Dries Vanherwegen (UGent) John Lievens (UGent) Guido Vangoidsenhoven (VUB) Jessy Siongers (VUB) Wendy Smits (VUB) Mark Elchardus (VUB)
De amateurkunsten in beeld gebracht: DE LEDENBEVRAGING VAN KUNSTWERK[T]
1
Inhoud Inleidend.................................................................................................................................................. 4 1
Hoe actief zijn de leden in hun discipline? ...................................................................................... 6
2
Profielen .......................................................................................................................................... 8
3
Eigenschappen van beoefening..................................................................................................... 12 Hoe komt men in contact met beeldende kunst?................................................................. 12
3.1 3.1.1
Op eigen houtje? ........................................................................................................... 12
3.1.2
Via welke personen komt men in contact met beeldende kunst?................................ 12
3.1.3
Activiteitsgraad van de introducerende personen........................................................ 12
3.1.4
Organisaties of andere kanalen waardoor men in contact kwam met beeldende kunst 13 Opleidingen ........................................................................................................................... 14
3.2 3.2.1
Frequenties.................................................................................................................... 14
3.2.2
Evaluatie van de opleidingen......................................................................................... 15
3.3
De presentatie van KUNSTWERK[t]....................................................................................... 17
3.4
Wanneer beoefent men? ...................................................................................................... 18
3.4.1
Dagen waarop men beoefent........................................................................................ 18
3.4.2
Momenten waarop men beoefent................................................................................ 18
3.5 3.5.1
Internetgebruik: algemeen............................................................................................ 19
3.5.2
Functionaliteiten: waarvoor gebruikt men het internet? ............................................. 20
3.6
Professionaliteit..................................................................................................................... 21
3.7
Economische aspecten .......................................................................................................... 22
3.7.1
Uitgaven aan amateurkunst .......................................................................................... 22
3.7.2
Inkomsten...................................................................................................................... 25
3.8 4
Internetgebruik...................................................................................................................... 19
De verwachtingen ten aanzien van KUNSTWERK[t].............................................................. 28
Specifieke vragen........................................................................................................................... 31 4.1
Informeren ............................................................................................................................ 31
4.2
KUNSTLETTER[s] .................................................................................................................... 33
4.3
Receptieve deelname aan de beeldende kunsten ................................................................ 34
4.4
Activiteiten van KUNSTWERK[t] ............................................................................................ 35 2
4.4.1
Evaluatie van KUNSTWERK[t] activiteiten..................................................................... 35
4.4.2
Verplaatsingen voor KUNSTWERK[t] activiteiten.......................................................... 37
4.4.3
Internationale activiteiten............................................................................................. 37
4.5
Diensten en instanties voor hulp en ondersteuning ............................................................. 39
4.6
De website van KUNSTWERK[t]............................................................................................. 43
3
Inleidend Dit onderzoeksrapport bespreekt de resultaten van een websurvey naar de activiteiten van de leden van KUNSTWERK[t]. Het rapport maakt deel uit van een groter onderzoeksproject naar amateurkunstbeoefening in Vlaanderen uitgevoerd door de UGent en de VUB in opdracht van het Forum voor Amateurkunsten in de periode van augustus 2008 tot september 2009. Het onderzoeksproject is het eerste kwantitatieve survey-onderzoek in Vlaanderen dat zich volledig op amateurkunstbeoefening richt. Drie doelstellingen onderbouwen het onderzoek. Ten eerste is het de bedoeling om de lacune aan systematisch verzamelde data omtrent amateurkunstbeoefening op te vullen. Ten tweede -en in het verlengde daarvan- is het daarbij de bedoeling om amateurkunstbeoefening op een zeer gedetailleerde manier te meten. Hierdoor willen we -ten derde- cruciale input kunnen leveren voor het beleid en de sector van de amateurkunsten door het aanleveren van betrouwbare participatiecijfers, profielen van deelnemers te schetsen, behoeften van beoefenaars in kaart te brengen, drempels tot participatie weer te geven, de percepties rond amateurkunsten in kaart te brengen en een zeer uitgebreide vergelijking te maken tussen beoefenaars en niet beoefenaars. In overleg met het Forum voor Amateurkunsten werd geopteerd voor een combinatie van een bevolkingsonderzoek en een ledenonderzoek. Het bevolkingsonderzoek betreft een schriftelijke bevraging van een aselecte steekproef uit het Rijksregister bij een representatief staal van de Vlaamse bevolking. Daarnaast werden een aantal onderzoeksvragen beantwoord door middel van secundaire analyses op basis van de survey ‘Cultuurparticipatie in Vlaanderen 2003-2004’ (Lievens, Waege en De Meulemeester, 2006). Deze survey betreft face-to-face enquêtes bij 2848 Vlamingen tussen 14 en 85 jaar oud op basis van een representatieve aselecte steekproef uit het Rijksregister. De survey ‘Cultuurparticipatie in Vlaanderen 2003-2004’ bevat tevens informatie over de aanwezige gezinsleden. Aan iedere respondent die mondeling ondervraagd werd, werd namelijk gevraagd of alle andere aanwezige gezinsleden een korte schriftelijke vragenlijst invulden. De resultaten van het bevolkingsonderzoek en de secundaire analyses worden apart gerapporteerd in een algemeen eindrapport. Om meer gedetailleerde uitspraken te kunnen doen over actieve beoefenaars van de verschillende amateurkunsten werkten we na intensief overleg met elke Vlaamse landelijke amateurkunstorganisatie een webenquête uit. Deze online bevraging bij de leden of geregistreerde geïnteresseerden van de amateurkunstenorganisaties is tweeledig. Naast een generiek deel dat voor iedere organisatie gelijk loopt, kreeg iedere organisatie de ruimte een aantal zeer specifieke vragen te stellen aan hun leden. Iedere organisatie stelde het adressenbestand van zijn leden ter beschikking. Van iedere organisatie werd een aselecte toevalssteekproef van 10% getrokken. De geselecteerde leden1 werden via mail gecontacteerd met de uitnodiging om deel te nemen aan de online bevraging (totaal: 16.941 verzonden mails). Er werd een strikt opvolgingsdesign gehanteerd: in
1
Hoewel niet alle amateurkunstorganisaties met hetzelfde systeem van lidmaatschap werken, definiëren we een lid van een organisatie hier zeer pragmatisch als een persoon die zich in het aangeleverde adressenbestand van de organisatie bevindt.
4
totaal werden 2 herinneringsmails gestuurd ter verhoging van de responsgraad. Tabel 0.1 geeft een overzicht van de gerealiseerde respons per organisatie. De brutoresponsgraad betreft het aantal ingevulde enquêtes (volledig of deels ingevuld) gedeeld door het aantal verzonden enquêtes. De nettoresponsgraad is correcter en houdt rekening met het aantal ongeldige e-mailadressen. Het gaat hier dus met andere woorden over het aantal ingevulde enquêtes (volledig of deels ingevuld) gedeeld door het aantal verzonden e-mails (exclusief de ongeldige adressen). In het totaal merken we dat 35,92% van de leden de online bevraging invulde. De leden van OPENDOEK, Centrum voor Beeldexpressie, Vlamo, Muziekmozaïek en Koor&Stem volgen dit algemeen patroon min of meer. Bij Creatief Schrijven en Danspunt ligt de responsgraad wat lager: respectievelijk 31,20% en 26,46% van hun leden vulde de webenquête in. Een opvallend hogere respons vinden we terug bij de leden van KUNSTWERK[t]: daar vulde 57,06% van de leden de webenquête in. Tabel 0.1 : Overzicht van responsgraad per organisatie Verzonden (N)
Respons (N)
Bruto- respons (%)
Netto-respons (%)
Poppunt
1779
288
16.19
17.94
Danspunt Creatief Schrijven OPENDOEK
1806 1807 1811
466 493 598
25.80 27.28 33.02
26.46 31.20 36.87
Centrum voor Beeldexpressie Vlamo
1813 2513
620 837
34.20 33.31
39.67 36.74
Muziekmozaïek Koor&Stem KUNSTWERK[t]
1810 1789 1813
621 668 942
34.31 37.34 51.96
37.66 39.43 57.06
TOTAAL
16941
5533
32.66
35.92
In de rest van dit rapport gaan we enkel in op de resultaten van de leden van KUNSTWERK[t]. Dit ledenrapport dient dan ook als complementair gezien te worden aan het algemeen rapport. Dit ledenrapport is in eerste instantie een synthese van de cijfers die zich in het algemeen rapport bevinden. In tweede instantie wordt een aantal punten verder uitgediept en bevat het rapport uiteraard de resultaten van de organisatiespecifieke vragen (die niet in het algemeen rapport opgenomen worden). Voor uitgebreide vergelijkingen met andere sectoren en andere thema’s verwijzen we naar het algemeen eindrapport.
5
1
Hoe actief zijn de leden in hun discipline?
Hoe actief zijn de leden in hun discipline? Om dit na te gaan werd na overleg met het Forum voor Amateurkunsten en iedere landelijke amateurkunstorganisatie een uitgebreide vraag opgesteld waarin gepeild werd naar zeer verschillende vormen van amateurkunst. Voor elke opgenomen activiteit vroegen we de respondenten aan te geven of en hoe vaak ze die activiteit beoefend hebben. Er werd gewerkt met een referentieperiode van 6 maanden voorafgaand aan de bevraging. De intensiteit van beoefening werd gemeten aan de hand van de volgende zespuntenschaal: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Een uitzonderlijke keer Maandelijks Meermaals per maand Wekelijks Meermaals per week Dagelijks
We operationaliseren het actief lid zijn van KUNSTWERK[t] als iemand die in de laatste 6 maanden voorafgaand aan de bevraging actief één van de volgende activiteiten beoefende: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Schilderen Tekenen Beeldhouwen Boetseren Grafiek Textiele kunsten (weven, borduren, enz.) Keramiek Mixed media Glaskunst Edelsmeedkunst Papierbewerking Kalligrafie2
Op basis van deze operationalisering concluderen we dat de overgrote meerderheid van de leden (91,3%) van KUNSTWERK[t] in de afgelopen 6 maanden actief was in de één van de bovenstaande sectorspecifieke activiteiten. Een groep van 7,1% van de leden is nooit actief geweest op vlak van beeldende kunst. Een absolute minderheid van 1,6% was vroeger wel actief, maar was dat niet meer tijdens de laatste zes maanden voorafgaand aan de bevraging (zie Tabel 1.1). We gingen niet alleen na hoeveel actieve leden er zijn, door de zespuntenschaal zijn we in staat om een onderscheid te maken tussen occasionele en frequente beoefenaars. We definiëren een frequente beoefenaar als iemand die minstens wekelijks zijn activiteit beoefent. Daarnaast gaat men
2
Ook opgenomen in de operationalisering maar van gering belang zijn degenen die een open antwoord gaven (na hercodering betreft dit slechts 42 leden). De open antwoorden betreffen onder andere installatiekunst, collages, creatief met afval, werken met geplette eierschalen, etc.
6
ook als frequente beoefenaar door als men minstens twee activiteiten minstens meermaals per maand uitoefent of minstens vier activiteiten minstens maandelijks beoefent. We stellen duidelijk veel meer frequente dan occasionele beoefenaars vast. Ongeveer 83% van de leden is actief in de sectorale activiteiten op een frequente basis. Een groep van ca. 9% van de leden is slechts op occasionele basis actief (zie Tabel 1.1).
Tabel 1.1: Hoe actief zijn de leden in hun discipline (in %)? % leden van KUNSTWERK[t] Nooit beoefend Enkel vroeger, nu niet meer Momenteel beoefenaar Totaal (N) Niet beoefenaar Occasionele beoefenaar Frequente beoefenaar Totaal (N)
7,1 1,6 91,3 100 (897) 8,7 8,8 82,5 100 (897)
Een andere manier om na te gaan hoe actief de leden van KUNSTWERK[t] in hun discipline zijn, is om de tijd die ze eraan besteden in kaart te brengen. Figuur 1.1 brengt de tijdsbesteding in kaart door middel van een boxplot. Een boxplot is een visualisering van de heterogeniteit onder de respondenten (zie Figuur 1.1). De onderkant van de box of doos wordt afgemeten op het 25ste percentiel, dit is de waarde waaronder 25% van de respondenten van de groep zich bevindt. De bovenkant van de doos wordt afgemeten op de waarde van het 75ste percentiel. Op die manier bevindt zich dus in iedere doos 50% van de respondenten van de groep en krijgen we een idee van de spreiding van de antwoorden. De dikke zwarte streep in het midden van de doos duidt de mediaan aan of de waarde waaronder 50% van de respondenten van de groep zich bevindt. De zogenaamde whiskers (de korte streepjes in de grafiek) werden ingesteld op telkens het 5de en het 95ste percentiel. Het gemiddelde wordt voorgesteld door de ruitvormige figuur binnen de boxplot. We constateren dat de actieve leden van KUNSTWERK[t] gemiddeld 14,5 uren per week besteden aan hun activiteiten op vlak van beeldende kunst. Uit de voorstelling van de spreiding merken we dat 25% van de leden minder dan 6,5 uur per week besteedt aan hun activiteiten op vlak van beeldende kunst. De helft van de respondenten besteedt er 12 uur of minder aan per week en ¾ van de actieve leden besteden er 20 uur of minder aan.
7
Figuur 1.1 Tijdsbesteding: gemiddeld aantal uren per week de afgelopen 6 maanden.
2
Profielen
Nu we een eerste beeld hebben van de activiteitsgraad van de leden van KUNSTWERK[t], gaan we in dit deel na wat voor personen dit zijn. We doen dit door de verdeling na te gaan op een aantal profielvariabelen voor de leden die we als actief konden benoemen. Wat geslacht betreft constateren we dat er bijna dubbel zoveel vrouwen als mannen zijn onder de actieve leden van KUNSTWERK[t] (respectievelijk 64,2% vs. 35,8%). Wat leeftijd betreft merken we dat de actieve leden voornamelijk afkomstig zijn uit de leeftijdsgroepen tussen 35 en 54 jaar (44,4%) en tussen 55 en 64 jaar (39,4%). De jongste leeftijdsgroepen maken een duidelijk minder grote groep uit van de actieve leden van KUNSTWERK[t]. Wat opleidingsniveau betreft stellen we bij de actieve leden vast dat de overgrote meerderheid in het hoger onderwijs afstudeerde (58,3%). Slechts 1,9% van de actieve leden studeert momenteel nog. We stellen een duidelijke minderheid laagopgeleiden vast (10,9%). De bevraagde studierichtingen die de respondenten gevolgd hebben of momenteel nog volgen, werden herschikt tot 3 categorieën. Een eerste categorie omvat de studierichtingen waarvan het 8
object van de opleiding een sterk culturele dimensie omvat, zoals: talenonderwijs, lerarenopleiding en kunstonderwijs. Daarnaast werden de opleidingen waarvan het studieobject sterk gericht is op de omgang, verzorging en/of het contact met mensen en die aldus sterk dienstverlenend van aard zijn, samengenomen. Het betreft hier onder andere: de medische en paramedische sector, economisch, administratief en commercieel onderwijs, juridisch en bestuurlijk onderwijs, openbare orde en veiligheid. Tenslotte werden de meer technische en materieel georiënteerde opleidingen samengenomen zoals het agrarisch onderwijs, opleidingen gericht op transport en verkeer, kleding en textiel en de exacte wetenschappen. Bijna de helft van de actieve leden van KUNSTWERK[t] (49,0%) studeerde of studeert in een culturele richting. Zo’n 26% koos voor een studierichting die uitzicht kan geven op een beroep waarin dienstverlening centraal staat. Ongeveer een vierde studeert of studeerde een eerder technisch-materiële richting. Wat beroepsstatus betreft, constateren we dat ongeveer de helft van de actieve leden van KUNSTWERK[t] momenteel aan het werk3 is (52,7%). Ongeveer een vijfde is momenteel inactief4, een vierde is gepensioneerd en ca. 2% is nog student. We gingen ook de verdeling na wat de gezinssituatie van de respondenten betreft. Hiervoor maakten we het onderscheid tussen studenten, alleenwonenden zonder kinderen, samenwonenden zonder kinderen, samenwonenden waarvan het jongste kind jonger is dan 10 jaar, waarvan het jongste kind tussen 10 en 18 jaar is en waarvan het jongste kind ouder dan 18 jaar is. Wat de actieve leden van KUNSTWERK[t] betreft merken we dat slechts 0,3% alleenwonend is als student en ongeveer 10% alleenwonend is en geen student meer is. Overeenkomstig het leeftijdsprofiel, stellen we vervolgens vast dat meer dan de helft van de actieve leden van KUNSTWERK[t] samenwoont met partner waarvan het jongste kind ouder is dan 18 jaar (56,8%). Naast deze vaak gebruikte profielvariabelen gingen we na in welke mate de woonplaats van de leden van KUNSTWERK[t] verstedelijkt is. Voor de opdeling naar graad van verstedelijking werd daarbij Van Hecke (1997) gevolgd die de Vlaamse gemeenten in zes groepen indeelt op basis van hun score op acht verschillende functies (o.a. detailhandel, cultuur, onderwijs, …). De middencategorieën (‘centrumgemeenten in de regionaalstedelijke gebieden’, ‘centrumgemeenten in de structuurondersteunende kleinstedelijke gebieden’, ‘centrumgemeenten in de kleinstedelijke gebieden op provinciaal niveau’ en ‘gemeenten die grenzen aan Brussel’) werden samengenomen. Op die manier werden drie groepen onderscheiden: 1) centrumgemeenten in grootstedelijke gebieden (Antwerpen, Brussel of Gent), 2) centrumgebieden en 3) niet-centrumgebieden. Uit Tabel 2.1 blijkt dat de grootste groep van de actieve leden van KUNSTWERK[t] (49,2%) in een niet centrumgebied woont. Ongeveer een derde van de actieve leden woont in een ander centrumgebied, terwijl ongeveer 17% van de actieve leden in een grootstedelijk gebied woont. We vroegen de respondenten ook naar hun netto maandelijks inkomen van hun gezin. Met het netto-huishoudensinkomen beodoelen we het totaal van de inkomsten van het gezin (eigen loon en dat van de eventuele partner) en dit na aftrek van de belastingen5. Uit de inkomensverdeling in Tabel 2.1 blijkt dat en amper of geen actieve leden van KUNSTWERK[t] zijn die geen eigen maandelijks 3
Ook GESCO, RVA-stage, PWA, interim, dienstencheques en meewerkend in gezins- of familiebedrijf. Werklozen, voltijds huisman/huisvrouw, ziekte- of bevallingsverlof, werkonbekwaam/invalide of op zoek naar eerste werk. 5 Inbegrepen: loon, maaltijdcheques, eventueel kindergeld, uitkeringen, pensioen of andere inkomsten uit kapitaal, creatieve hobby’s, onroerende goederen, etc. 4
9
inkomen hebben. Een grote groep van 30% heeft een inkomen tussen €1000 en €1999. Slechts 5,1% heeft een lager inkomen tussen €600 en €999. Daarnaast stellen we vast dat 30% van de actieve leden van KUNSTWERK[t] een hoger inkomen heeft tussen €2500 en €3749. Naast dit objectief inkomen werd ook gepeild naar het subjectieve inkomen. De respondenten werd gevraag op een zevenpuntenschaal aan te geven in welke mate men comfortabel kan leven met het gezinsinkomen. De schaal liep van 1 (het is zeer moeilijk om rond te komen) tot 7 (het is zeer gemakkelijk om rond te komen). Categorieën 1 en 2 werden samengenomen, 3,4 en 5 vormen de middencategorie, en 6 en 7 vormen de rechtse pool. Uit een inspectie van antwoordverdelingen van de actieve leden van KUNSTWERK[t] blijkt dat de grootste groep van de actieve leden (64,5%) niet gemakkelijk maar ook niet moeilijk kan rondkomen met z’n gezinsinkomen. Voor ongeveer een vierde van de actieve leden is het (zeer) gemakkelijk om rond te komen terwijl het voor zo’n 12% moeilijk of zeer moeilijk is om rond te komen (zie Tabel 2.1).
Tabel 2.1: Profiel van de actieve leden van KUNSTWERK[t] (in %). % actieve leden Geslacht
Leeftijd
Opleidingsniveau
Studierichting
Beroepsactiviteit
Gezinssituatie
man
35,8
vrouw
64,2
(N)
(726)
7-17
0,0
18-34
5,6
35-54
44,4
55-64
39,4
66+
10,6
(N)
(714)
studenten
1,9
max lager secundair onderwijs
10,9
hoger secundair onderwijs
28,9
hoger onderwijs
58,3
(N)
(731)
cultureel
49,0
dienstverlenend
26,4
technisch materieel
24,6
(N)
(671)
studenten
1,6
werkenden
52,7
inactieven
20,2
gepensioneerden
25,5
(N)
(734)
niet samenwonende studenten zonder kinderen niet samenwondenen geen studenten zonder kinderen
0,3 10,2
samenwonend zonder kinderen
12,2
samenwonend jongste kind is jonger dan 10
7,9
10
samenwonend, en jongste kind tussen 10 en 18 samenwonend, jongste kind is ouder dan 18
Verstedelijking woonplaats
Inkomen objectief
Rondkomen met inkomen
12,6 56,8
(N)
(629)
grootstedelijk centrum
16,9
ander centrum
33,9
niet-centrum
49,2
(N)
(717)
geen eigen inkomen
0,3
[€600; €999]
5,1
[€1000; €1499]
11,9
[€1500; €1999]
18,3
[€2000; €2499]
20,0
€2500; €3749]
30,5
[€3750; €4999]
8,7
>€5000
5,1
(N)
(665)
(zeer) moeilijk om rond te komen
12,0
Tussen beide
64,5
(zeer) gemakkelijk om rond te komen
23,5
(N)
(710)
11
3 3.1
Eigenschappen van beoefening Hoe komt men in contact met beeldende kunst?
Hieronder gaan we in op de vraag hoe de leden van KUNSTWERK[t] met hun activiteiten op vlak van beeldende kunst in contact kwamen. We maken daarbij het onderscheid tussen de invloed van een aantal personen enerzijds en een aantal organisaties of andere kanalen anderzijds. Omdat deze analyse zich ook in het algemene eindrapport bevindt, zullen we de resultaten hier slechts kort bespreken en een uitvoerige vergelijking met andere sectoren achterwege laten. 3.1.1
Op eigen houtje?
Door welke personen kwamen de actieve leden van KUNSTWERK[t] in contact met hun hobby? Om deze vraag te kunnen beatwoorden geven we eerst een beeld van de respondenten die aangeven dat ze op eigen houtje in contact kwamen met beeldende kunst. Tabel 3.1 geeft weer dat ongeveer een vierde van de actieve leden van KUNSTWERK[t] op eigen houtje in contact kwam met beeldende kunst. Ongeveer drie vierde van de actieve leden kwam met ander woorden via bepaalde personen of organisaties in contact met beeldende kunst. We bespreken ze in de volgende paragrafen. Tabel 3.1 Percent actieve leden dat alleen in contact kwam met KUNSTWERK[t] (in%) Categorie KUNSTWERK[t]
3.1.2
%
N
23,7
708
Via welke personen komt men in contact met beeldende kunst?
Aan degenen die niet alleen in contact kwamen met hun hobby vroegen we via welke personen ze in contact kwamen met hu hobby. Tabel 3.2 geeft de procentuele verdeling van de personen waardoor de actieve leden van KUNSTWERK[t] in contact kwamen met hun activiteiten op vlak van beeldende kunst. Vrienden en kennissen vormen voor beeldende kunstenaars de belangrijkste personen waardoor men in contact kwam met hun hobby (48%). Ouders (27%) komen op de tweede plaats. Opvallend is het hoge percentage dat in contact kwam met beeldende kunst via een specifieke leerkracht op school (26,9%). Overige gezinsleden en leden uit de ruimere familie blijken met zo’n 16% minder belangrijk. Collega’s worden het minst vaak genoemd als personen die in contact brengen met beeldende kunst (9,4%). 3.1.3
Activiteitsgraad van de introducerende personen
Nu deze eerste blik is geworpen gaan we in wat volgt na in welke mate deze ‘contactpersonen’ zelf ook actief beeldende kunst beoefenen/beoefenden. Tabel 3.2 geeft een overzicht van de activiteitsgraad voor de verschillende personen die de beoefenaars in contact brachten met beeldende kunst.
12
Vrienden of kennissen, de belangrijkste ‘contactpersonen’ voor het aanvatten van activiteiten op vlak van beeldende kunst, blijken zelf ook zeer actief. In ca. 70% van de gevallen beoefenen of beoefenden de introducerende vrienden zelf ook activiteiten op vlak van beeldende kunst. Voor de overige introducerende personen stellen we overal een relatief hoge activiteitsgraad vast. Enkel voor de introducerende gezinsleden stellen we een relatief lage activiteitsgraad van: in een derde van de gevallen beoefent of beoefende het introducerende gezinslid zelf ook activiteiten op vlak van beeldende kunst. Tabel 3.2 Personen waardoor men in contact kwam met zijn/haar hobby (in %) Bracht in contact met KUNSTWERK[t]
Waarvan zelf ook actief
vrienden of kennissen
48,0
69,5
mijn ouders
27,0
50,0
iemand uit mijn gezin
16,7
34,4
een specifieke leerkracht uit mijn school
26,9
61,4
iemand uit mijn ruimere familie
16,5
71,9
collega's
9,4
64,7
(N)
3.1.4
(540)
Organisaties of andere kanalen waardoor men in contact kwam met beeldende kunst
We gingen ook na in welke mate men in contact kwam met KUNSTWERK[t] via een aantal organisaties of andere kanalen. Bij de beeldende kunstenaars springt er duidelijk één introducerende instantie uit: iets meer dan ¾ van de beoefenaars van beeldende kunst geeft aan door middel van het bijwonen van tentoonstellingen in contact te zijn gekomen met hun vak. Daarnaast –en in het verlengde daarvan- geeft meer dan de helft van de beoefenaars aan door het werk van een bekende kunstenaar in contact te zijn gekomen met hun vak. Het DKO speelt hier ook een sterke rol: meer dan 57% van de beoefenaars geeft aan in contact te zijn gekomen met hun vak via het DKO. Verder zien we dat ook tijdschriftartikels (48,5%) en de kunsteducatie buiten het DKO (47,8%) een belangrijke introducerende rol spelen. Tot slot merken we ook een relatief grote groep die aangeeft in contact te zijn gekomen met beeldende kunsten door middel van opendeurdagen of beurzen (36,4%).
13
Figuur 3.1 : Introducerende instanties ter beoefening van beeldende kunst (N=788)
3.2
3.2.1
Opleidingen Frequenties
In welke mate leiden de actieve leden van KUNSTWERK[t] zich op in hun discipline? Trekken ze daarvoor naar het DKO of naar andere instanties? En op welke manier evalueren de beoefenaars deze opleidingen? Figuur 3.2 toont de resultaten. Meer dan een derde (36,1%) van de actieve leden van KUNSTWERK[t] volgde de laatste 6 maanden voorafgaand aan de bevraging een opleiding aan het DKO, ongeveer 40% heeft dat vroeger gedaan, terwijl ongeveer een vijfde nooit een DKO opleiding volgde. Wat het opleidingsaanbod buiten het DKO betreft, constateren we dat iets meer dan een derde (36,3%) van de actieve beoefenaars momenteel (de laatste 6 maanden voorafgaand aan de bevraging) een alternatieve opleiding volgde, ca. 40% van de actieve leden volgde vroeger al een alternatieve opleiding, terwijl iets meer dan een vijfde van de actieve leden dat nooit volgde.
14
Figuur 3.2 : Gevolgde opleidingen door de actieve leden van KUNSTWERK[t] (in %) (N=796)
3.2.2
Evaluatie van de opleidingen
We gingen na in welke mate de huidige of vroegere studenten die momenteel actief lid zijn van KUNSTWERK[t] tevreden zijn over hun opleiding aan het DKO/buiten het DKO6. Figuur 3.3 geeft de resultaten. Daaruit blijkt dat men over de meeste aspecten van de gevolgde opleiding (zowel DKO als buiten DKO) zeer tevreden is. Slechts bij twee criteria valt een duidelijk lagere tevredenheid op: de hulp en de motivatie die de opleiding aanreikt om naar een professioneel kunstenaarschap over te stappen enerzijds en de opvolging buiten de lessen anderzijds. Wat de hulp en de motivatie om over te schakelen tot een professioneel kunstenaarschap betreft, stellen we vast dat ongeveer de helft (heel) ontevreden is over dit aspect wat het DKO betreft. Een ander beeld verschijnt bij de opleidingen buiten het DKO. Daar is de groep die het in het midden houdt veel kleiner (32,8% vs. 10,3%) en is de die er (heel) tevreden over is duidelijk groter (18,6% vs. 44,6%). We merken nog op dat de lagere evaluatie van dit item mogelijk te maken heeft met het feit dat niet alle beoefenaars een professioneel kunstenaarschap aspireren. Een tweede punt waar men in het algemeen minder tevreden over is, betreft de opvolging buiten de lessen. Hoewel 32,3% van de (ex) DKO studenten daar (heel) tevreden over is, is de groep die er effectief (heel) ontevreden over is niet zo denderend groot (31,1%). Een grote groep van de (ex)DKO studenten houdt het in het midden en is er noch tevreden noch ontevreden over (36,5%). Ook hier verschijnt een ander beeld bij de alternatieve opleidingen. Daar is de groep die het in het midden houdt veel kleiner (11,2%) en blijkt de groep die er (heel) tevreden over is groter (32,3% vs. 52,5%). Deze polarisering heeft er waarschijnlijk mee te maken dat deze geëvalueerde opleidingen –in tegenstelling tot het DKO- een amalgaam betreft van verschillende opleidingsmogelijkheden en cursussen die niet allemaal dezelfde doelstellingen hebben.
6
Werd bevraagd als ‘een kunstopleiding buiten het deeltijds kunstonderwijs (workshops, lessenreeksen, vormingen buiten de academie)’
15
Figuur 3.3 Bovenaan: DKO evaluatie door actieve leden van KUNSTWERK[t]. Onderaan: Evaluatie van opleidingen buiten DKO door actieve leden van KUNSTWERK[t].
16
De presentatie van KUNSTWERK[t]
3.3
Hoe actief zijn de leden van KUNSTWERK[t] in het laten zien of horen van hun werk aan anderen? We gingen na of en in welke mate de actieve leden hun activiteiten op vlak van beeldende kunst het afgelopen jaar aan de volgende personen lieten zien/horen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Gezinsleden Leden uit de ruimere familie Vrienden of kennissen Collega’s Andere beoefenaars (amateurs) Andere beoefenaars (professionals) Mensen die men nog niet kende (via optredens, tentoonstellingen, publicaties of online)
Eerst en vooral blijkt dat zo goed als alle actieve leden (98%) al ooit iets wat ze gemaakt hebben op vlak van KUNSTWERK[t] heeft laten horen of zien aan anderen. Tabel 3.3: Presentatie van activiteiten op vlak van beeldende kunst (in %). Categorie KUNSTWERK[t]
%
N
98,0
812
Daarnaast gingen we na aan welke personen men deze activiteiten heeft laten zien of horen het afgelopen jaar. Aan de hand van onderstaande schaal werd de intensiteit daarvan gemeten. Om de resultaten overzichtelijk te presenteren brachten we de intensiteit terug tot 4 categorieën: nooit, uitzonderlijk (‘een uitzonderlijke keer’ of ‘meermaals per jaar’), occasioneel (‘maandelijks’ of ‘meermaals per maand’) en frequent (‘wekelijks’, ‘meermaals per week’ of ‘dagelijks’). Figuur 3.4 biedt de resultaten. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Nooit Een uitzonderlijke keer Meermaals per jaar Maandelijks Meermaals per maand Wekelijks Meermaals per week Dagelijks
Uitzonderlijk Occasioneel Frequent
Uit Figuur 3.4 maken we op dat de activiteiten op vlak van beeldende kunst het vaakst worden getoond aan gezinsleden en aan vrienden of kennissen. Meer dan 90% doet dat namelijk minstens uitzonderlijk. Opvallend is de grote groep beoefenaars die op frequente basis (dus minimum wekelijks) zijn activiteiten laat horen of zien aan andere gezinsleden (49,2%). Aan leden van de ruimere familie en aan andere beoefenaars (amateurs) toont men zijn activiteiten ook relatief vaak. Ongeveer 88% van de actieve leden doet dat namelijk minstens uitzonderlijk en ca. 30% doet dat 17
minstens occasioneel (dus minstens maandelijks). Aan collega’s en professionele beoefenaars wordt relatief minder vaak getoond, hoewel zo’n 7% dat frequent (dus minimum wekelijks) doet. We stellen ook vast dat drie vierde van de actieve leden uitzonderlijk zijn werk toont aan een onbekend publiek, ongeveer 16% doet dat nooit terwijl 8,6% dat minstens occasioneel doet. Figuur 3.4 : Presentatie van activiteiten op vlak van beeldende kunst (in %) (N=785)
3.4
3.4.1
Wanneer beoefent men? Dagen waarop men beoefent
Op welke dagen beoefenen de actieve leden van KUNSTWERK[t] hun activiteiten op vlak van beeldende kunst? Tabel 3.4 geeft een overzicht. Daaruit blijkt dat de meeste actieve leden tijdens weekdagen hun hobby beoefenen (96%). Op zaterdagen en zondagen zijn er wat minder beoefenaars. Tijdens de schoolvakanties ligt de activiteit nog wat lager: minder dan twee derde van de actieve leden van KUNSTWERK[t] beoefent tijdens de schoolvakanties. Tabel 3.4: Dagen waarop de actieve leden van KUNSTWERK[t] beoefenen (in%)
Beeldende kunst
3.4.2
Weekdag (niet vakantie)
Zaterdag (niet vakantie)
Zondag (niet vakantie)
Tijdens de schoolvakanties
96,5
77,7
69,2
62,2
Momenten waarop men beoefent
Hieronder geven we een beeld van de tijdstippen waarop men doorgaans beoefent (zie Tabel 3.5). Ongeveer 30% van de leden die op weekdagen beeldende kunst beoefenen, hebben daar geen vast tijdstip voor. Ongeveer een vijfde doet het echter wel in de voormiddag tussen 8 en 12 uur. Tussen
18
18 en 22 uur wordt er door 44,2% beoefend. Ook in namiddag merken we dat een groep van 32,9% actief is. Tijdens het weekend valt op dat veel meer beoefenaars geen vast tijdstip van beoefening hebben. (Voor zaterdag gaat het om 46,5% en voor zondag om 55,0%). Ook valt op dat er in het weekend minder ’s tussen 18 en 22 uur beoefend wordt. De beoefenaars die tijdens de schoolvakanties actief zijn, kunnen in het gros van de gevallen (65,3%) geen vast tijdstip aanduiden waarop ze actief zijn. Ongeveer 14% van de beoefenaars beoefent tijdens de schoolvakanties tussen 18 en 22 uur. Zo’n 13% doet dat na 22 uur. Tabel 3.5: Tijdstip van beoefening (in % van degenen die actief zijn op de aangegeven dagen) (Multiple respons).
Weekdag Zaterdag Zondag Schoolvakanties
3.5
Geen vast tijdstip 29,95 46,49 55,02 65,27
8u-12u
12u-14u
14u-18u
18u-22u
Na22u
20,95 26,04 16,31 16,37
12,08 14,22 10,04 12,57
32,90 33,07 29,39 25,15
44,22 13,42 13,44 16,77
8,61 5,11 5,91 6,39
Internetgebruik
Hieronder gaan we in op het internetgebruik in het kader van de beoefening van beeldende kunst. We schetsen allereerst een beeld van het aandeel e-amateurs. Met e-amateurs bedoelen we beoefenaars die gebruik maken van het internet in het kader van de beoefening van hun amateurkunst. Vervolgens geven we een beeld van de functionaliteiten van dit internetgebruik: waarvoor gebruikt men het internet in het kader van beeldende kunst? Omdat deze analyse zich ook bevindt in het algemeen rapport, bespreken we enkel de cijfers van de actieve leden van KUNSTWERK[t].
3.5.1
Internetgebruik: algemeen
Ca. 92% van de actieve leden van KUNSTWERK[t] kan geklasseerd worden als e-amateur. In de volgende paragraaf gaan we na waarvoor men het internet gebruikt. Tabel 3.6 Aandeel e-amateurs (in %) Categorie KUNSTWERK[t]
%
N
92,2
785
19
Functionaliteiten: waarvoor gebruikt men het internet?
3.5.2
Beeldend kunstenaars die het internet gebruiken in het kader van hun hobby doen dat omwille van drie heel duidelijke redenen. Ten eerste merken we dat ca. ¾ van de e-amateurs van deze sector het werk van anderen bekijkt of erover leest (74,9%). Een gelijkaardig percentage raadpleegt activiteitenkalenders omtrent beeldende kunsten. Een iets lager aandeel, maar toch nog een ruime meerderheid van 65,2% gebruikt het internet om informatie over technieken op te zoeken. Daarnaast valt het relatief grote aandeel op dat zijn eigen creaties (of die van de groep waarbij men is aangesloten) toont op een eigen website (41,3%), terwijl slechts 17,5% dat doet op open websites. Sociale netwerksites zoals Facebook en Netlog worden door ongeveer een derde van de e-amateurs van deze sector gebruikt om andere beoefenaars van beeldende kunst te leren kennen, terwijl slechts een kleine 10% aanwezig is op online discussiefora en communities. Zoekertjessites worden door ongeveer een derde van de e-amateurs van deze sector gebruikt (32,3%), terwijl slechts een kleine 14% het internet gebruikt als verkoopskanaal voor eigen werk.
Tabel 3.7 Functionaliteiten van het internetgebruik in het kader van amateurkunstbeoefening (in %). KUNSTWERK[t]
activiteiten vinden op activiteitenkalender
73,2
werk van anderen bekijken of beluisteren, erover lezen, etc.
74,9
informatie over technieken en instrumenten, etc opzoeken
65,2
promo via email
36,9
wat ikzelf en/of mijn groep doe(t) tonen op een eigen website
41,3
spullen of materialen vinden en/of aanbieden op zoekertjessites
32,3
andere beoefenaars leren kennen via online sociale netwerken
34,8
wat ikzelf en/of mijn groep doe(t) tonen op open websites
17,5
op online discussiefora en communities informatie vernemen en/of discussiëren
9,8
verkoopskanaal voor eigen werk
14,0
(N)
(724)
20
3.6
Professionaliteit
In welke mate zien de actieve leden van KUNSTWERK[t] zichzelf als amateur dan wel als professional (wat betreft hun activiteiten op vlak van beeldende kunst)? Aan de respondenten werd gevraagd op een zevenpuntenschaal aan te geven in welke mate ze zichzelf als amateur danwel als professional beschouwen. Figuur 3.5 geeft de resultaten voor de actieve leden van KUNSTWERK[t]. We constateren dat bijna een vierde van de actieve leden van KUNSTWERK[t] zichzelf als amateur beschouwt (‘1’ of ‘2’ op de schaal). Ca. 60% plaatst zich in het midden van de schaal (bij ‘3’, ‘4’ of ‘5’). Een groep van ca. 28% van de actieve leden beschouwt zich wat hun activiteiten op vlak van beeldende kunst betreft als professional (‘6’ of ‘7’ op de schaal). De gemiddelde zelfevaluering van de actieve leden van KUNSTWERK[t] bedraagt 3,71 (Tabel 3.8). Figuur 3.5 : Subjectieve zelfevaluering van professionaliteit bij actieve leden van KUNSTWERK[t] (in%) (N=806).
Tabel 3.8: Gemiddelde subjectieve zelfevaluering van professionaliteit bij actieve leden van KUNSTWERK[t]. Categorie KUNSTWERK[t]
Gemiddelde
N
3,71
806
21
Economische aspecten
3.7
Hoeveel geld besteden de leden van KUNSTWERK[t] aan (verschillende aspecten van) de beoefening van hun activiteiten op vlak van beeldende kunst? Zijn er ook inkomsten aan verbonden, en zo ja, op welk gebied? In dit hoofdstuk zoeken we een antwoord op deze vragen. In overleg met het Forum voor Amateurkunsten en de 9 landelijke amateurkunstorganisaties werden over deze economische aspecten drie vragenbatterijen opgesteld en opgenomen in het online ledenonderzoek. We starten dit deel met een analyse van de uitgaven verbonden aan amateurkunstbeoefening. In een volgend luik richten we ons op de inkomsten. Voor een meer uitvoerige analyse van de economische aspecten verbonden aan amateurkunstbeoefening verwijzen we naar het algemeen eindrapport. Hier zullen we de analyses beperken tot de actieve leden van KUNSTWERK[t]. Uitgaven aan amateurkunst
3.7.1
De uitgaven werden gemeten voor negen mogelijke uitgavenposten. Telkens werd de beoefenaars gevraagd aan te geven hoeveel ze er het voorbije jaar persoonlijk aan spendeerden: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Lidgeld Instrumenten of materiaal (vb. kleding, onderhoud, software, enz.) Infrastructuur (vb. repetitielokaal, ateliers, enz.) Promotie van zichzelf (strooibriefjes, Internetsites, enz.) Vervoer Tentoonstelling- of voorstellingsruimtes, concertzalen of andere podia huren Cursussen of vorming Informatie en documenten (vb. scripts, partituren, boeken, cd-rom, dvd, enz.) Andere
Voor elk van deze uitgavenposten werd aan de respondenten gevraagd de kosten ervan aan te geven in zeven categorieën: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Niets Minder dan €50 Tussen €50 en €249 Tussen €250 en €999 Tussen €1.000 en €4.999 Tussen €5.000 en €10.000 Meer dan €10.000
Hieronder geven we in eerste instantie een overzicht van de totale uitgaven per sector. Vervolgens vergelijken we de verschillende sectoren met elkaar voor de opgenomen uitgavenposten.
22
3.7.1.1
Totale uitgaven7
Figuur 3.6 geeft een overzicht van de totale uitgaven van de actieve leden van KUNSTWERK[t] op jaarbasis. Op vraag van de sector worden de totalen in 7 categorieën voorgesteld. In het algemeen blijkt dat de beoefening van activiteiten op vlak van beeldende kunst voor de meerderheid van de actieve leden van KUNSTWERK[t] niet kosteloos is. Slechts 2,5% van de actieve leden geeft namelijk niets of minder dan €50 uit aan zijn hobby op jaarbasis. 48,2% van de actieve leden geeft tussen €250 en €999 uit aan de beoefening van hun hobby op jaarbasis. Ongeveer 30% besteedt tussen de €1000 en €4999 aan hun hobby per jaar. Uitgaven boven €5000 blijven beperkt. Doorheen de volgende paragrafen zal duidelijk worden waaraan deze uitgaven zoal besteed worden. Figuur 3.6 Totale uitgaven aan beeldende kunst op jaarbasis door actieve leden van KUNSTWERK[t] (in %).
7
(1) Voor de berekening van de totalen gingen we na hoeveel keer de verschillende bedragen werden genoemd per respondent. Daarbij werden de volgende drempels gehanteerd. (Uitgaande van een normaalverdeling nemen we het midden van iedere categorie als richtbedrag ter bepaling van de drempels) a. b. c. d. e.
Wie twee tot acht maal minder dan €50 aanduidde, komt terecht in de categorie €50-€249 Wie twee tot acht maal tussen €50 en €249 aanduidde, komt terecht in de categorie €250-€999 Wie twee tot acht maal tussen €250 en €999 aanduidde, komt terecht in de categorie €1000-€4999 Wie twee tot acht maal tussen €1000 en €4999 aanduidde, komt terecht in de categorie €5000-€10.000 Wie twee tot acht maal tussen €5000 en €10000 aanduidde, komt terecht in de categorie van meer dan €10.000
(2) De open antwoorden van de categorie ‘andere’ werden zoveel mogelijk teruggebracht tot de voorgelegde antwoordcategorieën. Er bleven te weinig open antwoorden over, om zinvol te analyseren.
23
3.7.1.2
Uitgavenposten voor de actieve leden van KUNSTWERK[t]
Ten eerste stellen we een aantal uitgavenposten vast waaraan relatief weinig wordt uitgegeven: infrastructuur, het huren van ruimte (Tentoonstelling- of voorstellingsruimtes, concertzalen of andere podia huren) en promotie. Zo heeft meer dan de helft van de actieve leden van KUNSTWERK[t] geen kosten aan infrastructuur of het huren van ruimten om hun activiteiten te tonen aan anderen. Voor promotie van zichzelf geldt dat een ongeveer de helft van de actieve leden er geen kosten aan heeft. Naast deze uitgavenposten waaraan relatief minder wordt uitgegeven stellen we een aantal uitgavenposten vast waaraan duidelijk meer wordt uitgegeven (lidgeld, instrumenten of materiaal en vervoer). Vergeleken met de overige uitgavenposten vinden we hier zeer grote groepen leden terug die er meer dan €50 per jaar aan uitgeven. Echt hoge uitgaven van meer dan €1.000 blijven echter beperkt, behalve bij instrumenten en materiaal. Daar constateren we een groep van 12,7% die er meer dan €1.000 aan uitgeeft op jaarbasis. Naast drie lagere uitgavenposten (infrastructuur, ruimte huren en promotie) en drie hogere uitgavenposten (lidgeld, instrumenten of materiaal en vervoer) constateren we twee uitgavenposten die een tussenpositie innemen: cursussen/vorming enerzijds en informatie en documenten anderzijds. Figuur 3.7: Uitgavenposten door de actieve leden van KUNSTWERK[t] (N=732) (in %)
24
3.7.1.3
Hoe worden deze kosten opgevangen?
In wat volgt gaan we na op welke manieren deze uitgaven worden opgevangen. Tabel 3.9 geeft een overzicht. We maken daarbij het onderscheid tussen degenen die deze uitgaven zelf opvangen, (deels) terugbetaald krijgen door ouders of een vereniging en degenen die eventueel op overheidssteun kunnen rekenen om de kosten (deels) te compenseren. We gingen ook na in welke mate er sprake is van compensatie van de kosten door de opbrengsten aan amateurkunst. Tabel 3.9 Manieren waarop uitgaven worden opgevangen (in %, Multiple Respons).
Beeldende kunst
Eigen rekening
(deels) betaald door ouders
(deels) betaald door vereniging
(deels) compensatie door de overheid
(deels) compensatie door opbrengsten
81,0
0,8
4,5
21,8
34,1
(N)
(715)
We constateren dat 81% van de actieve leden van KUNSTWERK[t] de kosten verbonden aan de uitoefening van hun hobby voor eigen rekening nemen. Voor amper of geen van de actieve leden (0,8%) helpen de ouders in het terugbetalen van de kosten. In slechts 4,5% van de gevallen wordt er (deels) bijgesprongen door de vereniging waarvan men lid is. Bij ca. 22% van de actieve leden van KUNSTWERK[t] is er sprake van (partiële) compensatie van de kosten door overheidssteun. Tot slot merken we op dat een derde van de actieve leden van KUNSTWERK[t] zijn uitgaven (deels) kan compenseren door inkomsten op vlak van beeldende kunst. In de volgende paragraaf gaan we dieper in op deze inkomsten.
Inkomsten
3.7.2
Naast de uitgaven verbonden aan amateurkunst werd met het ledenonderzoek ook nagegaan in welke mate er inkomsten verbonden zijn aan de beoefening van amateurkunst. In dit deel schetsen we eerst een algemeen beeld van de totale inkomsten. Vervolgens zoomen we in op de verschillende inkomstenbronnen. De berekening van de totalen is gebaseerd op de inkomsten uit de volgende categorieën: Figuur 3.8: Inkomsten uit amateurkunst: bevraagde inkomstenbronnen
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Lesgeven Verkoop van kunstwerken Optredens of voorstellingen Verkoop van cd’s, dvd’s, boeken, enz Promotie en merchandising Andere
25
We merken op dat de totale inkomsten op dezelfde wijze werden berekend als de totale uitgaven. Zoals Figuur 3.9 laat zien, haalt iets meer dan een derde van de actieve leden van KUNSTWERK[t] helemaal geen inkomsten of minder dan €50 per jaar uit hun activiteiten op vlak van beeldende kunst. Ongeveer 19% van de actieve leden haalt er tussen €50 en €249 uit per jaar. Voor ongeveer een vijfde van de actieve leden liggen de inkomsten tussen €250 en €999 per jaar. Zo’n 19% haalt tussen €1.000 en €4.999 per jaar uit zijn activiteiten op vlak van beeldende kunst. Inkomsten hoger dan €5.000 blijven eerder beperkt. Voor een uitvoerige vergelijking met de andere sectoren verwijzen we naar het algemeen rapport. In de volgende paragraaf gaan we na hoe deze inkomsten worden verworven. Figuur 3.9 Inkomsten uit de beoefening van beeldende kunst door de actieve leden van KUNSTWERK[t] (N=702).
3.7.2.1
Inkomstenbronnen
Zoals Tabel 3.10 duidelijk maakt, worden de meeste inkomsten gegenereerd door de verkoop van kunstwerken. Ca. 60% van de actieve leden van KUNSTWERK[t] verdient daar namelijk meer dan €50 per jaar aan. We constateren bovendien dat een vijfde van de actieve leden van KUNSTWERK[t] meer dan €1.000 per jaar verdient door de verkoop van kunstwerken. Voor de overige inkomstenbronnen (lesgeven, optredens of voorstellingen, verkoop van creatieve output zoals cd’s en boeken en promotie/merchandising) stellen we vast dat er amper inkomsten aan verbonden zijn. Enkel bij lesgeven valt een iets grotere groep van 13,5% op die meer dan er meer dan €50 aan verdient op jaarbasis.
26
Tabel 3.10 Inkomsten uit de beoefening van beeldende kunst bij de actieve leden van KUNSTWERK[t] (in %) (N=267).
lesgeven verkoop van kunstwerken optredens of voorstellingen verkoop van cds, dvds, boeken, enz promotie en merchandising
niets
< €50
€50 €249
€250 €999
>= € 1000
84,8 36,0 96,6 97,4 98,1
1,7 5,0 1,1 0,6 0,7
5,1 19,1 1,6 1,0 1,0
4,1 19,7 0,6 0,6 0,0
4,3 20,2 0,1 0,4 0,1
27
3.8
De verwachtingen ten aanzien van KUNSTWERK[t]
Wat verwachten de leden van KUNSTWERK[t] eigenlijk van KUNSTWERK[t]? Om dit na te gaan werd in overleg met het Forum voor Amateurkunsten en ieder van de negen landelijke amateurkunstorganisaties een aantal verwachtingen opgelijst. Aan de leden werd gevraagd om 5 diensten aan te duiden die men het meest belangrijk acht. Figuur 3.10 geeft de resultaten voor de actieve leden van KUNSTWERK[t]. We bespreken de belangrijkste 5 verwachtingen. De belangrijkste verwachting die de leden van KUNSTWERK[t] hebben ten aanzien van hun steunpunt betreft het aanreiken van informatie en documentatie. Ca. 57% van de actieve leden gaf dit op als belangrijke verwachting. Daarnaast blijkt dat ongeveer 47% van de leden verwacht dat KUNSTWERK[t] artistieke cursussen en vorming organiseert. Vervolgens constateren we dat ongeveer 40% van de actieve beoefenaars van KUNSTWERK[t] verwacht dat ze de discipline van de beeldende kunsten promoten. Ongeveer een derde van actieve leden van KUNSTWERK[t] verwacht vervolgens dat men de belangen van de sector verdedigt naar de overheid toe, ideeën aanreikt en vernieuwende impulsen geeft, wedstrijden organiseert en ondersteunende maatregelen biedt als een opstap naar een professioneel niveau. We stellen vast dat slechts 1,2% van de actieve leden van KUNSTWERK[t] de diensten van KUNSTWERK[t] overbodig vindt.
28
29
Figuur 3.10: Verwachtingen ten aanzien van KUNSTWERK[t] (in %) (N=756)
30
4
4.1
Specifieke vragen8 Informeren
We vroegen aan de actieve leden van KUNSTWERK[t] welke informatie ze vooral hopen te ontvangen via KUNSTWERK[t]. Negen mogelijke items werden bevraagd. Tabel 4.1 geeft het per item het aandeel actieve leden dat er informatie over wenst te ontvangen. We stellen vast dat telkens meer dan 95% van de actieve leden informatie wenst te ontvangen over de opgenomen thema’s. Bij kunstgeschiedenis ligt dit aantal net iets lager (91,1%). Tabel 4.1: Aandeel actieve leden per thema dat er informatie over wenst te ontvangen
Informatie Allerlei wedstrijden in de beeldende kunsten (oproep, reglementen, …) Het vormingsaanbod in Vlaanderen (van verschillende aanbieders) Kunstgeschiedenis Het werk van/ interviews met professionele kunstenaars Materialen en technieken Juridisch en zakelijk advies Het aanbod in musea, kunstencentra en galerijen voor hedendaagse kunst Het aanbod van musea, kunstencentra, galerijen voor schone kunsten Tentoonstellingen van andere amateurkunstenaars (N)
% 96,7 95,2 91,1 97,9 98,1 95,2 98,1 97,2 96,8 (722)
Voor degenen die informatie wensen te ontvangen omtrent de bovenstaande thema’s gingen we na op welke manier zij dat zouden willen. We maakten hiervoor het onderscheid tussen drie media: het tijdschrift, de website en een e-zine/de digitale nieuwsbrief. Tabel 4.2 geeft de resultaten. We stellen vast dat men de informatie voor ieder bevraagd thema het liefst ontvangt via het tijdschrift: tussen 60% en 70% van de actieve leden geeft dit namelijk aan. Enkel wat informatie over ‘het werk van/interviews met professionele kunstenaars’ betreft, stellen we vast dat men deze info opvallend liever via het tijdschrift krijgt (81,6%). Voor ieder thema stelen we vervolgens vast dat ongeveer de helft van de actieve leden erover zou willen vernemen via de website, en tussen 40% en 50% via een e-zine (of de digitale nieuwsbrief). Twee thema’s wijken duidelijk af van dit algemeen beeld: ‘het werk van/ interviews met professionele kunstenaars’ en ‘kunstgeschiedenis’. Respectievelijk 35,9% en 31,7% wenst er info over te ontvangen via de website. Ook wat de informatie via een e-zine betreft zijn het deze twee thema’s die afwijken. Respectievelijk 21,9% en 18,4% wenst er via een ezine over geïnformeerd worden.
8
Gezien de hoge activiteitsgraad (91,3%) van de leden en de lage aantallen die de categorie van niet actieve leden zou genereren, werken we enkel met de actieve leden van KUNSTWERK[t].
31
Tabel 4.2 Manieren waarop men informatie over thema’s wil ontvangen (in%)
tijdschrift
website
e-zine
(N)
72,5
47,2
52,3
690
65,8
45,9
40,4
597
Kunstgeschiedenis
66,4
31,7
18,4
539
Het werk van/interviews met professionele kunstenaars
81,6
35,9
21,9
652
Materialen en technieken
76,2
43,3
27,4
642
Juridisch en zakelijk advies
64,7
47,1
26,0
592
70,4
50,8
43,5
673
68,2
50,1
40,1
619
64,4
51,1
41,7
657
Allerlei wedstrijden in de beeldende kunsten (oproep, reglementen, …) Het vormingsaanbod in Vlaanderen (van verschillende aanbieders)
Het aanbod in musea, kunstencentra en galerijen voor hedendaagse kunst Het aanbod van musea, kunstencentra, galerijen voor schone kunsten Tentoonstellingen van andere amateurkunstenaars
32
4.2
KUNSTLETTER[s]
KUNSTWERK[t] biedt ook het tijdschrift KUNSTLETTER[s] aan. Het tijdschrift bevat een aantal vaste rubrieken. Aan de hand van een vijfpuntenschaal gingen we na in welke mate de actieve leden van KUNSTWERK[t] deze vaste rubrieken lezen. Figuur 4.1 geeft de resultaten. We stellen vast dat de ‘Agenda’ en ‘Blikvangers’ zeer vaak gelezen worden. 85,8% en 82,4% van de actieve leden leest deze rubrieken vaak of altijd. De reeks ‘kunst na ’45’ en ‘Letters van de Wet’ worden wat minder vaak gelezen. Respectievelijk 19,3% en 29,3% van de actieve leden leest deze rubrieken zelden of nooit.
Figuur 4.1: KUNSTLETTER[s]: leesfrequentie van vaste rubrieken (in %).
33
4.3
Receptieve deelname aan de beeldende kunsten
We gingen na in welke mate de actieve leden van KUNSTWERK[t] naar tentoonstellingen van beeldende kunsten gaan. We maakten daarbij het onderscheid tussen het professioneel aanbod en het amateuraanbod. Figuur 4.2 geeft de resultaten. In de figuur valt op dat galerijen relatief vaak bezocht worden. Ongeveer de helft van de respondenten geeft aan het afgelopen jaar meer dan drie keer een galerij bezocht te hebben. Opvallend is dat bijna een vierde dat meer dan 7 keer op jaarbasis doet. Wat het amateuraanbod betreft, stellen we vast dat ongeveer 39% van de actieve leden meer dan drie keer een tentoonstelling bezocht van mensen die men kent. Tentoonstellingen van andere amateurkunstenaars (die men niet persoonlijk kent) worden duidelijk wat minder frequent bezocht. Ongeveer een vijfde doet dat namelijk nooit, terwijl 22,1% dat meer dan drie keer doet op jaarbasis.
Figuur 4.2: Receptieve deelname aan de beeldende kunsten (het afgelopen jaar) (in%).
34
4.4
4.4.1
Activiteiten van KUNSTWERK[t] Evaluatie van KUNSTWERK[t] activiteiten
De respondenten werd een aantal activiteiten voorgelegd die KUNSTWERK[t] zou kunnen organiseren. Aan de hand van een vijfpuntenschaal gingen we na in welke mate deze activiteiten interessant zouden zijn voor de leden. Om de resultaten overzichtelijk te presenteren, brachten we de schaal terug tot 3 categorieën: 1 heel interessant of interessant, 2 tussen beide en 3 niet interessant of helemaal niet interessant. Figuur 4.3 geeft de resultaten. We stellen vast dat atelierbezoeken bij kunstenaars, fotograferen van eigen werk, professionele feedback, opbouw van een tentoonstelling en masterclasses op relatief veel belangstelling kunnen rekenen (telkens meer dan 60% van de respondenten vindt dit (heel) interessant). Relatief minder interessant blijken de buitenschilderdagen, gesprekken en lezingen door curatoren of galerijhouders en het e-atelier. Vooral de buitenschilderdagen vallen op door de kleine groep van 30% die dit (heel) interessant vindt en de grote groep van 46% die dit (helemaal) niet interessant vindt.
35
Figuur 4.3: Activiteiten van KUNSTWERK[t]: evaluatie door de actieve leden.
36
4.4.2
Verplaatsingen voor KUNSTWERK[t] activiteiten
We gingen ook na hoe ver de actieve leden bereid zijn zich te verplaatsen voor deelname aan een activiteit van KUNSTWERK[t]. We stellen vast dat de afstand voor de meeste leden niet echt van belang is, zolang het aanbod maar goed is (44%). Ongeveer een vierde van de actieve leden is bereid tussen 20 en 50 km af te leggen voor deelname aan een activiteit, terwijl slechts 10,6% vindt dat het aantal kilometer niet van belang is, zolang het aanbod maar goed is.
Tabel 4.3: Hoe ver ben je beried je te verplaatsen voor deelname aan een activiteit? (in %)
%
tussen 6 en 10 km tussen 10 en 20 km tussen 20 en 50 km aantal km is niet van belang, zolang maar bereikbaar is via openbaar vervoer maakt niet uit hoever, zolang het aanbod goed is ik weet het niet Totaal (N)
4.4.3
3,2 12,7 23,4 10,6 44,2 6,0 100,0 (718)
Internationale activiteiten
KUNSTWERK[t] zal in de toekomst ook activiteiten opzetten binnen een internationaal kader. We vroegen aan de hand van een vijfpuntenschaal in welke mate deze activiteiten voor hen interessant zouden zijn. Om de resultaten overzichtelijk te presenteren, brachten we de schaal terug tot 3 categorieën: 1 heel interessant of interessant, 2 tussen beide en 3 niet interessant of helemaal niet interessant. Figuur 4.4 geeft de resultaten. We stellen twee activiteiten vast die op relatief meer belangstelling kunnen rekenen. Het inventariseren en bekend maken van het aanbod in het buitenland en een vormingsaanbod met internationale gastdocenten worden door ongeveer de helft van de respondenten als (heel) interessant geëvalueerd. Het aanbieden van cursussen in het buitenland wordt door minder leden als interessant geëvalueerd. Bijna een derde van de leden vindt dit (helemaal) niet interessant en iets meer dan een derde (37,5%) vindt dit (heel) interessant.
37
Figuur 4.4: Internationale activiteiten van KUNSTWERK[t] (in %)
38
4.5
Diensten en instanties voor hulp en ondersteuning
We legden de respondenten negen items voor waarover men mogelijk informatie of ondersteuning wenst. We vroegen niet enkel of men geïnteresseerd is in informatie/ondersteuning met betrekking tot de items, we vroegen tevens bij welke instantie men zou aankloppen indien men er verder informatie over wenst. Tabel 4.4 geeft het aandeel actieve leden weer dat geen informatie/ondersteuning wenst met betrekking tot de bevraagde items. Met betrekking tot beleid en subsidies en projectondersteuning stellen we een groep van een vijfde vast die er geen informatie/ondersteuning over wenst. Daarnaast valt de kleine groep actieve leden op die geen informatie wenst over informatie en tentoonstellingen (4,4%).
Tabel 4.4: Aandeel actieve leden dat geen ondersteuning voor/ informatie over de onderstaande items wenst (N=680).
Organiseren van tentoonstellingen Vorming en cursussen Juridische en zakelijke informatie Beleid en subsidies Informatie over tentoonstellingen Projectondersteuning (advies, begeleiding, enz.) Promotie van creaties
% 13,8 10,0 15,7 19,9 4,4 19,9 11,6
Voor degenen die wel informatie over of ondersteuning voor de opgesomde diensten wensen, gingen we na bij welke instanties ze zouden aankloppen voor deze informatie of ondersteuning. Tabel 4.5 geeft de resultaten. We bespreken kort enkele trends. In het algemeen valt op dat de leden voor de meeste items zouden aankloppen bij KUNSTWERK[t] zelf. De gemeentelijke dienst cultuur en cultuurraad doen het goed voor informatie over het organiseren van tentoonstellingen en promotie van eigen creaties. Ook de cultuur- of gemeenschapscentra en Cultuurnet Vlaanderen zouden door relatief veel actieve leden van KUNSTWERK[t] worden bezocht. De overige cijfers bevinden zich in Tabel 4.5.
39
Tabel 4.5: Instanties voor hulp en ondersteuning per vorm van ondersteuning (in % van het aantal leden dat er informatie over wenst per vorm van ondersteuning, Multiple respons).
KUNSTWERK[t]
Gemeentelijke dienst cultuur of cultuurraad
Cultuur- of gemeenschapscentrum in mijn buurt
Kunstenloket
Vormingsinstellingen
Cultuurnet Vlaanderen en Cultuurweb.be
Andere informatieve websites
De bibliotheek
Een andere instantie
Organiseren van tentoonstellingen(N=541) Vorming en cursussen(N=510) Juridische en zakelijke informatie(N=469)
66,5
52,1
32,9
12,6
9,1
20,1
7,9
7,4
7,6
69,0
20,4
22,4
8,4
40,4
19,4
14,5
8,8
8,4
69,9
12,6
7,5
28,6
4,7
12,8
7,0
5,8
8,7
Beleid en subsidies(N=400)
51,5
32,5
11,8
23,3
3,3
23,3
5,5
3,0
6,8
79,2
33,4
28,8
11,4
7,6
35,5
14,2
11,3
7,1
74,1
25,4
17,2
18,5
7,4
17,4
6,4
2,3
8,2
73,0
44,6
32,1
15,5
7,2
31,5
11,9
10,0
15,5
Informatie over tentoonstellingen(N=577) Projectondersteuning (advies, begeleiding, enz,)(N=390) Promotie van creaties(N=511)
40
41
We gingen ook na welke diensten van KUNSTWERK[t] het meest belangrijk zijn voor de actieve leden. Figuur 4.5 geeft de resultaten. We stellen vast dat ‘tentoonstellingskansen’, ‘deelnemen aan wedstrijden’ en ‘het informeren en documenteren over de beeldende kunsten’ de diensten van KUNSTWERK[t] zijn die de respondenten het belangrijkste vinden. Slechts 4,5% van de actieve leden vindt geen enkele van de bevraagde diensten interessant.
Figuur 4.5: Belangrijke diensten van KUNSTWERK[t] (in %, Multiple respons).
42
4.6
De website van KUNSTWERK[t]
We gingen na of men de website van KUNSTWERK[t] gebruikt en welke aspecten men nuttig vindt. We stellen in eerste instantie vast dat exact 15% van de actieve leden van KUNSTWERK[t] de website van KUNSTWERK[t] niet gebruikt. Tabel 4.6: Gebruik van de website van KUNSTWERK[t] door de actieve leden.
Ik gebruik de website niet
% 15
(N) (712)
Voor degenen die de website van KUNSTWERK[t] wel gebruiken, brengt Figuur 4.6 in kaart welke interactieve aspecten zij nuttig vinden. De overgrote meerderheid van de actieve leden die de website van KUNSTWERK[t] gebruiken vinden het nuttig dat ze hun werk kunnen voorstellen via een link naar een eigen pagina (95,9%). Daarnaast vinden veel respondenten het nuttig dat ze een aankondiging voor een tentoonstelling kunnen plaatsen op de website (78,3%). Iets minder dan de helft vindt het nuttig dat men in het vormingsaanbod in Vlaanderen kan opzoeken en dat men een zoekertje kan plaatsen. Een te verwaarlozen groep vindt de interactieve aspecten van de website niet nuttig.
Figuur 4.6: Nuttige interactieve aspecten op de website van KUNSTWERK[t] (in % van het aantal actieve leden dat website gebruikt) (N=605)
43