N° 5
Mei - Juni 2011
D. A . S. Journaal
Een malaise achter stuur
Tijdschrift voor D.A.S.-makelaars - 49ste jaargang Verantwoordelijke uitgever: D.A.S.-Rechtsbijstand, G. Daemen, Lloyd Georgelaan 6, 1000 Brussel
D.A.S.-JOURNAAL • Mei - Juni 2011
Een malaise achter stuur D
e gevolgen van een malaise achter het stuur staan hoog in de top tien
van onderwerpen die rechtbanken behandelen. Bestuurders die de controle over hun voertuig verliezen door een malaise veroorzaken immers heel wat verkeers-
Een malaise achter stuur
2
• Verzekering – B.A. Auto –
Vervangingsvoertuig 4 • Verzekering – B.A. Auto – Overdracht
van verzekerd voertuig
4
• Verzekering – B.A. Privéleven –Bewaker
van dier – Duif
5
• Aansprakelijkheid – Sneeuw en ijs vallen
van dak – Infarct
Bewijs van het toevallige feit
2
Volgens het hof van Cassatie (arrest van 10.4.1979), is een dergelijke stoornis een toevallig feit (of overmacht) als zij het gevolg is van een gebeurtenis die zich buiten de menselijke wil voordeed en die noch voorzien, noch vermeden kon worden. Met andere woorden: er is slechts sprake van een toevallig feit als de gebeurtenis volledig onvoorzienbaar was, dat wil zeggen wanneer de aansprakelijke het ongeval niet kon voorzien.
6
De gevolgen van een ongeval veroorzaakt door een toevallig feit
Zwakke weggebruiker en trein! Hof van Cassatie 30 september 2010
Men spreekt van een tijdelijk bewustzijnsverlies te wijten aan een lichaamsstoornis. Meestal gaat het om een hartstoornis (hartinfarct of hartritmestoornis), herseninfarct en epilepsie. Soms is er ook sprake van plots flauwvallen of in slaap vallen of zelfs een hoestbui.
6
INFO 8
Werden erkend als slachtoffers van een toevallig feit: een bestuurder weet niets af van geneeskunde en krijgt een epilepsieaanval na een alcoholontwenning (Politierechtbank Verviers 3.6.2002); een bestuurder weet dat hij een bloeddrukprobleem heeft en krijgt hierdoor overdag te maken met extreme slaperigheid, wat na het ongeval wordt ontdekt (Burgerlijke rechtbank Luik 11.1.2002); een bestuurder verliest het bewustzijn door een hoestbui (Hof van Beroep Brussel 7.11.1989); een bestuurder krijgt een bypass tien jaar voor het ongeval en sterft achter het stuur na een hartinfarct (Burgerlijke Rechtbank Charleroi 5.6.2007); een bestuurder krijgt een epilepsieaanval ondanks het feit dat hij vóór het ongeval behandeld werd voor problemen van slaperigheid, aandacht en verstrooidheid (Burgerlijke Rechtbank Antwerpen 15.5.2007).
Wat bedoelt men met ‘een malaise’?
Bijgevolg kan een bestuurder die op één of andere manier kon verwachten dat hij onwel zou worden nooit aanspraak maken op toeval.
• Herstel van schade – Verkeersongeval
Pleidooien
devergoeding?
Kan men de stoornis gelijkstellen aan een toevallig feit?
Vraag & antwoord
Rechtspraak
Als de bestuurder die het ongeval veroorzaakte verklaart dat hij onwel was geworden, moet men beslissen of de B.A.- autoverzekeraar of het GMWF de schade voor zijn rekening zal moeten nemen. Deze discussie leidt tot tal van processen.
ongevallen. Hoe zit het dan met de scha-
Inhoud
die de schadevergoeding voor zijn rekening zal nemen. Een uitzondering op dit principe: de zwakke weggebruiker als slachtoffer van een ongeval na een toevallig feit moet door de B.A.- autoverzekeraar schadeloosgesteld worden.
Een toevallig feit sluit elke schuld uit. Een bestuurder die een ongeval veroorzaakt na een toevallig feit kan dus niet aansprakelijk gesteld worden. Hij zal bovendien ontsnappen aan elke strafvervolging en malus. Zijn B.A.- verzekeraar zal vanzelfsprekend niet tussenkomen voor de benadeelden. Het slachtoffer zal dus beroep moeten doen op het Gemeenschappelijk Motor Waarborgfonds (GMWF)
Dit is de kern van de discussie… Bij een rechtsvordering voor de burgerlijke rechter die gegrond is op een overtreding van de strafwet (hier het geval), moet degene die de rechtsvordering instelt, bewijzen dat de bestanddelen van het misdrijf voorhanden zijn en indien verweerder (dader van het ongeval) een rechtvaardigingsgrond (toevallig feit) aanvoert dat niet alle geloofwaardigheid mist, moet hij bewijzen dat die rechtvaardigingsgrond niet bestaat (Cass.30.9.2004). Met andere woorden, als de aansprakelijke bestuurder aanvoert dat hij onwel werd en dat deze bewering gezien de omstandigheden geloofwaardig is, moet de benadeelde bewijzen dat dit toevallige feit niet aanwezig was op het ogenblik van het ongeval. Maar een bestuurder die zonder enige geldige grondslag beweert dat hij onwel werd, zal zijn aansprakelijkheid en de stijging van zijn premie niet ontlopen.
Risico voor de dader van een ongeval die kon voorzien dat hij onwel zou worden Een verzekeringnemer die lijdt aan hartproblemen of epilepsie en die zonder medische toelating blijft autorijden, loopt grote risico’s. Als hij een ongeval veroorzaakt, zal zijn B.A.- autoverzekeraar de tegenpartij schadeloosstellen maar zich daarna tegen hem keren wegens het niet aangeven van verzwaring van het risico.
De rechter ten gronde oordeelt soeverein of de dader van een ongeval werkelijk onwel werd en of er sprake is van overmacht.
Werden niet erkend als slachtoffers van een toevallig feit: een 90-jarige bestuurder die een hartaanval krijgt terwijl er aanduidingen waren dat hij best zou gestopt zijn met autorijden (Politie Brussel 19.3.2001); een bestuurder die plots het bewustzijn verliest terwijl hij dit al regelmatig meemaakte zonder een arts te raadplegen (Politie Antwerpen 26.6.2003); een 74-jarige bestuurder die na het ongeval hartproblemen krijgt zonder dat wordt bewezen dat zij de oorzaak van het ongeval zouden zijn (Burger Luik 2.12.2008); een bestuurder die flauwvalt door slaapgebrek (Corr. Veurne 23.5.2007); een bestuurder die na een warmteopwelling flauwvalt door ventriculaire tachycardie waarvan hij het bestaan en de signalen kende (Politie Brugge 14.5.2007); een bestuurder die bezwijming aanvoert terwijl hij aan geestesstoornissen lijdt met controleverlies (Burger Kortrijk 17.4.2007) of nog, een bestuurder die onwel wordt als gevolg van cardiovasculaire problemen terwijl hij voordien al een hartinfarct kreeg dat hem had moeten aanzetten om zijn rijbewijs in te leveren (Politie Luik 19.1.2007).
3
D.A.S.-JOURNAAL • Mei - Juni 2011
D.A.S.-JOURNAAL • Mei - Juni 2011
VRAAG & ANTWOORD
23
Verzekering – B.A. Auto – Vervangingsvoertuig Mijn cliënt ging samen met zijn vriendin met vakantie naar Portugal. Ter plaatse huurde hij een kleine auto type Jeep, voor een dag. In een bocht op een zeer smalle weg verloor hij de controle van het voertuig en eindigde in de gracht. Hij bleef ongedeerd maar zijn vriendin werd als passagier gewond en naar het ziekenhuis getransporteerd. In Portugal bestaat geen schadevergoeding voor passagiers (zwakke weggebruikers). Kan men geen beroep doen op de B.A. autoverzekering van mijn cliënt voor zijn eigen voertuig in België? Als het voertuig dat uw cliënt bestuurde in België zou zijn ingeschreven, kon men op basis van het Verdrag van Den Haag beroep doen op de Belgische verzekeraar voor de schadevergoeding van de passagier als zwakke weggebruiker in overeenstemming met art.29bis van de wet van 21.11.1989 betreffende de verplichte B.A. autoverzekering. Aangezien het gehuurde voertuig in Portugal is ingeschreven, is het Portugese recht van toepassing dat helaas niet voorziet in de automatische schadevergoeding van passagiers. Kan men art.4.1.b van de modelovereenkomst aanvoeren dat stelt dat de dekking van de in België aangegane overeenkomst zich uitstrekt tot het toevallig besturen van een aan derden toebeho-
4
rend motorrijtuig, zelfs terwijl het omschreven rijtuig (met name het rijtuig dat door de overeenkomst verzekerd wordt) in gebruik is? De vraag is of het huren van een voertuig bij een agentschap kan gelijkgesteld worden met het ‘toevallig besturen’. Het huren van een voertuig sluit niet noodzakelijkerwijs het toevallige karakter uit van het besturen. Alles hangt af van de omstandigheden. Het huren in het buitenland van een voertuig voor enkele dagen toerisme lijkt ons geen ‘toevallig besturen’. Men had echter het toevallig besturen kunnen aanvoeren als uw cliënt af en toe de auto van een Portugese vriend had bestuurd of, ter plaatse, een auto had gehuurd om zijn eigen voertuig tijdelijk te vervangen. Aangezien het al dan niet toevallig karakter moeilijk te bewijzen valt, doet men best beroep op een rechter die soeverein zal oordelen.
24
Verzekering – B.A.-Auto – Overdracht van verzekerd voertuig Mijn cliënt X is voor zijn VW Golf in B.A.-Auto verzekerd bij verzekeringsmaatschappij Y. X en zijn echtgenote bezoeken op 16/02/2011 de showroom van een Mercedes garage. Mevrouw X laat zich verleiden door een prachtig tweedehandsmodel. De garage neemt de VW Golf onmiddellijk over en verkoopt de Mercedes aan Mevrouw X (factuur op haar naam). De volgende ochtend veroorzaakt mijnheer X een ongeval met de Mercedes. Een ongevalaangifte wordt verstuurd naar verzekeraar Y die weigert tussen te komen omdat
de Mercedes van mevrouw X niet gedekt is door de verzekering aangegaan door haar echtgenoot.
van de duiven op de auto van mijn cliënt terecht waardoor de voorruit barstte.
Is het standpunt van de verzekeraar juist?
Dankzij de pootring werd de eigenaar van de duif gevonden.
Elke B.A.-Autoverzekeraar wil vóór alles vermijden dat hij met met één enkele verzekeringspolis 2 voertuigen verzekert. Een verzekeringspolis dekt over het algemeen maar één voertuig, aangeduid door zijn merk, zijn bouwjaar, zijn type, zijn chassis en motornummers. Art.33 van de modelovereenkomst bepaalt dat in geval van overdracht van eigendom van het omschreven rijtuig (VW Golf), de dekking verworven blijft aan de verzekerde (gedurende 16 dagen vanaf de overdracht) voor het nieuwe rijtuig (Mercedes). Het feit dat de factuur van het nieuwe voertuig op naam staat van Mevrouw X verandert niets aan de zaak. Het voertuig zelf is van belang. Het is voldoende bewezen dat de VW Golf wel degelijk werd overgedragen aangezien de Mercedes garage zelf voor de ruil zorgde. Uw cliënt kon dus niet met twee auto’s tegelijk onder één verzekeringspolis rijden. De dag van het ongeval beantwoordde uw cliënt aan alle vereisten om te kunnen genieten van de uitbreiding van dekking bepaald in art.33 en zijn verzekeraar kan zijn tussenkomst niet weigeren.
25
De verzekeraar B.A. Privéleven van de eigenaar van de duif weigert elke tussenkomst en beweert dat zijn verzekerde niet aansprakelijk is. Heeft deze verzekeraar gelijk? Art.1385 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat ‘De eigenaar van een dier, of, terwijl hij het in gebruik heeft, degene die zich ervan bedient, aansprakelijk is voor de schade die door het dier is veroorzaakt, hetzij het onder zijn bewaring stond, dan wel verdwaald of ontsnapt was’. Volgens de rechtspraak, kan op grond van deze wettekst alleen de ‘bewaker’ van een dier aansprakelijk zijn voor de schade die het veroorzaakt aan een derde. Maar om van een ‘bewaker’ te spreken moet het dier ‘bewaakt’ kunnen worden! Art.1385 BW heeft dus betrekking op alle huisdieren, afgericht of in een kooi, evenals op laboratoriumbacillen. Art.1385 BW is alleen van toepassing op wild als het gevangen werd of gefokt of wanneer het zich in een afgesloten jacht bevindt. Verschillende gerechtelijke beslissingen oordeelden dat art.1385 BW van toepassing is zelfs wanneer de bewaking van bepaalde dieren, zoals huiskatten (geen wilde), wordt bemoeilijkt door hun zin voor avontuur en onafhankelijkheid.
Verzekering – B.A. Privéleven – Bewaker van dier – Duif
Van duiven kan men moeilijk beweren dat het huisdieren zijn. Van nature ontsnappen zij aan bewaking, zelfs al zitten zij meestal opgesloten bij hun meester-duivenliefhebber.
Na het loslaten van wedstrijdduiven kwam één
Bij een duivenwedstrijd waarbij de duiven los-
5
D.A.S.-JOURNAAL • Mei - Juni 2011
D.A.S.-JOURNAAL • Mei - Juni 2011
VRAAG & ANTWOORD gelaten worden op een honderdtal kilometers van de plaats waar zij normaal moeten terugkeren (duiventil), kan de eigenaar de bewaking niet meer op zich nemen. De duiven worden dan aan hun lot overgelaten zonder dat hun eigenaar nog meesterschap uitoefent (leiding en controle). Men kan ook niet beweren dat de duiven ontsnapt zijn of verdwaald. Het standpunt van de verzekeraar B.A. –Gezin lijkt ons dus gerechtvaardigd. Zouden de duiven het huis naast de duiventil met hun uitwerpselen overladen, moet de verzekeraar B.A.- Gezin wellicht wel tussenkomen!
26
Aansprakelijkheid – Sneeuw en ijs vallen van dak Op 24/12/2010 parkeerde mijn cliënt zijn auto langs de muur van een kerk. Tijdens zijn afwezigheid viel een grote hoeveelheid sneeuw en ijs van het dak van de kerk naar beneden waardoor zijn auto zwaar beschadigd werd (voorruit, motorkap, linker koplamp). Kan men de Kerkfabriek verzekerd bij verzekeringsmaatschappij X, aansprakelijk stellen? Wij menen helaas dat een rechtsvordering tegen de Kerkfabriek geen kans op slagen heeft. De weersomstandigheden van december 2010 waren uitzonderlijk. Wie had kunnen denken dat er zoveel sneeuw zou liggen op onze huizen en kerken waarvan de daken niet gebouwd zijn om aan zo’n hoeveelheid te weerstaan? Overdadig sneeuw en ijs zijn een geval van over-
6
macht of toeval (onvoorziene omstandigheden). Het dak van een kerk waarvan sneeuw- of ijzelblokken vallen is immers niet behept met een gebrek (abnormaal kenmerk). De situatie zou anders geweest zijn als het ongeval zich had voorgedaan in een sneeuwgebied (de Alpen bijvoorbeeld waar de sneeuw wordt tegengehouden door haken op de daken). Als een eigenaar in dit gebied niet de nodige voorzorgsmaatregelen zou treffen om een ongeval te vermijden, zou dit als een fout of nalatigheid (art.1382-83 burgerlijk wetboek) beschouwd worden. Deze eigenaar zou eveneens kunnen aansprakelijk gesteld worden als bewaarder van een gebrekkige zaak. In het verleden werd geoordeeld (Burgerlijke rechtbank Brussel 31.1.1973) dat de bollen van het Atomium behept waren met een gebrek (art.1384 al.1 Burgerlijk wetboek) omdat zij de sneeuw en ijs die verschillende geparkeerde auto’s hadden beschadigd niet hadden tegengehouden. Deze beslissing, hoewel nooit tenietgedaan door het hof van Cassatie, werd echter hevig bekritiseerd omdat men moeilijk kan aannemen dat een Atomiumbol in zijn structuur behept is met een gebrek.
27
Herstel van schade – Verkeersongeval – Infarct Mijn cliënt veroorzaakte een ongeval door verstrooidheid. Hij reed in een file en merkte niet op dat er sterk vertraagd werd en dat zijn voorligger stopte. Hij reed dit voertuig langs achter aan. De bestuurders stapten uit en waren het eens om hun voertuig te verplaatsen en een ongeval-
aangifte op te stellen. Op dat ogenblik kreeg de 70-jarige bestuurder van het aangereden voertuig een hartinfarct en zakte ineen. Hij overleed helaas op de weg naar het ziekenhuis. Het probleem in deze zaak is dat mijn cliënt op het ogenblik van de feiten niet in orde was met zijn verzekering. Zijn verzekering was geschorst wegens niet-betaling van premie. Hij riskeert bijgevolg een verhaalvordering van zijn verzekeraar. Ik stel me volgende vraag: is mijn cliënt aansprakelijk voor het overlijden van tegenpartij? Het antwoord op deze vraag is natuurlijk uiterst belangrijk voor mijn cliënt. Als de verzekeraar de gevolgen van dit overlijden moet dekken zal mijn cliënt aan zijn verzekeraar meer dan de schade aan het voertuig van tegenpartij moeten terugbetalen.
Eerst en vooral lijkt het ons nuttig om art.52 van het Verkeersreglement te onderstrepen: ieder persoon betrokken in een ongeval moet de nodige maatregelen nemen om de veiligheid en vlotheid van het verkeer te verzekeren. Bestuurders moeten, als mogelijk, hun voertuig verplaatsen om de rijweg vrij te maken. Men verliest deze verplichting nog al eens uit het oog! Om te kunnen antwoorden op de vraag of uw cliënt al dan niet aansprakelijk is voor het overlijden van tegenpartij moeten we nagaan of dit overlijden in oorzakelijk verband staat met het ongeval. De rechter ten gronde moet hierover beslissen. Zo oordeelde men dat de zelfmoord van het slachtoffer van een verkeersongeval na een zenuwinzinking in oorzakelijk verband stond met het ongeval, dat zich nochtans zeven maanden eerder had voorgedaan (Beroep Brussel 11.3.1971 en Cassatie. 22.11.1971).
beroep van Luik dat de motorrijder die opzettelijk een ongeval veroorzaakte en vervolgens op de vuist ging met een andere bestuurder aansprakelijk was voor het overlijden van laatstgenoemde die enkele ogenblikken later een hartinfarct kreeg. Op 2.4.1985 oordeelde de handelsrechtbank van Brussel dat de schade van een slachtoffer dat door de staking van de fabrikant geen vervangingsvoertuig kreeg, noodzakelijkerwijs te wijten was aan het totaal verlies van het eerste voertuig veroorzaakt door de aansprakelijke van het ongeval. In een arrest van 25.6.1986 oordeelde het hof van beroep van Luik dat de depressie en de zelfmoord van een vader, die aanwezig was tijdens het ongeval waarin zijn zoon overleed, in oorzakelijk verband stond met het ongeval veroorzaakt door de dader. Zo ook heeft het hof van beroep van Luik op 16.4.1991 geoordeeld dat er een oorzakelijk verband bestond tussen een ongeval waarin een kind het leven liet en de zenuwinzinking van de moeder van dit kind. Merkwaardig was de beslissing van het hof van beroep van Gent in een arrest van 20.12.1989: een automobilist, die een zwaar spoorwegongeval had veroorzaakt, werd verplicht tot schadeherstel van een boer wiens koe onder stress een doodgeboren kalf kreeg! Als de verzekeraar wordt veroordeeld tot schadevergoeding van de verwanten van het overleden slachtoffer zal uw cliënt aan zijn verzekeraar meer moeten terugbetalen dan alleen de materiële schade aan het voertuig van tegenpartij. Men zal dus moeten nagaan hoe groot het risico van een hartinfarct bij het slachtoffer was. De voorafgaande medische toestand van het slachtoffer maakt immers deel uit van de berekening van de vergoeding. Deze vergoeding kan lager zijn als wordt bewezen dat het slachtoffer aanleg had voor een hartinfarct waaraan hij in een nabije toekomst had kunnen overlijden.
In een arrest van 20.12.1994, oordeelde het hof van
7
D.A.S.-JOURNAAL • Mei - Juni 2011
INFO Zwakke weggebruiker en trein! Hof van Cassatie 30 september 2010
D
eze recente beslissing van het hof van Cassatie kreeg
veel weerslag in de pers. Het standpunt van het hof zou immers, ten minste dat hopen wij, een definitief einde moeten stellen aan de vraag of de passagier van een trein al dan niet altijd als een zwakke ‘weggebruiker’ moet beschouwd worden wanneer deze trein ‘betrokken’ is bij een ongeval. Zoals u weet, kent art.29bis van de wet van 21.11.1989 betreffende de verplichte B.A. motorrijtuigenverzekering automatische schadevergoeding toe aan ‘zwakke weggebruikers’ (voetgangers, fietsers en passagiers) die door een motorrijtuig op de weg worden gewond. De wet van 19.1.2001 vult dit art.29bis aan: niet alleen worden de weggebruikers maar ook de gebruikers van het spoorvervoer (aan spoorstaven gebonden voertuig) beschouwd als ‘zwakke weggebruikers’, die bijgevolg automatische schadevergoeding genieten voor hun verwondingen. De wetgever stelde dus spoorwegongevallen gelijk aan verkeersongevallen.
De feiten Een trein vervoert een groot aantal reizigers. Op een gegeven ogenblik rijdt hij over spoorwissels. Door de schokken,
8
worden twee passagiers tegen elkaar geduwd. Een van hen is gewond. Kan hij zich als zwakke weggebruiker tegen de NMBS keren en schadevergoeding vragen?
De procedure De passagier stapt naar de vrederechter van Sint-Gillis. De vrederechter verklaart de vordering ongegrond om reden dat het hier niet gaat om een ‘verkeersongeval’ maar om een botsing tussen twee personen! Omdat deze beslissing in eerste en laatste instantie werd geveld gaat de passagier in cassatie.
De beslissing van het hof van Cassatie De passagier argumenteert in beroep dat de trein wel degelijk ‘betrokken’ was in de zin van art.29bis en dat hij recht heeft op de nieuwe bepaling van dit art. 29bis. Het Hof geeft hem volledig gelijk: elk slachtoffer moet voor zijn verwondingen schadeloosgesteld worden zodra er tussen het voertuig en het ongeval enigerlei verband bestaat, ongeacht of er een fout is aan de kant van de eigenaar van het voertuig. Het Hof verbreekt de beslissing van de vrederechter die zich alleen had beziggehouden met het begrip verkeersongeval.
Uitgegeven door de verzekeringsmaatschappij D.A.S. n.v. Redactieraad: Gérard André, Isabelle Mattelaer, Reinilde van Bergen. Lloyd Georgelaan 6 1000 Brussel Tel. 02 645 51 11 Fax. 02 640 77 33
[email protected] www.das.be Jaarlijks abonnement 10 nrs.: 40 EUR (37,74 + 2,26 BTW). Speciale prijs D.A.S.-producenten 10 nrs.: 23,55 EUR (22,22 + 1,33 BTW)