De Belgische soldaten in het Romeins leger en hun goden1 Robert Nouwen
De Romeinen hadden veel aandacht voor godsdienst en ritueel. Het was gekenmerkt door een uitgebreid godenpantheon en een sterk formalisme. Tegelijk waren de Romeinen erg tolerant ten opzichte van niet-Romeinse goden. De overheid ontwikkelde trouwens een godsdienstpolitiek die gericht was op de romanisering van de nieuwe provincies. Het gevolg daarvan was syncretisme of versmelting van religies. Het was een fundamenteel aspect van de culturele veranderingen die het contact tussen de Romeinen en de inheemse bevolking teweeg bracht. In dat licht moet men de religieuze gebruiken bij de hulptroepen die bij de Gallische stammen werden gerekruteerd interpreteren. De militairen vereerden uiteraard de 'officiële' goden van het Romeinse pantheon, maar daarnaast ook de inheemse goden van hun voorvaderen, de lokale goden van de regio’s waar zij gekazerneerd waren, de oosterse goden die zich via de Romeinse troepen verspreidden. Dienst in de auxilia introduceerde de jonge rekruut in een breed spectrum van goden, religieuze riten en praktijken. Hierdoor verschafte het Romeinse leger een sterke impuls aan romaniseringsproces. De belangrijkste bronnen voor onze kennis over de religieuze gebruiken in het Romeinse leger zijn de archeologie en de epigrafie. Het archeologisch onderzoek heeft in de loop van de decennia heiligdommen, cultusplaatsen en altaren blootgelegd alsook talloze sculpturen en devotionalia binnen een militaire context aan het licht gebracht. Een mooi voorbeeld hiervan is de Carrick Stane bij Cumbernauld die vermoedelijk nog op zijn originele locatie staat. Honderden opschriften op altaren en wijdingen verschaffen ons de namen van de goden en plaatsen ze in een heel specifieke context. Daar ligt de basis voor onze kennis van de religieuze praktijken in het Romeins leger. Het is alleen belangrijk dat aan moeilijk interpreteerbare objecten niet te snel een religieuze interpretatie wordt gegeven. Een mooi voorbeeld hiervan zijn de drie altaren van Housesteads en de zeventien
1
Dit opstel is de uitgeschreven tekst van de lezing die ik heb gehouden op de studiedag ‘Over het dagelijks
leven van een Romeins soldaat’ in het Regionaal Archeologisch Museum van Oudenburg op zaterdag 19 oktober, 2013.
1
altaren van Maryport, gewijd aan Iupiter Optimus Maximus. Zij werden telkens buiten het Romeins legerkamp aangetroffen. Decennia lang werd aangenomen dat zij ceremonieel werden begraven in een hoek van het oefen- of paradeplein. Archeologisch onderzoek in Maryport heeft echter uitgewezen dat zij gewoon werden hergebruikt als steunposten voor een groots gebouw.
De officiële godsdienst.
De officiële riten en de keizercultus speelden een belangrijke rol in het openbare leven. Het is dus niet te verwonderen dat de Romeinse godsdienst en zijn rituelen duidelijk aanwezig waren in het militaire leven. Zij waren in zekere zin een belangrijk instrument in de legerpolitiek. Politieke propaganda en religie waren niet te scheiden. De officiële godsdienst is goed vertegenwoordigd in de inscripties van de Gallische en Germaanse hulptroepen. Het merendeel van de wijdingen aan de goden van het Romeinse pantheon gebeurden door de eenheid onder leiding van de praefectus of de tribunus, of door de ridderofficier als bevelvoerder van de eenheid. De Romeinse goden
Iupiter Optimus Maximus speelde onbetwist een hoofdrol in de officiële religie in het Romeinse leger. De altaren, aan deze god gewijd, zijn zeer talrijk en verspreid over het hele Imperium Romanum. Drie altaren die door de cohors II Tungrorum te Castlesteads aan Iupiter Optimus Maximus werden gewijd, waren versierd met een bliksem op de linkerzijde en een wiel op de rechterzijde. Door het zonnewiel werd Iupiter geassocieerd met de Keltische god Taranis. Het zonnewiel, als symbool voor Taranis, is in Gallia en de beide Germaniae, dus ook in de civitas Tungrorum, een bekend fenomeen. Een mooi voorbeeld is het volgende altaar:2 I(ovi) O(ptimo) M(aximo) / coh(ors) II Tungr(orum) / (milliaria) eq(uitata) c(oram) l(audata) cui / praeest Alb(ius) / Severus pr / aef(ectus) Tung(rorum) in / sta(nte) Vic(cio) Sev[e]ro / princip[e]. Aan Iuppiter Optimus Maximus. De cohors II Tungrorum, 1000 man sterk, bereden eenheid, in het openbaar (door de keizer) geprezen, met aan het hoofd de praefectus der Tungri, Albius Severus, onder de supervisie van de princeps Viccius Severus.
2
CIL, VII, 879; ILS, 2554; ER, II, 1237; RIB, 1981
2
Mars, eventueel in combinatie met Victoria, Fortuna (Redux) en Hercules speelden uiteraard ook een vooraanstaande rol in de religie van de militairen. Oorlog, overwinning, fortuin, een behouden terugkeer of heldendaden bekleedden immers een bijzondere plaats in het leven van iedere soldaat. Bovendien waren de wijdingen aan Fortuna Redux tijdens het keizerrijk een uiting van bijzondere toewijding aan de keizer. Ook Minerva en Apollo komen in de opschriften voor. Minerva, oorspronkelijk de schutsgodin van het handwerk, de kunsten en de litterati homines, wordt soms verbonden met Mars en is in die hoedanigheid ook een krijgsgodin. Het is dan ook niet verwonderlijk de cohors II Tungrorum onder leiding van Caius Silvius Auspex in Birrens een altaar opgerichte voor deze godin.3 Deae / Minervae / coh(ors) II Tun / grorum / mil(liaria) eq(uitata) c(oram) l(audata) / cui praeest G(aius) Silv(ius) / Auspex praef(ectus). Aan de godin Minerva. De cohors II Tungrorum, 1000 man sterk, bereden eenheid, in het openbaar (door de keizer) geprezen, met aan het hoofd de praefectus Gaius Silvius Auspex. De basis is versierd met twee dolfijnen en een raaf. Op het kapiteel bevinden zich twee dolfijnen met de kop naar elkaar toe. Boven de dolfijnen worden opnieuw twee raven afgebeeld. Het is mogelijk dat door de dolfijnen Minerva met het water wordt geassocieerd, terwijl de raven mogelijk verwijzen naar de rol van de godin als oorlogsgodin. De keizercultus
Een belangrijk aspect van de officiële godsdienst is de cultus ter ere van de keizer als persoon die over goddelijke macht beschikt. De keizer vertegenwoordigde het gezag van Rome. Hieraan was men eerbied verschuldigd. Het was onder meer gebruikelijk jaarlijks naar aanleiding van de heilwensen ten gunste van de keizer of ter gelegenheid van de verjaardag van zijn troonsbestijging, een altaar te wijden aan Iupiter Optimus Maximus. Het vorige altaar werd bij die gelegenheid ceremonieel begraven . Een eerste groep inscripties, opgericht te Castlesteads en Housesteads, werd gewijd aan Iupiter Optimus Maximus en de Numina Augustorum. In Housesteads wijdde de cohors I Tungrorum liefst drie altaren aan Iupiter Optimus Maximus, geassocieerd met de Numina Augustorum, bij voorbeeld:4
3
CIL, VII, 1071; ER, II, 1244; RIB, 2104
4
CIL, VII, 639; ER, II, 1228; RIB, 1585
3
I(ovi) O(ptimo) M(aximo) / et Numinibus Aug(ustorum) / coh(ors) I Tungr(orum) / cu[i] prae(e)st Q(uintus) Iulius / [Maxim]us praef(ectus) / v(otum) [s(olvit) l(ibens) m(erito).] Aan Iuppiter Optimus Maximus en de numina Augustorum. De cohors I Tungrorum met aan het hoofd de praefectus Quintus Iulius Maximus lost gaarne en terecht zijn gelofte in. Ook in Maryport en Birdoswald werden dergelijke reeksen gevonden. Het gaat om een zuiver Romeinse cultus ter ere van de levende keizer (of keizers). Het Numen Augusti is de goddelijke macht waarover de keizer beschikt. De keizer zelf was echter niet goddelijk. Het ereopschrift gewijd aan Caracalla, dat besluit met de formule 'Numini eius semper ac merito devota' – ‘altijd en terecht toegewijd aan zijn Numen’ kan hiermee worden vergeleken. Opmerkelijk is het feit dat het Numen Augusti vrij frequent in Britannia voorkomt, dit in tegenstelling tot de wijdingen 'in honorem domus divinae' die in de Rijnprovincies algemeen voorkomen. Op het einde van de regering van Antoninus Pius richtte de cohors II Tungrorum in Birrens een altaar op ter ere van de Disciplina Augusti. 5 Discip(linae) / Aug(usti) / coh(ors) II / Tungr(orum) / mil(lia¬ria) eq(uitata) c(oram) l(audata). Aan de Disciplina van Augustus, de cohors II Tungrorum, 1000 man sterk, bereden eenheid, in het openbaar (door de keizer) geprezen. Disciplina gold als de hoogste militaire deugd. Het gaat hier om een abstrahering die de militaire discipline verheft tot een religieus begrip. Ook elders, bij voorbeeeld te Bewcastle, Corbridge, Great Chesters of Castlesteads, komen dergelijke wijdingen voor. Zij tonen duidelijk aan hoeveel waarde werd gehecht aan de onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan het keizerlijke gezag . Bijzonder merkwaardig tenslotte is het wijopschrift 'Diis Deabusque secundum interpretationem oraculi Clari Apollinis' – ‘Aan alle goden en godinnen overeenkomstig de uitlegging van het orakel van Apollo in Klaros’ dat de cohors I Tungrorum te Housesteads oprichtte.6 De wijding aan de goden en godinnen werd verordend door het Orakel van Apollo van Claros die bijzonder werd vereerd te Colophon (Ionië). Het gaat hier om één van de tien opschriften die op verschillende plaatsen in het Imperium Romanum werden opgericht, maar waarvan de formulering bijna woordelijk gelijk is. Het was de Romeinse keizer zelf die het Orakel consulteerde. Anders is het niet te verklaren dat de
5
RIB, 2092
6
CIL, VII, 633; ILS, 3230; RIESE, 1870; ER, II, 633; RIB, 1579
4
opdracht van het Orakel in die formulering op verscheidene plaatsen in het rijk werd opgericht en dat de cohors I Tungrorum aan deze wijdingen heeft deelgenomen. De wijding moet in verband worden gebracht met de broedermoord van Caracalla op Geta op 26 december 211 en de daaropvolgende gebeurtenissen. Er werd op dat ogenblik een enorme inspanning geleverd om de keizer te legitimeren op religieuze gronden en Caracalla niet als broedermoordenaar, maar als man van de 'Voorzienigheid' naar voor te schuiven. De inscriptie toont op die wijze de band aan tussen de Romeinse godsdienst en de propaganda voor het keizerlijk huis en het Imperium.
De inheemse religie.
Ondanks de sterk romaniserende invloed die van het Romeinse leger uitging, bleven vele soldaten vasthouden aan de voorouderlijke goden. Hierdoor wordt de relatie tussen de Gallische en Germaanse hulptroepen en hun oorspronkelijk rekruteringsgebied vaak duidelijker. De van oorsprong Keltische en Germaanse goden zijn echter niet steeds herkenbaar onder meer ten gevolge van de 'interpretatio Romana' en de verschillende assimilatieprocessen. Een goed voorbeeld daarvan zijn de hoger vernoemde altaren gewijd aan Iupiter Optimus Maximus. Enkel de afbeelding van het wiel op de zijde van de altaren laat toe Iupiter met de Keltische god Taranis te identificeren. Vaak is deze vorm van syncretisme niet herkenbaar, omdat de lokale god volledig achter de Romeinse godheid schuilgaat. De epigrafische getuigenissen betreffende Iupiter Taranis zijn voor het overige vrij schaars. Een ander goed voorbeeld hiervan is de cultus van Hercules Magusanus. Valerius Nigrinus, de duplicarius van de ala Tungrorum, richtte in Mumrills een altaar voor Hercules Magusanus op. 7 Herculi / Magusan(o) / sacrum / Val(erius) Nigri / nus dupli(carius) / alae Tun / grorum Gewijd aan Hercules Magusanus. Valerius Nigrinus, duplicarius van de ala Tungrorum. Deze cultus, vooral verspreid in Germania Inferior, was populair bij de Tungri en de Batavi. In Tongeren, Bonn, Keulen, Grimmlinghausen en Empel, werden duidelijke archeologische aanwijzingen van zijn cultus aangetroffen. Het ging onder meer om een tempel, altaren en bronzen armbanden die de naam van deze god droegen. Maar ook andere stammen richtten altaren op ter ere van deze Germaanse god.
7
CIL, VII, 1090; ILS, 4628; RIESE, 1865; ER, II, 1186; RIB, 2140
5
Vergelijkbaar, maar minder frequent zijn de wijdingen aan Silvanus Cocidius. De god Silvanus hoorde tot het officiële Romeinse pantheon. Cocidius mag echter worden beschouwd als een Keltische god waaraan vaak wijdingen door de hogere sociale klassen werden gericht. Q. Florius Maternus, praefectus van de cohors I Tungrorum, richtte in de zuidwesthoek van het castellum van Housesteads een altaar voor deze god op.8 Deo / Silvano / Cocidio / Q(uintus) Florius / Maternus / praef(ectus) coh(ortis) / I Tung(rorum) / Aan de god Silvanus Cocidius. Quintus Florius Maternus, praefec¬tus van de cohors I Tungrorum lost graag en terecht zijn gelofte in. Cocidius wordt ook gelijkgesteld met Mars en de Keltische god Vernostus. Dit altaar is het enige dat Cocidius gelijkstelt met Silvanus. Met deze laatste wordt hij nog één maal geassocieerd (RIB, 1207). Deze praefectus wijdde ook een altaar aan de god Mars. Epona, de Keltische godin van de paarden en de ezels, vaak vereerd door de cavaleristen, deed via de Gallische ruiters haar intrede in het Romeinse leger. Epona was bijzonder populair bij de lagere klassen van de burgermaatschappij hetgeen de grote hoeveelheid terracottabeeldjes van deze godin verklaart. Ook verwierf de godin een vooraanstaande positie bij de auxilia en meer bepaald in de cavalerie hetgeen verklaart waarom zij in Also Ilosva van de ala I Tungrorum Frontoniana onder leiding van de praefectus een officiële wijding mocht ontvangen.9 Epo[nae] / Ala I [Tun]/gr(orum) Fro[nton(iana)] / cui [praeest] / C(aius) Iul(ius) Apigi/anus praef(ectus) / eq(uitum) [v(otum) s(olvit)] l(ibens) m(erito) Aan Epona. De ala I Tungrorum Frontoniana onder het bevel van Gaius Iulius Apigianus, praefectus equitum, heeft haar gelofte gaarne en terecht ingelost. In het legerkamp van Birrens wijdden de pagani Vellavi die dienst deden in de cohors II Tungrorum een altaar aan de godin Ricagambeda. 10
8
CIL, VII, 642; ILS, 4723; RIESE, 1872; ER, II, 1225; RIB, 1578
9
CIL, III, 788
10
CIL, VII, 1072; ILS, 4752; RIESE, 1878, a; ER, II, 1236; RIB, 2107
6
Deae Ricagam / bedae pagus / Vellaus milit(ans) / coh(orte) II Tung(rorum) / v(otum) s(olvit) l(ibens) m(erito). Aan de godin Ricagambeda. (De mannen van de) pagus Vellaus die dienst doen in de cohors II Tungrorum lossen gaarne en terecht hun gelofte in. Deze Germaanse godin is slechts bekend door dit ene opschrift. Op dezelfde plaats wijdden militairen van dezelfde cohors, maar nu afkomstig uit de pagus Condrustis, een altaar aan de godin Viradecthis. Deae Viradec / thi pa[g]us Con / drustis milit(ans) / in coh(orte) II Tungror(um) sub Silvi / o Auspice praef(ecto). Aan de godin Viradecthis. (De mannen van de) pagus Condrustis die dienst doen in de cohors II Tungrorum onder commando van de praefectus Silvius Auspex.11 Deze Keltische godin van de strijd en de vruchtbaarheid, die op zes inscripties voorkomt, maar met telkens een verschillende schrijfwijze, was mogelijk de schutsgodin van de Tungri en in het bijzonder van de Condrusi. Het is opvallend dat drie van de zes bekende wijdingen rechtstreeks naar de civitas Tungrorum verwijzen. Naast de wijding van de militairen van de pagus Condrustis ontving zij nog een wijding van de cives Tungri te Vechten en van een zekere Superina, die een altaar oprichtte in het huidige Strée (Condroz). Dit laatste altaar werd overigens opgericht ter ere van het keizerlijke huis. Tenslotte wijdden de Gallische en Germaanse troepen altaren aan de Matres zonder dat zij verder werden gespecificeerd evenals aan de Matres Alatervae en de Matres Campestres. Het gaat om lokale Gallo-Romeinse godinnen van Germaanse en Keltische oorsprong. De Matres Alatervae, die in verband kunnen worden gebracht met de Germaanse Alaferuiae en Alateiviae, zijn overigens onbekend. Ruimer bekend zijn de Keltische Matres Campestres die te Cramond samen met de Matres Alatervae werden vereerd. 12
Matrib(us) Ala / tervis et / Matrib(us) Cam / pestrib(us) coh(ors) I[I] / Tung(rorum) ins(tante) / VERSCARM / [c(enturio¬ne)] leg(ionis) XX V(aleriae) V(ictricis) Aan de Matres Alatervae en de Matres Campestres. De cohors II Tungrorum onder het commando van
centurio van de legio XX Valeria Victrix.
11
CIL, VII, 1073; ILS, 4756; RIB, 2108
12
CIL, VII, 1084; ILS, 4801; RIESE, 1869; ER, II, 1223; RIB, 2135
7
Zij werden waarschijnlijk door Gallische cavaleristen bij de Romeinen geïntroduceerd en moeten in verband worden gebracht met de campus, het oefenterrein bestemd voor de dril. Hun naam zou hiervan afgeleid zijn. Op één enkele uitzondering na zijn alle eenheden die hen met een wijding vereerden hetzij alae, hetzij cohortes equitatae en praktisch iedere individuele dedicant is een ruiter. Vaak werden zij verbonden met Epona.
De oosterse culten
Vanaf de 2de eeuw n.C. valt naast de officiële godsdienst en de inheemse goden een sterke opkomst van oosterse culten waar te nemen. Ongetwijfeld was dat in antwoord op het sterke formalisme van de Romeinse godsdienst. Wellicht het meest bekend is de Perzische Mithrascultus die vooral tijdens de 2de en de 3de eeuw erg veel aanhangers had, ook in onze contreien. Het Mithrasheiligdom van Tienen is daarvan een goed voorbeeld. Deze cultus was bijzonder populair bij de soldaten. Talrijke heiligdommen werden langs de grenzen ontdekt, onder meer in Germanië en Brittannië. Een mooi voorbeeld daarvan is het mithraeum dat werd opgegraven bij het legerkamp van Carrawburgh. Achtereenvolgens waren hier de cohors I Aquitanorum, de cohors I Cugernorum, de cohors I Frisiavonum, de cohors I Tungrorum en de cohors I Batavorum gekazerneerd. Drie altaren werden er opgericht door de bevelvoerders van de cohors I Batavorum waaronder het volgende:13 Deo Inv(icto) M(ithrae) / L(ucius) Antonius / Proculus / praef(ectus) coh(ortis) I Bat(avorum) Antoninianae / v(otum) s(olvit) l(ibens) m(erito) Aan de onoverwinnelijke god Mithras. L. Antonius Proculus, praefectus van de cohors I Batavorum Antoniniana, heeft zijn gelofte gaarne en terecht vervuld Minder bekend, maar niet minder belangrijk was de cultus Iupiter Dolichenus afkomstig van Kommagene in Klein-Azië. In de Grieks-Latijnse literatuur zijn er geen verwijzingen te vinden naar deze god. Hij is enkel bekend via zowat driehonderd opschriften en plastische voorstellingen verspreid over het Romeinse rijk. Doorgaans wordt hij staand op een stier afgebeeld met in de rechterhand een dubbele bijl en in de linker een bliksem. In de noordelijke grensprovincies won Jupiter Dolichenus langs de Donau en de Rijn alsook in Britannië langs de muur van Hadrianus vooral vanaf de 2de eeuw n.C. aan populariteit.
13
AE 1951, 125a = RIB 1, 1544
8
In het fort van Vindolanda bij Chesterholm aan de muur van Hadrianus werd in juli 2009 een uitzonderlijk goed bewaard 1,5 ton zwaar altaar ter ere van deze god opgegraven. In deze kazerne was op het einde van de 1ste en in het begin van de 2de eeuw n.C. de cohors I Tungrorum gekazerneerd. Naast de noordelijke poort van het fort troffen de archeologen de resten van een heiligdom aan. Het was een zekere Sulpicius Pudens die het altaar aan Jupiter Dolichenus wijdde. Hij was de praefectus van de cohors IV Gallorum equitata die tijdens de 3de eeuw in het fort van Vindolanda was gekazerneerd.14 I(ovi) O(ptimo) M(aximo) / Dolocheno / Sulpicius Pu/ dens praef(ectus) / coh(ortis) IIII Gall(orum) / V(otum) S(olvit) L(ibens) M(erito) Aan Iupiter Optimus Maximus Dolichenus. Sulpicius Pudens, praefectus van de cohors IIII Gallorum heft zijn gelofte gaarne en terecht vervuld. In het heiligdom werd ook de onderste helft van een 2de altaar gevonden. Dat werd in de loop van de 2de eeuw gewijd door de praefectus van de cohors II Nerviorum. Naast deze altaren troffen de archeologen ook de resten van dierlijke offers en religieuze feestelijkheden aan. Men zou op basis van deze gegevens dus gewag kunnen maken van een meer formeel heiligdom. Is het een toeval dat in een heel andere uithoek van het Romeinse rijk in Ilişua (Dacia) in de buurt van de oostelijke poort van de plaatselijke kazerne, waar de ala I Tungrorum Frontoniana gedurende jaren was gekazerneerd, ook een bronzen sculptuur van Iupiter Dolichenus werd teruggevonden?
De godsdienst als factor in het romaniseringsproces.
De Romeinse godsdienst speelde een belangrijke rol in het militaire leven. De dienst in het leger, vaak ver van huis, introduceerde vele soldaten in nieuwe religieuze gebruiken en ideeën. De Romeinse religie leverde een actieve bijdrage leverde aan het romaniseringsproces en werd ook zo ‘gestimuleerd’. Het feit dat de bevelvoerders zo prominent in de wijopschriften aanwezig zijn, wijst hierop. Tegelijk vond er een soort versmeltingsproces plaats. Romeinse en inheemse goden met dezelfde functies werden met elkaar geassocieeerd. Opvallend daarbij is dat deze associaties enkel voor mannelijke goden golden: Iupiter Taranis, Hercules Magusanus en Silvanus Cocidius. De godinnen komen daarentegen enkel onder hun inheemse naam voor.
14
http://www.digitalmedievalist.net/2009/09/vindolanda-altar-to-jupiter-dolichenus/
9
Drie elementen treden in de opschriften van de Gallische en Germaanse hulptroepen op de voorgrond. Op de eerste plaats is de rol van het Romeinse pantheon in de legergodsdienst duidelijk. Een vooraanstaande rol is weggelegd voor Iupiter Optimus Maximus, die door het zonnewiel op een aantal altaren werd gelijkgesteld met de Keltische god Taranis. Iupiter heeft voor de lokale bevolking de plaats ingenomen van Taranis. Voor de autochtoon blijft Taranis via dat zonnewiel duidelijk herkenbaar. Er kan een duidelijk verband worden gelegd tussen de Romeinse legergodsdienst en de propaganda ten gunste van het keizerlijk huis. Het gaat niet enkel om de keizercultus met wijdingen aan de Disciplina Augusti en de Numina Augustorum. De propaganda gaat in de wijding 'Dis Deabusque secundum interpretationem Clari Apollini' duidelijk veel verder dan de religieuze onderbouwing van een politieke situatie. De daden (en misdaden) van de keizer worden verantwoord op religieuze gronden. Tenslotte is in de officiële legergodsdienst een belangrijke rol weggelegd voor de eenheid en haar bevelvoerder. Zowel de eenheid als de praefectus hadden invloed op de legercultus doordat zij verantwoordelijk waren voor de officiële wijdingen. Op die wijze is het leger niet alleen verantwoordelijk voor de politiek militaire annexatie van het bezette grondgebied, maar ook voor de culturele assimilatie van de bevolking via lokaal geronselde militairen in Romeinse loondienst.
Verder lezen:
R.M. OGILVIE, 1974, De Romeinen en hun goden, Bussum; E. BIRLEY, 1978. The religion of the Roman army, in: ANRW II 16.2. Berlin, 1506–41 = The Roman Army. Papers 1929–1986. Amsterdam, 397–432; R. NOUWEN, 1997, Tongeren en het land van de Tungri (31 v.Chr. – 284 n.Chr.), Leeuwarden & Mechelen; A. Birley, 2009, Unique Shrine to a Major Roman God unearthed at Vindolanda, Excavation News 2009, via http://www.vindolanda.com/doorway-articles/excavation-reports
10