Het schijnt dat de scène van engelen die zielen ten hemel dragen, teruggaat op voorstellingen van de apotheose van heidense Romeinse keizers die voor hun vergoddelijking naar de hemel gevlogen werden door “genii” geheten goede geesten. Draagdoeken met zielen zien we onder meer ook in de voorstelling van zielen “in de schoot van Abraham” waarin de aartsvader de draagdoek voor zijn buik optilt. Soms wordt ook God de Vader die zielen tot zich neemt zo afgebeeld. Hier ziet u een van het web geplukte greep plaatjes.
De aartsengel Michaël, de zielenweger, die in de gebeden der stervenden vaak speciaal wordt
aangeroepen, verschijnt soms met een zielendraagdoek die hij in zijn eentje ophoudt.
De schets van een staande figuur op het smalle muurvlak g (hier rechtsboven) zou misschien zo’n Michiel kunnen zijn. Nu terug naar muurvlak f met een foto van het duo in onze draagdoek (hierboven). De Utrechtse kalender van de Koninklijke Bibliotheek (ms. 130 E 26 van 1390-1400), een prachtig staaltje van uitgesproken “gebruikskunst”, geeft inspiratie voor het benoemen van het duo in de draagdoek. Van de heiligen die in die kalender duidelijk als duo verschijnen, noem ik de twee heiligen die samen “Allerzielen” aangeven (2 november, “Heyligen zielen”) naast een hemelpoort die “Allerheiligen” van 1 november aanduidt. In de maand daarvóór, links van de hemelpoort, verschijnt in de kalender een tweetal vrouwelijke heiligen naast een schip waarmee Sinte Ursula en haar 11000 maagden (21 oktober) aangeduid werden. Een tweetal kan dus wel heel nadrukkelijk staan voor zeer velen. Zie de plaatjes. Misschien nog mooier is het duo van de kalender waar de namen bij staan van de sinten Fabianus en Sebastianus (20 januari). Voorwaar toepasselijke heiligen als het om zielen en zielenheil gaat. Immers, de pelgrim die in Rome, na gebiecht te hebben, door het graf van Fabiaan en Sebastiaan kroop, werd geacht daardoor een ziel uit het vagevuur te redden ... Ik eindig met de strip waarin Philippus en Jacobus de Mindere als duo verschijnen (1 mei).
Sterk sjabloonmatige opzet De muurschilderingen zijn sterk sjabloonmatig. Misschien zijn er hier en daar wel echte sjablonen gebruikt voor het opzetten van de beschildering. Sommige sjabloonachtige details ademen nog een romaanse sfeer. Zie bijvoorbeeld de plooival bij de zoom van het kleed op de stereotiepe voeten van de staande engelen. Door het sjabloonmatige van de stereotiepe heiligenbustes boven wolkenhoopjes, de staande engelen en de zielendraagdoek, kunnen fragmentarische resten soms al voldoende aanwijzing zijn voor hun (voormalige) aanwezigheid.
Zodoende kunnen we zinnige dingen zeggen over welke voorstellingen waar gezeten moeten hebben. Zo kan de reeks van wolkenbewonende heiligen gecompleteerd worden met gevallen waarin bijvoorbeeld alleen de wolk nog bewaard is gebleven maar de heilige is verdwenen of grotendeels aan het oog onttrokken, bijvoorbeeld door het orgelplateau. Daarbij geldt het vermoeden dat resten van laag geplaatste wolken zetels waren voor vrouwelijke heiligen en hoog zwevende wolken tussen (resten van) staande figuren zetels voor mannelijke heiligen. Hier rechts twee voorbeelden: Links een wolkbewoner naast een draagbalk van het orgelplateau op muurvlak j, die de palmtak verloren heeft, rechts een wolkenbewoner naast de westelijke ingang, aan de zuidzijde, in de rechterbovenhoek van muurvlak y.
Hier rechts een nog helemaal compleet exemplaar, links op muurvlak h! Lijkt vrouwelijk te zijn vanwege lange haren waar een reepje van is afgebladderd. Rechts daarvan, helemaal onderaan op muurvlak h, zit de hier links afgebeelde heilige met kroon en nimbus. Dit is een van de gevallen waarin nog een inscriptie zichtbaar is die waarschijnlijk de naam bevatte van de heilige. Zelfs voetenparen waarboven de rest van de figuren verdwenen is, lijken de veronderstelling te kunnen legitimeren dat ze toebehoren aan een extra stel engelen die een zielendraagdoek stonden op te houden. Dat komt doordat alle rechtervoeten van de staande heiligen die ik met de camera kon opsporen, aangeven dat ze naar rechts lopen.
Een duidelijke uitzondering op die regel staat op muurvlak e, links bovenaan, aan de westkant boven de architectuur (met zwikversiering in de hoeken) waarop aan de oostkant weer het gewone naar rechts gaande voetensjabloon opduikt. Dit gaf mij het vermoeden dat ook hier twee engelen met een draagdoek naar elkaar toegewend stonden, die voor het grootste deel afgesneden werden door het orgelplateau. De ons al bekende draagdoekengelen van muurvlak f ertegenover staan wel minder hoog op de muur, maar ook zij zweven boven een bouwwerk waarvan onder de rechterengel nog een duidelijk rest te zien is. Zie de foto hier rechts. Addendum bij
het verhaal over de duo’s in de Utrechtse kalender van de KB: De bijdragen die de hierboven genoemde apostelen Jacobus minor en Philippus volgens de legende, direct na elkaar, leverden aan de tekst van het Symbolum, de basis van de Geloofsbelijdenis, liegen er niet om: Jacobus minor: Ascendit ad coelos, sedet ad dexteram Patris omnipotentis. Hij is opgestegen ten hemel, zit aan de rechterhand van de almachtige Vader. Philippus: Inde venturus est judicare vivos et mortuos. Vandaar zal hij komen oordelen, de levenden en de doden. Je kunt moeilijk een mooiere tekst vinden bij de muurschilderingen op de begane grond aan de binnenkant van de toren.
Op deze plaats wil ik dank zeggen aan Biem Lap, die mij ertoe bracht de binnenkant van de toren met de digitale camera af te grazen en die me voorzag van geruststellende informatie over de onbekendheid van een en ander, en aan Korneel Aschman die volop met mij meedacht en die mij zelfs vóór was door met zijn mobiele telefoon als fototoestel te demonstreren dat de zielendraagdoek met het duo zielen of heiligen erin wel degelijk fotografeerbaar was.