De actio negatoria Een studie naar de rechtsvorderlijke zijde van het eigendomsrecht
PROEFSCHRIFT ter verkrijging van de graad van Doctor aan de Universiteit Leiden, op gezag van de Rector Magnificus Dr. D.D. Breimer, hoogleraar in de faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen en die der Geneeskunde, volgens besluit van het College voor Promoties te verdedigen op woensdag 5 oktober 2005 klokke 16.15 uur door
Peter Christiaan van Es geboren te Rotterdam in 1967
Inhoudsopgave
WOORD VOORAF LlJST VAN AFKORTINGEN
DEEL I - DE ACTIO NEGATORIA IN HET ROMEINSE RECHT
XV XIX
1
1 Inleidende opmerkingen 3 'Het' Romeinse recht 3 De samenhang tussen Romeins procesrecht en materieel recht 4 2 Procesrecht in vogelvlucht 5 2.1 Het verloop van het proces per formulas 5 2.2 Persoonlijke en zakelijke acties 7 2.3 Medewerking van de gedaagde aan een proces 9 2.4 Dwangmiddelen tegen een onwillige gedaagde bij de actio in rem 9 Roerende zaken 19 Qnroerende zaken 10 2.5 De clausula arbitraria 11 3 De actio negatoria in het Romeinse recht 15 3.1 Inhoud en oorsprong van de actio negatoria 15 3.2 De formulae van de actio negatoria 18 3.3 De actio negatoria als zakelijke actie 19 3.4 Wat kon de eiser met de actio negatoria bereiken? 21 a. Beeindiging van een met het eigendomsrecht strijdige toestand 22 b. Het voorkomen van (verdere) inbreuken op het eigendomsrecht 23 c. Afgifte van de zaak en de vruchten 25 d. Vergoeding van de na het tijdstip van de litis contestatio geleden schade 26 e. Betaling van een geldsom (quanti ea res erit) 28 f. Het verkrijgen van een declaratoir vonnis 28 g. Sruiting van de verkrijgende verjaring van een erfdienstbaarheid of een recht van vruchtgebruik 29 3.5 De actio negatoria en het ontbreken van de verplichting voor de gedaagde om een zakelijk proces te voeren 30 De actio ad exhibendum en het niet ingaan op de actio negatoria 31 Het interdictum quern fundum (utile) en het niet ingaan op de actio negatoria 32 3.6 Actieve legitimate tot de actio negatoria 34
Viil
Inhoudsopgave
3.7 Passieve legitimatie tot de actio negatoria • De op het eigendomsrecht inbreukmakende handeling of toestand • De persoon van de gedaagde 3.8 De actio negatoria ingesteld door een mede-eigenaar tegen een medeeigenaar 3.9 De verhouding tussen de actio negatoria en de actio confessoria 3.10 De bewijslast bij de actio negatoria 3.11 De verhouding tussen de actio negatoria en de revindicatie • Rechtsmiddelen tegen de 'eigen' vruchtgebruiker a. de cautio usufructuaria was niet afgelegd terwijl de eigenaar erkende dat het vruchtgebruik bestond b. de cautio usufructuaria was niet afgelegd en de eigenaar erkende dat het vruchtgebruik had bestaan, maar beriep zich erop dat het inmiddels was beeindigd c. de gedaagde wierp zich op als vruchtgebruiker in naam van de eiser zelf, terwijl de eiser ontkende dat de gedaagde ooit vruchtgebruiker was geweest Rechtsmiddelen tegen degene die een recht van vruchtgebruik in naam van een ander dan de eiser uitoefende Conclusie met betrekking tot de verhouding tussen de actio negatoria en de revindicatie 3.12 De verhouding tussen de actio negatoria en de actio legis Aquiliae 3.13 Enige andere rechtsmiddelen die de eigenaar ten dienste stonden in het geval van een niet met depossedering gepaard gaande inbreuk op het eigendomsrecht en hun verhouding tot de actio negatoria 3.13.1 Actio iniuriarum 3.13.2 Actio aquae pluviae arcendae 3.13.3 Cautio damni infecti 3.13.4 Operis novi nuntiatio 3.13.5 Interdictum uti possidetis 3.13.6 Interdictum quod vi aut clam 3.13.7 Interdicta de arboribus caedendis 4 Conclusie
DEEL II -
38 39 48 49 52 55 58 60 61
62
64 65 65 66
68 69 70 72 76 80 83 88 89
DE ONTWIKKELING VAN DE ACTIO NEGATORIA VANAF DE RECEPTIE VAN HET ROMEINSE RECHT TOT AAN DE TOTSTANDKOMING VAN § 1004 BGB
91
5 Inleiding 93 6 De ontwikkelingen in het gerecipieerde Romeinse recht 97 6.1 De te hanteren werkwijze 97 6.2 Erfdienstbaarheid, vruchtgebruik en servituut; enige terminologische opmerkingen 97 6.3 De actio negatoria bij Accursius 98 • Conclusie over het rechtskarakter van de actio negatoria en iets over de bewijslast 104 6.4 De actio negatoria bij Azo 104
Inhoudsopgave
7 8
9
10
6.5 De school van Orleans: Jacques de Revigny en Pierre de Belleperche 6.5.1 De actio negatoria bij De Revigny 6.5.2 De actio negatoria bij De Belleperche 6.6 De actio negatoria bij Bartolus 6.7 De actio negatoria bij Donellus 6.8 Twee juristen uit de Republiek der Verenigde Nederlanden: Voet en Huber 6.8.1 De actio negatoria bij Voet 6.8.2 De actio negatoria bij Huber 6.9 De actio negatoria in het Zuid-Afrikaanse recht 6.10 Conclusie Het zeventiende- en achttiende-eeuwse natuurrecht Het ontstaan van de moderne actio negatoria 8.1 De Pandektist Puchta 8.2 De weg terug vanaf Puchta: de invloed van het zich mede in het natuurrecht ontwikkelende eigendomsbegrip op het ontstaan van de moderne actio negatoria 8.3 De weg terug vanaf Puchta: enkele vroeg negentiende-eeuwse Duitse schrijvers 8.4 Verdere ontwikkelingen in de Duitse literatuur • Afwijkende meningen • Conclusie Ontwikkelingen in de negentiende-eeuwse Duitse rechtspraak 9.1 Inleiding 9.2 Analoge toepassingen van de in D. 8,5,8,5-7 (Ulpianus) beschreven gevallen 9.3 De grens tussen de geoorloofde uitoefening van het eigen eigendomsrecht en de ongeoorloofde uitoefening van dat recht die een inbreuk vormt op andermans eigendomsrecht 9.4 Toepassingen van de actio negatoria als algemene eigendomsactie 9.5 Grenzen aan de toepassing van de actio negatoria 9.6 De bewijslast bij de actio negatoria 9.7 § 26 Gewerbeordnung van 21 juni 1869 9.8 De actio negatoria en de mogelijkheid om schadevergoeding te vorderen, mede in het licht van § 26 Gewerbeordnung De totstandkoming van § 1004 BGB 10.1 Het ontwerp Johow • De actio negatoria als Feststellungsklage • De passieve legitimate tot de actio negatoria • De strikte scheiding tussen de actio negatoria en de schadevergoedingsvordering 10.2 Behandeling van het ontwerp Johow door de erste BGB-Kommission • De grondslag van de actio negatoria • De verhouding tussen de actio negatoria en de schadevergoedingsvordering • De actio negatoria met betrekking tot roerende zaken
IX 107 107 111 113 115 119 120 121 123 124 127 131 131
132 133 135 137 138 141 141 141
144 145 146 148 150 151 155 155 156 158 158 160 160 160 161
X
lnhoudsopgave
10.3 § 943 in de Entwurf ernes burgerlichen Gesetzbuches fur das Deutsche Reich, Erste Lesung 1888 (erster Entwurf), alsmede de toelichting hierop in de Motive • De aard van de actio negatoria en de mogelijkheid om met de actio negatoria schadevergoeding te vorderen • De bewijslast bij de actio negatoria • De passieve legitimatie tot de actio negatoria • De actieve legitimatie tot de actio negatoria 10.4 Inhoud en betekenis van § 1004 BGB in het huidige Duitse recht 11 Conclusie
DEEL III - DE ACTIO NEGATORIA IN HET NEDERLANDSE RECHT VANAF 1838
161 162 163 163 164 164 169
171
12 Inleiding 173 13 De actio negatoria onder vigeur van het BW van 1838 175 13.1 De actio negatoria in het burgerlijk wetboek van 1838 175 13.2 De actio negatoria in de rechtswetenschap 177 13.3 De actio negatoria in de rechtspraak 181 • De klassieke actio negatoria 181 • De moderne actio negatoria 183 13.4 Conclusie 187 14 De moderne actio negatoria in het huidige burgerlijk recht en het nut van de term 'moderne actio negatoria' 189 14.1 De moderne actio negatoria in het huidige burgerlijk recht 189 14.2 Het nut van de term 'moderne actio negatoria' 191 15 De verhouding tussen de moderne actio negatoria en de onrechtmatigedaadsvordering van art. 6:162 BW 193 15.1 Het bestaan van de moderne actio negatoria naast de vordering uit onrechtmatige daad van art. 6:162 BW 193 15.2 De zelfstandige rol van de moderne actio negatoria ten opzichte van de onrechtmatige-daadsvordering van art. 6:162 BW 196 15.3 'Herstel in de vorige toestand': het verschil tussen vergoeding van schade en ongedaanmaking van een onrechtmatige toestand 198 15.4 Conclusie 199 16 De verhouding tussen de moderne actio negatoria en de revindicatie 201 16.1 Algemeen 201 16.2 De samenloop van de moderne actio negatoria en de revindicatie in verband met HR 17 april 1970, NJ 1971, 89 (Amotie) 202 16.3 De moderne actio negatoria en de revindicatie; een op het eigendomsrecht gebaseerde rechtsvordering? 204 16.4 Een nadere opmerking over de term 'niet met depossedering gepaard gaande inbreuk op het eigendomsrecht' 204 17 Nadere afbakening van de grenzen van het toepassingsgebied van de moderne actio negatoria 207 17.1 Inleiding 207 17.2 Wanneer is er sprake van een inbreuk op het eigendomsrecht? 207 17.2.1 Inhoud en totstandkomingsgeschiedenis van art. 5:1 lid 2 BW 207
Inhoudsopgave 17.2.2 De betekenis van het 'gebruik maken' van de zaak in art. 5:1 lid 2 BW 17.2.3 De verwijzing naar wettelijke voorschriften in art. 5:1 lid 2 BW 17.2.4 De verwijzing naar het ongeschreven recht in art. 5:1 lid 2 BW 17.2.5 HR 25 September 1981, NJ 1982, 315 (Gemeente Breda/Nijs): een nadere toetsing aan de zorgvuldigheidsnorm? 17.2.6 Andere vormen van inbreuk op het eigendomsrecht 17.3 Het vereiste van voldoende belang 17.4 Misbruik van eigenaarsbevoegdheid 17.5 Afwijzing van een verbod op grond van zwaarwegende maatschappelijke belangen (art. 6:168 BW) 18 Toepassingen van de moderne actio negatoria 18.1 Inleiding 18.2 De moderne actio negatoria in verband met het leerstuk van hinder 18.2.1 De nineties van art. 5:37 BW 18.2.2 Hinder als leerstuk dat de grenzen van het eigendomsrecht bepaalt 18.2.3 Het toebrengen van ongeoorloofde hinder als inbreuk op het eigendomsrecht 18.2.4 HR 10 maart 1972, NJ 1972, 278 (Vogelplaag) 18.2.5 Concretisering van de grens tussen geoorloofde en ongeoorloofde hinder • De aard van de hinder • De ernst van de hinder • De duur van de hinder • De toegebrachte schade • De omstandigheden waaronder de hinder plaatsvindt a. De belangen aan de zijde van de veroorzaker van de hinder b. Plaatselijke omstandigheden/anterieure hinderlijke activiteit c. Het tijdstip van de hinder d. Bijzondere gevoeligheid voor hinderlijke activiteiten e. De mogelijkheid om maatregelen te nemen ter voorkoming of vermindering van de hinder f. De publiekrechtelijke situatie 18.2.6 Hinder toegebracht door of aan een ander dan de eigenaar van een onroerende zaak 18.2.7 Hinder met betrekking tot roerende zaken 18.2.8 Afsluitende opmerkingen over de plaats van het leerstuk van hinder in het vermogensrecht 18.3 De toepassing van de moderne actio negatoria in verband met concrete normen in het burenrecht 18.3.1 Inleiding 18.3.2 De toepassing van de moderne actio negatoria in verband met burenrechtelijke bepalingen die het gebruik van het eigen erf op concrete wijze reguleren • Algemeen
XI
209 210 210 212 215 215 216 218 221 221 221 221 224 225 226 228 230 230 230 231 231 231 233 234 234 235 235 237 238 239 241 241
243 243
XII
Inhoudsopgave
• Hoe hard zijn de 'harde' normen van art. 5:42 BW en art. 5:50 BW? 245 • Vensters en balkons of bomen en planten buiten de verboden zones van art. 5:50 BW en art. 5:42 BW 246 • De wonderlijketoelichting van Meijers bij art. 5:42 BW 247 18.3.3 De toepassing van de moderne actio negatoria in verband met burenrechtelijke bepalingen waaraan het recht ontleend kan worden om andermans erf te gebruiken 248 18.4 De toepassing van de moderne actio negatoria in verband met de aanwezigheid van een zaak op andermans erf 249 18.4.1 Inleiding 249 18.4.2 HR 7 mei 1982, NJ 1983, 478 (Trechsel/Lameris) en HR 4 november 1988, N] 1989, 854 (Schols-Pelzers/Heijnen) 250 • HR 7 mei 1982, NJ 1983, 478 (Trechsel/Lameris) 250 • HR 4 november 1988, N] 1989, 854 (Schols-Pelzers/Heijnen) 251 18.4.3 Nuancering van de regel uit HR 7 mei 1982, NJ 1983, 478 (Trechsel/Lameris) en HR 4 november 1988, NJ 1989, 854 (Schols-Pelzers/Heijnen), in het geval waarin een voorwerp op de bodem van een vaarwater terecht is gekomen; HR 14 oktober 1994, 720 (Staat/August de Meijer B.V.) 254 18.4.4 Derelictie 256 18.4.5 De regel uit HR 7 mei 1982, NJ 1983, 478 (Trechsel/Lameris) en HR 4 november 1988, NJ 1989, 854 (Schols-Pelzers/Heijnen) en aansprakelijkheid voor bodemverontreiniging 258 18.4.6 De moderne actio negatoria in verband met de aanwezigheid van een onroerende zaak andermans erf; horizontale en verticale natrekking 259 18.4.7 Legalisatie van een op het eigendomsrecht inbreukmakende toestand op grond van art. 5:54 BW 262 18.4.8 Eigenrichting in het geval van overhangende beplantingen of doorschietende wortels 264 18.5 Het zich begeven op andermans erf; art. 5:22 en 5:23 BW 266 18.6 De moderne actio negatoria in het geval van zaakbeschadiging 268 19 Actieve legitimatie, passieve legitimatie en verjaring 271 19.1 Inleiding 271 19.2 Actieve legitimatie tot de moderne actio negatoria 271 19.2.1 De positie van de mede-eigenaar en de appartementseigenaar 272 a. De positie van de mede-eigenaar 272 b. De positie van de appartementseigenaar 272 19.2.2 De positie van de beperkt goederenrechtelijk gerechtigden 273 19.2.3 De positie van de persoonlijk gerechtigden 276 19.2.4 De positie van de bezitter niet-eigenaar 282 19.3 Passieve legitimatie tot de moderne actio negatoria 282 19.3.1 De passieve legitimatie in het geval van een inbreukmakende handeling 282
Inhoudsopgave 19.3.2 De passieve legitimatie in het geval van een inbreukmakende toestand • Inleiding • De positie van de beperkt goederenrechtelijk gerechtigden • De positie van de persoonlijk gerechtigden • De positie van de bezitter niet-eigenaar 19.4 De verjaring van de moderne actio negatoria 19.4.1 Inleiding 19.4.2 Een blik in de parlementaire geschiedenis 19.4.3 De vertroebeling van het onderscheid tussen incidentele inbreuken op het eigendomsrecht en een onrechtmatige toestand SAMENVATTENDE SLOTBESCHOUWING ZUSAMMENFASSUNG VERKORT AANGEHAALDE LITERATUUR
xm
283 283 285 287 290 290 290 291
296 299 313 329
BRONNEN- EN WETTENREGISTER
345
RECHTSPRAAKREGISTER
351
TREFWOORDENREGISTER
355
CURRICULUM VITAE
359