1
DE ALMELOSE VOORSCHOOLSE SCHAKELGROEP In de reguliere peuterspeelzaal stromen soms peuters in met een grote tot zeer grote achterstand in de beheersing van de Nederlandse taal. In sommige gevallen is het kind nog helemaal niet aanspreekbaar in het Nederlands, waardoor interactie niet of nauwelijks mogelijk is. Het gaat hier om vluchtelingenkinderen, kinderen van Oost-Europese arbeidsmigranten of kinderen waarvan één van de ouders nog maar kort in Nederland is. Deze groep heeft niet genoeg profijt van de VVE-methodieken die op de reguliere groepen toegepast worden. De afstand tussen het instapniveau van de VVE-methode en het taalniveau van de peuter blijkt te groot. Uit onderzoek blijkt ook dat het aanbieden van VVE-programma’s uit het huidige aanbod niet of nauwelijks leidt tot het versneld leren van de Nederlandse taal bij deze groep. In de gemeente Almelo is zodoende voor deze groep peuters een voorschoolse schakelgroep gecreëerd, gefinancierd uit de gemeentelijke middelen uit de bestuursafspraken. Inge Bulters, taaldeskundige en directeur van basisschool Het Palet in Almelo, leidt dit project. Volgens Inge laat (internationaal) onderzoek zien dat de volgende factoren bijdragen aan een versnelde NT21-ontwikkeling bij de hierboven beschreven doelgroep:
Meer contacturen verdeeld over 5 dagen. Zij hebben gekozen voor 5 ochtenden van 2 ½ uur. De ouderbetrokkenheid meer laten aansluiten bij het niveau van ouder en peuter. Het programma beter aan laten sluiten bij het taalniveau van de peuter. Kleinere groepen: in Almelo hanteren ze een maximum van 12 peuters in de voorschoolse schakelgroep Het verhogen van de deskundigheid van de pedagogisch medewerkers. In Almelo staat er voor de groep een HBO-er in combinatie met een MBO-er, aangestuurd door een met de doelgroep ervaren en geschoolde projectleider. De leidsters hebben een extra scholing gevolgd op het gebied van woordenschat / taalontwikkeling.
A ANGEPAST VVE- PROGRAMMA Het bestaande VVE-programma ‘Piramide’ wordt wel gehanteerd als ‘kapstok’ voor deze groep, zowel qua thema’s als voor de overige ontwikkelingsgebieden. Daarnaast maken ze gebruik van het ‘Duizend-en-eenwoorden’2 aanbod van SLO. Dit betreft een woordenlijst die gefaseerd toegepast wordt bij de verwerving van de allereerste Nederlandse woorden door anderstalige peuters en kleuters. De didactiek van het woordenschatonderwijs sluit aan bij de bekende ‘viertakt’ van Verhallen (1994)3. Er is een dagelijks woordenlijst in drie verschillende niveaugroepen4 met dagelijkse tutoring bij alle peuters. De woorden die in de groep aan bod komen, dienen iedere dag minimaal 5 minuten thuis geoefend te worden middels een spelletje voor thuis. Het ouderaanbod is zo ook meer maatwerk geworden. Bij de aanmelding worden de voorwaarden voor plaatsing in deze groep besproken en schriftelijk vastgelegd. Alle ouders
1
NT2 staat voor Nederlandse taal als tweede taal.
2
Bron, internet: http://www.slo.nl/downloads/archief/Duizend-en-een-woorden.pdf/
3
Bron, internet: http://www.taalschat.com/ViertaktvanVerhallen.pdf
4
Deze lijst bestaat uit drie sublijsten van woorden. Sublijst 1 bestaat uit 52 basiswoorden die peuters direct nodig hebben als zij voor het eerst naar de peuterspeelzaal of naar school gaan. Sublijst 2 bestaat uit ruim 200 woorden, inclusief de woorden van sublijst 1. Hierbij gaat het om woorden die jonge kinderen in tweede instantie nodig hebben als zij starten voor de voor- of vroegschool. Sublijst 3 is een uitbreiding naar iets meer dan 1000 woorden.
2
committeren zich aan de afspraak om minimaal 45 minuten per twee weken naar de ouderbijeenkomst te komen. Daar worden zaken besproken als:
Welk woordenschataanbod krijgen hun peuters? De ouders krijgen hiervoor woordkaartjes mee naar huis (in het Nederlands en in de eigen taal). De ouders krijgen een woordenschatspelletje aangeboden om het oefenen in huis ook speels te houden. De themabrief met hierin ook eenvoudige liedjes / versjes en verwijzingen naar de voor deze doelgroep geschikt digitaal materiaal wordt doorgenomen
T OETSING EN RESULTATEN De peuters die instromen in de voorschoolse schakelklas zijn in de leeftijd van 2 tot 4 jaar. Bij instroom in de schakelklas mogen zij niet ouders zijn dan 3;6 jaar. Aan de hand van het Peabody5 instrument wordt de receptieve kennis van de woordenschat getest. Daarnaast brengen ze ook de opbrengsten van de actieve woordenschatbeheersing van de groep in beeld, gemeten door het laten benoemen van een steeds wisselende selectie van 60 woordkaarten. De opbrengsten van de Almelose voorschoolse schakelklas zijn over het algemeen hoger dan de vooraf gestelde doelen. De eerste resultaten na een half jaar onderwijs op de basisschool zijn inmiddels binnen, zie de tabellen in de bijlage (pp. 3-5). De resultaten uit tabel 1 (p.3) tonen aan dat na ongeveer 60 weken vier van de acht peuters het gestelde doel van een WBQ6 van 85 of hoger behaald hebben, waarvan twee kinderen zeer dichtbij het Nederlandse gemiddelde (WBQ = 100) en één peuter zelfs bovengemiddeld (WBQ = 105). De medewerkers concluderen voorzichtig uit de opbrengsten en waarnemingen dat ook peuters uit minder sterke SES-milieus7 baat hebben bij deze aanpak en dat de mate van ouderbetrokkenheid een significante rol speelt in de Nederlandse taalontwikkelingen van deze groep peuters. Deze bevindingen zijn mede gebaseerd op kindbesprekingen en informatie vanuit de wijkcoaches over de context van het kind. Vanaf januari 2016 gaat er een tweede voorschoolse schakelklas van start.
5
Bron, internet: http://www.pearsonclinical.nl/ppvt-iii-nl-peabody-picture-vocabulary-test
6
woordbegripquotiënt
7
sociaaleconomische status
OPBRENGSTEN ALMELOSE VOORSCHOOLSE SCHAKELGROEP (OKTOBER 2015) O PBRENGSTEN PASSIEVE WOORDENSCHAT Tabel 1: opbrengsten passieve woordenschat (WBQ) gemeten met de PPVT-III-nl (Peabody), waarbij het getal 100 staat voor het Nederlands gemiddelde.
* Door zwangerschap en geboorte baby is moeder veel afwezig (geweest) en heeft moeder ook thuis onvoldoende kunnen oefenen. ** Toen nog geen afspraken gemaakt voor nametingen op de basisschool. *** Inzet / motivatie / mogelijkheid om thuis 5 minuten per dag woordspelletjes te spelen (indruk van leidsters, soms met bevestiging van ouders of extern betrokkenen bij het gezin).
C ONCLUSIE Voorafgaand aan het project heeft de groep de volgende doelen gesteld: A. Na 5 lesmaanden een WBQ behalen van rond de 70. Bij 11 van de 16 peuters is dit doel behaald.
4
B.
Na 10 lesmaanden een WBQ behalen van minimaal 80. Bij 8 van de 13 peuters is dit doel behaald. Bij één peuter was er nauwelijks groei en bij twee andere peuters was er sprake van een lichte achteruitgang. En één peuter is wel gegroeid, maar onvoldoende. C. En hoopten wij dat er daarna sprake zou zijn van verdere groei richting een WBQ van 85 of hoger na 15 lesmaanden. Bij 4 van de 8 peuters is dit doel behaald. Eén van deze peuters heeft het gestelde doel nagenoeg behaald. En bij twee peuters was er sprake van een forse achteruitgang. Bij een andere peuter was er wel sprake van groei, maar minder dan dat wij gehoopt hadden. D. Peuters waarbij de ouders ook thuis regelmatig oefenen behalen over het algemeen wat hogere resultaten dan daar waar dit minder goed kan worden uitgevoerd.
O PBRENGSTEN ACTIEVE WOORDENSCHAT Tabel 2: opbrengsten actieve woordenschatbeheersing, gemeten door het laten benoemen van een steeds wisselende selectie van 60 woordkaartjes.
* Door zwangerschap en geboorte baby is moeder veel afwezig (geweest) en heeft moeder ook thuis onvoldoende kunnen oefenen. ** Wordt na het vertrek van de voorschoolse schakelgroep niet meer getoetst.
5
De doelen die hier vooraf zijn gesteld zijn leeftijdsafhankelijk en wetenschappelijk gezien nog niet goed onderbouwd. De doelen zijn per peuter tussen haakjes weergegeven. Gesteld kan worden dat: A. Na 5 lesmaanden bij 11 van de 16 peuters de gestelde doelen zijn behaald. B. Na ongeveer 10 lesmaanden bij 8 van de 12 peuters de gestelde doelen zijn behaald. En er bij één peuter al wel sprake was van een inhaalslag. e C. En na 15 lesmaanden bij 3 van de 4 peuters de gestelde doelen zijn behaald. En de 4 peuter dicht bij het gestelde einddoel is gekomen. Enkele voorzichtige conclusies: A. Het krijgen van een broertje of zusje lijkt even te zorgen voor een dip in de woordenschatontwikkeling. B. Ook peuters uit minder sterke sociaaleconomische milieus lijken baat te hebben bij deze aanpak. Al is de groei bij de meeste van deze kinderen iets minder groot dan het gemiddelde van deze groep. Onder deze groep bevinden zich enkele moeders met zelf niet of nauwelijks schoolervaring. e C. De mate van het al dan niet beheersen van de Nederlandse taal bij de primaire opvoeder (hier 1 opvoeder genoemd) lijkt minder invloed te hebben op het behalen van goede resultaten.