Ik leef en u zult leven
Passie- en paasviering senioren 9 april 2014 Meditatie: ds. A. van de Meer Orgel: dhr. H. Rijksen
Zingen: Komt, laat ons samen nederknielen Komt, laat ons samen nederknielen Voor Hem, Die ons geschapen heeft! Hem zij d' aanbidding onzer zielen, Die 't leven is en 't leven geeft! Hij strooit de jaren voor zich henen, Gelijk de landman 't koren strooit. De tijden kwamen en verdwenen, Der tijden God verandert nooit.
Stem Deze God was er al vóór de schepping: Vader, Zoon en Heilige Geest. Zonder begin en zonder einde. Wij kunnen dat niet bevatten, alleen belijden en aanbidden. Over de Heere Jezus belijden wij in de Nederlandse Geloofsbelijdenis: “Dewelke is Gods Zoon, niet alleen van dien tijd af dat Hij onze natuur heeft aangenomen, maar van alle eeuwigheid.” De profeet Micha en de evangelist Johannes getuigen daarvan.
Lezen: Micha 5:1b Zijn oorsprongen zijn van oudsher, van de eeuwige dagen af.
Lezen: Johannes 1:1-4 In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is. In het Woord was het leven en het leven was het licht van de mensen.
Stem Zo schiep God de hemel en de aarde. Zo formeerde Hij de mensen, “en zie, het was zeer goed”.
Zingen: Psalm 90:1 Gij zijt, o HEER’, van d' allervroegste jaren Voor ons geweest een toevlucht in gevaren. Eer berg en rots uit niet geboren waren, Eer d' aarde rustt' op hare grondpilaren, Van eeuwigheid, o God Die eeuwig leeft, Zijt Gij de God, Die eind noch oorsprong heeft.
Stem Na de zondeval kon de mens echter niet in het paradijs blijven. Bij de boom des levens kon hij niet meer komen. Sinds de zondeval is het bittere werkelijkheid: “Stof bent u, en u zult tot stof terugkeren”. Adam noemde zijn vrouw Eva, moeder van alle levenden, maar dat leven is wel aan de dood onderworpen. Maar zelfs al vóórdat Adam en Eva uit het paradijs gestuurd werden, sprak God de moederbelofte uit. Het nageslacht van de slang wordt vermorzeld door het Nageslacht van de vrouw. Christus zal overwinnen. Eeuwen later daalde Hij vanuit de eeuwigheid af in de tijd, om mensen weer met God te verzoenen.
Gedicht: Vergeving Gods beloften, ja en amen Gods beloften falen niet. Een’ge houvast in het leven Hij wil onze schuld vergeven, Hij gedenkt de zonden niet van hen die bij Christus schuilen hen slaat Hij in liefde ga. Die hun zond’ en schuld belijden wil Hij van die schuld bevrijden door het kruis van Golgotha.
Dat geeft vrede, hemelvrede veilige geborgenheid. Ik ga in de dood niet onder, Gods ontferming blijft een wonder. ‘k Prijs Hem tot in eeuwigheid. Lanerta
Zingen: Leer mij, o Heer, Uw lijden recht betrachten Leer mij, o Heer, Uw lijden recht betrachten, In deze zee verzinken mijn gedachten: O Liefde, Die, om zondaars te bevrijden, Zo zwaar woudt lijden! 'k Zie U, God Zelf, in eeuwigheid geprezen, Tot in de dood als mens gehoorzaam wezen, In onze plaats gemarteld en geslagen, De zonde dragen.
Stem: Jezus werd mens om zondaren te redden. Ontelbare offers waren al gebracht in de tempel. Velen deden hun best om Gods geboden te onderhouden. Wie in het geloof offerde, zag uit naar de komende Messias. Alleen door het bloed van Jezus Christus is er volkomen verzoening. Met Zijn lijden en sterven bracht de Heiland het ultieme offer.
Lezen: Psalm 40:7-9 U hebt geen vreugde gevonden in slachtoffer en graanoffer, U hebt Mijn oren doorboord; brandoffer en zondoffer hebt U niet geëist. Toen zei Ik: Zie, Ik kom, in de boekrol is over Mij geschreven. Ik vind er vreugde in, Mijn God, om Uw welbehagen te doen; Uw wet draag Ik diep in Mijn binnenste.
Lezen: Lukas 22: 1, 2, 39, 40 en 41 Het feest nu van de ongezuurde broden, dat Pascha heet, was nabij. En de overpriesters en de schriftgeleerden zochten naar een manier om Hem om te brengen, want zij waren bevreesd voor het volk. En Hij ging de stad uit en vertrok, zoals Hij gewoon was, naar de Olijfberg; en ook Zijn discipelen volgden Hem. Toen Hij op die plaats gekomen was, zei Hij tegen hen: Bid dat u niet in verzoeking komt. En Hij verwijderde Zich van hen ongeveer een steenworp afstand, knielde neer en bad Zingen ‘t Is middernacht, en in de hof Buigt, tot de dood bedroefd, in ’t stof De Levensvorst; in Zijn gebeên Doorworstelt Hij Zijn strijd alleen. Lezen: Lukas 22:42 Vader, als U wilt, neem deze drinkbeker van Mij weg; maar laat niet Mijn wil, maar de Uwe geschieden.
Zingen ‘t Is middernacht, maar Jezus waakt, En ’t zielelijden dat Hij smaakt, Bant uit Zijn hart de bede niet: Mijn Vader, dat Uw wil geschied’ . Lezen: Lukas 22:43 En aan Hem verscheen een engel uit de hemel, die Hem versterkte. Zingen ‘t Is middernacht, en ’t Vaderhart Sterkt en verstaat de Man van smart, Die ’t enig lijden, dat Hij torst, Ten eind doorstrijdt als Levensvorst. Lezen: Lukas 22:44 en 45 En Hij kwam in zware zielenstrijd en bad des te vuriger. En Zijn zweet werd als grote druppels bloed, die op de aarde neervielen. En toen Hij van het gebed opgestaan was, kwam Hij bij Zijn discipelen en vond hen slapend van droefheid. Zingen ‘t Is middernacht, maar hoe Hij lijdt, Zijn jong’ren slapen bij die strijd; En derven, afgemat in rouw, De aanblik op des Meesters trouw. Lezen: Lukas 22:46 En Hij zei tegen hen: Hoe kunt u slapen! Sta op, en bid dat u niet in verzoeking komt.
Lezen: Lukas 23:33 en 34a Toen zij op de plaats kwamen die Schedel genoemd werd, kruisigden ze Hem daar, met de misdadigers, de één aan de rechter- en de ander aan de linkerzijde. En Jezus zei: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.
Zingen: Gebed des Heeren : 6 Vergeef ons onze schulden, Heer’; Wij schonden al te snood Uw eer; De boosheid kleeft ons altijd aan; Wie onzer zou voor U bestaan, Had Jezus niet voor ons geleên? Wij schelden kwijt, die ons misdeên.
Lezen: Johannes 19:23 en 24 Nadat de soldaten dan Jezus gekruisigd hadden, namen zij Zijn kleren en maakten vier delen, voor elke soldaat een deel, en zij namen ook het onderkleed. Het onderkleed nu was zonder naad, van bovenaf als één geheel geweven. Zij dan zeiden tegen elkaar: Laten wij dat niet scheuren, maar laten wij erom loten voor wie het zal zijn. Opdat het Schriftwoord vervuld zou worden dat zegt: Zij hebben Mijn kleren onder elkaar verdeeld en over Mijn kleed hebben zij het lot geworpen. Dit hebben dan de soldaten gedaan.
Zingen: Psalm 22:9 Mijn beend’ren kan ik tellen, één voor één; Hun boos gezicht beschouwt dit weltevreên, Z’ ontzien zich niet, om met Mijn tegenheên Hun geest te strelen, En onder zich Mijn kleed’ren te verdelen; Verhard in ’t kwaad, Kan hun geen spel verdrieten: Zij werpen ’t lot, wat ieder zal genieten Van Mijn gewaad.
Lezen: Johannes 19:25 – 27 En bij het kruis van Jezus stonden Zijn moeder, de zuster van Zijn moeder, en Maria, de vrouw van Klopas, en Maria Magdalena. Toen nu Jezus Zijn moeder zag en de discipel die Hij liefhad, bij haar zag staan, zei Hij tegen Zijn moeder: Vrouw, zie, uw zoon. Daarna zei Hij tegen de discipel: Zie, uw moeder. En vanaf dat moment nam de discipel haar in zijn huis.
Gedicht Als de Heiland aan het kruishout Tussen aarde en hemel hing, Zag Hij nog Zijn lieve moeder En Zijn liefste volgeling; "Vrouwe," sprak Hij, "zie uw zone!" Daar Hij 't oog op dezen sloeg; Toen tot dezen: "Zie uw Moeder!" 't Was voor haar en hem genoeg.
Lezen: Lukas 23:39-43 En een van de misdadigers die daar hingen, lasterde Hem en zei: Als U de Christus bent, verlos dan Uzelf en ons. Maar de andere antwoordde en bestrafte hem: Vreest zelfs u God niet, nu u hetzelfde vonnis ondergaat? En wij toch rechtvaardig, want wij ontvangen straf overeenkomstig wat wij gedaan hebben, maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan. En hij zei tegen Jezus: Heere, denk aan mij, als U in Uw Koninkrijk gekomen bent. En Jezus zei tegen hem: Voorwaar, zeg Ik u, heden zult u met Mij in het paradijs zijn.
Meditatie: Van kruis naar paradijs
Zingen: Psalm 22:4 Al wie Mij ziet, bespot Mij boos te moê; Men schudt het hoofd, men steekt de lip Mij toe. Daar Ik ’t gebed tot God vertrouwend doe, Moet Ik nog horen: “Dat God, op wien Hij steunt, Hem gunstig’ oren Verleen’, Hem redd’, Dat Die nu hulp doe komen En Hem, in Wien Hij heeft zijn lust genomen, In ruimte zet.”
Lezen: Matthéüs 27:45 en 46 En vanaf het zesde uur kwam er duisternis over heel de aarde, tot het negende uur toe. Ongeveer op het negende uur riep Jezus met een luide stem: Eli, Eli, lama sabachtani? Dat betekent: Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?
Zingen: Geen sterveling zal ooit doorgronden Geen sterveling zal ooit doorgronden De doodsnood die Gij hebt geproefd, De helse angst die U doorwondde, Uw ziel, tot stervens toe bedroefd.
Lezen: Johannes 19:28 en 29 Hierna zei Jezus, omdat Hij wist dat nu alles volbracht was, opdat het Schriftwoord vervuld zou worden: Ik heb dorst! Er stond dan een kruik vol zure wijn en ze vulden een spons met zure wijn, staken die op een hysopstengel en brachten die aan Zijn mond.
Gedicht Ik roep tot U, Gij antwoordt niet; Geen vriend staat Mij terzijde. Een bitt’re drank is wat men biedt, Als Ik Mijn dorst moet lijden. Als was versmelt in Mij mijn hart; Zij juichen luidkeels om mijn smart, De noden die Mij kwellen. Waarom verlaat G’uw Knecht nu, Heer? Zie, hoe ik word door pijn verteerd: Ik kan mijn beend’ren tellen.
Lezen: Johannes 19:30a Toen Jezus dan de zure wijn genomen had, zei Hij: Het is volbracht!
Gedicht “Het is volbracht”, riep Jezus aan het kruis. En zie, een moordenaar kwam eeuwig thuis. Het is volbracht. Nooit was zo’n heerlijk woord Voor een verloren zondaar nog gehoord. O, welk een schat ligt in het woord Volbracht. Het klonk aan ’t eind van Jezus’ lijdensnacht. Hij had de wet van God volmaakt vervuld, In grote liefd’ en eindeloos geduld. Het is volbracht, klonk daar op Golgotha. Nu is er voor een zondaar nog genâ. Voor wie gelooft in Zijn gerechtigheid, Is straks een plaats bij Hem in heerlijkheid. En nimmer kan en mag hier nog iets bij. Het is volbracht. O, wonder, ook voor mij.
Lezen: Lukas 23:46 En Jezus riep met luide stem en zei: Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest. En toen Hij dat gezegd had, gaf Hij de geest.
Lezen: Johannes 19:32-35 De soldaten dan kwamen en braken wel de benen van de eerste en van de ander die met Hem gekruisigd was, maar toen zij bij Jezus kwamen en zagen dat Hij al gestorven was, braken zij Zijn benen niet. Maar een van de soldaten stak met een speer in Zijn zij en meteen kwam er bloed en water uit. En die het gezien heeft, die getuigt ervan, en zijn getuigenis is waar, en hij weet dat hij de waarheid spreekt, opdat ook u gelooft.
Zingen: Lam Gods, dat zo onschuldig Lam Gods, dat zo onschuldig, Zo moedig en geduldig, Aan 't schand'lijk kruishout lijdt, Verdienden niet mijn zonden Die striemen en die wonden? Ja, 'k weet dat Gij onschuldig zijt! O Godslam, nooit volprezen, Leer mij de zonde vrezen, Waarvoor Gij stierf aan 't kruis! Deel mij Uw zaal'ge vrede Ja, deel m'Uw hemel mede En leid mij eens in 't Vaderhuis.
Stem: Zijn vrienden legden Hem in een graf. Het werd sabbat en het werd heel stil. In het hart van Zijn vrienden hing als een donkere wolk het verdriet. Een zwaard was door de ziel van Zijn moeder gegaan. De dood leek het laatste woord te hebben. Wat een vragen kunnen er na het sterven van een geliefde zijn. Wie wordt er niet mee geconfronteerd? We zien verdriet bij anderen en ervaren eigen gemis zo diep. Er is geloof voor nodig om daar overheen te zien. Als mensen kunnen we dat elkaar niet geven, maar er wel om bidden èn ervan getuigen. Geloof en uitzicht dat de Heilige Geest wil geven, die door Jezus de Trooster is genoemd.
Gedicht: Vrees niet Wees niet bevreesd, wanneer de nacht gaat vallen, Wees niet bevreesd, wanneer het donker wordt; Hier is Mijn hand – wees maar niet bang te vallen: Ik houd u vast, Mijn macht schiet nooit tekort. Wees niet bevreesd, wanneer de golven stijgen Zodat het water tot de lippen komt; Want met één wenk doe Ik de winden zwijgen En zee en aarde liggen als verstomd. Wees niet bevreesd, wanneer uw krachten mind’ren: Want in uw zwakheid wordt Mijn kracht volbracht.
Ik heb véél werk te doen, ook voor Mijn zwakke [ kind’ren. En álles kunt ge, als ge Mij verwacht. Wees niet bevreesd, want Ik zal voor u zorgen. Denk aan de leliën, de mussen die Ik voed. Ik ben de God van heden en van morgen, de God, Die leeft en Die u leven doet! Nel Benschop
Stem: Door Gods goedheid, zonder peil, kon zelfs Job het zeggen, midden op de puinhopen van zijn leven: “Ik weet echter: mijn Verlosser leeft!”. Maar de discipelen zaten nog treurend bij elkaar. En de vrouwen gingen nog vol verdriet op weg naar het graf.
Lezen: Lukas 24:1-9 En op de eerste dag van de week gingen zij, heel vroeg in de morgen, naar het graf en brachten de specerijen mee die zij gereedgemaakt hadden, en sommigen gingen met hen mee. Zij nu vonden de steen afgewenteld van het graf. En toen ze naar binnen gegaan waren, vonden zij het lichaam van de Heere Jezus niet. En het gebeurde, toen ze daarover in twijfel waren, zie, twee mannen stonden bij hen in blinkende
gewaden. En toen zij zeer bevreesd werden en het gezicht naar de grond bogen, zeiden die tegen hen: Waarom zoekt u de Levende bij de doden? Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt. Herinner u hoe Hij tot u gesproken heeft, toen Hij nog in Galilea was: De Zoon des mensen moet overgeleverd worden in handen van zondige mensen en gekruisigd worden en op de derde dag opstaan. En zij herinnerden zich Zijn woorden. En toen zij teruggekeerd waren van het graf, berichtten ze dit alles aan de elf discipelen en aan alle anderen.
Zingen: Daar juicht een toon Daar juicht een toon, daar klinkt een stem, Die galmt door gans Jeruzalem. Een heerlijk morgenlicht breekt aan, De Zoon van God is opgestaan. Geef graf hield Davids Zoon omkneld, Hij overwon, die sterke Held! Hij steeg uit ’t graf door ’s Vaders kracht Want Hij is God bekleed met macht. Nu jaagt de dood geen angst meer aan, Want alles, alles is voldaan. Die in 't geloof op Jezus ziet, Die vreest voor dood en helle niet.
Want nu de Heer is opgestaan, Nu vangt het nieuwe leven aan. Een leven, door Zijn dood bereid, Een leven in Zijn heerlijkheid.
Stem: Steeds meer komt het besef van de waarheid. Zoals later wordt gezegd van de discipelen op weg naar Emmaüs: “En hun ogen werden geopend, en zij herkenden Hem”. Jezus is opgestaan! Hij leeft! Hij is de Levensvorst. Straks zal Jezus opvaren naar de hemel. Daar zit Hij nu, zoals wij belijden, aan de rechterhand van Zijn Vader, op dit moment, als de Levende. Johannes op Patmos hoort het Hem zelf zeggen.
Lezen: Openbaring 1:17b-18a Ik ben de Eerste en de Laatste, en de Levende, en Ik ben dood geweest en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheid. Amen.
Stem: Hij bidt in de hemel voor degenen die van Hem zijn. Wij ervaren verdriet omdat wij te maken hebben met de dood en met de doodsheid in onszelf. Maar tegelijk zien we hier Christus, die de dood al heeft overwonnen, die ook sterker is dan zonde en duivel. Hij biedt het leven aan! Hij wil niet anders dan dat wij met Hem en dankzij Hem zullen leven.
Lezen: Ezechiël 18:23 en 32 Zou Ik werkelijk behagen scheppen in de dood van de goddeloze? spreekt de Heere HEERE. Is het niet, wanneer hij zich bekeert van zijn wegen, dat hij zal leven? Ik schep immers geen behagen in de dood van een stervende, spreekt de Heere HEERE, dus bekeer u en leef!
Gedicht: De vrucht van Pasen De Heiland rustte in het graf: Volbracht was ’t grote werk. Hij droeg als Borg de schuld en straf Van Zijn gehele Kerk.
O heerlijk wonder: Jezus leeft. Hij overwon de dood. Hij is het, Die ook leven gééft Aan zondaars, klein en groot. Dat nieuwe leven sterft niet meer, Het blijft in eeuwigheid. Al keert hun stof tot d’ aarde weer, Het is slechts voor een tijd. Straks zullen ziel en lichaam saam Onsterfelijk en rein, Tot roem van ’s Heeren grote Naam, Volmaakt verenigd zijn. Maar zijn we nog in zonden dood En denken w’ er niet aan, Dat alles wat de wereld bood Straks eeuwig zal vergaan? Let op wat er geschreven staat: “Vermoeiden, komt tot Mij!” “Zoekt Mij en leeft!” Straks is ’t te laat, dan is de tijd voorbij… Christien de Priester
Zingen: U zij de glorie U zij de glorie, opgestane Heer! U zij de victorie, nu en immermeer. Uit een blinkend stromen Daald' een engel af, Heeft de steen genomen Van 't verwonnen graf. U zij de glorie, opgestane Heer! U zij de victorie, nu en immermeer. Ziet Hem verschijnen, Jezus, onze Heer! Hij brengt al de Zijnen in Zijn armen weer. Weest dan, volk des Heeren, Blijd' en welgezind, En zegt t' elken kere: Christus overwint! U zij de glorie, opgestane Heer! U zij de victorie, nu en immermeer. Zou ik nog vrezen, nu Hij eeuwig leeft, Die mij heeft genezen, Die mij vrede geeft? In Zijn godd'lijk Wezen Is mijn glorie groot; Niets heb ik te vrezen In leven en dood. U zij de glorie, opgestane Heer! U zij de victorie, nu en immermeer.
Lezen: Kolossenzen 3:1-3 Als u nu met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit. Bedenk de dingen die boven zijn en niet die op de aarde zijn, want u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God.
Lezen: Efeze 2:4-7 Maar God, Die rijk is in barmhartigheid, heeft ons door Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de overtredingen, met Christus levend gemaakt – uit genade bent u zalig geworden – en heeft ons met Hem opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet in Christus Jezus, opdat Hij in de komende eeuwen de allesovertreffende rijkdom van Zijn genade zou bewijzen, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus.
Stem: Zo staat de Bijbel vol met beloften van leven. “Ik leef, en u zult leven”, zegt Jezus tegen Zijn discipelen. Als een belofte voor ieder staat er in Psalm 69: “U die God zoekt, uw hart zal leven.” Het eeuwige leven mogen wij als een erfenis ontvangen, om Jezus’ wil! En dat leven begint al zodra wij in Hem geloven: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, heeft eeuwig leven”.
Gedicht: Naar Openbaring 7:13-17 Wie zijn het die daar komen In stralend wit gekleed? Hun rouw is weggenomen – De maaltijd is gereed! Zij komen, groot en klein, Uit angst en uit verdrukking En zingen in verrukking: Voorbij is alle pijn! Zij hebben hun gewaden Gewassen in het bloed: Het Lam heeft in genade Voor hen de schuld geboet! Hun lied klinkt, hoog van toon Want dag en nacht vereren Zij God, de Heer’ der heren Lofzingend voor de troon! Gods tent zal bij hen wezen, Hij zelf: de Vredevorst! Daar zal geen hitte wezen Geen honger en geen dorst; Daar zal met stok en staf Het Lam de schapen weiden, Hen naar het water leiden – Hun tranen wist Hij af! A.F. Troost Dankgebed
Zingen: Dankt, dankt nu allen God Dankt, dankt nu allen God Met blijde feestgezangen! Van Hem is 't heug'lijk lot, Het heil, dat wij ontvangen. Hij ziet in Christus ons Altijd genadig aan, En heeft ons dag aan dag Met goedheid overlaân. Lof, eer en prijs zij God Door aller scheps'len tongen, Op zijne hemeltroon Aanbiddend toegezongen: De Vader en de Zoon, Die met de Heil'ge Geest, Drie-enig God, steeds blijft, En immer is geweest!
Na afloop krijgt u op uw zitplaats koffie en thee aangeboden.
De Hervormde Vrouwen Dienst wenst u Gods zegen op het Paasfeest.