Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben
Inleiding bij het bijbelboek Ezechiël
Studievereniging Timotheüs seizoen 2014-2015
Voorwoord Welkom op Timotheüs! Onze studievereniging is bedoeld voor alle leden van de gemeente en we zijn daarom erg blij met jullie aanwezigheid en de komst van nieuwe leden. Dit jaar behandelen we het bijbelboek Ezechiël. Deze profeet uit het Oude Testament leefde aan het begin van de ballingschap maar zag ver daar bovenuit naar een toekomst die gedeeltelijk nog voor ons ligt. We hopen dat we veel leren van de bestudering van de teksten van deze profeet. Op de volgende pagina's vind je behalve een overzicht over het seizoen per avond informatie over het te bestuderen gedeelte en de belangrijkste vragen die we met elkaar willen bespreken. Het bijbelboek Ezechiël is erg lang en niet gemakkelijk te begrijpen. Alle 48 hoofdstukken zijn verdeeld over de avonden, maar ze zullen niet allemaal aan de orde kunnen komen. Per avond is voor de inleider aangegeven wat het hoofdthema zou kunnen zijn en waarin dat zich onderscheidt van de andere deelthema's. Behalve studie van dit profetische boek in zijn eigen tijd, proberen we steeds lijnen te leggen naar ons eigen leven en de werkelijkheid waarin wij staan. De Heere heeft ons ook dit bijbelboek gegeven om Hem te kennen en Zijn stem te verstaan voor ons leven vandaag in Nederland. Meerdere keren zegt God Zelf in het bijbelboek Ezechiël wat Zijn bedoeling is: “U zult weten dat Ik de HEERE ben.” Bart Wallet is op woensdag 24 september 2014 bij ons om met ons na te denken over de vraag hoe het Oude Testament gelezen wordt door de joden. Dit is ook de eerste verenigingsavond van het seizoen en daarom heeft de avond gedeeltelijk een informeel karakter (onder andere door de borrel na afloop). Naast dit boekje is er een apart programma waarop de datums van alle avonden vermeld staan, samen met de inleiders. Ook nieuwe activiteiten en datumwijzigingen zullen daarin worden opgenomen. Een update van dit programma zal regelmatig via e-mail worden verzonden. Tot ziens op de vereniging! Aart Nederveen, Henrieke Schimmel en Leen Visser
Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben
1
Algemene opmerkingen bij het bestuderen van Ezechiël en het maken van een inleiding “Alzo zal ik Mij groot maken, en Mij heiligen, en bekend worden voor de ogen van vele heidenen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben.” (Ez. 38: 23) Zo'n zinnetje komt meer dan veertig keer voor in Ezechiël en geldt zowel de Joden als alle volken. Het bijbelboek spreekt over de heiligheid van de Heere en Gods weerzin tegen de zonde. Het boek staat vol oordeelsprofetieën, zeker in de eerste hoofdstukken. Maar ook is het boek vol van genade: God zal niet blijven toornen over zijn volk. Ook daarin zal Hij betonen Wie Hij is: “ja, Ik zal het beter maken dan in uw beginselen; en u zult weten, dat Ik de HEERE ben” (Ez. 36: 11). Literatuurtips Deze boeken zijn allemaal beschikbaar op de verenigingsavonden en kunnen door inleiders op de avond vooraf mee naar huis worden genomen. Bill T. Arnold en Bryan E. Beyer, In ontmoeting met het Oude Testament; historisch en theologisch overzicht Drs. P. Cammeraat, Leren en leven; Handboek voor bijbelonderwijs Raymond B. Dillard en Tremper Longman III, Inleiding op het Oude Testament Ds. A. Moerkerken, Een mensenkind; Over het leven van de profeet Ezechiël H. Lalleman – De Winkel, Ezechiël; van dood naar opstanding Ds. Adrian Verbree, Ezechiël: bijbelstudie Opzet deelthema's Bij het verdelen van 48 hoofdstukken in 8 avonden en het uitlichten van enkele thema's uit die gedeelten is vooral gebruik gemaakt van het overzicht in het boek In Ontmoeting met het Oude Testament (Arnold en Beyer) en het bijbelstudieboekje van ds. Adrian Verbee voor de theologische spits en praktische vragen. Dat betekent dat de onderverdeling voor verbetering vatbaar is en door de inleider enigszins kan worden aangepast. Vaak komen bij het beter bestuderen van de tekst van deze profeet en de andere naslagwerken nieuwe inzichten of interessante onderwerpen naar boven. Voorbereiding verenigingsavond Bij iedere avond wordt een suggestie gedaan voor een uit te lichten onderwerp of gedeelte, maar het staat iedere inleider vrij hier binnen het vastgelegde gedeelte een eigen keuze in te maken. Wel is het belangrijk voor iedere avond bij de voorbereiding de volgende vragen in het achterhoofd te houden: 1. Hoe maak je dit gedeelte via een inleiding en verwerkingsvormen toegankelijk voor aanwezigen? 2. Wat is het hoofdthema van deze avond (anders dan andere avonden!) en hoe houden we dat vast? Wees niet bang om dan keuzes te maken in welke gedeeltes je bespreekt! 3. Hoe leren we bij het bestuderen van déze hoofdstukken meer over algemene lijnen in de Bijbel? Andere profeten of de boeken van Mozes? Nieuwe Testament: woorden van Jezus, Openbaring? 4. Welke specifieke kennis is nodig om deze oudtestamentische profeet te begrijpen (denk aan tekstgenre, het soort tekst, zoals beeldend of poëtisch spreken, het interpreteren van visioenen en profetieën, de letterlijke uitbeeldingen en het begrijpen van de tijd waarin Ezechiël leefde). 5. Op welke manier kunnen we dit gedeelte vanavond dicht bij ons eigen leven brengen?
Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben
2
Avond 1
24 september 2014 – algemene inleiding
Deze avond hebben we Bart Wallet uitgenodigd om een inleiding te houden als voorbereiding op het bestuderen van de oudtestamentische profeet Ezechiël. Hij zal met name ingaan op de joodse uitleg van het Oude Testament. Dr. Bart Wallet (1977) studeerde geschiedenis en Hebreeuws aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is momenteel verbonden aan de Vrije Universiteit, waar hij nieuwe onderzoeksprojecten opzet op het terrein van religiegeschiedenis. Zijn eigen onderzoek concentreert zich op vroegmoderne WestEuropese Joodse geschiedenis.
Avond 2 15 oktober – Gods majesteit. Roeping en boodschap van Ezechiël Ezechiël 1 t/m 5 en Ezechiël 10 Deze avond introduceren we de profeet Ezechiël en zijn omvangrijke bijbelboek, maar vooral de hoofdboodschap: dat van de Heere de kracht, de heerlijkheid en de majesteit is. Ezechiël was een priester in ballingschap: hij was bij een van de eerste deportaties naar Babel weggevoerd. In Babel was hij een tijdgenoot van Daniël (Ez. 14) en in Jeruzalem profeteerde in dezelfde tijd Jeremia. Net als Jeremia was hij een profeet die veel persoonlijk leed en tegenstand moest verdragen om zijn profetisch ambt te kunnen uitvoeren. Zijn profetische boodschap was primair bedoeld voor de oren van de Joden in Babel. In de eerste drie hoofdstukken wordt de roeping en opdracht van de profeet beschreven. Opvallend aan het begin is het gedetailleerde en toch moeilijk te begrijpen visioen van de heerlijkheid van de Heere en de daarop volgende uitstorting van de Geest op het mensenkind Ezechiël (2: 2). In relatie hiermee gebeurt er veel met de profeet: hij valt en wordt weer opgericht, kan soms tijden niet spreken etc. (eind hoofdstuk 3). In hoofdstuk 4 en 5 wordt de kern van Ezechiëls boodschap voor het volk Israël duidelijk gemaakt door middel van vreemde symbolische handelingen om te laten zien hoe ernstig God de zonden van het volk neemt. Het thema van de heerlijkheid van de Heere komt direct aan het begin naar voren door middel van een verschijning. Datzelfde beeld komt terug in Ezechiël 10, waar de heerlijkheid van de Heere de tempel vult. Kunnen we de verschillende onderdelen van dit visioen uitleggen? Wat leert het ons over de Heere? We zoeken naar overeenkomsten met andere bijbelgedeelten, bijvoorbeeld de woestijnreis (wolkkolom), de nachtgezichten van Zacharia, Daniël 7 en Openbaringen 4. Is Christus de gestalte op de troon? In het visioen valt op dat de gedaante op de troon vaag blijft; net als voor Mozes werd de Heere voor Ezechiël niet echt zichtbaar, maar kreeg hij vooral een indruk van Zijn majesteit en heerlijkheid. Hoe wordt Gods glorie en grootheid op andere plaatsen in de Bijbel verwoord? Hoe verhoudt zich dat tot Zijn Vaderschap en nabij zijn? Daarnaast gaan deze hoofdstukken over het gehoorzamen van Gods opdracht. Dat smaakt zoet als honing (3: 3), zélfs als het prediking van oordelen betreft en er geen 'vrucht' lijkt te zijn op de oproep tot bekering.
Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben
3
Avond 3 12 november – zij zullen weten dat Ik de HEERE ben (de dag van de Heere) Ezechiël 6 en 7 “Dan zullen zij weten dat Ik de HEERE ben.” De titel van ons jaarthema wijst in het begin van het bijbelboek Ezechiël op de rechtvaardige oordelen die de Heere uitspreekt over Zijn eigen volk. Het is bijna spottend: het volk denkt dat ze buiten de Heere kunnen leven en geen rekening met Hem hoeven houden. Voor de ogen van de bergen die de afgoderij hebben gezien, zal de Heere echter ook tonen dat Hij de altaren verbreekt. Zie, de dag! (Ez. 7: 10) Het einde is nabij, de dag des Heeren komt eraan. Bij het onderwerp 'de dag van de Heere' betrekken we andere bijbelgedeelten in het Oude Testament (onder andere Jesaja 13 en 61, Klaagliederen 2, Joël, Amos 5, Obaja 1, Zefanja 1, Maleachi 4) en in het Nieuwe Testament (onder andere Handelingen 2, 1 Thessalonisenzen 5, 2 Petrus 3 en bijbelgedeelten over de eindtijd). Wat zijn de elementen in al deze verschillende profetieën over de dag des Heeren? Er wordt gesproken over oordeel over de zonde, reinigen en zuiveren van Gods volk en de redding van Zijn kinderen. Hoe verhouden die elementen zich tot elkaar? Wat is de troost of aanklacht bij de profetie van de toekomstige dag des Heeren? Een mooie vraag is ook in hoeverre deze profetieën zijn vervuld of nog op vervulling wachten. Als dat laatste (gedeeltelijk) het geval is, hoe kijken wij uit naar de dag des Heeren? Wat betekent het voor ons dat heel de aarde weten zal Wie de Heere HEERE is? In deze hoofdstukken komt veel prachtige oudtestamentische beeldspraak en herhaling voor: “Mensenkind, profeteer tegen de bergen van Israël...” In de Herziene Statenvertaling kun je goed zien dat hoofdstuk 7 in dichtvorm is. Dat betekent dat waarschijnlijk gebruik wordt gemaakt van beeldspraak, overdrijving, woordspel en verborgen betekenis die bij poëzie gebruikelijk is. Die literaire vorm wordt met een bedoeling gebruikt, maar heeft ook consequenties voor de uitleg en interpretatie van zo'n bijbelgedeelte. We zoeken met elkaar naar handvatten voor het lezen in dit genre.
Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben
4
Avond 4 26 november – Een boodschap van oordeel en van hoop Ezechiël 8 t/m 11 en Ezechiël 43 Opnieuw krijgt Ezechiël een visioen: veertien jaar nadat hij voor het eerst als profeet geroepen is. De Heere toont hem gruwelijke dingen in en rond de tempel: een heidens afgodsbeeld, afgoderij die de oudsten stiekem in een kamer in het tempelcomplex bedrijven, afgodaanbidding door een aantal vrouwen en mannen die de zon aanbidden. Dat visioen mondt uit in een rechtszaak waarin het oordeel aan het volk van God wordt aangezegd. Het vervult de profeet met ontzetting: Heere, gaat U echt het overblijfsel van Israël zo te gronde richten in Uw toorn (9: 8)? Ja, de Heere doet dat inderdaad, want de ongerechtigheid van Israël en Juda is buitengewoon groot. Zo groot dat God zich zelfs genoodzaakt ziet Zijn heerlijkheid uit de tempel terug te trekken. In hoofdstuk 10 wordt beschreven hoe Hij zich boven de tempel verheft, gereed om te vertrekken. In hoofdstuk 11 verdwijnt Hij daadwerkelijk uit de stad en rust (?) Hij boven de Olijfberg. Tijdens de eerste avond wordt waarschijnlijk uitgebreid stilgestaan bij de verschijning van de heerlijkheid van de Heere op de troonwagen. Deze avond gaat over de relatie tussen de zonden van het volk en de aanwezigheid en lankmoedigheid van God. Als Hij weg is, hebben de oordelen vrij spel. Kan het zijn dat in die periode, 591 voor Christus, de wereld daadwerkelijk veranderende? Boeddha leefde toen bijvoorbeeld en stichtte een wereldgodsdienst die Gods Koninkrijk tot de dag van vandaag ondermijnt. De tempel wordt verwoest in 586 voor Christus. Precies 70 jaar later, in 516 voor Christus, vindt de ingebruikname van de tempel plaats na de gebeurtenissen in Ezra en Nehemia en de aansporingen van onder andere de profeet Haggaï. De verwoeste staat van de tempel is de kern van de ballingschap. Een wonder van genade staat midden in hoofdstuk 11. De vorsten van het volk worden op strenge wijze bestraft en geoordeeld voor hun verkeerde raad aan de mensen die aan hun leiding zijn toevertrouwd. Maar direct aansluitend klinkt een belofte van genade aan het verspreide overblijfsel dat naar de Heere wil terugkeren. Met hen vernieuwt God het verbond (11: 19, 20). Met dat Zijn heerlijkheid aan de Kebar in Babel voor Ezechiël verschijnt, maakt de Heere een beweging naar de ballingen toe. Dit gedeelte kan daarom ook niet besproken worden zonder alvast te lezen in de laatste hoofdstukken van Ezechiël, waar bij het visioen van de nieuwe tempel (hoofdstuk 40 t/m 48) in hoofdstuk 43 ook beschreven wordt hoe Gods heerlijkheid in de toekomst terugkeert. De Heere belooft dat Hij dan voor eeuwig bij Zijn volk zal blijven wonen. We gaan deze avond niet in op de details van het visioen van de heerlijkheid van de Heere en de nieuwe tempel, maar zetten deze hoofdstukken wel kort in het perspectief van de andere profetieën in Ezechiël. Belangrijke vragen voor deze avond zijn: Hoe verhoudt zich Gods oordeel tot onze zonde? Hoe groot is onze verantwoordelijkheid en hoe gaan we om met Gods lankmoedigheid? Kunnen we altijd zeggen 'God is met ons'? Kan het zijn dat ook wij soms ons geweten 'sussen' door te vertrouwen op de 'aanwezigheid van de tempel' (bijvoorbeeld eredienst, kerkstructuur) terwijl we niet in de gaten hebben dat de heerlijkheid van de Heere ons verlaat omdat we bezig zijn met het dienen van afgoden? Wat betekent het dat God terugkeert?
Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben
5
Avond 5 17 december – de zonde van het volk en het oordeel tegen Jeruzalem Ezechiël 12 t/m 24 Maar wanneer de goddeloze zich bekeert van al zijn zonden, die hij gedaan heeft, en al Mijn inzettingen onderhoudt, en doet recht en gerechtigheid, hij zal gewis leven, hij zal niet sterven. Al zijn overtredingen, die hij gedaan heeft, zullen hem niet gedacht worden; in zijn gerechtigheid, die hij gedaan heeft, zal hij leven. Zou Ik enigszins lust hebben aan de dood van de goddeloze, spreekt de Heere HEERE; is het niet, als hij zich bekeert van zijn wegen, dat hij leeft? (Ez. 18: 9, 21-23). Het aantal hoofdstukken dat voor deze avond ingepland staat, is eigenlijk teveel. De inleider kan eventueel alles in vogelvlucht bespreken, maar het is aan te raden een keuze te maken om ergens de diepte in te gaan. Hieronder volgt een kort overzicht en staan enkele suggesties daarvoor. Deze avond kunnen de allegorieën die veel gebruikt worden in Ezechiël centraal staan. De zonde van het volk en het oordeel over Jeruzalem wordt aangezegd op diverse beeldende manieren. De mensen begrijpen het niet en de profeet zelf klaagt erover: “Ach Heere HEERE, zij zeggen van mij: Is hij niet een verdichter van gelijkenissen?” (Ez. 20: 49). Een overzicht van beeldspraak waarvan we er één of meerdere zouden kunnen bespreken: - Ezechiël pakt zijn uitrusting in en graaft een gat in de muur om duidelijk te maken welke situatie in Jeruzalem zou ontstaan en dat de mensen die daar woonden in ballingschap zouden komen. Bijzonder is dat deze situatie plaatsvindt in Babel, met andere ballingen als eerste gehoor. Net als bij Jeremia luisteren de mensen niet naar deze boodschap van oordeel. - Ezechiëls vrouw sterft en hij rouwt niet als teken van wat God zou doen met Jeruzalem (Ez. 24) - Ezechiël gebruikt voor de valse profeten in hoofdstuk 13 en 14 hetzelfde beeld als Jezus voor de Farizeeën: slechts witgepleisterd (Mattheus 23: 27-29). - Om de zonde van het volk bloot te leggen, worden drie allegorieën gebruikt: 1) het volk als verbrande wijnstok waar geen vastheid meer in is te vinden (Ez. 15), 2) het volk als ontrouwe vrouw (Ez. 16, een veelgebruikt beeld in met name het Oude Testament!), 3) de ingewikkelde allegorische profetie waarin het volk als twee wijnstokken die bij verschillende wegvoeringen door twee adelaars werd overwonnen en waarvan één profetie reeds in vervulling is (Ezechiël woont in Babel). - Juda: een leeuwin met twee welpen, de twee zonen van koning Josia (Ez. 19), poëtisch gedeelte. - Ohola en Oholiba: Juda en Israël getekend als ontrouwe vrouwen (Ez. 23) en Juda die niet leert van wat Samaria reeds is overkomen in de wegvoering van het noordelijke rijk naar Assyrië. - Jeruzalem als roestige pot die het hele land doordrenkt van de zonde (Ez. 24). Ook opvallend in deze hoofdstukken is de rol van de valse profeten en vorsten (hoofdstuk 13, 14 en 19). Dit aspect komt later ook in Ezechiël 34 terug (ontrouwe leiders), dus hoeft nu niet per se besproken te worden. Kern van dit bijbelgedeelte zijn misschien Ezechiël 20, 21 en 22. Hier worden de oordelen aangezegd en kijken we de profeet in het hart. Hij moet zich helemaal over hebben voor de oordeelsboodschap die hij brengt. De verwijten zijn hard: bloedvergieten, ongerechtigheid, onreinheid en misleidende leiders. De Heere brengt Zijn volk in de smeltkroes om te kijken of er na loutering nog iemand overblijft die Hem dient. Maar Hij moet hen allemaal veroordelen. Zo laat Hij weten dat Hij de Heere is. God zoekt mensen die biddend op de bres staan voor hun medemensen. Door hun gebed kunnen de oordelen uitgesteld of verzacht worden. Ez. 22:30-31. Kunnen we hierin de roep om Christus' komst lezen? Hij is wél een trouwe vorst, Hij komt op voor Zijn volk en gaf Zijn leven zelfs voor vijanden.
Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben
6
Avond 6 7 januari – Profetieën en oordelen tegen de volkeren Ezechiël 25 t/m 32 en Ezechiël 35 en 36 Vanaf Ezechiël 25 gloort er duidelijker hoop voor het volk God. Tussen de oordelen die de Heere over Zijn eigen volk uitsprak, was steeds ruimte voor terugkeer van het overblijfsel dat Hem wilde dienen, maar toch was de hoofdboodschap dat Zijn heerlijkheid terugtrok en Hij zou gaan afrekenen met hen en hun zonden. Nu gaat de Heere het echter opnemen voor Zijn volk en de naties om hen heen straffen. In de hoofdstukken 25 t/m 32 profeteert Ezechiël net als Jesaja (13-23) en Jeremia (46-51) tegen de koninkrijken die Gods volk bestrijden. We proberen een overzicht te krijgen van de situatie van Israël temidden van de volken in het oude Midden-Oosten. Het zijn krachtige naties die op eigen kracht vertrouwen en hoogmoedig zijn, maar vooral volken die leedvermaak hebben over de rampspoed van Juda of het zwaard tegen het volk hebben gegeven. Maar God maakt een einde aan hun heerschappij, zelfs aan de wereldmachten Tyrus en Egypte. Hoe zijn deze ontnuchterende woorden een waarschuwing voor de volken van nu? Een aparte plaats heeft het broedervolk Edom, dat zich verheft op de hoogte (zie het begin van hoofdstuk 36) en een rol speelt bij de verwoesting van Jeruzalem (Obadja), terwijl het voor zijn jongste broeder had moeten opkomen. Ook Ezechiël 35 gaat over het oordeel tegen Edom. Omdat dit een lijn is die vaker in de Bijbel voorkomt, focussen we op de profetie tegen Edom. “En Ezau heb ik gehaat...” zegt de Heere (Maleachi 1: 3) Wat betekent dat? Hoe komt dat op ons over? Met de keuze voor Edom gaan we voorbij aan het feit dat de profetieën tegen Egypte en Tyrus (en in zijn kielzog Sidon) opvallend lang zijn. Ook (oordelen tegen) deze volken komen vaak terug in de Bijbel. Nadenken over deze relatief onbekende hoofdstukken vraagt brede kennis van de Bijbel en vaardigheid om verschillende gedeelten van het Woord van God aan elkaar te verbinden. We zoeken naar wegen daarvoor. Profetie tegen de volken betekent dat de Heere recht doet aan Zijn volk en is daarom troostvol, maar toch valt het in onze tijd niet mee deze bijbelgedeelten te lezen en op waarde te schatten. Komt God hier als een wredere God naar voren dan in het Nieuwe Testament? Belijden wij dezelfde God als Ezechiël (belijdenisgeschriften)? Wat leren we hier over wie de Heere is en moet dat ons beeld van Hem misschien bijstellen aan de hand van Zijn Woord?
Avond 7 4 februari – Een brug naar onze Woerdense naaste Open thema Ad den Besten is deze avond onze gastspreker, namens en met 21+ vereniging Ichthus. We nodigen de oudste leden van die vereniging deze avond speciaal uit om kennis te maken met onze bijbelstudievereniging en natuurlijk om daarna te blijven komen en lid te worden. Ad hoopt ons te vertellen over het werk van Stichting Present in en rond Woerden. Deze organisatie wil een brug slaan tussen mensen die iets hebben te bieden en mensen die daarmee geholpen kunnen worden en in Woerden een beweging op gang brengen waarbij steeds meer mensen het vanzelfsprekend vinden om naar elkaar om te zien. Onze 21+ vereniging Ichthus zet zich al een aantal jaar via Stichting Present met regelmaat in voor anderen en vertelt daar graag meer over (zie: http://stichtingpresent.nl/woerden).
Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben
7
Avond 8 4 maart – Oproep tot berouw en zorg voor Gods kudde Ezechiël 33 en 34 Vanavond is het thema 'luisteren naar Gods waarschuwing en afrekenen met valse profeten'. We zijn inmiddels gewend aan de beeldende taal en herhaling van mooie zinsneden bij deze oudtestamentische profeet en proberen op zoek te gaan naar de diepste betekenis van deze gedeeltes. Eventueel is het zinvol het beeld van de herders en de kuddes op de weiden in Israël uit te leggen. In hoofdstuk 33 wordt Ezechiël een wachter genoemd die de boodschap brengt dat God Zijn volk gaat oordelen als het zich niet bekeert. Hij wordt er zelfs schuldig voor gesteld: “Als Ik tot de goddeloze zeg: O goddeloze, gij zult de dood sterven! en gij spreekt niet, om de goddeloze van zijn weg af te manen; die goddeloze zal in zijn ongerechtigheid sterven, maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen” (Ez. 33:8). Het is schrijnend om te lezen dat de profeet – als de Heere zijn mond heeft geopend om hen te waarschuwen voor het oordeel en hen op te roepen tot berouw – niet serieus genomen wordt door de ballingen. Ze komen wel naar hem luisteren omdat ze vinden dat hij prachtig spreken kan, maar ze handelen niet naar de boodschap van de profeet (Ez. 33: 30-33). Het oordeel is dan inderdaad rechtvaardig. De toepassing vanuit dit gedeelte naar ons eigen leven is niet moeilijk om te maken, maar de vraag is moeilijk te beantwoorden: wat doen wij met het Woord van de Heere dat tot ons persoonlijk komt? En: beseffen wij dat de Heere ons schuldig stelt als we Zijn boodschap niet doorgeven aan de mensen? Bij de klacht tegen de leiders van Israël in Ezechiël 34 betrekken we ook hoofdstuk 13, 14, 19 en delen van 22. De rol van valse profeten en vorsten is bijzonder schadelijk en de Heere uit een zware klacht tegen hen. Ontrouwe herders van het volk van God noemt Hij hen. De schapen zijn de Israëlieten zelf en ook zij worden aangeklaagd omdat ze net als de herders alleen maar op zelfverrijking uit zijn. We denken diepgaander na over de rol van leiders, vorsten, priesters en profeten in de tijd van Ezechiël en proberen uit te zoeken wat 'valse' profeten in Oude en Nieuwe Testament betekenen. Wat is de boodschap die Ezechiël hen helemaal alleen moet brengen? Deze profeet is wél door God geroepen en brengt geen 'wenselijke' boodschap om daarmee van eer of onderhoud verzekerd te zijn (Ezechiël 2 en 3). We kunnen deze aanklacht toepassen op onszelf: Wachten wij met spreken tot we van de Heere horen wat Hij wil dat we zeggen? Hoe gaan wij om met gezag, met mensen (en de aarde) die aan onze zorgen zijn toevertrouwd? Wat kunnen we in dit stukje leren over christelijk leiderschap? Op een andere manier dan via de oordelen in de voorgaande hoofdstukken toont God hier dat Hij de HEERE is: Hij neemt als hun Herder verantwoordelijkheid voor de schapen van de kudde. In dit hoofdstuk wordt de komst van de Heere Jezus beloofd (of betekent 'Mijn Knecht David' in Ez. 34: 24 iets anders?), die Zijn leven zelfs zal geven voor de schapen (Johannes 10). Wat heeft ons dat te zeggen als wij belijden dat we Hem volgen, Zijn stem kennen? Het beeld van de nieuwe aarde dat aan te einde van hoofdstuk 34 opgeroepen wordt is praktisch en vredig. Welke verwachting hebben wij van het vrederijk dat hier beloofd wordt?
Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben
8
Avond 9 1 april – De zegen beloofd. Oordeel over Gog en Magog Ezechiël 36-38 Deze min of meer bekende hoofdstukken hebben meer met de voorgaande onheilsprofetieeën te maken dan je in eerste instantie zou denken. God oordeelt de volken en voor het oog van diezelfde volken richt Hij Israël weer op: zodat zij zullen weten dat Ik de HEERE ben. De vijand lacht vanuit de hoogte (Edom, zie Ez. 36: 36), maar de Heere komt naar Israël toe (36: 9). Opnieuw worden de bergen van Israël ten getuige geroepen, nu niet om de afgoderij waar te nemen en de oordelen die daarop volgen, maar om te zien wat de Heere doet om weer recht te doen aan Zijn volk temidden van de volken. Waarom? Niet omdat het volk zich inderdaad had bekeerd na de ballingschap, want ook in Babel ontheiligden zij Gods heilige Naam (33: 20). Meerdere keren zegt God in dit hoofdstuk dat de reden in Zichzelf ligt: Ik doe het om Mijn heilige Naam. We denken deze avond na over het uiterlijk van die nieuwe zegen voor het land, zoals dat aan het eind van hoofdstuk 36 wordt uitgewerkt: op een weer frisse en levende aarde (fysiek herstel) een volk dat de Heere dient (geestelijk herstel). De Heere belooft dan een nieuw hart te geven (36: 26). In het Nieuwe Testament wordt dat wedergeboorte genoemd: een veranderd leven dat door de Heilige Geest de Heere wil dienen. Nog twee beelden komen voor in deze hoofdstukken: het bekende visioen van het dal vol dorre doodsbeenderen, die in fasen tot leven komen (hoofdstuk 37 begin) en de twee stukken hout Juda en Jozef, een beeld dat belooft dat de uiteengevallen natie weer één zal worden. Moet deze profetie nog in vervulling gaan? Eerder al bespraken we dat met de terugkeer van koning David waarschijnlijk geen aardse koning wordt bedoeld. Gaat het hier over het toekomstige Koninkrijk van Davids Zoon Jezus (Openbaring 22: 16)? En als het hier gaat over een vrederijk dat nog moet komen, hoe kan het dan dat andere delen van deze profetie al wel zijn vervuld in vele gelovigen wiens hart de Heere heeft aangeraakt? Hoe moeten we oudtestamentische profetieën eigenlijk lezen met het oog op de vervulling? Werpt de interpretatie van Jezus op bijvoorbeeld de laatste woorden van Maleachi licht op deze vraag (Mattheüs 11, 17). Het is interessant om vanavond over de interpretatie van deze gedeelten door te praten. Belangrijke uitdaging daarbij is om niet te vergeten dat er veel geestelijke lessen voor onszelf in deze hoofdstukken besloten liggen. Ook de interpretatie van hoofdstuk 38 en 39 is ingewikkeld. Wie zijn Gog en Magog en wat doen ze in Openbaring 19 en 20? Het oordeel dat over deze vijanden van Gods volk wordt uitgesproken is gruwelijk. Ze zijn ingezet om Israël te straffen, maar uiteindelijk kiest God voor Zijn volk en straft Hij de spotters. Dat oordeel, dat wordt het tonen van de heerlijkheid van de Heere genoemd (Ez. 39: 21). Opdat zij – de vijanden én Gods volk – zullen weten dat Hij de HEERE is. Het hoofdstuk eindigt met een belofte van herstel van de verbroken relatie: “En Ik zal Mijn aangezicht voor hen niet meer verbergen, wanneer Ik Mijn Geest over het huis Israëls zal hebben uitgegoten, spreekt de Heere HEERE” (Ez. 39: 29)
Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben
9
Avond 10 22 april – Visioen van de nieuwe tempel Ezechiël 40-48 Het is een gevaar om bij het bespreken van deze hoofdstukken te vervallen in vragen naar de betekenis en de interpretatie van vervullingen en daarin 'technisch' te blijven hangen. Verwijst deze tempel naar een verre toekomst, al dan niet in een duizendjarig vrederijk op aarde? Of is met Christus komst dit visioen vervuld? Dit zijn ingewikkelde vragen, die we misschien beter kunnen laten rusten. Wel zeggen verschillende boeken (zie literatuurlijst) hier zinvolle dingen over waar we houvast aan kunnen hebben. Maar mogelijk is het belangrijker om in kaart te brengen wat de globale inhoud en boodschap van deze hoofdstukken is. Wat zijn de algemene lijnen die we in dit gedeelte kunnen trekken en wat zegt het ons vandaag? Primair is het goed in kaart te brengen hoe deze tempel eruit ziet (hoofdstuk 40 t/m 42) en waarin de tempel verschilt van de tabernakel, Salomo's eerste tempel en de tempel die Zerrubabel, Ezra en Nehemia hebben gebouwd (of was die zo bedoeld als in Ezechiëls beschrijving?). Hoe ziet de nieuwe tempel eruit, wat kunnen we leren uit de voorschriften voor de tempeldienst? Waarom zou de oorspronkelijke priester zoveel details overgeleverd hebben gekregen in deze hoofdstukken? Let er op dat de Heere regelmatig zegt dat de misstanden van vroeger niet meer zullen moeten voorkomen (bijvoorbeeld Ezechiël 43: 7). In de hoofdstukken 43 t/m 46 gaat het over de tempeldienst. Opvallend is dat de offers volgens de specifieke richtlijnen in hoofdstuk 43 – de heerlijkheid van de Heere is dan teruggekeerd! – weer door Hem aanvaard zullen worden: “en Ik zal een welgevallen aan u hebben, spreekt de Heere HEERE” (Ez. 43: 27). Niet alle offers keren echter terug en ook wordt de ark van het verbond niet meer genoemd. God is Zelf aanwezig in deze tempel. Verwijst dit ook al naar de vervulling van de oudtestamentische schaduwdienst in Christus Jezus? Ook de poort valt op: daardoor is de heerlijkheid van de Heere teruggekeerd en omdat Hij nu voorgoed zijn intrek weer neemt bij Zijn volk, wordt de poort dichtgemetseld (Ez. 44: 2). In hoofdstuk 44 staat de heiligheid van de Heere en de heiligheid van Zijn dienst centraal. Ook in hoofdstuk 45 komt naar voren dat de priesters in de nieuwe tempel eerlijk moeten zijn (vers 10, zie ook Hosea 12: 8 en Amos 8: 5). Ezechiël 46 gaat onder andere over de rechten en plichten van de vorst. Het is moeilijk te begrijpen wat zijn rol is bij de offers. Omdat deze hoofdstukken al genoeg moeilijkheden opleveren, zou je ervoor kunnen kiezen onder andere dit gedeelte niet te bespreken. In hoofdstuk 47 raken we opnieuw aan een min of meer bekend bijbelgedeelte, dat ook makkelijker bij eerste lezing te volgen is: het visioen van de steeds dieper wordende rivier. De levende stroom komt uit de tempel. Er komt een nieuwe wereld en God is de Bron van dat nieuwe leven. Het is duidelijk dat het hier over een toekomst voorbij Ezechiëls tijd gaat. Betrek hierbij Openbaring 22: 1 en 2. Hoe kan dit bijbelgedeelte tot vermaning en troost zijn voor ons leven als christen in 2015? Eventueel zijn de hoofdstukken 47 en 48 interessant om uit te pluizen. De landstreken voor de Israëlieten liggen rondom het heiligdom. Veel details volgen. Daaruit blijkt dat Ezechiël in ieder geval een aardse tempel en een aards koninkrijk voor zich zag, gesitueerd in het land Kanaän dat hij kende. De profetie is in die zin nog nooit vervuld en wijst misschien op een toekomst waarin Joden en heidenen ('in Israël ingeplante vreemdelingen', Romeinen 10) samen het land van God zullen erven. De stad die Ezechiël aan het eind van hoofdstuk 48 beschrijft lijkt op de stad die Johannes op Patmos zag (Openbaring 21): En ik zag geen tempel in dezelve; want de Heere, de almachtige God, is haar tempel, en het Lam (...) want de heerlijkheid Gods heeft haar verlicht, en het Lam is haar Kaars.” Dat is ook de kern van Ezechiël: de heerlijkheid van de Heere komt terug, opdat zij zullen weten dat Hij de HEERE is. Daarom eindigt het boek van de profeet zo: “en de naam der stad zal van dien dag af zijn: DE HEERE IS ALDAAR.”
Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben
10