de huidige bemiddelingspraktijk in Dendermonde. De heer Geert Decock lichtte tijdens een stuurgroepvergadering de opstart en het verloop van de herstelbemiddeling minderjarigen in Gent toe, alsook de vooruitzichten voor Oudenaarde en Dendermonde. Uit zijn uiteenzetting bleek dat het met hun huidige personeelsbezetting niet mogelijk is om ook dossiers van het arrondissement Dendermonde op te nemen. Helaas is er ook nog geen enkel perspectief op de aanwerving van een herstelbemiddelaar minderjarigen voor Dendermonde. In 2002 werd met het politieparket afgesproken dat verkeersongevallen met zwaargewonden en/of dodelijke afloop binnen herstelbemiddeling kunnen worden opgenomen. Belangrijk daarbij is dat het verslag van de verkeersdeskundige in het dossier aanwezig moet zijn vooraleer kan beslist worden of de bemiddeling kan opgestart worden. In februari ’03 staat een technische evaluatie van de opgestarte dossiers en het doorverwijssysteem op het programma. De overeengekomen procedure werd tijdens de stuurgroepvergadering van oktober besproken en toegelicht door de heer Hooghe, magistraat van het politieparket. Ook de veranderingen op personeelsvlak kregen binnen de stuurgroep de nodige aandacht. In het begin van het jaar werd nog de aanwervingsprocedure voor de nieuwe bemiddelaar besproken. In oktober werd de stuurgroep geconfronteerd met het onaangename nieuws dat de tijdelijke contracten niet werden verlengd en dat de bemiddelingsdienst Dendermonde bijgevolg terugviel op één bemiddelaar. In naam van de stuurgroep vertrokken twee brieven (in september en december) naar de Federale Overheidsdienst Justitie in een poging om het uitbreidingscontract toch te kunnen behouden.
2
Het verdere verloop van het bemiddelingsproces in de dossiers van het experiment is mee opgenomen in de algemene cijfergegevens van dit jaarverslag.
106
Een actieve stuurgroep mag gesteld worden. Enig minpunt blijft de regelmatige afwezigheid van een aantal partners. Op gezette tijden wordt dan ook een oproep gedaan aan hen om hun engagement binnen de stuurgroep toch op te nemen.
1.2. Het begeleidingsteam Het begeleidingsteam komt (bijna) maandelijks samen en is een waardevolle toetssteen om algemene vragen, knelpunten en valkuilen met betrekking tot de bemiddelingspraktijk te bespreken. Daarnaast kan de bemiddelaar een beroep doen op het interregionaal overleg met de bemiddelaars van Oost- en West-Vlaanderen om problemen in dossiers door te nemen. Het begeleidingsteam is samengesteld uit vertegenwoordigers van de balie, slachtofferhulp, justitieel welzijnswerk, slachtofferonthaal, bemiddeling in strafzaken en de herstelbemiddelaars. De begeleidingsteams vonden plaats op 11 januari, 15 februari, 22 maart, 26 april, 24 mei, 23 juli, 6 september, 11 oktober, 8 november en 6 december. In hoofdzaak worden de lopende dossiers besproken en geven de partners daarbij bedenkingen en aanvullingen vanuit de eigen invalshoek. Naar aanleiding van concrete dossiers werden bepaalde thema’s wat meer uitgediept: • Herstelbemiddeling en solidaire veroordeling; • Bemiddelen in dossiers die voor Assisen komen; • De te verwachten knelpunten en het verloop van de bemiddeling in verkeersdossiers; • Aard van de dossiers (relatief lichte feiten); • Het afgelopen jaar stelde zich meermaals de vraag wat je als bemiddelaar best doet met dossiers waarin partijen hun beloftes om zelf stappen te ondernemen niet nakomen, en er derhalve weinig vooruitgang wordt geboekt. Er werd binnen het begeleidingsteam gesuggereerd om dergelijke dossiers sneller af te sluiten. • Een regelmatig weerkerend thema was de bemiddeling tussen (ex-) partners en de moeilijkheden die de bemiddelaar daarbij ervaart.
107
2. Herstelbemiddeling meerderjarigen Dendermonde in cijfers Tabel 1: aanvragen A. Aantal aanvragen in 2002 B. Aantal dossiers in beraad C. Aantal niet opgenomen aanvragen D. Aantal oneigenlijke aanvragen E. Aantal opgenomen dossiers (als de bemiddelingsdienst effectief een aanbod doet) F. Aantal opgenomen dossiers (als de bemiddelingsdienst een gedeelte van een aanbod / een volledig aanbod doet in een dossier van een collega uit een ander arrondissement of project FSU)
72 6 9 57 -
In 2002 kreeg de bemiddelingsdienst 72 aanvragen voor herstelbemiddeling. Daarvan konden in totaal 57 dossiers opgenomen worden door de bemiddelaars (tegenover 46 in 2001). Bij de jaarwisseling waren er zes dossiers in beraad (B): • Eén aanvraag betreft een dossier van het politieparket. In deze dossiers werd de afspraak gemaakt dat het verslag van de verkeersdeskundige in het dossier aanwezig moet zijn vooraleer de magistraat kan beslissen of het dossier al dan niet kan opgestart worden. • Vier aanvragen komen van gedetineerden in de fase van de strafuitvoering. Deze moeten worden voorgelegd aan de stuurgroep om te bekijken of de bemiddelaar deze dossiers ten experimentelen titel kan opnemen. • Een beklaagde in een lopend gerechtelijk onderzoek vraagt herstelbemiddeling. Deze vraag dient te worden voorgelegd aan de onderzoeksrechter. Negen aanvragen werden niet opgenomen (C): • In twee dossiers in gerechtelijk onderzoek formuleerde de onderzoeksrechter bezwaren tegen het opstarten van de bemiddeling. • Eén dossier van het politieparket werd na overleg met de magistraat niet opgestart. • Eén dossier werd niet opgestart omdat de zittingsdatum te nabij was. • Eén beklaagde vraagt bemiddeling, maar is na zijn vrijlating niet meer te bereiken. • Eén aanvraag in de fase van de strafuitvoering kon worden opgenomen door een collega. • Bij één aanvraag door de dader, werd het slachtoffer gecontacteerd door een collega. Het slachtoffer bleek niet geïnteresseerd in het aanbod. • Eén aanvraag in de fase van de strafuitvoering diende niet te worden voorgelegd aan de stuurgroep omdat de gedetineerde getransfereerd werd naar aan andere gevangenis. • Eén aanvraag via een slachtofferhulpverlener voldeed niet aan verschillende criteria voor herstelbemiddeling.
108
Tabel 2: aanbod dossiers 7
1. Aantal dossiers uit 2001, overgedragen naar 2002, en afgesloten 2. Aantal dossiers uit 2001, overgedragen naar 2002, nog lopend 3 . Aantal nieuwe dossiers in 2002, afgesloten in 2002 4. Aantal nieuwe dossiers in 2002, nog niet afgesloten
50 7
Totaal
64
0
In 2002 werd in 64 dossiers gewerkt (tegenover 47 in 2001). De 7 overgenomen dossiers van 2001 konden allemaal worden afgesloten in 2002. Er werden het afgelopen jaar 57 nieuwe dossiers geselecteerd. Daarvan werden er 50 afgesloten in 2002 en 7 overgedragen naar 2003. Tabel 3: aantal feiten, aantal daders en slachtoffers, aantal potentiële en effectieve bemiddelingsprocessen in de overgedragen dossiers (1 en 2) en de nieuw opgenomen dossiers (3 en 4) Volgnummer
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31.
* * * * * * *
Aantal feiten
4 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 2 1 1 1 1 1 17 1 1 1 1 1 1 1 3 1 1 1 1 1
Aantal daders
Aantal slachtoffers
1 1 1 2 1 1 1 2 1 1 2 1 1 1 1 3 1 5 2 1 1 2 1 2 1 1 1 1 1 1 1
4 2 2 1 1 1 2 1 1 3 1 2 1 1 1 2 2 17 1 1 1 1 1 3 1 2 1 1 1 1 1
109
Aantal potentiële Aantal effectieve bemiddelingsbemiddelingsprocessen processen
4 2 2 2 1 1 2 2 1 3 2 2 1 1 1 6 2 73 2 1 1 2 1 6 1 2 1 1 1 1 1
4 2 2 2 1 0 2 2 1 3 2 2 1 0 0 3 2 9 1 1 1 2 1 4 1 1 1 1 0 1 1
32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. TOTAAL
1 1 1 1 1 2 2 2 1 1 1 2 1 2 1 2 2 2 2 1 1 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 5 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 82
1 1 1 7 1 1 1 1 2 1 1 3 1 1 1 2 1 2 2 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 107
1 1 1 7 1 1 1 2 2 1 1 3 2 1 1 2 1 2 6 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 181
1 1 1 3 0 0 1 2 1 1 0 3 0 1 1 0 1 1 0 1 1 1 2 0 1 1 1 1 0 1 1 ? ? 83
Vanaf 2002 wordt er een nieuw registratiesysteem toegepast. We registreren vanaf nu in termen van ‘bemiddelingsprocessen’ omdat de term ‘dossier’ onvoldoende uitdrukking geeft aan het aantal partijen waarmee effectief wordt gewerkt. Een dossier kan immers slaan op één dader en één slachtoffer die betrokken zijn bij één feit, als op meerdere daders die ten aanzien van meerdere slachtoffers verschillende feiten hebben gepleegd. De potentiële bemiddelingsprocessen betreffen de mogelijke bemiddelingsrelaties tussen alle daders en alle slachtoffers die in een dossier bij eenzelfde feit betrokken zijn. Deze relaties worden geteld bij de aanvang van het dossier. We spreken van een effectief bemiddelingsproces van zodra we een dader en een slachtoffer (met een link tussen beiden) in een dossier gesproken hebben en van beiden een mandaat krijgen om te bemiddelen. Dit betekent ook dat in sommige dossiers wel gesprekken werden gevoerd met één of meerdere partijen zonder dat het bemiddelingsproces uiteindelijk kon worden opgestart. De dossiers met volgnummer 1 t/m 7 (aangeduid met *) zijn overgedragen uit 2001. De cijfergegevens betreffen enkel de bemiddelingsprocessen binnen die dossiers die in 2001 werden opgestart maar niet volledig werden afgerond in 2001.
110
Van de 64 dossiers waarin werd gewerkt, is er in 39 dossiers sprake van één dader die feiten pleegde tegen één slachtoffer. In 7 dossiers pleegden meerdere daders feiten tegenover één slachtoffer, in 14 dossiers is er sprake van één dader tegenover meerdere slachtoffers en in 4 dossiers zijn meerdere daders en meerdere slachtoffers betrokken. In 2002 werden in totaal 77 effectieve bemiddelingsprocessen afgesloten. Het verloop van deze bemiddelingsrelaties is terug te vinden vanaf tabel 7. Bij de jaarwisseling waren nog 5 bemiddelingsprocessen lopende en was het aantal effectieve processen in 2 dossiers nog niet gekend.
Totaal
Andere
Ander bemiddelaar
Herstelconsulent
Sslachtoffer
Dader
SOP
Slachtofferhulpverlener
Daderhulpverlener
Advocaat
Onderzoeksrechter
Parket
Verbindingsmagistraat
Aard van de feiten Vermogensdelicten
Verwijzer
Tabel 4: aard van de feiten in de nieuw opgenomen dossiers naargelang verwijzer (E)
19
- loondiefstal
2
- diefstal met geweld
1
- diefstal met braak
5
5
- gewone diefstal
2
2
- opzettelijke beschadigingen
1
1
- opzettelijke brandstichting
1
- misbruik van vertrouwen
1
1
- oplichting
1
1
- valsheid in geschriften
2
2
- flessentrekkerij-huurrijtuig
1
1
- opzettelijke slagen en verwondingen met werkonbekwaamheid
3
3
- opzettelijke slagen en verwondingen
26
- bedreiging met wapenvertoon
2
Persoonsdelicten
- kwaadwillig vals bomalarm
2 1
2
1
2
33
1
27 2
1
1
Zedendelicten
3
- aanranding van de eerbaarheid minderjarige
2
2
- verkrachting minderjarige
1
1
111
Verkeersdelicten
2
-Verkeersongeval met dodelijke afloop
Totaal
1
51
1
1
-
2
-
2
2
-
1
-
-
-
-
57
Deze tabel geeft een overzicht van de verwijzers alsook een aanduiding van de ernst van de feiten in de dossiers waarin werd bemiddeld. In sommige dossiers werden meerdere delicten gepleegd. Er werd slechts één kwalificatie in de tabel opgenomen. We geven hieronder een overzicht van de andere feiten die mee werden opgenomen in de bemiddeling: • Bij 3 dossiers van opzettelijke slagen en verwondingen was ook sprake van bedreiging. Bij 1 van deze 3 was er bovendien sprake van opzettelijke beschadiging. • 1 dossier van opzettelijke slagen en verwondingen kaderde binnen verkeersagressie. • In 1 dossier van opzettelijke brandstichting was er ook sprake van weerspannigheid. • In 1 dossier van diefstal met braak was er ook sprake van opzettelijke beschadiging. • Het dossier diefstal met geweld ging gepaard met braak. • In 1 dossier van loondiefstal was er ook sprake van heling. • Bij de zedendelicten ging 1 dossier aanranding van de eerbaarheid gepaard met openbare zedenschennis, en was er in het dossier van verkrachting ook sprake van aanranding van de eerbaarheid van minderjarigen. Wanneer we kijken naar de verwijzers, zien we dat 89% van de opgenomen dossiers werden verwezen door de verbindingsmagistraat de heer Van den Bossche. Amper 11% van de opgestarte dossiers komen van derden (inclusief 1 doorverwijzing van het politieparket). In vergelijking met 2001 wordt het aantal doorverwijzingen door derden in absolute cijfers gehalveerd (6 in 2002 tegenover 12 in 2001). Volledigheidshalve vermelden we wel dat van de 9 niet opgenomen aanvragen (tabel 1) er ons 8 bereikten via derden. Naar aard van de feiten zijn 91% van de dossiers vermogens- en persoonsdelicten. Dit is een stijging van 8% in vergelijking met vorig jaar. 33% van de bemiddelingsdossiers zijn vermogensdelicten. Diefstal met braak maakt daarvan de hoofdmoot uit (26% van de vermogensdelicten). In vergelijking met de twee voorgaande jaren, blijft het aandeel van de vermogensdelicten binnen herstelbemiddeling dalen (53% in 2000 en 39% in 2001). 58% van de opgenomen dossiers betreffen persoonsdelicten. Hier zet de stijgende trend zich door (26% in 2000 en 44% in 2001). Opzettelijke slagen en verwondingen (al dan niet met werkonbekwaamheid) maken 53% van het totaal aantal bemiddelingsdossiers uit! Dit jaar werden maar liefst 30 dossiers van opzettelijke slagen en verwondingen opgenomen (tegenover 16 in 2001). Het aantal zedenfeiten is ten opzichte van vorig jaar in absolute cijfers gehalveerd (6 in 2001, nu 3). De opgenomen verkeersdelicten betreffen twee verkeersongevallen met dodelijke afloop.
112
Tabel 5: aantal, statuut en geslacht van daders en slachtoffers wat betreft de potentiële en effectieve bemiddelingsprocessen (E) Statuut en geslacht Natuurlijke personen Man Vrouw Rechtspersonen Totaal
Potentiële bemiddelingsprocessen slachtoffers daders totaal 71 74 145 42 68 110 29 6 35 23 23 94 74 168
Effectieve bemiddelingsprocessen slachtoffers daders totaal 42 51 93 26 47 73 16 4 20 15 15 57 51 108
Het afgelopen werkjaar werd het bemiddelingsaanbod aan 168 daders en slachtoffers geformuleerd (tegenover 126 in 2001). Uiteindelijk kon met 108 partijen (64%) een bemiddeling worden opgestart. Bij de potentiële bemiddelingsprocessen is 24% van de slachtoffers een rechtspersoon. Dit is een stijging van 17% ten opzichte van 2001. 45% van het totale aantal slachtoffers zijn mannen tegenover 31% vrouwen. 92% van de daders die het aanbod kregen zijn mannen. 8% daders zijn van het vrouwelijk geslacht. Wanneer we kijken naar het verschil tussen de potentiële en effectieve bemiddelingsprocessen, zien we dat 36% van de aangeschreven partijen niet op het aanbod ingaan. Opvallend is dat van de 57 slachtoffers waarmee bemiddeld werd 26% een rechtspersoon is. 46% van de slachtoffers is man en 28% vrouw. De verdeling bij de daders die effectief in de bemiddeling stapten blijft 92% mannen tegenover 8% vrouwen. Van de aangeschreven partijen ging 61% van de slachtoffers en 69% van de daders in op het aanbod. Tabel 6: leeftijd daders en slachtoffers bij aanvang van de bemiddeling (E) Potentiële bemiddelingsprocessen Leeftijden dader slachtoffer totaal < 18 jaar 9 9 18 t/m 25 jaar 31 15 46 26 t/m 35 jaar 25 10 35 36 t/m 45 jaar 11 16 27 46 t/m 55 jaar 6 13 19 > 55 jaar 1 8 9 Leeftijd niet gekend Rechtspersonen 23 23
Effectieve bemiddelingsprocessen dader slachtoffer totaal 8 8 22 5 27 16 6 22 9 10 19 3 8 11 1 5 6 -
15
15
De meeste daders zitten in de leeftijdscategorie 18 t/m 25 jaar. Het aantal slachtoffers per leeftijdscategorie is vrij gelijkmatig verdeeld, met het grootste aantal in de categorie 36 t/m 45 jaar. Opmerking: In de dossiers met – 18 jarige slachtoffers werden enkel de minderjarigen in de telling opgenomen. In 6 van deze dossiers werd echter enkel bemiddeld met één of beide ouders.
113
De hierna volgende tabellen (7 t/m 12) hebben enkel betrekking op de bemiddelingsprocessen die in 2002 beëindigd zijn, en die hetzij in 2002, hetzij eerder opgestart werden. Tabel 7: verloop van de bemiddelingsprocessen Bemiddelingsproces - volledig doorlopen (BVD) - met schriftelijke overeenkomst - zonder schriftelijke overeenkomst - voortijdig gestopt (BVG) - dader haakt af - slachtoffer haakt af - dader en slachtoffer haken af - bemiddelaar stopt - andere
aantal 26 19 7 51 16 18 1 16
In 2002 werden 77 bemiddelingsprocessen afgesloten. Hiervan werden er 26 volledig doorlopen waarvan 19 met overeenkomst. De inhoud van deze overeenkomsten wordt toegelicht in tabel 10. We geven hieronder verduidelijking bij de bemiddelingsprocessen die volledig werden doorlopen, maar waarbij partijen niet tot een overeenkomst zijn gekomen: • In 5 bemiddelingsprocessen hadden de slachtoffers voldoende informatie en wilden zij hiervan geen schriftelijke neerslag. • In 1 bemiddelingsproces had het slachtoffer voldoende informatie en wilde het de rechter verder laten oordelen over de schadevergoeding. • In 1 bemiddelingsproces werd tussen de betrokken partijen informatie uitgewisseld. Eén partij had daarna tijd nodig maar wilde niet dat de bemiddeling werd afgesloten. Uiteindelijk werd het dossier stopgezet omdat de zittingsdatum in het vizier kwam. In 2002 werden 51 bemiddelingsprocessen voortijdig stopgezet. In de meerderheid van de gevallen (67%) was dit omdat één van beide partijen (dader of slachtoffer) afhaakte. Als een bemiddelingsproces omwille van ‘andere’ redenen voortijdig is gestopt, was dit 15 keer omdat de zittingsdatum genaderd of overschreden was, en in 1 geval omdat er betwisting was omtrent de feiten. Tabel 8: aard van de relatie dader- slachtoffer in de effectieve bemiddelingsprocessen Aard van de relatie Onbekenden Relatie - familie / partnerrelatie - ex-partner - buren / kennissen - vaag / van ziens - klant / uitbater - eigenaar / huurder - school / ex-leerling - werk - andere Niet gekend Totaal
Aantal effectieve bemiddelingsprocessen 38 12 3 3 12 2 1 4 2 77
114
Bij 49% van de effectieve bemiddelingsrelaties kenden partijen elkaar niet voordat het misdrijf werd gepleegd. Als we specifiëren naar de aard van het misdrijf, blijkt dat er hoofdzakelijk bij vermogensdelicten geen enkele relatie was voor de feiten. In 16% van de gevallen waarin partijen mekaar voor de feiten wel kenden, betrof het een familie- of partnerrelatie. Hetzelfde percentage geldt voor de personen die elkaar enkel vaag of van ziens kenden. Tabel 9: aard van het bemiddelingsproces Aard van de bemiddeling Indirecte bemiddeling Directe bemiddeling Totaal
Aantal bemiddelingsprocessen 69 8 77
We stellen vast dat het aantal directe bemiddelingen relatief klein blijft: in 10% van de bemiddelingsprocessen waren dader en slachtoffer bereid tot een gezamenlijk gesprek. Bij 6 van de 8 directe bemiddelingen kwamen partijen ook tot een schriftelijke overeenkomst. De 2 andere dossiers met een gezamenlijk gesprek resulteerden niet in een geschreven overeenkomst: in 1 dossier haakte één partij af tijdens de bemiddeling, in het andere werd het communicatieproces volledig doorlopen zonder tot een schriftelijke neerslag hiervan te komen. Tabel 10: de overeenkomsten Inhoud van de overeenkomst 1. Financiële vergoeding: materiële schadevergoeding materiële en morele schadevergoeding volledige regeling en betaling betaling voorschot afbetalingsregeling 2. Afstand schade-eis (moreel en/of materieel) 3. Afstand burgerlijke partijstelling Voorwaardelijke afstand burgerlijke partijstelling 4. Excuses 5. Spijtbetuigingen 6. Uitwisseling van informatie 7. Uitspraak over strafrechtelijke afhandeling 8. Andere - therapie/begeleiding volgen - beslissing omtrent aansprakelijkheid wordt overgelaten aan de wijsheid van de rechtbank - afspraken over hoe met elkaar omgaan - belofte om niet meer te drinken
Aantal 8 4 4 2 1 5 4 5 5 9 7 19 8 3 2 1 1
In het werkjaar 2002 werd er over 14 dossiers in 19 bemiddelingsprocessen een overeenkomst bereikt. In absolute cijfers werden er 13 documenten opgemaakt tussen 33 verschillende partijen (16 daders en 17 slachtoffers).
115
De inhoud van de schriftelijke overeenkomsten wordt in bovenstaande tabel bekeken per bemiddelingsproces. Dit wil zeggen dat één document verschillende bemiddelingsprocessen kan beslaan. Ook bestaat de inhoud van een overeenkomst meestal uit verschillende elementen uit bovenstaande tabel. In alle 19 bemiddelingsprocessen werd informatie uitgewisseld over de toedracht van de feiten, de beleving door partijen, de gevolgen van het misdrijf, … In 42% van de gevallen werden er afspraken gemaakt omtrent een financiële vergoeding. In 53% van de bemiddelingsprocessen met overeenkomst doen de slachtoffers (voorwaardelijk) afstand van burgerlijke partijstelling. Tabel 11: tijdsverloop van de bemiddelingen (BVD + BVG) Tijdsverloop Tussen datum van de feiten en vertrek brief parket
Gemiddeld aantal dagen over alle bemiddelings-processen 403 dagen
325 dagen
7 dagen
6 dagen
102 dagen
114 dagen
91 dagen
90 dagen
Tussen datum van vertrek brieven en het eerste contact met partijen Tussen datum van vertrek brief en afsluiting van het bemiddelingsproces Tussen datum eerste contact met partijen en afsluiting van het bemiddelingsproces
Mediaan
Deze tabel heeft betrekking op de bemiddelingsprocessen die hetzij volledig werden doorlopen hetzij voortijdig werden stopgezet. Gemiddeld zijn er 403 dagen verlopen tussen de datum van de feiten en het aanbod van herstelbemiddeling (tegenover 399 dagen in 2001). Na het vertrek van de brieven vanuit het parket, nemen de bemiddelaars vrij snel contact op met de partijen (gemiddeld 7 dagen). Het tijdsverloop tussen het vertrek van de brieven en het afsluiten van het dossier steeg in 2002 (gemiddeld 102 dagen tegenover 79 dagen in 2001). Dit is mede te verklaren door het feit dat aan partijen ruim de tijd werd gegeven om zelf de nodige stappen te zetten (vb. consulteren van een advocaat, …). Om echter te vermijden dat de gemiddelde bemiddelingstermijn al te hoog oploopt, werd binnen de stuurgroep beslist om een dossier sneller af te sluiten wanneer de bemiddelaar merkt dat de partijen zelf zeer weinig initiatief ondernemen. Tabel 12: duur van de bemiddelingsperiode in dagen voor bemiddelingsprocessen die volledig werden doorlopen met of zonder schriftelijke overeenkomst (BVD) N = 26
Kortste bemiddeling Algemeen 27 In bemiddelingsprocessen met overeenkomst 27 In bemiddelingsprocessen zonder overeenkomst 44
Langste bemiddeling 370 187 370
Gemiddelde bemiddelingstijd 108 dagen 93 dagen 123 dagen
Zoals blijkt uit tabel 7 werd er in 19 bemiddelingsprocessen een overeenkomst bereikt. Gemiddeld waren hiervoor 93 dagen nodig. 116
In 7 bemiddelingsprocessen werd geen overeenkomst bereikt. Het dossier dat 370 dagen in beslag nam, betrof een levensdelict waarbij één van de partijen aangaf tijd nodig te hebben. Het dossier diende uiteindelijk te worden afgesloten wegens de naderende zittingsdatum. Tabel 13: redenen voor het niet opstarten van het bemiddelingsproces Reden: bemiddeling niet opportuun dader is onbereikbaar dader weigert bemiddelingsaanbod slachtoffer is onbereikbaar slachtoffer weigert bemiddelingsaanbod dader en slachtoffer zijn onbereikbaar dader en slachtoffer weigeren het bemiddelingsaanbod andere Totaal
Totaal 19 10 27 14 24 2 96
Toelichting: In één dossier met 5 daders en 17 slachtoffers waren er 73 potentiële bemiddelingsprocessen (niet alle daders waren immers betrokken bij alle 17 gepleegde feiten). Uiteindelijk vloeiden hieruit 9 effectieve bemiddelingsprocessen voort. Slechts 2 daders en 9 benadeelden gingen op het aanbod in. Met één van de reagerende daders konden 4 bemiddelingsprocessen worden opgestart. Deze dader haakte echter af in de loop van de bemiddeling. De andere reagerende dader kon in 5 bemiddelingsprocessen worden betrokken, maar het dossier diende wegens de naderende zittingsdatum te worden afgesloten. Wanneer in dit dossier dader noch slachtoffer (met een link tussen beiden) reageerde op het aanbod, werd dit benoemd als ‘dader en slachtoffer zijn onbereikbaar’ (25% van het totale aantal niet opgestarte bemiddelingsprocessen). Als enkel de dader niet reageerde op het bemiddelingsaanbod, valt dit onder de noemer ‘dader onbereikbaar’. In 10% van de gevallen weigert de dader het aanbod omdat blijkt dat hij de gepleegde feiten uiteindelijk niet bekent. In 28% van het totale aantal niet-opgestarte dossiers was het slachtoffer onbereikbaar: • geen reactie op het aanbod (24 potentiële bemiddelingsprocessen) • verblijf in het buitenland (3) In 16% van de gevallen weigert het slachtoffer het aanbod: • geen schade-eis (4 potentiële bemiddelingsprocessen) • geen interesse in het aanbod (3) • te grote angst voor de dader (1) • de materiële schade werd volledig vergoed door de verzekeringsmaatschappij (4) • aanbod kwam te vroeg (2) In het dossier dat om ‘andere’ redenen niet kon worden opgestart, bleek dat de dader ondertussen was overleden.
117
Besluit In 2002 verliep de toestroom van dossiers vanuit het parket bijzonder vlot. Er werden ook afspraken gemaakt over dossiers van het politieparket die, mits voldaan aan een aantal criteria, binnen herstelbemiddeling kunnen worden opgenomen. Als we gaan kijken naar de ernstgraad van de feiten waarin werd bemiddeld, zien we dat er relatief weinig zware feiten te bespeuren zijn. Zonder afbreuk te willen doen aan de noodzaak om ook in eerder lichte feiten te bemiddelen, is het een streven om het aanbod eveneens te kunnen formuleren in de zwaardere delicten. Het experiment ‘case-load’ leerde ons dat er, voortgaand op het grote aantal reacties van de aangeschreven partijen, wel degelijk een grote behoefte/interesse voor herstelbemiddeling blijkt te zijn. Dit lijkt ons zeker een opsteker naar de toekomst toe! Hoewel we de grote toevloed van dossiers vanuit het parket ten zeerste toejuichen, moeten we op basis van de cijfergegevens vaststellen dat de doorverwijzingen door derden het afgelopen jaar vrij laag liggen. In 2003 staat de sensibilisering van deze potentiële doorverwijzers zeker opnieuw op de agenda. Het is immers de betrachting dat zowel partijen zelf als hun advocaten, hulpverleners, justitieassistenten, … de weg naar de bemiddelingsdienst vinden. Los van de concrete dossiers, verliep het bemiddelingspad in Dendermonde het afgelopen jaar niet altijd over rozen. In het bijzonder betreuren we dat het uitbreidingscontract na zes maanden niet werd verlengd. Dit betekent immers dat er weer minder dossiers kunnen worden opgenomen. Want hoe groot ook het enthousiasme van de bemiddelaars, de case-load moet werkbaar blijven en de kwaliteit van de bemiddeling gehandhaafd! Gelet op het feit dat de bemiddelingsdienst opnieuw een éénmanspost is geworden, zal moeten bekeken worden hoe het beste met deze nieuwe situatie kan worden omgegaan en waar de prioriteiten moeten worden gelegd. Naast deze inhoudelijke en structurele uitdagingen, zorgt de inbedding van de bemiddelingsdienst in de forensische unit voor een positieve werksfeer met de collega’s van slachtofferhulp en justitieel welzijnswerk. Ik wil hen van harte bedanken voor de collegialiteit en steun die ik van hen mocht ontvangen. Samen met de ondersteuning vanuit het centraal secretariaat en de collega-herstelbemiddelaars zorgden zij, ondanks de hindernissen, voor een zeer aangename tijd op de bemiddelingsdienst…
118
Bijlagen Activiteiten naast het eigenlijke bemiddelingswerk Informatie / vorming aan derden - Vorming aan Sociale Hogeschool Gent: 25/02 - Gesprek kandidaat-stagiaire maatschappelijke advisering: 13/11 Extern overleg - Begeleidingsteam: 11/01, 15/02, 22/03, 26/04, 24/05, 23/07, 06/09, 11/10, 08/11, 06/12 - Interregionaal overleg (VLIRO): 17/01, 07/02, 07/03, 08/04, 14/05, 12/06, 04/07, 10/09, 24/09, 17/10, 31/10, 14/11, 29/11, 12/12 - Denkdag Raad van Beheer en personeel Suggnomè: 01/06 - Raad van Bestuur Suggnomè: 24/01, 28/03 - Algemene vergadering Suggnomè: 28/03 - Forensisch team/intervisie: 05/02, 05/03, 16/04, 16/05, 11/06, 24/09, 22/10, 19/11, 17/12 - Werkgroep herstelgerichte detentie: 14/03, 03/04, 29/04, 22/05, 25/06, 29/08, 21/10, 17/12 - Overleg maatschappelijk assistent PSD gevangenis Dendermonde: 26/03 - Overleg magistraat politieparket: 03/04, 25/04, 20/06, 25/06 - Overleg Dhr. Van den Bossche, verbindingsmagistraat: 11/04, 06/09, 27/09, 04/11 - Overleg herstelconsulente Dendermonde: 03/09 Genoten vorming - Terugkomdagen Suggnomè: 21/01, 27/02, 28/03, 24/04, 28/05, 26/06, 19/07, 23/08, 20/09, 18/10, 18/11 - Denkdagen Suggnomè: 18-19-20/12 - Studienamiddag ‘secundaire traumatisering’: 21/03 - Samenspraak: 15/03, 14/06 - Bijwonen zitting correctionele rechtbank: 15/04 - Bijwonen zitting politierechtbank: 07/05, 04/06 - Begeleid gevangenisbezoek Dendermonde: 18/06 - Supervisie: 07/06, 30/08, 11/10, 15/11, 06/12 - Introductiedagen Suggnomè (vorming nieuwe bemiddelaars): 29/05, 30/05, 06/06, 07/06 - Internationaal seminarie bemiddeling KU Leuven: 19/04 Varia - Sollicitatiegesprekken nieuwe bemiddelaars: 28/02, 10/07 - Interregionaal overleg (IROLA): 05/04 - Overleg Dhr. Van Garsse, implementator vzw Suggnomè: 30/08 - Werkgroep deontologie: 30/04, 27/06, 28/08, 07/10, 10/12
119
Inleidende beschouwingen 2002 was een grillig en lastig jaar voor de herstelbemiddeling. In een beeld zie ik mijn collega-herstelbemiddelaars en mezelf voortdurend zandzakjes aandragen bij elke nieuwe dreiging onze realisaties van de afgelopen jaren te zien wegspoelen. Fel gekortwiekt in geld en man/vrouwkracht, onderhevig aan beslissingen van buitenaf, de idee van een meer herstelgerichte justitie niet enkel boven water houden, maar ook verder uitbouwen in het belang van de rechtsonderhorige burger : als het maar eens ophield met regenen… Ook voor de Bemiddelingsdienst van Kortrijk was het een onrustig jaar. Een richtlijn vanuit het Parket-Generaal deed bij de jaarovergang de twijfel rijzen rond het verderbestaan van de projecten. Gelukkig werd dit uitgeklaard, maar het licht voor het experiment Herstelgericht Groepsoverleg werd terug op rood gezet. Ook de herondertekening van het basisprotocol in Kortrijk, met uitbreiding van een aantal actoren uit de jeugdsector en de aanpassing aan de hervorming van de politiediensten, en het samenwerkingsprotocol Herstelbemiddeling minderjarigen kon geen doorgang vinden. Het parket-generaal gaf hier aan duidelijkheid rond de positionering van het project herstelbemiddeling op nationaal niveau en de werkzaamheden van de werkgroep wettelijk kader in dat verband, te willen afwachten. De projecten konden echter verdergezet worden op basis van de bestaande protocols. De dossiertoevoer bleef opnieuw tot ver in het jaar een zeer pijnlijk punt. Mevr. Tine Buyse, nieuwe verbindingsmagistrate, deed de bemiddelaar echter het voorstel stelselmatig langs te gaan bij de magistraten die van dienst waren geweest. Dit geregelde contact doet inderdaad de magistraten meer stilstaan bij mogelijke geschikte dossiers. Uiteindelijk werd in 2002 nog een behoorlijk aantal dossiers geselecteerd: het fel begeerde lichtpuntje aan het einde van dit jaar. Het bericht dat mevr. Buyse tot rechter werd benoemd, bracht terug enige onzekerheid voor het project. Gelukkig was dit van korte duur: Mevr. E. Vervaeke, neemt haar taak over met een gelijkaardige aanpak. Een wissel in de verbindingsmagistraten, maar ook dit jaar opnieuw een wissel bij de collega’s herstelbemiddeling minderjarigen. Gelukkig kon uit die massa sollicitatiebrieven toch een prima-collega opgediept worden. Dezelfde historie herhaalde zich enkele maanden later (tijdelijke wissel). De pion ’dynamiek’ verplaatste zich daarmee opnieuw enkele vakjes terug. Gelukkig botsten we alweer op een snel-lerende bemiddelaar. Tot slot werd in september in overleg met de coördinator van Suggnomè beslist het takenpakket van de bemiddelaar te Kortrijk uit te breiden met extra opdrachten m.b.t. de vorming van de bemiddelaars. In dit kader werd initiatief genomen tot een voorbereidend overleg dat een beleid inzake vorming diende uit te stippelen. Eind 2002 ging de werkgroep Vorming en Training effectief van start, die prioritair aandacht zal besteden aan uit uitwerken van een vormingspakket voor gevorderde bemiddelaars. Al bij al vertaalt zich de onrust van het jaar gelukkig minder in de concrete cijfers van het werkjaar. Ze worden hierna aan u voorgesteld.
120
1. Interne werking en structuur van de dienst 1.1.
De stuurgroep
De stuurgroep kwam bijeen op : 19.02, 25.04, 18.06, 4.10 en 3.12. Het belangrijkste werkpunt van deze vergaderingen was het opstellen van een samenwerkingsprotocol voor het project herstelbemiddeling minderjarigen en de aanpassing van het basisprotocol uit ’99 aan de huidige stand van zaken. De ondertekening van de protocols zou uiteindelijk plaatsvinden op de stuurgroepvergadering van oktober. Kort voor deze datum kwam echter een richtlijn vanuit het Parket-Generaal waarbij werd gesteld dat geen nieuwe protocols konden ondertekend worden door het parket zolang op nationaal niveau geen duidelijk kwam rond de positionering van de projecten herstelbemiddeling. De matige dossiertoevoer in de eerste drie kwartalen van het jaar, kreeg opnieuw de nodige aandacht. Ten experimentele titel werden in februari een aantal dossiers familieverlating geselecteerd. De stuurgroep van april evalueerde naderhand dat het aanbod van herstelbemiddeling in deze dossiers niet aangewezen is. Tevens werd hier ook de minimum tijd nodig voor een bemiddeling ter sprake gebracht. Het is duidelijk dat de kans op resultaat bijzonder klein is, wanneer de zittingsdatum kort na het aanbod valt. De partijen, voor zover ze daar beiden over akkoord gaan, kunnen de rechter wel om uitstel vragen. Ter gelegenheid hiervan (en mede n.a.v. het protocol te Gent dat werd ondertekend ter introductie van herstelbemiddeling op zittingsniveau) werd aangekaart hoe herstelbemiddeling een plaats kan vinden op de zitting. De stuurgroep volgde ook nauwgezet de werkzaamheden op van de werkgroep wettelijk kader op kabinetsniveau. In juni kondigt de heer procureur de komst van een nieuw verbindingsmagistraat aan. Mevr. proc. Tine Buyse wordt aldus verantwoordelijk voor het project meerderjarigen. Op dezelfde vergadering werd ook de nieuwe bemiddelaar voor het project minderjarigen verwelkomd, m.n. Steven Lecompte in opvolging van Katrien Reynaert. Ook in december diende zich tijdelijk een nieuwe collega aan, Anne Aelvoet, ter vervanging van Sofie Geerts die met zwangerschapsverlof ging. Naast de gevolgen van het niet ondertekenen van de protocols werd in oktober het thema van de informatieoverdracht aangesneden, n.a.v. de vraag vanuit het parket, de sociale dienst van de jeugdrechtbank en de werkgevers om meer informatie te bekomen over het verloop van de bemiddeling bij minderjarige daders. Er werd geconcludeerd dat in afwachting van meer concrete beslissingen op ressortniveau de samenwerking blijft bestaan zoals voorheen en dat, wat betreft de verslaggeving bij zowel herstelbemiddeling minderjarigen als meerderjarigen, er voorlopig verdergewerkt wordt zoals dat tot nog toe gebeurde. Voor het eerst kan de bemiddelaar op deze bijeenkomst positief verslag uitbrengen over de aanbreng van dossiers. Ongetwijfeld heeft hier het voorstel van verbindingsmagistrate Buyse om stelselmatig de parketmagistraten die van dienst zijn geweest te bevragen, zijn vruchten opgeleverd. Op de vergadering van december kondigt mevr. Nicole Debels aan, dat zij als directeur van het Justitiehuis wordt opgevolgd door mevr. Caroline Demaegt en hierbij ook haar functie als voorzitter van de stuurgroep dient te beëindigen.
121
De stuurgroep houdt eraan mevr. Debels heel hartelijk te danken voor haar inzet en steun die de projecten mochten ondervinden in de afgelopen drie jaren.
1.2. Het begeleidingsteam. Het begeleidingsteam kwam samen op: 15.01, 25.02, 2.04, 16.05, 16.07, 17.09, 22.10, en 11.12. Het begeleidingsteam werd uitgebreid met mevr. Christel Van Mosselveld van het project Dader-inzicht. Els Coussens, justitieel welzijnswerk, werd vervangen door mevr. Martine Cambier. Katrien Reynaert werd vervangen door Steven Lecompte. Behalve het doornemen en bespreken van problematieken in de lopende dossiers, werd o.m. aandacht besteed aan de rol van de bemiddelaar in geval van kollokatie van een betrokkene, de solidaire veroordeling en bemiddelen met politieagenten in functie.
122
2. Herstelbemiddeling Meerderjarigen Kortrijk in cijfers Tabel 1: aanvragen A. Aantal aanvragen in 2002 B. Aantal dossiers in beraad C. Aantal niet opgenomen aanvragen D. Aantal oneigenlijke aanvragen E. Aantal opgenomen dossiers (als de bemiddelingsdienst effectief een aanbod doet) F. Aantal opgenomen dossiers (als de bemiddelingsdienst een gedeelte van een aanbod / een volledig aanbod doet in een dossier van een collega uit een ander arrondissement of project FSU)
40 8 3 2 22 5
De Kortrijkse bemiddelingsdienst werd in 2002 40 maal benaderd met het oog op een eventuele tussenkomst. Toelichting bij de dossiers in beraad (B) Eén dossier werd in eind december ingelezen en geselecteerd. Bericht werd gelaten aan het parket om de startbrieven te versturen. Het aanbod vanuit het parket mag begin 2003 worden verwacht. Het betreft een dossier met als kwalificatie belaging (1 dader versus 6 benadeelden). De verwerking van de gegevens over dit dossier wordt opgenomen in een volgend jaarverslag. Zeven dossiers werden onder de aandacht gebracht door diverse parketmagistraten. In vier gevallen betrof het dossiers waar een gerechtelijk onderzoek loopt. De stand van het onderzoek laat de opstart van deze dossiers voorlopig niet toe. In overleg met de verbindingsmagistraat, mevr. E. Vervaeke, en de andere parketmagistraten werd beslist de herstelbemiddeling niet eerder van start te laten gaan dan na de afronding van een opsporings- of gerechtelijk onderzoek. Een dossier kan voorlopig niet worden geselecteerd omdat de dader over geen adres beschikt. Twee dossiers zouden zodra mogelijk ter inzage worden voorgelegd aan de bemiddelaar. Toelichtingen bij de niet opgenomen aanvragen (C) Drie aanvragen werden niet opgenomen omwille van het feit dat zij niet beantwoordden aan de absolute criteria eigen aan dit project. Bij een aanvraag ontkende de verdachte de feiten. Twee maal werd de bemiddelingsdienst gecontacteerd door een slachtoffer/benadeelde van een feit, waarvoor deze (nog) geen klacht had ingediend. Betrokkenen werden doorverwezen naar de politiediensten. Toelichtingen bij de oneigenlijke aanvragen (D) De dienst werd een keer telefonisch benaderd met het verzoek tot scheidingsbemiddeling. De oproeper werd doorverwezen naar C.A.W. Stimulans.
123
De dienst slachtofferonthaal contacteerde de bemiddelingsdienst voor een aanvraag vanwege een slachtoffer van ernstige zedenfeiten. Deze feiten dateerden van lange tijd geleden. De betrokken dader had zijn straf hiervoor reeds uitgezeten. Voor deze aanvraag werd contact genomen met collega Kristel Buntinx van het project Bemiddeling in de fase van de strafuitvoering. Alhoewel dit verzoek niet volledig beantwoordt aan de criteria van dit project werd toch besloten deze aanvraag als experiment op te nemen. Toelichtingen bij de opgenomen dossiers (E en F) In 2002 gebeurde het aanbod tot herstelbemiddeling in het arrondissement Kortrijk in 22 dossiers. Het valt daarbij op dat meer dan de helft van deze dossiers (12) werd aangebracht vanaf september 2002. Dat geldt overigens ook voor alle dossiers ‘in beraad’. Ongetwijfeld is dit grotendeels te wijten aan het voorstel van toenmalig verbindingsmagistrate, mevr. T. Buyse, om stelselmatig langs te gaan bij de parketmagistraten die van dienst zijn geweest. Op die manier heeft de bemiddelaar twee keer per week een ontmoeting met het parket. De parketmagistraat kijkt na of hij/zij zaken heeft die mogelijk in aanmerking komen voor herstelbemiddeling. Via een tweemaandelijks overleg met de verbindingsmagistraat kan de dossiertoevoer goed bijgehouden worden. Ook de nieuwe verbindingsmagistraat, mevr. E. Vervaeke, volgt deze aanpak. Op 3 oktober werd op initiatief van het Overlegplatform alternatieve maatregelen een voorstellingsbeurs georganiseerd. Op deze beurs kon het project herstelbemiddeling nogmaals contact krijgen met heel wat parketmagistraten. Zoals in 2001 bleek de dossiertoevoer in het gerechtelijk arrondissement Dendermonde dermate groot dat een aantal dossiers o.m. door de bemiddelaar van Kortrijk werden opgenomen. (Zie jaarverslag 2001, p. 117) Concreet betreft het drie dossiers met als kwalificaties: 2x diefstal en aanranding van de eerbaarheid. In alle drie de dossiers werd een overeenkomst afgesloten. Voor de verwerking van de gegevens m.b.t. deze dossiers, zie jaarverslag Dendermonde. In twee (gelinkte) dossiers werd samengewerkt met collega Dirk Dufraing, bemiddelaar in de fase van de strafuitvoering (Hoogstraten). Het betrof hier dossiers inzake gewapende overvallen, waarvan de betrokken slachtoffers in het arrondissement Kortrijk wonen. De aanvraag tot bemiddeling kwam van de daderzijde. In een dossier deed een dader een aanvraag bij het herstelfonds. De dader kon met succes een zekere tijd vrijwilligerwerk verrichten in een gezinsvervangend tehuis. Het betrokken slachtoffer ging hiermee akkoord en werd op die manier gedeeltelijk vergoed voor zijn geleden schade vanuit het herstelfonds. Het tweede slachtoffer was eveneens bereid tot een gesprek en apprecieerde ook het opzet van het project, maar wenste niet in te gaan op het bemiddelingsaanbod. Op de aanvraag vanwege een tweede dader in het kader van dezelfde feiten wensten beide benadeelden niet (opnieuw) in te gaan.
124
Tabel 2: aanbod dossiers 5
1. Aantal dossiers uit 2001, overgedragen naar 2002, en afgesloten 2. Aantal dossiers uit 2001, overgedragen naar 2002, nog lopend 3 . Aantal nieuwe dossiers in 2002, afgesloten in 2002 4. Aantal nieuwe dossiers in 2002, nog niet afgesloten
10 12
Totaal
27
0
Bovenvermelde cijfers betreffen dossiers die door het parket in overleg met de bemiddelaar werden geselecteerd en waarin het schriftelijk aanbod tot herstelbemiddeling werd geformuleerd door het parket. Het aantal geselecteerde dossiers bedroeg in 2002, 22. (15 in ‘01). Meer dan de helft van deze dossiers werden aangebracht in de laatste vier maanden van het jaar. In 2002 werden 15 dossiers herstelbemiddeling afgesloten. (17 in ’01). In ’01 werd een dossier in de fase van de strafuitvoer ing aangebracht waarvan de opstart nog steeds niet kon gebeuren, gezien de ontbrekende gegevens over de benadeelde. De advocaat van de dader beloofde in dit geval het nodige te doen, weliswaar tot op heden zonder resultaat. Mogelijk zal hier geen bemiddeling meer kunnen opgestart worden. De dader zelf heeft binnen afzienbare tijd ook zijn straf uitgezeten. Het totaal aantal dossiers waarin door de bemiddelaar gevestigd in Kortrijk werd gewerkt in het jaar 2002, bedraagt 32 (27 eigen en 5 dossiers uit andere arrondissementen/project FSU). Met ‘dossier’ wordt hier een ‘gerechtelijk’ dossier bedoeld. Gelet op het feit dat een registratie per dossier onvoldoende het eigenlijke bemiddelingswerk weergeeft, wordt dit in de volgende tabel rechtgezet met de opgave van het aantal bemiddelingsprocessen die binnen de dossiers (kunnen) worden gevoerd. Een bemiddelingsproces doelt op elke bemiddeling tussen respectievelijk één slachtoffer en één dader in het kader van een of meerdere feiten waarbij beide partijen betrokken zijn. De tabel maakt het onderscheid tussen de potentiële bemiddelingsprocessen en de effectieve bemiddelingsprocessen. Het gaat hierbij ten eerste over het totaal aantal mogelijke bemiddelingsprocessen binnen een bepaald dossier en daarnaast over het aantal bemiddelingsprocessen dat daadwerkelijk binnen een bepaald dossier wordt gevoerd. Er is sprake van een effectief bemiddelingsproces zodra de bemiddelaar in een dossier een dader en een slachtoffer, met een link tussen beiden, heeft gesproken en van beiden een mandaat tot bemiddelen krijgt. Een effectief bemiddelingsproces kan, indien volledig doorlopen, mogelijk resulteren in een schriftelijke overeenkomst tussen deze twee partijen. Zo is het mogelijk dat een bemiddelingsproces tussen twee partijen binnen een dossier werd afgerond, terwijl een bemiddelingsproces met een andere betrokkene binnen hetzelfde dossier nog lopende is. Mogelijk wordt in de loop van een bemiddelingsproces ook duidelijk dat bv. ook gesubrogeerden in de bemiddeling dienen te worden betrokken.
125
Daarnaast is in een aantal dossiers, op het moment van deze registratie, nog niet gekend welk het eigenlijke aantal effectieve bemiddelingsprocessen in het dossier zal zijn. Dit wordt aangeduid met (*). Deze gegevens worden in een volgend jaarverslag uitgeklaard. Tabel 3: aantal feiten, aantal daders en slachtoffers, aantal potentiële en effectieve bemiddelingsprocessen in de overgedragen dossiers (1 en 2) en de nieuw opgenomen dossiers (3 en 4) Volgnummer
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27.
Aantal feiten
Aantal daders
1 1 1 1 2 1 5 1 1 1 1 4 1 28 1 1 1 1 1 1 1 2 1 2 1 7 1
1 1 1 1 1 4 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 5 1
Aantal slachtoffers Aantal potentiële Aantal effectieve bemiddelingsbemiddelingsprocessen processen
2 2 3 1 2 2 6 3 1 1 1 4 11 26 2 1 1 1 2 9 1 5 2 1 4 9 1
2 2 3 1 2 8 6 3 1 1 1 4 11 26 2 1 1 1 2 9 1 5 2 1 4 31 1
2 2 3 1 2 4 4 3 1 1 0 1 2 6 1 0 1 * 1 9 * 4 2 1 * 26 *
Zie (*): In twee dossiers kon nog geen afspraak plaatsvinden met een van beide partijen. In twee dossiers werden de startbrieven kort voor de jaarwisseling vanuit het parket verstuurd en wordt pas begin januari contact opgenomen door de bemiddelingsdienst. Zie nr. 7: De betrokken dader zat in voorlopige hechtenis. Het dossier kwam kort na het bemiddelingsaanbod reeds voor. Het korte tijdsbestek liet niet toe om met alle partijen voor de zitting een gesprek te hebben. Enkel kon hier uitwisseling gebeuren over de beleving van de feiten (handtasdiefstallen). Zie nr. 13: Gelet op het grote aantal slachtoffers werden deze in eerste instantie schriftelijk gecontacteerd. Na contactname met de dader werden de slachtoffers telefonisch benaderd. Het betrof hier allemaal rechtspersonen. Voor de meeste slachtoffers was een bemiddeling niet 126
opportuun of bleek de schade heel beperkt en wenste men niet de tijdsinvestering te doen om op het aanbod in te gaan. Zie nr. 14: Dit dossier werd aangebracht via de bemiddelaar minderjarigen. Aan alle slachtoffers werd dus reeds het aanbod van herstelbemiddeling geformuleerd via de minderjarige betrokkene. De slachtoffers (hoofdzakelijk rechtspersonen) werden opnieuw aangeschreven met het verzoek te reageren voor een afgesproken datum. De partijen die eerder op het bemiddelingsaanbod minderjarigen reageerden en waar een overeenkomst kon worden afgesloten, werden daarenboven telefonisch benaderd. Met uitzondering van een partij kwam reactie op het aanbod vanwege dezelfde benadeelden, die eerder bij het bemiddelingsaanbod voor minderjarigen hadden gereageerd. Een slachtoffer werd vergoed zonder tussenkomst van de bemiddeling. Zie nr. 19: De dader zat in voorlopige hechtenis. Het dossier kwam kort na het bemiddelingsaanbod reeds voor. Derhalve werd afgesproken in de bemiddeling het niet te hebben over de financiële gevolgen van het gebeurde. De gesubrogeerde partij werd van deze afspraak op de hoogte gebracht. Zie nr. 26: Dit dossier volgde de snelrechtprocedure. Het dossier kwam één maand na het aanbod voor op de correctionele rechtbank. De bemiddeling betrof louter de uitwisseling van informatie omtrent de concrete verwachtingen van de benadeelden (hoofdzakelijk rechtspersonen). In 10 dossiers werd met de verhouding 1 dader versus 1 slachtoffer gewerkt. 15 dossiers betroffen meerdere slachtoffers versus 1 dader. In twee dossiers waren er meerdere daders versus meerdere slachtoffers. Het aantal gepleegde feiten binnen deze 27 dossiers bedraagt in totaal 70.
- loondiefstal - diefstal met geweld - diefstal met braak - diefstal dmv valse sleutels - gewone diefstal - poging diefstal met geweld - opzettelijke beschadigingen - opzettelijke brandstichting
8
1
1* 1* 1* 1* 2* 1 1
2 1 1
1*
127
totaal
andere
Ander bemiddelaar
herstelconsulent
slachtoffer
dader
SOP
Slachtofferhulpverler
Daderhulpverlener
advocaat
Onderzoeksrechter
parket
Verbindingsmagistraat
Aard van de feiten Vermogensdelicten
Verwijzer
Tabel 4: aard van de feiten in de nieuw opgenomen dossiers naargelang verwijzer (E)
11
Persoonsdelicten - opzettelijke slagen en verwondingen met werkonbekwaamheid - opzettelijke slagen en verwondingen aan agent/off. in functie - opzettelijke slagen en verwondingen - familieverlating
Zedendelicten
- aanranding van de eerbaarheid van minderjarige jonger dan 16j
10
10 4* 2* 1* 3
1
1 1
Verkeersdelicten
0
Totaal
19
0 1
2
22
(*) dwz dat deze kwalificaties nog gepaard gaan met andere kwalificaties binnen hetzelfde dossier. (Het gaat concreet over 9 dossiers.) Zo worden bovenvermelde kwalificaties nog aangevuld met o.a. opzettelijke slagen en verwondingen (2x), gewone diefstal (4x), poging diefstal (1x), opzettelijke beschadigingen (1x), heling (1x), oplichting en valsheid in geschriften (1x), weerspannigheid (1x). Van de 22 geselecteerde dossiers waren er 6 dossiers waar een onderzoeksrechter werd aangesteld. Zo goed als alle dossiers worden aangebracht via de verbindingsmagistraat. De verschillende parketmagistraten bezorgen de verbindingsmagistraat het notitienummer van het dossier dat zij voor herstelbemiddeling geschikt achten. Sinds september ’02 wordt de bemiddelaar hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. Met deze brief kan het dossier krijgt de bemiddelaar de toelating het dossier in te zien op de notitiedienst. De bemiddelaar gaat ook twee maal per week langs bij de parketmagistraat die van dienst is geweest. Zo krijgt de bemiddelaar weet van dossiers die, op het moment het onderzoek is afgerond, naar herstelbemiddeling kunnen worden georiënteerd en kan deze geregeld informeren naar de stand van zaken. Bij de aanstelling van mevr. E. Vervaeke als verbindingsmagistraat, begin december, stelde deze parketmagistraat voor om enkel dossiers door te geven waarvan het opsporings- of gerechtelijk onderzoek was afgerond. De dossiers zijn op dat ogenblik terug ter beschikking van de titularis/parketmagistraat. De bemiddelaar wordt gevraagd binnen de vier maanden na selectie een afsluitingsbericht te sturen. Voor zover deze termijn niet haalbaar is, wordt gevraagd één maand voor het verstrijken van deze termijn haar ambt in te lichten. Doorverwijzigingen door derden zijn er bijna niet. De procentuele verdeling van de aard van delicten ligt geheel in de lijn van vorig jaar. Het aantal vermogensdelicten is vrij gelijklopend met het aantal persoonsdelicten. Één dossier zedenfeiten werd aangebracht. Als experiment werden een aantal dossiers ‘familieverlating’ aangebracht. De stuurgroep heeft het verloop van deze dossiers opgevolgd en heeft in de evaluatie vastgesteld dat deze dossiers weinig geschikt zijn voor herstelbemiddeling.
128
Het betrof hier zaken waar de feiten reeds ver in het verleden een aanvang namen en waar in twee gevallen reeds eerder een gerechtelijke uitspraak was gevallen. De bemiddeling werd hier aldus extra bemoeilijkt : het waren ‘lopende’ misdrijven + de partijen konden deze feiten niet los zien van andere gebeurtenissen uit hun vroegere relatieleven en/of het verloop van hun echtscheidingsprocedure + ‘daders’ voelden zich ‘slachtoffer’ van de situatie. Eerder werd aangevoeld dat de bemiddeling door de betrokkenen werd aangewend om nieuwe argumentatie te vinden om de tegenpartij (omgangsregeling/onderhoudsregeling/vereffening en verdeling/ tegeneis echtscheiding) ‘verder’ te bevechten. Zo had de tussenkomst van een bemiddelaar een eerder polariserend dan pacificerend effect. Tabel 5: aantal, statuut en geslacht van daders en slachtoffers wat betreft de potentiële en effectieve bemiddelingsprocessen (E) Statuut en geslacht Natuurlijke personen Man Vrouw Rechtspersonen Totaal
Potentiële bemiddelingsprocessen slachtoffers daders totaal 44 29 73 28 26 54 16 3 19 50 0 50 94 29 123
Effectieve bemiddelingsprocessen slachtoffers daders totaal 25 23 48 22 22 44 3 1 4 20 0 20 45 23 68
De getallen in de kolom potentiële bemiddelingsprocessen van tabel 5 geven het aantal personen weer aan wie het schriftelijk aanbod voor herstelbemiddeling werd geformuleerd door het parket (123) in 2002 (in ’01 was dit 57). De getallen in de kolom effectieve bemiddelingsprocessen geven het aantal personen weer die (momenteel) effectief in de bemiddeling stapten (68). Dit aantal staat gelijk met 55,3 % van degenen die het aanbod kregen. (47,8 % van de slachtoffers en 79 % van de daders) Vernoemde percentages dienen echter te worden genuanceerd. Zo kregen 26 rechtspersonen betrokken in één dossier het herstelbemiddelingsaanbod reeds voor de tweede maal, vermits in datzelfde dossier een minderjarige betrokken was waarvoor reeds herstelbemiddeling was opgestart. Daarenboven wordt, met het oog op de efficiëntie in dossiers waar heel veel slachtoffers bij betrokken zijn, er soms voor geopteerd een andere aanpak te gebruiken (nl. een schriftelijk contact met de benadeelden met het verzoek te reageren ingeval van interesse). Mogelijk leidt deze minder ‘persoonlijke’ aanpak ertoe, dat inderdaad minder betrokkenen daadwerkelijk in de bemiddeling stappen. Ten derde was op 31.12.02 van een aantal aangeschreven personen nog niet geweten of zij op het bemiddelingsaanbod zouden ingaan. Opmerkelijk is het grote aantal rechtspersonen onder de slachtoffers (52 %). Dit betreft bedrijven en VZW’s, en in mindere mate, ook gesubrogeerde partijen (ziekenfondsen, verzekeringsmaatschappijen en werkgevers). Bemiddelen met bedrijven heeft doorgaans louter de regeling van de financiële schade tot onderwerp. Vaak weegt men ook de tijdsinvestering (lees : loonkost) voor de bemiddeling of voor het voeren van een rechtszaak tout court af, tegen de schade die men heeft geleden als gevolg van het gebeurde feit. De balans durft dan nogal eens negatief uitvallen voor het bemiddelingsaanbod. Anderzijds stellen sommige werkgevers-gesubrogeerden soms met aangename verbazing vast, dat zij door de bemiddelingsdienst worden gecontacteerd en de mogelijkheid worden geboden hun tussenkomst in de arbeidsongeschiktheid van hun werknemer-slachtoffer te recupereren.
129
Het spreekt voor zich dat hier vooral economisch wordt gedacht en dat dit ook in die zin wordt ervaren door de vergoedende dader. Tabel 6: leeftijd daders en slachtoffers bij aanvang van de bemiddeling (E) Leeftijden < 18 jaar 18 t/m 25 jaar 26 t/m 35 jaar 36 t/m 45 jaar 46 t/m 55 jaar > 55 jaar Leeftijd niet gekend Rechtspersonen
Potentiële bemiddelingsprocessen dader slachtoffer totaal 0 4 4 13 3 16 12 11 23 1 8 9 2 11 13 1 4 5 0 3 3 0
50
50
Effectieve bemiddelingsprocessen dader slachtoffer totaal 0 1 1 10 1 11 10 7 17 1 7 8 2 6 8 0 1 1 0 2 2 0
20
20
De gemiddelde leeftijd van de daders situeert zich tussen de 18 en 35 jaar. Bij de slachtoffers is dit meer verdeeld over alle leeftijdscategorieën. Het oudste slachtoffer waarmee werd gewerkt was 72 jaar. Het betrof een slachtoffer van een handtasdiefstal. Het jongste slachtoffer (aanranding eerbaarheid) werd, gezien zijn minderjarigheid, bijgestaan door een ouder. In de hiernavolgende tabellen worden de bemiddelingsprocessen onder de loep genomen die in 2002 beëindigd zijn. De opstart van deze bemiddelingsprocessen valt te situeren in 2002 of eerder.
Tabel 7: verloop van de bemiddelingsprocessen Bemiddelingsproces - volledig doorlopen (BVD) - met schriftelijke overeenkomst - zonder schriftelijke overeenkomst - voortijdig gestopt (BVG) - dader haakt af - slachtoffer haakt af - dader en slachtoffer haken af - bemiddelaar stopt - andere : zittingsdatum zittingsdatum + insolvabiliteit dader
Aantal 10 9 1 17 1 1 11 4
Opmerkingen: 9 bemiddelingsprocessen werden beëindigd met een schriftelijke overeenkomst, verwerkt in 6 documenten. In een bemiddelingsproces vond ook een volledige vergoeding van de benadeelde (rechtspersoon) plaats, maar werd dit niet expliciet in een overeenkomst opgenomen (omwille van tijdsgebrek). Het overschrijvingsformulier gold als bewijs voor de rechter. De benadeelde beloofde mondeling afstand te doen van burgerlijke partijstelling.
130
In een dossier werd door de dader een aanvang genomen met de gedeeltelijke afbetaling van vijf slachtoffers. Ook hier werd dit niet op papier gesteld. Met deze slachtoffers werd immers reeds een bemiddelingsovereenkomst opgesteld omtrent de helft van hun geleden schade met de minderjarige betrokkene uit het dossier. Het was voor de meerderjarige dader (die in tegenstelling met een minderjarige dader niet kan terugvallen op een familiale verzekering) onmogelijk om ook onmiddellijk tot de volledige vergoeding van de tweede helft van de schade over te gaan. Het voorkomen van de zaak (korte bemiddelingstijd) belette uiteindelijk om hier verder op te werken binnen het kader van de bemiddeling. Opmerkelijk is inderdaad een aantal dossiers dat dient te worden beëindigd omwille van het voorkomen van het dossier. In twee dossiers, waar de dader was aangehouden, beschikte de bemiddelaar over nauwelijks drie weken om te bemiddelen. De bemiddelaar nam dan ook reeds contact op met de betrokkenen vóór de partijen de startbrief van het parket mochten ontvangen. In een dossier vond zelfs noodgedwongen met twee slachtoffers het eerste gesprek plaats na de zitting. (Er was gehoopt op uitstel vanwege de daderzijde, maar die werd uiteindelijk niet verleend.) Betrokken slachtoffers konden enerzijds het gesprek wel waarderen, anderzijds waren zij misnoegd dat het aanbod zo laat werd gedaan, terwijl de feiten reeds maanden geleden waren gebeurd. Ook in de drie dossiers familieverlating gebeurde het aanbod op nauwelijks 6 weken voor de zittingsdatum. Een van de laatst geselecteerde dossiers uit 2002 (6.12.02) volgt de snelrechtprocedure. De daders verschijnen 1 maand later voor de rechter. De kans dat een bemiddeling in dit soort dossiers leidt tot een schriftelijke bemiddelingsovereenkomst is vrij klein. De bemiddeling omvat in dit geval vnl. uitwisseling van informatie over het gebeurde en de gevolgen, meegeven van noden en verwachtingen, vragen naar info over het procedureverloop. Toch werd in één dossier (opzettelijke brandstichting en diefstal) een schriftelijke overeenkomst opgesteld. De partijen (werkgever – werknemer) spraken bij aanvang af om het niet over de financiële gevolgen te hebben (waar overigens ook een gesubrogeerde partij in diende te worden betrokken). De bemiddeling betrof de immateriële gevolgen van de feiten: informatieuitwisseling over de gevolgen voor het slachtoffer en zijn bedrijf, kadering en spijtbetuigingen vanwege de dader (drugsverslaafde). Het slachtoffer vond het belangrijk op die manier ook, zij het onrechtstreeks, zijn stem te laten horen op de rechtszitting, waar hij zich verder wenste te laten vertegenwoordigen door zijn raadsman voor wat betreft de financiële schade. Een dossier ‘opzettelijke slagen en verwondingen’ (met vier effectieve bemiddelingsprocessen), dat al geruime tijd liep, werd beëindigd omwille van de zittingsdatum. De bemiddeling zelf verliep echter eerder moeizaam als gevolg van de geestelijke toestand waarin de dader zich bevond (en zijn gebrekkige financiële mogelijkheden). (Een rechter diende uitspraak te doen over mogelijke kollokatie.) Korte tijd voor de strafzitting werd een bewindvoerder aangesteld. Beide zijden wensten echter al die tijd de bemiddeling toch open te laten. Voor een aantal slachtoffers kon de schade nog niet worden geconsolideerd. Voor sommigen betekende de bemiddeling een mogelijkheid om toch meer persoonlijk betrokken te zijn bij het verloop van hun zaak en enig overzicht te krijgen + informatie te kunnen inwinnen.
131
Tabel 8: aard van de relatie dader-slachtoffer in de effectieve bemiddelingsprocessen Aard van de relatie Onbekenden Relatie - familie / partnerrelatie - ex-partner - buren / kennissen - vaag / van ziens - klant / uitbater - eigenaar / huurder - school / ex-leerling - werk - andere Niet gekend Totaal
Aantal effectieve bemiddelingsprocessen 15 12 1 2 1 3 1
4
27
De aard van de relatie dader-slachtoffer in de gevallen waar deze niet tot effectieve bemiddeling overgingen is eveneens gevarieerd (onbekend of relatie). Een potentiële bemiddeling betrof ex-partners, waar het slachtoffer precies alle moeite deed om het contact definitief te verbreken met haar ex-vriend/dader. In een ander dossier kwam geen reactie vanwege de dader, die door het slachtoffer werd beschuldigd van ‘belaging’. Tabel 9: aard van het bemiddelingsproces Aard van de bemiddeling Indirecte bemiddeling Directe bemiddeling Totaal
Aantal bemiddelingsprocessen 27 0 27
In 2002 vond uiteindelijk geen enkel gezamenlijk gesprek plaats. In een dossier werd een aanvang genomen met de voorbereiding van 4 gezamenlijke gesprekken in 4 bemiddelingsprocessen. Het slachtoffer zag er uiteindelijk toch van af na een mentale inzinking. In een overeenkomst werd dan weer een gezamenlijk gesprek voorzien nadat de zaak zou voorkomen voor de rechtbank. De man staat onder VOV en kreeg dan ook verbod tot contact met het slachtoffer. De partijen wachten nog steeds op het proces. Terzijde : De bemiddelaar van Kortrijk werd ingeschakeld bij een gezamenlijk gesprek dat plaatsvond in een dossier met als kwalificatie ‘belaging’ van het gerechtelijk arrondissement Brugge. Het bemiddelingsgesprek werd gevoerd binnen de gevangenismuren van Brugge. Het gesprek werd (in)geleid door de bemiddelaar van Brugge. Elk van de bemiddelaars stond vervolgens in voor de ondersteuning van een van de partijen tijdens het gesprek. De bemiddelaar van Brugge bleef na het gesprek bij de dader voor de eerste opvang. De bemiddelaar van Kortrijk begeleidde het slachtoffer naar buiten en zorgde hier voor de eerste opvang.
132
Tabel 10: de overeenkomsten Er werd 10 maal een vergelijk getroffen tussen twee partijen, waarvan één vergelijk werd uitgevoerd, maar niet op papier gesteld. (In ’01 was dit 19.) Deze vaststelling houdt echter geenszins in dat de andere bemiddelingsprocessen die werden afgesloten niet waardevol zijn geweest. Het beperkte aantal afgesloten overeenkomsten zijn ondermeer te wijten aan : • een groot aantal dossiers werd pas in het laatste kwartaal van 2002 aangebracht • de korte bemiddelingstijd in een aantal dossiers • de insolvabiliteit van een aantal daders • de aard van de feiten (o.a. familieverlating) Inhoud van de overeenkomst Financiële vergoeding : Welke? - materiële schade - morele schade - materiële en morele schade
Aantal (9) 6 1
Financiële vergoeding : Hoe? - volledige regeling en betaling - betaling voorschot - afbetalingsregeling Afstand schade-eis Afstand burgerlijke partijstelling Voorwaardelijke afstand burgerlijke partijstelling Excuses Spijtbetuigingen Uitwisseling informatie Uitspraak over strafrechtelijke afhandeling Andere : - therapie/begeleiding volgen - elkaar met rust laten/vermijden - afspraak tot gezamenlijk gesprek na zitting - aanvaarden van een brief met verontschuldigingen
5 2 1 1 1 2 1 1
1 1
In een aantal dossiers was de bemiddelingstijd behoorlijk kort omwille van de zittingsdatum. Dat zorgde ervoor dat de bemiddelaar een aantal keren tegen de tijd diende te werken. De afspraak om het parket toch tijdig (nl. een 5-tal dagen voor de zitting) op de hoogte brengen van de overeenkomst of van het uitblijven van een vergelijk, kwam hierdoor in het gedrang. Dit probleem werd aangekaart met de verbindingsmagistraat. De berichtgeving dat er geen vergelijk was, zou niet stroken met de realiteit (vermits de bemiddelaar vaak gewoon wachtte op de administratieve afhandeling). Anderzijds leek het voorbarig gewag te maken van een nakende overeenkomst. Immers heeft elke partij tot op het laatste het recht om zich te bedenken en zijn akkoord terug in te trekken. Uiteindelijk werd volgende berichtgeving in dergelijke situaties afgesproken : “Tot op heden ben ik niet in het bezit van een schriftelijk akkoord tussen partijen. Niettemin laat ik niet na u onverwijld op de hoogte te brengen zo voor de zittingsdatum aan de situatie een wijziging komt.” Concreet werd zelfs in één dossier de ochtend van de zitting de bemiddelingsovereenkomst nog doorgefaxt naar de griffier met medeweten van het parket.
133
Tabel 11: Tijdsverloop van de bemiddelingen (BVD+BVG) Tijdsverloop
Gemiddeld aantal dagen over alle bemiddelings-processen
Mediaan
438 dagen (14,1 mnd) 4 dagen (0,12 mnd) 129 dagen (4,1 mnd) 120 dagen (3,9 mnd)
484 dagen (15,6 mnd) 7 dagen (0,22 mnd) 112 dagen (3,6 mnd) 106 dagen (3,4 mnd)
Tussen datum van de feiten en vertrek brief parket Tussen datum van vertrek brieven en het eerste contact met partijen Tussen datum van vertrek brief en afsluiting van het bemiddelingsproces Tussen datum eerste contact met partijen en afsluiting van het bemiddelingsproces 1 mnd. = 31 dg.
Het cijfer inzake het tijdsverloop tussen de datum van de feiten en het vertrek van de brief van het parket, ligt een stuk hoger dan in ’01 (gem. 153 dagen). Daarbij dient nog aangegeven dat een aantal misdrijven, ‘lopend’ waren op het ogenblik van het aanbod van herstelbemiddeling (familieverlating). In dat geval werd de voorlopige (eind)datum in rekening genomen, zoals vermeld op het strafdossier. De aanvang van de feiten dateerde soms van ettelijke jaren geleden. Een dossier werd reeds aangekaart door een parketmagistraat in 2001. Het gerechtelijk onderzoek liet echter op dat ogenblik nog niet toe dat de bemiddeling werd opgestart. Er werden bijkomende onderzoeksdaden gesteld. Uiteindelijk kon het aanbod pas in de zomer van 2002 gebeuren. De bemiddelaar ontvangt een kopie van de brief soms enige tijd later dan de datum vermeld op de brieven. Dit zorgt voor enig vertekend beeld omtrent het ‘vertrek van de brief’ en de datum waarop de partijen (en de bemiddelaar) effectief de brief per post ontvangen. Het vertrek van de brieven vanuit het parket gebeurt vaak geruime tijd nadat het dossier werd ingelezen en geselecteerd. Er is uiteraard de nodige tijd vereist voor de dienst Notitie van het parket om de zaken in orde te brengen en de brieven ter ondertekening voor te leggen aan de verbindingsmagistraat. Mevr. Marianne Vercammer, verantwoordelijke voor de administratieve verwerking van de startbrieven, en haar collega’s zijn bijzonder behulpzaam en houden alles zeer goed bij. Tabel 12: duur van de bemiddelingsperiode in dagen voor bemiddelingsprocessen die volledig werden doorlopen met of zonder schriftelijke overeenkomst (BVD) N = 10 algemeen In bemiddelingsprocessen met overeenkomst In bemiddelingsprocessen zonder overeenkomst
Kortste bemiddeling 15 dagen 15 dagen 91 dagen
Langste bemiddeling 284 dagen 284 dagen 91 dagen
Gemiddelde bemiddelingstijd 161 dagen 151 dagen 91dagen
De kortste bemiddeling betrof een dossier (opzettelijke brandstichting) waar de dader in voorlopige hechtenis zat. Dit dossier kwam op nauwelijks twee weken na het aanbod reeds op zitting. De rechtstreeks betrokken partijen maakten de afspraak de financiële gevolgen van het misdrijf niet op te nemen in de bemiddelingsgesprekken.
134
(Het slachtoffer werd grotendeels vergoed via zijn brandverzekering – gesubrogeerde in deze zaak. Het slachtoffer wenste wel nog een morele schadevergoeding te vorderen via de rechtbank.) In tabel 12 werden, in tegenstelling met vorige jaarverslagen, geen dossiers opgenomen waar een poging tot bemiddeling werd gedaan (maar uiteindelijk geen sprake was van een eigenlijk bemiddelingsproces).
Tabel 13: redenen voor het niet opstarten van het bemiddelingsproces Reden: bemiddeling niet opportuun dader is onbereikbaar dader weigert bemiddelingsaanbod slachtoffer is onbereikbaar slachtoffer weigert bemiddelingsaanbod dader en slachtoffer zijn onbereikbaar dader en slachtoffer weigeren het bemiddelingsaanbod Andere : - zittingsdatum te kortbij - benadeelde/rechtspersoon hield op te bestaan Totaal
Totaal 13 1 6 22 1 3 1 47
De aanduiding ‘slachtoffer weigert het bemiddelingsaanbod’, dient eigenlijk te worden vervangen door ‘slachtoffer reageert niet op het aanbod’. In een aantal dossiers met heel wat slachtoffers (meestal rechtspersonen) werden de partijen schriftelijk gecontacteerd en verzocht te reageren op het aanbod indien interesse. Het uitblijven van een reactie kan niet echt begrepen worden als een ‘complete afwijzing’ van de idee van bemiddeling. De bemiddeling is niet opportuun indien partijen reeds zelf een regeling hebben getroffen, de schade is vergoed of geen of nauwelijks schade werd geleden. De weigering van het bemiddelingsaanbod aan daderzijde wijst veelal op de betwisting van het verloop van de feiten door de dader. Een keer weigerde de dader het aanbod omdat hij, naar eigen zeggen, bij een eerdere poging tot een minnelijke schikking onredelijk werd behandeld door de advocaat van het slachtoffer. De weigering aan beide zijden betrof een misdrijf tussen ex-partners. Zij wensten geen van beiden nog enig contact met elkaar te hebben. Het leek voor hen onmogelijk de feiten los te zien van het verloop en de breuk in hun relatie. 3 bemiddelingsprocessen werden niet opgestart in een dossier waar de dader onder aanhouding stond en diende voor de rechter te verschijnen, kort na het bemiddelingsaanbod. In dit dossier vonden wel gesprekken plaats met beide partijen. In twee gevallen gebeurde dit zelfs kort na de zittingsdatum. (Uitstel werd verzocht, maar niet verleend.) Zelfs al kan een bemiddelingsproces uiteindelijk niet als opgestart worden beschouwd, toch betekent dit niet dat het voorbereidend werk en de gevoerde gesprekken zonder betekenis blijven voor de betrokkenen. Zo vormt bv. de weigering tot bemiddeling uiteraard een boodschap op zich. Partijen hebben daarnaast vaak behoorlijk was informatie kunnen inwinnen over hun situatie en het rechtsverloop en kregen ook vaak de gelegenheid tot ventileren over het gebeurde.
135
3. Enkele reflecties Het aantal dossiers in 2002 haalt gelukkig opnieuw het niveau van bij de start van het project. Er is daarenboven ook enig perspectief, m.n. een aantal dossiers worden reeds in het vooruitzicht gesteld (dossiers in beraad). Het blijkt inderdaad belangrijk geregeld in contact te komen met de parketmagistraten en hen te herinneren aan het bestaan van de herstelbemiddeling. Sommige parketmagistraten stelden dat zij deze werkwijze inderdaad helpend vonden. Er kan op het ogenblik van het contact immers ook met de bemiddelaar overlegd worden rond een dossier. De criteria kunnen desgevallend opnieuw worden toegelicht of verduidelijkt. Het merendeel van de dossiers werd weliswaar aangebracht in het laatste kwartaal van het jaar, en daarenboven zo goed als allemaal door het parket, waardoor de cijfers van ‘02 wat betreft het concrete ‘bemiddelingsresultaat’ misschien minder overtuigend zijn. Het eigenlijke aantal bereikte bemiddelingsovereenkomsten ligt voor dit jaar niet zo hoog. (Daartegenover werd in de drie dossiers van het arr. Dendermonde overal een schriftelijke overeenkomst opgesteld.) Opnieuw kan worden vastgesteld dat bemiddelen in zaken waar de partijen voor de feiten een relatie hadden met elkaar niet vanzelfsprekend is. In de dossiers ‘familieverlating’ bleek het het bemiddelingsaanbod, geformuleerd op een ogenblik waarbij partijen zich reeds zeer lang in een ‘vechtsituatie’ bevonden, eerder polariserend te werken. Toch is bemiddelen niet onmogelijk bij ex-partners. Zo werd een dossier met kwalificatie ‘poging moord’ (’01) positief afgerond met een regeling rond de morele en materiële schad e en werd de afspraak gemaakt een gezamenlijk gesprek te houden eens het verbod tot contact wordt opgeheven. Opvallend is het aantal dossiers dat wordt beëindigd omwille van het voorkomen van de zaak. Partijen kunnen, voor zover beiden hierover akkoord gaan, uitstel vragen aan de rechter om de herstelbemiddeling verder te zetten. De rechter beslist hierover autonoom. De zittende magistratuur is op de hoogte van het doel en de opzet van het project. Het is uiteraard voor de partijen niet altijd vanzelfsprekend om in hun zaak uitstel te vragen. Voor sommigen staat de zittingsdatum immers gelijk met ‘het einde van een lange en onzekere periode omtrent hun situatie/hun toekomst’. Opmerkelijk is ook het uitblijven van gezamenlijke gesprekken (hoewel het er op een bepaald ogenblik anders uitzag). Wel eens was er bereidheid tot een ontmoeting vanwege een zijde, maar wenste de andere zijde er niet op in te gaan. Anderzijds werd in twee dossiers (o.a. een dossier van Dendermonde) het introductiegesprek gevoerd in onmiddellijke aanwezigheid van dader en slachtoffer, die zich inmiddels hadden ‘verzoend’. Het samen zitten met de herstelbemiddelaars minderjarigen blijft een meerwaarde. Er is een concrete samenwerking en overleg in enkele gemengde dossiers, een gezamenlijke voorbereiding van de arrondissementele stuurgroep en een wederzijdse ondersteunende inbreng in het dagdagelijkse praktijkwerk en binnen de begeleidingsteams. De denkoefening die het project minderjarigen momenteel maakt omtrent de manier waarop zaken worden gerapporteerd aan de verwijzende instanties, doet ook de herstelbemiddeling meerderjarigen verder reflecteren rond de werkingsprincipes : vertrouwelijkheid, neutraliteit en vrijwilligheid.
136
Algemeen Besluit De herstelbemiddeling meerderjarigen in Kortrijk gaat binnenkort zijn vierde jaargang in. Het project kreeg met de tijd (+ de opgedane dossierervaring) en mede onder impuls van de richtlijnen vanuit de stuurgroep, een duidelijker profiel. Een aantal misvattingen omtrent de bedoeling van herstelbemiddeling, de criteria waarbinnen wordt gewerkt en de houding van de bemiddelaar t.a.v. de partijen en hun raadsman raken stilaan uitgeklaard. Het vertrouwen groeit, maar we blijven weliswaar open en alert voor opmerkingen en kritiek vanuit diverse hoeken. Ondanks het bijzonder hobbelig parcours van 2002 kan de herstelbemiddeling meerderjarigen, in vergelijking met het voorgaande jaar, een redelijk resultaat voorleggen. De sensibilisering van de verwijzers en de dossiertoevoer blijven allicht de voornaamste werkpunten, maar toch lijkt op dit vlak een meer efficiënte aanpak gevonden. Het blijft uiteraard de betrachting om het aantal dossiers (en meer specifiek het aantal bemiddelingsprocessen) per jaar voor herstelbemiddeling verder op te voeren. De betrokkenheid van andere actoren uit de stuurgroep, behalve het parket, dient zeker verder te worden gestimuleerd. Afhankelijk van de beslissing rond de positionering van het project herstelbemiddeling zou dit wel eens een absolute noodzaak kunnen worden. De advocatuur en de dader- en slachtofferhulp verleent nu zijn steun en medewerking aan de herstelbemiddeling via zijn vertegenwoordigers in de arrondissementele stuurgroep en het begeleidingsteam. Toch blijft het aantal doorverwijzingen van deze zgn. derden eerder beperkt. Dit wordt voor het komende werkjaar zeker een aandachtspunt. Positief is zondermeer dat er over het project wordt gepraat en gediscussieerd. Waar zou het project idealiter moeten worden gesitueerd? Hoe kan iedere betrokkene daarbij zijn rol zuiver houden? Hoe wordt het aanbod ervaren bij slachtoffers en daders? Welk effect heeft een bemiddeling op de eigenlijke strafzitting?… Dit onderlijnt m.i. het belang dat ook dit arrondissement hecht aan de uitbouw van het herstelrechtelijk denken. Al worden de uiteindelijke beslissingen op een ander niveau genomen, toch is een gedachtenuitwisseling, o.m. binnen de arrondissementele stuurgroep, op zich verrijkend en kunnen eventuele standpunten ook gesignaleerd worden naar de beleidsorganen. De bemiddelingsdienst Kortrijk en de stuurgroep heeft dit jaar afscheid moeten nemen van een aantal zeer krachtige personen. Hierbij gaat onze welgemeende dank uit naar mevr. K. Snepvangers en mevr. T. Buyse, verbindingsmagistraten, en naar mevr. N. Debels, die drie jaar lang de stuurgroep op schitterende wijze heeft geleid en een grote steun was voor de bemiddelaars. Een dank-je ook aan collega Katrien Reynaert, wiens innemende persoonlijkheid zeker sporen liet op de dienst. Het is mijn hoop om samen met de nieuwe mensen op de dienst en in de stuurgroep de draagkracht opnieuw te verhogen, de herstelbemiddeling binnen het arrondissement te versterken en verstevigen, evenwel vanuit een open debat en zonder te verstarren of te verkrampen.
137
Bijlage Activiteiten naast het eigenlijke bemiddelingswerk Informatie/vorming aan derden 17.06 : Deelname aan Overlegplatform Alternatieve Maatregelen 06.09 : Voorbereiding beurs alternatieve maatregelen 11.09 : Voorstelling hsb aan Martine Cambier, Justitieel Welzijnswerk 03.10 : Beurs Alternatieve Maatregelen, Kortrijk 20.11 : Gesprek met stagiaire Suggnomè, mevr. C. Boer 19.11 : Medewerking aan cursus dader-slachtofferhulp, IPSOC, i.s.m. Bart Sanders, bemiddelaar minderjarigen Brugge 13.11 : Gesprek met Sharon Dekeukeleire, aanvraag stage op dienst Extern overleg Deelname aan werkgroep Stalking, Gent : 9.01, 14.03, 16.04, 23.05, 2.10 12.02 : Overleg met mevr. Christel Van Mosselveld, Dader-inzicht omtrent verkennen van terreinen waar kan worden samengewerkt. 02.12 : Deelname aan werkgroep beklaagden (herstelconsulenten) in het kader van een overleg inzake sensibilisering van de balie (Mechelen) Genoten vorming 18.04 : Themadag ‘Verzoening en vergeving’, Roger Burggraeve, Brussel Organisatie : VZW OSBJ 05.11 : Studienamiddag ‘“Fonds voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke geweldsmisdrijven’, Kortrijk Organisatie : CAW Stimulans Varia Deelname aan werkgroep herstelbemiddeling minderjarigen : 4.02, 22.04, 10.06, 23.09, 9.12 Deelname aan begeleidingsteam minderjarigen : 10.01, 21.03, 11.04, 21.05, 13.06, 10.10, 21.11 Deelname aan werkgroep Deontologie : 22.01, 26.02, 25.03, 30.04, 30.05, 27.06, 28.08, 7.10, 10.12 Deelname aan werkgroep Registratie : 7.02, 26.02, 27.06 Deelname aan werkgroep Vorming en Training : 21.10, 4.12 29.04 : Overleg met procureur L. Denecker en kennismaking met mevr. Buyse als nieuwe verbindingsmagistraat 21.05 : Overleg met mevr. Buyse, verbindingsmagistraat 24.05 : Overleg met Mevr. Nicole Debels, voorzitter stuurgroep inzake de protocolaanpassing 06.06 : Verstrekken van vorming aan nieuwe bemiddelaars (eerste contacten + eerste gesprekken), Leuven 138
11.06 : Overleg met Mr. Defreyne omtrent de houding herstelbemiddeling/advocatuur 18.09 : Overleg met Mevr. T. Buyse, verbindingsmagistraat 25.09 : Overleg met Mevr. N. Debels, voorzitter stuurgroep 15.11 : Overleg met dhr. Staf Van Pelt, Elcker-Ik, vorming communicatietechnieken, Leuven 12.12 : Overleg met Mevr. E. Vervaeke, verbindingsmagistraat
139
Inleidende beschouwingen Het jaar 2002 was een woelig jaar. Dit zowel wat de personeelsinvulling betrof alsook de taakafbakening en de taakinvulling. Tina Jammaers werkte nog tot en met maart 2002 ter vervanging van Annick Schruers die in zwanger- en ouderschapsverlof was. Zij kwam terug in april 2002, vanaf mei werkte zij vervolgens halftijds. In juni 2002 werd haar andere halftijdse functie opgevuld door Petra Sampers. Dit was de eerste keer dat er met halftijdse werknemers werd gewerkt bij Suggnomè alsook bij BAL. Het was (en is nog steeds) voor een halftijdse bemiddelaar een zoeken hoe de tijd het best verdeeld wordt tussen het eigenlijke concrete bemiddelingswerk (dossierwerk) en het structurele werken. Het voordeel voor de bemiddelaars van Leuven is daarbij dat de bemiddelaars deel uitmaken van een bemiddelingsdienst (BAL). Naast de bemiddelaars met meerderjarige daders (3) maken ook de bemiddelaars met minderjarige daders (3), één bemiddelaar in de fase van de strafuitvoering en één bemiddelaar op politieniveau deel uit van het team. Het bijwonen en actief deelnemen aan de teamvergaderingen is dan ook een uitgelezen moment om afspraken te maken, informatie uit te wisselen en de “teamgeest” in ere te houden. We vinden dit heel belangrijk. De eigenheid van elk der projecten komt op die manier naar voren, maar meer nog de gelijkenissen. Steeds opnieuw wordt door het overleg duidelijk hoeveel we mekaar te leren hebben. We kiezen er ook heel bewust voor om als dienst naar buiten te treden. De bedoeling is dat derden de bemiddelingsdienst zouden kennen als de dienst waar ze steeds terecht kunnen voor het opstarten van een bemiddeling tussen dader en slachtoffer in strafbare feiten waarbij de dader de feiten heeft bekend en er een gekend slachtoffer is dat (morele of materiële) schade heeft geleden. Of deze vraag naar bemiddeling gesteld wordt vóór de zitting of wanneer er reeds een in kracht van gewijsde gegaan vonnis is, of het gaat om feiten van lichte maatschappelijke relevantie of zeer zware feiten (zonder bovengrens), of het gaat om een minderjarige dader of meerderjarige dader, dit speelt allemaal geen rol. De bundeling van de vier verschillende projecten zorgt ervoor dat men steeds op BAL terecht kan. 2002 was ook het jaar van turbulentie rond het bemiddelingsproject op politieniveau. BAL zat namelijk haast een volledig jaar zonder bemiddelaar op politieniveau. Dit werd zo goed mogelijk opgevangen door alle teamleden. Concreet kwam dit erop neer dat er de eerste helft van het jaar intensief gewerkt werd in schadedossiers van de politie. Echter werd de werkdruk van eigen dossiers zo groot dat vanaf september 2002 besloten werd de politiedossiers niet meer op te nemen. Ondertussen hadden we wel al het perspectief dat vanaf 1 januari 2003 een nieuwe schadebemiddelaar van start zou gaan. Het was echter nog onduidelijk of die nieuwe bemiddelaar een bureau binnen de bemiddelingsdienst zou hebben of dat ze daarentegen haar bureau zou hebben in de gebouwen van de politie. Voor ons concept als bemiddelingsdienst zou dat laatste een aantal risico’s inhouden, hoewel we onderkennen dat er voor het project ook een aantal voordelen aan verbonden kunnen zijn, mits het verzorgen van een verbondenheid met de bemiddelingsdienst. Voor het overige was 2002 zeker even vruchtbaar als de jaren ervoor. Er waren iets meer dossiers dan vorig jaar. Er werd dus intensief gewerkt. De resultaten vindt u hieronder.
140
1. Interne werking en structuur van de dienst 1.1.
De stuurgroep
De arrondissementele stuurgroep van Leuven vergaderde in het jaar 2002 op 22 januari, 18 maart, 13 mei, 9 september en 12 november. Bij aanvang van de eerste stuurgroepvergadering werd een nieuw lid verwelkomd, Mevr. Sylvie Van Gastel, advocate, ter vervanging van de heer Piet Siffert. De toenmalige coördinator van de bemiddelingsdienst van het arrondissement Leuven (BAL), Mevr. Liesbeth Devriendt, kondigde aan dat zij na haar uitdiensttreding als coördinator zal vervangen worden door Mevr. Lieve Balcaen, herstelbemiddelaar tussen minderjarige daders en hun slachtoffers. Mevr. Kristel Buntinx, bemiddelaar in de fase van de strafuitvoering en tot dan deeltijds implementator, geeft aan dat zij vanaf maart 2002 deel zal uitmaken van het BAL-team en dat dit project aldus als vierde project evenwaardig deel zal uitmaken van de stuurgroep. Tijdens de stuurgroepvergadering dd. 13 mei 2002 stelde het Parket de vraag aan de herstelbemiddelaars met meerderjarige daders naar meer informatie omtrent het verloop der bemiddelingen. Deze vraag keert steeds weer. Het is een logische vraag, vermits er steeds een spanning bestaat tussen de vertrouwelijkheid van het bemiddelingsproces enerzijds en het recht van het Parket om op de hoogte gehouden te worden van wat er zo al gebeurt binnen de bemiddeling anderzijds vermits zij het mandaat verleend hebben aan de bemiddelaar. Momenteel wordt er bij het afsluiten van de bemiddeling een brief verstuurd aan het Parket waarbij de bemiddelaar meldt dat de bemiddeling wordt afgesloten zonder overeenkomst of met overeenkomst, in welk geval de geschreven overeenkomst, ondertekend door de partijen, mee bezorgd wordt. Deze schriftelijke overeenkomst wordt dan bij het strafrechtelijk dossier gevoegd, zodat de rechter ten gronde op de hoogte is van de bemiddeling en het resultaat. In het geval van een overeenkomst, is er uiteraard geen probleem voor het Parket, doch in het geval dat er geen schriftelijke overeenkomst werd opgesteld, liggen er tal van mogelijkheden open. Zo is het mogelijk dat één der partijen, of zelfs beide partijen, geen interesse hadden in de bemiddeling. Maar het is eveneens perfect mogelijk dat partijen een lang proces hebben doorgemaakt, en uiteindelijk net niet tot een overeenkomst zijn gekomen, of meer nog, een schriftelijke overeenkomst totaal niet meer nodig achtten, vermits alle vragen en verwachtingen werden ingelost. Er is duidelijk een groot verschil in ‘resultaat’ tussen deze mogelijkheden. De verzuchting van het Parket is (terecht) dat zij geen idee hebben van wat er nu eigenlijk bereikt werd. Toch hebben de bemiddelaars steeds vastgehouden aan deze afspraken, en dit om het principe van vrijwilligheid te respecteren. Men kan moeilijk spreken van een vrijwillige deelname aan de bemiddeling, wanneer een weigering om deel te nemen zal gemeld worden aan het Parket.
141
Door nooit meer info te geven, bescherm je diegenen die een aanbod van bemiddeling kregen maar hier niet op ingingen. Over deze netelige kwestie werd opnieuw uitgebreid gedebatteerd in de stuurgroepvergadering van 9 september 2002 en er wordt nog steeds over nagedacht. Als bemiddelaars blijven we er bij dat we nooit info kunnen geven aan het Parket die de rechtsonderhorigen zou kunnen schaden. Maar niets weerhoudt partijen zelf om het verloop van een bemiddelingsproces te schetsen ter zitting, al dan niet op vraag van de rechter. Het zou mooi zijn indien al hetgeen er is gebeurd tussen partijen, de weg die zij inmiddels samen hebben afgelegd, zijn weerklank zou vinden in het klassieke strafrechtssysteem. Wordt wellicht vervolgd in een volgend jaarverslag… Gepaard met deze vraag naar inzage in de ‘resultaten’ van een bemiddeling werd ook een vraag gesteld naar de evaluatie van de bemiddelingen en de bemiddelaar. Aangezien het aantal bemiddelaars de voorbije jaren enorm is toegenomen, is het niet meer zo vanzelfsprekend om zicht te hebben op de manier van werken van éénieder. Besloten werd dat er drie valabele mogelijkheden bestaan om controle uit te oefenen op de kwaliteit van het werk als bemiddelaar: - eigen evaluatie op het einde van een bemiddeling - kort evaluatieformulier door partijen laten invullen - uitgebreider wetenschappelijk onderzoek Hierover zal een voorstel uitgewerkt worden binnen het team van de bemiddelaars, en de stuurgroep zal zich hier later opnieuw over buigen. Deze stuurgroepvergadering is meteen reeds de laatste waarop coördinator Lieve Balcaen zou aanwezig zijn, vermits zij het BAL-team heeft verlaten in ruil voor een taak binnen de Ondersteuningsstructuur Bijzondere Jeugdzorg. Tijdens de stuurgroepvergadering van 9 september 2002 werd Annick Schruers, herstelbemiddelaar met meerderjarige daders, voorgesteld als nieuwe coördinator van de Leuvense bemiddelingsdienst. Er werden tevens twee nieuwe bemiddelaars voorgesteld. Dhr. Bram Van Droogenbroeck is sinds 6 september 2002 de nieuwe herstelbemiddelaar met minderjarige daders, en Mevr. Petra Sampers werkt sinds juni 2002 als halftijdse bemiddelaar met meerderjarige daders. Tijdens de stuurgroepvergadering dd. 12 november 2002 werd aangekondigd dat Jeugdrechter Huysmans met pensioen zal gaan, en dat zij vervangen zal worden in de stuurgroep door Mevr. F. Raes. De stuurgroepvergadering besliste dat voortaan Mevr. Katrien Wouters, parketjuriste, steeds zal uitgenodigd worden voor de vergaderingen, omwille van haar belangrijke rol in de selectie van dossiers. Later besliste zijzelf dat ze zal fungeren als plaatsvervangend lid voor Mevr. Scevenels, verbindingsmagistraat. Zo zal er steeds één van hen aanwezig zijn.
142
Inhoudelijk werd er tijdens deze laatste vergadering van het werkingsjaar 2002 veel aandacht besteed aan de functie van de coördinator van de bemiddelingsdienst. Blijkbaar hebben de herhaalde wissels van het coördinatorschap, en de daarmee gepaard gaande minder sterke periodes, tegelijk duidelijk gemaakt hoe belangrijk het coördinatorschap is binnen het team der bemiddelaars, zowel voor het team zelf als voor de werkgevers en andere partners van het samenwerkingsverband. Concreet werd de vraag gesteld of de coördinator een verantwoordelijkheid heeft naar de werkgevers van de teamleden toe. Er werd beslist dat er zeker ruimte moet zijn voor overleg tussen de respectievelijke werkgevers en de coördinator m.b.t. het teamfunctioneren, en dit niet alleen in het kader van probleemdetectie. N.a.v. deze vraag werd dit thema besproken binnen het team bemiddelaars. De bevoegdheid van de coördinator werd hierin wel erkend, maar ook het belang van functioneringsgesprekken rechtstreeks tussen werkgever en werknemer werd benadrukt. Bij het bespreken van dit punt bleek eens te meer de complexiteit van de huidige structuur van de Leuvense bemiddelingsdienst. De verschillende bemiddelaars zijn tewerkgesteld door verschillende werkgevers. Alle projecten maken deel uit van eenzelfde samenwerkingsverband. Het team van bemiddelaars functioneert werkelijk als een team, men zit niet samen als ‘toevallige collega’s ’. Tenslotte werd ook in de stuurgroep een woord van verontrusting uitgesproken omtrent de verminderde subsidiëringen voor Suggnomè. Er is een brief geschreven door de Voorzitter van de Stuurgroep, Prof. Dr. Ivo Aertsen, naar de Heer Minister, om deze bekommernis te uiten.
1.2. Het begeleidingsteam Het begeleidingsteam kwam samen op 9.01.2002, 30.01.2002, 21.02.2002,13.03.2002, 3.04.2002, 15.05.2002, 19.06.2002,19.09.2002, 10.10.2002, 7.11.2002 en 28.11.2002. Meester Sigried Raedschelders liet zich volledig vervangen door meester Frank Verbruggen, die ook al lid was. De dienst bemiddeling in strafzaken sloot zich aan. Anke Gooijer en Liesbeth Raeymaekers komen beurtelings. We betreurden het vertrek van Bert Joris (familiale detentiebegeleider, wiens project niet verlengd werd) We heetten Leen Van der Perre (daderhulp) en Tom Leën (slachtofferhulp) welkom. De bijeenkomsten gaan nog steeds door in een vergaderlokaal van het CAW te Leuven. De deelnemers ervaren het begeleidingsteam nog steeds als zinvol. De bemiddelaars kunnen er concrete dossiers bespreken en krijgen hierover bedenkingen of aanbevelingen van de andere leden. Dit kan gaan over de methodische aanpak, de noden van slachtoffers en daders, problemen van deontologische aard enz. Als bemiddelaar worden we daardoor telkens opnieuw gedwongen ons eigen handelen en denken in vraag te stellen. Dit stimuleert ons om in elk dossier opnieuw alert en open te zijn en niet op automatische piloot te spelen.
143
2. Herstelbemiddeling meerderjarigen Leuven in cijfers Tabel 1: aanvragen A. Aantal aanvragen in 2002 B. Aantal dossiers in beraad C. Aantal niet opgenomen aanvragen D. Aantal oneigenlijke aanvragen E. Aantal opgenomen dossiers (als de bemiddelingsdienst effectief een aanbod doet) F. Aantal opgenomen dossiers (als de bemiddelingsdienst een gedeelte van een aanbod / een volledig aanbod doet in een dossier van een collega uit een ander arrondissement of project FSU)
71 1 15 / 55 /
Toelichting bij de dossiers in beraad (B) Dit dossier betreft een dodelijk verkeersongeval. Het dossier is weerhouden maar de gegevens van de nabestaanden waren nog niet voorhanden. De herstelbemiddelaar zal een iets meer gepersonaliseerde brief opmaken voor de nabestaanden. Deze brief zal ook vanuit het parket verstuurd worden. Toelichtingen bij de niet opgenomen aanvragen (C) In 2002 werden vijftien dossiers niet weerhouden en dit om verschillende redenen: Drie van deze dossiers betreffen een mislukt dossier uit de strafbemiddeling (twee waar de dader niet was ingegaan op het strafbemiddelingsaanbod en een waarin de dader niet akkoord ging met het eindresultaat van de strafbemiddeling). In drie dossiers ontkenden de daders. In één dossier was een dader betrokken die vroeger (zowel als minderjarige en als meerderjarige) reeds een aantal keren een bemiddelingsaanbod had gekregen maar daar nooit op gereageerd heeft. Eén dossier handelde over verschillende diefstallen. Het was de dader zelf die via daderhulp de vraag tot bemiddeling had gesteld maar de onderzoeksrechter vond het dossier nog te pril om al een bemiddeling op te starten. (dit dossier wordt later nog eens opgevraagd door de herstelbemiddelaar) Eén dossier handelde over diefstal gepleegd door zigeunersvrouwen. Het was onduidelijk of ze wel meerderjarig waren. Zij spraken enkel Italiaans, hadden geen vaste verblijfplaats en ze ontkenden gedeeltelijk de feiten. Eén dossier handelde over een diefstal van een computer van een ziekenhuisspecialist. Het gevolg hiervan was dat een operatie gebeurde zonder een aantal gegevens die opgeslagen waren in die computer. De computer werd uiteindelijk teruggeven. Via daderhulp had de dader laten weten te willen bemiddelen. De onderzoeksrechter vond het niet aangewezen om een bemiddeling aan te gaan met de patiënt van de specialist. Eén dossier betrof een opzettelijke brandstichting. Er waren geen rechtstreekse slachtoffers. De dader was al eens geïnterneerd geweest voor gelijkaardige feiten. Eén dossier werd niet weerhouden wegens taalproblemen. De dader sprak alleen Turks. Eén dossier werd niet weerhouden omdat er grote onduidelijkheid was omtrent de feiten en de schade.
144
Eén dossier werd niet weerhouden omdat de dader al drie keren in bemiddeling op politieniveau geweest was en nooit gereageerd had op het aanbod. Eén dossier werd voorlopig niet opgenomen. Zowel dader als slachtoffer stonden in contact met het CAW. Daar was al een communicatie op gang gebracht. Indien alsnog blijkt dat partijen een bemiddeling wensen, zal men vanuit het CAW de bemiddelaar contacteren. Toelichtingen bij de oneigenlijke aanvragen (D) We hebben geen oneigenlijke aanvragen gekregen. Toelichtingen bij de opgenomen dossiers (E en F) In 2002 werd er niet gewerkt in dossiers van collega’s uit andere arrondissementen. Wel werd er samengewerkt in meerdere dossiers met de collega’s herstelbemiddelaars minderjarigen van BAL. We hebben dus in 2002 in 55 dossiers een aanbod gedaan. In de volgende tabel zien we dat van die 55 dossiers er 27 zijn die ook in 2002 zijn afgesloten en 28 die nog niet afgesloten zijn. Vergelijken we dit met vorig jaar dan zien we dat we toen in 53 dossiers een aanbod hebben gedaan. Tabel 2: aanbod dossiers 1. Aantal dossiers uit 2001*, overgedragen naar 2002, en afgesloten 2. Aantal dossiers uit 2001*, overgedragen naar 2002, nog lopend 3 . Aantal nieuwe dossiers in 2002, afgesloten in 2002 4. Aantal nieuwe dossiers in 2002, nog niet afgesloten
16
Totaal
73
2 27 28
We hebben in 2002 in totaal in 73 verschillende dossiers gewerkt. *2 overgedragen dossiers werden reeds opgestart in 2000. Eén van deze dossiers betrof een verkeersongeval met vluchtmisdrijf, waarbij een slachtoffer zwaar gekwetst werd. De dader werd een tijdlang aangehouden. Deze feiten hadden zeer zware emotionele gevolgen voor beide partijen. Er werd zeer intens bemiddeld gedurende een aantal maanden. Dit enkel rond de morele aspecten. Er leefden aan beide zijden indringende vragen omtrent de gebeurtenissen. Langzaamaan voltrok het proces zich. Dan bleef de vraag of het al dan niet tot een gezamenlijk gesprek zou komen om heel het gebeuren persoonlijk af te sluiten. Beide partijen waren bereid, maar aan slachtofferzijde twijfelde men en wou men nog wat nadenken over deze stap. Vandaar dat het dossier dan nog een tijd is opengehouden zonder concrete stappen te zetten. Uiteindelijk is de beslissing genomen niet meer samen te komen en de bemiddeling af te ronden. Alhoewel hier geen overeenkomst werd opgesteld, is dit zonder meer een dossier waarin de bemiddeling zeker een meerwaarde heeft betekend voor beide partijen.
145
Tabel 3: aantal feiten, aantal daders en slachtoffers, aantal potentiële en effectieve bemiddelingsprocessen in de overgedragen dossiers (1 en 2) en de nieuw opgenomen dossiers (3 en 4) Volgnummer
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51.
Aantal feiten
1 1 1 1 1 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 5 8 1 1 1 1 1 2 11 1
Aantal daders
Aantal slachtoffers
2 1 1 2 1 2 2 1 1 1 1 2 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 1 1 2 1 1 1 3 1 1 2 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 2 1 2 3 2 2 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 2 1 2 1 1 1 1 2 2 1 1 5 11 1 1 1 1 1 2 14 1
146
Aantal potentiële Aantal effectieve bemiddelingsbemiddelingsprocessen processen
2 1 1 1 1 4 6 2 2 1 1 4 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 2 2 2 1 1 4 1 2 1 3 1 1 4 2 1 1 5 11 2 1 1 1 1 2 14 1
0 1 1 1 1 4 6 1 1 1 1 2 1 2 1 1 0 1 0 1 1 1 2 1 0 0 2 2 1 1 4 1 2 0 3 1 1 2 2 1 1 1 10 2 1 1 1 1 2 0 1
52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. 65. 66. 67. 68. 69. 70. 71. 72. 73. Totaal
1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 100
1 1 1 1 1 1 1 1 0 1 1 2 1 1 2 1 1 1 2 1 1 3 91
1 2 1 1 1 2 1 1 0 2 1 2 1 1 2 1 2 1 2 2 1 2 121
1 2 1 1 1 2 1 1 0 2 1 4 1 1 4 1 2 1 4 2 1 6 149
1 2 1 1 1 2 1 1 0 2 1 4 1 1 4 1 2 1 4 2 0 0 109
De overgedragen dossiers uit 2001 (dit gaat over 18 dossiers : zie tabel 2) zijn eerst vermeld. De overige dossiers die vetgedrukt staan, komen overeen met de 55 nieuwe dossiers waarin in 2002 een aanbod is gedaan. Met aantal feiten bedoelen we die feiten waarin bekentenissen zijn. Het aantal daders en slachtoffers geeft weer aan hoeveel mensen het aanbod werd geformuleerd. Om tenslotte een meer realistisch beeld te geven betreffende de draagwijdte van het bemiddelingsaanbod hanteren we het aantal potentiële en effectieve bemiddelingsprocessen. In een aantal dossiers is het aantal effectieve bemiddelingsprocessen kleiner dan het aantal potentiële. Dit kan als reden hebben dat er uiteindelijk minder mensen wilden deelnemen aan de bemiddeling. Het kan ook zijn dat er op een later tijdstip nog benadeelden bijkomen bv. zaak met volgnummer 42. Eind december werden vanuit het parket nog vier brieven gestuurd aan andere benadeelden. Het was bij het maken van het eindrapport nog niet duidelijk of die vier benadeelden effectief mee zouden doen aan de bemiddeling. Soms staat het cijfer 0 bij aantal effectieve bemiddelingsprocessen : - Bij 1: dit was een dossier waarvoor het lang duurde alvorens het parket de toestemming gaf om in te bemiddelen. Uiteindelijk werd het dossier opgestart maar reageerde de hoofddader niet. De zaak is uiteindelijk voorgekomen zonder dat erin bemiddeld werd. - Bij 17: dit was een zaak voor het herstelfonds. Het is uiteindelijk niet opgestart omdat het slachtoffer een bvba was en geen natuurlijke persoon zoals het herstelfonds vereist. - Bij 26: dit was een zaak waar onvoldoende tijd was om een bemiddeling te starten omdat de zittingsdatum eraan kwam. - Bij 50: De bemiddeling is uiteindelijk niet opgestart. De slachtoffers hadden geen verwachtingen meer, hun schadevergoeding werd geregeld door de politie. - Bij 72 en 73: hier waren pas eind december de brieven verstuurd vanuit het parket. Toen was nog niet duidelijk wie zou deelnemen aan de bemiddeling. 147
Aard van de Vermogensdelicten feiten -
diefstal met braak diefstal bij nacht met braak diefstal met geweld / bedreigingen gewone diefstal huisdiefstal oplichting opzett. beschadigingen / vandalisme opzett. brandstichting / poging
3 /
1
6
1
4 7
5 6 1 1
5 6 1 1
2
2
15
-
opzettelijke slagen en verwondingen met werkonbekwaamheid
-
opzettelijke slagen en verwondingen
-
opzettelijke slagen en verwondingen zonder oogmerk te doden, met dood tot gevolg (doodslag)
-
poging doodslag
-
poging moord
1
1
9
9
1 1
1
1
1
2
1
2
Zedendelicten
8
-
aanranding eerbaarheid
1
-
aanranding minderjarige
2
-
verkrachting
eerbaarheid
1 1
1
4
3
3
Verkeersdelicten onopz. slagen en verwondingen gepaard met alcoholintoxicatie en/of vluchtmisdrijf onopz. slagen en verwondingen met de dood tot gevolg gepaard met alcoholintoxicatie en/of vluchtmisdrijf verkeersagressie Allerlei hondenbeet
Totaal
Totaal
26
Persoonsdelicten
-
Andere (PSD)
Ander bemiddelaar
herstelconsulent
Slachtoffer
dader
SOP
Slachtofferhulpverlener
Daderhulpverlener
advocaat
Onderzoeksrechter
Parket
Verbindingsmagistraat
Verwijzer
Tabel 4: aard van de feiten in de nieuw opgenomen dossiers naargelang verwijzer (E)
5 1
1
1
1
2
1 1
46
1
2 1
3
4
148
1
1
55
Deze tabel i.v.m. de aard van het delict is ongeveer gelijkaardig met het jaar 2001. In Leuven krijgen we haast geen dossiers door via de verbindingsmagistraat, vermits er een parketjuriste is die de expliciete opdracht heeft gekregen om dossiers te selecteren voor herstelbemiddeling. De bemiddelaars hebben zeer frequente contacten met de parketjuriste, die in dit opzicht eigenlijk de functie van de verbindingsmagistraat heeft overgenomen. Alhoewel er in deze tabel relatief weinig doorverwijzingen zijn geregistreerd via daderhulp, merken we toch in de praktijk dat ook daderhulp, parallel met de parketjuriste, doorverwijzer is in vele dossiers. Vaak is het zo dat we een vraag krijgen via daderhulp, en wanneer we deze vraag dan doorgeven aan de parketjuriste bij een volgend contact, blijkt dat zij dit dossier ook reeds geselecteerd had. Ook van slachtofferhulp mochten we duidelijke steun ondervinden. Zo is er bvb. een bemiddeling geweest die uiteindelijk heeft geresulteerd in een schriftelijke overeenkomst waarin een volledige regeling werd getroffen waarvan we menen dat dit enkel is mogelijk geweest dankzij de steun van de begeleiding vanuit slachtofferhulp. Het slachtoffer in kwestie stelde zich in dit dossier zodanig afhankelijk op van haar begeleider van slachtofferhulp, dat zij nooit zou hebben ingestemd om te bemiddelen indien haar begeleider negatief zou geadviseerd hebben. Tabel 5: aantal, statuut en geslacht van daders en slachtoffers wat betreft de potentiële en effectieve bemiddelingsprocessen (E) Statuut en geslacht Natuurlijke personen Man Vrouw Rechtspersonen Totaal
Potentiële bemiddelingsprocessen slachtoffers daders totaal 106 68 174 49 59 108 57 9 66 6 0 6 112 68 180
Effectieve bemiddelingsprocessen slachtoffers daders totaal 72 59 131 31 51 82 41 8 49 3 0 3 75 59 134
Opvallend is het verschil tussen slachtoffers en daders. Slechts 67 % van de slachtoffers die zich hadden kunnen engageren in een bemiddelingsproces, deden dit ook effectief, terwijl dit percentage bij de daders opmerkelijk hoger ligt (86,5 %). Eventueel zou dit kunnen betekenen dat wanneer er verschillende slachtoffers betrokken zijn in een dossier het vaker voorkomt dat slechts één of enkele van deze slachtoffers ingaat op het bemiddelingsaanbod, terwijl het in een dossier met meerdere daders eerder álle daders zullen zijn die meestappen in de bemiddeling. Dit zou iets kunnen weergeven over de druk die er uitgaat van het bemiddelingsaanbod op de andere daders wanneer men weet dat één van de daders zal deelnemen. Het lijkt logisch dat de anderen angst hebben om in een negatief daglicht komen te staan wanneer zij voor de rechtbank zullen moeten verschijnen als degene die niet heeft willen bemiddelen terwijl een mededader eventueel kan ‘uitpakken met’ een overeenkomst die hij inmiddels heeft gesloten met de benadeelde…
149
Tabel 6: leeftijd daders en slachtoffers bij aanvang van de bemiddeling Potentiële bemiddelingsprocessen Leeftijden dader slachtoffer totaal < 18 jaar 0 13 13 18 t/m 25 jaar 25 13 38 26 t/m 35 jaar 18 15 33 36 t/m 45 jaar 15 15 30 46 t/m 55 jaar 6 13 19 > 55 jaar 1 15 16 Leeftijd niet / / / gekend Rechtspersonen / 2 2
Effectieve bemiddelingsprocessen dader slachtoffer 0 11 24 12 15 12 14 12 6 12 1 11 / / /
2
totaal 11 36 27 26 18 12 / 2
Het gros van het aantal daders bevindt zich in de categorie van 18 t/m 25 jaar. Opvallend is dat het aantal slachtoffers per leeftijdsklasse bijna overal hetzelfde is. Tabel 7: verloop van de bemiddelingsprocessen Bemiddelingsproces - volledig doorlopen (BVD) - met schriftelijke overeenkomst - zonder schriftelijke overeenkomst* - voortijdig gestopt (BVG) - dader haakt af - slachtoffer haakt af - dader en slachtoffer haken af - bemiddelaar stopt - andere
Aantal 51 19 32 15 2 8 2 / 3
De categorie van de dossiers waarin het bemiddelingsproces volledig werd doorlopen doch zonder schriftelijke overeenkomst als eindresultaat (N=32), is weergegeven om aan te tonen dat, om na te gaan in hoeveel bemiddelingsprocessen men ‘resultaat’ boekte, niet enkel mag gekeken worden naar de dossiers met overeenkomst. We benoemen een bemiddelingsproces als ‘volledig doorlopen’ wanneer in het proces beide partijen optimale kansen hebben gekregen. Er is niemand die voortijdig heeft afgehaakt, alle vragen zijn besproken. Tijdens het bemiddelen dienen de vragen van partijen aan bod te komen. Wanneer de bekommernissen, de verwachtingen en intenties van partijen de nodige aandacht hebben gekregen en men gehoor heeft gehad aan de overzijde, is het volstrekt mogelijk dat men tevreden is. Indien het opstellen van een overeenkomst niet meer behoort tot die verwachtingen van partijen, menen we dat dit soort bemiddelingen waardevol zijn geweest, ook al is er geen geschreven eindresultaat. Zo hebben we ervaren dat partijen steeds tevreden waren over de stappen die ze gezet hebben in de loop van het bemiddelingsproces, ook al kwam het niet tot een geschreven overeenkomst. In twee gevallen werd er wel een mondelinge afspraak gemaakt. In een aantal andere gevallen had het slachtoffer geen vragen meer. De informatieuitwisseling was voldoende. Er was geen behoefte aan een schriftelijk relaas. In een andere situatie werden via de bemiddeling de gestolen goederen teruggegeven. Het slachtoffer wenste hierover niks op papier te zetten en had nadien ook geen vragen meer. 150
In vier andere van de afgesloten dossiers zonder overeenkomst hebben partijen de bemiddeling aangegrepen om een antwoord te krijgen op algemene vragen rond de verdere strafrechtelijke afhandeling, om zicht te krijgen op wie hun dader of slachtoffer was… In een dossier aanranding van de eerbaarheid grepen drie gesprekken plaats zowel langs dader- als slachtofferzijde en diende een nochtans succesvolle bemiddeling afgesloten te worden “zonder overeenkomst”. In een ander dossier eveneens afgesloten zonder overeenkomst, gebeurde er wel heel veel op emotioneel vlak. Een ander dossier werd voortijdig afgerond omdat de zittingsdatum er aan kwam en er op dat ogenblik nog geen overeenkomst kon worden opgesteld, alhoewel er zeker mogelijkheden waren gelet op de houding van partijen. Het slachtoffer kon de exacte schade nog niet begroten enerzijds en de dader had op dat ogenblik geen middelen om een betaling te doen anderzijds. Wel zou de dader proberen een klein voorschotje te storten op de rekening van het slachtoffer, maar hierover werd niets op papier gezet. De vraag dient misschien gesteld te worden of dit niet eerder een dossier is dat voortijdig gestopt werd omwille van de zittingsdatum in plaats van een dossier volledig doorlopen? Wat “andere” redenen betreft i.v.m. het voortijdig stoppen. In een dossier had de dader opnieuw feiten gepleegd tijdens de bemiddeling. Het betrof een echtelijk geschil. De dader is onmiddellijk moeten voorkomen in snelrecht. In een ander dossier was de politie tussengekomen in de schaderegeling met alle benadeelden alvorens de bemiddelaar contact had met de partijen. Er is in dit dossier uiteindelijk geen bemiddeling opgestart. Geen enkele benadeelde had nog gereageerd op de brief vanuit de bemiddelingsdienst. Tabel 8: aard van de relatie dader- slachtoffer in de effectieve bemiddelingsprocessen Aard van de relatie Onbekenden Relatie - familie / partnerrelatie - ex-partner - buren / kennissen - vaag / van ziens - klant / uitbater - eigenaar / huurder - school / ex-leerling - werk - andere Niet gekend Totaal
Aantal effectieve bemiddelingsprocessen 42 24 11 / 6 / / / / 6 1 / 66
Per dossier wordt bekeken of de dader(s) en de slachtoffer(s) op één of andere manier een relatie hadden vóór de feiten. We merken uit de cijfers dat ongeveer één derde elkaar goed tot dikwijls vrij goed kende.
151
Tabel 9: aard van het bemiddelingsproces Aard van de bemiddeling Indirecte bemiddeling Directe bemiddeling Totaal
Aantal bemiddelingsprocessen 57 9 66
Het aantal dossiers waarin partijen op één of ander moment in de bemiddeling tot een rechtstreeks gesprek komen, blijft beperkt. We hebben geen duidelijke verklaring voor dit gering aantal directe bemiddelingen, behoudens uiteraard het feit dat het vooruitzicht van een ontmoeting met zijn/haar dader/slachtoffer voor iedereen steeds zeer moeilijk blijft. We zien wel dat, indien er een gezamenlijk gesprek heeft plaatsgevonden, dit meestal bijzonder gunstig wordt ervaren door alle betrokken partijen. Tabel 10: de overeenkomsten Inhoud van de overeenkomst
Aantal
Financiële vergoeding
26
-financiële vergoeding materiële schade
12
-financiële vergoeding morele schade
1
-financiële vergoeding materiële en morele schade
2
-volledige regeling en betaling
3
-betaling voorschot
/
-afbetalingsregeling
8
Afstand schade-eis
5
Afstand burgerlijke partijstelling
14
Excuses
11
Spijtbetuigingen
9
Uitwisseling van informatie
14
Uitspraak strafrechtelijke afhandeling
7
Therapie
4
Er werd nagegaan welk het resultaat was in 66 werkelijk opgestarte bemiddelingsinteracties die in het jaar 2002 werden afgesloten. We zien dat er in 19 van de 66 bemiddelingsprocessen uiteindelijk een schriftelijke overeenkomst werd opgesteld (zie tabel 7). Dit is percentsgewijs veel meer dan in de voorbije jaren. In de voorbije jaren werd er slechts in ongeveer 10 % van de dossiers een schriftelijke overeenkomst opgesteld. Wel moet er rekening mee worden gehouden dat ook het verschil in registratie hier een rol kan spelen. Nu worden de verschillende interacties binnen één dossier bekeken, terwijl vroeger het dossier in zijn geheel werd beschouwd. Dit betekent dat vijf overeenkomsten binnen één dossier vijf maal geteld worden, maar er zijn uiteraard ook veel meer interacties in het totaal dan dat er dossiers zijn. Meer dan waarschijnlijk zijn er in het voorbije jaar toch opmerkelijk meer ‘zichtbare’ resultaten geboekt.
152
Tabel 11: tijdsverloop van de bemiddelingen (BVD+BVG) Tijdsverloop
Gemiddeld aantal dagen over alle bemiddelings-processen Tussen datum van de feiten en vertrek brief parket 98 Tussen datum van vertrek brieven en het eerste contact met 13 partijen Tussen datum van vertrek brief en afsluiting van het 125 bemiddelingsproces Tussen datum eerste contact met partijen en afsluiting van 113 het bemiddelingsproces
Mediaan 52 9 111 98
Wanneer we deze termijnen vergelijken met die van het jaar ervoor, is er één duidelijk verschil, nl. de termijn tussen datum van vertrek brieven en het eerste contact met partijen was in 2002 veel korter (in 2001 gemiddeld 30 dagen, tegenover 13 dagen in 2002). Een verklaring hiervoor kan zijn dat de bemiddelaars meer telefonisch contact zochten onmiddellijk na de brief van het parket, terwijl er in 2001 meer brieven werden verstuurd door de bemiddelaars om het eerste contact te leggen. Tabel 12: duur van de bemiddelingsperiode in dagen voor bemiddelingsprocessen die volledig werden doorlopen met of zonder schriftelijke overeenkomst (BVD) N=
Kortste bemiddeling Algemeen 10 In bemiddelingsprocessen met overeenkomst 35 In bemiddelingsprocessen zonder overeenkomst 10
Langste bemiddeling 457 168 457
Gemiddelde bemiddelingstijd 95 110 130
Deze termijnen verschillen weinig tegenover het daaraan voorafgaande jaar. Tabel 13: redenen voor het niet opstarten van het bemiddelingsproces Reden: bemiddeling niet opportuun dader is onbereikbaar dader weigert bemiddelingsaanbod slachtoffer is onbereikbaar slachtoffer weigert bemiddelingsaanbod dader en slachtoffer zijn onbereikbaar dader en slachtoffer weigeren het bemiddelingsaanbod Andere Totaal
Totaal 2 1 1 1 7 / / 3 15
Het cijfer 15 slaat op bemiddelingsprocessen, concreet gaat het hier over 13 verschillende dossiers. In één dossier was de bemiddeling niet opportuun omdat de schade maar 5 euro was en het slachtoffer hiervoor geen bemiddeling wenste aan te gaan. Het dossier dat niet in aanmerking kwam voor het herstelfonds staat onder “andere” vermeld.
153
Algemeen Besluit Het is niet eenvoudig om cijfers te vergelijken met het vorig werkjaar aangezien de manier van registreren gewijzigd is. Waar we vroeger alles registreerden in functie van aantal dossiers, registreren we nu per bemiddelingsproces. Een bemiddelingsproces is een proces dat zich afspeelt tussen twee personen. Wanneer er in één dossier twee daders zijn betrokken en één slachtoffer, gaat het om twee potentiële bemiddelingsprocessen. Deze manier van werken wordt gevolgd doorheen alle tabellen. De cijfers zullen dus slechts volgend jaar weer kunnen vergeleken worden met deze van het jaar 2002. Ook zonder de cijfers te vergelijken kunnen we toch enkele evoluties weergeven. De dossiertoevloed was stabiel in het voorbije jaar, zelfs weer iets gestegen. Opmerkelijk is dat er misschien iets eerder reeds bij inzage van een dossier beslist werd het dossier niet op te nemen, omwille van uiteenlopende redenen. Dit kunnen we maar doen aan de hand van voldoende ervaring. We beseffen tegelijkertijd dat we ons moeten hoeden om een aantal nieuwe selectiecriteria ongemerkt binnen te laten sluipen, enkel en alleen omdat we gemerkt hebben dat een aantal dossiers haast geen kans op slagen hebben. In een bemiddeling betrachten we net om het geschil terug te geven aan partijen. Het is dus aan partijen om te oordelen of zij al dan niet de bemiddeling een kans willen geven. Een eigen (voor)oordeel van de bemiddelaar is uit den boze. In de dossiers die in 2002 niet opgenomen werden, alhoewel toch voorgelegd door het Parket, was steeds een zeer goede reden voorhanden om dit niet te doen. Het is een uitdaging om hierover uiterst waakzaam te zijn, vermits de kans op ‘preselectie’ door de bemiddelaar groter wordt naarmate de dossierlast stijgt. In een vorig jaarverslag werd de bekommernis geuit niet toe te laten dat de bemiddelingen zouden vervlakken. Dit is een risico dat ontstaat wanneer de dossiers inderdaad zeer goed blijven doorstromen. Na een aantal jaren bemiddelen, steeds meer dossiers, bestaat het risico dat je als bemiddelaar vervalt in steeds dezelfde ‘procedure’, en kansen op meer diepgang zou missen. Van zodra een werkvorm het statuut van ‘experiment’ begint te verliezen, begint de idee te groeien dat je ‘resultaten’ moet boeken, dat je efficiënter moet werken, omdat je tijd van zoeken voorbij zou zijn. Wel, tijdens het voorbije jaar hebben we gemerkt dat de tijd van zoeken nog niet voorbij is. Steeds opnieuw duiken nieuwe situaties op, net als je dacht dat de routine om de hoek stond te loeren. Zo werd er in 2002 meer gewerkt in dodelijke verkeersongevallen. Deze feiten zijn in verschillende opzichten weer zo verschillend van de ‘klassieke’ bemiddelingsdossiers zoals opzettelijke slagen en verwondingen en diefstal bvb. Zij vergen dan ook in verschillende facetten van de bemiddeling een andere aanpak. Dit maakt dat je steeds weer moet op zoek gaan naar de best mogelijke benadering van steeds nieuwe situaties. 154
Als bemiddelaars zijn we verheugd expliciete steun te hebben mogen ondervinden van zowel dader- als slachtofferhulp. Alhoewel deze steun niet zichtbaar is in de tabellen, is hij toch gedurende het voorbije jaar steeds aanwezig geweest. Zoals hoger gezegd zijn er vele doorverwijzingen gebeurd door deze partners, maar uitte dit zich niet in de tabellen, vermits alle dossiers uiteindelijk via de parketjuriste kwamen, en zij deze meestal ook reeds geselecteerd had, parallel met de vraag vanuit dader- of slachtofferhulp. Maar ook in het begeleidingsteam en in de informele contacten merken we dat we nog steeds mogen rekenen op grote bereidheid tot samenwerken. Besluitend kan gezegd worden dat 2002 opnieuw een boeiend en leerrijk jaar is geweest, waarin een aantal goede dingen werden gerealiseerd maar waarin tegelijkertijd duidelijk werd dat het werk nog niet af is. Doorheen alle veranderingen is onze bemiddelingsdienst bij elkaar gebleven als dienst en misschien méér nog dan anders werd de waarde hiervan herbevestigd. Dank aan allen die dit alles in 2002 mogelijk maakten!
155
Inleidende beschouwingen Van hoopvol vuur tot waakvlammetje… Op 8 maart 2002, een mooie lentedag, werden het Basisprotocol Bemiddeling in delictsituaties en het Samenwerkingsprotocol Herstelbemiddeling meerderjarigen voor het gerechtelijk arrondissement Mechelen, in een plechtige en tevens feestelijke sfeer ondertekend. Hiermee werd de reeds bestaande stuurgroep geformaliseerd en kon het project herstelbemiddeling meerderjarigen van start gaan, naast de reeds bestaande projecten schadebemiddeling en herstelbemiddeling, gemeenschapsdienst en leerprojecten voor minderjarigen. Met de directie van het Jongenstehuis Ivo Cornelis werd overeengekomen dat het huis, gelegen aan de Hooiendonkstraat 40 te Heffen, tijdelijk als standplaats voor herstelbemiddeling meerderjarigen kon gebruikt worden, dit in afwachting van een gemeenschappelijke locatie voor de verschillende projecten binnen het arrondissement. Komende uit het “warme nest” van het BAL-team, was ik maar al te blij dat ik mij kon aansluiten bij deze groep van praktijkwerkers. In functie van de selectie van dossiers werd met de heer De Muyer, de verbindingsmagistraat voor herstelbemiddeling, afgesproken dat om de twee weken een overleg zou plaatsvinden op zijn kabinet. En zo kon ik beginnen in de eerste dossiers in het Mechelse. Naast het zoeken van de weg (als Limburgse) op huisbezoeken, vond ik het als herstelbemiddelaar ook belangrijk mijn weg te vinden in de reeds bestaande overlegstructuren. Op uitnodiging van de herstelconsulente nam ik deel aan de “Werkgroep Herstelgerichte detentie” waar praktijkwerkers van slachtofferonthaal, slachtofferhulp, justitieel welzijnswerk, het justitiehuis, schadebemiddeling, aalmoezeniers en cipiers samen denken en werken aan een meer herstelgerichte justitie. Het bleek een goed kanaal te zijn voor verder overleg en sensibilisering. Het ‘herstelvuur’ wakkerde aan! Maar al gauw kwamen de donderwolken aandrijven... In september 2002 kondigde de Federale Overheidsdienst Justitie aan dat de uitbreidingsovereenkomst, begin 2002 aangegaan met de vzw Suggnomè, die ondermeer voorzag in één voltijds statuut voor het arrondissement Mechelen, niet zou worden gecontinueerd. Eind september werd het bericht bevestigd. Dit betekende voor mezelf dat ik van de ene op de andere dag gedwongen werkloos werd en voor Mechelen het opschorten van de herstelbemiddelingspraktijk. De raad van bestuur van Suggnomè nam echter de optie om de praktijk in Mechelen hoe dan ook te continueren. Twee weken later kreeg ik het verlossende telefoontje dat er ruimte was gevonden binnen Suggnomè om mij terug halftijds aan te werven. Enthousiast nam ik terug contact op met de mensen in dossiers die nog niet werden afgesloten, met de stuurgroepleden, met de praktijkwerkers. Maar met in het achterhoofd de woorden van Leo: met een halftijdse éénmanspost kan je niet meer zijn dan een waakvlam; zien dat het vuur niet uitdooft, hopend op meer middelen…
156
Ook het project schadebemiddeling werd geconfronteerd met een mogelijke stopzetting van de subsidiëring. Deze onzekere situatie heeft mede tot gevolg gehad dat de gesprekken over een gemeenschappelijke locatie zijn stilgevallen. Vermits het engagement van het Jongenstehuis Ivo Cornelis maar liep tot december 2002 en mede ingegeven door budgettaire overwegingen diende ik noodgedwongen te verhuizen naar de bemiddelingsdienst in Leuven. Het mag duidelijk zijn dat de hoopvolle start van herstelbemiddeling meerderjarigen in het arrondissement Mechelen wordt overschaduwd door de bestaansonzekerheid van het project. Ik kan een gevoel van verslagenheid dan ook niet onder stoelen of banken steken. Toch wil ik iedereen bedanken die heeft bijgedragen tot een begin van bemiddelingspraktijk in Mechelen en samen met hen hoop ik op betere tijden! In wat volgt wil ik de lezer een zicht geven op de wijze waarop de concrete bemiddelingspraktijk zich tot nu ontwikkelde. In het eerste deel wordt de interne werking en structuur van de dienst uit de doeken gedaan, op het niveau van de stuurgroep, het begeleidingsteam en het team samenwerkingsverband. Vervolgens worden de cijfers van het project gegeven en besproken. U krijgt hier informatie over de bemiddelingsdossiers, de aard van de feiten, de daders en slachtoffers en het verloop van het bemiddelingsproces. Tenslotte tracht ik in het besluit de uitdagingen voor 2003 weer te geven.
157
1. Interne werking en structuur van de dienst 1.1.
De stuurgroep
In de stuurgroep arrondissement Mechelen zetelen vertegenwoordigers van volgende instanties: de Rechtbank van Eerste Aanleg, het Parket van de Procureur des Konings Mechelen, de Orde van Advocaten Mechelen, het Justitiehuis Mechelen, vzw Welzijnshuis, de gevangenis van Mechelen, vzw Jongenstehuizen Ivo Cornelis, de politionele diensten Lier en Mechelen, vzw OSBJ, de Sociale Dienst bij de jeugdrechtbank en vzw Suggnomè. De onderzoeksrechters verzochten voorlopig niet in het protocol te worden opgenomen, wegens grote reserves inzake de opportuniteit om het bemiddelingsaanbod te combineren met een nog lopend onderzoek. De stuurgroep kan bijdragen tot het realiseren van een uniform beleid voor herstelgerichte afhandelingsvormen in het gerechtelijk arrondissement Mechelen. Concreet zijn dit de verschillende projecten van ons samenwerkingsteam, nl. schadebemiddeling, gemeenschapsdienst, herstelbemiddeling en vorming voor minderjarigen en herstelbemiddeling meerderjarigen. Knelpunten in de werking van de diensten worden besproken en in de mate van het mogelijke opgelost. We geven hieronder een overzicht van thema’s die in 2002 door de stuurgroep werden behandeld. In het kader van dit jaarverslag focussen we hierbij vooral op herstelbemiddeling meerderjarigen. De stuurgroep kwam in vergadering bijeen op 26 maart, 4 juni, 3 september en 31 oktober 2002. Tijdens de eerste bijeenkomst van 2002 werd mevr. Erika Fieuws van harte onthaald als nieuwe voorzitster. Naast de aandacht voor de opvolging van de praktijk werden de stappen in de richting van een gemeenschappelijke locatie systematisch besproken. Zoals reeds vermeld blijft de principiële optie voor gemeenschappelijke huisvesting van de verschillende werkingen aangehouden maar heeft de onzekere periode eind vorig jaar een en ander vooruitgeschoven. De onzekere situatie van een aantal werkingen ten gevolge van budgettaire ingrepen vanwege het beleid werd binnen de stuurgroep besproken en in een schrijven gericht aan minister van Justitie M. Verwilghen geproblematiseerd. Op vlak van de samenstelling van de stuurgroep werd in functie van de werkbaarheid beslist dat een afvaardiging van praktijkwerkers zou participeren. Geconfronteerd met een aantal vragen naar direct contact tussen partijen in de fase van de strafuitvoering werd besloten dat de herstelbemiddelaar meerderjarigen deze dossiers ten experimentele titel kan opnemen met dien verstande dat ook andere diensten betrokken op deze thematiek hun verantwoordelijkheid blijven opnemen. Uit de eerste bemiddelingsdossiers werd duidelijk dat een overleg met de onderzoeksrechters zich aandiende. Zoals reeds vermeld namen de onderzoeksrechters, tijdens de voorbereidende
158
besprekingen in functie van de opstart van herstelbemiddeling meerderjarigen in Mechelen, het standpunt in dat herstelbemiddeling in dossiers in gerechtelijk onderzoek niet kan. Men ziet een aantal juridische bezwaren waaraan (vooralsnog) niet wordt tegemoetgekomen en men wil de ervaringen in andere dossiers afwachten vooraleer het gesprek hierover opnieuw aan te gaan. Verder kwamen volgende thema’s nog ter sprake: het jaarverslag 2001, de stand van zaken m.b.t. het vereffeningsfonds provincie Antwerpen, de ontwikkelingen in het kader van het jeugdsanctierecht, de werkzaamheden binnen de werkgroep Herstelgerichte detentie: “Slachtoffer -dadercommunicatie” binnen de gevangenis, sensibilisering, overeenkomsten in dossiers herstelbemiddeling minderjarigen.
1.2.
Het begeleidingsteam
Volgens het protocol wordt het begeleidingsteam op initiatief van de bemiddelaar samengesteld, om overleg te hebben over de concrete dossiers van herstelbemiddeling en om de bemiddelaar waar nodig te adviseren. Het betreft een methodische ondersteuning en uitwisseling op basis van een specifieke deskundigheid. Het begeleidingsteam heeft voor de bemiddelaar vier functies: - directe en praktische ondersteuning in de concrete casussen; - bewaken van het tijdsverloop en de neutrale positie van de bemiddelaar; - thematiseren van moeilijkheden in het werkveld en praktijkoverstijgend nadenken over methodiek en alle aspecten van het bemiddelingswerk; - betrokkenheid van de andere partners binnen het justitiële veld vergroten en tevens het gedachtegoed van herstelrecht verder bekend maken aan de hand van concrete voorbeelden. Overbevraging en tijdsdruk binnen het eigen werk van de partners (slachtofferhulp, daderhulp, slachtofferonthaal, herstelconsulente, balie, justitiehuis) alsook de onzekere toekomst van het project zorgden ervoor dat dit begeleidingsteam nog niet werd opgestart. Er werd afgesproken dat men elkaar in tussentijd telefonisch kan raadplegen. De bemiddelaar kan voor directe en praktische ondersteuning in dossiers beroep doen op het samenwerkingsteam en het interregionaal overleg met collega-bemiddelaars van Antwerpen, Tongeren, Hoogstraten en Leuven.
1.3.
Team samenwerkingsverband
Om de veertien dagen hebben de veldwerkers van de verschillende projecten in het arrondissement Mechelen een overleg waarbij praktische afspraken worden gemaakt, de stuurgroep wordt voorbereid, gezamenlijke initiatieven worden besproken (vb. jaarverslag) alsook concrete dossiers en de mogelijke knelpunten hierin. Tevens kan het team bij dossierbespreking versterkt worden met externe deskundigen. Zij kunnen het team informeren en adviseren vanuit hun specifieke werkterrein. De bedoeling is het team deskundig te ondersteunen mede met de bedoeling het teamoverleg als intervisiemoment voor de praktijkwerkers te laten functioneren.
159
2. Herstelbemiddeling meerderjarigen Mechelen in cijfers Tabel 1: aanvragen A. Aantal aanvragen in 2002 B. Aantal dossiers in beraad C. Aantal niet opgenomen aanvragen D. Aantal oneigenlijke aanvragen
24 0 12 1
E. Aantal opgenomen dossiers (als de bemiddelingsdienst effectief een aanbod doet) F. Aantal opgenomen dossiers (als de bemiddelingsdienst een gedeelte van een aanbod / een volledig aanbod doet in een dossier van een collega uit een ander arrondissement of project FSU)
11 /
In totaal had de bemiddelaar in het kader van de selectie 9 keer een onderhoud met verbindingsmagistraat voor herstelbemiddeling, Dhr. De Muyer. Van de 24 aanvragen, werden er 20 dossiers ingelezen. Hiervan werden er 11 geselecteerd. Toelichtingen bij de niet opgenomen aanvragen (C) - Een dossier weigering bezoekrecht werd doorverwezen naar de neutrale ontmoetingsruimte. - In vijf dossiers ontkenden de daders de feiten. - Een aanvraag van een dader, die op strafeinde was, werd doorverwezen naar de collega’s bemiddeling in de strafuitvoeringsfase. - Een aanvraag van een slachtoffer betrof een dossier dat niet gekend was bij het parket van Mechelen. - In twee dossiers die nog in onderzoek waren kregen we geen mandaat van de onderzoeksrechter om te bemiddelen. - In een dossier waarin de dader was aangehouden en het gerechtelijk onderzoek reeds afgesloten was bleek de periode voor de zitting te kort te zijn om te kunnen bemiddelen. - Een dossier bevond zich op het niveau van het Hof van Beroep, waarmee we (nog) geen samenwerkingsverband hebben, waarop door het parket gesteld werd dat we het dossier niet konden inzien en geen mandaat zouden krijgen. Toelichtingen bij de oneigenlijke aanvragen (D) Een vraag van een dader in een dossier van een dodelijk verkeersongeval, betrof de dossierinzage en een aantal vragen bij het onderzoek. Dit dossier werd doorverwezen naar slachtofferonthaal. Tabel 2: aanbod dossiers 1. Aantal dossiers uit 2001, overgedragen naar 2002, en afgesloten 2. Aantal dossiers uit 2001, overgedragen naar 2002, nog lopend 3 . Aantal nieuwe dossiers in 2002, afgesloten in 2002 4. Aantal nieuwe dossiers in 2002, nog niet afgesloten
0 0 7 4 11
Totaal
160
Vermits de bemiddelingsdienst Mechelen van start is gegaan op 1 april 2002, bevatten de eerste twee categorieën geen dossiers. In 11 dossiers werd een schriftelijk bemiddelingsaanbod gedaan, waarvan 7 dossiers werden afgesloten in 2002. Tabel 3: aantal feiten, aantal daders en slachtoffers, aantal potentiële en effectieve bemiddelingsprocessen in de overgedragen dossiers (1 en 2) en de nieuw opgenomen dossiers (3 en 4) Volgnummer
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. Totaal
Aantal feiten
1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 12
Aantal daders
Aantal slachtoffers
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 4 14
1 1 2 1 1 2 1 1 1 3 1 15
Aantal potentiële Aantal effectieve bemiddelingsbemiddelingsprocessen processen
1 1 2 1 1 2 1 1 1 3 4 18
1 1 2 1 1 2 0 1 1 3 4 17
In één dossier kwam het niet tot een effectieve bemiddeling. Aan het slachtoffer werd telefonisch het aanbod uitgelegd en een huisbezoek gepland, maar zij was niet thuis op het moment van de afspraak. Het aanbod werd nogmaals schriftelijk gedaan. Het slachtoffer koos ervoor niet meer te reageren. Dit werd gecommuniceerd naar de dader. Het dossier werd gesloten. Het aantal daders en slachtoffers dat hier vermeld wordt, is het aantal dat in de gerechtelijke dossiers stond vermeld als slachtoffer/benadeelde en dader. Het aantal direct betrokken personen in een bemiddeling ligt echter vaak veel hoger: partner, ouders, buren,… Zo werd bijvoorbeeld in een dossier van een dodelijk verkeersongeval met alcoholintoxicatie bemiddeld tussen de dader en de familie van de overledenen, bestaande uit 8 personen, maar hier geteld als 1 slachtoffer (de vertegenwoordiger van de familie, die zich ook heeft opgegeven als benadeelde partij).
161
-
1
diefstal bij nacht met braak
1 6
Persoonsdelicten -
-
opzettelijke slagen en verwondingen met werkonbekwaamheid opzettelijke slagen en verwondingen opzettelijke slagen en verwondingen zonder oogmerk te doden, met dood tot gevolg poging moord
Totaal
Andere (PSD)
Ander bemiddelaar
Herstelconsulent
Slachtoffer
Dader
SOP
Slachtofferhulpverlener
Daderhulpverlener
Advocaat
Onderzoeksrechter
Parket
Verbindingsmagistraat
Aard van de feiten Vermogensdelicten
Verwijzer
Tabel 4: aard van de feiten in de nieuw opgenomen dossiers naargelang verwijzer (E)
1
1 1
1
2 3
Zedendelicten -
verkrachting minderjarige <10j verkrachting minderjarige >10<14j verkrachting met geweld minderjarige <10j
1 1 1
1
Verkeersdelicten -
Totaal
onopz. doodslag met de dood tot gevolg met alcoholintoxicatie en vluchtmisdrijf
1 5
2
3
1
11
Deze tabel geeft de verwijzers aan van de dossiers die effectief zijn opgenomen. Wij hebben hiernaast ook verwijzingen doorgekregen van slachtofferonthaal, slachtofferhulp, de herstelconsulent en via een slachtoffer. Maar na dossierinzage en overleg met de verbindingsmagistraat werd beslist in deze dossiers geen bemiddelingsaanbod te doen. (Zie toelichtingen bij tabel 1.) Van de onderzoeksrechters in Mechelen komen geen doorverwijzingen, vermits zij het protocol niet hebben ondertekend. Ook advocaten blijken tot nu geen actieve doorverwijzers. We merken wel dat de concrete samenwerking met de advocaten vlot verloopt in de dossiers.
162
De eerste dossiers in Mechelen betreffen voornamelijk persoons- en zedendelicten.
163
Tabel 5: aantal, statuut en geslacht van daders en slachtoffers wat betreft de potentiële en effectieve bemiddelingsprocessen (E) Statuut en geslacht Natuurlijke personen - Man - Vrouw Rechtspersonen Totaal
Potentiële bemiddelingsprocessen slachtoffers daders totaal 15 14 29 5 14 19 10 0 10 0 0 0 15 14 29
Effectieve bemiddelingsprocessen slachtoffers daders totaal 14 13 27 5 13 18 9 0 9 0 0 0 14 13 27
In de 11 dossiers werd aan 29 betrokkenen het bemiddelingsaanbod gedaan. Onder de daders bevindt zich geen enkele vrouw, bij de slachtoffers daarentegen zijn de vrouwen in de meerderheid. Tabel 6: leeftijd daders en slachtoffers bij aanvang van de bemiddeling Potentiële bemiddelingsprocessen Leeftijden dader slachtoffer totaal < 18 jaar 1 2 3 18 t/m 25 jaar 6 2 8 26 t/m 35 jaar 1 3 4 36 t/m 45 jaar 2 5 7 46 t/m 55 jaar 3 1 4 > 55 jaar 1 0 1 Leeftijd niet / 2 2 gekend Rechtspersonen / / /
Effectieve bemiddelingsprocessen dader slachtoffer 1 2 6 2 1 2 1 5 3 1 1 0 / 2 /
/
totaal 3 8 3 6 4 1 2 /
In drie dossiers werd het aanbod geformuleerd aan minderjarigen en hun wettelijke vertegenwoordigers. In één dossier betrof het twee minderjarige daders die samen met twee meerderjarigen de feiten hadden geplaagd. Bij aanvang van de bemiddeling was één minderjarige achttien jaar geworden. In overleg met de collega’s voor bemiddeling met minderjarigen en hun verwijzers werd overeengekomen dat dit dossier volledig door de bemiddelaar meerderjarigen werd opgenomen, louter om praktische redenen. In twee andere dossiers ging het over minderjarige slachtoffers. In de praktijk werd er voornamelijk gewerkt met de ouders van deze slachtoffers.
Tabel 7: verloop van de bemiddelingsprocessen Bemiddelingsproces - volledig doorlopen (BVD) - met schriftelijke overeenkomst - zonder schriftelijke overeenkomst - voortijdig gestopt (BVG) - dader haakt af - slachtoffer haakt af - dader en slachtoffer haken af - bemiddelaar stopt - andere
Aantal 3 1 1
3
164
4 4
Toelichting bij de volledig doorlopen bemiddelingsprocessen In drie bemiddelingsprocessen kwam men tot een schriftelijke overeenkomst, die werd toegevoegd aan het gerechtelijk dossier. In het vierde bemiddelingsproces vonden de partijen het niet wenselijk om iets van het bemiddelingsproces en de afspraken op papier te zetten. De bemiddeling had voor hen voornamelijk een puur morele betekenis. Toelichting bij de voortijdig gestopte bemiddelingsprocessen In het eerste proces haakte de dader af omwille van persoonlijke redenen die het hem moeilijk maakten zich verder te engageren in de bemiddeling. In een tweede bemiddelingsproces werd de dader door de Raadkamer geïnterneerd. Vermits de drie partijen, zoon als dader en vader & moeder als slachtoffer, deze gang van zaken allen onderschreven, waren zij van mening dat bemiddeling niet meer nodig was. Tijdens het bemiddelingsproces kwam in een derde dossier de dader vrij onder voorwaarden, met als belangrijkste voorwaarde: “geen contact met het slachtoffer, enkel via advocaat of familie”. Uit navraag bleek dat contact tussen dader en slachtoffer niet kon , ook niet in het kader van een bemiddeling, dit ondanks de uitdrukkelijke vraag van beide partijen voor een “gesprek -rond-de-tafel”. Na overleg werd de bemid deling noodgedwongen gestopt. Bij jaareinde zijn nog 9 bemiddelingsprocessen lopende. Tabel 8: aard van de relatie dader-slachtoffer in de effectieve bemiddelingsprocessen Aard van de relatie Onbekenden Relatie - familie / partnerrelatie - ex-partner - buren / kennissen - vaag / van ziens - klant / uitbater - eigenaar / huurder - school / ex-leerling - werk - andere Niet gekend Totaal
Aantal effectieve bemiddelingsprocessen / 6 / 1 1 / / / / / / 8
In alle dossiers kenden de partijen elkaar reeds voor het delict. Als bemiddelaar moet je hier rekening mee houden. Het kan belangrijk zijn een stukje voorgeschiedenis mee op te nemen in de bemiddeling, maar anderzijds is een goede afbakening ook aangewezen. Het is immers niet de bedoeling om aan relatietherapie of scheidingsbemiddeling te doen. We merken dat deze processen ook moeilijker af te sluiten zijn. Het proces situeert zich immers in een ruimere context en partijen dienen het gebeuren in die context te integreren.
165
Tabel 9: aard van het bemiddelingsproces Aard van de bemiddeling Indirecte bemiddeling Directe bemiddeling Totaal
Aantal bemiddelingsprocessen 8 / 8
In alle bemiddelingsprocessen bleef het bij een indirecte bemiddeling. Nochtans geeft de bemiddelaar van bij de start en doorheen het gehele proces aan dat een gesprek met de tegenpartij mogelijk is indien men dit zou wensen. Wanneer we de dossiers bekijken dan zien we dat 2 bemiddelingsprocessen feiten van incest betreffen. Hierin werd overeengekomen hoe men zou omgaan met een vrijlating en het verdere contact tussen de vader en zijn zoon en dochter. De partijen zullen hierin verder worden begeleid door een therapeute, waarvan de kosten zullen gedragen worden door de vader. Partijen vonden het nog te vroeg voor een direct contact in het kader van bemiddeling. In een ander bemiddelingsproces werd het de partijen verhinderd om tot een directe bemiddeling te komen, doordat de dader zoals in voorgaande reeds vermeld, als voorwaarden kreeg “geen contact met slachtoffer, enke l via advocaat of familie”. De bemiddeling werd stopgezet. Twee bemiddelingsprocessen betreffen het dossier waarin de dader geïnterneerd werd. De dader, zoon van de slachtoffers werd zowel door de vader als de moeder naderhand terug bezocht. Tabel 10: de overeenkomsten Inhoud van de overeenkomst Ernst van feiten en gevolgen, gezamenlijke visie over de schadevergoeding, over de te volgen therapie Betaling van de ziekenhuiskosten Excuses, ernst van feiten en gevolgen, gezamenlijke visie over de te volgen behandeling, de schadevergoeding, elkaar met rust laten
Aantal 1 1 1
We zien dat een overeenkomst veelal een verzameling is van verschillende elementen. Met “gezamenlijke visie over de schadevergoeding” bedoelen we dat de partijen het wel eens zijn over de inhoudelijke invulling, maar het moeilijk vonden om hier een bedrag op te plakken. Zij beslisten dit over te laten aan de wijsheid van de rechter op zitting. Een overeenkomst is een werkinstrument, dat op aanwijzingen van de partijen, door de bemiddelaar vaak twee tot drie keer herschreven wordt. Het proces dat partijen doorlopen voorafgaand aan een eventuele overeenkomst is moeilijk te vatten op schrift. In een aantal dossiers vonden de partijen het ook niet wenselijk om dit diep menselijke proces in een geschreven overeenkomst te gieten. Het is dan ook onze mening dat het hanteren van een schriftelijke overeenkomst als enig criterium voor een geslaagde bemiddeling geen recht doet aan het engagement van partijen.
166
Tabel 11: tijdsverloop van de bemiddelingen (BVD+BVG) Tijdsverloop Tussen datum van de feiten en vertrek brief parket
Gemiddeld aantal dagen over alle bemiddelings-processen 1049
Mediaan
11
8
95
125
85
47
Tussen datum van vertrek brieven en het eerste contact met partijen Tussen datum van vertrek brief en afsluiting van het bemiddelingsproces Tussen datum eerste contact met partijen en afsluiting van het bemiddelingsproces
20
Het gemiddeld aantal dagen tussen de feiten en het vertrek van de brief vanuit het parket bedraagt 1049. Dit is zo hoog omdat in één dossier de feiten dateren van 1981. Er werd klacht neergelegd in 2002. Wanneer we naar de andere dossiers kijken, zitten er gemiddeld een twintigtal dagen tussen de feiten en het aanbod. Een bemiddelingsproces neemt gemiddeld 85 dagen of bijna 3 maanden in beslag. Tabel 12: duur van de bemiddelingsperiode in dagen voor bemiddelingsprocessen die volledig werden doorlopen met of zonder schriftelijke overeenkomst (BVD) N=
Kortste bemiddeling Algemeen 30 In bemiddelingsprocessen met overeenkomst 30 In bemiddelingsprocessen zonder overeenkomst 127
Langste bemiddeling 217 127 127
Gemiddelde bemiddelingstijd 173 65 127
Tabel 13: redenen voor het niet opstarten van het bemiddelingsproces Reden: bemiddeling niet opportuun dader is onbereikbaar dader weigert bemiddelingsaanbod slachtoffer is onbereikbaar slachtoffer weigert bemiddelingsaanbod dader en slachtoffer zijn onbereikbaar dader en slachtoffer weigeren het bemiddelingsaanbod Andere Totaal
Totaal / / / / 1 / / / 1
In dit dossier had ik een eerste gesprek met de dader. Het slachtoffer contacteerde mij en we maakten een afspraak voor een huisbezoek. Bij aankomst bleek zij niet thuis te zijn. Op het tweede schriftelijk aanbod kwam geen reactie meer van het slachtoffer. Dit dossier werd afgesloten met een tweede gesprek met de dader waarin de situatie werd toegelicht .
167
Besluit In de periode april tot december 2002 kregen 29 partijen een aanbod voor bemiddeling. Hieruit volgden 17 effectieve bemiddelingsprocessen, waarvan er 8 werden afgesloten. In 3 bemiddelingsprocessen kwam het tot een schriftelijke overeenkomst. In de andere dossiers was het mijn ervaring dat partijen er enerzijds voor kiezen het eerder morele proces niet op papier te zetten en anderzijds er een aantal externe oorzaken zijn waarom een bemiddeling vroegtijdig wordt stopgezet. Het is echter tevens mijn ervaring dat er doorheen deze bemiddelingsprocessen wel werd tegemoet gekomen aan de behoeften van de daders en slachtoffers. Ik kan mijn collega’s dus beamen in de stelling dat een geslaagde bemiddeling niet gelijk is aan een bemiddeling met schriftelijke overeenkomst. De verdere bekendmaking van het aanbod blijft een uitdaging naar het volgende werkjaar toe. De meeste dossiers bereiken onze dienst via het parket. Slechts een gering aantal via slachtofferhulp en/of daderhulp. In het voorbije jaar werd er niet één dossier expliciet via de advocatuur aangereikt. Verder is het zeker de bedoeling om in 2003 een begeleidingsteam op te richten. Enerzijds is er de honger van de bemiddelaar om ondersteund te worden in concrete dossiers en een beroep te kunnen doen op de deskundigheid die aanwezig is bij de verschillende diensten in Mechelen. Anderzijds krijgt de bemiddelaar individueel, maar ook vanuit de verschillende overlegstructuren (Werkgroep Herstelgerichte Detentie, Stuurgroep) vele vragen over de concrete invulling van een bemiddeling. Rekening houdend met de drukke agenda’s kan overwogen worden om het begeleidingsteam te laten aansluiten op de “Werkgroep Herstelgerichte Detentie”. Mechelen bedienen vanuit Leuven is zeker geen evidentie. Een andere huisvestiging dringt zich op, maar de werkelijkheid is complex. De praktijkwerkers blijven achter de keuze staan om één arrondissementele dienst te vormen, maar het vinden van betaalbare kantoren blijkt moeilijk te zijn. De subsidiëringsafbouw gooit hier nog extra roet in het eten. De volharding die echter deze groep van praktijkwerkers aan de dag legt, geeft een extra gevoel van verbondenheid, een bedankje is hier op zijn plaats aan Luc, Cisse, Pieter, Katja, Ilse, Rudy en Cheryl.
168
Bijlagen 1. Activiteiten naast het eigenlijke bemiddelingswerk Informatie / vorming aan derden -
-
Voorstelling van herstelbemiddeling aan: o Welzijnsteam: 15 april o Werkgroep Herstelgerichte Detentie: 25 april o Politie Mechelen: 16 mei o Beklaagden gevangenis Mechelen: 21 mei o Justitiehuis: 15 juli o Slachtofferhulp en Justitieel Welzijnswerk: 18 juli o Penitentiaire beambten gevangenis Mechelen: 25 oktober o Gezondheidszorg en Bijzondere Jeugdzorg: 12 november Interview stagiaire vzw Suggnomè: 2 december
Extern overleg -
Dossierselectie Parket: om de twee weken Teamvergadering samenwerkingsverband: om de drie weken Overleg met directeur en herstelconsulente gevangenis Mechelen: 11 april Overleg met slachtofferonthaal Mechelen: 15 mei Overleg met slachtofferonthaal en verbindingsmagistraat: 27 mei Begeleidingsteam Leuven: 3 april, 15 mei Overleg met herstelconsulente Mechelen: 16 mei, 27 juni Overleg met coördinator Justitieel Welzijnswerk Mechelen: 24 juli Overleg met coördinator Slachtofferhulp Mechelen: 25 juli Werkgroep Herstelgerichte Detentie: 27 augustus, 21 oktober Overleg met herstelconsultente, slachtofferonthaal en slachtofferhulp: 17 oktober Overleg met verbindingsmagistraat en vzw Suggnomè: 22 oktober
Genoten vorming -
Vorming Ondersteuningsstructuur Bijzondere Jeugdbijstand: “Verzoening en vergeving”: 18 april Posthogeschoolvorming “Methodiek van de bemiddeling”: 19 en 26 april; 3,17, 24 en 31 mei Introductiecursus Suggnomè: 29 en 30 mei; 6 en 7 juni Samenspraak: o 27 september: Solidaire veroordeling o 16 december: Vrijwilligheid Studiedag: “Seksuele delinquentie en allochtonen” – Mechelen Justiehuis – 23 september
Varia -
Supervisie: 7 juni, 30 augustus, 15 november, 6 december Overleg en bezoek aan de eventuele gemeenschappelijke locatie Mechelen: 9 juli 169
2. Het samenwerkingsteam Sinds 1996 is er zowel bij de Stad Lier als bij de Stad Mechelen een project alternatieve gerechtelijke maatregelen (AGM) lopende. Deze projecten behelzen de gemeenschapsdienst voor minderjarigen en de schadebemiddeling op politieniveau en kaderen binnen het Veiligheids- en Samenlevingscontract (Globaal Plan) dewelke ressorteren onder het Ministerie van Justitie. Voor de Stad Lier voorziet het Globaal Plan subsidies voor twee halftijdse medewerkers. Daarvan wordt momenteel één plaats ingevuld door Ilse Goovaerts die instaat voor zowel de gemeenschapsdienst als de schadebemiddeling. De dienst bevindt zich in het Lierse Politiecommissariaat en heeft als werkterrein het oostelijk deel van het gerechtelijk arrondissement Mechelen. Bij de Stad Mechelen werden via het Globaal Plan twee voltijdse personeelsleden aangeworven. Het betreft Cheryl Keepers voor de gemeenschapsdienst en Rudy Vanpee voor de schadebemiddeling. Deze medewerkers zijn ondergebracht in het Mechelse Politiecommissariaat en nemen het westelijk deel van het arrondissement voor hun rekening. Tot vóór de samenwerkingsafspraken met B.I.C. medio juni 2000 verzorgden deze beide diensten de gemeenschapsdienst voor minderjarigen en de bemiddeling voor min- en meerderjarigen. De bemiddelings- en begeleidingsdienst Ivo Cornelis (B.I.C.) te Heffen wordt sinds november 1999 erkend als project van de Jongenstehuizen Ivo Cornelis vzw en gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap. Hun erkenning omvat drie luiken ten aanzien van minderjarigen: herstelbemiddeling op jeugdrechtbank- en parketniveau, vorming en gemeenschapsdienst op jeugdrechtbankniveau. Voor deze opdracht werden drie personeelsleden aangeworven: Katja Verschooten (tijdens zwanger- en ouderschapsverlof vervangen door Pieter Verbeeck), Francis Pauwels en Luc Grielens. Zij werken binnen het gehele arrondissement Mechelen. Teneinde o.a. versnippering van het beleid te voorkomen, duidelijkheid te scheppen naar de verwijzende instanties en een adequate inzet van personeel en middelen na te streven, werd tussen deze drie diensten medio juni 2000 afgesproken dat B.I.C instaat voor (1) de herstelbemiddeling minderjarigen alsook (2) de vorming voor minderjarigen. Stad Lier en Stad Mechelen verzorgen (3) de schadebemiddeling meerderjarigen en (4) de gemeenschapsdienst minderjarigen. De vzw Suggnomè heeft in de loop van 2001 tevens de nodige stappen ondernomen om in Mechelen een praktijk van herstelbemiddeling tussen meerderjarige daders en slachtoffers van relatief ernstige misdrijven op te starten. Sinds het voorjaar 2002 werd de herstelbemiddelaar meerderjarigen, Tina Jammaers, aangeworven en voegde zij zich bij het team samenwerkingsverband.
170
Inleidende beschouwingen Op vrijdag 16 juni 2000 werd de bemiddelingsdienst Oudenaarde boven de doopvont gehouden. Wouter De Cuyper kreeg de moeilijke en vooral eenzame opdracht om het peterschap op zich te nemen en de dienst verder te laten groeien. Gedurende twee jaren voerde hij die taak uit op een gedreven manier, waarna hij de fakkel aan ondergetekende doorgaf. Ik wens Wouter te danken voor zijn niet aflatende inzet en idealisme. Wat kan een jonge man meer doen dan hopen en naar best vermogen handelen, wanneer de eerstgeborene te vroeg ter aarde komt, in een couveuse belandt en men verplicht is een doek voor de mond te houden om het kind niet te besmetten en het zacht, al te zacht te behandelen om het niet de onvolgroeide botten te breken? Voorwaar geen vanzelfsprekende taak en al helemaal niet wanneer blijkt dat de handleiding van de couveuse bijzonder complex is. Ik spreek hierbij de hoop uit dat Wouter mag ervaren dat het leven een weg is met meerdere baanvakken waar bovendien verschillende snelheidsbeperkingen gelden. Dromen, idealen, woorden en daden leiden in dezelfde richting, maar vandaag de dag is het een heksentoer om het juiste vak te kiezen, heelhuids in te halen of de juiste afslag te bereiken, dat weet elke zwakke weggebruiker. Het is verleidelijk om op één baanvak te blijven of om een gepantserde wagen aan te schaffen en ongestoord koers te varen. Maar het bewuste rijden, Wouter, wat een vreugde ligt daar niet in? Het raam open, de haren in de wind, de muziek meebrullen, dromen van de eindbestemming, slakken voorbijsteken, verwaande snelheidsduivels de doorgang belemmeren, af en toe een gemeende middelvinger opsteken, remmen voor leuke mongooltjes die al zwaaiend oversteken, enzovoort, enzovoort, wie zou dat allemaal willen missen? Op 1 juni 2002 trad ik te Oudenaarde in dienst als herstelbemiddelaar. Het spreekt voor zich dat een dergelijke wissel, midden het werkjaar, gevolgen had voor de werking van de dienst. Dossiers dienden overgedragen te worden en ik moest de werkwijze, gewoontes, diensten en mensen leren kennen. Bovendien had ik te weinig praktijkervaring, hetgeen inhield dat ik ervoor koos in het begin voorzichtig en strikt te zijn in de uitvoering van de werkingsprincipes. In zoverre de werkingsprincipes echter geen blind na te volgen wetten zijn, maar richtlijnen, begrijpt de lezer ongetwijfeld dat dit eerste halve werkjaar niet toelaat om een echte balans op te maken. Bovendien werd in 2002 een nieuw registratie uitgeprobeerd, waardoor bleek dat de oude registratiemethode niet altijd de nodige gegevens verschafte. Wat de dossiers betreft waarin ik niet gewerkt had, was het vaak onmogelijk de noodzakelijke gegevens te leveren zodat bijvoorbeeld de berekening van de tijdsduur van bemiddelingen niet uitgevoerd kon worden. Ik opteerde ervoor om me niet te wagen aan vage becijferingen of inschattingen. Met cijfers kan je zowel wit als zwart bewijzen en het is noodzakelijk een kwalitatieve duiding te verschaffen. Een dergelijke duiding vereist een volledig zicht op zaken. Ik vraag de lezer dan ook de weergave van de praktijk te interpreteren zoals ze is: een onvolledige statische analyse waarvan de onderliggende verklaringen complex en meerduidig zijn. In de mate van het mogelijke zal ik tekst en uitleg verschaffen bij de cijfergegevens, maar voor een meer correcte weergave van de bemiddelingspraktijk te Oudenaarde verwijs ik de lezer dan ook reeds naar het jaarverslag van 2003.
170
1. Interne werking en structuur van de dienst 1.1.
De stuurgroep
Het concept van de stuurgroep vindt zijn grondslag in artikel 4 van het ‘Basisprotocol Bemiddeling Delictsituaties’ dat voor Oudenaarde op 16 juni 2000 ondertekend werd door volgende partijen: het parket van de Procureur des Konings, het justitiehuis, CAW ZuidoostVlaanderen afd. Kompas, de politionele diensten, en vzw Suggnomè. Enkel de balie te Oudenaarde heeft het protocol voorlopig niet ondertekend. Ondertussen is er wel een vertegenwoordiger van de balie aanwezig op de stuurgroepvergaderingen. Elk van de ondertekenende partijen vaardigde één vaste vertegenwoordiger af in de arrondissementele stuurgroep en duidde een plaatsvervangende vertegenwoordiger aan. Voorzitter van de stuurgroep was net als in 2000 en 2001 de heer Geert Merchiers, Eerste Substituut Procureur des Konings te Oudenaarde. De vergadering werd gewoonlijk voorbereid door de herstelbemiddelaar in overleg met de voorzitter, en ontwikkelde langzaam een aangepaste vaste agenda met volgende punten: goedkeuring en opvolging verslag van de vorige vergadering, herstelbemiddeling meerderjarigen en het activiteitenverslag van de herstelbemiddelaar, herstelbemiddeling minderjarigen/politieniveau/fase strafuitvoering, en de stand van zaken binnen de andere gerechtelijke arrondissementen en Suggnomè vzw. De stuurgroep kwam in 2002 zesmaal bijeen: met name op 16 januari, 20 maart, 22 mei, 25 juni, 25 september en 28 november. De stuurgroep heeft als doel om een meer op herstel gerichte strafrechtsbedeling tot stand te brengen en hiertoe concrete initiatieven te nemen of te ondersteunen. In eerste instantie spitste de stuurgroep zich logischerwijze toe op het project ‘herstelbemiddeling meerderjarigen’. Naarmate dit project gestalte krijgt is het belangrijk dat de stuurgroep tevens andere initiatieven start of opvolgt teneinde het doel voor ogen te houden. In 2002 werd dit nagestreefd door onder meer te werken rond het herstelrecht in de fase van de strafuitvoering (herstelconsulent en de problematiek van de schuldbemiddeling in de gevangenis), de herstelbemiddeling voor minderjarigen en het herstelrecht op politieniveau. De brede focus op een herstelgerichte strafrechtsbedeling en de verbreding van het draagvlak blijft hét aandachtspunt voor de toekomst. Hoopgevend is de opstart van de herstelbemiddeling voor minderjarigen in Oudenaarde: de dienst Martens-Sotteau te Gent nam in 2002, in het kader van haar implementatieopdracht en in afwachting van de financiële middelen die hiermee gepaard gaan, reeds in de mate van het mogelijke dossiers op. Vanuit de stuurgroep werd gepoogd om de herstelbemiddeling voor minderjarigen tevens structureel te verankeren, zowel door de bevoegde minister te contacteren als door het project aansluiting te laten vinden bij de protocollen. De structurele verankering wordt echter sterk beïnvloed door beleidsmatige aspecten waardoor dit ook in 2003 een belangrijke uitdaging zal blijven.
1.2. Het begeleidingsteam. De rol en samenstelling van het begeleidingsteam werden geregeld in artikel 6 van het ‘Samenwerkingsprotocol Herstelbemiddeling’ van 16 juni 2000. Dit artikel bepaalt dat de raad van de orde van advocaten, de dienst bemiddeling in strafzaken, de dienst slachtofferonthaal en de vertegenwoordigers van het algemeen welzijnswerk en het justitiehuis op verzoek van de herstelbemiddelaar een afgevaardigde aanduiden om deel uit te maken van het begeleidingsteam. Het team pleegt overleg in concrete dossiers van herstelbemiddeling en adviseert de herstelbemiddelaar. 171
Het team te Oudenaarde bestond ook vorig jaar uit de herstelbemiddelaar en een vertegenwoordiger van de diensten bemiddeling in strafzaken, slachtofferonthaal, slachtofferhulp en daderbegeleiding. Ondanks de toezegging door de vice-stafhouder van de balie tijdens de vergadering van de stuurgroep van 28 september 2001 om toe te treden tot het structureel samenwerkingsverband, werd tijdens een volgende vergadering van de Raad van de Orde, met betrekking tot de afvaardiging van een advocaat, beslist dat het niet wenselijk was iemand af te vaardigen. Er werd meegedeeld dat het team zich kon wenden voor juridisch advies tot de eerstelijnsbijstand van de Commissie voor Juridische Bijstand, gerechtsgebouw 1ste verdieping bibliotheek, elke donderdag van 10 tot 12 uur. In 2002 vond het begeleidingsteam plaats op 9 januari, 20 februari, 5 juni, 27 juni, 11 september, 9 oktober, 25 november en 11 december. De meerwaarde van een bespreking van concrete dossiers op het begeleidingsteam, met de inbreng vanuit verschillende invalshoeken en de daaruit vloeiende dialoog, was opnieuw duidelijk tijdens deze vergaderingen. Vertegenwoordigers van zowel slachtoffer- als daderzijde waakten over en wezen op bepaalde gevoeligheden in het werken met slachtoffers en daders. Bovendien was er een sterk gewaardeerde morele ondersteuning die zeker bij de wissel van herstelbemiddelaar een belangrijke rol was. In 2000 en 2001 was afgesproken dat elke deelnemer knelpunten uit eigen dossiers ter sprake kon brengen, om zo de meerwaarde voor elke deelnemer te verzekeren. Dit gebeurde in 2002 (hoewel de inhoud van de vergaderingen van het team hoofdzakelijk werd ingevuld door dossiers in herstelbemiddeling), en is ook voor 2003 een grote uitdaging. Naast de verbondenheid in het werken met cliënten, bestaan er immers ook duidelijke theoretische breuklijnen. Het toetsen van de ervaringen en problemen uit de praktijk aan de verschillende vigerende theorieën kan dan ook als te hanteren werkwijze van het begeleidingsteam beschouwd worden. Alsook het zoeken naar de meerwaarde van het herstelrecht voor alle betrokkenen, waardoor de theorievorming tevens wordt gestuurd.
172
2. Herstelbemiddeling meerderjarigen Oudenaarde in cijfers Tabel 1: aanvragen In tabel 1 worden de aanvragen tot herstelbemiddeling uit 2002 weergegeven. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen vijf categorieën: het totaal aantal aanvragen in 2002 (A); de aanvragen die op 31 december 2002 nog in beraad waren (B); de aanvragen die niet werden opgenomen en waarin dus geen aanbod herstelbemiddeling werd gedaan (C); het aantal aanvragen waarin een aanbod herstelbemiddeling werd gedaan (D) en de dossiers waarin de herstelbemiddelaar van Oudenaarde een (gedeelte van het) aanbod deed in een dossier uit een ander arrondissement (F). In totaal werden 55 aanvragen geregistreerd in 2002. In 22 aanvragen werd er een aanbod herstelbemiddeling gedaan. Deze aanvragen werden dus dossiers. Er waren 32 aanvragen die niet aan de criteria beantwoorden, die dus niet opgenomen werden en geen dossiernummer kregen. Van die 32 aanvragen was één aanvraag een oneigenlijke vraag (cfr. infra). De herstelbemiddelaar van Oudenaarde werkte in één dossier uit een ander arrondissement. A. Aantal aanvragen in 2002 B. Aantal dossiers in beraad C. Aantal niet opgenomen aanvragen D. Aantal oneigenlijke aanvragen E. Aantal opgenomen dossiers (als de bemiddelingsdienst effectief een aanbod doet) F. Aantal opgenomen dossiers (als de bemiddelingsdienst een gedeelte van een aanbod / een volledig aanbod doet in een dossier van een collega uit een ander arrondissement of project FSU)
55 31 1 22 1
Toelichtingen bij de niet opgenomen aanvragen (C) 31 aanvragen werden niet opgenomen. Het betrof gerechtelijke dossiers die aan de herstelbemiddelaar voorgelegd werden, maar die niet aan de selectiecriteria beantwoorden. Dossiers voor herstelbemiddeling werden net als vorig jaar geselecteerd op het niveau van het parket op basis van volgende vier criteria: -
gekende dader bekennende dader identificeerbaar slachtoffer, en feiten waarin het parket beslist om te dagvaarden
Bij 12 aanvragen was er sprake van een ontkennende dader en bij 4 aanvragen was er sprake van een niet identificeerbaar slachtoffer. In 1 gerechtelijk dossier was er geen duidelijk slachtoffer–dader positionering. Bij 12 aanvragen had er reeds een procedure bemiddeling in strafzaken (BIS) plaatsgevonden. Bij aanvang van het project herstelbemiddeling werd de afspraak gemaakt om deze dossiers niet op te nemen.
173
In 1 gerechtelijk dossier werd er besloten om de zaak op zeer korte termijn op zitting te brengen, zodat het zinloos was een herstelbemiddelingsaanbod te doen. Tenslotte werd 1 aanvraag niet opgenomen omdat het slachtoffer een rechtspersoon was. Zoals de lezer verderop zal bemerken, is dit op zich geen uitsluitingscriterium. Bij aanvang van het project herstelbemiddeling werd echter gesteld dat zulke dossiers weliswaar konden opgenomen worden, maar dat dit geen evidente slachtoffer-dader-bemiddelingen zijn. De praktijk toont aan dat het inderdaad niet gemakkelijk is om te bemiddelen met rechtspersonen, maar dat het ook niet uitgesloten is. Het desbetreffende dossier werd niet opgenomen omdat op het ogenblik van de selectie er sprake was van een werkoverlast en de herstelbemiddelaar de bestaande criteria en afspraken strikt naleefde. De dossiers waarin wel met rechtspersonen werd gewerkt, werden behandeld door Wouter De Cuyper. Toelichtingen bij de oneigenlijke aanvragen (D) De oneigenlijke aanvraag betrof een vraag tot schuldbemiddeling in de fase van de strafuitvoering. Deze aanvraag werd besproken in de stuurgroep. De stuurgroep besloot het probleem structureel en via overleg met de bevoegde instanties op te lossen. In 2002 werd de problematiek van de schuldbemiddeling aan de kaak gesteld en werd geprobeerd de structurele dialoog op gang te brengen tussen de strafinrichting Oudenaarde en de betrokken OCMW’s. De strafinrichting en het OCMW van Oudenaarde kwamen enkele keren samen en verschillende pistes die tot een mogelijke oplossing konden leiden werden verkend. Uiteindelijk werd een structureel antwoord geformuleerd waarbij het OCMW van Oudenaarde zich principieel bereid verklaart dergelijke dossiers op te nemen. De stuurgroep besloot dienaangaande dat de herstelbemiddelaar, indien gewenst, een adviserende rol in dossiers van schuldbemiddeling in de gevangenis kan opnemen. Toelichtingen bij de opgenomen dossiers (E en F) In 2002 werden 23 aanvragen opgenomen. 22 aanvragen waren afkomstig uit het arrondissement Oudenaarde (cfr. infra). In één dossier vroeg de collega herstelbemiddeling van het arrondissement Brugge om samen een bemiddelingsproces te leiden. Het betrof een complex stalkingdossier tussen ex-partners waar een psychiatrische problematiek, een verslavingsproblematiek en een taalprobleem aan ten grondslag lagen. Tabel 2: aanbod dossiers Onderstaande cijfers betreffen dossiers die door het parket in overleg met de bemiddelaar werden geselecteerd en waarin het schriftelijk aanbod tot herstelbemiddeling werd geformuleerd door het parket. In totaal werd er tijdens het jaar 2002 in 45 dossiers gewerkt. 23 dossiers werden overgedragen van het jaar 2001. In 2001 was er immers op het einde van het jaar een plotse toestroom van dossiers op gang gekomen waardoor de respectieve bemiddelingsprocessen eigenlijk pas in 2002 werden opgestart en doorlopen. Al deze dossiers werden in de loop van 2002 afgerond. Met ‘dossier’ wordt hier een ‘gerechtelijk’ dossier bedoeld. Gelet op het feit dat een registratie per dossier onvoldoende het eigenlijke bemiddelingswerk weergeeft, wordt dit in de tabel 3 rechtgezet met de opgave van het aantal bemiddelingsprocessen die binnen de 174
dossiers (kunnen) worden gevoerd. Een bemiddelingsproces doelt op elke bemiddeling tussen respectievelijk één slachtoffer en één dader in het kader van een of meerdere feiten waarbij beide partijen betrokken zijn. In 2002 werden, zoals hierboven beschreven, 22 dossiers opgestart, waarvan drie dossiers werden overgedragen naar 2003. Het is belangrijk op te merken dat ook in 2002, meer bepaald in de maand juni, een plotse toestroom van dossiers plaatsvond. Dit heeft gevolgen voor de bemiddelingspraktijk. De cijfers laten vermoeden dat er nooit een dossieroverlast is en de dossiers rustig afgewerkt kunnen worden. De analyse van het selectieverloop in pieken maakt dat dit beeld doorprikt kan worden. In sommige periodes van het jaar is het, om het eufemistisch uit te drukken, vrij kalm op het bemiddelingsvlak (wat niet betekent dat de herstelbemiddelaar met de vingers zit te draaien: cfr. infra andere activiteiten). In andere periodes dient alles plots te wijken voor de bemiddelingspraktijk om de noden van de praktijk bij te benen. 1. Aantal dossiers uit 2001, overgedragen naar 2002, en afgesloten 2. Aantal dossiers uit 2001, overgedragen naar 2002, nog lopend 3 . Aantal nieuwe dossiers in 2002, afgesloten in 2002 4. Aantal nieuwe dossiers in 2002, nog niet afgesloten
23
Totaal
45
19 3
Tabel 3: aantal feiten, aantal daders en slachtoffers, aantal potentiële en effectieve bemiddelingsprocessen in de overgedragen dossiers (1 en 2) en de nieuw opgenomen dossiers (3 en 4) De tabel maakt het onderscheid tussen de potentiële bemiddelingsprocessen en de effectieve bemiddelingsprocessen. Het gaat hierbij ten eerste over het totaal aantal mogelijke bemiddelingsprocessen binnen een bepaald dossier en daarnaast over het aantal bemiddelingsprocessen dat daadwerkelijk binnen een bepaald dossier wordt gevoerd. Er is sprake van een effectief bemiddelingsproces zodra de bemiddelaar in een dossier een dader en een slachtoffer, met een link tussen beiden, heeft gesproken en van beiden een mandaat tot bemiddelen krijgt. Een effectief bemiddelingsproces kan, indien volledig doorlopen, mogelijk resulteren in een schriftelijke overeenkomst tussen deze twee partijen. Zo is het mogelijk dat een bemiddelingsproces tussen twee partijen binnen een dossier werd afgerond, terwijl een bemiddelingsproces met een andere betrokkene binnen hetzelfde dossier nog lopende is. In de 45 dossiers waarin gewerkt werd, draaide de bemiddeling in hoofdzaak om één feit. Dit is meer bepaald het geval in 40 dossiers. In 4 dossiers waren er 2 feiten, in 1 dossier 3. Er waren 103 potentiële bemiddelingsprocessen die uiteindelijk uitmondden in 41 effectieve bemiddelingsprocessen. In 20 dossiers kwam het niet tot een effectief bemiddelingsproces, dit betekent dat in de 25 dossiers waarin er wel bemiddeld werd er sprake is van 41 bemiddelingsprocessen. Er dient opgemerkt te worden dat in de dossiers waar er geen bemiddelingsproces werd opgestart er veelal gesprekken werden gevoerd met één partij of beide partijen. De ervaring leert dat dergelijke gesprekken waarin het aanbod wordt geformuleerd en waarin geluisterd wordt naar de drijfveren of de mening en beleving van de mensen steevast als positief wordt
175
beschouwd. In de mate dat men de herstelbemiddelaar met justitie associeert, wordt dit contact (dat vaak als eerste ‘teken van leven’ van justitie wordt gepercipieerd) door de partijen ook veelal als positief ervaren. Wanneer de potentiële bemiddelingsprocessen geanalyseerd worden, dan blijkt dat er 24 dossiers waren waarbij er 1 dader en 1 slachtoffer waren. Voor de analyse van de aantallen daders en slachtoffer: zie tabel 5. Volgnummer
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. Totaal
Aantal feiten
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 2 1 2 1 1 1 1 2 1 1 3 1 1 51
Aantal daders
Aantal slachtoffers
2 3 2 2 1 1 1 1 1 1 2 4 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 2 1 1 1 2 1 2 1 2 1 1 1 1 2 1 2 2 1 1 62
4 2 3 3 2 1 1 2 1 1 1 1 1 2 1 1 2 1 2 1 1 1 1 1 3 1 4 1 1 2 1 1 2 1 1 1 1 1 1 4 2 2 2 1 1 71
176
Aantal potentiële Aantal effectieve bemiddelingsbemiddelingsprocessen processen
8 6 6 6 2 1 1 2 1 1 2 4 1 2 1 1 2 1 2 1 1 1 1 1 6 1 8 1 1 2 2 1 3 1 4 1 1 1 1 3 2 4 3 1 1 103
8 3 1 0 1 1 1 0 0 0 0 1 1 1 0 1 0 0 0 1 0 1 1 1 4 1 0 1 0 0 0 1 0 1 4 1 0 0 1 1 0 2 0 0 1 41
Tabel 4: aard van de feiten in de nieuw opgenomen dossiers naargelang verwijzer (E)
Persoonsdelicten - opzettelijke slagen en verwondingen met werkonbekwaamheid - opzettelijke slagen en verwondingen aan agent/off. in functie - opzettelijke slagen en verwondingen - familieverlating - bedreiging - belaging
Slachtofferhulpverlener
Totaal
Andere
1 2 5 1 1 1 2
Ander bemiddelaar
1
Herstelconsulent
1
Slachtoffer
1 5 1 1 1 2
Dader
13
SOP
1
Daderhulpverlener
1
Advocaat
11
Onderzoeksrechter
Parket
- loondiefstal - diefstal met geweld - diefstal met braak - diefstal dmv valse sleutels - gewone diefstal - poging diefstal met geweld - opzettelijke beschadigingen - opzettelijke brandstichting - valsheid in geschriften - oplichting - misbruik van vertrouwen
Verbindingsmagistraat
Aard van de feiten Vermogensdelicten
Verwijzer
In 2002 werden dus 22 nieuwe dossiers herstelbemiddeling opgestart. Al bij al is dit een bescheiden aantal. In Oudenaarde blijft er sprake van een selectieprobleem. Wanneer naar de doorverwijzers wordt gekeken, dan blijkt dat -op 1 dossier na (dat van justitieel welzijnswerk kwam)- alle dossiers door het parket werden doorverwezen. Aangezien de herstelbemiddeling volgens wetenschappelijk onderzoek tegemoet zou komen aan noden en behoeften van partijen (zowel daders als slachtoffers) zouden partijen zich, naargelang de herstelbemiddeling beter bekend geraakt, direct of indirect (via advocaat of begeleider) meer moeten manifesteren. Dit laatste doet zich dus vooralsnog niet voor in Oudenaarde waardoor mijns inziens duidelijk wordt dat de sensibilisering van de bevolking in het algemeen en van de sector in het bijzonder nog steeds te wensen overlaat. Het houdt immers geen steek om de vinger naar het parket te wijzen om het selectieprobleem te duiden: de samenwerking met het parket is positief, maar de realiteit van de praktijk maakt dat herstelbemiddeling niet altijd als eerste optie in de hoofden oplicht. Ook wat het parket betreft, is het ongetwijfeld zinvol om werk te maken van de sensibilisering, maar de zoektocht naar andere doorverwijsmogelijkheden of naar een beter bereik van de partijen zelf lijkt mij een betere piste.
9
9 -
-
1
1
6
6 1 1
1 1
Zedendelicten Verkeersdelicten
-
Totaal
20
1
1
177
22
De dossiers betroffen in hoofdzaak vermogensdelicten (13 dossiers): vijf diefstallen; twee maal diefstal met braak, tweemaal misbruik van vertrouwen, eenmaal respectievelijk loondiefstal, opzettelijke beschadiging, opzettelijke brandstichting en oplichting. Er werd in 9 dossiers betreffende persoonsdelicten bemiddeld. Zesmaal betrof het slagen en verwondingen, eenmaal opzettelijke slagen en verwondingen aan een agent in functie, eenmaal bedreiging en eenmaal belaging. Er werd in 2002 niet in dossiers betreffende zedendelicten of verkeersdelicten bemiddeld. Tabel 5: aantal, statuut en geslacht van daders en slachtoffers wat betreft de potentiële en effectieve bemiddelingsprocessen (overgedragen en nieuwe dossiers) In tabel 5 worden het aantal daders en slachtoffers weergegeven. In de potentiële bemiddelingsprocessen was er sprake van 133 partijen: 71 slachtoffers en 62 daders. In de effectieve bemiddelingsprocessen was er sprake van 60 partijen: 30 slachtoffers en 30 daders. Statuut en geslacht Natuurlijke personen Man Vrouw Rechtspersonen Totaal
Potentiële bemiddelingsprocessen slachtoffers daders totaal 62 62 124 42 59 101 20 3 23 9 9 71 62 133
Effectieve bemiddelingsprocessen slachtoffers daders totaal 29 30 59 23 28 51 6 2 8 1 1 30 30 60
De partijen waren in hoofdzaak natuurlijke partijen. Van de 9 rechtspersonen die in de potentiële bemiddelingsprocessen als slachtoffer werden aangeschreven, werd er uiteindelijk slechts met 1 rechtspersoon bemiddeld. Er waren geen rechtspersonen die als daders werden aangeschreven. Tabel 6: leeftijd daders en slachtoffers bij aanvang van de bemiddeling in de nieuw opgenomen dossiers(E) Leeftijden < 18 jaar 18 t/m 25 jaar 26 t/m 35 jaar 36 t/m 45 jaar 46 t/m 55 jaar > 55 jaar Leeftijd niet gekend Rechtspersonen
Potentiële bemiddelingsprocessen dader slachtoffer totaal 1 1 14 4 18 6 3 9 5 6 11 2 8 10 1 4 5 2 8 10
Effectieve bemiddelingsprocessen dader slachtoffer totaal 7 2 9 2 2 4 3 4 7 1 3 4 1 3 4 1 1
-
-
1
1
-
-
De gemiddelde leeftijd van de daders situeert zich tussen de 18 en 35 jaar. Bij de slachtoffers is dit meer verdeeld over alle leeftijdscategorieën.
178
De hiernavolgende tabellen (7 tot en met 12) hebben betrekking op de bemiddelingsprocessen die in 2002 beëindigd zijn en die, hetzij in 2002, hetzij eerder opgestart werden. Tabel 7: verloop van de bemiddelingsprocessen Bemiddelingsproces - volledig doorlopen (BVD) - met schriftelijke overeenkomst - zonder schriftelijke overeenkomst - voortijdig gestopt (BVG) - dader haakt af - slachtoffer haakt af - dader en slachtoffer haken af - bemiddelaar stopt - wegens nakende correctionele zitting
5 1
aantal 6
12 1 3 15
31
In zes effectieve bemiddelingsprocessen werd de bemiddeling volledig doorlopen. Hiervan waren er vijf met een schriftelijke overeenkomst. In één proces werd de bemiddeling volledig doorlopen, maar besloten de partijen geen overeenkomst op te stellen. 31 bemiddelingsprocessen werden voortijdig stopgezet. In 12 processen haakte de dader af, in 1 proces het slachtoffer. In 3 processen haakten zowel dader als slachtoffer af. In de tweede helft van het jaar hanteerde de bemiddelaar omwille van een te beperkte praktijkervaring de werkingsprincipes strikt. Meer bepaald het principe van de vrijwilligheid werd als ‘heilig’ beschouwd. De ervaring leerde echter dat de vrijwilligheid zich niet als een gefaseerd gebeuren laat kennen. Het blijkt er met andere woorden niet om te gaan de partijen, nadat het aanbod werd uitgelegd, expliciet te laten kiezen voor de bemiddeling, om dan te kunnen starten. Partijen zijn vanaf het ogenblik van de feiten in dialoog met elkaar, zij het veelal op een abstracte, speculerende en vaak weinig constructieve manier. Het verschijnen van de bemiddelaar is vaak een aanzet om de mening te verkondigen, nog voor het aanbod van bemiddeling is uit de doeken gedaan. Uiteraard is het uitleggen van het aanbod een cruciaal moment, maar eerder is er sprake van het continu verwoorden en duiden van het aanbod en het aftasten van de vrijwilligheid, dan dat de keuze om in een bemiddeling te stappen een momentopname zou zijn. 15 processen werden stopgezet omwille van de nakende zitting. Maar liefst in de helft van de gevallen was er met andere woorden sprake van een externe oorzaak. Dit laatste is een ernstig probleem in de bemiddelingspraktijk, aangezien er niet voldoende tijd beschikbaar is. Tenslotte wil ik Dominique Bataille, mijn collega herstelbemiddelaar van Kortrijk, citeren: “Het is wel lastig voor de bemiddelaar dat het belang van zijn tussenkomst (m.a.w. het belang van het project) door derden het liefst wordt afgemeten aan het schriftelijk resultaat aan het einde van de rit. Iedere bemiddelaar weet dat dit hoegenaamd niet strookt met de werkelijke betekenis van een bemiddeling voor de betrokken partijen, dat veel zaken gewoon niet op papier te stellen zijn en dat een zgn. ‘mislukte’ bemiddeling (want geen overeenkomst) soms veel dichter bij het opzet van het project kan zitten dan een zgn. ‘geslaagde’ bemiddeling (want wel een overeenkomst). Het werkingsprincipe ‘de vertrouwelijkheid’ en de afspraken rond de rapportage aan de gerechtelijke overheid, staan dan ook vaak dwars op de waardering voor je werk die
179
je kreeg vanwege de betrokkenen of de inspanningen die je sowieso leverde als bemiddelaar. Dit is echter geen pleidooi om de principes overboord te gooien. Hoezeer men ook de diepgang van de principes in twijfel trekt, ze zijn waard wat ze waard zijn. D.w.z. nog altijd ontzettend belangrijk bij het bemiddelen.” Tabel 8: aard van de relatie dader-slachtoffer in de effectieve bemiddelingsprocessen Aard van de relatie Onbekenden Relatie - familie / partnerrelatie - ex-partner - buren / kennissen - vaag / van ziens - klant / uitbater - eigenaar / huurder - school / ex-leerling - werk - andere Niet gekend Totaal
Aantal effectieve bemiddelingsprocessen 26 8 3 1 2 1 1 3 37
In 26 effectieve bemiddelingsprocessen kenden bemiddelingsprocessen was er sprake van een relatie.
de
partijen
elkaar
niet.
In
8
Tabel 9: aard van het bemiddelingsproces Aard van de bemiddeling Indirecte bemiddeling Directe bemiddeling Totaal
Aantal bemiddelingsprocessen 37 37
Er waren in 2002 geen directe bemiddelingen. De redenen hiervoor voor wat de eerste helft van het werkjaar betreft, zijn onbekend (cfr. supra: inleidende beschouwingen). In de tweede helft van het jaar hanteerde de bemiddelaar omwille van een te beperkte praktijkervaring de werkingsprincipes (te) strikt. Het werd echter duidelijk dat de bemiddelaar een belangrijke dynamische rol speelt in het hele gebeuren. In 2003 zal de mogelijkheid van een directe bemiddeling dan ook actiever verkend worden. Tabel 10: de overeenkomsten Inhoud van de overeenkomst Excuses + schaderegeling + afspraken Excuses + schaderegeling Schaderegeling
Aantal 1 2 2
In 2 van de 5 overeenkomsten hield de overeenkomst een schaderegeling in. In twee overeenkomsten werden tevens excuses geformuleerd en in 1 overeenkomst werden daarenboven afspraken gemaakt.
180
Tabel 11: tijdsverloop van de bemiddelingen (BVD+BVG) Het oude registratiesysteem leverde niet alle gegevens om de nieuwe registratiemethode te laten functioneren. Niet alle gegevens konden via de dossieranalyse verkregen worden. Om die reden is onderstaande tabel onvolledig gevuld. Tijdsverloop
Gemiddeld aantal dagen over alle bemiddelings-processen 356
Tussen datum van de feiten en vertrek brief parket Tussen datum van vertrek brieven en het eerste contact met partijen Tussen datum van vertrek brief en afsluiting van het bemiddelingsproces Tussen datum eerste contact met partijen en afsluiting van het bemiddelingsproces
Mediaan
117
Tabel 12: duur van de bemiddelingsperiode in dagen voor bemiddelingsprocessen die volledig werden doorlopen met of zonder schriftelijke overeenkomst (BVD) N=
Kortste bemiddeling Algemeen 34 In bemiddelingsprocessen met overeenkomst 62 In bemiddelingsprocessen zonder overeenkomst 34
Langste bemiddeling 475 149 475
Gemiddelde bemiddelingstijd 117 96 119
Tabel 13: redenen voor het niet opstarten van het bemiddelingsproces Reden: bemiddeling niet opportuun dader is onbereikbaar dader weigert bemiddelingsaanbod slachtoffer is onbereikbaar slachtoffer weigert bemiddelingsaanbod dader en slachtoffer zijn onbereikbaar dader en slachtoffer weigeren het bemiddelingsaanbod Andere Totaal
Totaal 13 12 3 16 16 2 62
13 bemiddelingsprocessen werden niet opgestart omdat de dader onbereikbaar was, in 12 processen weigerde de dader het aanbod. In 3 processen was het slachtoffer onbereikbaar, in 16 processen weigerde het slachtoffer het aanbod. In 16 processen weigerden dader en slachtoffer allebei het aanbod. In 2 processen hadden de partijen niet de kans om te reageren omdat de zaak plots op zitting was gebracht. Hetgeen reeds gezegd is over de strikte toepassing van de werkingsprincipes en meer bepaald het principe van de vrijwilligheid, is hier eveneens van toepassing.
181
3. Enkele reflecties In 2002 was de bemiddelingsdienst van Oudenaarde aan een ingrijpende maatregel onderhevig, namelijk de personeelswissel. Het spreekt voor zich dat een dergelijke wissel in het midden van het jaar een breuk in de wijze van werken teweegbracht. Ook werd het onmogelijk een volledig en duidelijk zicht op zaken te krijgen. Niettegenstaande dit gegeven laten de cijfergegevens toe enkele belangrijke zaken naar voren te schuiven. Vooreerst is het duidelijk dat, hoewel er sprake is van een onregelmatige selectie, er in een redelijk aantal dossiers werd gewerkt. Het is echter belangrijk om in dialoog met de betrokken partners de selectie van de dossiers te blijven aankaarten en te onderzoeken hoe een breder draagvlak kan worden gecreëerd. De noodzaak aan sensibilisering blijft onverkort gelden. Vervolgens werd het duidelijk dat de figuur van de bemiddelaar een belangrijke dynamische rol speelt in het hele gebeuren. Het in contact brengen van de partijen is één zaak, het creëren en bewaken van een veilige ontmoetingsruimte en de begeleiding van de dialoog een andere. 2003 brengt ongetwijfeld meer duidelijkheid hieromtrent. Tenslotte is het belangrijk te wijzen op de externe factoren waarmee de bemiddelaar, maar ook de partijen te kampen hebben. De dossierdoorstroming is reeds vermeld. De bemiddeling wordt daarenboven vaak doorkruist door de zittingsdatum waardoor de bemiddeling noodgedwongen moet stopgezet worden. Wanneer sneller zou kunnen aangevangen worden met bemiddelen, kan dit probleem omzeild worden. Logischerwijze hangt dit samen met de problematiek van de dossierselectie. Als laatste belemmerende factor moet het probleem van het structureel denken in de verf gezet worden. Al te vaak wordt de strafrechtspleging in het algemeen en de bemiddelingspraktijk in het bijzonder vanuit de logica van de politiek en vanuit de eigen organisationele belangen bekeken. Het lijkt bijzonder moeilijk te zijn om hiertegen in het verzet te komen, die ene werkelijkheid te overstijgen en een andere werkelijkheid aan te reiken, bespreekbaar te maken. De stuurgroep is alleen al om die reden een betekenisvol gebeuren: het legt de structurele pijnpunten bloot. De stuurgroep is daarenboven een zinvol gebeuren: elke vergadering laat de mogelijkheid open om op een andere wijze te communiceren, samen te werken. In zoverre de optie om integraal en geïntegreerd in de strafrechtelijke context samen te werken als enige correcte optie wordt naar voren geschoven en door elke betrokken actor wordt onderschreven, is een instrument als de stuurgroep onontbeerlijk. Om van de stuurgroep echter ook een nuttig gebeuren te maken is een gedeelde wil vereist om integraal en geïntegreerd te werken. Een dergelijke werkwijze vergt een open dialoog, mét respect voor de verschillende rationaliteiten van alle betrokken actoren.
182
Besluit Het is geen eenvoudige taak om de herstelbemiddeling in de gerechtelijke arrondissementen tot bloei te brengen. Het blijkt bijzonder moeilijk en ingewikkeld te zijn om een ‘ander weten’ in de strafrechtelijke context te introduceren. De juridische, ja politieke logica blijkt vaak de enige logica te zijn, waardoor de communicatie al te vaak stokt. Dit mag echter geen aanleiding geven tot ontmoediging. Nog steeds lijkt het voor alle betrokken actoren begrijpbaar te zijn dat de juridische en politieke weergave van de werkelijkheid niet overeenstemt met de werkelijkheid die mensen beleven (wat niet zo vanzelfsprekend is als het op het eerste gezicht misschien lijkt). De herstelbemiddeling bij uitstek kan hiervan getuigen en de praktijkwerking heeft mij duidelijk gemaakt dat het politieke en juridische weten er nog niet toe heeft geleid dat we in een totalitaire samenleving terecht zijn gekomen. Slachtoffers én daders tonen aan dat ze een andere criminologische kennis en praxis voorstaan (vaak een aanvullende, soms een tegengestelde ten aanzien van die van justitie). Dit is het meest bemoedigende voor de toekomst van onze democratie en rechtsstaat en mag, neen moet meer in beeld gebracht worden. De praktijkwerking heeft de dreiging om in een totalitair denken terecht te komen immers niet ontkracht, wel integendeel. Minder bemoedigend is het keer op keer stukbijten, zowel op het vlak van de praktische samenwerking met andere actoren als op het structureel beleidsvlak, van de tanden door de bemiddelaars die het ander weten en handelen binnen de justitiële context aandragen. Dat de herstelbemiddeling dit ander weten en handelen aan het licht brengt en binnen justitie poogt te loodsen is nochtans fundamenteel voor de democratische en rechtsstatelijke grondslagen. De keuze voor de herstelbemiddeling dient mijns inziens hierin haar legitimering te vinden: niet de resultaten (die dan nog al te vaak geassocieerd worden met de resultaten die de politiek verwacht), maar de structurele verankering van het ander weten is op dit moment de grote meerwaarde van de herstelbemiddeling. Ik weet niet of alle betrokken actoren dit standpunt kunnen onderschrijven. Het vereist wellicht een voorafgaande, diepgaande bespreking aangaande de grondslagen van het strafrecht en meer bepaald de verhouding tussen het recht en de diensten hulpverlening, een verhouding die hoogst problematisch is, maar niet onoverkomelijk (want intensief onderzocht en besproken). Ik spreek dan ook de hoop uit dat deze fundamentele, structurele discussie in de loop van 2003 zal mogelijk gemaakt worden. De stuurgroep is op dit ogenblik de ruimte bij uitstek waar dit kan gebeuren. Ik wil dan ook alle betrokkenen danken die de inspanning leveren om de discussie op gang te brengen. In het bijzonder dank ik de heer Merchiers, eerste substituut Procureur des Konings en voorzitter van de stuurgroep, omdat hij daadwerkelijk aantoont dat justitie in beweging is en vooral omdat hij de dienst- en hulpverlening toelaat om hun ander weten en hun andere praxis inzake criminaliteit bespreekbaar te maken. Wat men in het verleden ook over de ivoren torenmentaliteit van justitie moge gezegd hebben, in Oudenaarde is het op dit moment een oude koe. Zal de vinger waarmee vele diensten in het verleden naar het parket wezen, overgaan in een reikende hand, zonder dat de eigen identiteit overboord gegooid wordt? U leest er alles over in het jaarverslag van 2003, maar op het ogenblik dat u dit jaarverslag onder ogen krijgt is het proces hoogstwaarschijnlijk volop aan de gang en kan u ongetwijfeld zelf de begeleidende commentaar leveren. Tenslotte wil ik kort, maar beslist krachtig alle praktijkwerkers danken die verplicht zijn met mij samen te werken. Even rimpelloos verloopt het niet altijd, maar laten we voor ogen houden dat het niet rimpelloos mag verlopen. Dat de theoretische breuklijnen de broodnodige ondersteuning in de praktijk niet doen verdwijnen, is misschien wel het grootste resultaat dat we op dit ogenblik kunnen bereiken. Ik heb me voorgenomen dienaangaande zeer resultaatsgericht te werken.
183
Bijlage Activiteiten naast het eigenlijke bemiddelingswerk Informatie/vorming aan derden 03.05: overleg met Ivo Aertsen, European Forum for Victim Offender Mediation and Restorative Justice 06.05: Voorstelling met Lode Walgrave en Antonio Buonatesta voor ‘La commission pour la Jeunesse’ en ‘L a commission des Pétitions’, parlement l uxemburgeois, Centre de Médiation, Luxemburg 07.06: voorstelling Alternatieve Gerechtelijke Maatregelen aan de balie Oudenaarde 13.06: ondervraging thesisstudent (sociale hogeschool Artevelde) 12.09: gastcollege sociale hogeschool Artevelde 11.10: Workshop training op het European Congres on Restorative Justice 12.11: voorstelling aan de gerechtelijke stagiairs (parket Oudenaarde) en stagiairs criminologie (universiteit Gent) 03.12: voorstelling aan en overleg met studente hogeschool Artevelde i.h.k. van een stage Overleg/werkgroepen/vorming 29.01: overleg met John De Vlaminck, zonechef Lokale Politie Oudenaarde 04.01, 05.02, 14.03, 17.04, 04.06, 05.09, 23.10: werkgroep internationaal, Suggnomè 24.01: raad van bestuur, Suggnomè 01.03: overleg justitiehuis – CAW – strafinrichting Oudenaarde 06.03, 05.11: overleg met Laurence De Vijlder, OCMW Oudenaarde 19.03: overleg met Liesbeth Van Mol, Schuldbemiddelaar, CAW Kompas 08.03, 15.03, 29.03, 19.04, 03.05: training bemiddeling 18.03, 18.06, 19.09, 06.12: werkgroep communicatie, Suggnomè 28.03: algemene vergadering Suggnomè 16.04: overleg met de nieuwe justitieassistenten justitiehuis 30.04: afscheid Eddy De Baets, DirCo Federale Politie Oudenaarde 18.04: themadag OSBJ ‘vergeving en verzoening’ met prof. Roger Burggraeve 26.04: Algemene Vergadering Alternatieve Gerechtelijke Maatregelen Oudenaarde 03.06: vergadering i.v.m. herstelbemiddeling minderjarigen 06.06: vorming Suggnomè 12.06: voorbereidende vergadering voor de werkgroep ‘wettelijk kader’ op niveau van het kabinet justitie 19.06, 15.10: werkgroep ‘wettelijk kader’ op niveau van het kabinet justitie 22.08: overleg directie gevangenis Oudenaarde 17.09: seminarie ‘criminaliteit en ethiek’ 14.05, 09.09, 01.10, 03.12: werkgroep Alternatieve Gerechtelijke Maatregelen Oudenaarde 07.10: overleg met prof. Kristel Beyens i.v.m. de redactie van het inleidend artikel rond bemiddeling voor het tijdschrift ‘Orde van de dag. Samenleving en criminaliteit’ 14.10, 05.12: redactieraad tijdschrift ‘Orde van de dag. Samenleving en criminaliteit’ 19.06, 29.10, 06.11, 17.12: werkgroep Intrafamiliaal Geweld Oudenaarde 27.11: overleg met JWW (slachtofferhulp) 29.11: stage-evaluatie Martin Deloose (prof. Ponsaers, Universiteit Gent) 184
16.12: samenspraak Intern overleg Suggnomè 21.01, 27.02, 28.03, 24.04, 26.06, 19.07, 23.08, 20.09, 18.10, 18.11: terugkomdag voor de herstelbemiddelaars meerderjarigen 14.02: functioneringsgesprek 03.05: forumoverleg 01.06: denkdag Suggnomè (raad van bestuur + werknemers) 02.09 teamvergadering secretariaat 17.01, 07.03, 08.04, 14.05, 04.07, 10.09, 24.09, 17.10, 31.10, 14.11, 29.11, 12.12: VL-IRO (interregionaal overleg) 18, 19, 20.12: Denkdagen Stage 02.09 – 11.10: stage Martin Deloose (student criminologie, universiteit Gent) Begeleidingsteam/stuurgroep 09.01, 20.02, 05.06, 27.06, 11.09, 09.10, 25.11, 11.12: begeleidingsteam 16.01, 20.03, 22.05, 25.06, 25.09, 28.11: stuurgroep
185
Inleidende beschouwingen Op 24 januari 2001 werd in het gerechtelijk arrondissement Tongeren het samenwerkingsprotocol inzake herstelbemiddeling ondertekend. Dit was het resultaat van maandenlang overleg tussen de verschillende relevante actoren aangestuurd vanuit de vzw Suggnomè in het kader van haar implementatieopdracht. Voor de herstelbemiddelaar was het eerste werkjaar vooral een periode van verkenning. In het voorbije werkingsjaar kon er dieper ingegaan worden op de praktijk en werden samenwerkingsafspraken verfijnd. Voor mezelf als herstelbemiddelaar werd het een jaar van verrijking en verdieping. De bemiddelingsdienst gerechtelijk arrondissement Tongeren is een éénmanspost waar de eerste tijd omwille van subsidieredenen geen verandering in zal komen. In het kader van teamwerking maak ik nog steeds dankbaar gebruik van het aanbod van het Bureau Alternatieve Afhandeling Limburg om bij hun team aan te sluiten. Daarnaast werd de samenwerking met de herstelconsulent in de gevangenis verder uitgewerkt in het kader van sensibilisering en doorverwijzing van dossiers. Toch heeft de praktijk zich vooral kunnen blijven ontwikkelen dankzij het grote engagement van het parket van de Procureur des Konings te Tongeren. In voorliggend verslag krijgt u in eerste instantie een zicht op de structuur en de werking van herstelbemiddeling in het gerechtelijk arrondissement Tongeren. Vervolgens bespreken we aan de hand van cijfergegevens het afgelopen werkingsjaar. U krijgt zo een beeld van de geselecteerde dossiers, de aard van de delicten, het profiel van de daders en de slachtoffers binnen bemiddeling. In het besluit worden concrete doelstellingen geformuleerd voor 2003. Tenslotte vindt u in de bijlage een lijst van de leden van de arrondissementele stuurgroep en het begeleidingsteam.
186
1. Interne werking en structuur van de dienst 1.1.
Werking
In de aanvangsfase werd met het parket van de procureur des Konings meermaals overleg gepleegd over de concrete werkwijze. Het resultaat was een draaiboek dat overgemaakt werd aan de verschillende substituten. Er werd daarnaast ook een tekst geschreven voor de advocaten van de balie van Tongeren. Om een beeld te schetsen van de werking gebruiken we beide teksten als rode draad. Dader – slachtofferbemiddeling Herstelbemiddeling is gegroeid vanuit een reflectie op de strafrechtsbedeling en kadert in de optiek van het ‘herstelrecht’. Door middel van concrete bemiddeling tussen verdachte en benadeelde van een misdrijf wordt onderzocht of, en op welke manier, bemiddeling kan bijdragen tot een ruimere herstelbenadering binnen het strafrecht. Herstelbemiddeling krijgt dus zijn plaats wanneer we criminaliteit ook zien als een intermenselijk conflict. Via de geëigende methodiek van bemiddeling neemt een bemiddelaar (neutrale derde) actief deel aan het proces. In de vorm van vrijwillige bijstand aan verdachte en benadeelde worden de partijen bijgestaan in het zoeken naar een maximale oplossing of herstel van het gebeurde. De bemiddeling richt zich dan zowel op de materiële en financiële schade als op de immateriële aspecten van de gevolgen van het misdrijf. In deze optiek is herstelbemiddeling vooral gericht op het tot stand brengen van een communicatieproces tussen verdachte en benadeelde. Basisprincipes Het proces van bemiddeling is gebaseerd op drie belangrijke uitgangspunten die tijdens een eerste gesprek met de partijen toegelicht worden. Vrijwilligheid Wie deelneemt aan de bemiddeling doet dat niet onder dwang. Ook het parket beklemtoont in zijn aanbod naar verdachte en benadeelde het vrijwillige karakter van de bemiddeling. In dit kader kan de bemiddeling ten alle tijde opgeschort of gestopt worden op vraag van één van de partijen. De partijen wordt steeds aangeraden om zich te laten adviseren door hun raadsman of raadgever alvorens te starten met de bemiddeling. Vertrouwelijkheid Informatie die ter beschikking wordt gesteld aan de bemiddelaar kan niet gerapporteerd worden aan de rechtbank. Partijen worden hier bij aanvang van de bemiddeling van op de hoogte gebracht en beslissen zelf wat zij in dit verband willen communiceren naar de gerechtelijke instanties. Neutraliteit De bemiddelaar treedt op als neutrale derde in het proces. In deze rol helpt hij de partijen om punten van overeenkomst te identificeren en deze te gebruiken om tot een wederzijdse
187
aanvaardbare en realistische oplossing te komen. Hij is de mediator die het belang van beide partijen bewaakt in het bemiddelingsproces. Selectiefase De parketmagistraten die titularis zijn van het dossier selecteren dossiers voor herstelbemiddeling op het parket. Deze dossiers worden geselecteerd op basis van een aantal vooraf bepaalde selectiecriteria: • de dader is meerderjarig op het ogenblik van de feiten; • de dader is gekend en heeft de feiten (gedeeltelijk) bekend; • het slachtoffer moet geïdentificeerd zijn; • de feiten schijnen van die aard te zijn dat ze gestraft zouden moeten worden met een gevangenisstraf van meer dan twee jaar. Het zijn dossiers waarin het parket reeds besliste om te dagvaarden of zal beslissen om te dagvaarden. Dit wil zeggen dat deze dossiers niet in aanmerking komen voor seponering, minnelijke schikking of bemiddeling in strafzaken; • er moet schade zijn (materiële of morele) die nog niet hersteld werd. Opsporingsonderzoek De parketmagistraten die titularis zijn van het dossier, selecteren dossiers voor herstelbemiddeling op het parket. De verbindingsmagistraat verzamelt de geselecteerde dossiers en legt deze voor aan de herstelbemiddelaar. Wanneer voldaan is aan de hoger beschreven selectiecriteria zal de herstelbemiddelaar het dossier opnemen. Het is mogelijk dat de verbindingsmagistraat gecontacteerd wordt door derden met de vraag om een dossier in herstelbemiddeling te brengen. Mogelijke derden zijn: de advocatuur, de hulpverlening, diensten van het justitiehuis, dader of slachtoffer,… Hier wordt verder dezelfde procedure gevolgd als wanneer het parket de dossiers aanbrengt. De herstelbemiddelaar krijgt de mogelijkheid om in de dossiers na te gaan of er voldaan is aan de selectiecriteria. Dit kan door inzage van het dossier op het parket of door overleg met de verbindingsmagistraat. Volgende gegevens zijn noodzakelijk om het proces van herstelbemiddeling mogelijk te maken: • nagaan of er voldaan is aan de objectieve selectiecriteria; • plaats en datum van de feiten; • identiteit van de partijen; • aard en eventueel de omstandigheden waarin de feiten hebben plaatsgevonden; • nuttige bijkomende informatie : vb. advocaten, randproblemen … Deze gegevens worden genoteerd op een voorgedrukt formulier dat een werkinstrument is voor de bemiddelaar. Na inzage of bespreking van de dossiers deelt de herstelbemiddelaar de verbindingsmagistraat schriftelijk mee of een dossier al dan niet kan worden opgenomen. In dit schrijven worden volgende gegevens opgenomen: • het notitienummer; • naam van de titularis van het dossier; • identiteiten en adressen van de betrokken partijen.
188
Gerechtelijk onderzoek Wanneer een dossier in gerechtelijk onderzoek is, kan het initiatief uitgaan van de onderzoeksrechter, titularis van het dossier. Desgevallend kan ook de verbindingsmagistraat de onderzoeksrechter aanspreken en kan de procedure herstelbemiddeling opgestart worden op voorwaarde dat de onderzoeksrechter akkoord gaat. Het zal uiteindelijk de verbindingsmagistraat zijn dewelke de herstelbemiddelaar zal contacteren. Verloop van de bemiddeling •
•
•
•
• •
Het parket oriënteert de dader en de benadeelde via type-brieven naar het aanbod van herstelbemiddeling. Via dit schrijven wordt de bemiddelaar gemandateerd om contact te nemen met de partijen. Een mandaat vanuit het parket geeft duidelijkheid en kan een belangrijke motiverende factor zijn voor de partijen. Toch verbindt dit mandaat het parket verder tot niets. Er is een principiële loskoppeling van het bemiddelingsaanbod met de gerechtelijk procedure. De advocaat wordt in eerste instantie door zijn cliënt op de hoogte gesteld van de bemiddeling. In overleg richt de bemiddelaar een schrijven aan de betrokken raadsman met de nodige informatie over het project. De raadsman kan ten alle tijde de herstelbemiddelaar uitleg vragen over de vordering van het bemiddelingsproces, zonder het vertrouwelijk karakter van het overleg te schaden. Het is niet de bedoeling dat de raadsman zijn cliënt bijstaat in de gesprekken met de bemiddelaar. Er zullen meerdere gesprekken plaatsvinden met de partijen. Het kan gaan om directe of indirecte bemiddeling. Tijdens de huisbezoeken wordt informatie verstrekt en wordt de positie en de rechten van de partij verduidelijkt in het kader van de gerechtelijke afhandeling van het dossier. De bemiddelaar stelt elk van de partijen in de gelegenheid om hun eigen standpunt te formuleren met betrekking tot de feiten en met betrekking tot de noden, behoeften en verwachtingen. De bemiddelaar moet de partijen er ook toe brengen inzicht te verwerven in het standpunt van de andere partij. Tenslotte tracht de bemiddelaar de partijen tot niet conflictuele oplossingsvormen te brengen voor de ervaringen waarmee ze geconfronteerd worden. Het vrijwillige karakter van de bemiddeling dienen we hier nogmaals te beklemtonen. Wanneer men komt tot een ontwerp van schriftelijke overeenkomst zal dit in elk geval overgemaakt worden aan de raadsman of raadgever van de partijen. Een overeenkomst moet voor beide partijen ondertekenbaar zijn als weergave van ieders standpunten en verbintenissen. De raadsman wordt een redelijke termijn geboden om er in overleg met de cliënt opmerkingen over te formuleren. De raadsman kan op elke moment de bemiddelaar verzoeken tot overleg. Als er een overeenkomst getekend is tussen de partijen wordt deze overgemaakt aan het parket met de vraag om deze bij het dossier te voegen. Als er geen overeenkomst werd bereikt wordt dit in een korte nota meegedeeld aan het parket. Deze nota met de mededeling dat er geen overeenkomst werd bereikt wordt toegevoegd aan het dossier. Als dusdanig wordt er geen verslag gedaan van het bemiddelingsproces om de neutraliteit en vertrouwelijkheid te verzekeren.
189
Motivatie De globale doelstelling van herstelbemiddeling betreft een zo groot mogelijke pacificatie tussen de partijen. Herstelbemiddeling kan zo een bijdrage leveren aan de criminaliteitsbeheersing, het veiligheidsgevoel en een kwaliteitsvolle samenleving waar de welzijnsbenadering een centrale plaats krijgt. In de loop van het bemiddelingsproces kunnen functionele doelstellingen op de voorgrond komen en dit zowel voor de verdachte als de benadeelde. Dit wil zeggen dat de partijen door andere factoren gemotiveerd kunnen worden. Een initieel motief van de benadeelde kan een grotere kans op succes zijn voor het bekomen van een schadevergoeding. De initieel motiverende factor voor de dader kan de mogelijkheid zijn om de rechtspraak misschien te beïnvloeden of te milderen. In deze context bestaat de mogelijkheid om het utilitaire standpunt te overstijgen en dialoog kan zo een plaats krijgen.
1.2. Structuur 1.2.1. De stuurgroep Op 24 januari 2001 werd het samenwerkingsprotocol herstelbemiddeling ondertekend door de verschillende partijen die zetelen in de stuurgroep en het project ondersteunen: het parket van de procureur des Konings te Tongeren, de balie van Tongeren, het justitiehuis van Tongeren, Centrum Algemeen Welzijnswerk De Maretak, Centrum Algemeen Welzijnswerk ’t Verschil en vzw Suggnomè. Verder werkt het project nauw samen met de lokale en federale politie, het Bureau Alternatieve Afhandeling Limburg en de herstelconsulent van de gevangenis van Tongeren. De stuurgroep vergadert tweemaandelijks met de bedoeling om het project strikt op te volgen en in goede banen te leiden. Daarnaast bepalen zij ook het beleid inzake herstelrecht voor het gerechtelijk arrondissement Tongeren. De stuurgroep in Tongeren wordt voorgezeten door mevrouw Kathleen De Jaegher van het Justitiehuis. In de loop van het jaar werd zij vervangen door de ad-interim voorzitter de heer Raf Gerits, herstelconsulent in de gevangenis van Tongeren. In 2002 vergaderde de stuurgroep op volgende data : 25.01.2002, 09.04.2002, 11.06.2002, 15.10.2002. Op de agenda zijn een aantal agendapunten wederkerend: • Goedkeuring en opvolging van het verslag van de vorige vergadering; • overlopen en bespreken van het activiteitenverslag van de bemiddelaar; • stand van zaken in andere arrondissementen; • evolutie werkgroep wettelijk kader op niveau van het kabinet van Justitie. In het werkingsjaar 2002 werden ook een aantal specifieke thema’s besproken op de stuurgroep zoals; de werking en mogelijke samenwerking met het Vereffeningsfonds van de provincie Limburg, voorstelling en mogelijke samenwerking met het project ‘herstelbemiddeling in de fase van de strafuitvoering’.
190
Met betrekking tot de plaatselijke praktijk werd er een overleg georganiseerd met de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, de heer Dupain. Verder werd de samenwerking met de onderzoeksrechters verfijnd en concreet uitgewerkt. De bemiddelaar maakte hiervoor een vergelijking met andere arrondissementen. Veel aandacht ging ook naar de ontwikkelingen van het project herstelbemiddeling op nationaal vlak. Ook de rijke praktijk in Tongeren leverde heel wat punten ter bespreking. Enkele voorbeelden: • kan voortzetting van het proces van bemiddeling na het vonnis (opgestart voor het vonnis); • de tijd tussen het aanbod van herstelbemiddeling en de correctionele zitting is soms erg kort; • bemiddeling opstarten na vonnis eerste aanleg en voor arrest van hof van beroep; • bemiddelen met daders minderjarig op moment van de feiten, maar ondertussen meerderjarig geworden; • hoe omgaan met aanvragen uit een ander arrondissement waar geen herstelbemiddelaar actief is; • … 1.2.2. Begeleidingsteam Voor wat betreft de praktische uitvoering van de bemiddelingen wordt de bemiddelaar binnen het arrondissement ondersteund door een begeleidingsteam. Aan dit team worden alle vragen en knelpunten binnen een bepaald dossier voorgelegd. Het begeleidingsteam van Tongeren is samengesteld uit een of meerdere vertegenwoordigster(s) van Justitieel Welzijnswerk, Centrum voor Hulp aan Slachtoffers, de balie, bemiddeling in strafzaken en slachtofferonthaal. Op het begeleidingsteam wordt telkens de stand van zaken gegeven binnen elk individueel dossier. De vragen en knelpunten hieraan verbonden worden besproken. Daarnaast kiest het begeleidingsteam er ook voor om algemene thema’s aan bod te laten komen die de visie op het bemiddelingsproject of de algemene aanpak aanbelangen. In die zin is dit zeker ook een meerwaarde voor al de leden. Een inventaris met mogelijke thema’s werd door het team samengesteld. Het begeleidingsteam is in 2002 samengekomen op 21.02.2002, 23.05.2002, 05.09.2002 en 07.11.2002. Het begeleidingsteam is voor de bemiddelaar een waardevol werkinstrument daar er vanuit verschillende invalshoeken wordt gekeken naar de praktijk van herstelbemiddeling.
191
2. Herstelbemiddeling meerderjarigen Tongeren in cijfers Tabel 1: aanvragen A. Aantal aanvragen in 2002 B. Aantal dossiers in beraad C. Aantal niet opgenomen aanvragen D. Aantal oneigenlijke aanvragen E. Aantal opgenomen dossiers (als de bemiddelingsdienst effectief een aanbod doet) F. Aantal opgenomen dossiers1 (als de bemiddelingsdienst een gedeelte van een aanbod/ een volledig aanbod doet in een dossier van een collega uit een ander arrondissement of project FSU)
32 0 0 0 31 1
Deze tabel geeft weer dat al de effectieve aanvragen ook dossiers werden. Wellicht heeft dit te maken met het feit dat in de meeste dossiers het parket doorverwijzer is waaruit meteen ook blijkt dat het parket goed op de hoogte is van de selectiecriteria.
Tabel 2: aanbod dossiers 1. Aantal dossiers uit 2001, overgedragen naar 2002, en afgesloten 2. Aantal dossiers uit 2001, overgedragen naar 2002, nog lopend 3 . Aantal nieuwe dossiers in 2002, afgesloten in 2002 4. Aantal nieuwe dossiers in 2002, nog niet afgesloten
7
20 11
Totaal
38
0
Bovenvermelde cijfers betreffen dossiers die door het parket in overleg met de bemiddelaar werden geselecteerd en waarin het schriftelijk aanbod tot herstelbemiddeling werd geformuleerd door het parket. Met ‘dossier’ wordt hier een ‘gerechtelijk’ dossier bedoeld. Daar de registratie per dos sier onvoldoende het eigenlijke bemiddelingswerk weergeeft, wordt dit in de volgende tabel rechtgezet met de opgave van het aantal bemiddelingsprocessen dat binnen de dossiers (kan) worden gevoerd. Een bemiddelingsproces doelt op elke bemiddeling tussen respectievelijk één slachtoffer en één dader in het kader van een of meerdere feiten waarin beide partijen betrokken zijn. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen potentiële en effectieve bemiddelingsprocessen. Zodra de bemiddelaar in een dossier een dader en een slachtoffer, met een link tussen beiden, heeft gesproken en van beiden het mandaat heeft tot bemiddelen, is er sprake van een effectief bemiddelingsproces.
1
De gegevens m.b.t. deze dossiers vindt u terug in het werkingverslag van betreffende arrondissementele dienst.
192
Tabel 3: aantal feiten, aantal daders en slachtoffers, aantal potentiële en effectieve bemiddelingsprocessen in de overgedragen dossiers (1 en 2) en de nieuw opgenomen dossiers (3 en 4) Volgnummer
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. Totaal
* * * * * * *
Aantal feiten
1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 9 1 1 1 4 1 1 1 2 7 59
Aantal daders
Aantal slachtoffers
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 3 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 2 1 1 1 1 1 43
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 2 1 1 1 1 1 2 1 2 1 2 2 1 2 14 1 1 1 4 1 1 1 1 9 69
Aantal potentiële bemiddelingsprocessen 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 1 1 2 1 1 1 1 1 6 1 2 1 2 2 1 2 15 1 1 1 5 1 1 1 1 9 76
Aantal effectieve bemiddelingsprocessen 1 1 1 1 1 1 1 0 1 1 0 2 0 0 1 0 1 0 1 1 6 1 2 1 2 2 1 0 5 1 1 0 3 1 0 1 1 9 52
* dossiers die opgestart zijn in 2001 en afgerond zijn in 2002. Er werd in 2002 in 52 bemiddelingsprocessen gewerkt waarvan 30 processen ook in 2002 werden afgerond.
193
-
loondiefstal diefstal met geweld diefstal met braak diefstal dmv valse sleutels gewone diefstal poging diefstal met geweld opzettelijke beschadigingen opzettelijke brandstichting
-
opzettelijke slagen en verwondingen met werkonbekwaamheid opzettelijke slagen en verwondingen aan agent/off. in functie opzettelijke slagen en verwondingen familieverlating
Zedendelicten - aanranding van de eerbaarheid van minderjarige jonger dan 16j - verkrachting minderjarige - poging verkrachting meerderjarige Verkeersdelicten
Totaal
Andere
13 1 3 4
1 1
2 3 5
2
2
1
1 11
Persoonsdelicten -
Ander bemiddelaar
Herstelconsulent
Slachtoffer
Dader
SOP
Slachtofferhulpverlener
Daderhulpverlener
Advocaat
Onderzoeksrechter
Parket
Verbindingsmagistraat
Aard van de feiten Vermogensdelicten
Verwijzer
Tabel 4: aard van de feiten in de nieuw opgenomen dossiers naargelang verwijzer (E)
8
8
3
3 4
1
1
3
3
1
1
Sluikstorten
1
1
Oplichting
1
1
Totaal
29
2
31
In deze tabel valt op, zoals eerder reeds aangegeven dat vooral het parket de doorverwijzer van dossiers is naar herstelbemiddeling. Er waren daarnaast twee doorverwijzingen vanuit de gevangenis en telkens op vraag van de verdachte. Dit kadert in de samenwerkingsafspraken met de herstelconsulent omtrent doorverwijzing. 194
Tabel 5: aantal, statuut en geslacht van daders en slachtoffers wat betreft de potentiële en effectieve bemiddelingsprocessen (E) Statuut en geslacht Natuurlijke personen Man Vrouw Rechtspersonen Totaal
Potentiële bemiddelingsprocessen slachtoffers daders totaal 54 36 90 32 32 64 22 4 26 8 0 8 62 36 98
Effectieve bemiddelingsprocessen slachtoffers daders Totaal 38 24 62 24 22 46 14 2 16 3 0 3 41 24 65
Tabel 6: leeftijd daders en slachtoffers bij aanvang van de bemiddeling (E) Leeftijden < 18 jaar 18 t/m 25 jaar 26 t/m 35 jaar 36 t/m 45 jaar 46 t/m 55 jaar > 55 jaar Leeftijd niet gekend Rechtspersonen
Potentiële bemiddelingsprocessen dader slachtoffer totaal 0 2 2 17 12 29 13 6 19 5 10 15 0 3 3 1 2 3 0 20 20
Effectieve bemiddelingsprocessen dader slachtoffer totaal 0 1 1 12 8 20 8 3 11 3 8 11 0 2 2 1 2 3 0 14 14
0
0
7
7
3
3
In de hiernavolgende tabellen (7 tot en met 12) worden de bemiddelingsprocessen onder de loep genomen die in 2002 werden beëindigd en werden opgestart in 2002 of eerder. Tabel 7: verloop van de bemiddelingsprocessen Bemiddelingsproces - volledig doorlopen (BVD) - met schriftelijke overeenkomst - zonder schriftelijke overeenkomst - voortijdig gestopt (BVG) - dader haakt af - slachtoffer haakt af - dader en slachtoffer haken af - bemiddelaar stopt - andere: omwille van correctionele zitting
Aantal 22 17 5 8 3 1 4
Van de 30 bemiddelingsprocessen die beëindigd werden in 2002, werden er 22 volledig doorlopen. In 17 processen werd er tussen de betrokken partijen een schriftelijke overeenkomst opgesteld. In 5 processen werd het aanbod van bemiddeling voltooid en als positief ervaren maar was een schriftelijke overeenkomst niet opportuun.
195
Tabel 8: aard van de relatie dader-slachtoffer in de effectieve bemiddelingsprocessen Aard van de relatie Onbekenden Relatie - familie / partnerrelatie - ex-partner - buren / kennissen - vaag / van ziens - klant / uitbater - eigenaar / huurder - school / ex-leerling - werk - andere Niet gekend Totaal
Aantal effectieve bemiddelingsprocessen 23 7 1 1 1 2 0 0 0 2 0 0 30
Tabel 9: aard van het bemiddelingsproces Aard van de bemiddeling Indirecte bemiddeling Directe bemiddeling Totaal
Aantal bemiddelingsprocessen 28 2 30
Slechts in 2 van de 30 bemiddelingsprocessen werd er een gezamenlijk gesprek georganiseerd. Toch wordt er door de bemiddelaar in elk dossier een actief aanbod gedaan van directe bemiddeling. Tabel 10: de overeenkomsten Inhoud van de overeenkomst Financiële vergoeding: materieel: volledige vergoeding Financiële vergoeding: materieel: voorschot betalen Financiële vergoeding: materieel: afbetaling Afstand doen van schade-eis Afstand van burgerlijke partij: voorwaardelijk Verontschuldigingen en excuses Uitwisseling van informatie Met rust laten Therapie volgen
Aantal 9 0 1 1 7 8 10 7 0
Het gaat hier om 15 absolute overeenkomsten en om 17 bemiddelingsprocessen waar een overeenkomst werd bereikt. In 11 van de 15 overeenkomsten werd een regeling getroffen omtrent financiële schade.
196
Tabel 11: tijdsverloop van de bemiddelingen (BVD+BVG) Tijdsverloop Tussen datum van de feiten en vertrek brief parket
Gemiddeld aantal dagen over alle bemiddelings-processen 439
Mediaan
13
14
113
118
100
101
Tussen datum van vertrek brieven en het eerste contact met partijen Tussen datum van vertrek brief en afsluiting van het bemiddelingsproces Tussen datum eerste contact met partijen en afsluiting van het bemiddelingsproces
383
Het duurt gemiddeld veertien maanden na de feiten voordat er een aanbod van herstelbemiddeling wordt gedaan. Dit kunnen we verklaren door het feit dat de verwijzing van het parket slechts kan gebeuren in dossiers waarin de procureur reeds de beslissing heeft genomen om te dagvaarden. De gemiddelde duur van een bemiddelingsproces is tussen de drie en de vier maanden. Tabel 12: duur van de bemiddelingsperiode in dagen voor bemiddelingsprocessen die volledig werden doorlopen met of zonder schriftelijke overeenkomst (BVD) N=
Kortste bemiddeling
Langste bemiddeling
Gemiddelde bemiddelingstijd
19 100
223 223
119 143
Algemeen In bemiddelingsprocessen met overeenkomst In bemiddelingsprocessen zonder overeenkomst
De gemiddelde bemiddelingsduur in bemiddelingsprocessen waar een overeenkomst werd bereikt is ongeveer één maand korter dan in die dossiers waar geen overeenkomst werd bereikt.
Tabel 13: redenen voor het niet opstarten van het bemiddelingsproces Reden: bemiddeling niet opportuun dader is onbereikbaar dader weigert bemiddelingsaanbod slachtoffer is onbereikbaar slachtoffer weigert bemiddelingsaanbod dader en slachtoffer zijn onbereikbaar dader en slachtoffer weigeren het bemiddelingsaanbod Andere Totaal
Totaal 1 1 4 12 5 0 1 0 24
In 17 van de 24 processen kon bemiddeling niet worden opgestart omwille van redenen eigen aan het slachtoffer. In 5 van de 24 processen was de reden eigen aan de dader. In één proces was het aanbod niet opportuun daar er reeds een vonnis was via de burgerlijke rechtbank.
197
Algemeen besluit Het werkingsjaar 2002 betekende voor de bemiddelingsdienst arr. Tongeren vooral een jaar van verdieping en verfijning van de bemiddelingspraktijk. Cijfers tonen aan dat er voldoende dossiers konden worden opgestart om deze doelstelling ook waar te maken. In deze zin heeft de herstelgedachte en de herstelbemiddeling vaste grond gekregen in het gerechtelijk arrondissement Tongeren. De bemiddelaar kon, tot op heden, in 50 dossiers heel wat ervaring opdoen die de inhoud van de bemiddelingspraktijk alleen maar interessanter kan maken. Naast het individuele dossierwerk was er ook nog ruimte voor het structurele werk. Cijfers tonen aan dat ook hier het volgende werkjaar nog werk aan de winkel is. De instroom van dossiers blijft immers te beperkt tot de doorverwijzingen via het parket. Verder sensibiliseren van andere partners en partijen blijft daarom een noodzaak. In 2002 werden er 31 dossiers geselecteerd en werd in 52 bemiddelingsprocessen gewerkt. Hiervan werden 30 processen in hetzelfde jaar afgerond. In 17 processen zijn we tot een overeenkomst kunnen komen die toegevoegd kon worden aan het gerechtelijk dossier voor de correctionele zitting. Het bekomen van een overeenkomst is echter niet de parameter voor het ‘lukken of mislukken’ van het aanbod van herstelbemiddeling. Een eerste fase in een bemiddelingsproces is het beantwoorden van vele onbeantwoorde vragen waar alleen de andere partij een antwoord op kan geven. Dit blijkt essentieel te zijn voor de verwerking van het gebeuren. Het misdrijf kan zo een plaats krijgen in het verdere leven. Wanneer herstelbemiddeling een bijdrage kan leveren om beter tegemoet te komen aan de behoeften van de daders en slachtoffers kunnen we een bemiddeling als geslaagde bemiddeling zien. Tot slot stelt de herstelbemiddelaar op haar éénmanspost erg tevreden te zijn met de ondersteuning die ze reeds heeft ervaren van alle partners die op een of andere manier gelinkt zijn aan het project.
198
HERSTELBEMIDDELING IN DE FASE VAN DE STRAFUITVOERING KRISTEL BUNTINX DIRK DUFRAING DAVID EYCKMANS
Inleidende beschouwingen Volgens de opdrachtbepaling bij het project ‘De uitbouw van een herstelgericht aanbod aan gedetineerden’ diende de uitwerking van het gecombineerd aanbod ‘Slachtoffer in Beeld’ en ‘Herstelbemiddeling’ en de positionering ervan te leiden tot een algemeen concept inzake herstelgerichte detentie vanuit de Vlaamse Gemeenschap. De initiatieven ‘Slachtoffer in Beeld’ en ‘Herstelbemiddeling’ waren oorspronkelijk twee onafhankelijke initiatieven met een aanbod in de fase van de strafuitvoering. Vanuit de overheid werd voorgesteld in 2000 een gezamenlijk project op te starten dat moest kaderen in het bredere project ‘Naar de uitbouw van een geïntegreerde ondersteuning van welzijnsgerichte werkvormen in een veiligheids- en justitiële context’1, en dit project tevens toe te kennen aan hetzelfde samenwerkingsverband2. Tijdens het eerste projectjaar lag de focus op de implementatie en praktijkontwikkeling van het aanbod in de gevangenissen Leuven Centraal, Leuven Hulp en Hoogstraten. De weerslag daarvan is terug te vinden in het eindrapport van november 2001. Aan het tweede luik, namelijk de positionering van het aanbod en de conceptontwikkeling, was men niet toegekomen, hoewel daartoe wel stappen werden ondernomen. Het volgende projectjaar werd vooropgesteld werk te maken van het verder uittekenen van het conceptuele luik. In februari 2002 werd ik aangesteld als projectmedewerker met als taak in te staan voor de redactie van het denkwerk van de werkgroep ‘Herstelgerichte Detentie’. Deze werkgroep diende te fungeren als denktank en heeft zich gebogen over de mogelijke positioneringen van het gecombineerde aanbod ‘Slachtoffer in Beeld’ en ‘Herstelbemiddeling’ in de detentiecontext. In de loop van dit denkproces werd echter steeds duidelijker dat 'Slachtoffer in Beeld' en 'Herstelbemiddeling in de fase van de strafuitvoering' met een verschillende snelheid hun concept ontwikkelden. Waar Suggnomè reeds een visie ontwikkeld had met betrekking tot herstelbemiddeling in de fase van de strafuitvoering en in de discussie vooral nood had aan het verkennen van verschillende mogelijke samenwerkingsmodaliteiten, had SIB vooral nood aan ontwikkeling van visie in overleg met de verschillende partners op het terrein. Bovendien lijken beide initiatieven zich op een andere manier te positioneren. Einde augustus werd in de aanbevelingen ten aanzien van de Vlaamse Gemeenschap dan ook voorgesteld beide projecten voorlopig op te splitsen ten einde hen de ruimte te geven het eigen concept verder uit te klaren. In dit jaarrapport van Suggnomè wordt uiteraard hoofdzakelijk aandacht besteed aan de positionering van 'Herstelbemiddeling inde fase van de strafuitvoering'. Voor een meer uitgebreide bespreking van het denkproces van de werkgroep verwijs ik naar het eindrapport van oktober 2002.3
1
Beter bekend als het Project Kruispuntinitiatieven Justitie-Welzijn-Veiligheid. Samenwerkingsverband tussen het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, de Vlaamse Federatie voor Forensisch Welzijnswerk vzw, het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk vzw, de Federatie Autonome Centra Algemeen Welzijnswerk vzw en Suggnomè Forum voor Herstelrecht en Bemiddeling vzw. 3 D. EYCKMANS, K. BUNTINX, D. DUFRAING, G. RAETS, De uitbouw van een hertelgericht aanbod aan gedetineerden vanuit de Vlaamse Gemeenschap, s.l., p. 98. 2
199
Niettegenstaande de focus verschoven was naar het denkwerk omtrent de mogelijke positioneringen van het gecombineerde aanbod werd de praktijk natuurlijk verder gezet. Hierin leest u meer in de bijdragen van de herstelbemiddelaars Dirk Dufraing en Kristel Buntinx. Bovendien reflecteren zij vanuit de praktijk op de conceptuele ontwikkelingen. Ook wordt er een apart hoofdstuk besteed aan het Herstelfonds dat bij het denkwerk omtrent de positionering van Herstelbemiddeling aanvankelijk buiten beschouwing gelaten werd maar dat zich hier ook toe dient te verhouden. In de praktijk krijgt het Herstelfonds meer en meer de vorm van een instrument tot het faciliteren van dader-slachtoffer communicatie. Via deze weg dank ik allen die zich op welke manier dan ook hebben ingezet in de discussies omtrent het concept van 'herstelgerichte detentie' in het algemeen en herstelbemiddeling in het bijzonder. Mijn dank gaat vooral uit naar de leden van de werk- en stuurgroep, de cursusleiders en coördinatoren van SIB, de herstelbemiddelaars en de medewerkers op het secretariaat van Suggnomè. David Eyckmans
200
1. Structuur Zoals in de inleiding reeds werd aangegeven spitsten de werkzaamheden van het eerste projectjaar zich toe op het implementeren en uitwerken van het aanbod SIB en Herstelbemiddeling in de fase van de strafuitvoering. Einde 2001 werd voor het project herstelbemiddeling fase strafuitvoering een uitbreiding toegestaan naar twee fulltime bemiddelaars. Daarnaast werd er gemeenschappelijk voor SIB en Suggnomè een nieuwe functie gecreëerd om tegemoet te komen aan het conceptuele luik van de opdracht, de 'conceptontwikkelaar'. Om de ‘bijna onmogelijke’ opdracht toch realiseerbaar te maken werd gesteld dat Suggnomè en SIB verantwoordelijk zouden blijven voor de ontwikkeling van het concept 'herstelgerichte detentie' en dat de ‘concepton twikkelaar’ de redactie van het eindrapport op zich zou nemen. Gezien de veranderde jobinhoud van de conceptontwikkelaar werd de vraag gesteld of deze persoon niet dichter bij de concrete praktijk van herstelbemiddeling en SIB moest zitten, in plaats van, zoals oorspronkelijk voorzien, hem tewerk te stellen bij de andere medewerkers van het Project Kruispuntinitiatieven Justitie-Welzijn-Veiligheid. Dit werd door de leden van de stuurgroep onderschreven. Uiteindelijk werd in februari 2002 David Eyckmans, licentiaat in de criminologische wetenschappen, aangeworven voor deze functie. De keuze om de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van het concept bij SIB en Suggnomè te leggen had een aantal implicaties voor beide organisaties: zowel met betrekking tot de taakverdeling als het tempo van vergaderen. Binnen Suggnomè werd Leo Van Garsse aangeduid om zich op de conceptontwikkeling toe te spitsen, voor SIB werd dit Greet Raets. Ook ten aanzien van de herstelbemiddelaars fase strafuitvoering en de cursusleiders van SIB waren er verwachtingen om mee te denken aan het concept. De optie die werd gekozen leidde ook tot het hertekenen van de samenstelling en de opdrachten van de werk- en stuurgroep. De werkgroep 'herstelgerichte detentie' binnen Suggnomè die aanva nkelijk was opgevat als denktank waarin werd nagedacht over 'herstelgerichte detentie' in de meest brede zin van het woord, kreeg nu de opdracht zich te buigen over de verschillende mogelijke positioneringen van het herstelgericht aanbod aan gedetineerden vanuit de Vlaamse Gemeenschap, zich inspirerend op de praktijk van herstelbemiddeling in de fase van de strafuitvoering en Slachtoffer in Beeld. Om bij het praktijkgebeuren te kunnen aanleunen werd er voor gekozen om de cursusleiders van SIB en de Herstelbemiddelaars voor de fase van de strafuitvoering te laten participeren aan de werkgroep. Volgende personen participeerden aan de werkgroep: Nadia Biermans (Vlaams coördinator herstelconsulenten), Kristel Buntinx (herstelbemiddelaar), Bieke Cornelissen (cursusleider SIB), Sabine De Bock (cursusleider SIB), Dirk Dufraing (herstelbemiddelaar), David Eyckmans (redacteur project), Greet Raets (coördinator SIB), Tinneke Van Camp (project herstelgerichte detentie KULeuven), Inge Vandeurzen (herstelconsulente PSC Hoogstraten), Leo Van Garsse (Suggnomè) en Anneli Verstraete (centraal team PSD). De lijnen die in de werkgroep werden uitgetekend dienden teruggekoppeld te worden naar de reeds bestaande stuurgroep van het project 'Naar de uitbouw van een herstelgericht anbod a aan gedetineerden vanuit de Vlaamse Gemeenschap', kaderend in het bredere project 'Naar de uitbouw van een geïntegreerde ondersteuning van welzijnsgerichte werkvormen in een veiligheids- en justitiële context’.
201
De opdracht van de stuurgroep bestond erin: ♣ impulsen te geven aan de werkgroep; ♣ na te gaan in welke mate de lijnen die in de werkgroep zouden uitgetekend worden inpasbaar zijn in het beleid; ♣ ervoor te zorgen dat wat de werkgroep zou uittekenen teruggekoppeld werd naar de eigen achterban om in dat perspectief verder te werken; ♣ te fungeren als forum op snijvlak Justitie – Welzijn. De stuurgroep was samengesteld uit volgende personen: Kristel Verstraete (directoraatgeneraal Strafinrichtingen), Nadia Biermans (Vlaams coördinator herstelconsulenten), Isabelle Storme (psycholoog-directeur PSD), Tine Marain (slachtofferhulp, SAW), Kristin Nuyts (project Kruispuntinitiatieven), Kathleen Van De Vijver (forensisch welzijnswerk, SAW), Frederik Janssens (VFFW), Greet Raets (coördinator SIB), Leo Van Garsse (Suggnomè vzw), Ivo Aertsen (KULeuven), Marc Verhelst (Beleidscel 'Samenleving & Criminaliteit'), David Eyckmans (projectredacteur Suggnomè -SIB). In concreto vergaderde de werkgroep op de volgende data: 05/02, 25/02, 19/03, 09/04, 29/4 06/05, 12/06, 25/06 en 17/07. De stuurgroep kwam in die periode vier maal samen op de volgende data: 04/03, 19/04, 04/06 en 30/07. Op 30/9 werd met de werkgroep nog een evaluatievergadering georganiseerd.
2. De mogelijke positioneringen van 'het herstelgericht aanbod aan gedetineerden vanuit de Vlaamse Gemeenschap' Bij de werkzaamheden in de werkgroep werd de beslissing genomen om bij de ontwikkeling van het concept in eerste instantie aandacht te besteden aan het aanbod aan gedetineerden die een vrijheidsbenemende straf ondergaan of met andere woorden de strafrechtelijk veroordeelde gedetineerden. Aldus werd de doelgroep afgebakend. In de werkgroep werden vervolgens drie positioneringen vooropgesteld die verder verkend werden door het bespreken van hun respectievelijke implicaties op de praktijk van Slachtoffer in Beeld en Herstelbemiddeling. De positioneringen werden in de werkgroep benoemd als ‘externe positionering’, ‘interne positionering’ en ‘half -interne positionering’. Elke positionering houdt een andere verhouding in ten aanzien van het strafrechtssysteem. Een ‘externe positionering’ van het herstelgericht aanbod houdt in dat dit aanbod absoluut onafhankelijk is ten opzichte van de uitvoering van de vrijheidsstraf. Herstel wordt volledig losgekoppeld van strafrecht en strafuitvoering. Een ‘interne positionering’ van het herstelgericht aanbod houdt in dat dit aanbod een essentieel deel uitmaakt van de uitvoering van de vrijheidsstraf. Herstel is een wezenlijk onderdeel van de strafuitvoering. De belangrijkste partner binnen justitie is hierbij de gevangenis als organisator van de strafuitvoering. In de ‘half-interne positionering’ maakt herstel geen wezenlijk onderdeel uit van stra frecht of strafuitvoering. Het gaat om een buitengerechtelijk aanbod dat echter wel op verzoek van justitie aan de partijen wordt gedaan. De partijen weten hierdoor dat het resultaat van hun inspanning een invloed kan hebben op de gerechtelijke besluitvorming. Ze beslissen echter vrij om al dan niet op het aanbod in te gaan. De belangrijkste partner binnen justitie is hierbij
202
de gerechtelijke instantie die beslist over de wijziging in de modaliteit van strafuitvoering en de daarbij horende voorwaarden (VI-commissie, strafuitvoeringsrechtbank). Dit in tegenstelling tot de ‘interne positionering’ waarbij de gevangenisdirectie als organisator van de strafuitvoering de belangrijkste partner binnen justitie is. Bij aanvang van de werkzaamheden van de werkgroep bestond de verwachting dat de implicaties voor de praktijk van Slachtoffer in Beeld en Herstelbemiddeling logisch afgeleid zouden kunnen worden uit de positionering die met het aanbod ingenomen wordt. Met de uitbouw van een herstelgericht aanbod aan gedetineerden begeven we ons echter op een terrein dat volop in beweging is. Bij de verkenning van het veld kunnen we vaststellen dat er een aantal ontwikkelingen plaatsvinden in de sfeer van de strafrechtsbedeling en de strafuitvoering, waarbij ook de actoren in het veld hun visie aanpassen. Bovendien ontwaren we onder de noemers herstelrecht en herstelgerichte detentie verschillende visies. Dit wordt onder meer duidelijk geïllustreerd in de reader ‘Herstel en Detentie’. 4 Dit heeft gevolgen voor de positionering en dus ook voor de praktijk van het concrete aanbod Een rigide positionering van het herstelgericht aanbod vanuit de Vlaamse Gemeenschap ten aanzien van de verschillende justitiële en niet-justitiële actoren is bijgevolg niet wenselijk. Bovendien kan vanuit de drie positioneringen een nuttige bijdrage geleverd worden. De initiatieven die deelnamen aan dit project, namelijk Slachtoffer in Beeld en Herstelbemiddeling, kunnen beide met betrekking tot het eigen aanbod een richting aangeven op basis van de stand van zaken in de visieontwikkeling binnen de organisaties zelf. De initiatieven dienen dus een positionering te kiezen die de meeste garanties biedt voor hun visie en doelstellingen. De verdere verkenning en verfijning van de positionering en de toetsing ervan aan de visie van de organisaties kan bijdragen tot de ontwikkeling van een veralgemeenbaar concept herstelgerichte detentie. De voorlopige positionering van de initiatieven Slachtoffer in Beeld en Herstelbemiddeling laat toe dat er ten aanzien van de zich in het veld bewegende actoren duidelijkheid is met betrekking tot de doelgroep en de doelstellingen zodat er samenwerkingsafspraken gemaakt kunnen worden. Suggnomè heeft reeds enige jaren ervaring met herstelbemiddeling voor vonnis. De visieontwikkeling met betrekking tot herstelbemiddeling in de fase van de strafuitvoering sluit aan bij haar algemene visie op herstelrecht. Als men herstel een plaats willen geven in de detentie moet men eerst afstand nemen van de detentie en haar plaats in het ruimer geheel van een herstelgerichte strafrechtsbedeling en strafuitvoering bekijken.
4
J. VANACKER (ed.), Herstel en Detentie, Brussel, Politeia, 2002, p. 144
203
3. De positionering van Herstelbemiddeling in de Fase van de Strafuitvoering Op basis van de ervaringen van Suggnomè met herstelbemiddeling voor vonnis en het denkwerk binnen Suggnomè met betrekking tot herstel en detentie worden hieronder slechts beknopt enkele uitgangspunten weergegeven die voortvloeien uit de visie van Suggnomè.5 De voorkeur van Suggnomè met betrekking tot de positionering sluit aan bij de positionering die in de werkgroep benoemd werd als “half-intern”.6
3.1 Belangrijke uitgangspunten In die visie van Suggnomè heeft elke dader en elk slachtoffer van een misdrijf recht op een herstelbemiddelingsaanbod. Een misdrijf wordt beschouwd als een conflictsituatie waarbij drie partijen betrokken zijn, namelijk dader en slachtoffer met hun respectievelijke omgeving en de samenleving. Suggnomè wil met herstelbemiddeling bijdragen tot herstel van de verstoorde relatie tussen dader, slachtoffer en samenleving. Elk van de drie partijen draagt hierbij verantwoordelijkheid. Dit in ogenschouw nemende werd de naam die de werkgroep in de schoot van dit project kreeg, namelijk “werkgroep herstelgerichte detentie”, enigszins ongelukkig gekozen. Ook de titel die het project zelf draagt is te eenzijdig. Als men spreekt over “De uitbouw van een herstelgericht aanbod aan gedetineerden vanuit de Vlaamse Gemeenschap” richt men zich immers eenzijdig tot gedetineerden. Een herstelgerichtheid veronderstelt echter dat elk van de partijen wordt aangesproken op zijn oplossingscapaciteit. Men spreekt dus beter over een “herstelgericht aanbod tijdens de fase van de strafuitvoering”, waarbij de “fase van de strafuitvoering” weliswaar betrekking heeft op de situatie waarin één van de partijen, namelijk de gedetineerde, zich bevindt, maar dit sluit niet uit dat het aanbod zich richt tot alle betrokken partijen. De Vlaamse Gemeenschap heeft tenslotte ook een engagement ten aanzien van slachtoffers.7 Vermits het bij herstelbemiddeling gaat om communicatie tussen daders en hun concrete slachtoffers, kan het resultaat van het bemiddelingsproces (overeenkomst) van belang zijn voor de instanties die beslissingen nemen over de wijzigingen in de modaliteit van strafuitvoering (VI-commissie, strafuitvoeringsrechtbanken, …) en de daarbij van toepassing zijnde voorwaarden. Het is voor Suggnomè van belang dat de partijen op de hoogte zijn over de eventuele invloed die het bemiddelingsproces kan hebben op de beslissingen van deze instanties.8 5
Zie ook L. VAN GARSSE, “Modieuze droom of maatschappelijke noodzaak”, JOHN VANACKER (ed.), Herstel en Detentie, Brussel, Politeia, 2002 6 Zie 1.4. 7 Decreet van 15 december 1998 houdende de goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 7 april 1998 tussen de Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake slachtofferzorg, B.S. 13 juli 1999; Protocolakkoord tussen de federale minister van Justitie, Marc Verwilghen, en de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijk Kansen, Mieke Vogels houdende de krachtlijnen van de verdere samenwerking op het grensgebied welzijnjustitie (26 maart 2001). 8 Art.10, 32 Recommendation no. R(99)19, of the Committee of Ministers to Member States concerning mediation in penal matters, adopted by the Committee of Ministers on 15 September 1999.
204
Suggnomè wil met herstelbemiddeling bijdragen tot herstel van de verstoorde relatie tussen dader, slachtoffer en samenleving, door daders en slachtoffers in de mogelijkheid te stellen om enerzijds te communiceren met elkaar en anderzijds met de gerechtelijke instanties. Suggnomè wil hierbij voorzien in een aanbod ten aanzien van alle daders en slachtoffers, dus ook ten aanzien van gedetineerden en hun slachtoffers. Binnen een herstelgericht beleid moet de gevangenisstraf als ultimum remedium gelden. De gevangenisstraf moet het alternatief worden waarnaar men kan grijpen wanneer andere reactiemodaliteiten onvoldoende garanties bieden. Tenslotte willen we de nadruk leggen op de aanbevelingen van de Raad van Europa die onderstaande stellingen en werkpunten ondersteunen.9
3.2 Aanzet tot positionering van Herstelbemiddeling in de Fase van de Strafuitvoering Uit de poging om de houding van Suggnomè aangaande de in de werkgroep besproken discussiepunten te verduidelijken, vloeien een aantal werkpunten voort. Ook hier wordt een onderscheid gemaakt tussen de werkpunten die betrekking hebben op de praktijk van herstelbemiddeling en de werkpunten op structureel niveau. De structurele werkpunten hebben immers ook hun weerslag op andere instanties en organisaties. 3.2.1 Stellingen en werkpunten op het niveau van de praktijk van herstelbemiddeling Suggnomè richt zich met herstelbemiddeling tot daders en slachtoffers van misdrijven. Gedetineerden zijn hierbij één categorie van daders. Gedetineerden kunnen onderverdeeld worden naargelang de hechtenistitel. Voor voorlopig gehechten bestaat er een aanbod herstelbemiddeling voor vonnis. Met betrekking tot geïnterneerden is er enerzijds nog geen praktijkervaring, anderzijds zijn er een aantal vragen, zoals bijvoorbeeld de rechtsgeldigheid van een eventuele overeenkomst, het zich verantwoorden voor feiten waarvoor men niet verantwoordelijk wordt geacht, … . Bij de veroordeelde gedetineerden kan er een onderscheid gemaakt worden tussen de gedetineerden met een vrijheidsstraf van minder dan drie jaar en gedetineerden met een vrijheidsstraf van drie jaar of meer. Met betrekking tot een vervroegde invrijheidstelling komen de eersten in aanmerking voor de procedure van voorlopige invrijheidstelling, de anderen dienen de procedure van de voorwaarde invrijheidsstelling te volgen. Het initiatief tot deelname moet van de partijen zelf komen, ze kunnen er wel toe uitgenodigd worden door de justitiële instanties.10 Suggnomè wil met herstelbemiddeling een evenwaardig aanbod doen aan daders en slachtoffers. In de voorbije praktijk was het aanbod onevenwichtig naar de daderkant omdat gedetineerden gemakkelijker te bereiken zijn en het dus ook eenvoudiger is om hen uit te nodigen.
9
Recommendation no. R(99)19, of the Committee of Ministers to Member States concerning mediation in penal matters, adopted by the Committee of Ministers on 15 September 1999; zie 3.4; zie bijlage. 10 Art. 1, 9, 11 Recommendation no. R(99)19, of the Committee of Ministers to Member States concerning mediation in penal matters, adopted by the Committee of Ministers on 15 September 1999.
205
Werkpunten: •
verkennen van mogelijkheden om het herstelbemiddelingsaanbod op een evenwaardige manier aan gedetineerden en hun slachtoffers te doen;
•
gefundeerd standpunt ontwikkelen met betrekking tot een herstelbemiddelingsaanbod aan geïnterneerden en hun respectievelijke slachtoffers.
3.2.2. Stellingen en werkpunten op structureel niveau Voor de gedetineerden, die de procedure van de voorwaardelijke invrijheidstelling volgen, en hun slachtoffers bestaat de VI-commissie als gerechtelijke instantie die beslist over de wijziging in modaliteit van strafuitvoering. Suggnomè verwacht dat de VI-commissie een eventuele overeenkomst tussen dader en slachtoffer mee in overweging zal nemen opdat de oplossingscapaciteit van de partijen erkend zal worden.11 Werkpunten: •
overleg met VI-commissies met betrekking tot de haalbaarheid van deze verwachting om een eventuele overeenkomst systematisch mee in overweging te nemen en eventuele praktische afspraken;
•
opvolgen van de ontwikkelingen betreffende de strafuitvoeringsrechtbanken.
Andere vragen met betrekking tot bemiddeling of communicatie die tot de persoonlijke levenssfeer van de gedetineerde en andere partijen behoren situeren zich op een ander niveau, zijnde een algemeen aanbod aan burgers betrokken in conflictsituaties. De dader-slachtoffer bemiddeling dient zich hiervan te onderscheiden, tenminste voor zover ze van belang kan zijn voor een instantie die beslist over de verhouding ‘dader-slachtoffer-samenleving.’ Deze instantie wordt dan de structurele vertaling van de derde partij (cfr. de normdragende samenleving) waarvan de partijen onder meer tijdens het bemiddelingsproces tegelijk medewoordvoerders en gesprekspartners zijn. Met andere woorden, Suggnomè pleit ervoor dat dader-slachtoffer bemiddeling opgenomen wordt in herstelbemiddeling tot en met de definitieve invrijheidstelling. De vragen tot bemiddeling of communicatie die buiten deze sfeer vallen behoren in de visie van Suggnomè tot het Algemeen Welzijnswerk. Suggnomè streeft dan ook naar een actieve doorverwijzing vanuit de herstelbemiddeling naar het Algemeen Welzijnswerk en vice versa. Werkpunt: •
expliciteren van de verwachting t.a.v. het Algemeen Welzijnswerk inzake die vragen om bemiddeling die zich buiten het conceptuele kader slachtoffer - dader - samenleving (gerechtelijke instantie) situeren en operationaliseren van de samenwerking in dit verband.
11
Art. 17, 32, 33 Recommendation no. R(99)19, of the Committee of Ministers to Member States concerning mediation in penal matters, adopted by the Committee of Ministers on 15 September 1999.
206
We verwachten dat alle gedetineerden en hun slachtoffers een recht hebben op herstelbemiddeling, mits wederzijdse instemming.12 Werkpunten of aanbevelingen: •
overleg met de Vlaamse Gemeenschap om te kunnen voorzien in een veralgemeend aanbod aan gedetineerden en hun respectievelijke slachtoffers;
•
overleg met Justitie om het recht op herstelbemiddeling voor gedetineerden en hun respectievelijke slachtoffers mogelijk te maken.
Er kan informatie-uitwisseling omtrent een gedetineerde plaatsvinden met JWW en/of de PSD of omtrent een slachtoffer met de diensten slachtofferhulp en/of slachtofferonthaal in functie van een optimale opvolging en begeleiding bij het proces. Deze informatie-uitwisseling is enkel mogelijk indien de respectievelijke gedetineerden en slachtoffers daar mee instemmen.13 Werkpunt: •
overleg met verschillende actoren betreffende de doelstellingen en de grenzen van informatie-uitwisseling.
4. Een nieuwe koers…een nieuwe structuur… We moeten vaststellen dat de ontwikkeling van een concept herstelgerichte detentie een immense opdracht is. Het eindresultaat is hierbij zeer ontnuchterend. De idee dat het samenzitten van SIB en Suggnomè gemakkelijk tot een gezamenlijk spoor zou leiden, moeten we laten varen. Er wordt dan ook gepleit voor een tweesporenbeleid waarbij SIB en Suggnomè elk hun project verder uitbouwen, maar waarbij ook linken blijven bestaan in functie van de verwachtingen van de Vlaamse Gemeenschap hoe ze zich dienen te positioneren ten aanzien van herstelgerichte detentie. Waar Suggnomè reeds een visie ontwikkeld heeft met betrekking tot herstelbemiddeling in de fase van de strafuitvoering en in de discussie vooral nood heeft aan het verkennen van verschillende mogelijke samenwerkingsmodaliteiten, heeft SIB vooral nood aan ontwikkeling van visie in overleg met de verschillende partners op het terrein. Bovendien lijken beide initiatieven zich op een andere manier te positioneren. Meer aangewezen lijkt dat beide organisaties hun eigen werkgroep samenstellen met personen die belangrijk zijn in een adviserende functie bij de verdere ontwikkeling en verfijning van hun concept, waarvan de organisaties zelf de eindverantwoordelijkheid dragen. De organisaties zelf treden dan in overleg met de beleidscel samenleving en criminaliteit. Suggnomè vzw heeft er dan ook voor gekozen een nieuwe werkgroep op te richten met het oog op de uitwerking van de vooropgestelde werkpunten. Er wordt uitdrukkelijk gesteld dat 12
Art. 1,3 Recommendation no. R(99)19, of the Committee of Ministers to Member States concerning mediation in penal matters, adopted by the Committee of Ministers on 15 September 1999. 13 Art. 2 Recommendation no. R(99)19, of the Committee of Ministers to Member States concerning mediation in penal matters, adopted by the Committee of Ministers on 15 September 1999.
207
de werkgroep een adviserende opdracht heeft en dat het team 'bemiddeling fase strafuitvoering'14samen met Suggnomè de verantwoordelijkheid draagt met betrekking tot het eindresultaat. In de nieuwe overeenkomst die Suggnomè heeft afgesloten met de Vlaamse Gemeenschap wordt deze nieuwe structuur bekrachtigd. De volgende personen participeren aan de werkgroep 'Bemiddeling fase strafuitvoering ': Astrid Rubbens (slachtofferhulp, SAW), Els Sneiders (adjunct-adviseur SOP), Lifa Ouald Chaib (methodiekontwikkeling trajectbegeleiders, SAW), Nadia Biermans (Vlaams coördinator herstelconsulenten), Anneli Verstraete (centraal team PSD), Tinneke Van Camp (project hulp- & dienstverlening gedetineerden KULeuven), Marjolijne Milbou (beleidsmedewerker strategisch plan, gevangenis Merksplas), Leo Van Garsse (Suggnomè vzw), Kristel Buntinx (herstelbemiddelaar), Dirk Dufraing (herstelbemiddelaar), David Eyckmans (projectmedewerker bemiddeling fase strafuitvoering, Suggnomè vzw). Deze werkgroep vergaderde een eerste keer op 4 december 2002. Het team BSU bestaat uit drie leden, namelijk de twee herstelbemiddelaars in de fase van de strafuitvoering Dirk Dufraing en Kristel Buntinx en David Eyckmans die nu voltijds tewerkgesteld wordt bij Suggnomè als projectmedewerker voor de bemiddeling in de fase van de strafuitvoering. Het team vergadert tweewekelijks.
Besluit De werkpunten in ogenschouw nemende, staan we voor een enorme opdracht. Het belangrijkste werkpunt is een evenwaardig aanbod creëren voor slachtoffers en daders. Tot nu toe werd het aanbod eerder als dadergericht bestempeld, wat onder meer te maken heeft met het feit dat dit project in deze experimentele fase gebonden is aan drie gevangenissen, namelijk Leuven Hulp, Leuven Centraal en PSC Hoogstraten. De gedetineerden zijn vanzelfsprekend eenvoudig te bereiken. Belangrijk is nu te verkennen hoe we de slachtoffers op een evenwaardige manier toegang kunnen verschaffen tot het aanbod, wetende dat de slachtoffers over gans Vlaanderen -en zelfs daarbuiten- verspreid wonen en er slechts twee herstelbemiddelaars fase strafuitvoering zijn. Vanzelfsprekend zullen ook andere actoren in het veld een rol moeten opnemen in de 'dader -slachtoffer communicatie' waardoor geleidelijk aan een reliëf kan gevormd worden waarbij de taken van de herstelbemiddelaar enerzijds en het algemeen welzijnswerk en de justitiële actoren anderzijds duidelijk worden. Op deze manier zal ook voor de Vlaamse overheid de verhouding tussen herstelbemiddeling tot het aanbod van de Vlaamse Gemeenschap in het kader van het Strategisch Plan hulp- en dienstverlening aan gedetineerden en tot het aanbod aan hulp- en dienstverlening aan slachtoffers duidelijk moeten worden.
14
Hierna team BSU.
208
HET HERSTELFONDS
Inleidende beschouwingen Het herstelfonds dat eind 2000 werd opgericht heeft intussen zijn tweede werkingsjaar achter de rug. Niettegenstaande het aantal aanvragen gestegen is, beperken de deze zich tot één van de twee gevangenissen van waaruit een beroep kan gedaan worden op het herstelfonds, namelijk het PSC Hoogstraten en de Hulpgevangenis van Leuven. Een territoriale uitbreiding van het aanbod dient zich aan, doch ook dient gezocht te worden naar nieuwe financiële middelen en dient rekening gehouden te worden met het feit dat er momenteel slechts twee herstelbemiddelaars in de fase van de strafuitvoering zijn. We willen Welzijnszorg vzw bedanken die het initiatief van het herstelfonds als pilootproject sponsorde. Voor de toekomst wordt gesuggereerd aansluiting te zoeken bij het Fonds voor Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddelicten, een fonds dat bestaat uit gelden van daders en dat er is om slachtoffers van insolvabele of onbekende daders te vergoeden. Dit zou kunnen verwezenlijkt worden door middel van een wettelijke uitbreiding van het toepassingsgebied van het Slachtofferfonds. De uitbreiding van het toepassingsgebied met de mogelijkheden van het herstelfonds als poort naar dader-slachtoffer communicatie kan bijdragen tot een minder reductionistisch benadering van het slachtoffer dan bij de huidige toepassing van het Slachtofferfonds het geval is. Conflictsituaties mogen niet gereduceerd worden tot louter financiële kwesties, waarbij het slachtoffer gereduceerd wordt tot schuldeiser. Naast onze dank aan Welzijnszorg vzw gaat ook onze dank uit naar de organisaties die vrijwilligerswerk aanbieden voor gedetineerden. Ook de inspanningen die Inge Vandeurzen bij de uitvoering van haar opdracht als herstelconsulente in het PSC Hoogstraten levert en daarmee de drijvende kracht is in de werking van het herstelfonds, verdienen bijzondere aandacht.
1. Opzet Herstelfonds Suggnomè vzw beschouwt herstel als een proces van communicatie, wederzijdse betekenisverlening, waarbij betrokkenen zich 'her-stellen', zich herpositioneren ten opzichte van elkaar. Herstel wordt dus niet gezien als het terug repareren in de situatie van voor de feiten. Herstel is met andere woorden niet 'resultaatsgericht'. Het materiële herstel (betaling burgerlijke partij) valt niet samen met het begrip 'herstel'. Maar het speelt wel een rol. Het kan namelijk het eerste tastbare signaal zijn naar het slachtoffer toe. In de folder over het herstelfonds wordt gesproken over 'het eerste woord'. Het is bedoeld om gedetineerden de kans te geven om een (eerste) gebaar van erkenning naar het slachtoffer toe te doen. Het is een (eerste) stap in een communicatief proces. Het gaat dus niet enkel om de betaling van een deel van de burgerlijke partij. Om dit ook formeel duidelijk te maken is ervoor geopteerd dat de gedetineerde maar maximum voor de helft van het verschuldigde bedrag beroep kan doen op het herstelfonds met een maximum van 1250 •. Om diezelfde reden wordt geprobeerd om gedetineerden zo vrij mogelijk te laten om beroep te doen op het fonds. Het vrijwillig karakter is vooral belangrijk naar het slachtoffer toe, dat 210
zich gebruikt zou kunnen voelen wanneer hij merkt dat de gedetineerde verplicht wordt om de stap te zetten.
2. Procedure Herstelfonds Tot op heden is het Herstelfonds enkel toegankelijk voor veroordeelde gedetineerden van Leuven Hulp en Hoogstraten. Deze gedetineerden kunnen een aanvraag indienen bij het Comité Herstelfonds. Het comité vergadert in principe maandelijks. De aanvraag gebeurt schriftelijk, de gedetineerde richt een brief aan het comité waarin hij zijn motivatie weergeeft om een beroep te doen op het fonds, voor welke feiten hij gedetineerd is, voor welk feit de aanvraag geldt, wat het bedrag van de burgerlijk partij bedraagt, welk slachtoffer hij wil vergoeden. Indien het comité vaststelt dat het niet over alle informatie beschikt of dat deze informatie niet duidelijk genoeg is om een beslissing te kunnen nemen, kan het comité om bijkomende informatie vragen. Indien het comité de aanvraag ontvankelijk verklaart, wordt de bemiddelaar naar de gedetineerde gestuurd voor een verdiepend gesprek waarover deze laatste rapporteert aan het comité. Het comité kan dan het licht op groen zetten om het slachtoffer te contacteren. Indien het slachtoffer akkoord gaat met het voorstel kan de zoektocht naar vrijwilligerswerk starten. Zowel het slachtoffer als de gedetineerde kunnen suggesties doen met betrekking tot de aard van het vrijwilligerswerk dat gezocht wordt. De gedetineerde kan in principe slechts één aanvraag per benadeelde partij indienen. Het is in principe wel mogelijk meerdere aanvragen in te dienen. Het comité hanteert de volgende criteria: De dader moet: - gedetineerd zijn op ogenblik van de aanvraag; - vrijwillig kiezen deel te nemen; - zijn aandeel erkennen in de schade; - financieel onvermogend zijn om het slachtoffer te vergoeden; - een motivering hebben naar het slachtoffer toe. Het slachtoffer moet: - rechtstreeks benadeelde partij zijn; - contacteerbaar zijn door de bemiddelaar; - bereid zijn tot contact en acceptatie van het bedrag. Slachtoffer en dader: - zien een meerwaarde in de uitbetaling van het voorgestelde bedrag via het fonds. Tegemoetkoming van het fonds: - de bemiddelaar waakt over de verantwoording van het aangevraagde bedrag; - schade die vergoed werd door verzekeringsmaatschappij of het Fonds voor Slachtoffers van opzettelijke gewelddaden wordt in principe niet vergoed via het herstelfonds; - maximum 1250 • per aanvraag en maximum de helft van het verschuldigde bedrag.
211
Prestatie: - buiten de muren waar toezicht van externen mogelijk is, wordt het minimumloon als basis genomen voor het bepalen van het aantal te presteren uren; - binnen de muren wordt de vergoeding bepaald op basis van het aantal afgewerkte producten. De herstelconsulent(e) staat in voor de zoektocht naar vrijwilligerswerk. Uit ervaring is gebleken dat de slaagkans immers zeer klein is indien de gedetineerde hier zelf naar moet op zoek gaan. Bij de zoektocht naar vrijwilligerswerk wordt rekening gehouden met de voorkeur van de gedetineerde en van het slachtoffer. Dit laatste kan omdat we nu het slachtoffer contacteren vooraleer vrijwilligerswerk wordt gezocht.1 Bovendien wordt rekening gehouden met het feit of de gedetineerde al dan niet buiten de inrichting vrijwilligerswerk kan verrichten en met de feiten waarvoor de gedetineerde in de gevangenis zit. Bij de beoordeling van het soort werk dient het comité een oordeel te vellen over de vraag of het vrijwilligerswerk beschouwd kan worden als een dienst aan de gemeenschap. Het is echter niet mogelijk hier een vaststaande definitie voor te geven. Het comité wil zich vooral behoeden voor ad hoc georganiseerde gemeenschapsdienst. Gemeenschapsdienst moet beantwoorden aan een nood die in de samenleving aanwezig is. Het aanbod mag dus niet gecreëerd worden als antwoord op een vraag naar vrijwilligerwerk door een gedetineerde. Als je iets ad hoc creëert wordt de samenleving niet actief betrokken. We willen het aanbod van het herstelfonds situeren in de driehoek dader-slachtoffer-samenleving, waarbij idealiter elk van de drie partijen aanwezig is. Bij de verdere beoordeling van de gepastheid van het soort vrijwilligerswerk wordt in de eerste plaats belang gehecht aan wat door de dader en het slachtoffer zelf als een dienst aan de gemeenschap wordt aanzien. Ook voor de organisaties die vrijwilligerswerk aanbieden kan de betekenis die slachtoffer en dader eraan geven van groot belang zijn. Indien vrijwilligerswerk gevonden wordt, wordt een contract opgesteld tussen de gedetineerde, Suggnomè vzw, de penitentiaire instelling en de tewerkstellende organisatie. Naargelang het bedrag waarvoor het Herstelfonds tussenkomt wordt het aantal uren vastgelegd waarvoor de gedetineerde vrijwilligerswerk kan doen. Hierbij wordt een bedrag gehanteerd van 6,49 • per uur. Bij stukwerk wordt, rekening houdend met het aantal stuks dat in een uur kan afgewerkt worden, een afspraak gemaakt over het aantal af te werken stuks. Nadat het vrijwilligerswerk is afgerond worden dader en slachtoffer opnieuw gecontacteerd en wordt het bedrag overgemaakt aan het slachtoffer. Naar aanleiding van de gesprekken in het kader van het herstelfonds kunnen verdere bemiddelingsgesprekken volgen, deze kunnen natuurlijk reeds een aanvang nemen vooraleer de procedure van het herstelfonds volledig is afgerond.
1
Althans mbt aanvragen vanuit het PSC Hoogstraten omdat we er vrijwel zeker van zijn dat er steeds vrijwilligerswerk gevonden wordt.
212
3. Samenstelling van het Comité Herstelfonds Het comité kent momenteel de volgende samenstelling: Karen Van Houdenhuyse (slachtofferhulp Leuven), Philip Daeninck (project 'herstelgerichte detentie' KULeuven – advocaat), Kaat Boon (arrondissementscommissaris), Inge Vandenbempt (rechtshulpverlener JWL in Leuven Centraal), Leo Van Garsse (Suggnomè vzw), Noëlla Verreth (Suggnomè vzw), Marianne Regelbrugge (Suggnomè vzw), David Eyckmans (Suggnomè vzw). In de loop van 2002 evolueerde de samenstelling als volgt: -
Marianne Regelbrugge die opnieuw coördinator werd van Suggnomè vzw kwam terug in het comité;
-
Frederik Bullens die de forumfunctie binnen Suggnomè inwisselde om bemiddelaar te worden in Oudenaarde verliet het comité;
-
John Vanacker verliet het comité omdat zijn deelname niet meer verenigbaar is met zijn nieuwe functie als directeur-generaal "Uitvoering van Straffen en Maatregelen";
-
Kristel Buntinx die full-time bemiddelaar in de fase van de strafuitvoering werd, verliet het Comité;
-
Noëlla Verreth (Suggnomè vzw) nam de taken van Kristel Buntinx als secretaris van het Comité over;
-
David Eyckmans (projectmedewerker herstelgerichte detentie Suggnomè-SIB) kwam nieuw in het comité;
-
Karen Van Houdenhuyse (slachtofferhulp Leuven) werd gevraagd om lid te worden van het comité omdat men nood had aan een inbreng vanuit slachtofferzijde.
213
4. Het herstelfonds in cijfers 4.1 Aantal dossiers In 2002 waren er 19 nieuwe aanvragen ten opzichte van 12 vorig jaar. Bovendien werden in 2002 nog vier dossiers die reeds lopende waren in 2001 volledig afgerond met betaling. Eén van deze vier dossiers betrof een aanvraag vanuit de Hulpgevangenis van Leuven die dateerde van 2000, waardoor dus ook in Leuven Hulp een eerste dossier met succes werd afgerond. In totaal is er dus in 2002 in 24 dossiers voor het Herstelfonds gewerkt. Tabel 1: Maand van aanvraag Maand Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December Totaal
Cumulatief 3 2 4 2 1 4 2 1 -
3 5 9 11 11 12 16 18 18 19 19 19 19
Bovenstaande tabel geeft een overzicht van het aantal aanvragen per maand. Hierbij wordt de datum van de brief van de gedetineerde als uitgangspunt genomen. De verschillen die worden vastgesteld in de tabel met aanvragen tot herstelbemiddeling en herstelfonds in de bijdrage van herstelbemiddelaar Dirk Dufraing2 zijn te verklaren doordat de aanvragen pas bij de herstelbemiddelaar terecht komen nadat het comité een beslissing genomen heeft.
4.2 Aard van het delict Tabel 2: aard van het delict Feiten 1. Vermogensdelicten Vernieling Diefstal Heling
P.S.C.Hoogstraten 14 1 2 1
Hulpgevangenis Leuven
Totaal 1 2 1
2
Zie Herstelbemiddeling fase strafuitvoering arrondissement Turnhout (Hoogstraten) – tabel 2: periode van aanvraag.
214
Diefstal met braak Diefstal met geweld Autodiefstal Carjacking Brandstichting 2. Persoonsdelicten Slagen en verwondingen Poging doodslag 3. Zedenfeiten Verkrachting minderj. Totaal
2 5 1 1 1
2 5 1 1 1 2 1 1 3 3 19
1 1 3 19
Net als de vorige jaren bestrijken de feiten diverse categorieën, zowel vermogens- als persoonsdelicten. Toch is het overgrote deel van de aanvragen voor het Herstelfonds te situeren bij de vermogensdelicten, terwijl de verhouding vermogens- versus persoonsdelicten in de totaliteit van de aanvragen tot herstelfonds én herstelbemiddeling in Hoogstraten nagenoeg in evenwicht is. Opvallend is echter ook de afwezigheid van nieuwe aanvragen vanuit de Hulpgevangenis van Leuven. Dit kan enerzijds verklaard worden door de afwezigheid van een herstelconsulent in de Leuvense Hulpgevangenis, anderzijds door het beperkt aantal definitief veroordeelden dat daar verblijft.
4.3 Gevolg van de aanvraag Tabel 3: gevolg van de aanvraag Jaar van aanvraag
2000
2001
2002
Afgesloten met resultaat Nog lopende dossiers Weigering van het comité Weigering van de slachtoffers Overgeplaatst Geklasseerd (geen BP) Geen reactie op brief om meer inlichtingen Vroeger vrij gekomen
3 3 1 4 1
5 3 1 2 1 -
5 6 1 1 5 1 -
Totaal aanvragen
12
12
19
Er werden in 2002 negen aanvragen volledig afgerond met betaling, drie van deze aanvragen betroffen nog lopende dossiers van 2001, één aanvraag was reeds lopende sinds 2000. Zes dossiers die opgestart zijn in 2002 lopen verder in 2003. In twee van deze dossiers wordt nog vrijwilligerswerk gezocht. In de vier andere dossiers is het vrijwilligerswerk reeds gestart. Bovendien dient opgemerkt dat in één van deze vier dossiers het vrijwilligerswerk zal verder gezet worden na de invrijheidstelling. Het comité heeft de beslissing genomen dat het vroeger vrijkomen in principe geen beletsel vormt om het vrijwilligerswerk verder af te ronden.
215
De organisaties die vrijwilligerswerk aangeboden hebben betreffen enkele rusthuizen, een gezinsvervangend tehuis, enkele instellingen voor mentaal gehandicapten, een stedelijke groendienst en enkele organisaties die zich inzetten voor de 'derde wereld'. Het soort werk dat uitgevoerd werd, betreft onder meer: stukwerk in de gevangenis, helpen bij verbouwings- of vernieuwingswerken in tehuizen of bij organisaties, onderhoud van de tuinen en het meehelpen bij een aantal dienstverleningen aan bejaarden of jongeren. De ervaringen van de organisaties met het herstelfonds zijn ronduit positief. Het feit dat organisaties aangeven bereid te zijn in de toekomst nog aanvragen te overwegen en dat dit ook effectief gebeurt, getuigt hiervan. Bovendien wijdde rusthuis 'De Sterrewijzer' haar nieuwsbrief van november 2002 aan het thema Herstelgerichte detentie met onder meer een getuigenis over een gedetineerde die daar vrijwilligerswerk uitvoerde. Opvallend in tabel 3 is echter ook het hoge aantal dossiers dat is stopgezet omwille van de overplaatsing van gedetineerden naar andere gevangenissen. Deze vaststelling pleit voor een uitbreiding van het herstelfonds naar andere gevangenissen. Niettemin lezen we in de bijdrage van Dirk Dufraing3 dat dit voor sommige gedetineerden evenwel geen reden was om niet langer te proberen het slachtoffer te contacteren, en resulteerde een aanvraag bij het Herstelfonds dan ook de facto in een proces van herstelbemiddeling. In 2002 werd het comité niet meer geconfronteerd met het feit dat er geen reactie kwam op de brief om meer inlichtingen. Niettemin zullen we een nieuwe folder uitwerken waarin enerzijds de doelstellingen van het fonds worden weergegeven en anderzijds een overzicht van de informatie die van gedetineerden verwacht wordt. Het comité weigerde in 2002 slechts één aanvraag. De feiten waarop deze aanvraag betrekking had waren zedenfeiten. De reden van de weigering door het comité had betrekking op de geringe motivatie van de dader, namelijk enkel het sneller kunnen afbetalen van de burgerlijke partij. Ook bij de weigeringen in de eerste twee werkingsjaren baseerde het comité zich, op één uitzondering na, op de geringe motivatie van de dader. Slechts in één van de vroegere dossiers had de weigering betrekking op objectieve criteria, namelijk het feit dat het om een aanvraag van een voorlopig gehechte ging. Eén dossier werd geweigerd (geklasseerd) omdat de gedetineerde geen burgerlijke partij had. In één dossier weigerde het slachtoffer haar toestemming te verlenen. De contactname met het slachtoffer gebeurde via de advocaat vermits de bemiddelaar niet kon beschikken over de coördinaten van het slachtoffer. De feiten betroffen hier carjacking. In tegenstelling tot de vaststelling in het jaarrapport 2001 dat twee slachtoffers weigerden mee te werken en dit telkens de dossiers van verkrachting op minderjarigen betrof, stellen we nu vast dat de slachtoffers van gelijkaardige feiten wel ingaan op het aanbod.
3
Herstelbemiddelaar arrondissement Turnhout (Hoogstraten)
216
5. Enkele reflecties 5.1 Moment van contactname slachtoffer Aanvankelijk werd ervoor gekozen om eerst vrijwilligerswerk te zoeken alvorens het slachtoffer te contacteren. Het comité maakte deze keuze omwille van het feit dat men niet het risico wilde lopen dat men het slachtoffer zou teleurstellen als er uiteindelijk geen vrijwilligerswerk zou gevonden worden. In het PSC Hoogstraten is het tot nog toe altijd mogelijk gebleken om vrijwilligerswerk te vinden. Vandaar dat bij de aanvragen vanuit het PSC er nu voor gekozen wordt het slachtoffer vroeger te contacteren. Op die manier wordt het slachtoffer niet geconfronteerd met een volledig uitgewerkt voorstel, maar kan het zelf mee beslissen over de opportuniteit van het voorstel en eventueel suggesties doen voor het soort vrijwilligerswerk.
5.2 Herstelfonds en invrijheidstelling Het principe luidt dat als iemand aan het werk is en hij gaat vrij dat het werk kan worden verdergezet indien dit praktisch haalbaar is. De bedoeling blijft natuurlijk dat de gedetineerde zijn vrijwilligerswerk uitvoert tijdens zijn detentieperiode, doch we moeten vermijden dat hij juist omwille van het vrijwilligerswerk langer in de gevangenis zou zitten. Voorwaarde is wel dat bij de verderzetting van het vrijwilligerswerk na de invrijheidstelling het normale werk of de werkloosheidsuitkering van de gedetineerde niet in het gedrang komt.
5.3 Bewijs van goed gedrag en zeden Het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand en het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 1985 tot vaststelling van de normen waaraan een seviceflatgebouw, een woningcomplex met dienstverlening, of een rusthuis moet voldoen om voor erkenning in aanmerking te komen, geven aanleiding tot enige ongerustheid met betrekking tot de werking van het herstelfonds. De besluiten bepalen dat de dagelijkse verantwoordelijke van de inrichting voor zichzelf en voor elke medewerker een getuigschrift van goed zedelijk gedrag moet kunnen voorleggen. De erkenning kan worden geweigerd of ingetrokken wanneer de verantwoordelijke persoon van de inrichting of een lid van het personeel dat in de inrichting werkzaam is in België of in het buitenland door een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing werd veroordeeld wegens een misdrijf dat opgenomen is in boek II, titel VII, hoofstuk V, VI en VII, titel VIII, hoofdstuk I, II, artikel 422 bis, IV en VI en titel IX, hoofdstuk I en II van het strafwetboek. Ingevolge artikel 5 van het besluit van 17 juli 1985 kan de regering op gemotiveerde aanvraag van de verantwoordelijke beheersinstantie van het rusthuis afwijkingen toestaan op deze norm. Deze procedure zou echter bijzonder tijdsrovend en in de praktijk niet werkbaar zijn.
217
Moet men echter niet zoeken naar een fundamentele oplossing met betrekking tot de problematiek van het bewijs van goed gedrag en zeden? Het bewijs van goed gedrag en zeden vormt immers niet alleen een hinderpaal bij het zoeken naar vrijwilligerswerk in het kader van het Herstelfonds maar legt ook een hypotheek op het vinden van werk op de reguliere arbeidsmarkt na de invrijheidstelling wat toch enigszins in contrast staat met de nobele doelstellingen van het Strategisch Plan Hulp- en Dienstverlening aan gedetineerden van de Vlaamse Gemeenschap.
5.4 Vrijwilligerswerk buiten de gevangenis – uitgangspermissies De Dienst Individuele Gevallen zou de beslissing genomen hebben voortaan geen uitgangspermissies meer toe te staan tenzij 6 maanden voor de datum dat de gedetineerde in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling. Dit is de datum waarop de gedetineerden toelaatbaar zijn voor penitentiair verlof.4 In de omzendbrief van de Minister van Justitie met betrekking tot de herstelconsulenten lezen we nochtans dat in de Beleidsnota van 1999 het plan wordt voorgesteld om het strafrecht te laten evolueren van een vergeldend recht naar een herstelrecht, en om vooral het gevangenisbeleid vanuit deze herstelgedachte te heroriënteren. Naast de berechting en de bestraffing door Justitie, moet volgens de Restorative Justice-benadering aan slachtoffer en dader de kans geboden worden om in communicatie te treden over het delict en zijn gevolgen. Het concept van reïntegratie is een essentieel onderdeel van het model. De samenleving moet evenwel klaar zijn om inspanningen te leveren die de reïntegratie van gedetineerden mogelijk maken. Haar deelname aan het model gebeurt tijdens en na de detentie. Zij waarborgt het kader waarin de gedetineerde begeleid wordt bij het nemen van initiatieven. Zij levert de voorzieningen en de hulpmiddelen die nodig zijn om het model concreet uit te werken.5 Het herstelfonds is een instrument waarbij de samenleving de gedetineerde mogelijkheden aanreikt om herstelgerichte initiatieven te nemen, en waarbij de mogelijkheid om in communicatie te treden met het slachtoffer, wordt gefaciliteerd. Met het herstelfonds wordt de samenleving bovendien actief betrokken bij de detentie en de gedetineerden worden betrokken bij de samenleving. Deze wederzijdse betrokkenheid wordt echter bemoeilijkt indien deze initiatieven slechts een kans krijgen op het einde van de detentie. Hierbij dient dan ook bij de uitbouw van het Strategisch Plan Hulp- en dienstverlening aan gedetineerden vanuit de Vlaamse Gemeenschap aandacht besteed te worden. In het Strategisch Plan wordt immers de nadruk gelegd op de wisselwerking gedetineerde-slachtoffer-samenleving waarbij men de gedetineerde wil responsabiliseren om het verstoord evenwicht mede te helpen herstellen en hem daar ook mogelijkheden toe wil bieden. De positieve ervaringen die er tot nu toe met het herstelfonds zijn geweest zouden een aanzet kunnen zijn voor de Vlaamse Gemeenschap om in overleg te gaan met de Minister van Justitie aangaande eventuele bijzondere uitgangspermissies in het kader van herstelgerichte activiteiten.
4 5
MO 1695/XIX van 11 februari 1999 met betrekking tot toelaatbaarheid penitentiaire verlof. MO 1719 van 4 oktober 2000 met betrekking tot herstelconsulenten.
218
5.5 Financiering Eén van de doelstellingen van het Fonds voor Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddelicten en de daaraan verbonden Commissie is de vergoeding van het slachtoffer als de dader niet vermogend is. Daar in de wetgeving niet gestipuleerd wordt dat de gelden van het fonds enkel voor de beslissingen van de Commissie bestemd zijn, zou het logisch zijn dat een herstelfonds voor gedetineerden beroep kan doen op dit fonds.6
Algemeen Besluit De aanvragen voor het Herstelfonds nemen toe in aantal. Bovendien zijn de ervaringen ronduit positief en zien we ontwikkelingen in de betrokkenheid van de samenleving op de detentie. Anderzijds moeten we een aantal knelpunten vaststellen onder meer met betrekking tot de problematiek van het bewijs van goed gedrag en zeden en de recente beperkingen op de uitgangspermissies. Ook moeten we vaststellen dat deze aanvragen zich beperken tot één van de twee gevangenissen van het pilootproject, namelijk het PSC Hoogstraten. Een uitbreiding van het Herstelfonds is noodzakelijk om de slagkracht te vergroten. De uitbouw van het Herstelfonds mag echter de andere werkpunten die we ons in het basisconcept voor herstelbemiddeling in de fase van de strafuitvoering hebben vooropgesteld niet in het gedrang brengen, waarbij we vooral denken aan de uitbouw van een evenwaardige toegang tot het herstelbemiddelingsaanbod voor daders en slachtoffers. Tenslotte zullen ook de discussies die gevoerd werden tijdens het vierdaags seminarie "Vereffeningsfonds - Herstelfonds" in het najaar van 2002 een aanzet moeten zijn tot verdere conceptualisering van het herstelfonds.7
6
Het nationaal Forum voor Slachtofferbeleid stelde daarenboven in een motie voor de heer Minister van Justitie dd 28 september 1995 dat het Fonds zou moeten omgevormd worden tot een autonoom fonds zodat de reserves kunnen gebruikt worden voor het ondersteunen van initiatieven ten voordele van slachtoffers van misdrijven. 7 Zie Verslagboek Seminariereeks 2002 "Vereffeningsfonds-Herstelfonds".
219
HERSTELBEMIDDELING IN DE FASE VAN DE STRAFUITVOERING TURNHOUT (HOOGSTRATEN) DIRK DUFRAING
Inleidende beschouwingen Uit vorig jaarverslag bleek reeds dat er bij de gedetineerden in het Penitentiair Schoolcentrum (PSC) van Hoogstraten in 2001 nogal wat aanvragen kwamen voor Herstelbemiddeling en het Herstelfonds, en die trend zette zich blijkbaar ook dit werkingsjaar door. Wellicht heeft een en ander te maken met de min of meer geprivilegieerde situatie van het PSC. De gevangenis van Hoogstraten was immers één van de drie Vlaamse instellingen waar in 1998 een actie-onderzoek van de KUL begon naar het introduceren van, en vorm geven aan het begrip ‘Herstelgerichte detentie’. Na enkele jaren bestaat er toch al een zekere traditie op dit vlak, en zou men kunnen gewagen van een heuse, herstelgerichte gevangeniscultuur die steeds meer vorm en inhoud begint te krijgen. Personeel en gedetineerden worden er al enige tijd aangespoord of uitgenodigd deel te nemen aan de verschillende herstelgerichte initiatieven die in de gevangenis worden georganiseerd, en dit zal ongetwijfeld zijn weerslag hebben gehad op de instroom van aanvragen voor Herstelbemiddeling en het Herstelfonds. Waar er vorig jaar nog gewerkt werd zonder een duidelijk omschreven conceptueel kader, bleek hier gaandeweg meer nood aan te zijn en werd er in de werkgroep ‘Herstelgerichte Detentie’ nagedacht en gediscussieerd ten einde een werkbaar en bruikbaar herstelrechtelijk concept voor de inbreng vanuit de Vlaamse Gemeenschap verder vorm te geven en uit te tekenen. Dat het geen eenvoudige oefening was om ‘Slachtoffer in Beeld’ en ‘Herstelbemiddeling Fase Strafuitvoering’ in de justitiële context te positioneren, is elders te lezen in dit jaarverslag. Hier kan worden volstaan met te stellen dat er op het terrein voortdurend van alles in beweging is en dat het een zekere souplesse vereist om adequaat en alert in te spelen op steeds wijzigende omstandigheden. Nadat ik vorig jaar al door het relatief grote aantal aanvragen vanwege gedetineerden in het PSC, de nodige ervaring op kon doen in de praktijk van herstelbemiddeling, werd deze ervaring het voorbije werkingsjaar verder aangevuld en verrijkt door het bemiddelen in vaak complexe dossiers waarin het bijwijlen zoeken en tasten was om te trachten de zaken tot een goed einde te brengen. Terwijl dit vorig jaar soms toch een behoorlijk geïsoleerde bezigheid was, is hier sinds het najaar van 2001 toch wel wat verandering gekomen door het maandelijks interregionaal overleg met collega’s bemiddelaars en de coördinator van Suggnomè. Ik houd er aan hen bij deze te bedanken voor hun inbreng tijdens de verschillende overlegmomenten. Uiteraard gaat mijn dank ook uit naar alle andere collega’s op de verschillende bemiddelingsdiensten en het secretariaat voor de aangename en vruchtbare samenwerking. Eveneens wens ik de leden van het begeleidingsteam te bedanken voor hun aanwezigheid, advies en inbreng tijdens de maandelijkse vergaderingen die telkens in een bijzonder positieve en constructieve sfeer verliepen.
237
1. Herstelbemiddeling in cijfers 1.1. Aantal dossiers 1.1.1. Aanvragen voor herstelbemiddeling of het herstelfonds Er was geen enkele reden om te veronderstellen dat het aantal aanvragen spectaculair hoger of lager zou zijn dan in het vorige werkjaar, en de trend die toen werd gezet, werd in 2002 min of meer gecontinueerd, zij het dat het aantal aanvragen bij het Herstelfonds beduidend hoger lag. Op zich is dit een hoopgevende en bemoedigende vaststelling omdat dit duidelijk de onderliggende hypothese van het Herstelfonds bevestigt, namelijk dat via het Fonds de dader – slachtoffer communicatie geïnitieerd en gefaciliteerd kan worden. Insolvabele daders die hun verantwoordelijkheid willen opnemen, moeten aldus niet met lege handen die eerste, en vaak uiterst moeilijke stap naar hun slachtoffers zetten. Tabel 1 : Aanvragen voor herstelbemiddeling of het herstelfonds Aanvragen Herstelbemiddeling Aanvragen Herstelfonds (*) Overgedragen dossiers Totaal
23 17 17 57
(*) De hier vermelde aanvragen betreffen enkel deze dossiers waarin ondergetekende effectief heeft gewerkt. In het totaal werden bij het Herstelfonds in 2002 19 aanvragen ingediend. Daarnaast waren er 23 nieuwe aanvragen voor Herstelbemiddeling, en werden er 17 dossiers overgedragen naar de volgende periode. Dit geeft een totaal van 57 dossiers, wat evenwel niet wil zeggen dat er in evenveel zaken ook effectief werd bemiddeld. 8 dossiers werden uiteindelijk niet opgestart, en dit om diverse redenen. Met één gedetineerde in de gevangenis van Wortel had de bemiddelaar in december 2001 een verkennend gesprek, waarbij o.a. de werkingsprincipes werden uiteengezet en de dader bedenktijd vroeg. Omdat hij na verloop van tijd niets meer van zich liet horen, werd dit dossier dan ook niet opgestart. Een andere aanvraag kende een min of meer gelijkaardig verloop, zij het dat hier om een gedetineerde in de gevangenis van Mechelen ging. Tijdens zijn laatste weken in detentie, deed hij een aanvraag voor herstelbemiddeling die de Herstelbemiddelaar van Mechelen bereikte. Omdat het een aanvraag in de fase van de strafuitvoering betrof, werd de vraag doorverwezen, en na zijn invrijheidstelling reageerde de dader niet meer op de uitnodiging om de bemiddelaar te contacteren. Een derde dossier werd niet opgestart om verschillende redenen. Het betrof hier een voorwaardelijk in vrijheid gestelde dader die de justitie-assistent V.I. liet weten dat hij contact zocht met zijn inmiddels volwassen dochters in Duitsland, die hij na zijn veroordeling wegens partnermoord niet meer had gezien. Aangezien dit een duidelijke hulpverleningsvraag betrof, die niet paste bij het mandaat van de bemiddelaar, kon deze ook niet opgenomen worden. Er werd wel inhoudelijke en methodolo-
238
gische ondersteuning toegezegd voor een gebeurlijk gezamenlijk gesprek, maar na enige tijd werd duidelijk dat de man uiteindelijk had afgezien van zijn vraag. Twee andere dossiers werden niet opgestart, omdat de daders, nadat ze een aanvraag bij het Herstelfonds hadden gedaan, werden getransfereerd naar andere gevangenissen van waaruit vooralsnog geen vrijwilligerswerk kan worden georganiseerd. Aan twee aanvragen die ons bereikten via Justitieel Welzijnswerk en het Justitiehuis werd geen verder gevolg gegeven omdat de daders uiteindelijk afhaakten. Op één aanvraag van een dader werd niet ingegaan omdat het begeleidingsteam van oordeel was dat deze was ingegeven uit al te opportunistische overwegingen en er nagenoeg geen elementen aanwezig waren die wezen op een authentieke benadering van herstel. Samenvattend kan worden gesteld dat er dit werkingsjaar in 40 nieuwe zaken effectief werd gewerkt, naast de 17 overgedragen dossiers. Verder zal blijken dat niet alle bemiddelingsprocessen ook volledig werden doorlopen. In sommige dossiers bleef het bij een bemiddelingspoging, in andere haakten daders af, maar 49 dossiers op jaarbasis is meer dan voldoende, en was bij momenten nauwelijks te behappen, zeker gezien de zwaarte van sommige feiten, waarvan de gevolgen voor dader en/of slachtoffer soms toch ook een impact hadden op de persoon van de bemiddelaar. 1.1.2. Periode van aanvraag en verwijzers. Tabel 2 : Maand van aanvraag Maand Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December
Cumulatief 7 3 4 4 3 5 1 6 3 3 1 0
Totaal
7 10 14 18 21 26 27 33 36 39 40 40 40
Januari en augustus waren blijkbaar piekperiodes, maar dit moet enigszins genuanceerd omwille van de daar aan voorafgaande verlofperiodes, waarin enkele aanvragen voor bemiddeling of het Herstelfonds werden gesteld, die echter pas enkele weken later ook effectief werden opgenomen. Gemiddeld genomen komen we aldus aan 3,3 aanvragen per maand, op 11 uitzonderingen na allemaal afkomstig van gedetineerden uit het PSC Hoogstraten.
239
Naast de reeds hoger vermelde aanvraag vanuit de SI Wortel, werd ons in februari een dossier verwezen door collega Nancy Van Eynde bij wie de man in Antwerpen een aanvraag had ingediend en die vervolgens naar de gevangenis van Wortel werd getransfereerd. Via de dienst Slachtofferonthaal in Turnhout, kregen we in december 2001 een vraag van een slachtoffer dat enkele pertinente vragen had naar haar dader die vanuit Leuven-Centraal voorwaardelijk in vrijheid was gesteld. Omdat de man zijn voorwaarden niet was nagekomen, werd hij opnieuw opgesloten, en hadden we een gesprek met hem in de gevangenis van SintGillis. Haar vragen werden afdoende beantwoord en het misverstand tussen partijen kon bemiddelingsgewijs uit de weg worden geruimd. Via de herstelconsulent in de gevangenis van Antwerpen, bereikte ons in januari een nieuwe aanvraag voor bemiddeling in de fase van de strafuitvoering die eveneens werd opgenomen. In de loop van de maand april werden we gecontacteerd door de moeder van 2 incestslachtoffers die vorig jaar in de zomer niet op het aanbod van herstelbemiddeling wenste in te gaan, maar die 9 maanden later toch nogal wat vragen had over de strafuitvoering van haar ex-man. Dit dossier werd opgestart, en tot tevredenheid van beide partijen konden er toch wederzijds een aantal boodschappen worden gecommuniceerd die meer duidelijkheid brachten in tamelijk complexe verhoudingen. In mei bereikte ons een vraag van een collega van Arpège uit Luik, waarin de jeugdrechter een aanbod van herstelbemiddeling voorstelde in een zaak van een gewapende overval in de Kempen. Bij een eventuele bemiddeling zou de bemiddelaar in Luik de daderkant voor zijn rekening nemen, en ondergetekende slachtofferkant. Het bleef hier echter bij een bemiddelingspoging. De dader kwam op zeker ogenblik niet meer opdagen, en de slachtoffers reageerden niet op het aanbod. Ten slotte kregen we een vraag van een schuldbemiddelaar voor het onderhandelen over het nog resterende gedeelte van een burgerlijke partij, waarvan de dader al een deel had kunnen betalen via het Herstelfonds. In dit dossier kon er bijna een jaar nadat de eigenlijke bemiddeling zonder overeenkomst was afgesloten, toch nog een schriftelijk akkoord tussen partijen worden bereikt
1.2 Aard van het delict Ook wat de aard van het delict betreft, zijn er niet echt grote verschillen t.o.v. vorig jaar. Er zijn wel beduidend meer dossiers van gewapende overval (diefstal met geweld), die bij ‘vermogensdelicten’ geclassificeerd worden, maar met evenveel recht en reden kunnen deze mi sdrijven als ‘persoonsdelicten’ wor den beschouwd. Voor de meeste slachtoffers zijn de gevolgen op psychisch of moreel vlak overigens vaak veel erger dan de geleden materiële schade of het gestolen geld. Lezing van onderstaande tabel maakt overigens duidelijk dat het in de meeste dossiers om behoorlijk zware feiten gaat, met vaak erg lange gevangenisstraffen. In sommige zaken, zeker wanneer er dodelijke slachtoffers of blijvende letsels zijn, zijn de trauma’s niet zelden derm ate groot dat bemiddeling, vooral voor slachtoffers, maar soms toch ook voor daders, zeker geen evidentie is. Maar zelfs als er geen bemiddelingsproces kan worden opgestart, kunnen de hier aan voorafgaande gesprekken voor betrokkenen op zich al enige betekenis hebben, en
240
kunnen er soms toch bepaalde zaken gecommuniceerd worden waardoor partijen beter weten waar ze aan toe zijn. Omwille van het grote aantal zedendelinquenten die in het PSC verblijven, 1/4de van de gedetineerden aldaar is veroordeeld voor zedenfeiten, kwamen er ook dit werkingsjaar enkele nieuwe aanvragen van deze categorie gedetineerden. Dit blijven uiteraard erg delicate zaken waarin met de nodige omzichtigheid, tact en geduld moet worden gewerkt om een werkbare vertrouwensrelatie met cliënten op te bouwen. Ook het voorbije jaar bleef de bemiddelaar deel uitmaken van het Turnhoutse intervisieteam ‘Seksuele delinquenten & Intrafamiliaal geweld’ dat 5 keer bijeenkwam. Tabel 3: Aard van het delict Aard van het delict 1. Vermogensdelicten Vernieling Brandstichting Diefstal Diefstal met braak Diefstal met geweld 2. Persoonsdelicten Opzettelijke slagen & verwondingen Poging carjacking Verkeersongeval met dodelijke afloop Poging doodslag 3. Zedenfeiten Verkrachting - 14 j. Verkrachting + 14 j. – 16 j. Verkrachting 4.Totaal
Aantal dossiers 19 1 2 3 5 8 13 8 2 2 1 5 2 2 1 37
Afhankelijk van de ernst van de zaak en de wensen van partijen, wordt er bemiddeld over de morele, psychische kant van de zaak, dan wel over de materiële schadevergoeding, resp. afbetalingsregeling. Het verloop en de resultaten van de verschillende bemiddelingsprocessen worden verder beschreven in deze bijdrage.
1.3.
Daders en slachtoffers
2.3.1. Aantal, statuut en geslacht van daders en slachtoffers: Tabel 4: Statuut en geslacht van daders en slachtoffers Statuut en geslacht Natuurlijke personen Man Vrouw Rechtspersoon Totaal
63
Slachtoffers 29 34 2 65
44,6 52,3 3,1 100 %
241
Daders 37 37 100 % 37
100 %
100 2
Totaal 66 34 102
64,7 33,3 2 100 %
In de 37 nieuw opgestarte dossiers werd aan 102 partijen het aanbod gedaan: 37 daders, 63 slachtoffers en 2 benadeelde rechtspersonen. In deze laatste 2 zaken ging het resp. om diefstal en inbraak ten nadele van bepaalde organisaties, namelijk twee kloosterordes. In het ene dossier deed de dader een aanvraag bij het Herstelfonds en moet het vrijwilligerswerk nog worden uitgevoerd, in het andere werd er bemiddeld tussen dader en een zuster van de kloosterorde. Anders dan vorig jaar is de verdeling bij de slachtoffers tussen mannen en vrouwen nagenoeg gelijk. Misschien heeft dit te maken met het feit dat er toch in minder zedenzaken met meerdere vrouwelijke slachtoffers werd gewerkt en in minder dossiers van partnergeweld. 1.3.2. Aantal daders en slachtoffers per dossier Zoals uit lezing van onderstaande tabel blijkt, gaat het in bijna 2/3de van de dossiers om een één – één situatie, waarbij er per dossier telkens één dader en één slachtoffer betrokken zijn. Dit heeft wellicht te maken met het relatief grote aantal aanvragen bij het Herstelfonds, waarbij de dader telkens één slachtoffer moet kiezen waarvoor hij vrijwilligerswerk zou willen doen. Drie gedetineerden deden zowel een aanvraag bij het Herstelfonds, en vroegen, los daarvan, om herstelbemiddeling voor andere slachtoffers. In één zaak waren twee daders betrokken die veroordeeld werden voor dezelfde feiten, maar omdat één gedetineerde een aanvraag deed bij het Herstelfonds, en de andere pas maanden later vroeg om herstelbemiddeling, werden hiervoor 2 aparte dossiers opgemaakt. Tabel 5 : Aantal daders en slachtoffers Aantal daders en slachtoffers 1 sl - 1 da > sl - 1 da 1 sl - > da > sl - > da Totaal
Aantal dossiers 23 14 0 0 37
Verder is het zo dat er in nogal wat dossiers wel degelijk meerdere daders betrokken waren, maar telkens ging het dan om één gedetineerde die om bemiddeling vroeg of een aanvraag deed bij het Herstelfonds, terwijl de mededaders in een andere gevangenis verbleven of reeds in vrijheid waren gesteld.
242
1.3.3. Leeftijd daders en slachtoffers Tabel 6: Leeftijd daders en slachtoffers Leeftijdsklasse <18 jaar 18 t/m 25 jaar 26 t/m 35 jaar 36 t/m 45 jaar 46 t/m 55 jaar > 55 jaar Leeftijd ongekend Totaal : N
Aantal slachtoffers 6 2 11 6 5 5 28 63
Aantal daders 11 19 6 1 37
De minderjarige slachtoffers zijn ook hier opnieuw allemaal slachtoffers van zedendelicten. Het grote aantal slachtoffers waarvan de leeftijd niet bekend is, betreft opnieuw slachtoffers van lopende bemiddelingen waarvan de leeftijd thans nog niet gekend is, een aantal slachtoffers dat niet wenste in te gaan op het aanbod, en enkele slachtoffers met wie de bemiddelaar enkel telefonisch contact had en waarbij de leeftijd van betrokkenen niet ter sprake kwam. De overgrote meerderheid van de daders is jonger dan 35 jaar en dit bevestigt alleen maar eerder en elders gemaakte vaststellingen dat er in het PSC overwegend relatief jonge daders verblijven met een gemiddelde leeftijd van om en bij de 30 jaar. 1.3.4. Relatie dader-slachtoffer Tabel 7: Aard van de relatie Aard van de relatie Geen Relatie - familie/ (ex-)partnerrelatie - werkrelatie - buren/kennissen - klant/uitbater -vaag/van ziens -school/ex-leerling Totaal
Aantal dossiers 7 3 4 1 3 1
18 19
37
In ongeveer evenveel dossiers hadden dader en slachtoffer geen, dan wel een of andere, al dan niet erg betekenisvolle relatie. In drie van de vijf zedenzaken hadden dader en slachtoffer(s) ofwel een familiale of een partnerrelatie, in een vierde was er een relatie van therapeut – cliënte, en in de vijfde was er geen. In drie van de zeven dossiers waar er een (ex-) partnerrelatie was, betrof de gerechtelijke kwalificatie tweemaal “slagen en verwondingen” tussen (ex-) partners, al dan niet met blijvend letsel. De andere zaak had betrekking op brandstichting.
243
In de 7 dossiers waar dader en slachtoffer elkaar al dan niet vaag kenden, kan men stellen dat deze relatie door het misdrijf in mindere of meerdere mate werd versterkt. In drie dossiers kon deze relatie worden hersteld in positieve zin, in twee andere waarvan één met blijvend letsel en één met een dodelijk verkeersslachtoffer werd niet op het aanbod ingegaan, en in een derde haakte de dader in de loop van de bemiddeling af. De zaak van klant/uitbater had betrekking op een gewapende overval, waarvoor de dader een aanvraag indiende bij het Herstelfonds. In de dossiers waar er geen relatie was tussen dader en slachtoffer, kan men in ongeveer de helft van de zaken stellen dat het element ‘toeval’ een zekere rol speelde. In de overige, waa rbij het meestal ging om gewapende overvallen zou men kunnen zeggen dat de slachtoffers, winkeluitbaters, loketbedienden en bankpersoneel, blootgesteld waren aan een zeker beroepsrisico. 1.3.5 Aantal cliëntcontacten Tabel 8: Aantal huisbezoeken en cliëntgesprekken in de gevangenis Persoonlijke contacten met de bemiddelaar Huisbezoeken Gevangenisgesprekken Gesprekken op verplaatsing Gesprekken op kantoor Totaal
N 44 165 8 5 222
Wat meteen opvalt bij lezing van bovenstaande tabel is dat er opnieuw bijna 4 maal zoveel gevangenisgesprekken zijn als huisbezoeken, waardoor de indruk zou kunnen worden gewekt dat de balans wel heel erg naar daderkant neigt. Toch is dit slechts ten dele waar. Niet zelden zijn er eerst verkennende gesprekken met daders vooraleer men een eigenlijke aanvraag formuleert. Verder moet de bemiddelaar zich voor elke mededeling aan een gedetineerde, hoe gering ook, zich naar de gevangenis verplaatsen. De contacten met slachtoffers verlopen doorgaans op geheel andere wijze. In eerste instantie worden ze schriftelijk van het aanbod op de hoogte gebracht, vervolgens is er meestal een telefonisch contact om een afspraak te maken voor een huisbezoek. Omwille van de vaak verre verplaatsingen, of omdat slachtoffers zelf aangeven het niet nodig te vinden om iedere keer op huisbezoek te komen, worden er in de lopende bemiddelingen dikwijls telefonische mededelingen gedaan. Voorstellen van overeenkomst of overeenkomsten worden vaak per post naar slachtoffers verstuurd, terwijl men ook hiervoor iedere keer opnieuw naar de gevangenis moet. De gesprekken op verplaatsing betreffen ofwel gesprekken met intermediaire figuren of wanneer partijen het niet opportuun achten om op huisbezoek te komen en er elders afspraken worden gemaakt. Aangezien er in sommige dossiers werd samengewerkt met collega’s uit andere gerechtelijke arrondissementen waar er een bemiddelingsdienst is, vonden er 5 gesprekken op de dienst plaats.
244
1.4.
Bemiddeling
1.4.1. Verloop van het bemiddelingsproces Tabel 9: Verloop van het bemiddelingsproces Verloop van het bemiddelingsproces van Met overeende afgesloten dossiers komst 7 Bemiddelingsproces volledig doorlopen (*) Bemiddeling voortijdig gestopt - slachtoffer haakt af - dader haakt af - bemiddelaar haakt af Bemiddelingspoging - slachtoffer onbereikbaar - slachtoffer reageert niet op aanbod - slachtoffer weigert aanbod - bemiddeling niet opportuun - poging stopgezet wegens transfer Totaal
Zonder overeenkomst
9 1 2 6 3 2
N 19
26
10
10
13
13
49
(*) Volledigheidshalve dient hierbij te worden vermeld dat er in enkele van deze dossiers aan meerdere slachtoffers een aanbod werd gedaan, waarvan er enkele niet reageerden of er niet op wensten in te gaan, maar waarbij het bemiddelingsproces met tenminste één partij volledig werd doorlopen. 26 bemiddelingsprocessen werden volledig doorlopen, in 10 dossiers stopte de bemiddeling voortijdig, 9 keer omdat de dader afhaakte -in één dossier van gewapende overval reageerde ook geen enkel van de aangeschreven slachtoffers op het aanbod- , in één dossier werd de bemiddeling stopgezet door de bemiddelaar en in 13 dossiers bleef het bij een bemiddelingspoging. In 5 dossiers haakten de daders af na de eerste verkennende gesprekken, een hulpverleningsvraag van een voorwaardelijk in vrijheid gestelde dader die na vele jaren opnieuw contact zocht met zijn dochters en waarbij inhoudelijke en methodologische ondersteuning was toegezegd, werd uiteindelijk niet uitgediept omdat de dader de vraag bij zijn V.I. assistent niet meer ter sprake bracht. In 2 dossiers lieten de daders het na verloop van tijd afweten toen duidelijk werd dat zij hun mondelinge engagement naar hun slachtoffers toe, niet hard konden maken. In beide gevallen ging het om daders die een aanvraag deden voor herstelbemiddeling, maar die in de loop van het bemiddelingsproces voorlopig of voorwaardelijk in vrijheid werden gesteld. In een ander dossier van een dodelijk verkeersongeval, bleek het voor de dader op zeker ogenblik te zwaar om nog over de feiten zelf te spreken en wenste hij dat de bemiddeling zou worden stopgezet.
245
In één dossier van slagen en verwondingen, waarbij de feiten dateerden van ’96, was de dader behoorlijk verbolgen en verbitterd, omdat zijn toenmalige vriendin niet op het aanbod reageerde en hij dit moeilijk kon accepteren, hoewel van meet af aan duidelijk was gesteld dat partijen nu eenmaal de vrijheid hebben om al dan niet op het aanbod in te gaan. Een ander dossier waar het slachtoffer niet op het aanbod reageerde betrof een zaak van diefstal met braak, waarbij de dader begrip kon opbrengen voor het feit dat men niet op het aanbod wenste in te gaan. In een zaak van poging carjacking, waarbij de dader een aanvraag indiende bij het Herstelfonds, slaagde de bemiddelaar er niet in om de slachtoffers persoonlijk te bereiken, en verliepen de weinige contacten met de tegenpartij via hun raadsman. Gevraagd naar de reden van hun weigering, omdat er via het Herstelfonds toch een substantieel deel van de burgerlijke partij zou kunnen worden betaald, kon deze alleen maar antwoorden dat ze hoe dan ook niets met de dader te maken wilden hebben. Eveneens in een zaak van poging carjacking, waarbij de dader vanuit de gevangenis van Dendermonde, een aanvraag indiende voor Herstelbemiddeling, wenste het slachtoffer niet op het aanbod in te gaan, zonder dat de reden hiervoor omstandig werd toegelicht. In dit dossier was er een eenmalig telefonisch contact met de zoon van het eigenlijke slachtoffer, die aangaf per brief te zullen reageren, wat echter niet gebeurde. In een zaak van onopzettelijke slagen en verwondingen met blijvend letsel, wenste de dader zijn verontschuldigingen aan te bieden, wilde hij weten hoe het met het slachtoffer ging en of zij al dan niet de integrale schadevergoeding reeds had bekomen van de verzekeringsmaatschappij. Aangezien het niet ondenkbaar was dat beiden elkaar na zijn detentie nog zouden ontmoeten, hoopte hij een min of meer normale verstandhouding bespreekbaar te kunnen stellen, zodat ze zich niet opgelaten of verontrust zouden moeten voelen bij een eventuele ontmoeting. Het slachtoffer reageerde echter uitermate kortaf aan de telefoon, wenste resoluut niet op het aanbod in te gaan wat de dader nadien niet echt verbaasde, gezien de rancuneuze houding waarvan ze volgens hem eerder al had blijk gegeven. Toch betreurde hij het dat er geen bemiddeling mogelijk was, omdat het nooit de bedoeling was geweest haar persoonlijk te treffen. Hij zou verder zijn verantwoordelijkheid blijven opnemen, maar bleef erbij dat het om een onvrijwillig veroorzaakt auto-ongeval ging. In een ander verkeersdossier met een dodelijk slachtoffer, lukte het de bemiddelaar eveneens niet de weduwe van het slachtoffer persoonlijk te bereiken, en verliepen de weinige telefonische contacten via de secretaresse van haar raadsman die liet weten dat het slachtoffer niet op het aanbod wenste in te gaan. Voor de dader, die bij het ongeluk zijn jeugdvriend had verloren en die iets had willen doen voor de twee kinderen, was dit een teleurstelling, maar hij kon niettemin vrede hebben met haar houding in de zaak. Twee aanvragen voor bemiddeling werden aan slachtofferzijde niet opportuun geacht. In één dossier van verkrachting van een minderjarige, waarbij de dader een aanvraag had ingediend bij het Herstelfonds, was de schadevergoeding reeds volledig uitgekeerd door de verzekeringsmaatschappij, en omdat het kind op het eerste gezicht blijkbaar redelijk hersteld was van de feiten, oordeelde de moeder dat het momenteel geen zin had om de zaak weer op te rakelen. Niettemin werd het feit dat de dader zijn verantwoordelijkheid wilde opnemen, beschouwd als een gebaar van goede wil dat kon worden gewaardeerd en wat hem kon worden meegedeeld, waarbij tevens de bekommernis werd uitgesproken dat het hem zou lukken iets te doen aan zijn verslavingsprobleem.
246
In een ander dossier van opzettelijke slagen en verwondingen met blijvend hersenletsel, had de bemiddelaar telefonisch contact met de vader van het slachtoffer die bemiddeling vooralsnog niet opportuun achtte, gezien er nog geen uitspraak was op burgerlijk vlak. Het gesprek werd door de man niettemin erg geapprecieerd omdat hij de gelegenheid kreeg zich uit te spreken over de gevolgen van de feiten, die niet alleen het leven van hun zoon hadden verwoest, maar waarmee de ouders dagelijks werden geconfronteerd. Dit kon aan de dader worden gecommuniceerd, en indien er later alsnog behoefte zou zijn aan enige vorm van communicatie, zou de bemiddelaar hiervoor worden gecontacteerd. In één dossier van het Herstelfonds oordeelde het Comité dat de aanvraag van een seksuele delinquent onvoldoende gemotiveerd was, omdat de man niet erg veel blijk gaf van een doorleefd slachtofferbewustzijn en zichzelf eerder als slachtoffer zag van de gevolgen van het seksuele misbruik dan het eigenlijke slachtoffer. In twee dossiers van het Herstelfonds ten slotte, werd de bemiddelingspoging stopgezet omdat de daders wegens disciplinaire maatregelen naar een andere gevangenis werden getransfereerd en ze geen vraag stelden om hun slachtoffers via de normale herstelbemiddeling te contacteren. 1.4.2. Directe/indirecte bemiddeling Net zoals vorig jaar en net zoals bij de ‘Herstelbemiddeling Meerderjarigen’ bleven ook dit werkingsjaar gezamenlijke gesprekken tussen dader en slachtoffer eerder beperkt. Tabel 10: Aard van de bemiddeling Aard van de bemiddeling Indirecte bemiddeling Directe bemiddeling Totaal
Aantal dossiers 23 3 26
Gedurende de beschreven periode vonden 3 gezamenlijke gesprekken plaats: het ene op de bemiddelingsdienst in Antwerpen, de andere 2 in het PSC Hoogstraten. Eén gezamenlijk gesprek betrof een dossier strafuitvoering dat werd behandeld door collega Nancy Van Eynde, en waar ondergetekende als co-bemiddelaar aan deelnam. Het betrof hier een dossier van zware slagen en verwondingen, waarbij de dader zijn excuses wilde aanbieden voor zijn aandeel in de zaak en waarbij het slachtoffer met nogal wat vragen zat over de rol van de dader in het ruimere kader. Zowel slachtoffer als dader waren vergezeld van een steunfiguur, resp. moeder en vriendin, en na afloop bleek het voor alle betrokkenen erg zinvol te zijn geweest. Op het einde van het gesprek werd een overeenkomst ondertekend, en overhandigde de dader het slachtoffer een aan zijn bank gerichte brief waarin opdracht werd gegeven een substantieel deel van de schadevergoeding over te maken aan het slachtoffer dat de brief zelf op de post kon doen. Het andere gezamenlijk gesprek in Hoogstraten was het resultaat van een aanvraag bij het Herstelfonds, die uiteindelijk leidde tot een directe bemiddeling die zowel door dader als slachtoffer als uitermate betekenisvol werd ervaren. Als co-bemiddelaar nam ondergetekende eveneens deel aan een gezamenlijk gesprek in een dossier vóór vonnis te Tongeren, nadat een eerder gezamenlijk gesprek omwille van het gedrag van de dader ietwat problematisch was verlopen.
247
1.4.3. Resultaat van de bemiddeling In 7 van de 26 dossiers waarbij het bemiddelingsproces volledig werd doorlopen kon een overeenkomst worden opgemaakt, waarbij naast een inhoudelijk gedeelte telkens ook afspraken konden worden gemaakt over de (af)betalingsregeling van de schadevergoeding. Tabel 11: Inhoud van de overeenkomst Inhoud 1. Financiële vergoeding - materiële schadevergoeding - morele schadevergoeding - volledige regeling en betaling - betaling voorschot - betalingsregeling - principiële bereidheid te vergoeden 2. Afstand schade-eis (moreel en/ materieel) 3. Afstand solidariteit 4. Excuses 5. Informatie- uitwisseling 6. Uitspraak over strafrechtelijke afhandeling 7. Andere - therapie/begeleiding volgen - elkaar met rust laten/ vermijden
Aantal 7 4 3 7 2 7 6 1 -
In 2 overeenkomsten werd door het slachtoffer afstand gedaan van het principe van solidariteit. In één van deze dossiers had de dader in het kader van het Herstelfonds vrijwilligerswerk uitgevoerd in een instelling voor volwassen mentaal gehandicapten, en dit was uitermate betekenisvol voor het slachtoffer, dat zelf invalide was. In een dossier van een bijzonder brutale, gewapende overval waarbij het vrouwelijke slachtoffer zich zwaar geïntimideerd voelde, stond zij er op dat de nog jonge dader de morele schadevergoeding volledig zou betalen vóór het einde van zijn V.I. periode, waartoe de dader zich engageerde. Indien hij zich hier aan zou kunnen houden, en hij gedurende die periode niet meer met het gerecht in aanraking zou komen, zou ze de morele schade als definitief vergoed beschouwen, en zou de jongeman het betaalde bedrag van haar terug krijgen, omdat ze hem aldus een tweede kans en een financieel duwtje in de rug wilde geven. Dit is natuurlijk een behoorlijk aparte overeenkomst, maar het zijn niet uitsluitend slachtoffers die het zich financieel kunnen veroorloven, die soms een uitermate grootmoedige houding aannemen ten opzichte van hun daders. In een ander dossier dat vorig jaar werd afgesloten, werd door een schuldbemiddelaar die de financiële zaken van de dader behandelde, gevraagd of het mogelijk was het slachtoffer opnieuw te contacteren voor het opmaken van een overeenkomst waarbij de dader het nog resterende bedrag van de hoofdsom, waartoe hij solidair met een mededader was veroordeeld, zou vergoeden. Een deel van het schadebedrag was reeds vergoed via het Herstelfonds. Nadat het slachtoffer was gecontacteerd en de vraag voor afstand van de interesten werd voorgelegd, kon hij hiermee instemmen en werd er in die zin een overeenkomst opgemaakt.
248
In iets meer dan 2/3de van de volledig doorlopen bemiddelingsprocessen werd geen geschreven overeenkomst opgemaakt, en dit om verschillende redenen. In een aantal gevallen oordeelden partijen dat het niet nodig was een en ander schriftelijk vast te leggen, in andere konden ze het niet eens worden, in weer andere moet de betekenis van de bemiddeling gezocht worden in het communicatieproces op zich waarbij vragen, antwoorden en andere relevante informatie kon worden uitgewisseld. In nogal wat gevallen is er, precies omwille van de detentie, en de quasi-onmogelijkheid om met elkaar te kunnen communiceren, nogal wat onduidelijkheid over een aantal zaken, en kon hieraan via bemiddeling goeddeels aan tegemoet worden gekomen. Omdat het in het kader van dit verslag niet mogelijk is alle volledig doorlopen bemiddelingsprocessen exhaustief te bespreken, beperken we ons tot enkele dossiers die om een of andere reden een bijzonder betekenis hadden voor dader, slachtoffer of bemiddelaar of voor alle betrokkenen. ¬ In een zaak van zwaar partnergeweld, waarbij het tijdens de detentie tot een relatiebreuk was gekomen, stond het slachtoffer aanvankelijk erg huiverachtig tegenover bemiddeling, omdat ze hierin een poging zag van de dader om in extremis hun relatie te herstellen, maar al na het eerste gesprek voelde de vrouw zich werkelijk als slachtoffer erkend, en konden er via de bemiddelaar betekenisvolle boodschappen over en weer worden gecommuniceerd. Na afloop van de bemiddeling gaf het slachtoffer aan als vrijwilligster te willen gaan werken bij Slachtofferhulp. ¬ In een ander dossier van partnergeweld en stalking, had de dader pas tijdens zijn detentie zicht gekregen op de bijna fatale gevolgen van zijn uiterst agressief gedrag, en was het voor hem van enorm belang zijn voormalige vriendin zijn spijt uit te kunnen drukken, haar duidelijk te maken dat hij haar niet meer zou benaderen en haar te verzekeren dat hij de schadevergoeding volledig zou betalen. ¬ In een zaak van gewapende overvallen had de dader in eerste instantie een aantal specifieke vragen naar enkele slachtoffers die betrekking hadden op het ogenblik van de overval van het warenhuis zelf, waarop hij slechts ten dele antwoord kreeg, omdat enkele winkelbedienden niet reageerden op het aanbod. Een slachtoffer van een andere overval, werd op zijn verzoek eveneens gecontacteerd, en dit slachtoffer stond aanvankelijk erg sceptisch tegenover bemiddeling. Hoewel er toch een aanzienlijke geldsom was geroofd, had ze zich geen burgerlijke partij gesteld, omdat ze bang was voor mogelijke represailles na invrijheidstelling van de daders. Toen de dader haar liet weten dat hij het gestolen bedrag alleen zou vergoeden omdat de mededaders dit nooit zouden doen, werd hier aanvankelijk met ongeloof op gereageerd. Nadat hij echter enkele betalingen had gedaan, en beloofde deze maandelijkse bedragen te zullen verhogen eens aan het werk in halve vrijheid, zei de winkelierster aangenaam verrast te zijn geweest. Omdat dader en slachtoffer op het ogenblik van de feiten in hetzelfde dorp woonden, zei ze dat ze desgevraagd haar dader niet meer zou bestempelen als een stuk crapuul, maar als iemand die blijkbaar zijn woord wist te houden en zeker een tweede kans verdiende. ¬ In een andere zaak van gewapende overvallen, reageerden een paar slachtoffers niet op het aanbod en enkele anderen wensten er niet op in te gaan, zodat er uiteindelijk slechts bemiddeld werd met één vrouwelijk slachtoffer. Ook zij zag aanvankelijk geen graten in bemiddeling, maar nadat haar door collega Mariet Cuppens van de bemiddelingsdienst in Tongeren de werkingsprincipes en mogelijkheden van bemiddeling wa-
249
ren uitgelegd, ging ze toch op het aanbod in. De vrouw in kwestie, die een zwaar trauma had opgelopen ten gevolge van de feiten, had een waslijst van vragen voor de dader, waarop omstandig kon worden geantwoord, en na afloop van de bemiddeling verklaarde ze uiterst tevreden te zijn over de manier van werken, en kon ze dit iedereen aanbevelen. Ondanks professionele steun en psychologische bijstand, functioneerde ze een jaar na de feiten nog steeds niet behoorlijk, en het was pas nadat ze afdoende antwoord had gekregen op haar vragen, dat ze wat meer afstand van de feiten kon nemen en de draad van haar vroegere leven opnieuw kon oppakken. 1.4.4. Duur van de bemiddeling Tabel 12: Duur van de bemiddeling. Dossier 1 2 3 HF 4 HF 5 HF 6 HF 7 8 HF 9 10 11 12 HF 13 HF 14 15 16 17 18 HF 19 20 21 22 23 HF 24 25 26 Gemiddelde duur
Periode 19/06/01 09/07/01 03/08/01 19/01/01 09/08/01 09/07/01 24/10/01 26/10/01 04/11/01 19/11/01 30/11/01 01/02/02 08/01/02 25/01/02 29/01/02 29/01/02 12/02/02 14/02/02 14/05/02 31/05/02 04/09/01 12/08/02 28/01/02 10/06/02 18/06/02 13/08/02
Aantal dagen 191 201 185 220 214 413 95 252 98 196 65 193 180 117 65 72 62 186 54 34 301(*) 65 283 155 149 104 160
20/12/01 30/01/02 08/02/02 29/01/02 13/03/02 02/09/02 29/01/02 08/07/02 12/02/02 27/05/02 05/02/02 13/08/02 08/07/02 22/05/02 03/04/02 10/04/02 16/04/02 22/08/02 08/07/02 04/07/02 05/07/02 16/10/02 07/11/02 12/11/02 14/11/02 25/11/02
Op het eerste gezicht blijkt de gemiddelde bemiddelingsduur spectaculair te zijn verhoogd. Waar die vorig jaar nog 93 dagen bedroeg, lijkt die thans te zijn opgelopen tot 160 dagen, of ruim 5 maanden. Dit beeld dient echter onmiddellijk genuanceerd. In deze tabel zijn eveneens de bemiddelingen opgenomen die resulteerden uit de aanvragen bij het Herstelfonds en deze procedure loopt nu eenmaal veel langer. In nogal wat dossiers gebeurt er maanden na de eigenlijke aanvraag niets, en is het pas na het uitvoeren van het vrijwilligerswerk dat het slachtoffer opnieuw
250
wordt gecontacteerd om de betaling te regelen en verdere afspraken te maken in een al dan niet geschreven overeenkomst. Als we deze bemiddelingen niet mee rekenen, en de langste bemiddeling (*) eveneens buiten beschouwing laten die omwille van de aard van de zaak met een eigen dynamiek nu eenmaal lang liep, komen we aan gemiddelde bemiddelingtermijn van 108 dagen, wat niet significant verschillend is van het cijfer van vorig jaar.
251
2. Reflecties vanuit de praktijk Na ruim 1 ½ jaar praktijkervaring met herstelbemiddeling in de fase van de strafuitvoering, blijken er vanuit de gevangenis van Hoogstraten voldoende aanvragen te komen van daders die op een of andere manier in contact willen komen met hun slachtoffers om effectief iets te doen in de richting van herstel, wat dit dan ook moge wezen. Wat herstel uiteindelijk is, en wat het voorwerp van bemiddeling is bepalen partijen ten slotte zelf, en het is pas wanneer een bemiddelingsproces is opgestart waarbij beide partijen zijn betrokken, dat duidelijk kan worden hoe het herstel effectief vorm kan krijgen. De beperkte ervaring vanuit de praktijk heeft ondertussen duidelijk gemaakt dat een en ander wel eens in een totaal andere richting kan evolueren dan wat de initiërende partij aanvankelijk voor ogen had. Het was eigen aan de zaak en inherent aan het experiment, dat het aanbod in eerste instantie werd gedaan aan de gedetineerden in de twee gevangenissen van het pilootproject. Ten eerste, omdat de opdracht van de Vlaamse Gemeenschap er precies in bestond om na te gaan hoe een herstelgericht aanbod vanuit de Vlaamse Gemeenschap geconcipieerd kon worden in het PSC en Leuven-Centraal, en ten tweede omdat het in dit stadium simpelweg onmogelijk en onverantwoord was een veralgemeend aanbod te doen aan slachtofferkant in Vlaanderen. Anderhalf jaar later kunnen we inderdaad niet anders dan vaststellen dat vanuit herstelrechtelijk oogpunt het aanbod behoorlijk eenzijdig dadergericht is en dat de noodzaak van een meer doordacht conceptueel kader onontbeerlijk blijkt te zijn. Hierover is elders meer te lezen in dit jaarverslag.
2.1
Vrijwilligheid en opportunisme.
Van de 57 zaken waarin de voorbije periode werd gewerkt, blijken ruim 4/5 V.I. – dossiers te zijn, 10 aanvragen voor herstelbemiddeling of het herstelfonds kwamen van daders die straffen uitzitten van minder dan 3 jaar en die dus in aanmerking kwamen voor vervroegde invrijheidstelling. Maar ook deze aanvragen kwamen van daders die hoe dan ook wilden werken in de richting van herstel en die niet onmiddellijk een hulpverleningsvraag betroffen. Strikt genomen kwamen er van daderkant slechts één en van slachtofferkant twee hulpverleningsvragen. In het eerste geval zocht een voorwaardelijk in vrijheid gestelde dader contact met zijn dochters, en in de twee andere dossiers hadden slachtoffers vragen of wilden ze meer duidelijkheid omtrent de strafuitvoering van hun daders. Dit brengt ons onmiddellijk bij de vraag naar de motivatie van daders om stappen te zetten naar hun slachtoffers en of deze al dan niet geheel of ten dele zijn ingegeven door opportunistische overwegingen, en of het basisprincipe van de vrijwilligheid altijd wel even zuiver is. Wellicht niet. Men doet iets vrijwillig wanneer men dit ongedwongen doet, uit eigen beweging, maar het dwangsysteem dat de gevangenis als instituut van strafuitvoering nu eenmaal is, heeft sinds de invoering van de Commissies V.I. in maart ’98, specifieke verwachtingen van daders ten opzichte van hun slachtoffers. In hun reclasseringsplan moeten gedetineerden expliciet hun houding verduidelijken ten opzichte van hun slachtoffers, aantonen wat ze eventueel al gedaan hebben, of toelichten wat hun intenties dienaangaande zijn na invrijheidstelling.
252
Met andere woorden, daders móeten wel gepreoccupeerd zijn door hun houding ten opzichte van hun slachtoffers bij het opmaken van hun reclasseringsplan, simpelweg omdat dit nu eenmaal is vereist in het licht van hun voorwaardelijke invrijheidstelling. Toch moet worden vastgesteld dat niet alle daders die in aanmerking komen voor V.I. een aanvraag indienen voor Herstelbemiddeling of bij het Herstelfonds. De relatieve vrijheid om in een proces van Herstelbemiddeling te stappen blijft m.i. voldoende gegarandeerd. Slechts een minderheid van gedetineerden die in aanmerking komen voor V.I. dient een aanvraag voor Herstelbemiddeling of het Herstelfonds in, de meerderheid heeft ofwel geen (persoonlijke) slachtoffers gemaakt of kiest ervoor hun houding ten opzichte van hun slachtoffers anders in te vullen, door bijvoorbeeld al dan niet via maandelijkse afbetalingen hun burgerlijke partij(en) te (zullen) vergoeden, door het volgen van een cursus ‘Slachtoffer in Beeld’ of door deelname aan andere herstelgerichte initiatieven die in de gevangenis worden georganiseerd. Verder mag het duidelijk zijn dat bij een aantal gedetineerden zeker opportunistische overwegingen meespeelden bij het indienen van een aanvraag voor Herstelbemiddeling of het Herstelfonds. In geen enkel dossier werd domweg, louter uit eigenbelang om bemiddeling gevraagd, sommige gedetineerden gaven wel degelijk aan dat de verwachting van de Commissie V.I. meespeelde bij het formuleren van een aanvraag, maar dit hoeft geen beletsel te zijn om de aanvraag niet in overweging te nemen. Van meet af aan wordt immers duidelijk gesteld dat slachtoffers de vrijheid hebben om niet op het aanbod in te gaan, dat hiermee terdege rekening moet worden gehouden, en dat de eigen notie of voorstelling van het begrip ‘herstel’ aan slachtofferkant wel eens geheel anders ingevuld kan worden, en indien dat zo is, het partijen ten alle tijde vrij staat om niet langer deel te nemen aan het bemiddelingsproces. In nogal wat afgesloten dossiers bleek dat nou net het mooie van bemiddeling te zijn. Sommige daders hadden al dan niet duidelijk uitgesproken ideeën of verwachtingen omtrent ‘herstel’, maar gaandeweg bleek in een aantal gevallen een en ander compleet anders te evolueren dan ze aanvankelijk voor ogen hadden. Niet weinig bemiddelingsprocessen zijn immers geheel onvoorspelbaar. Men weet wel min of meer waar men aan begint, maar niet zelden is het resultaat anders dan wat men had verwacht, precies omdat de dynamiek en de inhoud van de communicatie niet door één partij gecontroleerd kan worden, ook niet, of zeker niet, door daders die vooral hun eigen belang voor ogen hadden om deel te nemen aan zo’n proces van herstelbemiddeling. Overigens bleef het in een aantal dossiers bij een bemiddelingspoging, waarbij de slachtoffers niet reageerden op het aanbod of uitdrukkelijk aangaven er niet aan deel te willen nemen, omdat er in hun beleving wellicht weinig of geen recht kon worden gedaan aan wat hen was overkomen, ook niet door bemiddeling, als de bemiddelaar al in de gelegenheid was geweest het aanbod uitvoerig toe te lichten. In enkele gevallen ging het hier om misdrijven met een dodelijk slachtoffer, of was er sprake van blijvende psychische of fysieke letsels, maar ondanks het feit dat door het misdrijf een aantal levens blijvend werd getekend of verwoest en sommige mensen hierdoor verbitterd waren, kon er, behoudens een paar uitzonderingen, nergens uitgesproken rancune, haat of wrok worden vastgesteld of werd het bemiddelingsaanbod op zich als secundair victimiserend gepercipieerd.
253
2.2
Het Herstelfonds
Na anderhalf jaar praktijkervaring mag het duidelijk zijn dat in het PSC-Hoogstraten meer en meer gedetineerden hun weg vinden naar het Herstelfonds en dat het uitvoeren van vrijwilligerswerk niet onopgemerkt is gebleven. Dit is opmerkelijk en bemoedigend, omdat hierdoor de onderliggende hypothese wordt bevestigd dat dit Fonds het proces van dader – slachtoffer communicatie kan initiëren en faciliteren. Vorig jaar deden 12 gedetineerden een aanvraag voor financiële steun bij het Herstelfonds, in 2002 is dit aantal gestegen tot 19, en de meeste aanvragen werden goedgekeurd. Enkele van deze dossiers moesten voortijdig worden afgesloten omdat de betrokken gedetineerden, om welke reden dan ook, getransfereerd werden naar andere gevangenissen. Voor sommigen was dit evenwel geen reden om niet langer te proberen het slachtoffer te contacteren, en resulteerde een aanvraag bij het Herstelfonds dan ook de facto in een proces van herstelbemiddeling. Bovendien leert de praktijk dat gedetineerden die in het kader van het Herstelfonds vrijwilligerswerk uitvoerden en die hierover uitermate tevreden waren, met andere gedetineerden spreken over hun positieve ervaringen wat sommigen er blijkbaar toe aanzet eveneens een aanvraag bij het Herstelfonds in te dienen. Op de een of andere manier werkt deze mond-aanmond reclame aanstekelijk en kan dit mogelijk van invloed zijn op een meer op herstel gerichte gevangeniscultuur.
2.3
Co-bemiddeling en collega’s
Het voorbije jaar werd er omwille van de case-load of afstand in verschillende dossiers samengewerkt met enkele collega’s uit andere gerechtelijke arrond issementen, en waren we in de gelegenheid twee gezamenlijke gesprekken te hebben met twee collega’s bemiddelaars. Op zich is dit erg verrijkend omdat bij zulke gelegenheden de eigen werkwijze het best kan worden getoetst. Dader-slachtoffer bemiddeling is sowieso al geen sinecure, dossiers in de fase van de strafuitvoering betreffen vaak behoorlijk zware feiten, en eigenlijk is het geen overbodige luxe om met collega’s op regelmatige basis van gedachten te wisselen over lopende dossiers en all edaagse werkproblemen te bespreken. De maandelijkse regionale bijeenkomsten van collega’s bemiddelaars en het beperkt, lokaal overleg komen hieraan goeddeels tegemoet, daarnaast is het verheugend vast te stellen dat er binnen de organisatie steeds wel iemand is die op het juiste moment aanspreekbaar is of bij wie men zijn ei kwijt kan.
2.4
De gevangenis en de herstelconsulent
Het voorbije werkingsjaar hadden we in het kader van herstelbemiddeling niet alleen gesprekken met gedetineerden in het PSC-Hoogstraten, maar bezochten we eveneens gedetineerden in de gevangenissen van Wortel, Antwerpen, Merksplas, Oudenaarde, Mechelen en Sint-Gillis. Ook in deze gevangenissen was de Herstelconsulent het aanspreekpunt voor de bemiddelaar en telkens kon er op een erg constructieve manier worden samengewerkt. In de mate van het
254
mogelijke werden in langer lopende bemiddelingen ook de PSD begeleiders op de hoogte gebracht van het formele verloop van de bemiddelingsprocessen. Het principe van informatie-uitwisseling dat in het PSC wordt gehanteerd, waarbij PSD en Directie vormelijk op de hoogte worden gehouden van de lopende bemiddelingsprocessen, werd ook in de andere gevangenissen aanvaard en werd nergens ter discussie gesteld.
Algemeen besluit Ook het voorbije werkingsjaar kwamen er van gedetineerden in het PSC Hoogstraten voldoende aanvragen voor Herstelbemiddeling of het Herstelfonds, en kon de praktijkervaring door het werken in zoveel verschillende dossiers worden verruimd en verrijkt. De relatief grote respons op het aanbod, illustreert m.i. op overtuigende wijze dat hiermee wel degelijk tegemoet wordt gekomen aan een alvast bij nogal wat gedetineerden levende behoefte resp. nood om hun verantwoordelijkheid t.o.v. hun slachtoffer(s) op te nemen en stappen te zetten in de richting van herstel. Een aantal van deze bemiddelingsaanvragen wordt ongetwijfeld gegenereerd door het feit dat de Commissie V.I. hieromtrent expliciete vragen en verwachtingen heeft, maar op zich hoeven deze aanvragen er niet minder authentiek om te zijn. Kan het gedetineerden immers ten kwade worden geduid dat ze gebruik maken van een aanbod om precies aan die verwachtingen tegemoet te komen? Voor sommigen is het zetten van die eerste stap met lege handen blijkbaar te moeilijk, en biedt een aanvraag bij het Herstelfonds hiervoor een uitkomst. Het is verheugend en bemoedigend vast te stellen dat steeds meer gedetineerden de weg naar het Fonds vinden en dat dit langzaam maar zeker bijdraagt tot een meer herstelgerichte gevangeniscultuur. Gedetineerden spreken over hun positieve ervaringen in dit verband, en op één of andere manier werkt dit blijkbaar aanstekelijk. Aan slachtofferkant wordt dit initiatief in vrijwel alle gevallen positief gewaardeerd, en resulteert dit meestal in een effectief bemiddelingsproces tussen dader en slachtoffer waarbij betekenisvolle vragen, verwachtingen en andere relevante informatie kunnen worden gecommuniceerd. Ook de tewerkstellende organisaties uiten hun tevredenheid en voldoening over het door gedetineerden uitgevoerde vrijwilligerswerk. De vrijblijvendheid waarmee het aanbod van Herstelbemiddeling in de fase van de strafuitvoering tot nog toe werd gedaan, werd in de loop van het voorbije jaar binnen de werkgroep ‘Herstelgerichte detentie’ ter discussie gesteld, het tamelijk eenzijdig dadergericht aanbod geproblematiseerd, en de vraag naar de structurele positionering van het aanbod binnen de justitiële context aan de orde gesteld. De uitdaging voor de nabije toekomst zal er vooral in bestaan een evenwichtiger aanbod te doen aan slachtofferkant, maar op dit ogenblik, met slechts twee bemiddelaars die tot nader orde nog steeds gelieerd zijn aan 3 gevangenissen, en rekening houdend met het niet onbelangrijke gegeven dat slachtoffers over heel Vlaanderen verspreid wonen, is dit allerminst evident. Dit vraagt dan ook om een mogelijk nog meer doorgedreven sensibilisering van en samenwerking met de diensten Slachtofferonthaal en Slachtofferhulp.
255
Verder moet er werk worden gemaakt van het leggen en intensifiëren van contacten met andere relevante actoren op het terrein ten einde de structurele link met de justitiële context verder uit te diepen en vorm te geven. Dit vereist een verder uitwerken en verfijnen van het elders in dit rapport uitvoerig beschreven en nog steeds in ontwikkeling zijnde concept dat nu geoperationaliseerd moet worden, geïntegreerd in de bestaande praktijk en dat het voorwerp zal moeten uitmaken van permanente evaluatie in overleg met alle betrokken personen en instanties.
256
HERSTELBEMIDDELING IN DE FASE VAN DE STRAFUITVOERING LEUVEN KRISTEL BUNTINX
Inleidende beschouwingen Half november 2001 werd beslist het project te verlengen en uit te breiden. Er werden twee fulltime bemiddelaars voorzien en één conceptontwikkelaar. Aangezien de combinatie van halftijds bemiddelen en halftijds implementeren geen evidentie bleek en ik ondertussen gebeten was door de microbe van de bemiddelingspraktijk, was de keuze vlug gemaakt. Het leek mij dan ook een enorme boeiende uitdaging om de methodiek, voor het bemiddelen in zware delicten, vanuit de praktijk verder te ontwikkelen. Er werd gekozen om het project een plaats te geven binnen BAL ‘Bemiddelingsdienst Arrondissement Leuven’ en het aanbod uit te breiden naar de Hulpgevangenis van Leuven. In principe is er geen verschil met andere vormen van herstelbemiddeling; het gebeurt enkel in een andere fase van het gerechtelijk verloop, namelijk in de fase van de strafuitvoering. De algemene werkingsprincipes van vrijwilligheid, evenwaardigheid en vertrouwelijkheid worden daarbij aangehouden. Ook op het vlak van methodiek is er heel wat aansluiting met de overige bemiddelingsprojecten. Het voorzien van de mogelijkheid tot herstelbemiddeling in elke fase van het gerechtelijke verloop, houdt rekening met de mogelijkheid van daders en slachtoffers om op het voor hen gepast en gekozen tijdstip in communicatie te treden. De inbedding van het aanbod in een ruimer geheel van herstelbemiddelingsinitiatieven die ook buiten de gevangenis worden aangeboden, dient bij te dragen tot het verstevigen van de band tussen binnen en buiten. De inplanting in de arrondissementele bemiddelingsdienst kan er bovendien toe bijdragen dat de neutraliteit van de bemiddelaar gewaarborgd wordt. Op deze manier zal de bemiddelaar minder geassocieerd worden met de gevangenis en ook beter bereikbaar zijn voor de slachtoffers.
221
1.
Interne werking en structuur van de dienst
1.1.
De stuurgroep
Omwille van de verhuis naar de Bemiddelingsdienst arrondissement Leuven (BAL) werd het project vervolgens ook ingebed binnen de stuurgroep van deze dienst met voorlopig een wisselwerking tussen deze stuurgroep en de stuurgroep met betrekking tot de herstelgerichte projecten voor gedetineerden vanuit de Vlaamse Gemeenschap. Het eindrapport van 2002 werd hier dan ook voorgesteld. Tevens werd de herstelconsulente van Leuven Centraal Hilde Guffens, lid van de stuurgroep.
1.2.
Het begeleidingsteam
Wij opteerden ervoor om ons aan te sluiten bij het begeleidingsteam van de herstelbemiddelaars meerderjarigen Leuven. Op die manier wordt geen dubbele investering gevraagd aan de andere partners en kan er tevens een vorm van intervisie tussen de bemiddelaars plaatsgrijpen. De terugkeer van de strafbemiddelaars in het begeleidingsteam juichen we om diezelfde reden dan ook van harte toe.
2.
Herstelbemiddeling in de fase van de strafuitvoering Leuven in cijfers
2.1. Aantal dossiers 2.1.1. Aanvragen voor herstelbemiddeling of het herstelfonds Tabel 1 : Aanvragen voor herstelbemiddeling of het herstelfonds Aanvragen Herstelbemiddeling Aanvragen Herstelfonds Overgedragen dossiers Totaal
27 0 6 33
Vorig jaar hadden we 28 nieuwe aanvragen maar daarvan werden er 13 niet opgestart. Dit werkingsjaar hadden we 27 nieuwe aanvragen en daarvan geraakten er slechts 7 niet verder dan de kennismakingsgesprekken. In een beginfase krijg je waarschijnlijk wel iets gemakkelijker te maken met onterechte aanvragen en/of verkeerde doorverwijzingen. Dit maakt dat het aantal nieuwe dossiers waarmee gewerkt werd ongeveer gelijk bleef. 2.1.2. Verwijzers Van de 27 nieuwe aanvragen tijdens deze werkingsperiode werden er 7 geïnitieerd via het slachtoffer en 20 via de daderkant.
222
Twee slachtoffers werden doorverwezen via het Centrum Slachtofferhulp en via Slachtofferonthaal op niveau van het parket, één via het Justitiehuis, vervolgens nog iemand via de directeur van de gevangenis en iemand via de herstelconsulent en twee slachtoffers kwam op eigen initiatief na een lange zoektocht bij ons terecht. Elf daders namen op eigen initiatief contact, twee van hen contacteerden ons na het volgen van de cursus ‘Slachtoffer in Beeld’. Eén dader werd doorverwezen via een cursusleider ‘Slachtoffer in Beeld’. Er waren twee doorverwijzingen van een herstelconsulent, één vanuit Vroeghulp, één van de familiale detentiebegeleider en drie doorverwijzingen van collega’s herstelbemiddeling meerderjarigen. We werkten in een Frans-Nederlandstalig dossier samen met onze Franstalige collega van Luik. 2.1.3 Periode van aanvraag Tabel 2 : Maand van aanvraag Maand Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December Totaal
Cumulatief 1 2 2 3 6 2 3 0 2 3 2 1
1 3 5 8 14 16 19 19 21 24 26 27 27
Opvallend blijft de relatief gelijkmatige verspreiding. Enkel in de maand mei kunnen we spreken van een klein piekmoment. Misschien heeft de uiteenzetting binnen de cursus ‘Slachtoffer in Beeld’ hier toe bijgedragen. Dat er in augustus geen aanvragen binnenkwamen, is te wijten aan het feit dat de bemiddelaar toen met verlof was.
223
2.2.
Aard van het delict
Tabel 3: Aard van het delict Aard van het delict Aantal dossiers 1. Vermogensdelicten 5 Brandstichting 1 Carjacking 1 Diefstal met geweld 3 2. Persoonsdelicten 15 Slagen en verwondingen 3 Slagen en verwondingen met de dood 2 tot gevolg Stalking 1 Doodsbedreiging 1 Moord 3 Roofmoord 2 Moord gezinsleden 1 Dubbele moord 2 3. Zedenfeiten 7 Aanranding eerbaarheid 2 Verkrachting 2 Zedenfeiten op minderjarige 2 Incest 1 Totaal 27 De meeste aanvragen betreffen zware en ernstige misdrijven m.n. heel wat levensdelicten en zedenfeiten. Het is niet altijd evident om in zulke dossiers te bemiddelen. Soms is de impact van het delict nog te groot om de polarisatie te kunnen overstijgen. Soms bots je op zware trauma’s. Je komt in ieder geval voortdurend in aanraking met mensen die enorm getekend zijn door het gebeuren, zowel aan slachtoffer- als aan daderkant. Je wordt regelmatig geconfronteerd met hevige emoties. Bij ieder dossier krijg je verhalen te horen die je alleen maar diep kunnen raken. Dit heeft vanzelfsprekend zijn effecten op de persoon van de bemiddelaar. Het werken in zulke dossiers betekent ook telkens een stukje persoonlijke investering en beïnvloedt zeker ook je kijk op het leven. Dit impliceert vooral dat je hier je persoonlijke grenzen dient te bewaken wat zeker zijn consequenties heeft voor de methodiek van bemiddeling. Zo is het o.m. niet aangewezen om in veel dossiers tegelijkertijd te bemiddelen. Daarnaast dien je niet alleen het tempo van je partijen te volgen maar ook je eigen tempo mee in rekening te brengen. Ook voldoende ondersteuning vanuit je begeleidingsteam en/of collega’s is een noodzakelijke vereiste. Enige vorm van supervisie is zeker geen overbodige luxe. Anderzijds, als je kan bemiddelen in deze dossiers geeft dit enorm veel voldoening omdat je op het vlak van betekenisverlening soms zeer diep kan gaan.
224
2.3.
Daders en slachtoffers
2.3.1. Aantal, statuut en geslacht van daders en slachtoffers1: Tabel 4: Statuut en geslacht van daders en slachtoffers Statuut en geslacht Natuurlijke personen Man Vrouw Rechtspersoon Totaal
Slachtoffers 17 1 18
Nabestaanden Daders 27 27 6 12 11 15 27
27
25 2
Totaal 71 1 72
43 28
Gezien persoonsdelicten en zedenfeiten het meeste voorkomen is het uiteraard niet verwonderlijk dat het hier hoofdzakelijk om natuurlijke personen gaat. De rechtspersoon betrof een kloosterorde, slachtoffer van brandstichting. Aangezien er niemand aanwezig was en niemand persoonlijke bezittingen verloren had, konden we geen natuurlijke personen aanspreken. 2.3.2. Aantal daders en slachtoffers per dossier Tabel 5 : Aantal daders en slachtoffers per dossier Aantal daders en slachtoffers 1 sl - 1 da > sl - 1 da 1 sl - > da > sl - > da 1 nabest.– 1 da > nabest.– 1 da 1 nabest.- > da > nabest.- > da Totaal
Aantal dossiers 13 4 0 0 3 7 0 0 27
In de meeste dossiers (N= 16) hadden we te maken met de verhouding één dader / één slachtoffer en/of één nabestaande. Meestal wilden de daders van een levensdelict een aanbod formuleren naar alle nabestaanden. Geen enkele keer kregen we te maken met een bemiddelingsproces met meerdere daders. De meeste feiten telden ook maar één dader. In twee casussen was er sprake van een mededader maar werden wij slechts door één dader geïnitieerd. In één dossier wensten de slachtoffers geen bemiddeling en werd de mededader dus nooit gecontacteerd, in de andere casus hadden de slachtoffers geen behoefte om ook met de andere dader een bemiddeling op te starten omdat deze zelf geen initiatief had genomen. De vraag stelt zich of de mededader niet minstens ook van het aanbod moet op de hoogte worden gebracht. 1
Gezien het grote aantal levensdelicten kozen we ervoor om een opsplitsing te maken tussen de eigenlijke slachtoffers en de nabestaanden.
225
2.3.3. Leeftijd daders en slachtoffers Tabel 6 : Leeftijd daders en slachtoffers Leeftijdsklasse Aantal slachtoffers Aantal daders 1.1.1.1 2 1.1.1.2 <18 jaar 18 t/m 25 jaar 1.1.1.3 4 1.1.1.4 4 26 t/m 35 jaar 1.1.1.5 4 1.1.1.6 8 36 t/m 45 jaar 1.1.1.7 1 1.1.1.8 5 46 t/m 55 jaar 1.1.1.9 1 1.1.1.10 4 4 1.1.1.12 > 55 jaar 1.1.1.11 Leeftijd ongekend 1.1.1.13 29 1.1.1.14 6 Totaal : N 1.1.1.15 45 1.1.1.16 27 De twee minderjarige slachtoffers betroffen slachtoffers van zedenfeiten. 2.3.4. Relatie dader-slachtoffer Tabel 7 : Relatie dader-slachtoffer Aard van de relatie Geen Relatie - familie/partnerrelatie - werkrelatie - buren/kennissen - klant/uitbater -vaag/van ziens -school/ex-leerling -andere Totaal
Aantal dossiers 9 18
7 4
27
5 1 1
Opvallend is hier terug dat er in de meeste dossiers sprake is van een vorm van relatie tussen dader en slachtoffer. Willen partijen die elkaar kennen gemakkelijker bemiddelen of komt een relationeel verband meer voor? Het aantal dossiers waar partijen een familiale of partnerrelatie hebben, is gedaald. Vorig jaar bedroeg dit meer dan de helft van de gevallen. We vermoeden dat de vraag naar contact daar zo urgent was dat de meeste uit die groep onmiddellijk bij de bemiddelaar over de vloer zijn gekomen. Toch kunnen we ons afvragen of hier wel sprake is van de klassieke dader-slachtofferbemiddeling. Daders zijn hier meestal niet gericht op herstel of het tegemoetkomen aan vragen van de andere kant. Men wil vooral het contact met de kinderen herstellen en men kan meestal niet begrijpen dat dit niet evident is voor de nabestaanden. Dikwijls zal de bemiddelaar hier ook botsen op diverse hulpverleners en advocaten voor alle betrokken partijen die regelmatig de polarisatie induiken. Misschien vraagt het bemiddelen in zulke dossiers wel een specifieke deskundigheid en een methodiek die tevens gericht is op het interfereren in procedures voor de jeugdrechtbank.
226
2.3.5. Aantal cliëntcontacten Tabel 8: Aantal huisbezoeken en cliëntgesprekken in de gevangenis Persoonlijke contacten met de bemiddelaar Huisbezoeken Gevangenisgesprekken Gesprekken op verplaatsing Gesprekken op kantoor Totaal
N 24 57 3 5 89
Het aantal gevangenisbezoeken ligt beduidend hoger dan het aantal huisbezoeken en het aantal gesprekken op verplaatsing of op kantoor. Dit heeft o.m. te maken met het feit dat we veel meer aanvragen vanuit daderkant kregen waardoor we telkens met een gedetineerde al minimum één of twee gesprekken in de gevangenis hadden. De slachtoffers die niet aan een bemiddeling wensten mee te werken, lieten dit bijna altijd telefonisch weten zonder dat we eerst op gesprek mochten komen. Omgekeerd daarentegen, wanneer we een vraag hadden van een slachtoffer, mochten we steeds op gesprek komen bij de dader, die dan eventueel nà dat gesprek pas besloot om niet aan de bemiddeling te participeren. Met slachtoffers heb je ook makkelijker meer telefonisch contact, ook omwille van de afstand, terwijl je de daders vlug even laat roepen op het moment dat je toch in de gevangenis bent, aangezien je hen telefonisch niet kunt bereiken.
2.4.
Bemiddeling
2.4.1. Verloop van het bemiddelingsproces Van de 33 dossiers zijn er nog drie bemiddelingen lopend. In twee dossiers hebben we een verkennend gesprek gehad met één partij en zal de andere partij in de loop van de volgende maand aangesproken worden. In twee andere casussen wil de dader nog even wachten tot de afbetaling van de burgerlijke partij is geregeld. Dit impliceert dat er 26 dossiers werden afgesloten. In acht dossiers werd het bemiddelingsproces volledig doorlopen, twee ervan resulteerden in een overeenkomst en drie andere bemiddelingen eindigden met een gezamenlijk gesprek. De overige drie betrof een uitwisseling van informatie. Vijf aanvragen werden niet opgenomen. Eén gedetineerde wou contact met zijn eigen familie en werd doorverwezen naar de Familiale Detentiebegeleider. Eén gedetineerde wou juridisch advies met betrekking tot contact met zijn kinderen, hij werd doorverwezen naar Rechtshulp. Eén dader vroeg een afspraak maar kwam nooit opdagen. Ook een slachtoffer haakte nog vóór de eerste afspraak af. Na een éénmalige nieuwe contactpoging zonder resultaat werden beide dossiers afgesloten. Eén dossier werd niet opgestart omdat wij ons toch wel vragen stelden over de opportuniteit van bemiddeling. Het betrof een dossier van oplichting van een aantal vennootschappen, die zich geen burgerlijke partij hadden gesteld, die ondertussen failliet waren of die zelf voorwerp
227
van het onderzoek uitmaakten. De dader wou enkel een financiële regeling treffen maar beschikte op dat moment nog niet over geld. Wij adviseerden de dader om op het moment dat hij over de nodige middelen zou beschikken ons terug te contacteren. Het dossier dateerde nog van vorig jaar en werd ondertussen afgesloten. Twee daders besloten om na een eerste kenningsmakingsgesprek de kat nog even uit de boom te kijken. Aangezien we hen maanden later nog steeds niet terug hebben gezien, rekenden we deze dossiers ook tot de niet-opgestarte dossiers. In één opgestarte bemiddeling op initiatief van de dader haakte het slachtoffer af na een eerste uitwisseling van informatie. Volgens de nabestaanden wou de dader hier enkel contact omwille van zijn eigen voordeel en was er hier van herstel absoluut geen sprake meer. Eén slachtoffer, i.c. de nabestaanden bleken onvindbaar omdat zij zich nooit burgerlijk partij hebben gesteld en ook de advocaat vond in zijn dossier geen gegevens terug. We hadden enkel de naam van een persoon die ondertussen zelf overleden bleek, dus er was verder geen opzoekmogelijkheid. De vraag stelt zich ook wel hoe ver je mag gaan om partijen te vinden die zich niet expliciet burgerlijke partij stellen. Acht slachtoffers en/of nabestaanden weigerden het aanbod van bemiddeling. In twee gevallen kwam het aanbod op zich, kwetsend over. De overigen hadden geen probleem met de vraag maar wilden er enkel niet op ingaan. Eén partij wou zelfs binnen enkele jaren, als de kinderen van het overleden slachtoffer ouder waren, de vraag opnieuw bekijken. Ook drie daders weigerden om aan de bemiddeling mee te werken. In twee dossiers ging het telkens om een vraag voor een gesprek van een slachtoffer van zedenfeiten op minderjarigen. Eén minderjarige was ondertussen meerderjarig en wou een confrontatie met de dader om het effect dat deze nog op hem zou hebben, na te gaan. Maar de dader weigerde. We weten niet of het feit dat hij zijn straf volledig zal uitzitten en bijgevolg niet voor de Commissie Voorwaardelijke Invrijheidstelling dient te verschijnen hier enig verband mee houdt. Ook de tweede aanvraag kwam van een 16-jarige jongen en zijn moeder die wilden weten hoe de dader nu naar de feiten kijkt. Maar ook hier weigerde de dader aan de bemiddeling mee te werken. Aangezien de slachtoffers al verschillende keren hun verhaal aan de pers hebben verteld, vreesde hij dat dit ook met de bemiddeling zou gebeuren. We constateerden wel dat dit de slachtoffers enorm teleurstelde en hen zelfs terug in de polarisatie duwde. De derde aanvraag kwam van een slachtoffer van slagen en verwondingen maar de dader ontkende de feiten. Tabel 9: Verloop van het bemiddelingsproces Verloop van het bemiddelingsproces van Met de afgesloten dossiers overeenkomst 2 Bemiddelingsproces volledig doorlopen Bemiddelingsproces niet opgestart Bemiddeling voortijdig gestopt - slachtoffer haakt af - dader haakt af
228
Zonder overeenkomst 6 7 1
N 8 7 1
- bemiddelaar haakt af Bemiddelingspoging - slachtoffer onbereikbaar - slachtoffer reageert niet op aanbod - slachtoffer weigert aanbod - dader reageert niet op aanbod - dader weigert aanbod Totaal
2
1
1
8
8
3 26
3 28
Er worden twee bemiddelingsprocessen meer geteld dan afgesloten dossiers omdat wij in twee dossiers te maken hadden met een dubbele moord en telkens naar de nabestaanden van de twee slachtoffers een aanbod formuleerden. 2.4.2. Directe/indirecte bemiddeling Tabel 10: Aard van de bemiddeling Aard van de bemiddeling Indirecte bemiddeling Directe bemiddeling Totaal
Aantal dossiers 5 3 8
Het aantal directe bemiddelingen blijft aan de lage kant. Blijkbaar is dit voor partijen geen evidente stap. We hadden één nabestaande die enkele jaren eerder gevraagd had om een gesprek maar ondertussen omwille van haar leeftijd en de angst voor een fysieke weerslag, nu enkel nog onrechtstreeks wou bemiddelen. In de drie casussen ging het om slachtoffers die ons contacteerden met de expliciete vraag voor een gezamenlijk gesprek. Het ging om zedenfeiten, doodsbedreigingen en moord. Ook de eerdere gezamenlijke gesprekken betroffen dossiers waar het slachtoffer het initiatief had genomen. Op basis van vijf gevallen kunnen we nog geen conclusies trekken maar het blijft alleszins een opmerkelijk gegeven. 2.4.3. Resultaat van de bemiddeling Er werden twee overeenkomsten opgesteld. Telkens ging het om een summiere weergave van het bemiddelingsproces. Daarnaast werden er in één overeenkomst afspraken vastgelegd met betrekking tot het contact van een dader met zijn kind. In de andere werden er afspraken geregeld rond het bezoek van een dader aan het graf van zijn slachtoffer. Drie bemiddelingen resulteerden in een gezamenlijke ontmoeting. Telkens waren alle partijen tevreden. De slachtoffers die nochtans niet steeds de erkenning kregen waarop ze gehoopt hadden, bleven bevestigen dat ze geen spijt hadden dat ze aan het gesprek hadden deelgenomen. Integendeel, het bleek hun telkens voldoende te hebben opgeleverd. De daders hadden er telkens enorm tegenop gezien maar vonden achteraf dat het enorm goed was meegevallen, in beide dossiers had men meer ‘aanval’ van het slachtoffer verwacht.
229
De overige bemiddelingen beperkten zich tot het uitwisselen van informatie en boodschappen omdat dit de enige behoefte was die partijen hadden. Soms heeft men maar één vraag waar men een antwoord op wil krijgen. Heel wat aanvragen bleven beperkt tot een bemiddelingspoging. Acht slachtoffers en drie daders weigerden om op het aanbod in te gaan. Aan daderkant liet men ons weten dat het stellen van de vraag, dikwijls al veel betekend had. Men had zijn hand uitgestoken en als men aan de andere kant daar niet wou op ingaan, kon men daar verder mee. Het slachtoffer vroeg om met rust te worden gelaten en door dit te respecteren kon men dan toch iets voor zijn slachtoffer doen. Gedetineerden hadden het zelden echt moeilijk met de weigering. Er bleek meestal wel voldoende begrip aanwezig te zijn. Aan slachtofferkant daarentegen bleek de weigering vanuit de dader hen enorm teleur te stellen en hen zelfs terug in de polarisatie te duwen. We hadden hun nochtans terdege op een eventueel negatief antwoord voorbereid. Graag zouden we dan ook verder willen verkennen hoe we dit methodisch nog meer kunnen onderbouwen. Van sommige gebeurtenissen kan je uiteraard de betekenisverlening niet in cijfers uitdrukken, zoals de nabestaande die een bidprentje meegeeft op vraag van de dader of een zoontje dat nu brieven schrijft met zijn vader. Het proces levert soms veel meer beklijvende dingen op dan het uiteindelijke resultaat. 2.4.4. Duur van de bemiddeling Tabel 12: Duur van de bemiddeling. Dossier
Periode
1 2 3 4 5 6 7 8 Gemiddelde duur
20/10 - 15/4 8/2 - 27/6 15/3 - 23/3 21/5 - 27/9 3/6 – 5/9 19/6 – 18/9 29/5 – 10/12. 10/7 – 11/12
Aantal kalenderdagen 177 139 8 128 94 61 195 154 104
De bemiddeling die slechts acht dagen duurde, ging om een nabestaande die slechts één vraag had voor de dader die daarop onmiddellijk een antwoord gaf. Beide partijen hadden geen behoefte aan verdere uitwisseling. De gemiddelde duur bedroeg vorig jaar 111 dagen. Alhoewel we nu de indruk hadden dat we omwille van de mindere werkdruk (door fulltime met bemiddelingspraktijk bezig te zijn) sneller op de bal konden spelen, blijkt de gemiddelde duur daarom niet veel verkort te zijn. Het tempo wordt blijkbaar voornamelijk door partijen bepaald en minder door de omstandigheden.
230
3.
Reflecties vanuit de praktijk
3.1.
Positionering
In de werkgroep ‘herstelgerichte detentie’ binnen Suggnomè werd er werk gemaakt van de verkenning van diverse positioneringen van het herstelgericht aanbod vanuit de Vlaamse Gemeenschap in het algemeen en het project ‘Bemiddeling in de fase van de strafuitvoering’ in het bijzonder, ten aanzien van Justitie in casu het gevangeniswezen. Een interne positionering van ‘bemiddeling in de fase van de strafuitvoering’ houdt in dat dit aanbod een essentieel deel uitmaakt van de uitvoering van de gevangenisstraf. Herstel is een wezenlijk onderdeel van de strafuitvoering. Ook al is dit een piste die men vanuit Leuven Centraal graag zou verkennen, hebben wij tot nog toe geen interne vragen ontvangen. Dit heeft vooral te maken met eerdere afspraken rond samenwerking. Indien men vanuit de gevangenis in het kader van herstelrechtelijk werken met gedetineerden aan bemiddelen denkt, zal men de persoon in kwestie stimuleren om op eigen initiatief de bemiddelaar aan te spreken. Een externe positionering houdt in dat het aanbod absoluut onafhankelijk is ten opzichte van de uitvoering van de vrijheidsstraf. Momenteel is dit de positie van waaruit wij werken. Het aanbod wordt bekend gemaakt via kanalen die gebruikt worden om externe zaken aan te bieden. Er gebeurt geen selectie vanuit de gevangenis; het project bepaalt zijn eigen selectiecriteria. Het mandaat komt van de partijen zelf. Ook de nazorg behoort tot de verantwoordelijkheid van de bemiddelaar. Er is geen uitwisseling van informatie. Er gebeurt geen rapportage; de partijen worden enkel geïnformeerd over eventuele consequenties ten aanzien van de Commissie Voorwaardelijke Invrijheidstelling en hun eigen rol die ze daar rond kunnen vervullen. In de half-interne positionering gaat het om een buitengerechtelijk aanbod dat echter wel op verzoek van Justitie aan de partijen wordt gedaan. De partijen weten hierdoor dat het resultaat van hun inspanning een invloed kan hebben op de gerechtelijke besluitvorming. In de praktijk vertrokken wij vanuit een externe positie maar de meeste vragen betroffen dader-slachtoffer bemiddelingen die half-intern zouden gepositioneerd kunnen worden. Bijna alle gedetineerden dienden nog voor de Commissie Voorwaardelijke Invrijheidstelling te verschijnen. Bemiddelingsvragen die puur binnen de persoonlijke levenssfeer vielen en waar er geen theoretische link was naar een juridische instantie, kwamen tot nog toe niet voor. Sommige vragen situeren zich wel binnen een grijze zone. Zo kregen we een aantal vragen van plegers van passionele levensdelicten die het contact met hun kinderen wilden herstellen. De grens met de taak van de familiale detentiebegeleider was hier soms nogal dun. Maar als er juridische procedures voor de jeugdrechtbank lopende zijn, zouden wij ook daar in kunnen tussenkomen. Dit vraagt dan wel een specifieke deskundigheid enerzijds en juridische kennis over ‘Personen- en Familierecht’ anderzijds. In een aantal gevallen wilden dader en slachtoffer ook zelf die link naar de juridische instantie installeren. Er werd tweemaal een overeenkomst opgesteld die door de partijen aan de Commissie zal worden overgemaakt. In een derde dossier zal het slachtoffer zich expliciet tijdens de zitting manifesteren met een boodschap over de bemiddeling m.n. dat de rechter er geen rekening mee mag houden. 231
Verder vermoeden we dat zowat alle gedetineerden, die bemiddeling aanvroegen, dit in hun reclasseringsplan zullen vermelden. Eénmaal werd er trouwens eerlijk vermeld dat men vanuit die bedoeling een bemiddelingsaanvraag deed.
3.2.
Een evenwaardig aanbod aan daders en slachtoffers.
Na iets meer dan anderhalf jaar bemiddelen in de fase van de strafuitvoering, zijn we er nog steeds niet in geslaagd om een evenwaardig aanbod naar dader en slachtoffer toe te ontwikkelen. Uiteraard is het feit dat de daders zeer gemakkelijk lokaliseerbaar zijn m.n. in één gebouw, en zodoende dus ook gemakkelijk over het project kunnen geïnformeerd worden, van doorslaggevende aard. Zo wordt er jaarlijks een toelichting gegeven over het project. Ook binnen iedere cursus ‘Slachtoffer in Beeld’ die doorgaat binnen de gevangenis wordt de bemiddeling in de strafuitvoeringsfase toegelicht. We probeerden dan ook om het afgelopen werkingsjaar extra inspanningen te leveren om de slachtoffers te bereiken. Zo werden ondertussen alle diensten ‘slachtofferonthaal op niveau van het parket’ gesensibiliseerd, wat uiteindelijk ook resulteerde in een vruchtbare samenwerking. Bij het opmaken van de slachtofferfiche werd er al wel eens gesproken over “bemiddeling” en dit resulteerde zelfs enkele malen in een aanvraag. Ook als wij via slachtofferonthaal de slachtoffers wensten te contacteren, verkregen wij telkens de volledige medewerking met meestal ook een gunstig resultaat. Wij pleiten er dan ook voor om de samenwerking op deze manier verder te zetten en misschien nog meer uit te werken. Misschien kan er actiever gepolst worden naar de interesse voor bemiddeling bij het opmaken van de slachtofferfiche? Ofwel kan men de mensen systematisch informeren over het aanbod? Natuurlijk moeten we dan wel garanderen dat we deze aanvragen dan ook steeds kunnen oppakken. Wat betreft de ‘centra slachtofferhulp’, na een éénmalige toelichting voor de werkgroep “daders-slachtoffers”, zijn er het afgelopen werkingsjaar geen verdere stappen ondernomen. Wel wordt via de verschillende herstelbemiddelaars vóór vonnis, lokaal ook de centra geïnformeerd over het bestaan van een bemiddelingsaanbod in de fase van de strafuitvoering. Een aantal centra had reeds ervaring met ‘herstelbemiddeling’ en als die positief was, bleken vervolgens er wel meer verwijzingen vanuit die hoek te komen. Verder gaven we nog een uiteenzetting voor de “Oudergroep, Ouders van een vermoord kind” en zal er binnenkort in hun ledenblad een artikel over het project verschijnen. Tot daar beperkten zich onze investeringen aan slachtofferkant. We beseffen dat dit geen evenwaardig aanbod inhoudt maar we blijven erover nadenken hoe we dit wel kunnen realiseren. Volgende ideeën dienen verder verkend te worden: bekendmaking via de pers, systematisch aanschrijven van alle slachtoffers al dan niet gecombineerd met het organiseren van info-avonden. Die ideeën vragen zeker verdere verkenning en discussie. Het blijft wel een voortdurend aandachtspunt omdat onze overtuiging alleszins is dat het wenselijk zou zijn om dit aanbod evenwaardig te formuleren. We worden nu nog te dikwijls geassocieerd met de daderkant en het aanbod wordt soms door slachtoffers gepercipieerd als komende uit de daderhulpverlening.
232
3.3.
Veralgemening aanbod
Vanzelfsprekend kan er maar van reële evenwaardigheid sprake zijn, als je een algemeen aanbod kan bieden. Nu moet je als slachtoffer maar de pech hebben dat je dader in de verkeerde gevangenis zit en je kunt geen bemiddeling aanvragen. En wat als je dader geen effectieve straf krijgt? Komen probanten ook in aanmerking? Of worden zij gediscrimineerd? Vanuit de werkgroep ‘herstelgerichte detentie’ werd besloten om personen onder ‘elektronisch toezicht’ niet uit te sluiten. Formeel hebben zij trouwens nog steeds het statuut van gedetineerde. Wel daalde het aantal aanvragen vanuit de gevangenis van Leuven Centraal. Omwille van het geringe verloop in die gevangenis, jaarlijks komen er een 15-tal nieuwe binnen, en dit in combinatie met het feit dat een grote groep reeds de revue is gepasseerd, lijkt ons dan ook geen abnormale evolutie. We hadden dit immers voorzien en daarom ook reeds ons toepassingsgebied naar de Hulpgevangenis van Leuven uitgebreid. Daarnaast werden er ook ten experimentele titel aanvragen met betrekking tot gedetineerden van andere gevangenissen opgepakt en werd er tevens in een probatiedossier gewerkt. De verre verplaatsingen bleken hier telkens het grootste obstakel. Maar afstand is natuurlijk relatief in een klein land als België. Toch lijkt het ons wenselijk om het aanbod te veralgemenen. Het is ethisch toch niet verantwoordbaar dat we een urgente vraag van een slachtoffer zouden moeten weigeren omdat de dader in de “verkeerde” gevangenis zit. Tot nog toe zijn we er telkens in geslaagd om deze vragen van slachtoffers op te nemen.
3.4.
Partners binnen de gevangenis
De ervaring leert dat het hebben van een aanspreekpunt in de gevangenis geen overbodige luxe is, zeker wanneer je op gevangenisbezoek gaat in een niet-vertrouwde omgeving. De herstelconsulent blijft toch wel de meest aangewezen persoon, zowel omwille van het vertrouwelijke karakter van de bemiddeling als om praktisch-organisatorische redenen. Hun positie leent zich uitstekend om een gezamenlijke ontmoeting in de gevangenis te organiseren. De samenwerking verliep overal optimaal. Enkel de gevangenissen waar er geen herstelconsulent meer actief was, leverden ons wat kopzorgen op. Ook door de cultuurveranderingen waartoe zij stimuleren, ondervinden we ondermeer bij het aanwezige personeel meer openheid naar herstelbemiddeling toe. De slachtoffers werden telkens zeer vriendelijk ontvangen. De samenwerking met de Psycho-sociale Dienst verliep voor de hulpgevangenis van Leuven, de gevangenis van Mechelen en het Penitentiair Complex van Brugge zonder problemen. Mits toestemming van de cliënt waren de begeleiders telkens bereid om samen te werken en informatie uit te wisselen. Ook in Leuven Centraal werden er terug stappen ondernomen om de huidige manier van werken te evalueren en te bekijken hoe een nauwere samenwerking mogelijk zou zijn. De samenwerking op zich wordt niet in vraag gesteld maar de manier waarop vraagt nog wat discussie.
233
Tot nog toe werden er nog geen stappen gezet naar de leden van de Commissie Voorwaardelijke Invrijheidstelling. Nochtans zullen zij in de nabije toekomst geconfronteerd worden met bemiddelingsovereenkomsten en/of mededelingen dat partijen een bemiddelingspoging hebben ondernomen of een bemiddeling doorlopen hebben. Sommige bemiddelingen lopen ook nog verder na een invrijheidstelling en indien de Commissie contact verbiedt, dienen wij in ieder geval de Commissie te contacteren om mee te delen dat wij een gezamenlijk gesprek organiseren opdat partijen hierdoor niet in moeilijkheden komen.
3.5.
Onderscheid dossiers al naargelang de gevangenis
Sinds begin dit jaar, toen het mandaat van de bemiddelaar werd uitgebreid van een halftime naar een fulltime, formuleerden we tevens een aanbod naar de Hulpgevangenis in Leuven. Vanuit die instelling bereikte ons nog maar één aanvraag. Volgende stappen werden ondernomen om ons aanbod bekend te maken: er werden affiches opgemaakt en verspreid in de gevangenis, een 100-tal folders werden aan de Psychosociale Dienst bezorgd. Er ging een infoavond door over het herstelfonds en de bemiddeling in de fase van de strafuitvoering waar een 20-tal gedetineerden aan deelnamen (dit is gemiddeld een hoge opkomst). Er verscheen een artikeltje in de Nieuwsbrief voor het personeel. Nochtans leverde dit alles amper aanvragen op. Heeft dit te maken met het feit dat er in de Hulpgevangenis enkel kortgestraften verblijven die niet voor de Commissie Voorwaardelijke Invrijheidstelling dienen te verschijnen, of is de behoefte om iets te herstellen naar het slachtoffer bij minder zware delicten misschien minder aanwezig of is de afwezigheid van een herstelconsulent hier betekenisvol? Zelfs het Herstelfonds blijkt hier niet als ingangspoort te fungeren. Navraag bij het Comité bevestigd dat er vanuit de Hulpgevangenis evenmin nog aanvragen voor het Herstelfonds komen. Is het feit dat het hier om een arresthuis handelt betekenisvol? Ook vanuit Leuven Centraal kwamen er minder aanvragen. Een grote groep gedetineerden is het eerste halve werkingsjaar al de revue gepasseerd. Vermoedelijk betrof het hier een inhaalmanoeuvre. Verder heeft deze gevangenis een laag verloop van gedetineerden. En omdat we vooronderstellen dat niet iedere gedetineerde in herstelbemiddeling geïnteresseerd is, impliceert dit dat we nu slechts een relatief laag aantal aanvragen per jaar vanuit Leuven Centraal zullen krijgen. Omwille van de relatief lage case-load besloten we dan ook ten experimentele titel aanvragen vanuit andere gevangenissen of andere strafuitvoeringsmodaliteiten op te nemen. Zo werd er één aanvraag vanuit de gevangenis van Mechelen opgenomen, twee aanvragen van slachtoffers wiens respectievelijke daders in het penitentiaire complex van Brugge verblijven en één aanvraag van een dader die onder probatie valt. Het werken in verschillende gevangenissen koppelt de bemiddelaar los van een specifieke gevangenis met alle voordelen van dien. De bemiddelaar profileert zich neutraler, alle vragen van slachtoffers worden behandeld, niet enkel die, waarvan de dader in een welbepaalde gevangenis verblijft. Het maakt uw positie ten aanzien van de gevangenissen in Leuven en hun personeel onafhankelijker. Het levert ons een diversiteit aan ervaring en samenwerking op. Vanuit de verschillen kan men leren.
234
Algemeen besluit Er is al weer een stukje weg afgelegd en stilaan wordt de richting iets duidelijker, de paden iets gemakkelijker bewandelbaar, geraakt de juiste bagage in je koffer en kom je onderweg reisgenoten tegen. Meer en meer wordt de link met de juridische instantie duidelijker. Je kunt daar niet omheen, partijen attenderen je er immers zelf voortdurend op. De samenwerking met de gevangenissen krijgt ook meer vorm. Visieverschillen blijven bestaan maar concrete samenwerkingsmodellen blijken realiseerbaar. De methodiek en technische vaardigheden geraken verfijnder maar er blijven nog heel wat vragen open liggen die verdere verdieping vereisen. In plaats van het warm water opnieuw uit te vinden lijkt momenteel uitwisseling met het buitenland waar de ervaring aanwezig is, aangewezen. En ook al staan we in feite nog maar aan het begin van onze tocht, we zijn vertrokken en de reis op zich zal ons veel meer bijbrengen dan de plek waar we uiteindelijk zullen aankomen, net zoals bij de bemiddeling.
235