De archeologische verwachtingsen beleidsadvieskaart van de gemeente Vianen ADC Heritage BV bureau voor erfgoedplanning Nijverheidsweg-Noord 116 3812 PN Amersfoort T 033 2998300 F 033 2998189
[email protected] www.adcheritage.nl Amersfoort. 08.12.2007 Rapport H 018
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Colofon Opdrachtgever: Project:
Titel:
Status: Datum: Auteurs:
De archeologische verwachtingsen beleidsadvieskaart van de gemeente Vianen
Projectcode: ISBN: Projectleider: Autorisatie:
Gemeente Vianen Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemeente Vianen De archeologische verwachtingsen beleidsadvieskaart van de gemeente Vianen Vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 18 december 2007 18 december 2007 drs J. Huizer, drs A. van Benthem, drs. M. Benjamins H 207 / 4104970 978-90-6836-266-4 drs. J. Huizer drs. M. Kocken
© ADC Heritage BV (2007) Alles uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt mits de bron wordt vermeld. Opdrachtnemer ADC Heritage BV Amersfoort. 08.12.2007 Rapport H 018
3
Partner ADC ArcheoProjecten
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
4
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
INHOUDSOPGAVE
1
INTRODUCTIE .............................................................................................................................................................. 7 1.1 Inleiding .................................................................................................................................................................. 7 1.2 Leeswijzer ............................................................................................................................................................10
2
ONDERZOEKSGEBIED ..............................................................................................................................................13
3
BEWONINGSGESCHIEDENIS EN ARCHEOLOGISCHE WAARDEN IN DE GEMEENTE VIANEN ..................15 3.1 Kern Vianen .........................................................................................................................................................15 3.2 Zijderveld ............................................................................................................................................................ 25 3.3 Everdingen...........................................................................................................................................................27 3.4 Hagestein............................................................................................................................................................ 29
4
VERWACHTINGSMODEL EN TOELICHTING OP DE ARCHEOLOGISCHE VERWACHTINGSKAARTEN ......32 4.1 Inleiding ................................................................................................................................................................32 4.2 De archeologische verwachting voor de Prehistorie tot en met Romeinse tijd ..................................32 4.3 De archeologische verwachting voor de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd ...................................... 35 4.4 De archeologische verwachting voor de historische kern van Vianen ..................................................37 4.5 Betrouwbaarheid van de archeologische verwachtingskaarten ........................................................... 39
5
VAN EEN ARCHEOLOGISCHE VERWACHTINGSKAART NAAR EEN ARCHEOLOGISCHE BELEIDSADVIESKAART .......................................................................................................................................... 40 5.1 Inleiding ............................................................................................................................................................... 40 5.2 Wettelijke kaders en beleid ............................................................................................................................. 41 5.3 Beleidsadvies......................................................................................................................................................47 LITERATUUR ............................................................................................................................................................. 56
CD BIJLAGE: SAMENGEVATTE INFORMATIE VAN IN ARCHIS GEREGISTREERDE ARCHEOLOGISCHE WAARNEMINGEN EN TERREINEN
5
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
BIJLAGEN: BIJLAGE I CATALOGUS MET AMK-TERREINEN, ARCHIS WAARNEMINGEN EN NIET IN ARCHIS GEREGISTREERDE WAARNEMINGEN ..................................................................................................................................................................61 BIJLAGE II STAPPENPLAN ARCHEOLOGIE BIJ PLANVORMING (VOLGENS MODEL RACM) ............................. 84 BIJLAGE III RICHTLIJN BUREAUONDERZOEK .............................................................................................................. 89 BIJLAGE IV RICHTLIJN INVENTARISEREND VELDONDERZOEK DOOR MIDDEL VAN GRONDBORINGEN ........92 BIJLAGE V CONCEPT PROVINCIALE INTERIM-REGELING VRIJSTELLING ARCHEOLOGIETOETS ....................... 95 BIJLAGE VI REGELING ARCHEOLOGIE IN BESTEMMINGSPLANNEN ........................................................................97 BIJLAGE VII ARCHEOLOGIE IN HET PROCES VAN DE RUIMTELIJKE ORDENING ................................................ 104 BIJLAGE VIII VERANTWOORDING EN ONDERZOEKSMETHODIEK .......................................................................... 106 BIJLAGE IX LIJST MET ARCHEOLOGISCHE PERIODEN, GEBRUIKTE AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN ..............115 BIJLAGE X ADRESSEN EN WEBSITES.............................................................................................................................. 117 LOSSE BIJLAGEN: KAARTBIJLAGE 1 GEGEVENSKAART KAARTBIJLAGE 2 ARCHEOLOGISCHE VERWACHTINGSKAART PREHISTORIE TOT EN MET ROMEINSE TIJD KAARTBIJLAGE 3 ARCHEOLOGISCHE VERWACHTINGSKAART MIDDELEEUWEN TOT EN MET NIEUWE TIJD KAARTBIJLAGE 4 DE BELEIDSADVIESKAART KAARTBIJLAGE 5 VIANEN – BINNENSTAD: VERWACHTINGS- EN BELEIDSADVIESKAART
6
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
1
INTRODUCTIE
1.1
Inleiding
In opdracht van de gemeente Vianen heeft ADC Heritage samen met ADC ArcheoProjecten een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart vervaardigd voor de gemeente Vianen. Deze kaart met bijbehorende rapportage wordt als onderlegger gebruikt voor de herziening van drie bestemmingsplannen die op dit moment actueel is. Hiertoe wordt de beleidsadvieskaart van Vianen op korte termijn vastgesteld door College van B&W. Bij het beoordelen van bestemmingsplannen en wijzigingen daarop – zogenaamde artikel 19 procedures – wordt op dit moment nog vaak gebruik gemaakt van de IKAW (Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden) en de AMK (Archeologische MonumentenKaart). Op de AMK staan terreinen aangeduid waarvan bekend is dat zich er archeologische resten bevinden. Er is onderscheid gemaakt naar waarde van de archeologische resten. De RACM (Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten) verleent een monumentale waarde op basis van verricht onderzoek. Mocht hiertoe aanleiding zijn, bijvoorbeeld op basis van resultaten van aanvullend onderzoek, dan kan de RACM geadviseerd worden de waardering en/of de begrenzing van de terreinen op de AMK aan te passen. De IKAW is een kaart van heel Nederland, die is gebaseerd op de statistische relatie tussen archeologische vondsten en de bodemopbouw en maakt een onderscheid tussen zones met lage, middelhoge en hoge indicatieve waarden. Deze kaart is een instrument dat gemeenten (zonder eigen archeologische dienst) kunnen gebruiken om zelf beslissingen over het te voeren beleid te nemen. De kaart heeft echter verschillende nadelen, namelijk: •
De kaart is gemaakt op een grote schaal en niet te gebruiken voor een schaal kleiner dan 1:50.000; hij is voor gebruik op perceelsniveau dus veel te grof.
•
De kaart houdt geen rekening met bekende bodemverstoringen.
•
De kaart doet geen uitspraken over de kwaliteit van aanwezige waarden.
•
De kaart doet geen uitspraken over gebieden binnen de bebouwde kom.
•
De kaart is hoofdzakelijk gebaseerd op statistisch onderzoek aan de verspreiding van de tot nu toe gevonden artefacten. De gevonden artefacten zijn echter niet altijd een goede afspiegeling van de mogelijk aanwezige waarden en de kans bestaat dat zones waarin wel archeologische waarden aanwezig kunnen zijn, mogelijk worden ondergewaardeerd, en andersom, dat zones waarin geen archeologische waarden aanwezig kunnen zijn, worden overgewaardeerd. Vooral voor resten uit de Middeleeuwen blijkt de IKAW een laag voorspellend karakter te hebben.
1 Eerden & Rensink 1996
7
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
445000
Vianen Vianen
Hagestein Hagestein
440000
Everdingen Everdingen
Zijderveld Zijderveld N N N N N N
0
1000m
135000
140000
Legenda Hoge indicatieve archeologische waarde Middelhoge indicatieve archeologische waarde Lage indicatieve archeologische waarde Zeer lage indicatieve archeologische waarde Water Bebouwd gebied Gemeentegrens
Afb. 1 Indicatieve Kaart Archeologische Waarden van de gemeente Vianen
Kern binnen de gemeente Vianen
8
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Door het maken van een archeologische verwachtingskaart heeft de gemeente een instrument zonder deze tekortkomingen. Een archeologische verwachtingskaart is “een voorspellingskaart waarop verwachtingen met betrekking tot de situering van (nog) onbekende archeologische vindplaatsen zijn vertaald in termen van vlakken en zones”.1 Op de kaart worden zones aangegeven met verschillende verwachtingen: hoge, middelhoge of lage verwachtingen. Deze zonering wordt aangebracht op grond van archeologische informatie uit het gebied zelf en op grond van archeologische informatie uit landschappelijk vergelijkbare gebieden. In dit geval wordt voornamelijk gebruik gemaakt van vestigingsfactoren en locatiekeuzen. Met andere woorden, er wordt gekeken naar de mogelijkheden van het landschap in het verleden: welke locaties waren geschikt voor bewoning (in het rivierengebied bijvoorbeeld hooggelegen oeverwallen, crevasses of rivierduinen) en welke in de nabijheid gelegen locaties waren geschikt voor landbouw en veeteelt. Het bestuderen en reconstrueren van de bodemopbouw middels geomorfologische kaarten en bijvoorbeeld het AHN biedt de benodigde informatie om de ligging van de zones te kunnen bepalen. Om een verwachtingskaart te completeren wordt gebruik gemaakt van historisch kaartmateriaal en de bekende verstoringen binnen een onderzoeksgebied. Bij deze verstoringen gaat het meestal om grootschalige verstoringen waarbij het gehele bodemarchief al is vernietigd. De archeologische verwachtingskaart is gedetailleerder en nauwkeuriger dan de IKAW die hiermee overbodig wordt. In bijlage VII zijn de bronnen vermeld die wij hebben gebruikt om de verwachtingskaart op te stellen en wordt de geologische ontwikkeling van de gemeente uitgebreid beschreven. De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het opstellen van een beleidsadvieskaart, die vervolgens kan worden gebruikt voor de toetsing van ruimtelijke plannen op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op deze manier kan vroegtijdig bij planvorming rekening worden gehouden met de archeologie. In het verleden is dit lang niet altijd gebeurd, waardoor veel waardevolle archeologische resten verloren zijn gegaan. Om te voorkomen dat nog meer van het ‘bodemarchief’ ongezien vernietigd zou worden door het altijd maar groeiende aantal bodemingrepen, heeft de Raad van Europa in 1992 het Verdrag van Valletta (Malta) opgesteld. Ook Nederland heeft dit verdrag ondertekend. Het uitgangspunt bij dit verdrag is het behoud van de archeologische resten in de grond. Alleen wanneer bij ruimtelijke ontwikkelingen andere belangen zwaarder wegen, kan het opgraven van een vindplaats noodzakelijk zijn. Opgravingen leveren nieuwe gegevens op over de geschiedenis van een locatie of regio die enerzijds belangrijk zijn voor het verder ontwikkelen van de archeologische monumentenzorg en anderzijds een inspiratiebron kunnen vormen voor planologen en ontwerpers. Op dit moment wordt het Verdrag van Valletta in de Nederlandse wetgeving uitgewerkt. De uitgangspunten van het verdrag zijn verankerd de Wet op de archeologische monumentenzorg, een wijzigingswet, op 19 december 2006 aangenomen door de Eerste Kamer, die onder andere de huidige Monumentenwet uit 1988 wijzigt. De verantwoordelijkheid voor het behoud en beheer van het bodemarchief komt dankzij de nieuwe wetgeving bij de gemeenten te liggen. Het bestemmingsplan vormt daarbij het belangrijkste instrument voor de archeologische
9
1 Eerden & Rensink 1996
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
monumentenzorg. Voor gemeenten zijn de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaarten, opgesteld door deskundigen, richtinggevend voor zowel de planologische bescherming van archeologische waarden in het bestemmingsplan als voor het vaststellen van het benodigde archeologisch onderzoek dat bij voorbereiding van ruimtelijke plannen moet plaatsvinden. Het onderzoek dat is uitgevoerd ten behoeve van het opstellen van de verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de gemeente Vianen is verricht door verschillende personen. J. Huizer heeft de landschappelijke informatie bestudeerd en verwerkt, hij heeft de landschappelijke gegevens verzameld en gedigitaliseerd. Hij heeft het verwachtingsmodel voor alle perioden tot en met de Romeinse tijd gemaakt. A. van Benthem heeft archeologische gegevens met betrekking tot de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd verzameld, bestudeerd, beschreven en verwerkt in een verwachtingsmodel voor deze perioden. A.G. de Boer, J. Dijkstra en W.K. van Zijverden hebben hierbij een adviserende rol gehad. M. Benjamins heeft samen met M.H.J.M. Kocken, A.G. de Boer, J. Huizer en J. Dijkstra beleidsadviezen geformuleerd. J. Huizer heeft de verschillende hoofdstukken tot één geheel samengevoegd. ADC Heritage heeft dit rapport en de verwachtings- en beleidsadvieskaart niet alleen kunnen opstellen, daarom gaat dank uit naar de heren J.M.M. Ruijter, J. Gijtenbeek en mevrouw A. Engelberts (gemeente Vianen), drs. W. Boerefijn (lid commissie Monumenten en Binnenstad van de gemeente Vianen) R.S. Kok en T. van Rooijen (beiden provincie Utrecht) en mevrouw J. Kluit (deskundige op het gebied van de archeologie van Vianen). 1.2
Leeswijzer
Na deze inleiding wordt het onderzoeksgebied globaal beschreven in hoofdstuk 2. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de bewoningsgeschiedenis en de bekende archeologische waarden in de gemeente beschreven, uitgesplitst in de deelgebieden of kernen Vianen, Zijderveld, Hagestein en Everdingen. De informatie uit hoofdstuk 3 vormt samen met de in bijlage VII beschreven geologische ontwikkeling de basis voor het archeologische verwachtingsmodel en de daaruit voortkomende kaarten, welke in hoofdstuk 4 worden beschreven. Uiteindelijk wordt in hoofdstuk 5 het Rijks- en provinciaal beleid samengevat, waarna de beleidsadvieskaart wordt toegelicht. Bij het rapport bevinden zich vijf losse kaartbijlagen, acht tekstbijlagen en een CD bijlage. De kaartbijlagen geven een grafische weergave van de bereikte resultaten. Er is een basiskaart bijgevoegd, waarop alle verzamelde “ruwe” gegevens zijn aangegeven (zie kaartbijlage 1). Verder zijn er twee archeologische verwachtingskaarten naar periode onderscheiden voor de hele gemeente (kaartbijlagen 2 en 3), een verwachtingskaart voor alleen de binnenstad van Vianen (gecombineerd met de beleidsadvieskaart voor de binnenstad, kaartbijlage 4) en een beleidsadvieskaart voor het overige gedeelte van de gemeente (kaartbijlage 5). In de tekstbijlagen worden de monumenten en waarnemingen beschreven (bijlage I), een stappenplan voor het inpassen van archeologie bij planvorming (bijlage II), de richtlijnen van de provincie Utrecht bij het uitvoeren van bureau- en booronderzoek (bijlagen III en IV), een voorstel voor
10
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
een archeologie regeling in bestemmingsplannen (bijlage V), het schema bij planontwikkeling van de provincie Utrecht uit de Handleiding bestemmingsplannen (bijlage VI), een bijlage met verantwoording en gehanteerde onderzoeksmethodiek (bijlage VII) en een lijst met archeologische perioden, gebruikte afkortingen en begrippen (bijlage VIII). De tekst in het rapport is bedoeld voor verschillende groepen gebruikers, die globaal zijn in te delen in twee categorieën: •
planologische, juridische en particuliere gebruikers (te denken valt aan overheden, projectontwikkelaars, particulieren die een bouwvergunning aanvragen etc.)
•
archeologische gebruikers (archeologische instanties die dit rapport gebruiken voor achtergrondinformatie bij eventueel in de toekomst uit te voeren onderzoek, of gebruiken ter verifiëring van de op de kaartbijlagen weergegeven gegevens).
De eerste categorie, die met name geïnteresseerd is in het beleidsadvies en de consequenties hiervan voor eventuele voorgenomen ontwikkelingen, zal voornamelijk gebaat zijn bij de inhoud van hoofdstuk 5, de tekstbijlagen II tot en met VI en kaartbijlagen 4 en 5. De tweede categorie zal voornamelijk interesse hebben in de hoofdstukken 2 tot en met 4, de tekstbijlagen en kaartbijlagen 1, 2, 3 en 5.
11
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Afb. 2 Gemeentekaart van Vianen Hagestein en Everdingen van Kuyper uit omstreeks 1869
12
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
2
ONDERZOEKSGEBIED
De gemeente Vianen heeft een oppervlakte van ongeveer 42 km2. Naast de stad Vianen zijn er nog drie kernen in de gemeente, te weten Everdingen, Hagestein en Zijderveld (zie voor de ligging afbeelding 1).Op het grondgebied bevinden zich 16 geregistreerde archeologische terreinen. In de ondergrond van deze terreinen zijn archeologisch waardevolle resten uit de IJzertijd, Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd aangetroffen, naast enkele “toevalsvondsten” uit de Romeinse tijd. Er zijn archeologische Rijksmonumenten in Zijderveld en het voormalige kasteel Batestein in Vianen is een aansprekend archeologisch terrein. De binnenstad heeft sinds 1975 de status van ‘Beschermd stadsgezicht’. De kans op het voorkomen van archeologische waarden volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) varieert van laag tot hoog. Dit hangt vooral samen met de aanwezigheid van oude rivierafzettingen in de ondergrond. De gemeente Vianen ligt in het centrale deel van het Nederlandse rivierengebied. De gemeente ligt in zijn geheel in de archeoregio 13 Utrechts-Gelders rivierengebied2 en maakt deel uit van de Vijfheerenlanden. In Tastbare Tijd, de Cultuurhistorische Atlas van de provincie Utrecht wordt Vianen beschreven als onderdeel van een langgerekt, aaneengesloten waardengebied van cope-ontginningen, dat van Culemborg tot aan de kust liep, ingesloten tussen rivieren en dijken.3 De gemeente wordt begrensd door de Lek in het noorden, de gemeente Culemborg (provincie Gelderland) in het oosten en de gemeenten Leerdam en Zederik (beide provincie Zuid Holland) in het zuiden. De gemeente wordt doorsneden door het Merwedekanaal en de elkaar kruisende rijkswegen A2 en A27. Vanaf de Middeleeuwen tot ver in de vorige eeuw is het landschappelijk aanzicht van de gemeente Vianen bepaald geweest door de rivierloop van de Lek met ten zuiden daarvan de uiterwaarden, de dijken en de polders, waarbinnen de kernen Vianen, Everdingen, Hagestein en Zijderveld zijn gelegen. De gemeentelijke indeling van ruim voor het verstedelijkingsproces is op afbeelding 2 weergegeven. Vanaf het midden van de vorige eeuw zijn op grote schaal voornamelijk ten zuiden van het oude stadscentrum nieuwbouwwijken en bedrijventerreinen ingericht. Hierdoor heeft het landschappelijk aanzicht van het toenmalige buitengebied zich grondig gewijzigd. Bij de bepaling van met name de middeleeuwse archeologische waarden en verwachtingszones in de gemeente is vanzelfsprekend gekeken naar de oorspronkelijke landschappelijke inrichting en ontwikkeling van de bewoningskernen. Om deze reden is ten behoeve van de leesbaarheid van deze rapportage de gemeente ingedeeld in de eerdergenoemde vier kernen Vianen, Everdingen, Hagestein en Zijderveld, en het buitengebied. Overigens hebben Everdingen en Zijderveld eeuwenlang een zelfstandige bestuurlijke eenheid gevormd. De toponiemen worden ook gebruikt in de Cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht4:
13
2 http://www.archis.nl/AB2002/ content/atlas_3-5/13.html 3 Blijdenstijn 2005 4 Blijdenstijn 2005
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
•
De kern Vianen ligt in het uiterste noorden van de gemeente direct ten zuiden van de dijk. Behalve de historische stadskern bestaat Vianen ook uit onder meer de twintigste eeuwse uitbreidingswijken Zederik, De Hagen, Monnikenhof, Amaliastein, De Biezen en Blankenborch, die voornamelijk ten oosten en zuiden van de historische kern gelegen zijn.
•
De kern Hagestein is gelegen in het noordoosten van de gemeente aan de zuidrand van de zogenaamde Hagesteinse meandergordel, die op deze plek als rug herkenbaar is in het landschap. Direct ten noordoosten van de kern bevindt zich de recreatieplas Everstein, die is ontstaan ten gevolge van zandwinning uit de Hagesteinse meandergordel.
•
De kern Everdingen bevindt zich in het uiterste oosten van de gemeente direct ten zuiden van de Lekdijk, op het punt waar de Graaf Huibertlaan op deze uitkomt. De meeste bebouwing van deze kern is gelegen in de Polder Everdingen.
•
De kern Zijderveld is gelegen in het uiterste zuidoosten van de gemeente op het punt waar de Kerkweg uitkomt op de Dorpsweg.
•
Het resterende buitengebied wordt grotendeels ingenomen door het centrale en zuidwestelijke deel van de gemeente (Polders Autena, Bolgerijen, Neder- en Over-Boeicop). Behalve enige lintbebouwing langs de Zijderveldselaan, blijft bebouwing in dit gebied beperkt tot enkele vrijgelegen boerderijen.
14
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
3
BEWONINGSGESCHIEDENIS EN ARCHEOLOGISCHE WAARDEN IN DE GEMEENTE VIANEN
3.1
Kern Vianen
3.1.1
Ontwikkeling van de binnenstad van Vianen
De eerste vermelding van Vianen dateert uit 1271, toen de heer van Vianen het recht van de bisschop van Utrecht, Jan van Nassau, kreeg om twee keer per jaar een markt te houden in het gebied bij zijn burcht. Deze burcht, vanouds De Bol genaamd, lag 350 meter ten zuiden van de latere stad Vianen.5 Het kasteel werd rond 1260 gebouwd, waarschijnlijk op de plek van een ouder hof van de Heren van Beusichem.6 Het kasteel werd rond 1370 weer afgebroken en verplaatst naar de noordwesthoek van de nieuwe stad Vianen. Toen rond 1288 de monding van de nieuw gegraven Vaartse Rijn tegenover Vianen kwam te liggen, was dit een belangrijke impuls voor de nederzetting. In de 12e eeuw werd de Kromme Rijn afgedamd en in 1285 de Hollandse IJssel. De Vaartse Rijn werd toen van levensbelang voor Utrecht. Door de afsluiting van de Hollandse IJssel moest er een nieuwe verbinding gezocht worden naar de Lek. Dit leidde uiteindelijk aan het eind van de 14e eeuw tot een uitmonding bij Vreeswijk. Naast de vaart liep een landweg, welke een veer over de Lek bezat. De route naar het zuiden liep over de Voorstraat van Vianen.7 Rond 1335 was het niet langer meer de bisschop die de dienst uitmaakte in het gebied, maar de aan de Hollandse graaf gelieerde Willem van Duivenvoorde. Hij trouwde met de erfdochter van een heer van Vianen en maakte zo het gebied los van het Utrechtse bisdom. Hij en zijn vrouw verleenden in 1335/1336 stadsrechten aan Vianen en lieten de nieuwe stad, die meer naar de rivier gericht werd, ommuren en omgrachten, waarbij het bestaande kasteel buiten de ommuring bleef. De stad Vianen werd rond die tijd grotendeels volgens een planmatige opzet aangelegd. In 1560 vond aan de noordkant een uitbreiding plaats in de richting van de Lek. Nog veel later, tijdens de 19e en 20e eeuw vonden aan de zuid- en oostzijde uitbreidingen plaats, De uitbreidingen vertonen een veel minder planmatig gecoördineerde samenhang dan de oude kern.8 Binnen de 14e-eeuwse grachten en muren van Vianen is het geometrische stratenpatroon uit die tijd grotendeels bewaard gebleven. Van de oorspronkelijke bebouwing zijn alleen de toren van de Grote Kerk en enkele stadsmuurresten overgebleven. Ook al is de stad volgens een bastidepatroon gebouwd, het stratenplan is wel degelijk beïnvloed door de pre-stedelijke percelering. De Voorstraat ligt op de scheiding van twee gebieden met een afwijkende percelering9. Ten westen en oosten van de Voorstraat werden drie bebouwingsstroken aangelegd. Deze waren verbonden door kleinere, secundaire straatjes. Ten oosten ligt de waaiervormige verkaveling van de Kleine Hagen. Ten westen ligt een patroon van bijna vierkante percelen.
15
5 Het gebied “De Bol” lag ten zuiden van ’t Wed op het Hogeland. In ’t Wed lag de burcht “Vianen”. (De Meyere & Ruijter 1981) 6 Renaud 1971 7 Van Groningen 1989, zie ook de kaart van Van Deventer 8 Boerefijn, 2005 9 Visser 1964
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Op de kaart van Van Deventer uit ca. 1560 is de stad in zijn volle glorie te zien (afb. 3). Behalve de dichte bebouwing aan alle straten van de stad, vallen een aantal gebouwen en bouwwerken op: vanzelfsprekend het kasteel Batestein, een drietal stadspoorten, de Grote kerk aan het zuidelijke uiteinde van de Voorstraat, het stadhuis met het er achter gelegen gasthuis en kapel, de stadsmuur en de bebouwing erbuiten langs de weg naar de rivier.
3.1.2
Kasteel Batestein
In de noordwesthoek van de nieuwe stad werd rond 1370 het kasteel Batestein gebouwd.10 Batestein is de opvolger van het oudere kasteel De Bol, dat ten zuiden van Vianen, buiten de stad lag. Het nieuwe kasteel werd in opdracht van Gijsbrecht van Vianen binnen de stad, maar aanvankelijk gedeeltelijk buitendijks gebouwd. Ten gevolge van de bouw van de nieuwe stadsommuring (tussen 1336 en 1371) kwam de oude Lekdijk binnen de stadsmuren te liggen. Deze oude dijk liep van het Hofplein, via de Kortendijk naar de Langendijk in het oosten.11 Het kasteel had in de 16e eeuw een min of meer rechthoekige vorm en het belangrijkste onderdeel was een grote toren, Saint Pol genaamd, die buitendijks werd gebouwd. Deze toren lag in de noordoosthoek van het kasteelterrein. Batestein is waarschijnlijk vernoemd naar de vrouw van de bouwheer, Beatrix van Egmond. Bate is een verkorting voor Beatrix en stein is een benaming voor een Afb. 3 Kaart van Vianen door Jacob van Deventer
stenen huis. Door het huwelijk van Johanna van Vianen met Walraven I van Brederode in 1414 deed het vermaarde geslacht Van Brederode zijn intrede in de historie van Vianen. Onder het bewind van dit geslacht groeide het kasteel uit tot een omvangrijk complex. Aansluitend aan de Saint Pol verrezen in de loop van de tijd verschillende vleugels, bovendien werd het kasteel in de 16e eeuw voorzien van bastions. Het kasteel werd in 1481 door Utrechters geplunderd en in 1567 door Spanjaarden ingenomen, maar over schade is in dit laatste geval niets bekend. Zie voor een impressie van de situatie rond 1630 afbeelding 4. (De schilder Jan van Goyen heeft overigens meer elementen op het schilderij weergegeven dan er in werkelijkheid aanwezig zijn geweest.) De Hofpoort werd rond 1650 gebouwd op het bastion aan de zuidwestkant van het kasteel. De poort werd ook wel Bospoort genoemd omdat deze toegang gaf tot het Viaanse bos aan de westkant van de stad. Voor de poort ligt een brug over de gracht. Jacob van Kampen wordt hiervan als architect aangemerkt. Op een tekening uit het midden van de 17e eeuw is al wat verwaarlozing van het kasteel te zien. In 1696 werd als gevolg van brand een gedeelte van het kasteel verwoest, waarna het weer gedeeltelijk werd opgeknapt. Het kasteel is in de 18e eeuw even als militair hospitaal in gebruik geweest, maar in de loop van de achttiende eeuw raakte het kasteel verder
Afb. 4 Kasteel Batestein; schilderij van Jan van Goyen
verwaarloosd. De Saint Pol werd in 1771 gesloopt; het was toen nog slechts een ruïne. Vanaf 1828 werden de overige restanten van Batestein verkocht en gesloopt. Op de vrijgekomen ruimte werd het Hofplein aangelegd. De enige zichtbare overblijfselen heden ten dage van het kasteel zijn enkele muurresten, een pomp en de Hofpoort.
10 Monumentnummer 15360
16
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
3.1.3
De stadsmuren
Van de stadsmuur, die ooit de hele stad omringde, is een aantal delen bewaard gebleven. Aan de zuidzijde, een deel van de westzijde en enkele stukken aan de noordzijde van de stad zijn de muren nog te zien. Vooral aan de zuidzijde geeft de muur, met halfronde waltorens, nog een goede indruk van de laatmiddeleeuwse verdedigingswerken. Zie afbeelding 5 voor een foto van de zuidelijke stadsmuur.12 Het zuidwestelijke gedeelte van de stadsmuur werd vanaf de 17e eeuw, toen de muren geen verdedigende functie meer hadden, met huizen bebouwd. Voor deze huizen zijn er ramen en deuren in de stadsmuur gemaakt.13 In een tuin aan de Korte Kerkstraat is in de 19e eeuw een theekoepel gebouwd op de stadsmuur. De stadsmuur bestaat uit een schildmuur, welke aan de stadszijde is voorzien van zware steunberen. Tussen de steunberen staan grondbogen, die een weergang droegen. Op vaste afstanden ligt een waltoren. Aan de noordzijde van de stad zijn deze torens niet aanwezig, wat mogelijk te maken heeft met de extra functie van de stadsmuur als
11 Nuijten 1998
waterkering tegen de Lek.14 In 1566 werden de stadsmuren versterkt met bolwerken vanwege de dreiging van een oorlog met Spanje. Al in 1567 werd de stad door de Spanjaarden ingenomen en werden de vestingwerken weer ontmanteld. In 1749 wordt vermeld dat alle muurtorens tot op de hoogte van de muren zijn afgebroken.15 In 1987 is een
Afb. 5 Foto van de zuidelijke stadsmuur
stuk verdwenen stadsmuur met rondeel aan de zuidoostkant van de stad weer opgebouwd in moderne stenen en zijn de vervallen delen gerestaureerd. 3.1.4
De stadspoorten
De stad Vianen had oorspronkelijk drie poorten. De stad was via de nog bestaande Lekpoort in het noorden, via de in 1838 afgebroken Oostpoort in het oosten aan het einde van de Langendijk en via de in 1858 gesloopte Landpoort in het zuiden, aan het einde van de Voorstraat, toegankelijk. Aan de westzijde ontstond pas na de afbraak van kasteel Batestein een openbare toegang tot de stad; daar bleef de oorspronkelijk tot het kasteel behorende Hofpoort bewaard.16 In feite is hier dus geen sprake van een echte stadspoort. De Oostpoort bestond waarschijnlijk uit een eenvoudig rechthoekig gebouw. De Landpoort was eveneens rechthoekig van structuur en had een voorpoort. De Landpoort werd net als de Lekpoort als gevangenis gebruikt. De Lekpoort, in het noorden van de stad, bestond net na de aanleg van de stadsmuren uit een doorgang in de muur, met aan beide zijden een waltoren. Rond 1500 wordt er een vierkant poortgebouw met twee verdiepingen gebouwd en een voorpoort. De voorpoort wordt in 1600 gedeeltelijk afgebroken. In 1888 was de staat van de poort dusdanig dat er restauratie plaats moest vinden. De restauratie was in 1891 voltooid. Naast de functie van gevangenis werd de poort gebruikt als woonruimte voor de veldwachter.
17
12 http://www.archengigi.net 13 Van Groningen 1989 14 Van Rooijen 2004 15 Postma 1963 16 http://www.delanderije.nl
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
3.1.5
De Grote Kerk
Rond het begin van de 14e eeuw werd door Hubert van Vianen en Agnies van Langerak aan de zuidzijde van de stad een kapel gesticht. Uit deze tufstenen kapel kan heel goed de nog bestaande Grote Kerk zijn voortgekomen. Het tufsteen wordt later gebruikt als bouwmateriaal voor de uitbreiding van de kerk. De kapel kreeg in 1327 inkomsten begiftigd door Zweder van Vianen. De inkomsten bestonden uit twaalf morgens land. De kapel was onderhorig aan de parochiekerk in Hagestein en er mocht alleen de Heilige Mis gelezen worden.17 In 1345 werd de kerk een parochiekerk, toegewijd aan de heilige Maria ten Hemelopening. De kerk kreeg toen een doopvont, een kerkhof en het recht op begraven. Bij de stadsbrand in 1540 werd de kerk als verloren beschouwd, maar een snel herstel leidde tot een nieuwe, grotere, kerk in 1542. Hendrik van Brederode, de Grote Geus, liet in 1566, tijdens de Reformatie, alle beelden uit de kerk halen. In 1727 werden enkele herstelwerkzaamheden aan de kerk uitgevoerd en tussen 1949 en 1956 vond een grootscheepse restauratie plaats. 3.1.6
Het Gasthuis en de Gasthuiskapel
De achter het stadhuis gelegen Gasthuiskapel wordt reeds in 1387 genoemd. Het complex deed dienst voor zieken, Afb. 6 Gasthuiskapel
armen en passanten. Tussen 1566 en 1578 is de kapel aan de katholieke gemeenschap toegewezen, nadat ze tijdens de Reformatie uit de Grote Kerk waren verjaagd. In de 17e eeuw deed de kapel dienst als bedehuis van het Oude Mannen- en Vrouwenhuis die respectievelijk in de Brederodestraat en de Kerkstraat stonden. In 1725 werd de kapel door Simon Hendrik Adolf, graaf van der Lippe aan de Waalse gemeente geschonken, welke in 1822 werd opgeheven wegens het gebrek aan leden. Hierbij werd de kapel eigendom van de Hervormde kerk. Later werd de kapel openbaar verkocht, waarbij het de bestemming kreeg van pakhuis. Het Gasthuis was al sinds het begin van de 18de eeuw in gebruik als onder meer brandweergarage. Bij de restauratie van het stadhuis in 1956-1960 werden het Gasthuis en de Gasthuiskapel grondig opgeknapt en bij het stadhuis betrokken. Zie voor een foto van de huidige toestand afbeelding 6 en 7.18 Naast de Gasthuiskapel, in de Kerkstraat, bevond zich het Oude Vrouwenhuis. Het is niet bekend wanneer het Oude Vrouwenhuis gesticht is, maar dit is waarschijnlijk in de zelfde periode als de stichting van de Gasthuiskapel. Reeds in het begin van de 18e eeuw raakte het huis in onbruik. In 1736 werd er in het gebouw een zijdelinten fabriek gevestigd. Het werd in 1830 afgebroken. 3.1.7
Het Stadhuis
Het Stadhuis van Vianen werd aan het begin van de 15e eeuw gebouwd op het erf van het Gasthuis op de hoek 17 Van Groningen 1989 18 http://utrechtchurches.tripod. com
van de Voorstraat en de Stadhuisstraat. In 1473 werd het gebouw vergroot, waarbij het een voorgevel van Namense steen verkreeg. Omdat het pand in slechte staat verkeerde, werd het tussen 1733 en 1737 grondig opgeknapt. Bij een
18
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
grootschalige restauratie tussen 1956 en 1960 werd het gebouw van het voormalige Gasthuis en de Gasthuiskapel bij het stadhuis betrokken, waarbij de kap van de Gasthuiskapel werd verlaagd. Afbeelding 7 geeft een indruk van de huidige situatie.19 3.1.8
Overige gebouwen, straten en buurten
De straat met de naam Klooster, in de zuidoosthoek van de stad, doet vermoeden dat op die plek een klooster heeft gestaan. In 1500 bestond het plan om op deze plek een Dominicanessenklooster te stichten. De paus gaf toestemming aan de familie Brederode, de generaal van de Dominicanen gaf eveneens toestemming en opdracht om met de bouw en oprichting van het klooster te beginnen. Het klooster is er, om onbekende redenen, echter nooit gekomen.20 Het is althans niet opgenomen op de kaart van Van Deventer. Aan de noordzijde van de stad, net buiten de stadsmuur en de Lekpoort ligt de Buitenstad. Deze straat vormde reeds voordat de binnenstad van Vianen bestond, de verbinding tussen de stad en het veer over de Lek. De straat werd reeds in de 16e eeuw aan beide zijden bebouwd met eenvoudige huisjes.21 In de 17e eeuw stond er buiten de wal bij de Oostpoort een pesthuis. Nog in de 18e eeuw had de gebruiker van het huis zijn pand beschikbaar te stellen aan besmette patiënten tijdens epidemieën. Reeds vanaf het eerste begin van de stad is de Voorstraat de belangrijkste straat van de stad geweest. Het was de doorgang naar het zuiden voor reizigers vanaf de pont over de Lek, de notabelen woonden er in grote huizen en het Stadhuis was en is er gevestigd. De huizen aan de Voorstraat bezitten grote tuinen die doorlopen tot aan de Kerkstraat aan de oostkant en de Achterstraat aan de westkant. In de tuinen stonden, onder andere, de dienstwoningen van het personeel en bevonden zich de koetshuizen voor de rijtuigen en karren. In de overige straten van Vianen woonden de verschillende klassen door elkaar. Er bestond een groot aantal stadsboerderijen, maar ook voorname huizen en arbeiderswoninkjes. Er is niets bekend over ambachtswijken in de stad. Waarschijnlijk is de stad te klein om een concentratie van ambachten in een bepaalde wijk te hebben. Afb. 7 Stadhuis
Het grote aantal stadsboerderijen, dat ook al zichtbaar is op de kaart van Joan Blaeu, geeft aan dat de economie van stad voornamelijk agrarisch van aard was. Op de kaart zijn een groot aantal boomgaarden en hooibergen te zien (afb. 8). Uit een reconstructie van de bevolking in de 17e eeuw blijkt dat maar 4,6% van de huishoudens koeien bezat.22 Dit zijn 23 huishoudens. De telling gaat echter alleen over koeien en niet het overige vee dat men hield. De meeste huishoudens met koeien bevonden zich aan de Brederodestraat, gevolgd door de Voorstraat. De overige huishoudens bevonden zich over de stad verspreid. Het minuutplan van 1822 (afb. 9) laat een veel minder volgebouwde stad zien dan de kaart van Van Deventer.23 Vooral aan de oost- en westzijde van de stad zijn er grote lege percelen te zien. In de 18e eeuw daalde de waarde van de huizen aanzienlijk, onder andere vanwege ernstige wateroverlast en de veepest in 1744. In 1752 werden minstens 42 huizen gesloopt.24 De volkstelling van het jaar 1795 geeft aan dat er 1820 inwoners
19
19 http://members.home.nl 20 Van Groningen 1989 21 Van Groningen 1989 22 Koenhein 2003 23 Van Groningen 1989 24 Van Groningen 1989
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Afb. 8 Kaart van Joan Blaeu uit 1652
20
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
zijn geteld in Vianen. In 1830 is de bevolking gestegen naar 2368 zielen, waarvan 1151 mannen en 1217 vrouwen.25 De historische kaart van 1872 laat een zelfde beeld zien als de situatie in 1822. De bebouwing concentreerde zich in 1872 tussen de Voorstraat en de eerste parallelstraten ten oosten en westen en langs de Korten- en Langendijk.26 Op de historische kaarten die tussen 1894 en 1925 zijn opgetekend is er aan de oostzijde van de stad meer bebouwing te zien, dan in de perioden daarvoor het geval was. De zuidoosthoek en de westkant van de stad waren echter nog steeds onbebouwd. In de jaren na 1925 zijn nog wel enkele huizen bijgebouwd in en ten zuiden van de stad (namelijk aan de Prinses Julianastraat, op het Hogeland en aan de noordzijde van de Buitenlandpoort), maar grootscheepse ontwikkelingen bleven uit. Na de tweede wereldoorlog wordt Vianen buiten de stadsmuren uitgebreid, waardoor het van oorsprong middeleeuwse karakter gehandhaafd bleef. Het westelijke gedeelte van de binnenstad bleef nu nog steeds onbebouwd en bestond grotendeels uit tuinen. In 1969 telde de stad 516 huizen, waarvan het grootste gedeelte in slechte staat verkeerde. In 1970 stelde de gemeente een nieuw bestemmingsplan voor de binnenstad vast waarin ingrijpende veranderingen werden opgenomen. De voorgestelde veranderingen waren, onder andere, het verleggen van de rooilijn van de Brederodestraat om zo ruimte voor nieuwe woningen en parkeerplaatsen te creëren, sloop van monumentale panden en de afbraak van de huizen aan de noordzijde van de Molenstraat. Nadat het bestemmingsplan werd goedgekeurd verenigden geschrokken burgers zich in een werkgroep die zich bezig ging houden Vianen tot Beschermd Stadgezicht te laten aanwijzen. Kort na het aannemen van het bestemmingsplan begon de wettelijke procedure om Vianen tot beschermd stadsgezicht aan te wijzen. Terwijl de procedure liep, begon de gemeente met het uitvoeren van het bestemmingsplan met het aanleggen van een brug over de stadsgracht in het verlengde van de Korte Kerkstraat. Op 23 juni 1975 werd de binnenstad en een gedeelte van de Buitenstad van Vianen aangemerkt als Beschermd Stadsgezicht en werd langzaamaan begonnen met de restauratie van de vervallen panden. 3.1.9
Archeologische vondsten in en rondom de binnenstad
Een compleet overzicht van al dan niet in ARCHIS geregistreerde waarnemingen (vondsten) is opgenomen in bijlage 1. De ligging van alle waarnemingen, AMK-terreinen etc. is weergegeven in kaartbijlage 5. In dit hoofdstuk worden alleen de belangrijkste waarnemingen behandeld. De gehele binnenstad, inclusief de stadmuren en omgrachting is een (niet wettelijk beschermd) monument van hoge archeologische waarde.27 Het gebied rondom het stadje ligt volgens de IKAW in een gebied waar op grond van de natuurlijke bodemgesteldheid (rivierkomgebied) een zeer lage trefkans op het aantreffen van archeologie bestaat. Het terrein van het voormalige, enkele honderden meters ten zuiden van de binnenstad gelegen kasteel in ’t Wed is eveneens een niet wettelijk beschermd archeologisch monument van hoge archeologische waarde.28 De ROB verrichte tussen 1969 en 1971 opgravingen en trof fundamenten aan van een achthoekig kasteel met tot 1,90 meter dikke muren, welke tussen ongeveer 50 en 250 cm beneden het maaiveld gelegen waren. Het kasteel had een diameter van 32 meter. Het geheel werd door een 14e eeuwse gracht omgeven, waarin palen van een brug zijn aangetroffen. Deze brug leidde
21
25 www.volkstelling.nl 26 Bonnebladen nr 485 27 Monumentnummer 15673 28 Monumentnummer 6760
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Afb. 9 Kadastrale minuutplan uit 1822
22
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
naar de voorburcht. Op het terrein van de voorburcht werden uitbraaksleuven en een waterput blootgelegd.29 Er zijn een aantal vondsten en waarnemingen bekend van het terrein van het kasteel Batestein. Bij de bouw van de betonnen watertoren, op de plek van de voormalige toren Saint Pol, werden in 1909 fundamentresten en vondsten aangetroffen. In 1962, tijdens bouwwerkzaamheden aan een huis op het Hofplein, werd een eenvoudige zonnewijzer gevonden, bestaande uit een horizontale platte steen waarop de uurlijnen zijn gegraveerd en het jaartal 1696.30 In 1997 werden een booronderzoek en weerstandsmetingen uitgevoerd op het kasteelterrein. Het onderzochte terrein ligt aan de noordkant van het oorspronkelijke kasteelgebouw en is in gebruik als weiland (de westzijde) en volkstuinen (de oostzijde). Zie voor de ligging van het terrein kaartbijlage 5.31 Aan de zuidkant van de volkstuinen staat een muur die uit middeleeuwse stenen is opgebouwd. Deze muur staat waarschijnlijk op de fundamenten van de noordelijke muur van het kasteel. Het booronderzoek heeft zowel aanwijzingen voor de aanwezigheid van muur- als grachtresten opgeleverd. De weerstandsmetingen leverden geen bruikbaar resultaat op. De ligging van de muurresten komt overeen met de situatie, zoals die op de meeste historische kaarten wordt weergegeven. De afstand tussen de muur en de zuidelijke zijde van de muur, zal ca. 65 meter zijn geweest en de breedte van de gracht 20 meter. In de grotendeels uit veen bestaande grachtvulling is waarschijnlijk een grote hoeveelheid (organisch?) afval bewaard gebleven. In 1998 werden vier proefsleuven op het terrein van het kasteel aangelegd.32 Dit onderzoek toonde aan dat de muren van het kasteel grondig zijn gesloopt. Er werden pas op 3 meter onder maaiveld funderingsresten aangetroffen. Daarnaast is aangetoond dat aan het zuidoostelijke rondeel waarschijnlijk vleugelvormige uitsteeksels aangebracht zijn. Deze uitsteeksels vormen een strategische verbetering aan kastelen, wat betreft de dekking van geschutsopeningen voor flankerend geschut.33 Deze verbetering werd in het begin van de 16e eeuw veelvuldig toegepast. Bij een archeologisch onderzoek door een amateurarcheoloog aan de Langendijk 58-62 werden in 2004 resten van de noordelijke en de oostelijke stadsmuur ontdekt.34 Deze resten bevonden zich ca. 2,75 meter onder maaiveld en bestonden uit de onderste lagen van de stadsmuur. De breedte van de muur bedraagt hier 1,45 meter. Bij het uitgraven van een kelder in 2001 aan de Molenstraat 5-7, werd tegen de binnenzijde van de vroegere stadsmuur onder de plavuizen een loze ruimte waarin water stond aangetroffen.35 Het gaat waarschijnlijk om een waterput met een diameter van ca. 1,5 m. Er werden fragmenten van vogelbotten, mosselen, een groen geglazuurde grape, een beker, een bakje en een kruik, een steengoed kan, beker en kruik, en een roemer met noppen aangetroffen. Ook werd metaal aangetroffen, waaronder een mesfragment. Het vondstcomplex dateert uit de 15e en/of 16e eeuw. De waterput ligt deels onder een nog bestaande spaarboog van de stadsmuur. Elders in het pand werden fragmenten van pijpen, botjes en een steengoed spinklosje gevonden. Tijdens de restauratie van de Grote Kerk tussen 1949 en 1956 werden sporen van de kapel uit 1327 aangetroffen. In
23
29 Kok 2005 30 De Meyere & Ruijter 1981 31 Onderzoeksmeldingsnummer 10356, Nuijten 1998, Waarnemingsnummer 45100. Zie ook de inspectie met waarnemingsnummer 23216 32 Oude Rengerink 1998 33 Oude Rengerink 1998 34 Van Rooijen 2004, Van Benthem 2005 35 Waarnemingsnummer 402689
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
een niet gepubliceerd noodonderzoek in de Grote Kerk werden in 1952 22 skeletten aangetroffen in de geopende grafkelders.36 De conservator van de ROB, Dhr. Halbertsma vermeldt hierbij dat in één grafkelder het skelet van een man werd aangetroffen met ernstig hoofdletsel. Het zou mogelijk om Walraven van Brederode kunnen gaan. Hij kwam om tijdens een straatgevecht te Gorinchem in 1417 en was tijdens de twisten met de Kabeljauwen bevelhebber van de Hoeken. Bij het graven van een archiefkelder voor het stadhuis werd in 1956 een doodskist aangetroffen.37 De kist bevond zich in de Gasthuiskapel, op de scheiding van het schip en het koor voor de triomfboog.38 Het is mogelijk dat de begraving tussen 1566 en 1578 heeft plaatsgevonden. In deze periode had de kapel echter geen begraafrechten. Er is slechts één doodskist aangetroffen, met daarin een wassen kelk en het skelet van een bejaarde man, mogelijk een priester. De Historische Vereniging Het Land van Brederode heeft op het terrein achter de Voorstraat 32-34 een tweetal keldergewelven, een waterput en een vloer met plavuizen uit de 17e eeuw blootgelegd.39 Bij het graven van een kelder voor de uitbreiding van het stadhuis werden 14e en 15e eeuwse muurresten en afvalputten met aardewerk aangetroffen.40 Bij onderzoek aan de Achterstraat en het Hofplein werd alleen aardewerk aangetroffen. Op een aantal plaatsen in de stad onderzocht de vereniging de stadsmuur. Aan het Klooster werden alleen uitbraaksleuven aangetroffen, maar bij sloopwerkzaamheden aan het Walsland kon ca. 60 meter van de stadsmuur worden blootgelegd.41 Bij de stadsmuur aan de Langendijk zijn in 1983 honden- en paardenskeletten aangetroffen.42 3.1.10
Archeologische vondsten buiten de oude binnenstad
Buiten de oude binnenstad ligt aan de zuidwestzijde het archeologische monument de lusthof Ameliastein.43 Dit buitenverblijf werd in de 16e eeuw gebouwd door Hendrik van Brederode voor zijn vrouw Amelia, gravin van Nieuwenaar. Behalve dat het lusthof bijzondere tuinen bezat, is er niet veel bekend over de hof. In de 17e eeuw werd het verbouwd en in 1814 gesloopt. Het huis is steeds eigendom geweest van de heren van Vianen, tot het in 1725 door de erfgenamen werd verkocht aan de Staten van Holland en West-Friesland. Op hun beurt verkochten ze het huis in 36 Kok 2005 37 Waarnemingsnummer 26081 38 Anoniem 1957 39 Meeuwenberg 1981 40 Van Honk & Mastwijk 1983 41 Mastwijk 1985 42 Hollebrandse 1984 43 Monumentnummer 10519 44 www.kasteleninutrecht.nl 45 Waarnemingsnummer 23217
1736 aan Caesar Tronchin. Rond het midden van de 18e eeuw kwam het vervolgens in bezit van Daniel Theodorus van Hamel.44 De plek van het buitenverblijf, temidden van grienden begroeid met rijshout, is nog goed herkenbaar en sinds 1993 ingericht als park.45 In 1991 werd onderzoek uitgevoerd op het terrein. In de bodem zijn resten van vermoedelijk twee bouwfasen aangetroffen. Van de eerste bouwfase resten nog enkele diepere grondsporen en wat archeologisch materiaal in een dunne laag aan de oostzijde van het terrein. Van de tweede bouwfase, die zich meer in het midden van het terrein, iets ten zuiden van de huidige toegangsweg bevindt, resten mogelijk nog enkele puinwaaiers en uitbraaksleuven, en heel misschien muurresten.
24
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Aan de Lijnbaan in Vianen staat een zandstenen zonnewijzer die oorspronkelijk in de tuinen van Ameliastein stond. De zonnewijzer bestaat uit vier kinderfiguurtjes die een kubusvormige zonnewijzer dragen. Bij werkzaamheden in de tuin ontdekte een familie uit Brandwijk enkele fragmenten handgevormd en gedraaid aardewerk uit de IJzertijd en Romeinse tijd.46 De tuinaarde was afkomstig van sportvelden achter de Grote kerk in Vianen.47 Het gaat waarschijnlijk om de voormalige sportvelden op de hoek van de Lijnbaan en de Aimé Bonnastraat.48 Ten zuiden van de Lange Dreef, in het industriegebied van Vianen, zijn in 1972 fragmenten IJzertijdaardewerk aangetroffen. Het is niet bekend of dit bij werkzaamheden is gebeurd of dat het om oppervlakte vondsten gaat. De vondsten waren niet nader te dateren dan “inheems Romeins” aardewerk.49 Nabij het buurtschap Helsdingen werden in 2000 enkele Romeinse en vroegmiddeleeuwse mantelspelden (fibulae) aangetroffen.50 3.2
Zijderveld
3.2.1
Ontwikkeling van Zijderveld
Het dorp Zijderveld ontstond aan het einde van de 13e eeuw als gevolg van de systematische cope-ontginningen die in het gebied plaatsvonden.51 De bisschop van Utrecht had als eigenaar van het gebied reeds enkele eeuwen lang tegen betaling stukken veenwildernis ter ontginning aan een groep kolonisten uitgegeven. Deze stukken land worden “cope” genoemd.52 Op 11 april 1284 besloten lokale machthebbers samen de dijkbouw, afwatering en boezembeheer van het gebied te beheren. De unie wordt gesloten bij de kerk van Everdingen.53 De Diefwech in het oosten wordt de Diefdijk, om water uit het oosten te keren en ruim een kilometer naar het westen wordt een andere ‘Zijdewende’ waterkering) aangelegd. Aan deze Zijdewende ontleent het dorp haar naam. Het gebied ten oosten van de Zijdewende, de huidige Dorpsweg, werd in west-oost verlopende kavels (copes) ontgonnen, terwijl het gebied ten westen ervan vanuit een weg haaks op de Zijdewende ontgonnen werd (de huidige Zijderveldselaan) in zuid-noord verlopende kavels. Het is waarschijnlijk dat vanuit deze weg alleen in noordelijk richting is ontgonnen. De Zijderveldselaan ligt op de grens met Schoonrewoerd. Daarnaast ligt de bebouwing slechts aan één kant, de noordelijke. Aan dezelfde zijde lagen vanaf de late Middeleeuwen verhoogde woonplaatsen. Deze verhoogde woonplaatsen zijn nu nog op de AHN te zien en zijn voor een groot gedeelte nog altijd bewoond. Tussen de Diefdijk en de Zijdewende (Dorpsweg) werd een verbindingsweg aangelegd, de Kerksteeg, de huidige Kerkweg. Op de kruising van de Dorpsweg en de Kerksteeg stond aan het begin van de 14e eeuw een kerkje op een verhoging in het land. De kerk werd voor het eerst genoemd in 1312, met als moederkerk de kerk te Everdingen. In 1332 werd het dorp door Hubert van Everdingen, samen met het gerecht, de kerk en het recht op tienden en giften, opgedragen aan Hubert
25
46 Waarnemingsnummer 26085 47 Louwe Kooijmans 1974, pp 370, nr. 76 48 Kok 2005 49 Waarnemingsnummer 8683, Jaarverslag ROB 1975 pp 105 50 Waarnemingsnummers 26087 en 26088 51 www.ertussenuit.com/ plaatsen, Van Benthem & Smit 2004 52 Van Groningen 1989 53 De Jong 1993
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Schenk, heer van Culemborg. In de 15e eeuw behoorde de kerk tot het decanaat van Oud Munster, aan het eind van de 15e eeuw ging het decanaat over op dat van Sint Marie.54 In 1519 en de 18e eeuw erden kleine reparaties aan de kerk uitgevoerd. In 1830 volgde er een grote restauratie, nadat in 1819 was gebleken dat de kerk in slechte staat verkeerde. De kerk werd voor een groot deel afgebroken en met de oude stenen weer in kleinere vorm opgebouwd. In de 14e eeuw werd het gebied waarin Zijderveld ligt, bestuurd door de Heren van Culemborg. Hubert van Culemborg gaf in 1413 een vorm van eigen bestuur aan de inwoners van Zijderveld en het noordelijker gelegen Everdingen. Dagelijkse conflicten en zakelijke aangelegenheden werden door een eigen rechtbank in Everdingen geregeld. In het midden van de 16e eeuw werden er circa 150 bewoners geteld. In 1741 werden tussen de 60 en 70 huizen vermeld.55 Rond 1760 telden Everdingen en Zijderveld samen ongeveer 260 inwoners, waarvan het merendeel echter in Everdingen woonde. In 1820 gingen Everdingen en Zijderveld over van het voormalige graafschap Culemborg naar Zuid-Holland. Er werden op dat moment 880 bewoners geteld, waarvan ook dan het merendeel in Everdingen woonde. Op de kadastrale kaart van 1822 is Zijderveld te zien als een langgerekt typisch copedorp waarvan de bewoning zich langs de Dorpsweg en de Kerkweg uitstrekt.56 Aan het begin van de 20e eeuw begon de bouw van niet-agrarische bebouwing tussen de bestaande boerderijen en werd ook de westkant van de Dorpsweg bebouwd. In de periode 1930-1936 werd de A2 ten noorden van het dorp aangelegd. Ten gevolge hiervan verdween de Kerkweg voor een deel en werd de Dorpsweg in het noorden doodlopend. Na 1950 werd het dorp verder uitgebreid en telde het, samen met Everdingen, aan het einde van de 20e eeuw 1280 inwoners. In Zijderveld is een tweetal boerderijen bewaard gebleven met een vroege oorsprong. De boerderij aan Dorpsweg 49 dateert voor een gedeelte uit de 16e eeuw, getuige het metselwerk aan de voorgevel, waarin een peerkraalprofiel te zien is.57 Dit is een gotisch profiel boven een venster of deur met een peervormige doorsnede.58 De boerderij met een L-vormige plattegrond aan de Zijderveldselaan 60 dateert uit de 17e eeuw. Even verderop aan de Zijderveldselaan 80-82 54 Van Groningen 1989 55 Postma 1963 56 www.dewoonomgeving.nl 57 Van Groningen 1989 58 Haslinghuis 2005 59 Hulst 1973; Theunissen 1999; Theunissen & Hulst 2001; Monumentnummers 10385 en 10386 (beschermde status) 60 Arnoldussen 2003; Knippenberg & Jongste 2005
ligt een 18e-eeuwse boerderij.
3.2.2
Archeologische vondsten in en rondom Zijderveld
Rond Zijderveld zijn enkele zeer belangrijke archeologische onderzoeken verricht, waarvan de belangrijkste hier worden genoemd. Bij een zandwinningsput zijn in 1966 en 1971 door de ROB opgravingen uitgevoerd, waarbij sporen van een nederzetting (voornamelijk) uit de Bronstijd zijn blootgelegd.59 Rondom dit terrein werd in 2003 en 2004 wederom een proefsleuvenonderzoek en een opgraving uitgevoerd in verband met de op handen zijnde verbreding van de A2, waarbij wederom resten van deze nederzetting zijn aangetroffen.60 De resten zijn gelegen op de eerder genoemde Zijderveldse meandergordel.
26
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Het terrein van de oude dorpskern van Zijderveld is een monument met hoge archeologische waarde.61 De begrenzing van de historische kern is bepaald op grond van de historische kaart uit 1873.62 Het dorp ligt volgens de IKAW in een gebied waar een hoge trefkans op het aantreffen van archeologische resten bestaat. In een woonheuvel aan de Zijderveldselaan 24 (De Hoogt) heeft in 1998 een klein archeologisch onderzoek plaatsgevonden.63 Daarbij is de stratigrafische opbouw van de woonheuvel vastgelegd. Er zijn vier verschillende kleilagen te onderscheiden: Het bovenste niveau, vanaf de top van de woonheuvel (ca. 1 m boven maaiveld) is voor een deel door de eigenaar ontgraven. In de tweede laag bevonden zich zowel laatmiddeleeuwse scherven (kogelpot aardewerk met besemstrich versiering en protosteengoed) als prehistorisch materiaal. Deze laatste vondsten (16 fragmenten) zijn daar door opspit terechtgekomen (secundaire ligging). De derde laag is vondstloos. De vierde laag bevatte twaalf fragmenten aardewerk. De uiterlijke kenmerken van het aardewerk zijn: vrij klein, afgerond en grof gemagerd met kwartsdeeltjes. Op grond van dit vondstcomplex is het zeer aannemelijk dat er een nederzettingsterrein uit de Midden Bronstijd (mogelijk ouder) in de directe nabijheid van de vindplaatslocatie is gelegen. De scherven zijn verspoeld en/of vertrapt en uiteindelijk op de flank van de Zijderveldse meandergordel of stroomrug terechtgekomen. De bijbehorende nederzetting ligt hoger op deze rug.64 In 2004 is een booronderzoek uitgevoerd op de locatie Boomgaard in de dorpkern en de locatie Elfhont ten zuiden van de dorpskern.65 Tijdens het booronderzoek werden geen archeologische indicatoren vastgesteld, maar de aanwezigheid van een intacte vegetatiehorizont gaven de locaties een hoge archeologische verwachtingswaarde.66 Het daarop volgende proefsleuvenonderzoek op de locatie Elfhont leverde echter geen archeologische sporen of vondstmateriaal op.67 Tijdens het veldonderzoek werd duidelijk dat het plangebied gedurende de Brons- en IJzertijd een relatief natte laagte vormde en zich niet ter hoogte van een stroomrug bevond. Aanwezige crevasseafzettingen bleken slechts gedurende korte tijd betreedbaar te zijn geweest. De waargenomen vegetatiehorizont bleek niet ontwikkeld te zijn in de eigenlijke crevasseafzettingen maar in komafzettingen die zich daarboven hebben gevormd.68 In 1989 werden onder de vloer van een Zijderveldse boerderij drie aspotten aangetroffen. De aspotten worden tussen de 14e en de 16e eeuw gedateerd.69 Helaas wordt de locatie niet vermeld. 3.3 3.3.1
Everdingen Ontwikkeling van Everdingen
Everdingen is een dijknederzetting op de zuidelijke oeverwal van de Lek, in het oosten van de gemeente. De oudste vermelding van het dorp stamt uit ca. 1215, waar het “Euerdinge” genoemd wordt. De bewoning is mogelijk al enkele eeuwen ouder. De naamsuitgang ‘-ingen’ suggereert namelijk een hogere ouderdom.70 De verkaveling rond het dorp
27
61 Monumentnummer 15799 62 Bonneblad kaart 485 63 Koorevaar 1998a en b; Waarnemingsnummer 37938 64 Zie hoofdstuk 4 65 Van Benthem & Smit 2004 66 Waarnemingsnummer 58359 67 Demey 2005 68 Demey 2005 69 Hessing 1990 70 Blok 1963
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
past echter meer in de percelering van de 11e- tot en met de 13e-eeuwse cope-ontginningen, toen grote delen van de Vijheerenlanden ontgonnen werden. Het grootste gedeelte van de bebouwing ligt aan de voet van de dijk. Van een typische ‘oeverwalbewoning’ met een gevorkte wegstructuur is hier geen sprake.71 In de 13e eeuw werd er een kapel in Everdingen gebouwd en ingericht met de inventaris van een kerk in Autena, die na een overstroming in vermoedelijk 1173 was verlaten. De kapel in Everdingen kreeg, behalve de inventaris, ook de goederen die aan deze kerk toebehoorden. De kapel veranderde tussen 1259 en 1267 in een parochiekerk en kreeg het recht van trouwen en dopen. De kerk werd genoemd op een lijst van heffingen ten behoeve van het Heilige Land (12751280). Na een brand op Pinksterdag 1498 werd de kerk snel herbouwd.72 Rond 1515 werd de kerk voorzien van een 30 meter hoge toren. Tot de reformatie in 1581 vormde de kerk samen met de kerk in Zijderveld één parochie. De kerk was 71 Van Groningen 1989 72 Van Groningen 1989 73 De Groot 1993 74 In 1997 werd een archeologisch onderzoek op deze locatie uitgevoerd met als doel het vaststellen van de exacte ligging van het kasteelterrein. Hierbij kon niet worden vastgesteld of het inderdaad het kasteel Everstein betrof. Zie ook Exaltus, 1997. 75 De Arkelse oorlogen (14011412) zijn een conflict tussen Jan van Arkel en de graaf van Holland, nadat Jan van Arkel zijn trouw aan het graafschap Holland opgezegd had. Het conflict had ook te maken met de Hoekse en Kabeljauwse twisten die in die periode in volle gang waren. De Arkels behoorden tot de Kabeljauwen en de graaf van Holland tot de Hoeken. 76 Van Groningen 1989 77 Waarnemingsnummer 21899 78 Van Groningen 1989 79 Monumentnummer 15798 80 Bonneblad kaart 485: 1872
door de oorlog tegen de Spanjaarden in ruïneuze toestand geraakt. Herstel vond omstreeks 1609 plaats.73 In 1810 zakte het dak van het schip in en moest de kerk voor een deel worden afgebroken. De torenspits werd in 1817 afgebroken en de rest van de toren werd in 1855 geveild en vervolgens gesloopt. In 1857 werd de kerk gerestaureerd en voorzien van een witte pleisterlaag. Deze pleisterlaag werd bij de restauratie van 1930 weer verwijderd. Het kasteel Everstein is rond 1280 gebouwd. De exacte situering van kasteel Everstein is niet meer bekend, maar algemeen wordt aangenomen dat het kasteel buitendijks bij de kruising van de Lekdijk en de Graaf Huibertlaan in Everdingen heeft gelegen.74 In 1304 werd het kasteel geslecht door Jan van Culemborg, die zich van het kasteel meester had gemaakt. In de jaren tachtig van de 14e eeuw werd het opnieuw gebouwd, in opdracht van Jan van Arkel. Het kasteel had dubbele grachten, bolwerken, een grote toren en mogelijk een dubbele ringmuur. Het kasteel wordt in 1405 verwoest door het gezamenlijke leger van de stad en bisschop van Utrecht tijdens de Arkelse oorlogen.75 In Everdingen zijn twee boerderijen uit de 17e-eeuw voor een deel bewaard gebleven. De boerderij aan de Lekdijk 5-7 staat op de plek waar in de 15e eeuw de ridderhofstad Essenstein stond. Het kasteel wordt in 1417 voor het eerst vermeld als Gijsbert van Culemborg het in leen krijgt, maar was waarschijnlijk al ouder.76 In de 17e eeuw is er een statige boerderij op de plek van het kasteel gebouwd. Deze boerderij staat er nu nog. Een veldkartering in 1974 in de boomgaard bij het gebouw vermeldt echter geen vondsten.77 De boerderij Rustenburg aan de Lekdijk 15-17 is in oorsprong vroeg 17e eeuws.78 Het bedrijfsgedeelte dateert uit de 18e eeuw. 3.3.2
Archeologische vondsten in en rondom Everdingen
Het terrein van de oude dorpskern van Everdingen is een monument met een hoge archeologische waarde.79 De begrenzing van de historische kern is bepaald op grond van de historische kaart uit 1872.80 Het dorp ligt volgens de IKAW in een gebied waar een zeer lage trefkans op het aantreffen van archeologie bestaat.
28
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Het terrein van de mogelijke locatie van het kasteel Everstein is een archeologisch monument.81 In 1997 werd een waarderend onderzoek door middel van boringen en weerstandsonderzoek verricht, waarbij echter geen aanwijzingen zijn aangetroffen voor muurresten of gedempte grachten. Op grond van deze gegevens achtten de onderzoekers het onwaarschijnlijk dat op deze locatie het kasteel heeft gestaan. De aard van het terrein, een verhoging, maakt het wel waarschijnlijk dat er ooit een bouwwerk heeft gestaan.82 Mogelijk zijn de resten van het kasteel weggespoeld, omdat het zich in de uiterwaarden bevindt. Behalve het onderzoek naar het kasteelterrein en het aantreffen van een aantal losse, laat-middeleeuwse aardewerkscherven in een akker in Everdingen dorp, is er geen archeologisch onderzoek uitgevoerd in het dorp.83 3.4 3.4.1
Hagestein Ontwikkeling van Hagestein
Hagestein is één van de oudste nederzettingen in de gemeente en is op een stroomrug (de Hagesteinse meandergordel) gesitueerd. De oorspronkelijke naam van de nederzetting was Gasperden, Gasparneweerde of Gasparne, naar het vroegere riviertje de Gaasp. Al in 1108 verleende de bisschop van Utrecht toestemming om een moederkerk te stichten. Dit werd de parochiekerk in Hagestein, waarmee het de oudste stichting in het gebied de Vijfheerenlanden is.84 Tijdens het beleg van Hagestein in 1405 werd de kerk beschadigd, maar daarna weer opgebouwd. Bij een plundering door de Geuzen in 1567 werden ijzerwerk en de klokken meegenomen, welke later echter weer worden teruggebracht. In 1596 werd de eerste gereformeerde predikant benoemd. Een jaar later werd de kerk grondig opgeknapt. In de zomers van 1598 en 1599 werd de toren getroffen door blikseminslag. Desastreus was de orkaan van 1 augustus 1674 die met name het midden van het land teisterde en die onder andere het schip van de Utrechtse Dom heeft doen instorten. In Hagestein stortte de kerktoren in en verwoestte het kerkschip, waardoor het schip niet meer gebruikt kon worden 85
voor de kerkdienst. Het overgebleven koor werd hierop ingericht tot kerk. Omdat de wankele muurdelen van het schip gevaarlijk werden, werd in 1758 het schip afgebroken. Enige jaren later werd de toren gerestaureerd, waarbij de spits afgeplat werd om een seininstallatie op te plaatsen.86 Pas in het begin van de 19e eeuw werd er een nieuwe kerk gebouwd, grotendeels op de fundamenten van de oude kerk. Het onderste gedeelte van de toren heeft 13e eeuws muurwerk. De stad Hagestein is vernoemd naar het kasteel (slot) dat voor het eerst genoemd werd in 1251, maar waarschijnlijk van oudere datum is. Het kasteel ontleent zijn naam aan de polder de Hagen. In 1251 droeg Gijsbert van Gevengoie (Uten Goye) slot Hagestein op aan Otto, graaf van Gelre, waarna hij het, zoals destijds gewoon was, weer als erfleen terug kreeg. In het midden van de 14de eeuw komt het slot en het land Hagestein in handen van het geslacht Van Arkel.
29
81 Monumentnummer 6763 82 Exaltus 1997 83 Waarnemingsnummer 26102 84 Van Groningen 1989. De Vijfheerenlanden is een bestuurlijke eenheid waarbij Arkel boven de Zouwe, Vianen, Hagestein, Everdingen en Ter Leede en Schoonrewoerd vanaf 1428 onder het bewind van vijf heren kwamen te staan. 85 De Groot 1993 86 Van Groningen 1989
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Afb. 10 Kadastrale minuutplan van Hagestein uit 1822 Verklaring van de genummerde gebouwen: 1: kerk, 2: rechthuis, 3: kasteel.
Toen het tot dan toe voornamelijk agrarische Hagestein op 11 november 1382 stadsrechten van Otto van Arkel kreeg, werden er stadsmuren en een dubbele gracht in de vorm van een rechthoek aangelegd. Het is mogelijk dat niet de gehele omwalling van de stad uit steenbouw heeft bestaan. Een deel bestond waarschijnlijk uit een houten palissade.87 Op 23 december 1405 belegerde de graaf van Holland Hagestein en legde het stadje in de as. Zowel de kerk en het 87 Van Groningen 1989 88 Koenhein 1982
kasteel ontkwamen niet aan de vlammen. Daarna werd het kasteel evenals het stadje Hagestein tot de grond toe afgebroken en de straten omgeploegd. De stadsrechten bleven echter onverkort van kracht.88
30
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Omdat de bisschop van Utrecht, Frederik III van Blankenheim, mee had geholpen bij de verovering, kreeg deze als dank de zeggenschap over Hagestein en verloor Jan van Arkel deze over het gebied. Sinds 1510 was Hagestein het gezamenlijke bezit van de kapittels van de Dom en van Oudmunster in Utrecht. Het kasteel werd in 1546 door de toenmalige heren van de heerlijkheid herbouwd in de vorm van een woontoren en vervolgens weer in 1855 gesloopt. De voormalige stadsgrachten van Hagestein zijn nog steeds voor een deel in het landschap als sloten te zien. Een kaart uit 1583 laat Hagestein zien als een nederzetting met weinig bebouwing. Er staan een paar huizen bij de kerk in het zuiden, terwijl er in de noordwesthoek een woontoren staat. De rest van het ommuurde en omgrachte gebied is onbebouwd. In 1674 waren de stadsmuren nog aanwezig. In het jaar 1748 stonden er in Hagestein 74 huizen en waren de stadsmuren en grachten verdwenen.89 Het minuutplan uit 1822 laat een min of meer zelfde situatie zien, maar met wat meer huizen rond de kerk (afb. 10).90 Aan de Dorpsstraat, tegenover de kerk, stond in de 16e eeuw een rechthuis. Verbouwingen in de 20e eeuw hebben het aanzicht dusdanig veranderd dat er geen sporen meer van het originele gebouw over zijn. Mogelijk is het 20e-eeuwse gebouw op de fundamenten van het 16e-eeuwse rechthuis opgetrokken.91 3.4.2
Archeologische vondsten in en rondom Hagestein
Het gebied van het kasteel en de stadsgrachten is een monument van hoge archeologische waarde. De IKAW kent aan het terrein een hoge archeologische trefkans toe.92 Tijdens een weerstandsmetingen- en booronderzoek in 1995 op het terrein van het kasteel Hagestein werden drie puinconcentraties aangetroffen die de resten van stenen gebouwen van het kasteel geweest zouden kunnen zijn.93 Ook werden er, naast een gedeelte van de stadsmuur in het noorden van het terrein, gedempte grachten aangetroffen. Eén van deze grachten maakte deel uit van de stadsomgrachting.94 In het zuidelijke gedeelte van het terrein werd 11e en 12e eeuws aardewerk gevonden. Archeologisch onderzoek van de kerk heeft aangetoond dat het ging om een rechthoekig, zaalvormig gebouw van tufsteen, met latere toevoegingen en reparatie van baksteen.95 Op grond van deze bevindingen wordt dit kerkgebouw in de tweede helft van de 12e eeuw gedateerd. Resten van een ouder gebouw zijn niet aangetroffen.
31
89 Postma 1963 90 Van Groningen 1989 91 Van Groningen 1989 92 Monumentnummer 10703 93 Waarnemingsnummer 44652 en 38056 94 Exaltus 1995 95 Waarnemingsnummer 26106
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
4
VERWACHTINGSMODEL EN TOELICHTING OP DE ARCHEOLOGISCHE VERWACHTINGSKAARTEN
4.1
Inleiding
In een verwachtingsmodel wordt beargumenteerd op basis van welke gegevens er aan een bepaald gebied een bepaalde archeologische verwachting wordt toegekend. De verwachtingskaarten vormen een directe grafische weergave van het verwachtingsmodel en zijn op drie verschillende losse kaartbijlagen weergegeven: een verwachtingskaart voor Prehistorie tot en met Romeinse tijd, een verwachtingskaart voor de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd en een verwachtingskaart voor de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd voor de binnenstad. Deze laatste kaart is op een blad samengevoegd met de beleidsadvieskaart voor de binnenstad. De reden dat er voor de binnenstad van Vianen een aparte kaart is vervaardigd, heeft te maken met het schaalniveau waarop de archeologische verwachting voor de binnenstad is opgesteld. De overige twee verwachtingskaarten zijn 96 Tot aan de IJzertijd was in Nederland permanente bewoning op de oeverwallen van watervoerende rivieren mogelijk te risicovol in verband met overstromingen en oeverwaldoorbraken. In deze perioden werd – althans voor zover bekend – alleen gewoond op fossiele (dichtgeslibde) rivieren. Daarom wordt van meandergordels waarvan de activiteit in de Bronstijd of eerder eindigde, het begin van mogelijke bewoning geplaatst op het moment dat de rivier haar activiteit eindigt c.q. dichtslibt. Voor het gedeelte van de Zijderveldse meandergordel dat is gelegen in het zuidoosten van de gemeente, is het begin van mogelijke bewoning aangepast, omdat hier is aangetoond dat de bewoningscondities direct na verlanding nog enige tijd lang sterk negatief werden
van toepassing op de rest van de gemeente. Het feit dat deze twee kaarten zijn opgesplitst in de periode tot en met de Romeinse tijd en de periode daarna, wordt veroorzaakt door het gegeven, dat voor bepaalde locaties er tegelijkertijd verschillende archeologische verwachtingen uit deze verschillende periodes van toepassing kunnen zijn. De weergave op één kaart zou een ingewikkeld kaartbeeld opleveren. In dit hoofdstuk wordt aan de hand van het verwachtingsmodel een toelichting gegeven op de kaarten. 4.2
De archeologische verwachting voor de Prehistorie tot en met Romeinse tijd
De aanwezigheid van archeologische resten uit perioden tot en met de Romeinse tijd is in de ondergrond van de gemeente Vianen sterk gerelateerd aan de ligging van meandergordels, crevasseafzettingen en rivierduinen. Omdat deze tijdens en na hun vorming vaak als hooggelegen ruggen in het landschap zichtbaar zijn, wordt verondersteld dat deze gebieden voorkeurslocaties voor bewoning zijn geweest. De archeologische verwachting voor de Prehistorie tot en met Romeinse tijd is weergegeven op kaartbijlage 2. 4.2.1
Meandergordels
De ligging van de meandergordels is weergegeven op kaartbijlage 1. In bijlage VII, tabel 1 staan de perioden van activiteit (de perioden tijdens welke er van een watervoerende rivier sprake was) van de verschillende meandergordels weergegeven. Op de meeste van de hier besproken meandergordels zijn binnen en buiten de gemeente Vianen bewoningsresten aangetroffen. In de tabel is onder “waargenomen archeologie” weergegeven uit welke perioden deze resten stammen. Tevens is onder “(permanente) bewoning” en “verwachting” aangegeven het begin en het eind van de periode tijdens welke er bewoning mogelijk was en waarvoor de archeologische verwachting geldt.96 Op de Kortenhoevense, Tienhovense, Gorkum-Arkelse en Autenase meandergordels zijn tot op heden geen archeologische vondsten gedaan. Deze meandergordels liggen begraven onder een 1 meter tot enkele meters dik
32
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
pakket van jongere sedimenten. Op deze afzettingen kunnen archeologische resten uit het Meso- of Neolithicum aanwezig zijn, die in dat geval waarschijnlijk goed zijn geconserveerd vanwege de diepe ligging. Het betreft mogelijk resten van mesolithische kampementen en eerste nederzettingssporen uit het Neolithicum. De kans dát er archeologische resten aanwezig zijn, is relatief klein in verhouding tot jongere meandergordels, omdat deze gedeeltelijk kunnen zijn geërodeerd door jongere rivieren of overstromingen. Vanwege de kleine omvang van vindplaatsen is de ontdekkingskans ook klein. De archeologische verwachting wordt op grond van de combinatie van deze factoren bepaald op middelhoog. De Zijderveldse, Vuylkopse, Schoonrewoerdse en Hagesteinse meandergordels liggen allen ondiep (zanddiepte op -0,5 tot +2,8 m NAP); bovendien is op al deze meandergordels, en in het bijzonder de Zijderveldse en Hagesteinse97, de aanwezigheid van archeologische resten aangetoond. Om deze reden is aan al deze meandergordels een hoge archeologische verwachting toegekend. Zoals weergegeven in tabel 1, varieert de ouderdom van de te verwachten archeologische resten (onder meer van nederzettingen) van Neolithicum tot en met Romeinse Tijd. De bewoningsmogelijkheden langs de Lek zijn gestart op het moment dat deze rivier ontstond. Bewoning is hier daarom al mogelijk geweest vanaf de Romeinse tijd. Van de Lek bevinden zich echter hoofdzakelijk uiterwaarden in de gemeente; dit houdt in dat alle afzettingen van de Lek in buitendijks gebied zijn gelegen, waarvan aangenomen wordt dat door het natuurlijke proces van verlegging van de stroomgeul, eventuele voormalige afzettingen en resten uit de Romeinse tijd tussen de dijken zijn geërodeerd en opgeruimd. De kans dat er resten bewaard zijn gebleven in die gebieden is daardoor kleiner geworden. Deze gebieden hebben een lage archeologische verwachting voor resten uit de Romeinse tijd.
4.2.2
Crevassecomplexen
Crevasses worden in een periode van enkele jaren gevormd en zijn vrijwel direct daarna bewoonbaar. Omdat crevasseruggen vaak smaller en lager zijn dan die van meandergordels, is de periode van bewoning ook korter. Ze zijn vrij sterk aan zakking onderhevig, omdat ze veelal zijn gelegen op de slappe ondergrond van het rivierkomgebied. De datering van crevasses is bijna nooit nauwkeuriger te maken dan die van de bijbehorende meandergordel. De bewoningsmogelijkheden van crevasseafzettingen worden in het onderzoek daarom gelijkgesteld aan die van de bijbehorende meandergordel. Op het AHN bleek in ieder geval één crevassecomplex duidelijk zichtbaar te zijn; het betreft een complex dat zich vanuit de Zijderveldse meandergordel noordwaarts uitstrekt. Evenals voor de Zijderveldse meandergordel geldt voor dit crevassecomplex een hoge verwachting voor de aanwezigheid van archeologische resten uit het Neolithicum, Bronstijd en IJzertijd. Er moet overigens rekening gehouden worden met het gegeven, dat ook elders in de voormalige komgebieden van de meandergordels crevassecomplexen kunnen voorkomen, ook al zijn deze op het AHN niet of nauwelijks waarneembaar.
33
beïnvloed door de activiteit van de Schoonrewoerdse meandergordel. In de IJzertijd en latere perioden werden de oeverwallen van watervoerende rivieren wel bewoond. De enige meandergordels waarvoor dit, gezien hun periode van ontstaan, geldt, zijn de Hagesteinse en de Lek. Het einde van de bewoonbare periode is lastiger in te schatten. Bewoning op (fossiele) meandergordels was in ieder geval mogelijk zolang deze nog als rug in het landschap lagen en er geen wateroverlast van nabijgelegen rivieren werd ervaren. Het is echter zeer complex om nauwkeurig te voorspellen hoelang dat geweest is – in deze studie wordt daarom als werkhypothese een ruime periode van minimaal 1500 jaar aangehouden. Een langere
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
4.2.3
Komgebieden
Als komgebieden zijn aangemerkt de gebieden buiten de meandergordels en het weergegeven crevassecomplex. Algemeen wordt aangenomen dat de bewoningsmogelijkheden in de komgebieden beperkt waren ten gevolge van de aanwezigheid van een minder stevige ondergrond, die bovendien relatief laag gelegen was en dus vatbaar voor overstromingen. Aan de andere kant werd aan het rivierkomgebied juist door deze eigenschappen tijdens de prehistorie een bijzondere betekenis toegekend, welke zich onder meer uit in het voorkomen van zg. “rituele deposities”, kleine heiligdommen en knuppelwegen. Aangezien deze complexen het karakter van puntlocaties hebben en op willekeurige locaties binnen het komgebied voorkomen, is de ligging ervan met behulp van de bestaande opsporingstechnieken onvoorspelbaar. Om de genoemde redenen is aan de komgebieden een lage archeologische verwachting toegekend. Wel dient hierbij opgemerkt te worden, dat behalve het op grond van het AHN weergegeven crevassecomplex, elders in het komgebied ook rekening gehouden dient te worden met de aanwezigheid van crevassecomplexen. De detailkartering van Van Zijverden98, die onder andere betrekking heeft op het voorkomen van niet eerder gekarteerde crevassecomplexen in het gebied rond Zijderveld, kan in dit kader als illustratief worden beschouwd voor het gehele rivierengebied. In het geval dat crevassecomplexen tijdens eventueel in de toekomst uit te voeren (veld)onderzoek in het komgebied worden aangetroffen, zal de feitelijke archeologische verwachting voor de betreffende gebieden naar boven moeten mogelijke bewoningsperiode wordt aangehouden als de meandergordel niet of nauwelijks is bedekt met jongere sedimenten of, zoals het geval is bij de Zijderveldse en Schoonrewoerdse meandergordels, wanneer bewoningsresten uit een langere tijdsspanne konden worden aangetoond (Van Zijverden (in voorbereiding)). 97 Kok 2005 98 Van Zijverden (in voorbereiding) 99 Archis waarnemingsnummer 26096; Louwe Kooijmans 1974 100 Onder andere te HardinxveldGiessendam op de vindplaatsen Polderweg en De Bruin.
worden bijgesteld. 4.2.4
Rivierduinen
Volgens de geologische kaart bevinden er zich twee rivierduinen binnen de gemeente. Een daarvan is gelegen langs het Breede Sticht; de andere is veel groter en bevindt zich ten zuiden van de Autenasekade. Hier zijn archeologische resten uit de Bronstijd, IJzertijd en Middeleeuwen aangetroffen.99 Op diverse rivierduinen in de Alblasserwaard zijn tevens resten uit het Mesolithicum en het Neolithicum aangetroffen,100 om welke reden dan ook voor het rivierduin langs de Autenasekade een hoge verwachting geldt voor de aanwezigheid van resten uit het Mesolithicum tot en met Middeleeuwen. In tegenstelling tot dit rivierduin, is de top van het rivierduin aan het Breede Sticht niet nabij het maaiveld gelegen. Voor dit rivierduin geldt weliswaar een hoge verwachting voor de aanwezigheid van resten uit het Mesolithicum, maar aangezien onbekend is op welke diepte de top van het rivierduin zich bevindt, is eveneens onbekend tot welke archeologische periode de verwachting geldt. Dit heeft te maken met het feit, dat dit in de ondergrond aanwezige rivierduin op een gegeven (maar tot nu toe onbekend) moment in de geologische geschiedenis bedekt is geraakt met jongere rivierkomafzettingen, waardoor de bewoningsmogelijkheden zijn afgenomen.
34
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
4.2.5
Zones met bodemverstoringen
De in paragraaf 6 van bijlage VII beschreven zones met (bekende) bodemverstoringen kennen een lage archeologische verwachting. Deze zones zijn gelegen in gebieden waar archeologische resten relatief ondiep worden verwacht, zodat aangenomen kan worden dat er een gerede kans bestaat dat in het verleden eventueel aanwezig geweest zijnde archeologische resten kunnen zijn aangetast als gevolg van de bodemverstoring. 4.2.6
AMK-terreinen
Voor de AMK-terreinen is feitelijk geen archeologische verwachting van toepassing. De aanwezigheid van archeologische resten op deze terreinen is immers reeds vastgesteld. Voor de volledigheid is op deze kaart de ligging van de AMK-terreinen wel aangegeven, voor zover deze terreinen althans betrekking hebben op vindplaatsen uit de Prehistorie tot en met de Romeinse Tijd.101 4.3
De archeologische verwachting voor de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd
De archeologische verwachting voor de perioden vanaf de Middeleeuwen is in mindere mate afhankelijk van de geologische gesteldheid. Vanaf deze periode werden de voor bewoning minder geschikte gebieden, zoals in het geval van de gemeente Vianen het rivierkomgebied, door de mens ontgonnen en in gebruik genomen. Om deze reden kunnen archeologische resten niet alleen worden verwacht op geologische elementen als de Hagesteinse meandergordel en, voor zover hier geen recente bodemverstoring heeft plaatsgevonden, langs de Lek (beide meandergordels waren immers gedurende de Middeleeuwen respectievelijk verland of als rivier actief), maar ook langs onder menselijke invloed ontstane elementen zoals oude ontginningsassen en wegen. Ook is voor het bepalen van de archeologische verwachting voor de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd gebruik gemaakt van de situering van de terreinen, waarvan is vastgesteld dat archeologische resten uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd daadwerkelijk zijn aangetoond (AMK-terreinen). Bovendien is er een tweetal locaties, waar op het AHN structuren zijn waargenomen, die als mogelijke middeleeuwse of recentere vindplaats kunnen worden geïnterpreteerd. De archeologische verwachting voor de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd is weergegeven op kaartbijlage 3. 4.3.1
Meandergordels
Op de Hagesteinse meandergordel zijn diverse archeologische (nederzettings)resten aangetroffen van onder meer het middeleeuwse kasteel Hagestein en een middeleeuwse woongrond nabij Helsdingen. Dat de bewoningsmogelijkheden op de Hagesteinse meandergordel zeer gunstig moeten zijn geweest, wordt veroorzaakt door het feit, dat de stroomrug tamelijk hoog is opgeslibd. Tussen het knooppunt Everdingen en het huidige dorp Hagestein bevindt zich een terrein met het veelzeggende toponiem ‘Hooge Waard’, waar het maaiveld een hoogte bereikt van 3,4 m +NAP, terwijl het maaiveld enkele honderden meters ten zuiden daarvan ca. 2,5 m lager gelegen is.
35
101 Er dient overigens te worden opgemerkt, dat in sommige gevallen de begrenzing van de AMK-terreinen feitelijk onnauwkeurig is. Een voorbeeld hiervan is AMK-terrein 6761, dat blijkens de bij dit terrein behorende en in ARCHIS weergegeven beschrijving gerelateerd is aan het in de ondergrond aanwezige rivierduin (Autenase donk), waarop een vindplaats is gelegen (waarneming 26096). De huidige, min of meer rechthoekige begrenzing van het terrein zou daarom samen moeten vallen met de begrenzing van het rivierduin. Aanbevolen wordt daarom, om in afwachting van een detailkartering van het rivierduin (die tot nog toe, voor zover bekend, niet is uitgevoerd) de begrenzing van het AMKterrein samen te laten vallen met de begrenzing van het rivierduin, zoals deze op de geologische kaart en in deze bijlagen is weergegeven.
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
De bewoningsmogelijkheden op de (buitendijks gelegen) meandergordel van de Lek zullen naar verwachting minder gunstig zijn geweest. Nadat in het begin van de Late Middeleeuwen de dijken werden aangelegd, zal de meeste bewoning binnendijks hebben plaatsgevonden. Anderzijds was het buitendijkse gebied weliswaar vatbaar voor overstromingen, maar was de bodem minder laag gelegen en minder drassig dan in het komgebied het geval was. Bovendien bestaan er uitzonderingen, waarvan de midden zestiende eeuwse Buitenstad ten noorden van de oude stadskern van Vianen de belangrijkste is, maar ook bijvoorbeeld in de vorm van een vermoedelijk 15e eeuws cisterciënzer klooster aan de overkant van de Lek (Lopikerkapel) en 17e eeuwse steenovens in de Middelwaard en in de 102 Archis waarnemingsnummers 48654 en 404386. 103 Heunks & Odé 1998. 104 Archis onderzoeksmeldingsnummers 2818 en 2819; Oude Rengerink 2000 105 Blijdenstijn 2005. De breedte van de zones bedraagt 50 meter vanaf het midden van de wegen. Voor deze breedte is gekozen, omdat middeleeuwse agrarische bebouwing zich doorgaans direct aan de ontginningsassen bevond en de boerderijen en schuren meestal niet dieper waren dan enkele tientallen meters. 106 Het AMK-terrein 6759 heeft alleen betrekking op het gebied tussen de Helsdingse Voorweg en Helsdingse Achterweg. Hoewel de aanwezigheid van archeologische resten direct buiten dit gebied (nog) niet is aangetoond, verdient het aanbeveling de begrenzing van dit AMK-terrein te verruimen en te laten overeenkomen met die van de zone met hoge verwachting bij Helsdingen, zoals aangegeven is op kaartbijlage 3.
Honswijkerwaarden nabij Tull en ’t Waal.102 Weliswaar houdt deze laatste voorbeeld geen direct verband met bewoning, wel geeft dit voorbeeld aan dat in de uiterwaarden van Lek rekening gehouden moet worden met andere complextypen dan nederzettingen. Een archeologische verwachting voor het buitendijks gelegen gebied is enkele jaren geleden reeds opgesteld.103 Er is toen voor de meandergordel van de Lek een onderscheid gemaakt tussen gebieden met een middelhoge verwachting voor resten uit de Middeleeuwen en Nieuwe Tijden een meer richting de huidige rivier gelegen gebied met een lage verwachting voor resten uit deze perioden. Later onderzoek heeft echter uitgewezen, dat voor een groot gedeelte van het huidige buitendijks gelegen gebied een lage verwachting geldt.104 Op grond van deze redenen wordt aan de meandergordel (lees: uiterwaarden) van de Lek grotendeels een lage en plaatselijk een middelhoge verwachting toegekend. 4.3.2
Ontginningsassen
Op het AHN en diverse historische kaarten zijn langs enkele wegen verhogingen (deels op te vatten als woonheuvels) en bebouwing zichtbaar. Het betreft hoofdzakelijk primaire ontginningsassen als de Zijderveldselaan, de Tienhovenseweg, de Diefdijk en de Lekdijk.105 Onder de eenheid “ontginningsassen” zijn tevens enkele andere complexen ondergebracht. Het betreft het gebied ten noorden van de historische stadskern van Vianen, waar een hoge verwachting geldt op het voorkomen van oude bebouwingsresten, havenfaciliteiten en scheepswrakken. In Hagestein gaat het om het gebied rond de Dorpsstraat (Biezenweg) en Achterweg, die bij elkaar de oude dorpskern vormen. Een zelfde situatie doet zich voor bij Helsdingen, waar het gebied rond de Helsdingse Voorweg en de Helsdingse Achterweg is aangemerkt als zone met een hoge verwachting.106 Deze zones hebben een hoge archeologische verwachting voor resten uit de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. 4.3.3
AMK-terreinen en mogelijke vindplaatsen
Voor de AMK-terreinen is feitelijk geen archeologische verwachting van toepassing. De aanwezigheid van archeologische resten op deze terreinen is immers reeds vastgesteld. Voor de volledigheid is op deze kaart de ligging van de AMK-terreinen wel aangegeven, voor zover deze terreinen althans betrekking hebben op vindplaatsen uit de
36
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Hiervan zijn de historische kernen van Vianen, Hagestein, Everdingen en Zijderveld de belangrijkste. Speciale aandacht verdient de historische kern van Vianen; deze wordt uitgelicht in hoofdstuk 4 en kaartbijlage 5. Op een tweetal locaties zijn op het AHN structuren waargenomen, die als mogelijke middeleeuwse of recentere vindplaats kunnen worden geïnterpreteerd. Deze zijn op kaartbijlage 1 aangegeven bij “mogelijke vindplaatsen” met de nummers 1 en 2. Nummer 3 bij deze legendaeenheid betreft een op luchtfoto’s zichtbare structuur, waar zich bovendien de vindplaats bevindt van een laatmiddeleeuwse zegelplaat (overige waarneming nr. 16). Voor de mogelijke vindplaatsen geldt een hoge archeologische verwachting. 4.3.4
De rest van het buitengebied
De rest van het buitengebied, alsmede de gebieden met bodemverstoringen, kennen een lage archeologische verwachting voor resten uit de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. 4.3.5
Gebieden van cultuurhistorische betekenis
Deze gebieden hebben weliswaar in archeologisch opzicht een lage verwachting, maar zijn in cultuurhistorisch opzicht van betekenis. Het betreft voornamelijk het middeleeuwse netwerk van kades en dijken, dat voor een groot deel nog intact is.107 Tenslotte is hier aangegeven, waar zich volgens het AHN en de historische kaart uit 1838-1849 eendenkooien blijken te hebben bevonden. 4.4
De archeologische verwachting voor de historische kern van Vianen
De archeologische verwachting voor de historische kern van Vianen is weergegeven op kaartbijlage 5. Op de verwachtingskaart zijn zones aangegeven met een hoge, middelhoge of lage archeologische verwachting. Daarnaast zijn enkele reeds bekende archeologische waarden aangegeven als al dan niet in ARCHIS geregistreerde waarnemingen en de gemeentelijke monumenten. 4.4.1
Gebieden met hoge verwachting
Het grootste gedeelte van het onderzoeksgebied heeft een hoge archeologische verwachting. Uit de stedelijke bewoningsfase kunnen daar waar in het recente verleden geen bodemverstorende activiteiten hebben plaatsgevonden overal bewoningssporen worden aangetroffen. Deze bewoningssporen dateren vanaf het eind van de 13e eeuw en bestaan uit resten van het kasteel Batestein, de stadsmuren, stadsgrachten en stadspoorten en de oude Lekdijk.108 Daarnaast kunnen er begravingen rondom de Grote Kerk, woonhuizen, ambachtshuizen en dergelijke aangetroffen worden. Bij de huizen in de stad hebben bijgebouwen gelegen. Op de erven kunnen onder andere waterputten, beerputten, hooibergen, perceelsgreppels en afvalkuilen verwacht worden. De eerste funderingen kunnen zich direct
37
107 Omwille van de leesbaarheid zijn deze kades en dijken als een ter weerszijden ervan liggende zone op de betreffende kaarten aangegeven. 108 De oude Lekdijk loopt via het Hofplein over de Kortendijk en de Langendijk.
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
onder maaiveld bevinden, dus ook ondiepe verstoringen kunnen leiden tot verstoring van het bodemarchief. Resten van beschoeiing kunnen aan de rand van de stadsgrachten worden verwacht. Ook de terreinen in de binnenstad waarop in de eerste helft van de 20e eeuw verbouwingen of relatief kleinschalige nieuwbouw is verrezen, zijn aangegeven als gebieden met een hoge verwachting. Indien er in die tijd nieuwbouw heeft plaatsgevonden, is de kans groot dat oude funderingen zijn blijven bestaan en dat onder de nieuwe funderingen nog verschillende oudere bewoningsniveaus bewaard zijn gebleven. Als aparte eenheden met een hoge archeologische verwachting zijn aangegeven de gedempte gracht rond het kasteel Batestein en de (restanten van) de stadsmuur. 4.4.2
Gebieden met middelhoge verwachting
Zoals blijkt uit de diverse historische kaarten van Vianen, is een gedeelte van de binnenstad door de eeuwen heen relatief weinig bebouwd geweest. Hoewel hier een minder grote kans bestaat op de aanwezigheid van funderingsresten, bestaat er wel een middelhoge verwachting voor de aanwezigheid van resten die te maken hebben met kleinschalige agrarische activiteit. De straten die voorkomen op de eerste stadsplattegronden hebben een middelhoge verwachting. Daar waar rioolbuizen liggen (in alle grotere straten) is een groot deel van het bodemarchief verstoord, waardoor deze gebieden een minder hoge verwachting hebben. Buiten de rioleringssleuven kunnen echter nog sporen van oud wegdek op verschillende niveaus worden aangetroffen.109 4.4.3
Gebieden met lage verwachting
Gebieden met een lage archeologische verwachting zijn allereerst de gebieden waar recentelijk nieuwbouw is gerealiseerd. Deze nieuwbouw is gedeeltelijk dieper gefundeerd (na 1950 door middel van heipalen) waardoor het bodemarchief ter plaatse (vrijwel volledig) is verstoord. Deze gebieden bevinden zich voornamelijk in de zuidoosthoek van de stad. Het gaat dan om de Weesdijk, het Walsland en de oostkant van de Korte Kerkstraat. De stadsmuur aan de oostzijde en de zuidwesthoek is gesloopt, maar vervolgens gereconstrueerd en in de nieuwe bebouwing aan het Walsland opgenomen. Om deze reden is het gehele gebied aan de oostelijke rand van de binnenstad aangegeven als gebied met een lage verwachting. Op het terrein van het voormalige kasteel stond tot aan de jaren zestig een gasfabriek. Het terrein aan de noordkant van het Hofplein doet nu dienst als parkeerterrein en wordt binnenkort gesaneerd. Aan dit gebied wordt ook een lage 109 Hoewel het oude stratenpatroon op de kaart als lijnelementen is aangegeven, geldt de middelhoge verwachting tot aan de rooilijnen, zoals omschreven in de legenda.
archeologische verwachting toegekend, omdat door de aanleg van de gasfabriek de bodem waarschijnlijk is verstoord. Een lage verwachting is tenslotte ook van toepassing voor de gebieden tussen de (voormalige) stadsmuur en de stadsgracht. 4.4.4
Overige fenomenen
Naast de ligging van al dan niet voormalige historische gebouwen als het kasteel Batestein, molens, kerken,
38
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
stadspoorten en het stadhuis, zijn op de kaart aangegeven de archeologische waarnemingen, gemeentelijke monumenten en de ligging van ondergrondse olietanks. Laatstgenoemde zijn feitelijk op te vatten als puntlocaties. Er moet daarom rekening gehouden worden met plaatselijke bodemverstoring op deze locaties.
4.5
Betrouwbaarheid van de archeologische verwachtingskaarten
De op de archeologische verwachtingskaarten weergegeven scherpe grenzen moeten in veel gevallen in feite worden beschouwd als diffuse overgangen. De reden hiervoor is voornamelijk gelegen in de manier waarop het gebruikte bronnenmateriaal tot stand gekomen is. Een belangrijk deel van dit bronnenmateriaal bestaat uit geologische kaarten, zoals die van Verbraeck (1970) en de kaart van Berendsen & Stouthamer (2001), welke zijn gebaseerd op grondboringen. Voor de betrouwbaarheid van deze kaarten speelt de dichtheid van de verspreiding van de boringen een rol. Een boring geeft namelijk alleen informatie over een puntlocatie. De situatie van het tussen de boringen gelegen gebied komt door interpolatie tot stand. De kaart van Berendsen & Stouthamer is met een gemiddelde gebruikte boordichtheid van ca. 1 à 2 boringen per hectare in dit opzicht in meer detail gekarteerd dan de geologische kaart van Verbraeck (1970), waar een dichtheid van gemiddeld ca. 9 boringen per km2 (nog geen 0,1 per hectare) gehanteerd wordt. Bij een boordichtheid van 1 per hectare geldt, dat iedere boring representatief wordt geacht voor een hectare (100x100 meter) en dat de ondergrond in de tussenliggende ca. 100 meter onbekend is. Aangezien op de geologische kaarten niet de exacte locaties van de gebruikte boorpunten staan aangegeven, moet bij een boordichtheid van 1 per hectare een als een lijn weergegeven scherpe grens in feite worden opgevat als een 100 meter brede zone. Bij een boordichtheid van 9 boringen per km2 heeft deze grens een breedte van ca. 300 meter.
39
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
5
VAN EEN ARCHEOLOGISCHE VERWACHTINGSKAART NAAR EEN ARCHEOLOGISCHE BELEIDSADVIESKAART
5.1
Inleiding
Het is voor de gemeente in het nieuwe archeologische bestel van strategisch belang om over een zo volledig mogelijk en actueel overzicht van de samenstelling van het eigen bodemarchief te beschikken. Met het opstellen van de huidige archeologische verwachtingskaart is een actueel overzicht verkregen van de archeologische vondsten, verwachtingen en vindplaatsen in de gemeente Vianen. Het opstellen van een beleidsadvieskaart is de volgende stap in het proces om te komen tot een gemeentelijk archeologiebeleid. Dit hoofdstuk vormt de toelichting op de archeologische beleidsadvieskaart van Vianen. De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het opstellen van een archeologische beleidsadvieskaart. Op deze beleidsadvieskaart en in de begeleidende tekst staat verwoord hoe in het planproces moet worden omgegaan met de verschillende bekende archeologische terreinen en verwachtingszones, in het bijzonder in relatie met ruimtelijke ontwikkelingen. Op deze kaart staat aangegeven voor welke terreinen archeologische informatie beschikbaar is. Waar archeologische waarden zijn vastgesteld, kan vervolgens worden aangegeven welke beperkende maatregelen eventueel van toepassing zijn en welke vervolgstappen bij bodemingrepen noodzakelijk zijn. Indien bestuurlijk vastgesteld, fungeert de archeologische beleidsadvieskaart als een visuele bouwsteen voor het gemeentelijk archeologiebeleid. Daarmee wordt de kaart ook formeel richtinggevend bij de ontwikkeling van nieuwe, of het aanpassen van bestaande, ruimtelijke plannen, maar ook in procedures voor het uitvoeren van civiele werken en bodemsaneringen. Daarvoor zal archeologie ook in de protocollen moeten worden opgenomen. Het overnemen van de archeologische terreinen en zones van de beleidsadvieskaart in de gemeentelijke structuur- en bestemmingsplannen met de bijbehorende voorschriften is dan een logische volgende stap. Aan de andere kant biedt het verkrijgen van inzicht in de archeologische waarden van de gemeente een kader en inspiratiebron waaruit geput kan worden bij het ruimtelijke plannen, op het gebied van ontwerp110, maar ook op andere beleidsterreinen als welzijn, recreatie en toerisme, educatie en economie, zoals het Rijk beoogd heeft met de Nota Belvedere111 110 Zie Rapport Ontwerpen aan een Vreemd Land, ADC Heritage, 2006 111 Min OCenW, Belvedere, nota over de relatie tussen cultuurhistorie en de ruimtelijke inrichting, 1999
De beleidsadvieskaart is een synthese van de verwachtingskaarten voor de prehistorie en Romeinse Tijd en die van de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Zij geeft voor de verwachtingszones het beleidsadvies en de maatregel die daaraan is gekoppeld. Er zijn drie legenda-eenheden voor verwachtingszones, twee voor bekende archeologische waarden en tenslotte nog een voor waardevolle historisch geografische structuren. Deze beleidsadvieskaart geeft plannenen beleidsmakers in één oogopslag weer welke maatregelen waar getroffen moeten worden om de belangen van archeologie op een goede manier te behartigen.
40
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Alvorens op het beleidsadvies en de te nemen maatregelen in te gaan volgt eerst een paragraaf over de wettelijke kaders en het huidige archeologiebeleid van het Rijk, de provincie Utrecht en de gemeente Vianen. Daarna wordt het beleidsadvies geformuleerd en toegelicht per verwachtingszone zoals die op de verwachtingskaart voorkomen. Tevens volgen enkele algemene aanbevelingen. 5.2
Wettelijke kaders en beleid
Het Verdrag van Valletta (Malta) Het Europees Verdrag inzake de bescherming van archeologisch erfgoed (Verdrag van Valletta, kortweg Malta genoemd) is in 1992 door twintig Europese staten, waaronder Nederland, getekend en werd in 1998 met een goedkeuringswet bekrachtigd. Het verdrag is nog niet in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Een wetsvoorstel daarvoor is in procedure (Wet op de archeologische monumentenzorg, Wamz, een wijzigingswet die voornamelijk de Monumentenwet 1988, maar ook de Ontgrondingenwet, de Wet Milieubeheer (m.e.r.-plichtige projecten) en de Woningwet zal aanpassen ten behoeve van de archeologische monumentenzorg). Nadat het wetsvoorstel op 4 april 2006 door de Tweede Kamer werd goedgekeurd, heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel eveneens aangenomen tijdens de plenaire behandeling op 19 december 2006. Hierdoor lijkt het mogelijk dat de Wet op de archeologische monumentenzorg medio 2007 van kracht wordt. Het Verdrag van Valletta krijgt dankzij de invoering van de Wamz een wettelijke basis voor de vertaling van archeologische belangen in de ruimtelijke plannen (projecten) van gemeenten en provincies. Vanaf eind jaren ’90 van de vorige eeuw wordt al in de geest van Malta gewerkt, de invoering van de Wamz is daarmee een bevestiging van een al grotendeels in uitvoering zijnde archeologische praktijk. Het verdrag gaat uit van het in de bodem bewaren van archeologische waarden op de locatie zelf, ook wel behoud ‘in situ’ genoemd. Opgravingen moeten zo veel mogelijk worden vermeden, omdat daarbij het risico bestaat dat historische informatie voor altijd verloren gaat. De bodem bewijst zich nog steeds als de beste bewaarplaats. Een andere gedachte die hierbij speelt, is dat latere generaties mogelijk over betere technieken van opgraven kunnen beschikken. Malta wil verder bevorderen, dat in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening al rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Tenslotte gaat het uit van het beginsel ‘de veroorzaker betaalt’. Dat wil zeggen, dat degene die de bodem wil verstoren het archeologisch (voor)onderzoek en eventuele opgravingen zelf moet betalen. Nieuw is straks dat in een bestemmingsplan kan worden bepaald, dat de aanvrager van een bouw- of aanlegvergunning een rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld (archeologisch waardenrapport). Hetzelfde geldt bij een aanvraag om vrijstelling ex art. 15, 17, en 19 WRO (Wet op de Ruimtelijke Ordening). Voorts kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat aan een bouw-, sloop- of aanlegvergunning voorschriften worden verbonden, bijvoorbeeld de verplichting tot het treffen van civiel technische
41
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
maatregelen (beschermende bodemlaag, alternatief voor heiwerk), of het doen van opgravingen en begeleiding door deskundigen van activiteiten die bodemverstoringen kunnen veroorzaken. Ook aan een binnenplanse vrijstelling kunnen dit soort voorschriften worden verbonden. Artikel 9 uit het Verdrag van Valletta benoemd de plicht om ook het publiek te laten delen in de resultaten van archeologisch onderzoek. Dit artikel heeft in Nederland geen vertaling gekregen in wetgeving. Het sluit wel aan bij de hierna te noemen Nota Belvedere, en biedt gelegenheid aan overheden om bijvoorbeeld eigen beleid te ontwikkelen op de op publiek gerichte onderdelen van de archeologisch monumentenzorg. Nota Belvedere In 1999 verscheen - onder verantwoordelijkheid van de ministeries van OCW, VROM, LNV en V&W – de Nota Belvedere met als ondertitel: Beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke ordening. De centrale doelstelling van het Belvederebeleid is: het creëren van goede voorwaarden om de cultuurhistorische identiteit – waar archeologische resten, historisch-geografische elementen en structuren en gebouwde monumenten onderdeel van uitmaken – sterker richtinggevend te laten zijn voor de inrichting van de ruimte. Het motto daarbij is behoud door ontwikkeling, voortbouwen op het aanwezige erfgoed, zodat dit ook op langere termijn behouden blijft. Volwaardige integratie van cultuurhistorie draagt immers bij aan de identiteit en versterkt daarmee ook de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Vianen staat vanwege haar hoge historisch-stedenbouwkundige en archeologische waarde op de Belvederekaart als cultuurhistorisch belangrijke stad. Monumentenwet 1988 In deze paragraaf wordt verwezen naar artikelnummers in de Monumentenwet 1988 zoals die op 25 januari 2007 geldt. Wanneer binnenkort de Wamz wordt doorgevoerd, zullen bepaalde artikelnummers in de monumentenwet wijzigen en zullen ook op inhoud wijzigingen optreden. Op dat moment zal de hier weergegeven tekst niet meer geldig zijn, en derhalve aanpassing behoeven. De Monumentenwet regelt de aanwijzing van wettelijk beschermde archeologische monumenten (art. 3-11), vergunningverlening (art. 11-22), vondstmeldingen (art. 47), eigendom (art. 43), opgravingen (art. 39-41) en een depot voor bodemvondsten (art. 44). De wet verplicht vondsten van oudheidkundige betekenis te melden, de zogenaamde ‘meldingsplicht’: “Hij die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is, is verplicht hiervan binnen drie dagen aangifte te doen”. Dit kan in de regel via de provinciaal archeoloog of bij de Archis-medewerker van de RACM, of indirect via de monumentenambtenaar van de gemeente of de plaatselijke amateurvereniging. De provincie Utrecht heeft een verplicht meldpunt voor archeologische vondsten.
42
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Een terrein wordt alleen dan als rijksmonument in de zin van de Monumentenwet aangewezen als het uit oogpunt van (inter)nationale geschiedenis bijzonder belangrijk of representatief is. De aanwijzing tot beschermd archeologisch rijksmonument is een bevoegdheid van de Minister van OCW c.q. de Staatssecretaris van Cultuur. De beschrijving van het monument in het aanwijzingsbesluit bepaalt wat onder de bescherming valt. Gelet op de ingrijpende eigendomsbeperking moet dit zo duidelijk mogelijk zijn en iedere twijfel uitsluiten. Planologische bescherming van archeologische Rijksmonumenten Voor de archeologisch waardevolle terreinen, die volgens de Monumentenwet 1988 beschermd zijn, is alleen de Minister van OCW (c.q. de Staatssecretaris) bevoegd te beslissen over het verlenen van Monumentenvergunningen. Dit moet zo helder mogelijk in het bestemmingsplan worden opgenomen. Dat betekent een aan het wettelijk beschermde monument toegekende bestemming die zich duurzaam verdraagt met de status van het terrein plus vermelding van de wettelijke status en de consequenties daarvan in de toelichting bij het plan. Dit moet worden aangevuld met een aparte aanduiding van het monument op de plankaart en een adequate regeling in de voorschriften. Met een aanlegvergunningenstelsel moet in dit geval terughoudend worden omgegaan (de Monumentenvergunning gaat boven een aanlegvergunning). Hetzelfde geldt voor het mogelijk maken van bouwen. Indien onverhoopt toch een bouwactiviteit wordt toegelaten, moeten B en W de bouwvergunning aanhouden tot de Monumentenwetvergunning is verleend (zie Woningwet artikel 54). Voor het verlenen van een aanlegvergunning geldt eveneens een aanhoudingsplicht (zie WRO artikel 46). Het niet verlenen van een Monumentenwetvergunning is tevens een weigeringsgrond voor de bouw- en/of aanlegvergunning. Planologische bescherming niet wettelijk beschermde AMK-terreinen Archeologische rijksmonumenten zijn beschermd via de Monumentenwet. De ruimtelijke ordening kan in aanvullende bescherming voorzien. Er zijn echter ook terreinen die niet als rijksmonument zijn aangemerkt, maar wel archeologische waarden herbergen en dus bescherming verdienen. Dit betreffen de terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart van de provincie en een hoge of zeer hoge waardering hebben. Voor de bescherming van deze terreinen kan gekozen worden voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst (via de Monumentenverordening 1993). De andere mogelijkheid is planologische bescherming, waarbij een belangrijke taak is weggelegd voor de ruimtelijke ordening om naar functies en gebruiksmogelijkheden te zoeken die passen bij het uitgangspunt behoud ‘in situ’. Het verdient aanbeveling om de AMK-terreinen een aanduiding te geven en planologische bescherming af te dwingen met de vereiste van een aanlegvergunning. Deze aanduiding wordt aanbevolen in de SVBP 2006 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en de PRBP 2006 (Praktijk Richtlijn Bestemmingsplannen) in het kader van de digitalisering en uitwisselbaarheid van ruimtelijke plannen. De provincie Utrecht hanteert momenteel een andere richtlijn, namelijk het Handboek DUBP (Digitale Uitwisselbaarheid Bestemmingsplannen) waarin voor archeologie het opnemen van een dubbelbestemming wordt aanbevolen. Indien de archeologische waarden
43
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
samenvallen met een bebouwingsvlak dienen voorschriften te worden opgenomen in de sloop- en/of bouwvergunning (zie verder voorbeeldvoorschrift BP). In een archeologievriendelijk bestemmingsplan wordt in de Toelichting een archeologieparagraaf opgenomen waarin informatie is opgenomen over uitgevoerd onderzoek, een beschrijving van de aanwezige waarden en bijvoorbeeld de motivatie bij te behouden en in te passen locaties in het plangebied. Opgravingsvergunning Het is niet altijd mogelijk om de bodem ongeschonden te laten. In dat geval is het doen van opgravingen onvermijdelijk. De aangetroffen sporen worden daarbij zorgvuldig in beeld gebracht en de bodemvondsten moeten elders bewaard worden: ‘ex situ’. Artikel 39 verbiedt het doen van opgravingen zonder vergunning. De opgravingsvergunning kan verleend worden aan een rijksdienst, in dit geval de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM), een instelling voor wetenschappelijk onderwijs of een gemeente. Het interimbeleid, in 2001 in werking getreden en vervat in de Beleidsregels opgravingsbevoegdheid, verruimt voor gemeenten de mogelijkheden om in bepaalde omstandigheden een opgravingsvergunning te krijgen en heeft er voor gezorgd dat feitelijk de markt voor opgravingsbedrijven is opengegaan. Kort samengevat regelt het interimbeleid de voorwaarden waaronder opgravingsvergunningen verkregen kunnen worden. Gemeenten die geen opgravingsbevoegdheid hebben, kunnen: een conventionele opgravingsvergunning aanvragen; een vergunning aanvragen op grond van structurele samenwerking met een regiogemeente die wel over alle faciliteiten beschikt en die op grond daarvan een vergunning heeft verkregen of een gezamenlijke dienst oprichten of een vergunning aanvragen voor één zelfstandig project. Provinciaal beleid Vooruitlopend op de implementatie van het Verdrag van Valletta door het Rijk, hanteert de provincie Utrecht als 112 Zie: Niet van Gisteren, Hoofdnota Cultuurhistorische Hoofdstructuur en Beleidsvisie van de provincie Utrecht, maart 2003, 12 en 13. In 2005 is de opvolger van deze nota verschenen: Tastbare Tijd, Cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht, 302-304. 113 Nota Tastbare Tijd is door GS vastgesteld op 8 maart 2005 en vormt een informatief en inspirerend achtergronddocument bij het Streekplan 2005-2015.
beleidsuitgangspunt dat ruimtelijke plannen die het bodemarchief kunnen aantasten zoveel mogelijk rekening moeten houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. In het Streekplan 2005-2015 (vastgesteld 13 december 2004) staat: “Uitgangspunt is behoud van het bodemarchief in de bodem door archeologische vindplaatsen vroegtijdig in de planvorming te betrekken. Waar dit niet mogelijk is, moet door aanvullend onderzoek het bodemarchief in kaart worden gebracht.” De initiatiefnemer van een geplande bodemverstoring is hiervoor, conform de voorstellen van het Rijk, verantwoordelijk. In de Hoofdnota Cultuurhistorische Hoofdstructuur en Beleidsvisie, Niet van Gisteren gaf de provincie Utrecht al aan waar de prioriteiten liggen ten aanzien van het cultuurhistorisch beleid (waar ook archeologie onder moet worden begrepen).112 In 2005 is door de provincie een nieuwe nota opgesteld, de nota Tastbare Tijd.113 Hiermee is de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie op inhoud gecompleteerd en op beleid geactualiseerd. Deze cultuurhistorische atlas inventariseert de cultuurhistorische waarden in de provincie en benoemt de belangrijke structuren, ambities en prioriteiten waar het gaat om de omgang met cultuurhistorie. De nota Tastbare Tijd sluit daarbij
44
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
dus voor een belangrijk deel aan op de eerdere nota Niet van Gisteren. De sturingsmechanismen zijn onveranderd gebleven. Om de benoemde ambities te kunnen realiseren ontwikkelde de Provincie in de nota Niet van Gisteren drie sturingsmechanismen: ‘veilig stellen’, ‘eisen stellen’ en ‘actief versterken’. In de gebieden met de aanduiding ‘veilig stellen’ is verandering van beeld en functie in principe niet gewenst. In de gebieden met de aanduiding ‘eisen stellen’ geeft de cultuurhistorie richting aan de mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen. Dit sturingsmechanisme bevat drie hoofdgroepen waarvoor een specifieke vorm van eisen stellen is ontwikkeld. De eerste is gericht op de hoge archeologische verwachtingen van de stroomrugzones in het rivierengebied, de Limes, de flanken van de Heuvelrug en historische kernen (zoals Vianen, Everdingen en Hagestein). Het ‘eisen stellen’ in deze gebieden betreft onder meer het inventariseren en in kaart brengen van de waarden en met behulp van waardering een nadere selectie maken. De andere twee groepen hebben hier verder geen relevantie. Als laatste heeft de Provincie gebieden aangegeven met ‘actief versterken’. Door middel van cultuurhistorische projecten wil de Provincie met andere partijen de kwaliteit van het historische landschap bevorderen. Lopende voorbeeldprojecten zijn onder andere: de Limes, de Stichtse Lustwarande en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Met nieuwe onderzoeks- en ontwerpprojecten en projecten in de zin van ‘herstellen-versterken-herkenbaar maken’, al dan niet in combinatie met cultuurtoerisme, wordt deze strategie voortgezet. In de aan het streekplan gekoppelde strategiekaart cultuurhistorie worden de belangrijkste aandachtsgebieden van de provincie globaal aangegeven. Voor de oever van de Lek ten noorden van de historische kern Vianen geldt de strategie “eisen stellen” Voor het hele stroomgebied van de Lek geldt eveneens de strategie eisen stellen. Tenslotte ligt aan de oostzijde van de gemeente rond het dorp Zijderveld nog een belangrijke zone waarin de strategie veiligstellen geldt. Al deze strategieën zijn gebaseerd op de aanwezigheid van resten en strategische zones (schootsvelden en
45
Afb. 11 Strategiekaart CHS uit de provinciale Cultuurhistorische Atlas
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
inundatievlakten) van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Er geldt voor het grondgebied van de gemeente Vianen geen specifieke strategie voor archeologie. De provincie gaat straks uitvoering geven aan nieuwe taken verbonden aan de nieuwe Wet op de archeologische monumentenzorg, zoals het aangeven van archeologische attentiegebieden waarvoor met prioriteit aanpassingen in de bestemmingsplannen moeten worden gerealiseerd (als de gemeenten hun verantwoordelijkheden daartoe zelf niet opnemen) om de planologische bescherming van de archeologische waarden zeker te stellen. Daarnaast is de provincie verantwoordelijk voor het verlenen van Ontgrondingsvergunningen die met het vaststellen van de Wet op de archeologische monumentenzorg ook zullen worden getoetst op archeologie (ex. Art. 3 Ontgrondingenwet). De provincie beheert tenslotte het provinciaal depot, waar al het archeologisch vondstmateriaal wordt opgeslagen. De provincie stimuleert het uilenen van vondsten in bruikleen voor bijvoorbeeld tentoonstellingsdoeleinden om het draagvlak voor archeologie bij het publiek te vergroten.
Gemeentelijk beleid De gemeente Vianen heeft geen eigen archeologiebeleid. Deze beleidsadvieskaart vormt een eerste instrument om zelf de praktische uitvoer van de beleidsmatige kant van de archeologische monumentenzorg te kunnen verzorgen. Bovendien is de bedoeling de beleidsadvieskaart te gebruiken als onderlegger bij de op dit moment in procedure gaande volledige herzieningen van de bestemmingsplannen landelijk gebied en De Biezen/De Hagen. Door de Wet op de archeologische monumentenzorg wordt de archeologische monumentenzorg een onderdeel van de ruimtelijke ordening en worden de belangen van de archeologie beschermd via bestemmingsplannen en ruimtelijke procedures. De belangrijkste verantwoordelijkheid van de gemeenten ligt dan ook op het vlak van de Ruimtelijke Ordening, concreet bij het vaststellen en wijzigen van bestemmingsplannen en het voeren van daaraan gerelateerde procedures. Daarnaast is de gemeente ook verantwoordelijk voor tal van andere mogelijk voorkomende bodemingrepen zoals aanleg riolering en kabels en leidingen, baggeren, saneringen en natuurontwikkeling. Ook bij dit soort ingrepen kan de beleidsadvieskaart geraadpleegd worden om vast te stellen of er vanuit de archeologie restricties aan de ingreep worden opgelegd. Hiernaast kunnen gemeenten bijvoorbeeld sturing geven aan ontwerpprocessen door bijvoorbeeld vanuit de Belvederegedachte beleid te voeren op de integratie van archeologische waarden in ruimtelijk ontwerp, of vanuit het artikel 9 van het Verdrag van Valletta actief beleid voeren op publiekspresentaties van archeologisch erfgoed.
46
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
5.3
Beleidsadvies
5.3.1
Stappenplan
In de archeologische monumentenzorg wordt conform de KNA een reeks stappen of onderzoeksactiviteiten worden doorlopen om eventuele archeologische waarden van een gebied in beeld te brengen of de archeologische waarden ex situ veilig te stellen. Deze verschillende stappen liggen ook ten grondslag aan de beleidsadviezen die wij hierna zullen toelichten. Om de beleidsadviezen binnen dit archeologisch onderzoekskader te plaatsen geven we hier een korte omschrijving van de verschillende stappen (zie bijlage II voor een uitgebreide uitwerking daarvan). Stap 1: bureauonderzoek. Dit onderzoek richt zich op het verwerven van informatie aan de hand van bestaande bronnen over bekende of specifiek verwachte archeologische waarden binnen of met relevantie voor het plangebied. Hieruit blijkt ook of meer inventariserend onderzoek nodig is. Met het gereed komen van de archeologische verwachtingskaart hoeft het bureauonderzoek zich alleen nog te richten op recente archeologische vondsten en de relatie tussen de verwachte waarden en de beoogde bodem ingreep. De inspanning die voor het uitvoeren van een bureauonderzoek noodzakelijk is, is daardoor beperkter dan voor het bestaan van deze verwachtingskaart. Een uitzondering wordt gevormd door ingrepen in het bodemarchief in historische kernen. De ontwikkelingen hebben zich daar op zo een klein schaalniveau afgespeeld, namelijk veelal op perceelsniveau, dat een gedetailleerder bureauonderzoek noodzakelijk is. Zie ook bijlage III: Richtlijn bureauonderzoek (volgens model provincie Utrecht, oktober 2005). Stap 2: inventariserend veldonderzoek (IVO). Of dit onderzoek nodig is, volgt uit het bureauonderzoek. Het gaat hierbij om veldonderzoek waarbij gekeken wordt of er archeologische waarden aanwezig zijn en wat daarvan de aard, karakter, omvang, datering, gaafheid, conservering en relatieve kwaliteit is. Het inventariserende veldonderzoek kan worden uitgevoerd door middel van booronderzoek of proefsleuven. Het inventariserend veldonderzoek kent in totaal vier fasen, te weten verkennend booronderzoek, karterend booronderzoek, waarderend booronderzoek en proefsleuvenonderzoek. Afhankelijk van de resultaten van bureauonderzoek of booronderzoek kan besloten worden een of meerdere fasen over te slaan of tegelijkertijd uit te voeren. Zie ook bijlage IV: Richtlijn inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen Provincie Utrecht (concept juli 2005). Stap 3: Opgraven ofwel archeologisch vervolgonderzoek. In principe gaat het rijks- en provinciaal beleid uit van behoud ‘in situ’; planaanpassing ten behoeve van behoud moet dus altijd het streven zijn. Als dat niet mogelijk is, komt opgraven aan de orde. Daarbij worden gegevens van vindplaatsen gedocumenteerd om de informatie te behouden die van belang is voor kennisvorming over het verleden.
47
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
5.3.2
Advies per zone
Op de beleidsadvieskaarten worden verschillende zones en terreinen aangegeven waarvoor de navolgende adviezen gelden.
Zone met lage archeologische verwachting Dit zijn globaal die gebieden waar op basis van de bodemgesteldheid en ligging ten opzichte van bekende of veronderstelde mogelijke bewoningszones geen archeologische resten worden verwacht, of waar deze (als ze er hebben bestaan) door vergravingen zijn vernietigd. Voor deze gebieden gelden geen restricties voor planvorming. Overigens is het nog steeds mogelijk dat archeologische resten gevonden worden. De trefkans is echter veel kleiner dan in de gebieden met een (middel)hoge verwachting. Aanvullend onderzoek wordt alleen aanbevolen indien er sprake is van grootschalige ontwikkelingen of ingrepen. Wij bevelen aan voorafgaand aan planontwikkeling groter dan 10 hectare in de komgebieden, een verkennend booronderzoek uit te (laten) voeren om de mogelijke aanwezigheid van crevasses vast te stellen. Deze vrijstellingsgrens is bij 10 hectare gelegd om alleen de echt grote ontwikkelingsprojecten met aanvullende onderzoekskosten te belasten, die in verhouding tot de totale kosten van een dergelijk project verwaarloosbaar zijn. Daarnaast geeft deze schaalgrootte de beste kans om het verwachtingsmodel te toetsen. De aanbeveling behoeft geen vertaling in het bestemmingsplan, maar kan bijvoorbeeld plaats krijgen in een Archeologieverordening. Bij kleinere ingrepen moet het overigens ook mogelijk zijn op initiatief van de gemeente archeologische waarnemingen te doen en interessante vondsten te documenteren. Op grond van de Monumentenwet is dit bij concrete aanwijzingen ook afdwingbaar doordat de minister als gevolg van een vondstmelding een werk gedeeltelijk of volledig stil kan leggen (ex. art. 49 monumentenwet 1988). In algemene zin is het daarom raadzaam om bij alle vergunningen waarbij de grond wordt geroerd de meldingsplicht als voorwaarde kenbaar te maken. De volgende zinsnede kan in de vergunning worden opgenomen: Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht hiervan binnen drie dagen aangifte te doen (artikel 47 Monumentenwet 1988). Deze aangifte dient te gebeuren bij de burgemeester van de gemeente Vianen. Zoals eerder aangegeven, heeft de provincie Utrecht een meldpunt voor archeologische vondsten. Deze meldingen zouden eventueel door de amateur archeologen kunnen worden nagelopen. In een beperkt aantal gevallen is het ook mogelijk dat amateur archeologen zelfstandig onderzoek verrichten onder de opgravingsbevoegdheid van de RACM. Het betreft twee situaties: •
in de eerste plaats in het geval van een toevalsvondst, waarbij geen andere oplossing voorhanden is aangezien de archeologische resten dezelfde dag of de dag erop worden vergraven;
•
de andere situatie doet zich voor wanneer er geen indicatie van de provinciaal archeoloog of de RACM is dat
48
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
er een professionele opgraving dient plaats te vinden (‘negatief selectieadvies’) en dat geldt voor de gebieden met een lage archeologische verwachting. Toestemming tot het verrichten van een opgraving kan door de amateurs met het zogenaamde ‘artikel 41-formulier’ bij de RACM worden aangevraagd.114 De wenselijkheid van deze inzet door amateurs is geheel afhankelijk van hun enthousiasme en de consequenties voor het gemeentelijk archeologiebeleid en/of haalbaarheid van de door te voeren procedures. De inzet van amateurs moet daarom nader met alle partijen worden afgestemd. Zone met middelhoge verwachting In zones met een middelhoge verwachting is de kans beperkt om intacte waardevolle archeologische resten aan te treffen, maar is de informatiewaarde van eventueel aanwezige resten zodanig hoog, dat behoud in situ van deze resten gerechtvaardigd is. Deze zones betreffen: -
bepaalde rivierafzettingen waar wel bewoning op wordt verwacht, maar gezien de ouderdom en het ontbreken van directe bewijzen geen hoge verwachting kan worden uitgesproken,
-
gebieden waar de kans groot is dat er archeologische waarden kunnen hebben gelegen maar waar de resten mogelijk zijn aangetast door vergravingen,
-
gebieden waar bewoning in de Middeleeuwen wordt verwacht vanwege de landschappelijke ligging maar waar geen directe aanwijzingen voor zijn.
Bodemingrepen beneden of 0,30m onder maaiveld moeten worden voorkomen. Bij de Gorkum-Arkelse Meandergordel in het zuiden van de gemeente liggen de verwachte archeologische resten op zo een diepte dat hier bodemingrepen tot 1,50m onder maaiveld zijn toegestaan. Indien de voorgeschreven beperkingen voor bodemingrepen niet kunnen worden gehandhaafd moet in deze gebieden nader archeologisch onderzoek worden gedaan. Voor planlocaties in het buitengebied waarvan de bodemverstoring of de bebouwing een kleiner oppervlak beslaat dan 2500 m115 hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd, tenzij het plangebied is gelegen binnen een straal van 50m van een AMK-terrein van hoge of zeer hoge archeologische waarde. Dit schept ruimte voor kleinschalige ontwikkelingen door bijvoorbeeld particulieren, maar waarborgt tevens het veiligstellen of onderzoeken/documenteren van archeologische waarden en informatie wanneer grotere oppervlakten aan de orde zijn. Overigens kunnen ook in van onderzoek vrijgestelde plangebieden archeologische vondsten worden gedaan. Het heeft de voorkeur net als bij de lage verwachtingszones de meldingsplicht aan te geven. Indien daar binnen de gemeente aanleiding toe is kan ook worden geadviseerd om in deze kleinere plangebieden amateur archeologen de kans te geven de graafwerkzaamheden te begeleiden. Hiertoe moet dan door de ontwikkelaar aan beperkte randvoorwaarden worden voldaan, onder andere dat de amateurs op veilige wijze hun werkzaamheden
49
114 Het formulier met toelichting is te downloaden van de RACM website: www.racm.nl 115 Voorlopige vrijstellingsgrens Provincie Utrecht, persoonlijke mededeling Ruurd Kok d.d. 21 december 2006. Bij het uitbrengen van het definitieve concept d.d. 14 juni 2007 heeft de provincie een provinciale interimregeling vrijstelling provinciale archeologietoets in voorbereiding waarin de voorwaarden voor vrijstellingsgrenzen worden vastgelegd De concept regeling (versie 0.2 – 02-02-2007) is bijgevoegd als bijlage V.
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
kunnen uitvoeren. Bovendien moeten de amateurs geïnformeerd worden dat zich zo een gelegenheid voordoet, en daar zal derhalve een procedure voor moeten worden opgesteld. Indien onderzoek nodig is moet dat in eerste instantie bestaan uit een bureauonderzoek dat conform de richtlijnen van de provincie Utrecht wordt uitgevoerd en gerapporteerd. Omdat veel gegevens nu al bekend zijn moet het bureauonderzoek zich hoofdzakelijk richten op: •
recente vondstmeldingen in of in de directe omgeving van het plangebied, en op
•
de aard van de ingreep in verhouding tot de verwachte archeologische waarden.
•
In de historische kernen moet een gedetailleerd bureauonderzoek worden uitgevoerd dat zich toespitst op het perceel waar de ingreep is gepland.
Op basis hiervan moet worden afgewogen of de verwachte archeologische waarden inderdaad worden verstoord en wat de meest efficiënte strategie van een eventueel veldonderzoek moet zijn. De volgende richtlijnen kunnen worden gehanteerd: •
In het landelijk gebied moet de bodemopbouw worden gecontroleerd en nader bepaald door middel van een grofmazig booronderzoek (‘verkennende fase’). Daarmee wordt ook de verwachtingszone nader gedefinieerd. Indien de bodemopbouw onverstoord is, en daarmee de archeologische verwachting middelhoog blijft, moet er een fijnmaziger booronderzoek worden uitgevoerd dat tot doel heeft archeologische sporen in kaart te brengen (‘karterende fase’). In kleine plangebieden kunnen deze fasen eventueel worden gecombineerd in één veldwerkperiode. De dichtheid van het grid, de boordiepte en de gebruikte boordiameter moeten in relatie staan tot de eigenschappen van de verwachte archeologische resten, zie bijvoorbeeld Tol e.a.116 en de in maart 2006 verschenen Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek van de SIKB, eveneens van Tol e.a.117 Indien de aanwezigheid van archeologische resten wordt aangetoond, moeten deze resten worden gewaardeerd. De wijze waarop de waardering moet gebeuren is ondermeer afhankelijk van de eigenschappen van de resten en de geplande bodemingrepen.
•
In de bebouwde kom moet ook de bodemopbouw worden gecontroleerd door middel van boringen. Echter, doordat de aanwezige bebouwing en oppervlakte verharding het booronderzoek vaak beperkt, is het zelden mogelijk om archeologische waarden in de bebouwde kom goed in kaart te brengen door middel van boringen. Er moet dan sneller (vaak op basis van minder informatie) een afweging worden gemaakt tussen het vrijgegeven van het terrein, het begeleiden van de grondwerkzaamheden door archeologen of het uitvoeren van een archeologisch proefsleuvenonderzoek. Begeleiding van eventuele sloopwerkzaamheden kan in sommige gevallen uitkomst bieden om meer grip op de ondergrond te krijgen. Afhankelijk van de locatie en type ingreep zal maatwerk nodig zijn.
116 Tol e.a. 2004 117 Tol e.a. 2006
50
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Ook het middeleeuwse straten patroon van de historische kern van Vianen heeft een middelhoge verwachting. Omdat het middeleeuwse stratenpatroon zo goed bewaard is gebleven, wordt geadviseerd te streven naar behoud van de rooilijnen, dus naar behoud van dit stratenpatroon. Omdat in de meeste straten sprake is van de aanwezigheid van riolering, is een deel van het bodemarchief in de straten waarschijnlijk verstoord. Bij aanleg van nieuwe rioleringen of bij andere diepe ingrepen op de plaats van de middeleeuwse straten wordt geadviseerd een Archeologische Begeleiding uit te laten voeren. Vooral de profielen van de rioleringssleuven kunnen informatie opleveren over oudere wegdekken en mogelijk ook over ophogingen langs de straten. Zone met hoge archeologische verwachting In gebieden met een hoge archeologische verwachting is de kans op het aantreffen van archeologische resten groot. Het betreft enerzijds gebieden waar op basis van het aan de verwachtingskaart ten grondslag liggende onderzoek een hoge verwachting aan is gegeven, anderzijds gaat het om gebieden waar de aanwezigheid van archeologische resten al is aangetoond, door opgravingen, booronderzoeken of oppervlakte vondsten, maar deze vooralsnog niet hebben geleid tot het vastleggen van het gebied als AMK-terrein. In de gemeente Vianen hebben de volgende terreinen bijvoorbeeld een hoge verwachting: de historische kernen en dorpslinten, een aantal stroomgordels en twee binnen de gemeente gelegen rivierduinen, maar ook de uit het onderzoek naar voren gekomen crevasseafzetting in het zuiden van de gemeente en de uit het afwijkende verkavelingspatroon woonplaatsen uit de late middeleeuwen. Indien in deze zones bodemingrepen beneden de bouwvoor (0,30m –Mv) niet kunnen worden voorkomen, óf – in de historische kernen – er bodemingrepen plaatshebben ongeacht de diepte, moet er nader archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Voor de beschrijving hiervan wordt verwezen naar bovenstaande beschrijving bij de zones met een middelhoge verwachting. Voor plangebieden waarvan de bodemverstoring of de bebouwing een oppervlak van 30m2 of minder beslaat, hoeft geen onderzoek te worden uitgevoerd, tenzij het plangebied is gelegen binnen een straal van 50m van een AMK terrein van hoge of zeer hoge archeologische waarde. Bekende waarden In het dorp Zijderveld zijn twee terreinen beschermd als archeologische rijksmonumenten, op basis van de aanwezigheid van Bronstijd en IJzertijd nederzettingen. Ook voor deze terreinen geldt het streven naar behoud van het bodemarchief. Het verdient aanbeveling om voor beide terreinen een inrichtings- en beheerplan op te (laten) stellen waarbij de duurzame instandhouding van deze monumenten wordt gewaarborgd . In het landelijk gebied zijn verder verschillende terreinen bekend waar archeologische resten voorkomen. Deze AMKterreinen zijn niet wettelijk beschermd, maar dat er archeologische waarden voorkomen is zeker. Bodemingrepen in deze terreinen moeten worden voorkomen. Indien toch bodemingrepen gaan plaatsvinden, moeten de terreinen
51
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
nader worden gewaardeerd, oftewel moet archeologisch onderzoek worden verricht, en vervolgens voorgedragen voor selectie bij het bevoegd gezag. Voor alle terreinen waarvan bekend is dat er zich archeologische resten bevinden, de AMK-terreinen, geldt geen vrijstellingsgrens voor de oppervlakte van de planontwikkeling. 5.3.3
Implementatie beleidsadvieskaart
Nu de archeologische beleidsadvieskaart voor de gemeente Vianen een feit is, wordt aanbevolen archeologie als beleidslijn in gemeentelijke (ruimtelijke) plannen op te nemen en daarbij aan te sluiten op het beleid van de hogere overheden. Op deze wijze kan er tevens voor worden gezorgd dat archeologie vroegtijdig in de planfase en ruimtelijke besluitvormingsprocessen en bij de uitvoering van civiele werken en bodemsaneringen wordt betrokken en dat het veroorzakersprincipe wordt gehanteerd om de kosten voor noodzakelijk archeologisch onderzoek te financieren. In de Handleiding bestemmingsplannen 2005118 van de provincie Utrecht zijn beleidsregels opgenomen voor het cultureel erfgoed in het algemeen en de archeologie in het bijzonder. Voor de archeologie wordt gesteld dat vooruitlopend op de implementatie door het Rijk (van het Verdrag van Valletta) de provincie als beleidsuitgangspunt hanteert dat ruimtelijke plannen die het bodemarchief kunnen aantasten zo veel mogelijk rekening moeten houden met bekende en te verwachten archeologische waarden.119 Beleidsregel: een bestemmingsplan voor een gebied met bekende of te verwachten archeologische waarden bevat bestemmingen en bepalingen die zijn gericht op het zoveel mogelijk instandhouden van die waarden. De archeologische beleidskaart moet dus worden doorvertaald in bestaande, aan te passen en nieuw op te stellen bestemmingsplannen. Dat betekent dat in de bestemmingsplannen een artikel Archeologisch waardevol gebied (AWG) moet worden opgenomen voor alle bekende terreinen met archeologische waarden (AMKterreinen) en een artikel Archeologisch onderzoeksgebied (AOG) voor zones met een (middel) hoge archeologische verwachtingswaarde met een bijbehorende aanduiding op de plankaart. In bijlage V is een artikel ‘Archeologisch waardevol gebied’ en ‘Archeologisch Onderzoeksgebied’ met modelvoorschriften nader uitgewerkt. De archeologische Rijksmonumenten moeten eveneens op de plankaart worden aangegeven, maar voor deze terreinen geldt een eigen vergunningenprocedure (ex artikel 11 Monumentenwet 1988). Omdat het artikel als basismodel is opgezet, worden hierna de verbijzonderingen op een rij gezet voor de verschillende onderscheiden advieszones en bekende terreinen. De vertaling naar de bestemmingsplanvoorschriften kan als volgt worden gedaan: 118 Concept september 2005, 11-12 119 § 4.3 Streekplan 2005-2015
52
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Beschermd archeologisch monument Deze terreinen zijn op basis van de Monumentenwet 1988 aangewezen als beschermd archeologisch monument, of staan op de voorlopige lijst. Het beschermingsregime voor deze monumenten staat, zoals reeds opgemerkt, geheel los van het bestemmingsplan. Wel zijn terreinen die onder dit regime vallen opgenomen op de plankaart. Voor Vianen betreft het 2 terreinen in Zijderveld -
1 POLDER OVER-ZIJDERVELD; PARALLELWEG, CMA NR 38F - 041
-
2 POLDER OVER-ZIJDERVELD; PARALLELWEG, CMA NR 38F - 042
AMK terrein met een hoge archeologische waarde en de aanduiding AWG Deze terreinen staan op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van de provincie. In deze terreinen zijn archeologische resten vastgesteld. Op deze terreinen rust een voorschrift aanlegvergunning als aangegeven in de modelvoorschriften. Er geldt voor deze terreinen geen oppervlaktenorm als vrijstellingscriterium voor bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten. Gebied of zone met een hoge archeologische verwachting en de aanduiding AOG-hoog Op deze gebieden rust een voorschrift aanlegvergunning als aangegeven in de modelvoorschriften. Voor de zones met hoge verwachting geldt een vrijstellingsgrens voor het oppervlaktebeslag van de bodemverstoring en te bebouwen oppervlakten van 30 m2 tenzij gelegen binnen een straal van 50m van een AMK terrein van hoge of zeer hoge archeologische waarde. Gebied of zone met een middelhoge archeologische verwachting en de aanduiding AOG-middelhoog Op deze gebieden rust een voorschrift aanlegvergunning als aangegeven in de modelvoorschriften. Voor de zones met middelhoge verwachting geldt een vrijstellingsgrens voor het oppervlaktebeslag van de bodemverstoring en te bebouwen oppervlakten van 2500 m2 tenzij gelegen binnen een straal van 50m van een AMKterrein van hoge of zeer hoge archeologische waarde. Gebied of zone met een lage archeologische verwachting Op deze terreinen rust geen bijzondere bestemming of voorschrift. 5.3.3
Opmerkingen en aanbevelingen
Vrijstellingsgrenzen De Staatssecretaris heeft in de Wet op de archeologische monumentenzorg, als gevolg van het amendement van
53
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Van Vroonhoven-Kok een ondergrens opgenomen van 100m2 waar andere overheden vanuit eigen inhoudelijke beweegredenen onder of boven kunnen gaan zitten. Wij hebben aan de twee verwachtingszones waaraan maatregelen gekoppeld zijn, die in het bestemmingsplan vertaald moeten worden, een eigen vrijstellingsgrens bepaald. Voor het hierboven genoemde criterium van kleiner dan 30m2 is aansluiting gezocht bij de ondergrens voor het vergunningvrij bouwen in de Woningwet. Voor de zones met middelhoge verwachting is, op aangeven van de provincie Utrecht, een vrijstellingsgrens van 2500m2 in het buitengebied vastgesteld om kleinschalige planontwikkeling niet te frustreren. Voor de komgebieden met een lage verwachtingszone is aanbevolen om in een op te stellen Archeologieverordening een oppervlaktegrens van 10 hectare op te nemen om voorafgaand aan grote planontwikkeling de mogelijke aanwezigheid van crevassecomplexen te kunnen vaststellen en op basis daarvan eventueel de archeologische verwachting en beleidsadviezen te kunnen bijstellen. Om, indien daar aanleiding toe bestaat, wel de informatiewaarde van het bodemarchief veilig te stellen, adviseren wij bij kleinschalige ontwikkelingen onder de vrijstellingsgrenzen de grondwerkzaamheden te laten begeleiden door amateur-archeologen. Hierdoor zullen toch enige randvoorwaarden gesteld moeten worden aan de ontwikkeling. Om de vrijstellingscriteria definitief vast te leggen zal zowel ambtelijk als bestuurlijk overleg nodig zijn binnen de gemeente en met provincie en eventueel RACM. Facetbestemmingsplan Aangezien de bestemmingsplannen voor het grootste gedeelte van het gemeentelijk grondgebied reeds in procedure zijn en de beleidsadvieskaart daarvoor als onderlegger kan worden gebruikt , zal deze vrijwel direct doorwerking krijgen in het ruimtelijk beleid. Overwogen kan worden om voor bestemmingsplannen zonder archeologische paragraaf en die voorlopig niet worden herzien, wel die doorwerking te bewerkstelligen, door het opstellen van een facetbestemmingsplan. Op deze manier wordt ook voorkomen dat er rechtsongelijkheid voor verschillende gebieden binnen de gemeente ontstaat. In de eerder genoemde Handleiding bestemmingsplannen van de provincie Utrecht wordt schematisch weergegeven hoe de archeologie in het ruimtelijk proces zit qua afwegingen en beslismomenten. Dit komt overeen met het beleidsadvies en de te nemen stappen op de archeologische beleidsadvieskaart. Voor de volledigheid wordt het schema in bijlage VI geheel afgebeeld. De provincie Utrecht gaat er van uit dat bij op ontwikkeling gerichte bestemmingsplannen (nieuwe bouwlocaties) de gemeente zelf inventariserend onderzoek laat verrichten ter plekke van gebieden met (middel)hoge verwachtingswaarde, om te bepalen of er daadwerkelijk archeologische resten aanwezig zijn en het beschermingsregime in het bestemmingsplan daarop afstemt. Dit onderzoek dient bij voorkeur plaats te vinden in het kader van de planvorming; zo niet: dan dient in het plan een regeling te worden opgenomen dat het onderzoek voorafgaand aan bodemingrepen dient te worden uitgevoerd. Gemeenten zijn daartoe niet verplicht. Bij conserverende
54
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
plannen kan dat onderzoek, volgens de Provincie, beperkt blijven tot de ontwikkelingslocaties binnen het plangebied. Zo kan voor een bestemmingsplan buitengebied dit onderzoek beperkt blijven tot nieuwe en substantieel uit te breiden bouwvlakken. In de grondexploitatiewet die zijn beslag zal krijgen in de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening wordt de mogelijkheid geboden archeologie op te nemen op de kostensoortenlijst en zo de kosten voor het archeologisch onderzoek via de exploitatieverordening of overeenkomst te verhalen op de initiatiatiefnemer/ontwikkelaar. Fysieke bescherming in situ Hiervoor is zo goed mogelijk aangegeven hoe via planologische maatregelen de doelstellingen van behoud en bescherming van het bodemarchief van Vianen het beste gerealiseerd kunnen worden. Vanuit diezelfde doelstelling is het van belang dat bij het ontwerp en de voorbereiding van nieuwbouwplannen in gebieden waar archeologische waarden aanwezig zijn, onderzocht wordt in hoeverre archeologische resten via civiel technische maatregelen ‘in situ’ kunnen worden veiliggesteld. Hoewel dit soort maatregelen soms enige creativiteit en flexibiliteit aan de ontwerpkant vereisen en soms ook additionele kosten in de uitvoering met zich meebrengen, wegen deze investeringen over het algemeen in ruime mate op tegen de soms hoge kosten van uitgebreid definitief archeologisch onderzoek, zeker als het gaat om projecten in de historische stadskern. Concreet dient gedacht te worden aan het vermijden van de aanleg van (parkeer) kelders, het toepassen van zogenaamde zettingsvrije constructies, het bouwen op bestaande funderingen of het toepassen van draagconstructies boven archeologisch waardevolle lagen. Tot slot is het verstandig om in projecten in archeologisch waardevolle gebieden of zones met een hoge verwachting waar de gemeente als (gedeelde) opdrachtgever optreedt het nemen van mitigerende maatregelen in het Programma van Eisen van het civiel technisch ontwerp te laten opnemen.
55
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
LITERATUUR
Acquoy, R., van, 1982: Middeleeuwse ontginningsgeschiedenis van Hagestein, in: In het Land van Brederode 7, 2/3. Anomiem, 1957: Archeologisch Nieuws, Nieuwsbulletin Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond 56. Benthem, A, van & L. Smit, 2004: Zijderveld, locatie Boomgaard en Elfhont, gemeente Vianen. Bureauonderzoek en booronderzoek (IVO), Amersfoort. (ADC rapport 304). Benthem, A., van, 2005: Aanvullingen op het rapport “Rapportage van het archeologisch veldonderzoek naar de funderingen van de noordelijke en oostelijke stadsmuur te Vianen”, Amersfoort. (ADC briefrapport) Berendsen H.J.A. & E. Stouthamer, 2001: Palaeogeographic development of the Rhine-Meuse delta, the Netherlands. Koninklijke Van Gorcum, Assen, 268p. plus bijlagen 1 - 4. Berendsen, H.J.A, 2004: Samenvatting van het fysich-geografisch onderzoek in het kader van het AAO voor de verbreding van de A2, ICG-rapport 04-2, Universiteit Utrecht, Faculteit Geowetenschappen, Departement Fysische Geografie. Bezemer Sellers, V., 1999: De tuin van een krijgsman. In: Johan Wolfert van Brederode. 1599-1655. Een Hollands edelman tussen Nassau en Oranje, Vianen/Zutphen 1999.. Blijdenstijn, R. (red.), 2003: Niet van gisteren: Hoofdnota Cultuurhistorische hoofdstructuur en beleidsvisie van de provincie Utrecht, Dienst Ruimte en Groen, Sector Recreatie, Erfgoed en Toerisme, Provincie Utrecht. Blijdenstijn, R. (red.), 2005: Tastbare Tijd, Cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht, Dienst Ruimte en Groen, Sector Recreatie, Erfgoed en Toerisme, Provincie Utrecht. Boerefijn, W., 2005: De totstandkoming van de stedelijke vorm, in: Rutte, R. & H. van Engen (red.): Stadswording in de Nederlanden, Op zoek naar overzicht. Hilversum. Demey, D., 2005: Zijderveld, Elfhont (gem. Vianen), Amersfoort. (ADC rapport 2005).
56
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Eerden, M. & E. Rensink, 1996: Van verwachtingskaart tot beleidskaart: terminologie en toepasbaarheid van archeologische kaarten, Amersfoort/Amsterdam. Exaltus, R.P., 1997: Een archeologische waardering van het veronderstelde kasteelterrein “Everstein” nabij Everdingen. RAAP-Briefverslag 1997-450/RE, Amsterdam. Exaltus, R.P., et al,1995: Vijfherenlanden. Archeologisch onderzoek kasteel Hagestein, Amsterdam. (RAAP-rapport 135). Groningen, C.L., van, 1989: De Nederlandse Monumenten van geschiedenis en Kunst. De Vijfheerenlanden met Asperen, Heukelem en Spijk, Zeist. Groot, A. de, 1993: Het Utrechtse Domkapittel als sponsor van Hollandse kerken: glasschenkingen aan kerken te Medemblik, Hagestein en Everdingen. Bulletin van de Stichting Oud Hollandse Kerken 37. Haslinghuis, E.J., 2005: Bouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie, Leiden. Hessing, W.A.M., 1990: Zijderveld, in: W.A.M. Hessing (red), Archeologische kroniek van Holland over 1989, II, ZuidHolland, Holland 22. Hessing, W.A.M., 2002: Voorbeeldbeleidsplan gemeentelijke archeologische monumentenzorg, Bunschoten/Amsterdam, publicatie in opdracht van het Convent van Gemeentelijke Archeologen (CGA) Hessing, W.A.M., C.E.M. Kaptein, I.S.M. Cupurus, 2002: 496 Schatbewaarders: gemeentelijke archeologische monumentenzorg na de invoering van het verdrag van Valletta (Malta), VNG/Ministerie van OCW, Den Haag. Heunks, E. & O. Odé, 1998: Ruimte voor Rijntakken, Archeologische verwachtingskaart met geomorfogenetische onderbouwing, Amsterdam (RAAP-rapport 362). Hollebrandse, M.C., 1984: “Jaarverslag archeologische werkgroep,” in: Nieuwsbrief Het Land van Brederode. Honk, W., van & R.W. Mastwijk, 1983: “Nieuwe vondsten in Vianen door archeologische werkgroep,” in: In het Land van Brederode 8, 1/2.
57
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Jong, R. de, 1993: De uitwatering in de Vijfheerenlanden vóór 1460, In: In het Land van Brederode. Tijdschrift voor het Land van Vianen, jrg. 18, nr.3 / 4 Klaassen, A.W., 2002: Ruimtelijk beleid in theorie en praktijk, ’s-Gravenhage.
Koenhein, A.C.N. 1982, Stadsrechtverlening van Hagestein in 1382. In het Land van Brederode, Historisch Tijdschrift voor het Land van Vianen, jrg. 7, nr. 2/3. Koenhein, J.A.M., & A.C.N. Koenhein, 2003: “Bevolking en bewoning in Vianen aan het einde van de 17e eeuw,” in: In hetLand van Brederode, jaarboek 2003. Kok, R., Et al, 2005: Van Bronstijd-boerderij tot Lusthof van Van Brederode. De archeologie van Vianen, in: D. Kok, R. Kok & F. Vogelenzang (red): Archeologische Kroniek Provincie Utrecht 2002-2003. Kuyper, 1865-1870: Gemeente-atlas van Nederland : naar officiële bronnen bewerkt, dl. 6. Herdruk Europese Bibliotheek 1971, Zaltbommel. Louwe Kooijmans, L.P.,1974: The Rhine/Meuse Delta, four studies on its prehistoric occupation and Holocene geology, proefschrift Leiden, ook: Oudheidkundige Mededelingen uit het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden 53-54, ook: Analecte Praehistorica Leidensia 7. Mastwijk, R., 1985: “Jaarverslag archeologische werkgroep,” in: Nieuwsbrief Het Land van Brederode. Meeuwenberg, J., 1981: “Berichten van de archeologische werkgroep,” in: In het Land van Brederode 6, 3/4. Meyere, J.A.L., de, & J.M.M. Ruijter, 1981: Kasteel Batestein te Vianen. Aspecten uit de historie van het kasteel en zijn bewoners, Alphen aan de Rijn. Molenaar, S., 2006: Plangebied Varkenswei, gemeente Vianen; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek. (RAAP-rapport 1354). Nuijten, J.M.C., 1998: Gemeente Vianen. Kasteel Batestein. Archeologisch onderzoek, Amsterdam. (RAAP-rapport 330).
58
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Olde Meierink, B., Baaren, G. van, & Bosch van Drakestein, R.G. 1995: Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Utrecht. Oude Rengerink, J.A.M., 1998: Gemeente Vianen. Kasteel Batestein. Archeologisch Proefsleuvenonderzoek, Amsterdam. (RAAP-rapport 410). Oude Rengerink, J.A.M., 2000: Uiterwaardinrichting Vianen en Everdingen – Inrichting Zuidelijke Lekuiterwaarden (IZL); Aanvullende Archeologische Inventarisatie (AAI), Amsterdam. (RAAP rapport 533). Postma, C., 1963: Holland in vroeger tijd. 18e eeuwse beschrijvingen van steden en dorpen in Noord- en Zuid-Holland, ’s Gravenzande. Renaud, J.G.N., 1971: Vianen, De Bol, Nieuwsbulletin Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond 70. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, 1975: Jaarverslag, Amersfoort. Rooijen, E., van, 2004: Rapportage van het archeologisch veldonderzoek naar de funderingsresten van de noordelijke en oostelijke stadsmuur te Vianen. Verslag van de werkzaamheden tot vaststelling van de ligging van de noordelijke stadsmuur oostzijde en de oostelijke stadsmuur noordzijde achter Langendijk 58-62 te Vianen ten einde verantwoord nieuwbouw te kunnen plegen waarbij de muurresten zo min mogelijk worden verstoord. (niet gepubliceerd) Royal Haskoning, 2003: Archeologie en bestemmingsplannen. Juridisch-planologische mogelijkheden voor de bescherming van archeologische waarden, ROB, Utrecht. Stiboka, 1981: Bodemkaart van Nederland 1:50.000, blad 38 Oost Gorinchem, Stichting voor Bodemkartering, Wageningen. Tol, A., PH. Verhagen, A. Borsboom & M. Verbruggen, 2004: Prospectief boren: een studie naar de betrouwbaarheid en toepasbaarheid van booronderzoek in de prospectiearcheologie, Amsterdam (RAAP-rapport, 1000). Tol,A., PH. Verhagen & M. Verbruggen, 2006: Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek, SIKB, Gouda (SIKB Leidraad) Topografisch Bureau, 1870-1930: Bonnekaart 485.
59
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Verbraeck, A., 1970: Toelichtingen bij de Geologische Kaart van Nederland 1:50.000, blad Gorinchem Oost (38O), Rijks Geologische Dienst, Haarlem. Visser, J.C., 1964: Schoonhoven. De ruimtelijke ontwikkeling van een kleine stad in het rivierengebied gedurende de Middeleeuwen, Assen. Zijverden, W.K. van, (z.j.), Living in a dynamic (cultural) landscape; De ontwikkeling van het landschap in de omgeving van de vindplaats Zijderveld. (niet gepubliceerd) Zuurdeeg, E. & J. Heniger, 1996: De Viaanse Gezond-Bron, in: In het Land van Brederode, 21, 104.
60
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
BIJLAGE I CATALOGUS MET AMK TERREINEN, ARCHIS WAARNEMINGEN EN NIET IN ARCHIS GEREGISTREERDE WAARNEMINGEN AMK TERREINEN Monumentnr
6759
CMA-nr
029 - 38F
Complex
Nederzetting, onbepaald
Begindatering
Middeleeuwen vroeg: 450 - 1050 nC
Einddatering
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Waarde
Terrein van hoge archeologische waarde
Coördinaten
133319/443359
Provincie
Utrecht
Gemeente
Vianen
Plaats
onbekend
Toponiem
POLDER BLOEMENDAAL; HET VERLAAT
Oppervlakte
50.768 m2
Beschrijving
Het terrein bestaat uit oude woongrond, wat werd vastgesteld tijdens bodemkarteringen in de jaren ‘50. Op een perceeltje bouwland bij de kapel werden tevens scherven geraapt. Het gebied ligt tussen twee wegen ingeklemd en heeft een oppervlak van ca. 100 x 600 m. De bewoningssporen liggen op een oude stroomrug, die nog altijd in het landschap te herkennen is.
Monumentnr
6760
CMA-nr
030 - 38F
Complex
Kasteel
Begindatering
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Einddatering
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Waarde
Terrein van hoge archeologische waarde
Coördinaten
134797/444665
Provincie
Utrecht
Gemeente
Vianen
Plaats
Vianen
Toponiem
ZEDERIK; ‘T WED
Oppervlakte
26.025 m2
61
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Beschrijving
Op het terrein liggen fundamenten van een achthoekig kasteel met muren tot 1.90 meter dik. Deze muren liggen ongeveer 50 cm beneden het maaiveld. Het kasteel had een diameter van 32 meter. De muren reikten tot 2,5 meter diep. Het geheel werd door een 14e eeuwse gracht omgeven. Het kasteel werd in 1370 afgebroken en verplaatst naar de huidige locatie te Vianen (kasteel Batestein). Opgraving ROB 1969; 1970-1971 Waarneming 1969 bij grondwerkzaamheden.
Monumentnr
6761
CMA-nr
031 - 38F
Complex
Nederzetting, onbepaald
Begindatering
Bronstijd midden: 1800 - 1100 vC
Einddatering
Bronstijd midden: 1800 - 1100 vC
Waarde
Terrein van hoge archeologische waarde
Coördinaten
135150/ 442111
Provincie
Utrecht
Gemeente
Vianen
Plaats
Vianen
Toponiem
POLDER AUTENA; AUTENASEKADE
Oppervlakte
97.341 m2
Beschrijving
De vindplaats is gelegen op een oude donk. Een klein sleufje in 1964 leverde op een diepte van 60 cm een hoeveelheid houtskool op, ingebed in een kleiige zandlaag.
Monumentnr
6762
CMA-nr
032 - 38F
Complex
Nederzetting, onbepaald
Begindatering
Bronstijd: 2000 - 800 vC
Einddatering
Bronstijd: 2000 - 800 vC
Waarde
Terrein van hoge archeologische waarde
Coördinaten
136116/439792
Provincie
Utrecht
Gemeente
Vianen
Plaats
Zijderveld
Toponiem
POLDER OVER-BOEICOP; ZIJDERVELDSE LAAN
62
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Oppervlakte
22.299 m2
Beschrijving
Cultuurlaag met huttenleem en houtskool, gelegen op de Zijderveldstroomrug. Proefopgraving; 19??; AWN Boring; 1965; RMO (Louwe Kooijmans)
Monumentnr
6763
CMA-nr
033 - 38F
Complex
Nederzetting, onbepaald. Kasteel.
Begindatering
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Einddatering
Nieuwe tijd: 1500 - 1950
Waarde
Terrein van hoge archeologische waarde
Coördinaten
138992/442069
Provincie
Utrecht
Gemeente
Vianen
Plaats
Everdingen
Toponiem
LEKDIJK
Oppervlakte
13.231 m2
Beschrijving
Mogelijke locatie van kasteel Everstein. Het kasteel is eind 14e eeuw gebouwd, en rond 1405 verwoest. Oude woongrond vastgesteld tijdens bodemkarteringen in de vijftiger jaren. Op enkele perceeltjes bouwland tussen de erven zijn scherven geraapt. De omvang van de woongrond is ca. 100 x 400 meter. In 1997 heeft RAAP een waarderend onderzoek verricht. Er werden daarbij geen aanwijzingen aangetroffen voor muurresten of opgevulde grachten. Op grond van archeologische en historische gegevens acht RAAP het onwaarschijnlijk dat op deze locatie kasteel Everstein heeft gelegen. Dit neemt niet weg dat de aard van het terrein, met name de aanwezigheid en de vorm van de verhogingen, een sterke aanwijzing vormt dat hier ooit een bouwwerk heeft gestaan, mogelijk een blokhuis.
Locatie:
De exacte situering van Everstein is niet meer bekend, maar algemeen wordt aangenomen dat het kasteel buitendijks bij de kruising van de Lekdijk en de Huibertlaan in Everdingen heeft gelegen.
Etymologie:
Stein betekent stenen huis.
Typologie:
onbekend; Er is niet veel bekend over hoe het kasteel er precies heeft uitgezien. Het kasteel had dubbele grachten, bolwerken, een grote toren en mogelijk een dubbele ringmuur.
63
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Toestand:
Vlak terrein; Het gebied waar het kasteel gestaan heeft bestaat uit uiterwaarden van de Lek, waarschijnlijk zijn de middeleeuwse resten grotendeels weggespoeld bij hoog water.
Bouwgeschiedenis:
In 1304 werd het eerdere kasteel geslecht door Jan van Culemborg, die zich van het kasteel meester had gemaakt. In de jaren tachtig van de veertiende eeuw werd het opnieuw gebouwd in opdracht van Jan van Arkel. Het kasteel had dubbele grachten, bolwerken, een grote toren en mogelijk een dubbele ringmuur, maar in 1405 werd het kasteel opnieuw verwoest, dit keer definitief.
Monumentnr
6768
CMA-nr
038 - 38F
Complex
Huisterp
Begindatering
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Einddatering
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Waarde
Terrein van hoge archeologische waarde
Coördinaten
136736/444050
Provincie
Utrecht
Gemeente
Vianen
Plaats
Hagestein
Toponiem
HOEVENWEG; RIDDEROORD
Oppervlakte
5.481 m2
Beschrijving
Geen beschrijving.
Monumentnr
10385
CMA-nr
041 - 38F
Complex
Nederzetting, onbepaald
Begindatering
Bronstijd: 2000 - 800 vC
Einddatering
IJzertijd laat: 250 - 12 vC
Waarde
Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd
Coördinaten
138262/439699
Provincie
Utrecht
Gemeente
Vianen
Plaats
Zijderveld
Toponiem
Parallelweg; Polder Over-Zijderveld
64
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Oppervlakte
33.185 m2
Beschrijving
Het betreft een terrein waarin zich sporen van bewoning uit de Midden Bronstijd en de Vroege IJzertijd bevinden, gelegen in klei op zand op een stroomrug. In 1965, 1966 en 1971 is door de ROB (Hulst 1965-1971) een opgraving uitgevoerd op de Zijderveldse stroomrug. Aan weerszijden van het opgegraven terrein zijn twee terreinen beschermd (38F-041/042). De stroomrug is waarschijnlijk gedurende de Bronstijd bewoond geraakt. Op de vindplaats kunnen verschillende activiteitsfasen worden onderscheiden. De meeste sporen worden in de Midden Bronstijd gedateerd, maar ook zijn sporen uit de Vroege/ Midden IJzertijd en Late IJzertijd aangetroffen.De sporen bevinden zich ca. 40cm onder de bouwvoor. De aangetroffen sporen zijn klein en ondiep. Het betreft grote aantallen kleine paalsporen, groepen van grotere paalsporen en enkele kuilen en greppels. Een aantal sporen is toegewezen aan structuren: huizen, spiekers, bijgebouwen, ronde structuren en hekken. Er is ook een takkenweg aangetroffen. Er lijkt weinig erosie te hebben plaatsgevonden, ook ondiepe sporen zoals schopsteken en runderhoef indrukkken zijn bewaard gebleven. Door de hoge grondwaterstand is ook organisch materiaal aangetroffen. In 2004 is het zuidelijke gedeelte van het terrein door Archol opgegraven, in verband met een voorgenomen verbreding van de A2. Tijdens het onderzoek werden voornamelijk sporen van bewoning uit de Midden Bronstijd aangetroffen. In het kader van het AMR-project is het terrein op 8 november 2005 bezocht. Naar aanleiding van het onderzoek heeft de AMC besloten de wettelijke bescherming van het in 2004 onderzochte gedeelte af te voeren en de omvang van de wettelijke bescherming terug te brengen tot de huidige staat.
Monumentnr
10386
CMA-nr
042 - 38F
Complex
Nederzetting, onbepaald
Begindatering
Bronstijd: 2000 - 800 vC
Einddatering
IJzertijd laat: 250 - 12 vC
Waarde
Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd
Coördinaten
138522/ 439524
Provincie
Utrecht
Gemeente
Vianen
Plaats
Zijderveld
65
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Toponiem
Parallelweg; Polder Over-Zijderveld
Oppervlakte
3.721 m2
Beschrijving
Het betreft een terrein waarin zich sporen van bewoning uit de Midden Bronstijd en de Vroege IJzertijd bevinden, gelegen in klei op zand op een stroomrug. In 1965, 1966 en 1971 is door de ROB (Hulst 1965-1971) een opgraving uitgevoerd op de Zijderveldse stroomrug. Aan weerszijden van het opgegraven terrein zijn twee terreinen beschermd (38F-041/042). De stroomrug is waarschijnlijk gedurende de Bronstijd bewoond geraakt. Op de vindplaats kunnen verschillende activiteitsfasen worden onderscheiden. De meeste sporen worden in de Midden Bronstijd gedateerd, maar ook zijn sporen uit de Vroege/ Midden IJzertijd en Late IJzertijd aangetroffen. De sporen bevinden zich ca. 40cm onder de bouwvoor. De aangetroffen sporen zijn klein en ondiep. Het betreft grote aantallen kleine paalsporen, groepen van grotere paalsporen en enkele kuilen en greppels. Een aantal sporen is toegewezen aan structuren: huizen, spiekers, bijgebouwen, ronde structuren en hekken. Er is ook een takkenweg aangetroffen. Er lijkt weinig erosie te hebben plaatsgevonden, ook ondiepe sporen zoals schopsteken en runderhoefindrukken zijn bewaard gebleven. Door de hoge grondwaterstand is ook organisch materiaal aangetroffen. In 2004 is het zuidelijke gedeelte van het terrein door Archol opgegraven in verband met een voorgenomen verbreding van de A2. Tijdens het onderzoek werden voornamelijk sporen van bewoning uit de Midden Bronstijd aangetroffen. In het kader van het AMR-project is het terrein op 8 november 2005 bezocht. Naar aanleiding van het onderzoek heeft de AMC besloten de wettelijke bescherming van het in 2004 onderzochte gedeelte af te voeren en de omvang van de wettelijke bescherming terug te brengen tot de huidige staat.
Monumentnr
10519
CMA-nr
043 - 38F
Complex
Borg/stins/versterkt huis
Begindatering
Nieuwe tijd A: 1500 - 1650 nC
Einddatering
Nieuwe tijd B: 1650 - 1850 nC
Waarde
Terrein van hoge archeologische waarde
Coördinaten
133596/444492
Provincie
Utrecht
Gemeente
Vianen
66
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Plaats
Vianen
Toponiem
HET BOSCH
Oppervlakte
11.717 m2
Beschrijving
Rechthoekig omgracht terrein waar Lusthuis Ameliastein gestaan heeft. Ameliastein is gebouwd in ca. 1560 als buitenverblijf. In de 17e eeuw werd het verbouwd, in 1814 gesloopt. RAAP 1991: In de bodem zijn resten van twee bouwfasen aanwezig. Van de eerste bouwfase resten nog enkele diepere grondsporen en wat archeologisch materiaal in een dunne laag aan de oostzijde van het terrein. Van de tweede bouwfase, die zich meer in het midden van het terrein, iets ten zuiden van de huidige toegangsweg bevindt, resten mogelijk nog enkele puinwaaiers en uitbraaksleuven, en heel misschien muurresten. 1991: De gemeente Vianen gaat het (omliggende) terrein inrichten als stadspark.
Monumentnr
10703
CMA-nr
044 - 38F
Complex
Stad
Begindatering
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Einddatering
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Waarde
Terrein van hoge archeologische waarde
Coördinaten
136609/ 443779
Provincie
Utrecht
Gemeente
Vianen
Plaats
Hagestein
Toponiem
GROOTE HAGEN; HAGESTEIN
Oppervlakte
220.650 m2
Beschrijving
Terrein met de restanten van het kasteel Hagestein en de resten van de allervroegste stadsvorming van Hagestein. Tijdens het onderzoek van RAAP werd een historisch en geofysisch onderzoek (incl. boringen) uitgevoerd waarbij de resten van het kasteel en tevens andere gebouwen zijn aangetroffen. Uit historische bronnen blijkt dat het kasteel in ieder geval 16e eeuws is.
RAAP 1995:
historisch en geofysisch onderzoek. Er zijn tevens ruim 150 boringen gezet.
Resultaten:
Op het AMK-terrein zijn verschillende sporen aanwezig: - er hebben op zijn minst drie stenen gebouwen gestaan; - er zijn resten aangetroffen die op een vierde gebouw duiden;
67
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
- zeker twee van de vier gebouwen vormden kasteel Hagestein; - er zijn resten van een gracht gevonden, waarlangs aan de binnenzijde een muur heeft gestaan; - tezamen met de huidige sloot (loopt om het terrein heen; zie onderzoeksmelding) gaat het hier waarschijnlijk om de resten van een bubbele omgrachting met aan de binnenzijde een stadsmuur. - in het noordwestelijk deel van het onderzoeksgebied bevinden zich de resten van het 16e eeuwse kasteel. Locatie:
Het blokhuis lag bij Hagestein
Typologie:
onbekend; In de bronnen wordt zowel van bolwerk als blokhuis gesproken.
Bouwgeschiedenis:
Iets na 22 april gaf graaf Willem VI opdracht tot de bouw van drie blokhuizen, waaronder deze. Na de overgave van Hagestein, 23 december 1405, is het blokhuis waarschijnlijk weer snel afgebroken.
Monumentnr
10704
CMA-nr
045 - 38F
Complex
Nederzetting, onbepaald
Begindatering
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Einddatering
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Waarde
Terrein van hoge archeologische waarde
Coördinaten
135604/ 443219
Provincie
Utrecht
Gemeente
Vianen
Plaats
Vianen
Toponiem
KNOOPPUNT EVERDINGEN; OUDENHOF
Oppervlakte
10.742 m2
Beschrijving
Geen beschrijving
Monumentnr
10705
CMA-nr
046 - 38F
Complex
Havezathe/ridderhofstad
Begindatering
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Einddatering
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
68
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Waarde
Terrein van hoge archeologische waarde
Coördinaten
137505/443720
Provincie
Utrecht
Gemeente
Vianen
Plaats
Hagestein
Toponiem
REIJGERSTEINSEWEG
Oppervlakte
23.792 m2
Beschrijving
Locatie: In de literatuur wordt Neyestein gelezen als Rijerstein (Groningen, C.L. van, 1989, De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst, De Vijfheerlanden met Asperen, Heukelum en Spijk, ‘s-Gravenhage, 156-157). Het kasteel Reijerstein zou gelegen kunnen hebben ten noordoosten van Hagestein in de polder de Nes (topografische kaart 18381849). Nu is op die locatie gelegen de recreatieplas Reijerstein. Ten zuiden van Hagestein ligt een onbekend object. Etymologie: Stein duidt op een stenen huis.
Toestand:
Er is nu een recreatieplas op de plek waar het kasteel vermoedelijk heeft gestaan.
Bouwgeschiedenis:
Er is niets bekend over de bouwgeschiedenis, behalve dat het kasteel niet meer bestaat.
Monumentnr
15360
CMA-nr
A40 - 38F
Complex
Kasteel
Begindatering
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Einddatering
Nieuwe tijd: 1500 - 1950
Waarde
Terrein van archeologische waarde
Coördinaten
134450/445300
Provincie
Utrecht
Gemeente
Vianen
Plaats
Vianen
Toponiem
HOFPOORT
Oppervlakte
1.942 m2
Beschrijving
Terrein van het voormalige kasteel Batestein. Batestein volgde op een ouder kasteel (“de Bol”), dat ten zuiden van Vianen, buiten de stad lag. Het nieuwe kasteel werd in opdracht van Gijsbrecht van Vianen binnen de stad gebouwd en maakte deel uit van de nieuwe stadsommuring (vanaf 1371). Het belangrijkste onderdeel was een grote toren, St Pol genaamd, die buitendijks werd gebouwd. Deze toren lag in de noordoosthoek van het
69
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
kasteelterrein. In 1997 werden door RAAP een booronderzoek en weerstandsmetingen uitgevoerd. Het onderzoek heeft zowel aanwijzingen voor de aanwezigheid van muurals grachtresten opgeleverd. De ligging van de muurresten komt overeen met de situatie, zoals die op de meeste historische kaarten wordt weergegeven. De afstand tussen de muur en de zuidelijke zijde van de muur, zal ca. 65 meter zijn geweest en de breedte van de gracht 20 meter. In de grotendeels uit veen bestaande grachtvulling is waarschijnlijk een grote hoeveelheid (organisch?) afval bewaard gebleven. Het weerstandsonderzoek is beperkt gebleven tot de terreindelen die niet als volkstuinen in gebruik zijn en heeft hier geen bruikbaar resultaat opgeleverd. Locatie:
Het kasteel was opgenomen in de noordwestelijke hoek van de stadsommuring van het oude Vianen, ten zuiden van de Lek.
Etymologie:
Batestein is waarschijnlijk vernoemd naar de vrouw van de bouwheer, Beatrix van Egmond. Bate is een verkorting voor Beatrix en stein is een benaming voor een stenen huis.
Typologie:
vierkante en rechthoekige burchten; Het is moeilijk iets te zeggen over de typologie. Het kasteel had een min of meer rechthoekige vorm en werd gedomineerd door een grote vierkante toren. Het kasteel werd gebouwd in de hoek van de stadsommuring als opvolger van het ‘castrum de Vianen’.
Toestand:
Ruïne; Van het middeleeuwse kasteel zijn slechts enkele muurresten overeind gebleven.
Bouwgeschiedenis:
In 1371 is er begonnen met de bouw van kasteel Batestein in opdracht van Gijsbrecht van Vianen. De grote toren ‘Saint Pol’ is gebouwd met geld dat in 1371 is verworven, dus die zal kort daarna gebouwd zijn. Onder het bewind van het geslacht Van Brederode is het kasteel uitgegroeid tot een omvangrijk complex. Rond Saint Pol verrezen in de loop van tijd verschillende vleugels en in de zestiende eeuw werd het kasteel voorzien van bastions. Het kasteel is in 1481 door Utrechters geplunderd en in 1567 door Spanjaarden in brand gestoken en ingenomen, maar over schade is niets bekend. In de zeventiende eeuw is het kasteel nog verfraaid met een nieuwe poort, de Hofpoort. Maar op de tekening van R. Roghman uit het midden van de zeventiende eeuw is al wat verwaarlozing te zien. In 1696 is er weer sprake van een brand, deze keer werd wel een gedeelte van het kasteel verwoest, het is daarna weer gedeeltelijk opgeknapt. Het kasteel is in de loop van de achttiende eeuw verder verwaarloosd en Saint Pol is in 1771 gesloopt, het was toen nog slechts een ruïne. Vanaf 1828 werden de overige restanten van Batestein verkocht en gesloopt.
Waarnemingsnummer:
45100.
70
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Monumentnr
15673
CMA-nr
058 - 38F
Complex
Stad
Begindatering
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Einddatering
Nieuwe tijd: 1500 - 1950
Waarde
Terrein van hoge archeologische waarde
Coördinaten
134720/ 445138
Provincie
Utrecht
Gemeente
Vianen
Plaats
Vianen
Toponiem
Centrum
Oppervlakte
284.239 m2
Beschrijving
Oude stads- of dorpskern van Vianen Literatuur: J.. Wegner in: De stadsplattegronden van Jacob van Deventer. Map 1 Nederland/Zuid-Holland. Samengesteld door C. Koeman en J.C. Visser, Robas B.V. te Weesp (aanwezig op de Racm (bibliotheek). Gebruikte kaart uit ca. 1570
Wegner:
“De historische kaart laat zowel de stad als de omgeving zien. Van de stad is de hoofdstructuur tot op vandaag nauwelijks gewijzigd. Alleen in de noordwestelijke hoek gelegen kasteel en een deel van de vestingwerken zijn verdwenen en aan de oostzijde zijn er met behulp van de Kloosterbrug en de Spekdam twee toegangen bijgekomen” Bij de beschrijving van het kaartblad geeft Wegner meer gedetailleerde informatie over de nog aan te treffen gebouwen en-of locaties van verdwenen gebouwen, stadspoorten en diverse gebouwen. Op de kaart worden onder andere de volgende locaties weergegeven: stadhuis, Kerk, Rosmolen, gasthuis, Lekpoort, Oostpoort, Landpoort, Hofpoortje, windmolen, kasteel Batestein, Sint-Poltoren, een stal, Kortendijk, Langedijk en Zederik.
Monumentnr
15798
CMA-nr
059 - 38F
Complex
Stad
Begindatering
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Einddatering
Nieuwe tijd: 1500 - 1950
Waarde
Terrein van hoge archeologische waarde
Coördinaten
139057/ 441984
71
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Provincie
Utrecht
Gemeente
Vianen
Plaats
Everdingen
Toponiem
Oude stads- of dorpskern
Oppervlakte
23.094 m2
Beschrijving
De begrenzing van deze historische kern is bepaald op grond van de historische kaart uit 1873 (Bonneblad 485), schaal 1:25.000. De archeologische waarde van historische kernen bestaat uit de reeds aangetroffen of te verwachten aanwezigheid, boven of onder de grond, van bouwhistorische resten en archeologische sporen en voorwerpen. Samen bevatten zij een veelheid aan historische informatie over ouderdom en ruimtelijke ontwikkeling van de kern.
Monumentnr
15799
CMA-nr
060 - 38F
Complex
Stad
Begindatering
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Einddatering
Nieuwe tijd: 1500 - 1950
Waarde
Terrein van hoge archeologische waarde
Coördinaten
137983/439447
Provincie
Utrecht
Gemeente
Vianen
Plaats
Zijderveld
Toponiem
Oude stads- of dorpskern
Oppervlakte
40.928 m2
Beschrijving
Terrein met oude dorpskern van Zijderveld uit de Late Middeleeuwen-Nieuwe Tijd. De begrenzing van deze historische kern is bepaald op grond van de historische kaart uit 1873 (Bonneblad kaart 485), schaal 1:25.000. De archeologische waarde van historische kernen bestaat uit de reeds aangetroffen of te verwachten aanwezigheid, boven of onder de grond, van bouwhistorische resten en archeologische sporen en voorwerpen. Samen bevatten zij een veelheid aan historische informatie over ouderdom en ruimtelijke ontwikkeling van de kern.
72
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
ARCHIS WAARNEMINGEN Onderstaande tabel geeft een beknopt overzicht van de ARCHIS waarnemingen in de gemeente Vianen. Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de CD-bijlage bij dit rapport. WAARNEMING 49493 49493 404018 404018 26102 26102 26102 26102 46026 21899 26102 55270 55270 26082 26082 26106 26082 55270 55270 26106 38056 26106 44652 26106 55270 404647 8633 8633 8633 26082 8633
73
OBJECTCODE X_COORD Y_COORD TOPONIEM 38FZ-43 133665 443095 Polder Bloemendaal 38FZ-43 133665 443095 Polder Bloemendaal 38FZ-58 138000 439800 A2 38FZ-58 138000 439800 A2 38FZ-11 139000 442000 EVERDINGEN-DORP 38FZ-11 139000 442000 EVERDINGEN-DORP 38FZ-11 139000 442000 EVERDINGEN-DORP 38FZ-11 139000 442000 EVERDINGEN-DORP 38FZ-41 138800 442350 Zuidelijke Lekuiterwaard 39AZ-106 140100 441650 ESSENSTEIN 38FZ-11 139000 442000 EVERDINGEN-DORP Vogelenzangseweg, sectie F, nr. 38FZ-46 137042 443553 282 Vogelenzangseweg, sectie F, nr. 38FZ-46 137042 443553 282 38FN-5 137750 444450 LEK 38FN-5 137750 444450 LEK 38FZ-21 136680 443580 H.-H. KERK 38FN-5 137750 444450 LEK Vogelenzangseweg, sectie F, nr. 38FZ-46 137042 443553 282 Vogelenzangseweg, sectie F, nr. 38FZ-46 137042 443553 282 38FZ-21 136680 443580 H.-H. KERK 38FN-259 136330 443930 KASTEELTERREIN 38FZ-21 136680 443580 H.-H. KERK 38FN-297 136500 444000 HAGESTEIN 38FZ-21 136680 443580 H.-H. KERK Vogelenzangseweg, sectie F, nr. 38FZ-46 137042 443553 282 38FN-411 137502 443964 Reijersteinseweg 2 38FN-67 135790 444040 HAGESTEIN 38FN-67 135790 444040 HAGESTEIN 38FN-67 135790 444040 HAGESTEIN 38FN-5 137750 444450 LEK 38FN-67 135790 444040 HAGESTEIN
PLAATS Helsdingen Helsdingen Culemborg Culemborg Everdingen Everdingen Everdingen Everdingen Everdingen Everdingen Everdingen
BEGINDAT VMEA ROMV LME NT LMEB LMEA LMEA LME LMEA LMEB LMEB
EINDDAT VMEB ROMV NT NT NTA LMEA LMEA LME LMEB NT LMEB
Hagestein
NT
NT
Hagestein
LMEB
LMEB
Hagestein Hagestein Hagestein Hagestein
NTA NTA LMEA NTA
NTA NTA LMEA NTA
Hagestein
NTA
NTC
Hagestein
NEOLB
NTC
Hagestein Hagestein Hagestein Hagestein Hagestein
LMEA LMEB LMEA LMEA LMEA
LMEA LMEB LMEB LMEA LMEA
Hagestein
PALEO
NTC
Hagestein Hagestein Hagestein Hagestein Hagestein Hagestein
NTB IJZ IJZ IJZ NTA IJZ
NTB IJZ IJZ IJZ NTA IJZ
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
WAARNEMING OBJECTCODE X_COORD Y_COORD
PLAATS
BEGINDAT
EINDDAT
Hagestein
LME
NT
Hagestein Hagestein
IJZ NTA
IJZ NTC
Hagestein
VMEC
LMEB
Hagestein Hagestein Hagestein Hagestein Hagestein Hagestein Helsdingen
LME LME NTA LMEB NTA IJZ ROMV
NT LME NTB LMEB NTB IJZ ROMMA
443500
Onbekend
LMEA
LMEA
136700 136700 136700 136780 134800 139100 134800 133170 133170 133170 133170 138970 136180
443500 443500 443500 443580 444900 439770 444610 443400 443400 443400 443400 442100 439750
Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend
LMEA LMEA LMEB LME IJZL XXX LMEA LMEB LMEB LMEB LMEB LMEB BRONS
NTA LMEB NTA LME ROM XXX LMEB LMEB LMEB LMEB LMEB LMEB BRONS
38FN-7
134500
444850
Onbekend
XXX
XXX
38FZ-2 38FN-14 38FZ-18 38FN-12 38FZ-18 38FZ-2 38FZ-2 38FZ-6 38FZ-18 38FN-14
133200 134800 136780 134800 136780 133200 133200 136180 136780 134800
443300 444610 443580 444900 443580 443300 443300 439750 443580 444610
Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend
LMEA LMEA LME ROM LME LMEB LMEB BRONS LME LMEA
LMEA LMEA LME ROM LME LMEB NTA BRONS LME LMEB
55270
38FZ-46
137042
443553
8633 404647
38FN-67 38FN-411
135790 137502
444040 443964
55270
38FZ-46
137042
443553
38FN-297 38FN-297 38FN-259 38FN-259 38FN-411 38FN-67 38FZ-43
136500 136500 136330 136330 137502 135790 133665
444000 444000 443930 443930 443964 444040 443095
26104
38FZ-13
136700
26104 26104 26104 26105 26085 26103 26084 21891 21891 21891 21891 21892 26198
38FZ-13 38FZ-13 38FZ-13 38FZ-18 38FN-12 38FZ-12 38FN-14 38FZ-24 38FZ-24 38FZ-24 38FZ-24 38FZ-25 38FZ-6
26083 26087 26084 26105 26085 26105 26087 26087 26198 26105 26084
44652 44652 38056 38056 404647 8633 49493
TOPONIEM Vogelenzangseweg, sectie F, nr. 282 HAGESTEIN Reijersteinseweg 2 Vogelenzangseweg, sectie F, nr. 282 HAGESTEIN HAGESTEIN KASTEELTERREIN KASTEELTERREIN Reijersteinseweg 2 HAGESTEIN Polder Bloemendaal
N.-H. KERK KERK POLDER OVER- ZIJDERVELD DE BOL HELSDINGEN HELSDINGEN HELSDINGEN HELSDINGEN EVERSTEIN POLDER OVER-BOEICOP
POLDER BLOEMENDAAL DE BOL N.-H. KERK KERK N.-H. KERK POLDER BLOEMENDAAL POLDER BLOEMENDAAL POLDER OVER-BOEICOP N.-H. KERK DE BOL
74
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
WAARNEMING OBJECTCODE X_COORD Y_COORD
75
TOPONIEM ‘MARIAHOEVE’/POLDER OVER-
26097
38FZ-6
136170
439800
26097
38FZ-6
136170
439800
26097
38FZ-6
136170
439800
26096
38FZ-5
135150
442100
AUTENASE DONK
26096
38FZ-5
135150
442100
AUTENASE DONK
26096
38FZ-5
135150
442100
AUTENASE DONK
26096
38FZ-5
135150
442100
AUTENASE DONK
26081 7970 45100 7971 969 23216 23216 26081 26081 26088 45100 23217 58348
38FN-1 38FN-65 38FN-277 38FN-65 38FN-65 38FN-103 38FN-103 38FN-1 38FN-1 38FZ-2 38FN-277 38FN-104 38FZ-50
134800 133250 134450 133250 133250 134500 134500 134800 134800 133200 134450 133580 136100
445200 445000 445300 445000 445000 445180 445180 445200 445200 443270 445300 444500 443150
OUDE VROUWENHUIS MIDDELWAARD BATESTEIN MIDDELWAARD MIDDELWAARD HOFPLEIN E.O. HOFPLEIN E.O. OUDE VROUWENHUIS OUDE VROUWENHUIS POLDER BLOEMENDAAL BATESTEIN HET BOSCH Biezenweg
58350
38FN-329
135800
58350 58350 58348 58348 58348 58348
38FN-329 38FN-329 38FZ-50 38FZ-50 38FZ-50 38FZ-50
135800 135800 136100 136100 136100 136100
58350
38FN-329
135800
443750
58348 58348 58348 58348
38FZ-50 38FZ-50 38FZ-50 38FZ-50
136100 136100 136100 136100
443150 443150 443150 443150
PLAATS
BOEICOP ‘MARIAHOEVE’/POLDER OVERBOEICOP ‘MARIAHOEVE’/POLDER OVERBOEICOP Polder Autena Polder Autena Polder Autena Polder
BEGINDAT
EINDDAT
BRONSM
BRONSM
BRONSM
BRONSM
BRONSM
BRONSM
LME
LME
NEO
IJZ
IJZ
IJZ
Autena Vianen Vianen Vianen Vianen Vianen Vianen Vianen Vianen Vianen Vianen Vianen Vianen Vianen
NEO
BRONS
NTA VMEC LME BRONSL VMED LMEB NTB NTA NTA VME LME NTA NTA
NTA VMED NTB BRONSL LMEA LMEB NTB NTA NTA VME NTB NTB NTC
443750
Vianen
LMEA
LMEA
443750 443750 443150 443150 443150 443150
Vianen Vianen Vianen Vianen Vianen Vianen
LMEB LMEB VMEC LMEB NTA PALEO
NTC NTA LMEB LMEB NTB NTC
Vianen
VMEC
LMEB
Vianen Vianen Vianen Vianen
NTA VMEC NTA LMEB
NTA LMEB NTA LMEB
Biezenweg Biezenweg Biezenweg Biezenweg Biezenweg Biezenweg Biezenweg Biezenweg
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
WAARNEMING 58348 58348 58348
OBJECTCODE X_COORD Y_COORD TOPONIEM 38FZ-50 136100 443150 Biezenweg 38FZ-50 136100 443150 Biezenweg 38FZ-50 136100 443150 Biezenweg
PLAATS Vianen Vianen Vianen
BEGINDAT EINDDAT LMEB NTA VMEC LMEB LMEB LMEB
57710
38FN-320
136100
444400
Vianen
NEO
NTC
57710 45100 402689 58348 402689
38FN-320 38FN-277 38FN-404 38FZ-50 38FN-404
136100 134450 134779 136100 134779
444400 445300 444902 443150 444902
Vianen Vianen Vianen Vianen Vianen
PALEO LME LMEB LMEA NTA
NTC NTB NTA NTC NTA
58350
38FN-329
135800
443750
Vianen
LMEB
LMEB
45324 45324 46029 60187
38FZ-37 38FZ-37 38FN-278 38FZ-52
133575 133575 134850 133270
443275 443275 445500 443090
Vianen Vianen Vianen Vianen
ROMVB ROMVA LMEB VMEC
ROMMA ROMVA NTC VMEC
58350
38FN-329
135800
443750
Vianen
LMEB
LMEB
58350 58350 402689 56995
38FN-329 38FN-329 38FN-404 38FZ-47
135800 135800 134779 138219
443750 443750 444902 439546
Vianen Vianen Vianen Zijderveld
LMEA PALEO NTA BRONS
LMEB NTC NTA BRONS
38FZ-47 38FZ-47 38FZ-47 38FZ-47 38FZ-47 38FZ-47 38FZ-47 38FZ-47 38FZ-47 38FZ-47 38FZ-47 38FZ-47 38FZ-47 38FZ-53 38FZ-47 38FZ-53 38FZ-53 38FZ-53 38FZ-53
138219 138219 138219 138219 138219 138219 138219 138219 138219 138219 138219 138219 138219 138050 138219 138050 138050 138050 138050
439546 439546 439546 439546 439546 439546 439546 439546 439546 439546 439546 439546 439546 439400 439546 439400 439400 439400 439400
Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld
BRONSM BRONSM BRONSM NEOL BRONSM NEOL BRONS IJZ NEOL BRONSM BRONS BRONSM BRONSM NT BRONSM ROM ROM ROM ROM
BRONSM BRONSM BRONSM NEOL BRONSM NEOL BRONS IJZ NEOL BRONSM BRONS BRONSM BRONSM NT BRONSM ROM ROM ROM ROM
56995 56995 56995 56995 56995 56995 56995 56995 56995 56995 56995 56995 56995 60256 56995 60256 60256 60256 60256
BATESTEIN Molenstraat 5-7, Kelder Biezenweg Molenstraat 5-7, Kelder HELSDINGEN HELSDINGEN Lekuiterwaard Helsdingen
Molenstraat 5-7, Kelder
Boomgaard Boomgaard Boomgaard Boomgaard Boomgaard
76
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
WAARNEMING 60256 60256 58359 47290
77
OBJECTCODE X_COORD Y_COORD TOPONIEM 38FZ-53 138050 439400 Boomgaard 38FZ-53 138050 439400 Boomgaard 38FZ-51 138000 439150 Elfhont 38FZ-42 138450 439500 ZIJDERVELD-A2-UITBREIDING
56995
38FZ-47
138219
439546
47290 26203 26203 26203 26203 26203 26203 26203 37938 37938 37938 47290 47290 26203 47290 47290 45301 45299 45299 45299 45299 45300 45300 45301 45301 47290 26203 47290 45301 47290 47290 47290 47290 47290 47290
38FZ-42 38FZ-10 38FZ-10 38FZ-10 38FZ-10 38FZ-10 38FZ-10 38FZ-10 38FZ-26 38FZ-26 38FZ-26 38FZ-42 38FZ-42 38FZ-10 38FZ-42 38FZ-42 38FZ-35 38FZ-33 38FZ-33 38FZ-33 38FZ-33 38FZ-34 38FZ-34 38FZ-35 38FZ-35 38FZ-42 38FZ-10 38FZ-42 38FZ-35 38FZ-42 38FZ-42 38FZ-42 38FZ-42 38FZ-42 38FZ-42
138450 138500 138500 138500 138500 138500 138500 138500 137430 137430 137430 138450 138450 138500 138450 138450 138450 138280 138280 138280 138280 138120 138120 138450 138450 138450 138500 138450 138450 138450 138450 138450 138450 138450 138450
439500 439500 439500 439500 439500 439500 439500 439500 439280 439280 439280 439500 439500 439500 439500 439500 439500 439450 439450 439450 439450 439620 439620 439500 439500 439500 439500 439500 439500 439500 439500 439500 439500 439500 439500
ZIJDERVELD-A2-UITBREIDING POLDER OVER-ZIJDERVELD POLDER OVER-ZIJDERVELD POLDER OVER-ZIJDERVELD POLDER OVER-ZIJDERVELD POLDER OVER-ZIJDERVELD POLDER OVER-ZIJDERVELD POLDER OVER-ZIJDERVELD ZIJDERVELDSELAAN 24 ZIJDERVELDSELAAN 24 ZIJDERVELDSELAAN 24 ZIJDERVELD-A2-UITBREIDING ZIJDERVELD-A2-UITBREIDING POLDER OVER-ZIJDERVELD ZIJDERVELD-A2-UITBREIDING ZIJDERVELD-A2-UITBREIDING A2 OP-AFRIT A2 OP-AFRIT A2 OP-AFRIT A2 OP-AFRIT A2 A2 A2 A2 A2 ZIJDERVELD-A2-UITBREIDING POLDER OVER-ZIJDERVELD ZIJDERVELD-A2-UITBREIDING A2 ZIJDERVELD-A2-UITBREIDING ZIJDERVELD-A2-UITBREIDING ZIJDERVELD-A2-UITBREIDING ZIJDERVELD-A2-UITBREIDING ZIJDERVELD-A2-UITBREIDING ZIJDERVELD-A2-UITBREIDING
PLAATS Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld
BEGINDAT ROMV ROM BRONSM BRONSM
EINDDAT ROML ROM BRONSM BRONSM
Zijderveld
BRONSM
BRONSM
Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld
BRONSM BRONSM IJZV BRONSM BRONSM IJZM IJZV BRONSM LMEB LMEB NEOL BRONSM BRONSM IJZM BRONSM BRONSM NEOL NEOL NEOL NEOL XXX NEOL XXX NEOL XXX BRONSM IJZV NT NEOL BRONSM BRONSM BRONSM BRONSM BRONSM NT
BRONSM BRONSM IJZM IJZM IJZM IJZL IJZM XXX LMEB LMEB BRONSM BRONSM BRONSM IJZL BRONSM BRONSM IJZ IJZ IJZ IJZ XXX IJZ XXX IJZ XXX BRONSM IJZM NT IJZ BRONSM BRONSM BRONSM BRONSM BRONSM NT
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
WAARNEMING 26203 26203 26203 26203 26203 26203 26203 26203 26203 26203 26203 26203 26203 26203 26203 26203 47290 26203
OBJECTCODE X_COORD Y_COORD TOPONIEM 38FZ-10 138500 439500 POLDER OVER-ZIJDERVELD 38FZ-10 138500 439500 POLDER OVER-ZIJDERVELD 38FZ-10 138500 439500 POLDER OVER-ZIJDERVELD 38FZ-10 138500 439500 POLDER OVER-ZIJDERVELD 38FZ-10 138500 439500 POLDER OVER-ZIJDERVELD 38FZ-10 138500 439500 POLDER OVER-ZIJDERVELD 38FZ-10 138500 439500 POLDER OVER-ZIJDERVELD 38FZ-10 138500 439500 POLDER OVER-ZIJDERVELD 38FZ-10 138500 439500 POLDER OVER-ZIJDERVELD 38FZ-10 138500 439500 POLDER OVER-ZIJDERVELD 38FZ-10 138500 439500 POLDER OVER-ZIJDERVELD 38FZ-10 138500 439500 POLDER OVER-ZIJDERVELD 38FZ-10 138500 439500 POLDER OVER-ZIJDERVELD 38FZ-10 138500 439500 POLDER OVER-ZIJDERVELD 38FZ-10 138500 439500 POLDER OVER-ZIJDERVELD 38FZ-10 138500 439500 POLDER OVER-ZIJDERVELD 38FZ-42 138450 439500 ZIJDERVELD-A2-UITBREIDING 38FZ-10 138500 439500 POLDER OVER-ZIJDERVELD
PLAATS Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld Zijderveld
BEGINDAT BRONSMB IJZV BRONSM IJZV IJZV IJZM IJZV IJZV BRONSM BRONSM BRONSMB BRONSM BRONSM BRONSM BRONSM BRONSM BRONSM IJZV
EINDDAT BRONSMB IJZM BRONSM IJZM IJZM IJZL IJZM IJZM BRONSM BRONSM BRONSMB BRONSM BRONSM BRONSM IJZM IJZL BRONSM IJZM
78
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
OVERZICHT VAN NIET IN ARCHIS GEREGISTREERDE WAARNEMINGEN NR 1
LOCATIE Kerkstraat
X134775
Y445213
BRON HVV
JAAR 1981
VONDSTBESCHRIJVING Funderingen,
DATERING LME-NTB
keldergewelven, (water) putten (houten en 2
Hofplein
134596
445381 Prins der
1909
stenen) en scherven Fundamenten,
geïllustreerde
zandstenen kogels,
dagbladen
haardtegels (uit
d.d. 25-09-
1589), tabakspijpjes
1909
en fragmenten van
NT
gebeeldhouwd lijst- en 3 4
Hofplein Hofplein
134573 134587
445258 HVV 445289 HVV
1989
muurwerk Funderingsresten van
LME
1995
kasteel Batestein Gedeelte van de
LME
stadsmuur op ca. 2, 15 m 5
6
Hoek
134635
445265 HVV
1981
diepte Kruiken en enkele
Achterstraat/
apothekersflesjes,
Hofplein
mogelijk van elders
Hofplein
134572
445264 HVV
1981
(“Batenerf”) Scherven van servies
onbekend
onbekend
en glas; mogelijk komen vondsten van waarneming nr. 1 hier 7
8
Langedijk
445305 HVV
134960
445345
Badhuisstraat/ 134791 Voorstraat 26achter
79
134720
445248 HVV
1983
vandaan Skeletten van honden
onbekend
en paarden langs 1984
stadsmuur Hoefijzervormige muur
onbekend
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
NR 9
LOCATIE Walsland
X134955
YBRON 445060 HVV
JAAR 1985
VONDSTBESCHRIJVING Resten van oostelijke
DATERING LME
verdedigingsmuur met 10
11
Klooster
Grote Kerk
134956
134845
444943 HVV
444934 ROB
1984
onderheiïng Sporen van de
of
stadsmuur
1985 1953
Meerdere complete
onbekend
LME-NT
stenen grafkisten met skeletten van 22 individuen, waaronder onder meer de schedel van Walraven van 12
Nabij kapel
133445
443495 Particulier
1967
Helsdingen
Brederode Fragmenten steengoed,
LME-NT
vensterglas, glas van wijnflessen, dierlijke kies en gedeeltelijk
13
Kasteel
136617
443755 Particulier
1965
Hagestein 14
Kasteel
Dorpsstraat
LME
en grijs gedraaid 136636
443739 Particulier
1966
Hagestein 15
geglazuurde pijpekop Fragmenten steengoed aardewerk Fragment roodbakkend
VME
grof aardewerk 136698
443629 onbekend
1967
(bodemfragment) Bodem van een 14e
LME
eeuws Jacobakannetje,
(+andere
handgreep van een
perioden?)
grote aardewerken kruik en een bodemfragment van steengoed-achtig materiaal
80
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
NR 16
LOCATIE Hagestein
X136629
Y443174
BRON JAAR Inventaris van 1896
VONDSTBESCHRIJVING Zegelplaat van “Conrad
het archief
de 30e Bisschop van
van het Oude
Spiers, gestorven in
Mannen- en
1057”
DATERING LME
Vrouwenhuis en van de Huisarmen te 17
Zwembad
134160
Helsdingen
444180
Vianen Louwe
1967
Fragmenten aardewerk
ROM en “inheems”
Kooijmans (1974); Kok
18
Hoek Lijnbaan
134930
(2004) 444820 Louwe
/ Aimé
Kooijmans
Bonnastraat
(1974); Kok (2004)
81
Voor 1974
Fragmenten aardewerk
ROM en “inheems”
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
OVERZICHT VAN IN ARCHIS GEREGISTREERDE ONDERZOEKSMELDINGEN NR
X-
Y-
LOCATIE
PLAATS
TYPE
DATUM
DATUM
aanmelding
aanvang
ZIJDERVELDSELAAN 1873
137000
439500
24 / DE COORD. ZIJN
Zijderveld
onbekend
22-08-1998
22-08-1998
1883 2033
134440 134440
445300 445300
Vianen Vianen
onbekend onbekend
12-10-1998 12-10-1998
12-10-1998 12-10-1998
2034
137000
439500
GLOBAAL KASTEEL BATESTEIN KASTEEL BATESTEIN ZIJDERVELDSELAAN
Zijderveld
onbekend
22-08-1998
22-08-1998
2818
139574
442192
Everdingen
onbekend
01-01-2000
01-01-2000
2819
135558
445555
Vianen
onbekend
01-01-2000
01-01-2000
2923
136008
443567
Vianen
onbekend
01-09-1998
01-09-1998
3854
133578
444496
Vianen
onbekend
03-01-1991
03-01-1991
4051
138372
439520
Zijderveld
onbekend
01-04-2003
01-04-2003
5066
138991
442068
Everdingen
onbekend
26-02-1997
26-02-1997
5752
138293
439528
Zijderveld
opgraving
08-01-2004
08-01-2004
6848 6849
138062 138111
439388 439197
Leerdam (nr. 12) Boomgaard Elfhont
Zijderveld Zijderveld
05-07-2004 05-2004
28-07-2004 28-07-2004
6908
138970
438832
Diefdijk
booronderzoek booronderzoek archeologische
12-07-2004
14-07-2004
8217
137018
443581
06-12-2004
03-12-2004
24
A2 Zijderveld
Op/ afrit Everdingen-
Vogelenzangseweg, sectie F, nr. 282 Langendijk
Diefdijk Hagestein
begeleiding booronderzoek
9462
134922
445372
Vianen
proefsleuven
22-02-2005
25-11-2003
10122
136500
443905
Hagestein
onbekend
01-04-1995
01-04-1995
10356
134495
445281
Vianen
onbekend
07-10-1997
07-10-1997
10410
138227
439541
Zijderveld
onbekend
01-06-1998
01-06-1998
10413
138926
438874
Everdingen
onbekend
01-06-1998
01-06-1998
10832
137440
444814
Hagestein
onbekend
01-07-2001
01-07-2001
82
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
83
12266 12340
137992 133457
439159 443708
Zijderveld Elfhont Wipmolen
Zijderveld Vianen
proefsleuven booronderzoek bureau-
09-05-2005 17-05-2005
11-05-2005 18-05-2005
13511 15035 15171 16665
136693 134043 136813 137089
443283 442013 443542 444657
Achterweg De Bolgerije Achterweg 53 Hoevenweg
Hagestein Vianen Hagestein Hagestein
onderzoek booronderzoek booronderzoek booronderzoek booronderzoek
02-09-2005 08-12-2005 16-12-2005 29-03-2006
02-09-2005 04-01-2006 21-12-2005 03-2006
16978 17458
134418 136747
444759 443723
Dorpsstraat Hagestein
Onbekend Hagestein
booronderzoek
19-04-2006 19-05-2006
01-05-2006 26-05-2006
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
BIJLAGE II STAPPENPLAN ARCHEOLOGIE BIJ PLANVORMING (VOLGENS MODEL RACM) In onderstaand ‘stappenplan archeologie’ wordt aangegeven welk traject bij planvorming bewandeld moet worden als het gaat om het inpassen van archeologische waarden en verwachtingen. Het is van groot belang om in een zo vroeg mogelijk stadium van de planvorming rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen en wel voordat men aanvangt met de globale invulling van een plangebied. Het stappenplan gaat uit van een brede inventarisatie van wat er bekend is over de archeologische waarden. Op basis daarvan wordt zeer gericht ingezoomd op de relevante archeologische informatie. Na iedere stap wordt beredeneerd gekozen voor meer diepgaand onderzoek op specifieke plekken, zodat uiteindelijk voldoende bekend is over aanwezige vindplaatsen om beredeneerd een afweging in het ruimtelijke ordeningsproces te kunnen maken. A. Bureauonderzoek (voorheen: Standaard Archeologische Inventarisatie [SAI]). Het doel van bureauonderzoek is het verwerven van informatie - aan de hand van bestaande bronnen - over bekende of verwachte archeologische waarden binnen of relevant voor het plangebied. Daarnaast moet het bureauonderzoek inzicht bieden in eventueel benodigd inventariserend onderzoek (stap II, zie onder). Een Bureauonderzoek bestaat uit een archief- en literatuuronderzoek van archeologische en bodemkundige gegevens die bij RACM, provincie, gemeente en/of andere instanties (b.v. universiteiten, musea) bekend zijn over het betreffende gebied. Het Bureauonderzoek dient de volgende aspecten te behandelen: •
aangeven wat de aanleiding is voor het bureauonderzoek en om welk gebied het gaat. Dit in verband met het bepalen van het onderzoekskader;
•
beschrijven van het huidige gebruik van de locatie op basis van beschikbare relevante gegevens;
•
beschrijven van het historische grondgebruik of de historische ontwikkeling van het gebied op basis van geofysische, fysische en historisch geografische gegevens
•
een korte impressie over de ontstaansgeschiedenis van het landschap
•
een impressie van de bewoningsgeschiedenis;
•
beschrijven bekende archeologische waarden
•
archeologisch waardevolle terreinen zoals deze zijn opgenomen in het Centraal Monumenten Archief (CMA) van de RACM. Dezelfde terreinen zijn tevens opgenomen op de Archeologische Monumentenkaarten (AMK) van de provincies. Archeologisch waardevolle terreinen hebben ofwel een wettelijke bescherming (ex artikel 3
84
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
en 6 van de Monumentenwet) of dienen een planologische bescherming te krijgen binnen het bestemmingsplan. •
archeologische vindplaatsen zoals deze in het Centraal Archeologisch Archief (CAA) van de RACM aanwezig zijn. Clustering van vindplaatsen kan wijzen op de aanwezigheid van bewoningssporen uit het verleden;
•
beschrijven van de archeologische verwachtingen en opstellen van een gespecificeerd en onderbouwd verwachtingsmodel van de verwachte archeologische waarden
•
aan de hand van de door de RACM ontwikkelde Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden. Gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde of trefkans komen in ieder geval voor een nader archeologisch onderzoek in aanmerking
•
aan de hand van een meer gedetailleerde provinciale c.q. gemeentelijke verwachtingskaart;
•
rapportage met daarin advisering ten behoeve van het vervolgtraject gerelateerd aan de verschillende stadia van het planvormingsproces.
B. Inventariserend veldonderzoek (IVO) (voorheen: Aanvullende Archeologische Inventarisatie [AAI] en Aanvullend Archeologisch Onderzoek [AAO]). Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het zeer gericht aanvullen en toetsen van de uitkomsten van het bureauonderzoek. Het IVO bestaat uit veldonderzoek. Stapsgewijs wordt bekeken óf er archeologische waarden aanwezig zijn en zo ja, wat dan de aard, karakter, omvang, datering, gaafheid, conservering en relatieve kwaliteit is. Ten behoeve van een IVO dient een Programma van Eisen (PvE) opgesteld te worden. In principe wordt het IVO uitgevoerd op basis van een Plan van Aanpak (PvA). Het onderzoek kan bestaan uit de volgende methoden: •
non-destructieve methoden: geofysische methoden
•
weinig destructieve methoden: oppervlaktekartering, booronderzoek, sondering (putjes van maximaal een vierkante meter)
•
destructieve methoden: proefsleuven
Welke methoden (kunnen) worden ingezet hangt af van de locatie en vraagstelling. De onderbouwing voor de in te zetten methoden is in het bureauonderzoek gegeven. Een inventariserend veldonderzoek moet leiden tot een waardering en een archeologisch inhoudelijk selectieadvies.
85
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Nadere toelichting onderzoeksmethoden: 1 en 2: voorheen: Aanvullende Archeologische Inventarisatie (AAI I en II) Bij 1 moet men denken aan elektrische, magnetische en elektromagnetische methoden eventueel in combinatie met remote sensing technieken. Bij 2 gaat het om oppervlaktekartering en booronderzoek. Dit houdt in dat het plangebied wordt gekarteerd door middel van het “belopen” van akkers en weilanden, waarbij gezocht wordt naar aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische waarden. Daarnaast wordt door middel van boringen onderzocht hoe het staat met de bodemopbouw, en of er archeologische lagen of indicatoren te onderscheiden zijn (voorheen AAI-I). De aangetroffen vindplaatsen kunnen vervolgens nader bekeken worden met een meer diepgaand booronderzoek (voorheen AAI-II). Dit levert nadere informatie over de omvang en waardering op. Soms is het nodig om in dit stadium proefputjes te graven. 3: voorheen: Aanvullend Archeologisch Onderzoek (AAO). Een proefsleuvenonderzoek wordt uitgevoerd indien uit de minder destructieve onderzoeksmethoden is gebleken dat er in een plangebied waardevolle archeologische vindplaatsen aanwezig zijn. Door middel van het graven van een aantal proefsleuven kan de exacte begrenzing, datering en de graad van conservering van een vindplaats worden onderzocht. Uit het proefsleuvenonderzoek moet blijken of een vindplaats behoudenswaardig of zelfs beschermenswaardig is. Is dit het geval dan zal bekeken moeten worden of de vindplaats ingepast kan worden in het plan. Het Rijks- en ook het provinciaal archeologiebeleid gaat in eerste instantie uit van behoud van het bodemarchief ‘in situ’ (ter plekke in de bodem). Eventueel C. Opgraven ofwel archeologisch vervolgonderzoek (voorheen: Definitief Onderzoek [DO]) Indien het niet mogelijk is een ‘behoudenswaardige of beschermenswaardige’ vindplaats ‘in situ’ te bewaren, zal het hier aanwezige bodemarchief voor het nageslacht bewaard dienen te worden door middel van een vlakdekkend onderzoek. Alleen dan is deze stap (stap III) noodzakelijk. Het doel van opgraven is het documenteren van gegevens van vindplaatsen om daarmee informatie te behouden die van belang is voor kennisvorming over het verleden. Het gaat daarbij om het opgraven van een gehele vindplaats of dat deel van de vindplaats dat wordt bedreigd.
86
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Schematische weergave van de koppeling van archeologische werkzaamheden aan de projectfasering van bouw- en inrichtingsprojecten.
Projectfase
Activiteiten in bouwproces
Activiteiten in
Specifieke
het archeologisch proces
archeologische deskundigheid
Structuurplan
Strategische verkenningen
Arch. verwachtingskaart
Soms grondaankoop
(Arch. Risicoanalyse)
Archeologisch adviseur
Globale randvoorwaarden
Initiatieffase
Definitiefase
Ontwerpfase
Formulering archeologische
Economische overeenkomsten
verwachting / startnotitie / Arch.
Vestigen van voorkeursrecht
Beleidsadvieskaart
Plan van aanpak / voorontwerp
Evt. verkennend veldonderzoek
Archeologisch adviseur
bestemmingsplan
Waardering vindplaatsen
Veldteam vooronderzoek
Definitief ontwerp
Selectie vindplaatsen
Archeologisch adviseur
Ontwikkelingsplan
Aanvullend veldonderzoek
Veldteam vooronderzoek
Ontwerp bestemmingsplan
Plan van Aanpak
(evt. Archeologisch
Financiering
(onderzoek bescherming,
directievoerder)
visualisaties) Raming
87
Archeologisch adviseur
Ideevorming / initiatief
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Voorbereiding
Onteigeningen
Aanbesteding
Opgravingsteam
Aanbesteding
Mobilisatie en start veldwerk
(evt. Archeologisch
Conditionerende werkzaamheden
Organisatie archeologische
directievoerder)
begeleiding van sloop- en grondwerkzaamheden
Uitvoering
Uitvoering grond- en bouwwerken
Afronding uitvoering veldwerk
Opgravingsteam
Archeologische begeleiding
(evt. Archeologisch
overige werken
directievoerder)
Start uitwerken resultaten
Nazorg
Evaluatie, verantwoording
Rapportage
Opgravingsteam
Oplevering
Visualisaties op locatie
Archeologisch
Publiekspresentatie
ontwerpbureau
Archivering en deponering
(Naar: Voorbeeldbeleidsplan Gemeentelijke Archeologische Monumentenzorg, CGA 2002)
88
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Bijlage III Richtlijn bureauonderzoek provincie Utrecht (concept oktober 2005) De provincie Utrecht heeft in aanvulling op het onderdeel Bureauonderzoek van de RACM een eigen provinciale richtlijn opgesteld. Voor de volledigheid wordt deze richtlijn eveneens in dit stappenplan opgenomen. Richtlijnen voor bureauonderzoek, Provincie Utrecht, oktober 2005 Onderstaande richtlijnen zijn bestemd voor archeologische bedrijven/buro’s die bureauonderzoek uitvoeren en dienen ter verduidelijking of ter aanvulling van de specificaties (LS01 t/m LS06) voor bureauonderzoek in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (digitaal via www.sikb.nl). Voor inlichtingen: provinciaal archeoloog Ruurd Kok, 030-2582692. 1. Inleiding Administratieve gegevens •
odrachtgever
•
onderzoeksgebied/vindplaats
•
provincie, gemeente, plaats, toponiem
•
oppervlakte van het onderzoeksgebied
•
CMA-nr(s), indien van toepassing
•
bestaande situatie (op schaal) en nieuwe situatie (op schaal)
•
aangeven in het kader van welke plan het onderzoek wordt uitgevoerd en wat de geplande bodemingrepen zijn (aard, ligging en diepte; voor zover bekend).
2. Doel Aan de hand van een inventarisatie van beschikbare historische, geologische en archeologische informatie te komen tot een specifieke archeologische verwachting van de onderzoekslocatie (van prehistorie tot en met Nieuwe Tijd). 3. Vraagstelling Het bureauonderzoek dient zich minimaal te richten op beantwoording van de volgende vragen: 1. Is op de locatie naar verwachting nog een bodemarchief aanwezig? 2. Wat is (naar verwachting) de omvang, ligging, aard en datering hiervan? Indien het bureauonderzoek niet of onvoldoende antwoord kan geven op bovenstaande vragen: 3. Welke vorm van nader onderzoek is nodig om de vragen 1 en 2 voldoende te kunnen beantwoorden? Indien het bureauonderzoek voldoende antwoord kan geven op de vragen 1 en 2:
89
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
4. In welke mate wordt een eventueel aanwezig bodemarchief verstoord door realisatie van de geplande bodemingreep? 5. Eventueel: hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt? Toelichting: Ad 1: of op de locatie nog sprake is van archeologische resten in hun oorspronkelijk context (bodemarchief) kan worden vastgesteld door te onderzoeken of en in welke mate de bodem door (sub)recente (bouw)werkzaamheden is verstoord. Archieven van BWT en eventueel van Civiele Werken kunnen gegevens hierover leveren. Ook rapporten van geotechnisch of milieukundige booronderzoek kunnen hierover informatie geven. Een terreininspectie kan hierover eveneens relevante gegevens opleveren. In het kader van het bureauonderzoek kunnen eventueel grondboringen worden gezet met als doel de bodemopbouw in kaart te brengen en de verwachtingszones nader te definiëren (zogenaamde controleboringen of veldtoets). Indien blijkt dat de bodem ter plaatse van het plan al volledig verstoord is, dan kan verder archeologisch onderzoek achterwege blijven. Ad 2: naast een overzicht van de bekende archeologische gegevens voor de onderzoekslocatie kunnen aan de hand van historische bronnen en kaarten uitspraken worden gedaan over de (verwachte) omvang, ligging, aard en datering van de eventueel nog aanwezige archeologische resten uit historische perioden. Ad 3: indien het bureauonderzoek uitwijst dat sprake is van een niet of nauwelijks verstoorde bodem, maar onvoldoende informatie oplevert om een specifieke archeologische verwachting te kunnen opstellen, dan dienen de benodigde gegevens door middel van veldonderzoek te worden verzameld. Indien veldonderzoek niet binnen de opdracht valt, dienen daarvoor aanbevelingen te worden opgenomen. Gespecificeerd moet worden waar en hoe het veldonderzoek moet worden uitgevoerd en met welke vraagstelling(en). Ad 4: deze gegevens zijn af te leiden uit inrichtingsplannen of bouwtekeningen. Wat is de totale oppervlakte van de bodemverstoring en tot welke diepte wordt de bodem verstoord? Welke delen worden deels of nauwelijks verstoord? Ad 5: uit vergelijking van 2 en 3 moet worden bepaald of realisatie van het plan leidt tot verstoring van het bodemarchief op deze locatie. Indien dit het geval is, moet in eerste instantie worden bekeken of het bodemarchief kan worden behouden door planaanpassing. Indien dat niet mogelijk is, dienen de te verstoren delen van de vindplaats tijdig en adequaat onderzocht te worden.
90
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
4. Bronnen In ieder geval te gebruiken bronnen: •
Archis, CAA- en CMA-archief (RACM)
•
Archeologische archief van de provincie Utrecht (via meldpunt archeologie, Ton van Rooijen, 030-2582134)
•
Voor het verzamelen van nog niet in Archis opgenomen vondstmeldingen en andere relevante gegevens dient contact te worden opgenomen met lokale amateur-archeologen (contactpersonen op te vragen bij provincie).
•
Archeologische Kroniek Provincie Utrecht (op te vragen bij provincie)
•
Tastbare Tijd, Cultuurhistorische Atlas Provincie Utrecht (2005)
•
Website Cultuurhistorische Atlas (via www.provincie-utrecht.nl > thema: cultureel erfgoed)
•
Historische atlas provincie Utrecht (1:50.000), eerste kadastrale kaart (zie www.dewoonomgeving.nl) en andere historische kaarten
•
Literatuur (overzicht van rapporten en tijdschriftartikelen op gebied van archeologie beschikbaar via provincie)
•
Voor het verzamelen van aanvullende historische gegevens dient contact te worden opgenomen met de (streek)archivaris en/of lokale historische verenigingen (contactpersonen bekend bij de provincie); dit geldt met name voor oude stads- of dorpskernen en andere historische (kasteel)terreinen.
•
Geologische kaart, Bodemkaart en Geomorfologische kaart (1:50.000)
Voor buitengebied •
(oude) luchtfoto's; zie www.provincie-utrecht.nl > interactieve kaart
•
Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN); afdrukken op te vragen bij provincie
5. Rapportage Het rapport bevat in ieder geval: •
Administratieve gegevens
•
verantwoording en motivatie van de gevolgde werkwijze bij het bureauonderzoek
•
samenvatting van de resultaten met daarop een toelichting
•
kaart (voorzien van noordpijl, schaal en coördinaten) waarop de bekende bodemverstoringen staan aangeven en de verwachte archeologische waarden in relatie tot de geplande bodemingreep
•
conclusie en aanbevelingen voor vervolgonderzoek
•
literatuur en bronvermelding
Indien het bureauonderzoek nieuwe vindplaatsen oplevert, dienen deze te worden aangemeld bij Archis.
91
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
BIJLAGE IV RICHTLIJN INVENTARISEREND VELDONDERZOEK DOOR MIDDEL VAN GRONDBORINGEN PROVINCIE UTRECHT (CONCEPT JULI 2005) Voor inlichtingen: provinciaal archeoloog Ruurd Kok, 030-2582692
Toelichting Bij beoordeling van een Plan van Aanpak/Programma van Eisen voor booronderzoek worden door de provincie Utrecht de volgende uitgangspunten gehanteerd: De Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) schrijft voor inventariserend veldonderzoek een PvE voor, vanuit de provincie Utrecht wordt van uitvoerende bedrijven ook voor booronderzoek een goedgekeurd PvE gevraagd. Niet alleen omdat de KNA dat stelt, maar ook omdat dit doorgaans de eerste stap is in het onderzoekstraject; als het daar fout gaat kan het grote gevolgen hebben voor het vervolgtraject. Bij kleinere booronderzoeken kan worden volstaan met de beoordeling van een Plan van Aanpak als onderdeel van de offerte. Provincie Utrecht schrijft geen PvE’s, maar toetst alleen door derden opgestelde PvE’s. Bij booronderzoek geldt het minimum aantal boringen conform de KNA (6/ha) óf zoveel boringen als nodig zijn om de aanwezigheid van de verwachte vindplaatsen aan te kunnen tonen. Boortype en grid dienen dus te worden afgestemd op de aard en omvang van de verwachte vindplaatsen. Deze richtlijnen zijn gebaseerd op de specificaties voor het opstellen van een PvE voor dit type onderzoek, zoals geformuleerd in de KNA; de richtlijnen dienen ter aanvulling en geven daarnaast enkele randvoorwaarden vanuit de provincie Utrecht. De provincie Utrecht maakt bij de beoordeling van PvE’s gebruik van deze richtlijnen en de specificaties in de KNA. In een Plan van Aanpak/Programma van Eisen voor booronderzoek dienen minimaal de volgende gegevens te worden opgenomen: 1. Inleiding •
Administratieve gegevens
•
opsteller PvE
•
opdrachtgever
•
οnderzoeksgebied
•
provincie, gemeente, plaats, toponiem
•
oppervlakte van het onderzoeksgebied
•
CMA-nr(s), indien van toepassing
92
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
•
bestaande situatie (op schaal) en nieuwe situatie (op schaal)
•
aangeven in het kader van welke plan het onderzoek wordt uitgevoerd en wat de geplande bodemingrepen zijn (aard, ligging en diepte; voor zover bekend).
2. Verwachtingen •
vermelden en toelichten van IKAW-waarde(n) en – indien van toepassing - de AMK-waarde(n)
•
indien een bureauonderzoek is uitgevoerd een samenvatting van de resultaten geven
•
mede op basis van het voorgaande een specifieke archeologische verwachting opstellen, expliciet vermelden wat wordt verwacht (complextype, datering); zonodig uitsplitsen naar periode en complextype.
3. Vraagstelling •
Er dienen expliciet vraagstellingen voor het onderzoek te worden geformuleerd; deze zouden minimaal moeten zijn:
•
Wat is de bodemopbouw en zijn er aanwijzingen voor bodemverstoringen?
•
Zijn de verwachte vindplaatsen daadwerkelijk aanwezig? bij verwachting van meerdere complextypen: aangeven en motiveren of alle typen worden onderzocht of dat een keuze wordt gemaakt.
•
In welke mate wordt een eventueel aanwezige vindplaatsen verstoord door realisatie van de geplande bodemingreep?
•
bij verwachting van meerdere complextypen: aangeven of alle typen worden onderzocht of dat een keuze wordt gemaakt
4. Operationalisering •
het onderzoek dient in ieder geval te worden uitgevoerd in de delen van het terrein die door de geplande bodemingreep worden bedreigd.
•
expliciet vermelden of het gaat om verkennende, karterende dan wel om waarderende fase van het booronderzoek
•
voorafgaand aan het booronderzoek dient op de onderzoekslocatie een visuele inspectie te worden uitgevoerd, zodat de boorstrategie kan worden afgestemd op aan het maaiveld zichtbare (geologische) verschijnselen; resultaten van visuele inspectie ook opnemen in rapportage (geldt met name bij onderzoek in buitengebied)
•
afhankelijk van de terreingesteldheid dient tijdens het booronderzoek ook een oppervlaktekartering te worden uitgevoerd om oppervlaktevondsten te verzamelen.
•
93
bij karterend booronderzoek dient de boormethode te worden afgestemd op de aard en omvang van de
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
verwacht archeologische vindplaatsen. Het aantal boringen dient zodanig te zijn dat aanwezigheid van de verwachte vindplaatsen kan worden aangetoond. Als minimum wordt 6 boringen per ha aangehouden (conform KNA) •
motivering onderzoeksmethode in relatie tot opgestelde archeologische verwachting(en), bij voorkeur met verwijzing naar de betreffende specificaties in KNA; aangeven: boorsysteem (type grid), aantal boringen, type boor en boordiepte en wijze waarop boringen worden ingemeten (X,Y en Z-waarden);
•
vermeld dient te worden hoe de boringen worden beschreven en hoe vondsten worden verzameld (zeef, op het oog)
•
eventuele afwijkingen van standaardprocedures vermelden, bij voorkeur met verwijzing naar de betreffende specificaties in KNA;
•
vanuit de provincie Utrecht wordt de inzet van lokale amateur-archeologen gestimuleerd. In overleg met de opdrachtgever en binnen de kaders van de KNA dient bekeken te worden in hoeverre amateur-archeologen zinvol bij het onderzoek kunnen worden betrokken. Contactpersonen van lokale verenigingen zijn bekend bij de provincie.
5. Resultaten •
de rapportage wordt opgesteld conform de betreffende richtlijn uit de KNA (VS06). In aanvulling hierop: de rapportage geeft minimaal een beschrijving van het onderzoeksgebied en van de voorgenomen bodemingreep (aard, ligging en diepte van de verstoring), de onderzoeksvragen en een beschrijving en verantwoording van de gebruikte methode, beschrijving en analyse van de onderzoeksresultaten, conclusie met aanbevelingen voor behoud of vervolgonderzoek; de aanbevelingen moeten in relatie staan tot de voorgenomen bodemingreep.
•
de rapportage bevat een kaart (voorzien van noordpijl, schaal en coördinaten) met de huidige situatie, de boorpunten, boringen met indicatoren, boringen met verstoorde bodemopbouw, onderscheiden relevante geologische/bodemkundige eenheden en - indien archeologische waarden zijn aangetroffen - de relatie tussen de aangetroffen archeologische waarden en de geplande bodemingreep.
•
eventuele vondsten en bijbehorende documentatie worden overgedragen aan het Provinciaal Depot voor Bodemvondsten op voorwaarden van het depot (aanleveringeisen zijn op te vragen via depotbeheerder).
•
gelijk met de definitieve versie van de rapportage wordt aan de provincie een samenvatting met foto’s geleverd ten behoeve van de Archeologische Kroniek van de provincie Utrecht (Auteursrichtlijnen zijn op te vragen via provinciaal archeoloog).
94
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
BIJLAGE V CONCEPT PROVINCIALE INTERIM-REGELING VRIJSTELLING ARCHEOLOGIETOETS (ONDERGRENS) (VERSIE 0.2 – 02-02-2007) Voor inlichtingen: provinciaal archeoloog Ruurd Kok, 030-2582692 In het kader van m.n. bouwvergunningen, ontgrondingen, bestemmingsplannen en vrijstelklingen ex art 19 moet in veel gevallen archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. De provincie Utrecht toetst de plannen en aanvragen dan ook op het onderdeel archeologie. De provincie Utrecht is in 2006 gestart met een traject om te onderzoeken of het wenselijk en zinvol is om een ondergrens (met betrekking tot de oppervlakte van het plangebied) in te stellen voor dit verplichte archeologische onderzoek. En zo ja, wat een zinvolle, verantwoorde en onderbouwde ondergrens of stelsel van ondergrenzen is. In dit kader heeft de provincie Utrecht een eerste onderzoek laten uitvoeren om mogelijkheden te bekijken en randvoorwaarden voor deze mogelijke ondergrens (of grenzen) op te stellen. Dit onderzoek bevindt zich nog in de afrondende fase en de eventuele instelling van een ondergrens zal, zo het er nu naar uitziet, nog enig vervolgonderzoek behoeven. Zodra dat is afgerond zullen de resultaten kort daarna gepresenteerd worden aan de betrokken partijen en eventueel geïmplementeerd worden. Aangezien er al enige tijd vanuit de provincie ruchtbaarheid is gegeven aan het voornemen ondergrenzen in te stellen en het nu ook de verwachting is dat deze ingesteld zullen gaan worden, heeft de provincie Utrecht er voor gekozen – aangezien de afronding van alle onderzoeken waarschijnlijk nog enkele maanden zal vergen – om alvast volgens een tijdelijke regeling in de geest van de nieuwe ontwikkelingen te gaan werken. Daarvoor is onderstaande interim-regeling opgesteld, waarin aangegeven wordt in welke gevallen plannen waar de provincie bevoegd gezag is, zijn vrijgesteld van de archeologietoets. Archeologisch onderzoek is niet verplicht indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: 1.
Het plangebied (dus niet: onderzoeksgebied) is kleiner dan 2500 m2 (0,25 ha). Dat betekent dat de vrijstelling niet geldt voor plangebieden die in meerdere delen/fasen onderzocht worden (“opknippen”): in dat geval geldt de totale omvang van de gezamenlijke deelgebieden;
2.
Het plangebied maakt niet (gedeeltelijk) deel uit van een archeologisch monument volgens het CMA en/of de AMK;
95
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
3.
Het plangebied bevindt zich niet binnen 100 m van de grens van een onder 2) genoemd monument of gebied;
4.
Het plangebied maakt (volgens historische kaarten) geen deel uit van een historische stad- of dorpskern, noch bevindt zich binnen 100 m van de (vermoedelijke) grens daarvan;
5. 6.
Van het plangebied is niet bekend dat het deel uitmaakt van een vóór 1850 bebouwd gebied; Er zijn uit het plangebied of de directe omgeving (straal 100 m) geen waarnemingen van vondsten of sporen bekend in ARCHIS.
•
In alle gevallen die niet aan bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan is een plangebied niet vrijgesteld en verandert er niets aan de gangbare onderzoekspraktijk.
•
Opgemerkt wordt dat gemeenten (bij voorbeeld via een gemeentelijke archeologische beleids- of verwachtingskaart) zelf gemeentelijke monumenten of onderzoeksgebieden kunnen aanwijzen en/of archeologisch onderzoek kunnen verlangen.
•
Plangebieden kleiner dan 100 m2 zijn in alle gevallen vrijgesteld van de verplichting tot archeologisch onderzoek (wettelijke vrijstelling conform art 41a Wamz).
•
Plannen waarbij alle voorgenomen bodemingrepen niet dieper reiken dan 30 cm onder het (huidige) maaiveld, zijn tevens vrijgesteld van de verplichting tot archeologisch onderzoek.
Mocht er onduidelijkheid bestaan of een plangebied voldoet aan de voorwaarden kan hierover contact opgenomen worden met de provincie (R. Kok of A. Borsboom) Voor de duidelijkheid en volledigheid wordt hier expliciet vermeld dat dit een tijdelijke regeling is die weer ingetrokken kan worden en waarvan de voorwaarden voor vrijstelling bij een eventuele definitieve regeling af kunnen wijken van het hierboven gestelde.
96
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
BIJLAGE VI REGELING ARCHEOLOGIE IN BESTEMMINGSPLANNEN Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen (artikel 1). Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek, dat wil zeggen een opgraving (artikel 5). Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen (artikel 6). De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag worden nader geregeld met de herziening van de monumentenwet. In het kader van deze zogenaamde Wet op de archeologische monumentenzorg komen nieuwe archeologische taken en verplichtingen op provincies, maar vooral ook op gemeenten af. De verantwoordelijkheid voor het bodemarchief komt met name bij de gemeenten te liggen. Van hen wordt verwacht dat zij een archeologisch beleid met bijbehorende instrumenten ontwikkelen. De belangrijkste verplichting ingevolge de nieuwe wet is dat de gemeenteraad bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moet houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden (29259, artikel 38a). Ook bij het voeren van vrijstellingsprocedures dient het archeologisch belang expliciet te worden meegewogen (artikel 41). Het impliceert de plicht voor de gemeente om kennis te vergaren omtrent het bodemarchief ter plaatse. Het vervaardigen van een archeologische beleidskaart is in dit verband een nuttig hulpmiddel. Wel behoort het tot de beleidsvrijheid van de gemeenteraad om te bepalen waar welke bestemming moet worden toegekend en in hoeverre de verwachte archeologische waarden worden beschermd. De gemeenteraad kan andere belangen laten prevaleren boven het belang van behoud van archeologische waarden in situ. Dit gegeven van wat mag wordt weerspiegeld door te differentiëren in de toekenning van het archeologisch belang aan terreinen en de bijbehorende voorschriften waarin de verplichtingen zijn opgenomen (zie hierna). Door in het bestemmingsplan de verplichtingen juridisch te verankeren worden de rekeningen hiervoor bij de aanvrager gelegd. De wet waarin het verdrag is uitgewerkt, is op 19 december 2006 door de Eerste Kamer aangenomen, nadat de Tweede Kamer op 4 april 2006 haar goedkeuring had gegeven aan de Wet op archeologische monumentenzorg. Naar verwachting treedt de wet in medio 2007 in werking. Plankaart en wijzigingsvoorstel voorschriften archeologie Op de plankaart moeten terreinen met een archeologisch belang expliciet worden aangegeven. Dit kan via de aanduidingen ‘Archeologisch waardevol terrein’ respectievelijk ‘Archeologisch onderzoeksgebied’. De aanduidingen sec hebben als zodanig geen juridisch bindende status. Deze ontstaat pas als in de desbetreffende bestemmingen d.w.z. de bestemmingen waarover een aanduiding ligt - een verwijzing naar de plankaartaanduidingen is opgenomen.
97
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Vervolgens wordt in de planvoorschriften aangegeven tot welke gebruiksbeperkingen deze aanduidingen leiden. In de doeleindenomschrijving bij de verschillende bestemming(en) moet worden verwezen naar de aanduiding en worden verwoord dat realisering van de bestemming slechts kan plaatsvinden als is voldaan aan het bepaalde in artikel xx of yy (zie onder). De keuze voor ‘aanduiding’ bij de weergave van archeologie op de plankaart en in de voorschriften is in lijn met de landelijke richtlijnen voor digitale uitwisselbare ruimtelijke plannen (BRBP 2006 en SVBP 2006). Tot op heden werden zones met een middelhoge en hoge archeologische verwachting doorgaans niet op de bestemmingsplankaart aangegeven. Uit de Memorie van Toelichting bij de Wet op de archeologische monumentenzorg (29.259-3) blijkt dat de wetgever het opnemen van verwachtingsgebieden expliciet toelaat. Ook de Raad van State heeft het belang van het belang hiervan recentelijk nog in de zaak Coevorden (200507106/1) onderstreept. In de Toelichting bij het bestemmingsplan moet helder worden uiteengezet of het om bekende of verwachte archeologische waarden gaat en moet verder worden ingegaan op (eerder) uitgevoerd onderzoek, de motivatie bij te behouden archeologische waarden en de inpassing daarvan in het (stedenbouwkundig) plan. In onderstaande standaardvoorschriften zijn deze verwachtingszones vertaald in de aanduiding ‘Archeologisch onderzoeksgebied’. Artikel 1 Archeologisch monument:
Begripsbepalingen terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd
archeologisch monument. Archeologisch waardevol terrein:
een terrein met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met
de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden. Archeologisch onderzoeksgebied:
een gebied met een daaraan toegekende middelhoge of hoge archeologische
verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden. Archeologisch onderzoek:
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of
begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie. Archeologisch deskundige: de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.
98
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Artikel XX 1.
Aanduiding Archeologisch waardevol terrein [AWT]
De gronden die op de plankaart zijn aangeduid als ‘Archeologisch waardevol terrein’ komen in aanmerking
voor de bescherming van archeologische waarden. 2.
In de doeleindenomschrijving bij de bestemmingen [ … ] is aangegeven dat de bestemming alleen kan
worden gerealiseerd als in voldoende mate rekening is gehouden met de bescherming van archeologische waarden. 3.
Voor gronden waarop de aanduiding ‘Archeologisch waardevol terrein’ ligt, gelden onderstaande
voorschriften. Bouwvoorschriften 4.1
Op deze gronden mogen ten behoeve van de daarop gelegde bestemmingen uitsluitend bouwwerken worden
gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn, tenzij: a)
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische
waarden (meer) aanwezig zijn; b)
het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt
uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut en geen grondwerk wordt verricht dieper dan 0,30 m onder maaiveld. 4.2
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor bouwwerken ten behoeve van de voor deze
gronden geldende bestemmingen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. 4.3
Aan een vrijstelling als bedoeld in lid 4.2 kunnen voorschriften worden verbonden tot:
-
het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan)
monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; -
het doen van archeologisch onderzoek;
-
het begeleiden van de activiteiten waarvoor vrijstelling is verleend door een daarvoor aangewezen
archeologisch deskundige. 4.4
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een vrijstelling, winnen zij bij de archeologisch
deskundige schriftelijk advies in omtrent de vraag of door het verlenen van de vrijstelling archeologische waarden worden aangetast, en welke voorschriften aan de vrijstelling moeten worden verbonden.
99
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Aanlegvoorschriften 5.1
Het is verboden op gronden met de aanduiding ‘Archeologisch waardevol terrein’ zonder of in afwijking
van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a.
het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
b.
grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en
ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en het verwijderen van bestaande funderingen; c.
het verlagen van het waterpeil;
d.
het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
e.
het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
f.
het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
verwijderd; g.
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of
parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen; h.
het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee
verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 5.2
Geen aanlegvergunning is vereist:
a.
voor zover het werkzaamheden in de bodem betreffen tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld
en de eventueel aan te leggen, verbreden of verharden wegen, voet- of rijwielpaden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen niet groter zijn dan 30 m2; b.
indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden niet onevenredig
(kunnen) worden aangetast; c.
indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en
vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; d.
indien werken en werkzaamheden:
- reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan; - archeologisch onderzoek betreffen; - mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende aanlegvergunning, kapvergunning of ontgrondingenvergunning.
100
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
5.3
Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders bij de
archeologisch deskundige schriftelijk advies in omtrent de vraag of door het verlenen van de aanlegvergunning archeologische waarden worden aangetast, en welke voorwaarden aan de vergunning moeten worden gesteld. Wijzigingsbevoegdheid 6
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van art. 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening
het bestemmingsplan te wijzigen door: a.
op de plankaart de aanduiding ‘Archeologisch waardevol gebied’ geheel of gedeeltelijk te doen vervallen,
indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is; b.
op gronden alsnog de aanduiding ‘Archeologisch waardevol terrein’ te leggen, indien uit aanvullend
archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn. Artikel YY 1.
Aanduiding Archeologisch onderzoeksgebied [AOG]
De gronden die op de plankaart zijn aangeduid als ‘Archeologisch onderzoeksgebied’ komen in aanmerking
voor de bescherming van te verwachten archeologische waarden. 2.
In de doeleindenomschrijving bij de bestemmingen [ … ] is aangegeven dat de bestemming alleen
kan worden gerealiseerd als in voldoende mate rekening is gehouden met de bescherming van te verwachten archeologische waarden. 3.
Voor de gronden waarop de aanduiding ‘Archeologisch onderzoeksgebied’ ligt, gelden onderstaande voorschriften.
Bouwvoorschriften 4.1
Op deze gronden mogen ten behoeve van de daarop gelegde bestemmingen uitsluitend bouwwerken worden
gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn, tenzij: a)
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische
waarden (meer) aanwezig zijn; b)
het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt
uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut en geen grondwerk wordt verricht dieper dan 0,30 m onder maaiveld; c)
het bouwplan is gesitueerd tot maximaal 3 m uit de fundering van een bestaand gebouw;
d)
de bebouwde oppervlakte van het bouwplan buiten de hierboven onder b. en c. genoemde situaties maximaal
101
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
30 m² bedraagt. 4.2
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor bouwwerken ten behoeve van de andere,
voor deze gronden geldende bestemmingen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. 4.3
Aan een vrijstelling als bedoeld in lid 4.2 kunnen voorschriften worden verbonden tot:
-
het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan)
monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; -
het doen van archeologisch onderzoek;
-
het begeleiden van de activiteiten waarvoor vrijstelling is verleend door een daarvoor aangewezen
archeologisch deskundige. 4.4
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een vrijstelling, winnen zij bij de archeologisch
deskundige schriftelijk advies in omtrent de vraag of door het verlenen van de vrijstelling archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vrijstelling moeten worden verbonden. Aanlegvoorschriften 5.1
Het is verboden op gronden met de aanduiding ‘Archeologisch onderzoeksgebied’ zonder of in afwijking
van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a.
het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
b.
grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en
ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en het verwijderen van bestaande funderingen; c.
het verlagen van het waterpeil;
d.
het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
e.
het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
f.
het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
verwijderd; g.
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of
102
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen; h.
het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee
verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 5.2
Geen aanlegvergunning is vereist:
a.
voor zover het werkzaamheden in de bodem betreffen tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld
en de eventueel aan te leggen, verbreden of verharden wegen, voet- of rijwielpaden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen niet groter zijn dan 50 m2; b.
indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden niet onevenredig
(kunnen) worden aangetast; c.
indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en
vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; d.
indien werken en werkzaamheden:
- reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan; - archeologisch onderzoek betreffen; - mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende aanlegvergunning, kapvergunning of ontgrondingenvergunning. 5.3
Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders bij de
archeologisch deskundige schriftelijk advies in omtrent de vraag of door het verlenen van de aanlegvergunning archeologische waarden worden aangetast, en welke voorschriften aan de aanlegvergunning moeten worden gesteld. Wijzigingsbevoegdheid 6
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van art. 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening
het bestemmingsplan te wijzigen door: c.
op de plankaart de aanduiding ‘Archeologisch onderzoeksgebied’ geheel of gedeeltelijk te doen vervallen,
indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is; d.
op gronden alsnog de aanduiding ‘Archeologisch waardevol terrein’ te leggen, indien uit aanvullend
archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
103
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
BIJLAGE VII ARCHEOLOGIE IN HET PROCES VAN DE RUIMTELIJKE ORDENING (PROVINCIE UTRECHT, VERSIE 10 JAN 2006) Is sprake van een bodemingreep in ongeroerde grond? 1)
Nee
Ja Ligt in het plangebied een terrein met een vastgestelde waarde volgens de AMK?
Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk (= negatief selectieadvies); initiatiefnemer wel wijzen op meldingsplicht van losse vondsten
Nee
Ja
Nee
Ligt het plangebied in een zone met een (middel)hoge verwachting volgens de IKAW? 1)
Nee
Zijn er argumenten om de lage verwachting bij te stellen 2)
Ja Er dient bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek te worden uitgevoerd, om te bepalen of de verwachte vindplaatsen aanwezig zijn. Zijn er aanwijzingen aangetroffen voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen?
Ja
Ja
Nee
Nader archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk; (= negatief selectieadvies) initiatiefnemer wel wijzen op meldingsplicht van losse vondsten.
Ja Er dient waarderend onderzoek te worden uitgevoerd om te bepalen of sprake is van een behoudenswaardige vindplaats. Is sprake van een behoudenswaardige archeologische vindplaats?
Nee
ja Is het terrein wettelijk beschermd op basis van de Monumentenwet?
Nee
Is behoud door planaanpassing mogelijk?
Ja
ja
Er dient een Monumentenvergunning te worden aangevraagd.
Planaanpassing; bescherming ook planologisch regelen (via bestemmingsplan) of juridisch (via Monumentenwet of Monumentenverordening)
Nee
Er dient tijdig en adequaat archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd
104
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
AMK: Archeologische Monumentenkaart IKAW: Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden 1) Mogelijkheid voor het stellen van een ondergrens zal worden onderzocht. 2) Zie voor de beperkingen van de IKAW de toelichting in deze handleiding. Daar waar in bovenstaand schema IKAW staat, moet ‘archeologische beleidsadvieskaart Vianen’ worden gelezen. Immers, met het vervaardigen van de archeologische beleidsadvieskaart heeft een verfijning van het IKAW-beeld plaatsgevonden en is deze archeologische informatie nu ook op het schaalniveau van het bestemmingsplan te gebruiken.
105
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
BIJLAGE VIII VERANTWOORDING EN ONDERZOEKSMETHODIEK 1 Gebruikte bronnen Bij het opstellen van dit product is gebruik gemaakt van de volgende bronnen: •
het Centraal Archeologisch Archief, het Centraal Monumenten Archief en de Archeologische Monumenten kaart, allen ontsloten via ARCHIS120
•
het archeologisch archief van de provincie Utrecht
•
de Archeologische Kroniek Provincie Utrecht
•
diverse bronnen ter beschikking gesteld door de gemeente Vianen
•
informatie ter beschikking gesteld door mw. J. Kluit (deskundige op het gebied van de archeologie van Vianen)
120 Een lijst van deze gegevens is opgenomen in bijlage I. 121 Beschikbaar via http://www. hetutrechtsarchief.nl/atlantis.asp 122 Een lijst met uitgevoerde archeologische onderzoeken binnen de gemeente is opgenomen in bijlage I. Voor zover de resultaten aanleiding geven tot het bijstellen van de archeologische verwachting, worden deze behandeld in hoofdstukken 4 en 5. 123 Berendsen & Stouthamer 2001
•
de Cultuurhistorische Atlas Provincie Utrecht ”Tastbare Tijd”
•
historisch kaartmateriaal, waaronder: •
stadsplattegrond van Jacob Van Deventer uit ca. 1560
•
stadsplattegrond van Blaeu uit 1652
•
minuutkaarten uit 1822 (www.dewoonomgeving.nl)
•
gemeentekaarten Vianen, Hagestein en Everdingen van Kuyper uit resp. 1869, 1867 en 1866
•
Bonnekaarten uit 1873-1875
•
luchtfoto’s van de provincie Utrecht, luchtfoto’s en andere foto’s van de beeldbank van Het Utrechts Archief121
•
het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN)
•
resultaten van archeologische onderzoeken122
•
Aardwetenschappelijk kaartmateriaal: •
de bodemkaart van Nederland 1:50.000, blad 38 Oost Gorinchem
•
de geologische kaart van Nederland 1:50.000, blad 38 Oost Gorinchem
•
meandergordelkaart van het Nederlandse rivierengebied van Berendsen en Stouthamer
•
DINO: Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond: Een database van NITG-TNO met boringen.
•
overige aardkundige en archeologische literatuur over het gebied
2 het opstellen van de verwachtingskaart Uitgangspunt voor het reconstrueren van de bodemopbouw van de gemeente is de meandergordelkaart van het Nederlandse rivierengebied van Berendsen en Stouthamer.123 De begrenzing en interpretatie van de verschillende afzettingen is verder verfijnd met behulp van hoogtegegevens van het AHN, boorbeschrijvingen van NITG-TNO, boorbeschrijvingen van milieu en archeologische onderzoeken in de gemeente en profielbeschrijvingen van
106
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
opgravingen. Door grond af te graven kunnen eventuele archeologische resten zijn aangetast of zelfs zijn vernietigd. Door het ophogen van het maaiveld kunnen archeologische resten juist worden beschermd. Dit speelt vooral in de uiterwaarden van de Lek en in de bebouwde kom van Vianen. Om deze reden is navraag verricht naar gegevens met betrekking tot in het verleden uitgevoerde ontgrondingen in de gemeente (bij de gemeente Vianen, de provincie Utrecht en de Milieudienst Zuidoost Utrecht); hetgeen overigens geen toepasbare informatie heeft opgeleverd. Voornaamste werken bij het opstellen van de verwachtingskaarten zijn verder diverse schriftelijke bronnen, waaronder De Vijfheerenlanden met Asperen, Heukelum en Spijk, in de reeks De Nederlandse Monumenten van geschiedenis en Kunst124, diverse publicaties uit het tijdschrift In het Land van Brederode, de Cultuurhistorische Atlas van de provincie Utrecht Tastbare Tijd125 en informatie uit diverse rapporten naar aanleiding van eerder in de gemeente uitgevoerd archeologisch onderzoek, geraadpleegd. De informatie uit de boeken is aangevuld met mondelinge informatie verkregen bij de raadpleging van de heer J.M.M. Ruijter (archiefmedewerker van de gemeente Vianen en deskundige op het gebied van de geschiedenis, archeologie en monumenten van de gemeente Vianen) en mw. J. Kluit (deskundige op het gebied van de archeologie van de gemeente Vianen). Op grond van de geïnventariseerde gegevens is, in combinatie met algemene kennis over bodemopbouw, bewoningsgeschiedenis van en locatiekeuzes in het rivierengebied een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld, hetgeen is gesplitst in de tijdvakken Romeinse Tijd en ouder en Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. De modellen zijn een poging om op basis van de meest recente wetenschappelijke inzichten en feitelijke waarnemingen binnen de gemeente een voorspelling te doen over het voorkomen, aard en de verspreiding van archeologische resten. De als kaartbijlage in dit rapport bijgevoegde archeologische verwachtingskaarten van dit rapport zijn visualisaties van deze modellen. De op de verwachtingskaarten gebaseerde beleidsadvieskaarten bij dit rapport bevatten grenzen tussen zones waar wel of geen voorwaarden zijn verbonden aan toestemming om de bodem te mogen roeren. De auteurs merken op dat de grenzen zoals deze zijn bepaald in dit onderzoek met de grootst mogelijke nauwkeurigheid zijn bepaald op zoveel mogelijk en zo nauwkeurig mogelijke gegevens. Er kan grofweg een onderscheid worden gemaakt in grenzen die ‘hard’ zijn en grenzen die ‘zacht’ zijn. Van harde grenzen is sprake als er onderscheid moest worden gemaakt tussen verschillende zones waar met grote nauwkeurigheid (binnen meters) de zones konden worden onderscheidden. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het omgrenzen van afgegraven percelen, het bepalen van de rand van de uiterwaarden en het bepalen van de locatie van ingemeten opgravingsputten. Deze grenzen vallen vaak samen met kadastrale of topografische grenzen. Van zachte grenzen is sprake als er tussen zones graduele overgangen bestaan; dit is
107
124 Van Groningen 1989 125 Blijdenstijn 2005
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
hoofdzakelijk het geval bij landschappelijke grenzen. Bijvoorbeeld de ligging van fossiele rivieren is niet exact bekend en kan hoogstens worden geschat op basis van zoveel mogelijk gegevens – meestal boringen. De begrenzing van fossiele rivieren is vaak (grofweg) een lijn die tussen boringen doorloopt waarin wel en geen zand is aangetroffen. Zachte grenzen vallen vrijwel nooit samen met kadastrale of topografische grenzen. 3 Geologische en landschappelijke ontwikkeling In het verleden was de mens, meer nog dan tegenwoordig, voor de keuze van zijn woon- of verblijfplaats afhankelijk van door de natuur bepaalde en landschappelijke factoren. Zo is het al dan niet voorhanden zijn van water een belangrijke vestigingsfactor, maar ook de gevoeligheid van de locatie voor overstromingen. Dit leidde ertoe, dat de mens, althans in het rivierengebied, globaal genomen de hogere en drogere plekken opzocht. Om te kunnen begrijpen hoe het komt dat deze hogere delen op die plaatsen liggen waar ze liggen is het nodig iets van de algemene geologische en landschappelijke ontwikkeling van het rivierengebied te weten. De basis voor het ontstaan van het huidige landschap van Vianen en de rest van het rivierengebied ligt in de laatste ijstijd, het Weichselien, die ongeveer 10.000 jaar geleden eindigde.126 In het toen heersende zeer koude klimaat stroomden de grote rivieren door hetzelfde gebied als nu, maar ze zagen er heel anders uit. Een deel van het jaar lagen de beddingen droog omdat er door vorst in het achterland weinig vloeibaar water werd aangevoerd. Als gevolg hiervan ging het beddingzand stuiven. Zo zijn er rivierduinen ontstaan, die later bijna of helemaal door veen en kleiafzettingen zijn bedekt. In een enkel geval zijn deze rivierduinen niet helemaal door jongere afzettingen bedekt, waardoor ze nu nog als verhoging in het landschap zichtbaar zijn. Er wordt dan ook wel gesproken van donken. In de ondergrond van de gemeente Vianen zijn enkele rivierduinen bekend, waaronder een nabij de Autenaskade. Hier bereikt het zand een hoogte van ca. 0 m +NAP, terwijl de maaiveldhoogte enkele decimeters boven NAP bedraagt.127 In het begin van het Holoceen werd het geleidelijk warmer, waardoor de ijskappen gedeeltelijk begonnen af te smelten. Hierdoor begon de zeespiegel te stijgen, wat leidde tot opstuwing van het rivierpeil bij vloed en verlies aan stroomsnelheid. Door het veranderde klimaat werd de waterafvoer van de rivieren bovendien regelmatiger, waardoor er, in tegenstelling tot voorheen, geen sprake meer was van tijdelijk hoge stroomsnelheden en het droogliggen van beddingen. Het afgezette materiaal werd gemiddeld genomen fijner dan daarvoor. Door de toename van begroeiing werden de oevers gestabiliseerd, zodat de rivier zich niet meer zo eenvoudig kon verplaatsen. Als gevolg van al deze factoren veranderde het rivierpatroon van een vlechtend naar het huidige meanderende systeem. Wanneer een meanderende rivier zich verlegt en een geheel nieuwe loop begint, blijft de oude meandergordel soms als rug in het landschap zichtbaar. Een meandergordel die als rug in het landschap zichtbaar is wordt stroomrug genoemd. De Hagesteinse stroomrug tussen Hagestein en Vianen is hiervan een voorbeeld. In afbeelding 3 wordt schematisch de ontwikkeling van het Nederlandse rivierengebied aangegeven. De zone waarbinnen de bedding-, restgeul- en 126 Berendsen 1991 127 Verbraeck, 1970
oeverafzettingen van een rivier voorkomen wordt stroomgordel genoemd. De zone waarbinnen de rivierbedding heeft
108
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
109
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
gestroomd en waarin dus beddingafzettingen voorkomen is de meandergordel. Tijdens perioden van hoogwater stroomt het water via de laagste delen van de oeverwal het komgebied in. In het komgebied wordt dan komklei afgezet. Het kan gebeuren dat door erosie in de oeverwal een geul ontstaat. Een dergelijke oeverwaldoorbraak kan ook plotseling optreden. Hierdoor ontstaan waaiervormige zandplaten, crevasses genoemd. De hierbij ontstane crevassegeulen kunnen soms enkele tientallen meters diep zijn en lopen dood in het komgebied. De geulen vertakken zich vaak via een onregelmatig patroon. De hierboven beschreven situatie is van toepassing voor de holocene meandergordels in het Nederlandse rivierengebied. De ligging en ouderdom van deze meandergordels is uitgebreid geïnventariseerd door Berendsen en Stouthamer en door Van Zijverden.128 In onderstaande tabel zijn de in de ondergrond van de gemeente Vianen aanwezige meandergordels met de bijbehorende dateringen weergegeven. De ligging van de meandergordels binnen de gemeente Vianen is weergegeven op kaartbijlage 1. waargenomen Meandergordel
activiteit begin
(permanente) bewoning eind
begin
archeologie
eind
kalenderjaren
128 Berendsen & Stouthamer 2001; Van Zijverden (in voorbereiding)
top zand
verwachting begin
mate
eind
m NAP
L/MH/H
Lek
71 n. Chr.
-
71 n. Chr.
-
4,5
ROM, VME, LME
ROM
ME
L/MH
Hagestein
684 v. Chr.
1007 n. Chr.
684 v. Chr.
-
2,8
IJZ, ROM, ME NEO, BRONS,
IJZ
ME
H
Schoonrewoerd
3422 v. Chr.
2104 v. Chr.
2104 v. Chr.
50 v. Chr.
1,1
IJZ, ROM
NEO
ROM
H
Vuylkop
4175 v. Chr.
2198 v. Chr.
2198 v. Chr.
698 v. Chr.
0,2
IJZ, ROM, ME
NEO
IJZ
H
Zijderveld Autena
4170 v. Chr.
2680 v. Chr.
2104 v. Chr.
50 v. Chr.
-0,5
NEO, BRONS, IJZ NEO
IJZ
H
(Middelkoop) Gorkum-Arkel Tienhoven
5024 v. Chr. 5437 v. Chr. 5838 v. Chr.
4175 v. Chr. 4409 v. Chr. 5225 v. Chr.
4175 v. Chr. 4409 v. Chr. 5225 v. Chr.
2675 v. Chr. 2909 v. Chr. 3725 v. Chr.
0,4 -3,5 -1,4
geen geen geen
NEO NEO MESO
NEO NEO
MH MH MH
Kortenhoeven
6418 v. Chr.
5225 v. Chr.
5225 v. Chr.
3725 v. Chr.
-0,1
geen
MESO
NEO
MH
NEO
Tabel: Dateringen en archeologische verwachting van de in de ondergrond van Vianen voorkomende meandergordels. De dateringen zijn in sommige gevallen op historische bronnen gebaseerd en soms verricht met behulp van de zg. C14methode. Van veel meandergordels is de datering een schatting en bepaald door de relatieve ligging van wél gedateerde boven- of onderliggende meandergordels. Dat betekent dat de dateringen, ook al lijken zij erg nauwkeurig te zijn, met enig
110
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
voorbehoud moeten worden gehanteerd. In het algemeen moet bovendien worden opgemerkt, dat met name voor de oudere meandergordels geldt, dat de in deze publicatie weergegeven ligging globaal is, omdat er relatief weinig gegevens over bekend zijn. De hieronder te bespreken Zijderveldse en Schoonrewoerdse meandergordels zijn in het zuidoosten van de gemeente Vianen uitvoerig bestudeerd door Van Zijverden en op een kleinschaliger, maar gedetailleerder niveau uitgewerkt dan in de studie van Berendsen en Stouthamer. De in dit rapport weergegeven informatie met betrekking tot de Zijderveldse en Schoonrewoerdse meandergordels is daarom grotendeels ontleend aan de publicatie van Van Zijverden. 4 De meandergordels De oudste meandergordels in de ondergrond van de gemeente Vianen zijn de Kortenhoevense en Tienhovense meandergordels. De Kortenhoevense meandergordel vormt in het oosten van de gemeente een zuidwaartse afsplitsing van de Tienhovense meandergordel. De Kortenhoevense meandergordel loopt vanaf dit punt ten zuiden van de gemeentegrens naar het westen, om vervolgens in het zuidwesten weer de gemeente binnen te komen. De Tienhovense meandergordel loopt vanaf de splitsing met de Kortenhoevense meandergordel grofweg in noordwestelijke richting naar het centrum van Vianen. De top van de zandige afzettingen van de Kortenhoevense en Tienhovense meandergordels bevindt zich op respectievelijk ca. 0,1 en 1,4 m –NAP. Nadat de Tienhovense meandergordel een korte tijd buiten gebruik was geweest, werd deze enkele eeuwen na de verlanding wederom geactiveerd. Dit resulteerde in de vorming van de Autenase meandergordel, die grofweg dezelfde loop kent als de Tienhovense meandergordel, maar zich in tegenstelling tot zijn voorganger, in de buurt van het centrum van Vianen naar het westen en oosten vertakt. In het zuiden van de gemeente bevindt zich een zeer klein gedeelte van de Middelkoopse meandergordel, die ongeveer gelijktijdig met de Autenase actief was en wegens de geringe verbreiding binnen de gemeente met laatstgenoemde als een kaarteenheid behandeld wordt. De top van de zandige afzettingen bevindt zich op ca. 0,4 m +NAP. Een andere meandergordel die tijdens die periode actief was, is de Gorkum-Arkelse meandergordel. Hiervan bevindt zich een zeer klein gedeelte in het uiterste zuiden van de gemeente. De top van de zandige afzettingen bevindt zich op ca. 3,5 m –NAP. De Vuylkopse meandergordel, die later als rivier actief was, bevindt zich in het uiterste noorden van de gemeente, waar deze in grote lijnen parallel loopt met de Autenase meandergordel. Bovenstrooms is de Vuylkopse meandergordel verbonden met de Werkhovense meandergordel (nabij Houten en Werkhoven). De top van de zandige afzettingen bevindt zich in de gemeente Vianen over het algemeen rond ca. 0,2 m +NAP. Uit een booronderzoek in het plangebied Varkenswei in Vianen, dat zich grotendeels boven de Vuylkopse meandergordel zou moeten bevinden, werd echter de conclusie getrokken dat het gehele plangebied zich in een rivierkomgebied zou bevinden, hetgeen erop wijst dat de zandige afzettingen plaatselijk mogelijk dieper liggen.129
111
129 Onderzoeksmeldingsnummer 14533; Molenaar 2006
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
De Zijderveldse meandergordel bevindt zich in het uiterste zuiden van de gemeente Vianen, waar deze enkele malen de gemeentegrenzen verlaat en weer binnenkomt. Buiten de gemeentegrenzen loopt deze meandergordel van de omgeving van Culemborg in de richting van Ameide. In archeologisch opzicht is deze meandergordel van groot belang geweest, waarover meer elders in dit rapport. De top van de zandige afzettingen hiervan bevindt zich in de gemeente Vianen rond ca. 0,5 m –NAP. In het uiterste zuidoosten van de gemeente is een deel van de Schoonrewoerdse meandergordel gelegen. Deze meandergordel verloopt van de omgeving van Culemborg via Vianen, dwars door de hele Alblasserwaard, bijna tot Alblasserdam en is relatief hoog opgeslibd; plaatselijk bevindt de top van de zandige afzettingen zich rond ca. 1,1 m +NAP. Nabij Zijderveld bevindt de Schoonrewoerdse meandergordel zich in de buurt van de Zijderveldse meandergordel. Bovendien hebben beide gedurende enige tijd gelijktijdig gefunctioneerd (namelijk tussen ca. 3222 en 2680 v. Chr.). Tijdens deze periode vond sedimentatie plaats vanuit de Schoonrewoerdse meandergordel op het nabij gelegen gedeelte van de Zijderveldse meandergordel. Vanaf 1200 v. Chr. wordt de restgeul van de Zijderveldse meandergordel enkele eeuwen lang gereactiveerd vanuit de stroomopwaarts gelegen Honswijkse en Redichemse meandergordels. De Hagesteinse meandergordel bevindt zich in het noorden van de gemeente en loopt van Hagestein richting Helsdingen. Deze meandergordel kruiste de Tienhovense, Autenase en Vuylkopse meandergordels. De top van de zandige afzettingen bevindt zich op ca. 2,8 m +NAP, waarmee er ter plaatse van de Hooge Waard duidelijk een ca. 2,5 m hoge rug in het landschap zichtbaar is. Ten oosten van Hagestein is het zand van deze meandergordel afgegraven; wat er nu nog van rest is de aldaar gelegen recreatieplas Everstein. De Lek (meandergordel) is ontstaan in de Romeinse Tijd. Rond het begin van de Late Middeleeuwen begon de bedijking in het rivierengebied. Vanaf dat moment vond er geen noemenswaardige sedimentatie meer plaats vanuit de Lek in het binnendijks gelegen gebied, uitgezonderd de sedimentatie tijdens ernstige overstromingen of dijkdoorbraken. In het buitendijks gelegen gebied gaat de sedimentatie nog steeds door. 5. Verantwoording van het bronnenmateriaal gebruikt voor de vaststelling van de ligging van de meandergordels Een belangrijk uitgangspunt voor het verwachtingsmodel, zeker voor alle perioden tot en met de Romeinse tijd, is de geologie, meer specifiek de ligging van meandergordels van oude rivieren. De kaart van Berendsen en Stouthamer en 130 Berendsen & Stouthamer 2001
de begeleidende tekst geeft het meest volledige beeld van de ontwikkeling van de rivieren in de hele gemeente Vianen; bovendien is deze van tamelijk recente datum.130 De eerder genoemde landschapsreconstructie van Van Zijverden
112
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
is gedetailleerder, maar beslaat niet de hele gemeente.131 Om van beide bronnen de beste gegevens te gebruiken, is de publicatie van Berendsen en Stouthamer voor wat betreft de Zijderveldse en Schoonrewoerdse meandergordel aangepast voor de specifieke situatie in de gemeente. De kaart van Berendsen en Stouthamer is vervolgens vergeleken met een afbeelding van het AHN (Actueel Hoogtebestand Nederland). Op deze afbeelding is op grond van verschillen in hoogteligging tussen de geulen en de voormalige moerasgebieden de begrenzing van deze rivierafzettingen nauwkeuriger te bepalen. Hiermee kon zodoende de ligging van meandergordels en crevasses op de kaart van Berendsen en Stouthamer op de volgende wijze worden verfijnd: •
Op de kaart van Berendsen en Stouthamer is in het uiterste zuiden van de gemeente een meanderbocht van de Zijderveldse meandergordel weergegeven, die volgens de AHN niet blijkt te bestaan.132
•
De zuidelijke begrenzing van de Hagesteinse meandergordel is plaatselijk naar het zuiden verschoven.
•
Vanuit de Zijderveldse meandergordel blijkt tenminste één crevassesysteem naar het noorden te lopen, welke is gedigitaliseerd en op de kaart weergegeven. In werkelijkheid moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van nog veel meer crevassesystemen, die op het AHN minder duidelijk of zelfs helemaal niet zichtbaar zijn.
6. Recente bodemverstoringen en ophogingen De bodemverstoringen en –ophogingen, zijn aangegeven op kaartbijlage 1. De meest ingrijpende bodemverstoringen zijn zichtbaar op de topografische kaart en zijn momenteel opgevuld met water. Een voorbeeld hiervan zijn twee plassen in de uiterwaarden van de Lek, in de Middelwaard. Een van de plassen is in gebruik als jachthaven. Een andere verstoring langs de Lek betreft de aanleg van het kanaal ten behoeve van het sluizencomplex Hagestein, ten westen van de Ossenwaard. De huidige recreatieplas Everstein is het resultaat van zandwinning uit de Hagesteinse meandergordel. Ook het Merwedekanaal kan beschouwd worden als bodemverstoring. Verder zijn er enkele kleinere terreinen, waarvan op grond van de AHN kon worden vastgesteld dat ontgraving heeft plaatsgevonden. Het betreft onder meer een thans gedeeltelijk gedempte bocht in het Merwedekanaal in het westen van de gemeente, een momenteel als ijsbaan in gebruik zijnd geëgaliseerd terrein ten zuiden van de recreatieplas Everstein en enkele opvallend relatief laag gelegen terreinen in de Middelwaard, toe te schrijven aan de voormalige aanwezigheid van steenovens.133 Tenslotte zijn verspreid in de Polder Autena naast enkele eendenkooien nog enkele percelen waargenomen met een relatief lage maaiveldhoogte. De meest ingrijpende bodemophoging bevindt zich ter plaatse van de twee elkaar kruisende snelwegen A2 en A27. Gezien de geringe waarschijnlijkheid van toekomstige bodemaantasting onder het wegdek, wordt dit gebied vrijgegeven en in die zin als bodemverstoring aangegeven. Op basis van het AHN is voor de twintigste eeuwse uitbreidingswijken van Vianen een schatting gemaakt van de hierbij gepaard gegane ophogingen. Op kaartbijlage 1 is
113
131 Van Zijverden (in voorbereiding) 132 Dit werd reeds opgemerkt door Van Zijverden (in voorbereiding). Ook Berendsen (2004) wijst hierop, gebruikmakend van de gegevens van Van Zijverden, maar suggereert ten onrechte dat de onjuist weergegeven meanderbocht afkomstig is van het geologische kaartblad 38 Oost van Verbraeck (1970); in werkelijkheid wordt op laatstgenoemde kaart de werkelijkheid juist dichter benaderd dan op de kaart van Berendsen en Stouthamer (2001). 133 J.M.M. Ruijter, mondelinge mededeling
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
deze geschatte dikte van de ophogingen aangegeven. Deze blijkt veelal beperkt te zijn gebleven van enkele decimeters tot niet meer dan 1 meter. Vermoedelijk is de reden hiervan, dat de meeste uitbreidingswijken gelegen zijn op de (relatief ondiep gelegen) zandige meandergordels. In ieder geval is de ophoging hier dermate gering gebleken, dat deze in het kader van dit rapport als verwaarloosbaar wordt beschouwd.
114
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
BIJLAGE IX LIJST MET ARCHEOLOGISCHE PERIODEN, GEBRUIKTE AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN Tabel 1 : Archeologische perioden
Periode
Afkorting
Tijd in jaren
Nieuwe Tijd Late-Middeleeuwen Vroege-Middeleeuwen Romeinse Tijd IJzertijd Bronstijd Neolithicum (Nieuwe Steentijd) Mesolithicum (Midden Steentijd) Paleolithicum (Oude Steentijd)
NT LME VME ROM IJZ BRONS NEO MESO PALEO
1500 1050 450 12 800 2000 5300 8800 300.000
na Chr. na Chr. na Chr. voor Chr. voor Chr. voor Chr. voor Chr. voor Chr. voor Chr.
Gebruikte afkortingen: ADC AHN AMK AOG ARC ARCHIS AWG B&W BP BWT CAA CMA CvAK CCvD DINO DUBP GS
115
Archeologisch Diensten Centrum Actueel Hoogtebestand Nederland Archeologische Monumenten Kaart Archeologisch Onderzoeksgebied Archaeological Research and Consultancy Archeologisch Informatie Systeem Archeologisch Waardevol Gebied Burgemeester en Wethouders Bestemmingsplan Bouw- en Woningtoezicht Centraal Archeologisch Archief Centraal Monumenten Archief College voor de Archeologische Kwaliteit Centraal College van Deskundigen Digitaal Informatiesysteem Nederlandse Ondergrond Digitale Uitwisselbaarheid Bestemmingsplannen Gewestelijke Staten
-
heden 1500 1050 450 12 800 2000 4900 8800
na Chr. na Chr. na Chr. voor Chr. voor Chr. voor Chr. voor Chr. voor Chr.
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
HVV IKAW IVO KNA LNV MER mv MW NAP n. Chr. NITG-TNO OCW PRBP PvA PvE RAAP RACM ROB SIKB SVBP V&W v. Chr. VROM WAMZ WRO
Historische Vereniging Vianen Indicatieve Kaart Archeologische Waarden Inventariserend Veldonderzoek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Milieu Effect Rapportage maaiveld Monumentenwet Normaal Amsterdams Peil na Christus Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen TNO Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen Praktijk Richtlijn Bestemmingsplannen Plan van Aanpak Programma van Eisen Regionaal Archeologisch Archiveringsproject Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen Verkeer en Waterstaat voor Christus Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu Wet op de Archeologische Monumentenzorg Wet op de Ruimtelijke Ordening
116
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
BIJLAGE X ADRESSEN EN WEBSITES Rijkoverheid Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Directie Cultureel Erfgoed (DCE) Postbus 16375 2500 BJ Den Haag T 070 4123456 F 070 4123450 E
[email protected] I www.minocw.nl/ Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Dienst Landelijk Gebied (DLG) Utrecht / Regio West Graadt van Roggenweg 400 3531 AH Utrecht Postbus 8520 3503 RM Utrecht T 030 2344555 F 030 2344508 I www.minlnv.nl/dlg Rijksdienst voor Archeologie Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) Amersfoort Regiohoofd Midden/Oost
- P.A. Schaap
T 033 4227667
Uitvoering & Handhaving Monumentenwet
– P.A.C. Schut
T 033 4227639
Planvorming en Ruimtelijke Ordening
- Nathalie Vossen
T 033 4227678
Cultuurlandschap en archeologie
- B.P. Speleers
T 033 4227654
Kerkstraat 11 3811 CV Amersfoort Postbus 1600 3000 BP Amersfoort T 033 4227777
117
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
F 033 4227799 E
[email protected] I www.racm.nl Rijksdienst Archeologie Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) Zeist Broederplein 41 3703 CD Zeist Postbus 1001 3700 BA Zeist T 030 6983211 F 030 6916189 E
[email protected] I www.racm.nl Erfgoedinspectie, sector Archeologie (voorheen Rijksinspectie voor de Archeologie (RIA)) Rijnstraat 50 (hoofdingang) / Oranjebuitensingel 25 Postbus 16478 (IPC 3500) 2500 BL Den Haag T 070 4124670 F 070 4124651 E
[email protected] I www.erfgoedinspectie.nl Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB) Centraal College van Deskundigen Archeologie (CCvD Archeologie) Büchnerweg 1 2800 AK Gouda KB, t.a.v. Centraal College van Deskundigen Archeologie Postbus 420 2800 AK Gouda T 0182 540675 E
[email protected] I www.sikb.nl
118
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Raad voor Cultuur (RvC) R.J. Schimmelpennincklaan 3 Postbus 61243 2506 AE Den Haag T 070 3106686 F 070 3614727 E
[email protected] I www.cultuur.nl Bureau Belvedere Projectbureau Belvedere Muntstraat 7 3512 ET Utrecht Postbus 389 3500 AJ Utrecht T 030 230 50 10 F 030 238 09 15 E
[email protected] I www.belvedere.nu Provinciale diensten en stichtingen Interprovinciaal Overleg (IPO) Drs. E.W.H.C. de Graaff (adviseur Cultuur en Ruimtelijke Ordening) Musenstraat 61 2511 WB Den Haag Postbus 16170 2500 BL ’s-Gravenhage T 070 888 12 12 F 070 888 12 80 E
[email protected] I www.ipo.nl
119
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Provinciaal archeoloog Utrecht Drs. Ruurd Kok Pythagoraslaan 101 Postbus 80300 3508 TH Utrecht T 030 2582692 F 030 2582105 E
[email protected] I www.provincie-utrecht.nl Stichting Archeologie en Monumenten Utrecht (STAMU) Anja van Zalinge Dorpsstraat 1b Postbus 115 3980 CC Bunnik T 030 6567024 F 030 6562434 E
[email protected] I www.stamu.nl Landelijke organisaties Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) Bureau Monumenten en Archeologie Postbus 30435 2500 GK ’s-Gravenhage T 070 3738023 F 070 3635682 E
[email protected] I www.vng.nl
120
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Convent van Gemeentelijke Archeologen (CGA) Mw. Drs. C.B. Bakker (voorzitter) Postbus 51331 1007 EH Amsterdam T/F 020 4277612 E
[email protected] I www.gemeente-archeologen.nl Stichting voor de Nederlandse Archeologie (SNA) (per 1-1-2007 onderdeel van Erfgoed Nederland) Herengracht 474 1017 CA Amsterdam T 020 4227979 F 020 4276412 E
[email protected] I www.sna.nl Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN) Herengracht 474 (secretariaat) 1017 CA Amsterdam T 020 4276240 F 020 4227910 I www.awn-archeologie.nl Archeologische Monumentenwacht (AMW) Utrechtseweg 3-f 3811 NA Amersfoort T 033 4650574 F 033 4652546 E
[email protected] I www.archeomw.nl
121
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Federatie Monumentenwacht Nederland Utrechtseweg 3F Postbus 2120 3800 CC Amersfoort T 033 4790770 F 033 4790769 E
[email protected] I www.monumentenwacht.nl Erfgoedhuis Herengracht 474 1017 CA Amsterdam T 020 6277706 F 020 6242536 E
[email protected] I www.erfgoedhuis.nl Stichting Nationaal Contact Monumenten (NCM) (per 1-1-2007 onderdeel van Erfgoed Nederland) Herengracht 474 1017 CA Amsterdam T 020 627 77 06 F 020 624 25 36 E
[email protected] I www.stichtingncm.nl Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond (KNOB) Bureau KNOB Herengracht 474 1017 CA Amsterdam T 020 4212497 F 020 4213029 E
[email protected] I www.knob.nl
122
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Websites Overheidsorganen www.minocenw.nl/archeologie
- Ministerie van OCenW inzake archeologie
www.minocenw.nl/malta
- Maltadossier van het Ministerie van OCenW
www.minocenw.nl/monumenten
- dossier monumenten van het Ministerie van OCenW
www.minocenw.nl/cultureelerfgoed
- dossier cultureel erfgoed van het Ministerie van OCenW
www.vrom.nl
- website van het ministerie van VROM
www.minlnv/zoek/
- adressen en bibliotheek van het Ministerie van LNV
www.cultuur.nl
- raad voor cultuur (inclusief cultuurnota)
www.racm.nl
- Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten
www.monumentenzorg.nl
- Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ)
www.belvedere.nu
- Belvedere website
www.vng.nl
- Vereniging van Nederlandse Gemeenten (algemeen)
www.gemeente-archeologen.nl
- Convent van Gemeentelijke Archeologen
www.erfgoedinspectie.nl
@
- Rijksinspectie voor de erfgoedzorg
www.sikb.nl
- Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, verantwoordelijk voor KNA, certificering en het CCvD Archeologie
www.cultuurnota.nl
- actuele informatie over de Cultuurnota
Wetenschappelijke en informatieve websites Algemeen: www.projectenbankcultuurhistorie.nl
- kennisbank van de RACM met allerhande informatie
www.kich.nl
- kennis infrastructuur cultuurhistorie
www.cultuurwijzer.nl
- gebruiksvriendelijke kennisportaal cultuurbreed
www.erfgoedactueel.nl
- stichting voor erfgoededucatie
www.den.nl
- vereniging Digitaal Erfgoed Nederland (DEN)
Landschap: www.ruimtelijkplanbureau.nl
- nationaal kennisinstituut voor de ruimte
www.alterra.nl
- kennisinstituut voor de groene ruimte dat deel uitmaakt van Wageningen Universiteit en Researchcentrum
123
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
Archeologie: www.sna.nl
- Stichting voor de Nederlandse Archeologie (per 1-1-2007
www.voia.nl
- Vereniging Ondernemers in Archeologie (archeologische
www.archeologie.pagina.nl
- archeologie algemeen
www.archeos.nl
- educatieve website over archeologie in Nederland
www.archeologienet.nl
- informatieve site van de ROB over 250.000 jaar
onderdeel van Erfgoed Nederland - www.erfgoednederland.nl) bedrijven en adviesbureaus)
bewoningsgeschiedenis www.historischplatform.nl
- site van stichting Het Historisch Platform, voor historisch geïnteresseerden
Monumentenzorg: www.monumentenweb.nl
- informatiepunt voor monumentenzorg
www.heemschut.nl
- vereniging voor bescherming van cultuurmonumenten
www.restauratiefonds.nl
- fonds voor bescherming van monumenten
www.monumenten.nl
- knooppunt van informatie en service
www.stichtingncm.nl
- stichting Nationaal Contact Monumenten (per 1-1-2007 onderdeel van Erfgoed Nederland)
124
Vianen verwachtings- en beleidsadvieskaart
125